NOTA
1031
januari 1978
Instituut voor Cultü\irtechniek en Waterhuishouding
Wageningen
VERSLAG VAN EEN ONDERZOEK NAAR DE CAPILLAIRE EIGENSCHAPPEN
VAN DE GRONDEN IN HET AMELISWEERDGEaiED
ing. G.W. Bloemen
Nota's van het Instituut ZlJn in principe interne
çommunicatiemid-delen, dus geen officiële publikaties,
Hun inhoud varieert sterk en kan zowel betrekking hebben op een
eenvoudige weergave van cijferreeksen, als op een concluderende
discussie van onderzoeksresultaten. In de meeste gevallen zullen
de conclusies echter van voorlopige aard zijn, omdat het
onder-zoek nog niet is afgesloten.
Bepaalde nota's komen niet voor verspreiding bui te.n het: Ins ti tuut
in aanmerking
ERRATA NOTA 1031
Fig. I,
In
de linkse figuur staat op de abscis uitgezet het percentage
<16
urn.
Het onderschrift moet daarom zijn: Samenhang tussen
het percentage <16 urn en het Md-getal en het percentage <2
~men de index
f ,, ...
enz.
Op blz. 2. De onderste regel en volgende wordt nu:
tussen het
percentage
<16
um respectievelijk <2 Urn en het Md-getal
respectievelijk de index
f.
Op blz. 10, 7e regel v.o.: de daar beginnende zin wordt nu: Uit de
gecorrigeerde percentages <16 Um en <2 um
is met
fig.
I .. , ,,.,
enz.
,~~~1~
•--~.---<o--"-"-;..,--;~--~
(/
!NHOlJD
I,
INLEIDING
2. DE GRANULAIRE SAMENSTELLING VAN DE GRONDEN IN
AMELISWEERD
3. HET CAPIJ.LAill. POTENTIEEL VAN DE BODEMLAGEN IN
ANELlSWEERD
4. VOORBEELD VAN DE VASTSTELLING VAN HET EFFECT VAN
GRONDWATERSTANDSDALING OP DE CAPILLAIRE
EIGENSCHAP-PEN VAN EEN PROFIEL
5. DE CAPILLAIRE EIGENSCHAPPEN VAN 48 PROFIELEN IN
AMELISWEERD
6 , SAMENVATTING
blz.
2
6
8
10
13
I ,
INLEIDING
Door het Rijksinstituut voor Natuurbeheer wordt een onderzoek
ingesteld naar de gevolgen van de aanleg van het Mereveldtracee
(RW 27) voor het natuurgebied Amelisweerd en de natuurlijke
elemen-ten in het agrarisch gebied. Door de Adviesgroep Amelisweerd, die
dit onderzoek begeleidt, werd het wenselijk geacht dat van een
aan-tal representatief te achten bodemprofielen in dit gebied de capillaire
eigenschappen werden bepaald. Gezien hetgeen gesteld is in de
pro-jectomschrijving van het RIN onder C. Werkwijze sub
I
is het duidelijk
dat het effect van grondwaterstandsverlaging in dit verband ook een
punt van onderzoek moet zijn. Een verzoek aan het ICW om een
derge-lijke studie te verrichten werd aanvaard. De daarvoor noodzakederge-lijke
activiteiten werden geÏntegreerd in een bij het ICW lopend onderzoek
naar de mogelijkheid om de capillaire eigenschappen van de grond af
te leiden uit de granulaire samenstelling van de grond. Inmiddels
is dit onderzoek in een zodanig vergevorderd stadium dat een
operatio-nele rekenmethode beschikbaar is, die op Amelisweerd werd toegepast,
De ontwikkeling en toepassing van deze methode is verantwoord in de
nota's 952, 962, 990 en 1013 van het ICW.
Door het RIN worden in het Amelisweerdgebied 48 waarnemingspunten
onderhouden. Deze zijn genummerd op Bijlage
I
aangegeven, Er worden
grondwaterstandsmetingen gedaan en door de Stichting.voor
Bodemkarte-ring zijn profielbeschrijving uitgevoerd, waarbij tevens de
gemiddel-de hoogste grondwaterstangemiddel-den (GHG) en gemiddel-de gemidgemiddel-delgemiddel-de laagste
grond-waterstanden (GLG) werden geschat,*
*Stichting voor Bodemkartering, Wageningen.
Deze beschrijvingen zijn bijgevoegd in Bijlage II.
Bij de waarnemingspunten l, 11, 18, 30 en 34 werd door het ICW
een bemonstering uitgevoerd van lagen van zeer verschillende
granu-laire samenstelling op verschillende diepte. In tabel l is deze
diepte aangegeven. De bemonstering werd uitgevoerd met Kopecky
cylin-ders, zodat ongestoorde monsters werden verkregen waarin de
ver-zadigde doorlatendheid en de grootste porie-diameter werden bepaald.
Tevens werd van deze lagen de granulaire samenstelling bepaald.
Al-leen bij de waarnemingspunten l en 34 werden alle opeenvolgende lagen
tussen maaiveld. en GLG bemonsterd. De gegevens van de hierboven
be-schreven bemonstering werden in combinatie met gegevens afkomstig van
andere locaties gebruikt bij de ontwikkeling van de toegepaste
reken-methode, In een later stadium werd op tien andere plaatsen,
aange-geven in tabel l, een gemiddelde monster van de zandondergrond genomen
waarin ook de granulaire samenstelling werd bepaald.
Op grond van de granulaire samenstelling van zandondergrond en
rivierkleidek werden conclusies over de capillaire eigenschappen van
de gronden in het Amelisweerdgebied getrokken.
2. DE GRANULAIRE SAMENSTELLING VAN DE GRONDEN IN AMELISWEERD
In tabel l is voor alle bemonsterde lagen de granulaire
samen-stelling zoals bepaald door het Bedrijfslaboratorium voor Grondonderzoek
gegeven. Bovendien zijn de hieruit berekende grootheden gegeven,
die nodig zijn voor de berekening van de capillaire eigenschappen.
Dit zijn
l. het mediaancijfer Md voor de korrelgrootte, dit is de
korrel-grootte waarboven en waarbeneden de helft van het gewicht van
de minerale bestanddelen van het monster ligt,
2. de index f voor de korrelgrootte verdeling. Voor de berekening
en de betekenis ervan wordt verwezen naar nota nr. 962.
Uit tabel l blijkt dat de rivierkleilagen in het gebied zeer
verschillend van samenstelling zijn en voor een deel tot de zeer
zware kleien
(m~~r
oan 50%
<2~m)
behoren. Deze genetisch sterk
Tabel 1. Granulaire samenstelling van de in Amelisweerd bemonsterde
lagen en het daaruit volgende mediaancijfer M
0
en de
korrel-grootteverdelingsindex f
Uerk •o nl6ere a~nduldlng
van h&l monaler
Ln{l In em ··- _ _ _ ----·,---'·_%_•_a~nerale delen
______
--;"'~"~'~""~v~·~·~·~"""--1-- Za~d <2!
1 ,_,1·
.t-a
s-15•s-2~- ~-~
35
~~
1
~7~
1S: los.
1•»'
2•o.
3()0. 420-i
soo- :
SSO-Alslib- Toraalbaar nnd
;ol~
105 ISO 210 300 420 6CO 850 1200_AA~-~lUt~·~·~"~'~'L-~1~--+~-20/25
28 1 62 1 15 1 7 7 l 4 _hl~~9~
...~---~-dl_(oldlli,UL~---LJL
Q..S.I I I ,
AmeUs~--...L---~5/J.O
J---12,.§,~..6.._6 !1.._5;__!,)~5,~_2..~~~j____!i_._9_~.~-9,7_
5,8 _ _1,7; o,s,_______A.me_llswee·.. •
~-.icl4~l----z~.Z:
""
l:l 7 7; :l n' :l.a
J a 1 R s 2 _·'48---
5.2_10,op4.,8_l.1_,0 __ 8,4 2 1 a 1""'
1700 '"
F - 5.Q' _QJ_4---""Jr;.r:. :l n n.-5 n"i
a J .0,3 o 9 o 1l,Q_1~.J..,_12..,.21J8
a Jl 1 a_7~0,L.O.-G---10S.-2.n'l--l . ~~•eerd_ 1~WeG_..
"'1/Jft.!j.______7_8;_o;c.l8.,-2~9.,
9' 2 12 I 9 I 5 I ) - 2191
1 7 11-.! lTQ 0,6 0,4 Q,5 ---4~-AIIIEI11SW88rd 34 __..,2CJ/-Vj .., ..
.,!
'B.,6 60,616.8~-~6.L~1_2,2__L8
I 1 4 1 2 2·3 2 2 1 S 0~
4 0 2-~-O.--t-t---~-~Usweerd ~4-~-:30/}5
79,2117,3_61,6: 618 1 7,5! 6,d 414 2,0l~!_~l,~~___E,.!._1,2
0,8O,~_O•~·''-~Oo,.,~3
_ _ _ _<~2'-'CL.J_Q_
Amelisweerd 34 -40/45 _85,41 11,4 6516! 8 3! 7,5! 6,8 4,0 1,9.1 2~OL8_~L7~,~_.__L.!!.d_0~-~2______Q._!__
c2 _0,11 __ _ Ame11sweerd _ _ 34 ____ _-:_~
85,1' 10,8 62,61 9,8:9,4:
7,0~~t.! ~«?..__1,2
1,11 0,1_ 0 5 0 4 0 4 ___ 0 31
0 1Amel_!sweer_!l~~---- ~Q'6"
83 2 12,7 60 tl 9 1i 9 4i 8,2 1,9 2,3 1,3I
1,82~Q,4
0.4 0.5 0.6 0,5! 0.2 c2 0,1) ___ (~ __ 0._1_,_ I II
.
I-=-~'::
42 9 56 1 27:i
4:i
5 3: 6 1 4a
4 1 4 , T 9 , 4,9:10,~!.§_,1
5o
1 _l_________Q_,&__Q..'!L..2.._g__-~...J-2-
_
-~·~-~Llt~·~w,..•ror<L _ _j1UOL_+-~-5~5!f.J6~0'1-~"'-''~~__.,....,2'1-''~'oE-"3~5~·_,s~bl'-''~'l--'4 o 5,3.3 9 ' 3 a 4 4,'12 91 1? o s 2 o s _ _____o._a_,_o,2..__________,_ _ J3 .0.}5Amollswe"''~"M"---'~''--+~-~6>5/J!l
32,6, 66,8 23,5i 2,8i 3,1' 3,3 J,O 3 6.3 1 3 1 5 o' 13 1 27_,al 1.2 o,4 o 2 o 2.
:
I
'
'
II
I
-25n0 64,7 34,1 38,916,8 9,5 10,~
1
6,9 6,7~0 2 3 2,217 2 15 2,6 1.2~~O,l~!_-1
I
...
IA"Us111'1!a~_
)_Q--~l5/AQ ~8,!~~1_...!___ ~7-~2
t.!_0,7~
~,842d...--b~-
_j,2____!_.6; o,61 0,3 , A"llsweerd }"' ..45/5_Q_
73,026~ ~
~9
Iu
7, 7 4;~9
3 1 1 9LJI..
J!,.S..b.L.-l.O.
Q,_y ..
a
1 _
j
105.0,61.
-~·~-~~~·~·~·~"~'~''--
JO
I 6 -0,20-~ 4.o.
20-' 1 20 -Q,}0-I
'
I , -
I
'
1
I
~!!!'!lt~e~
1!_1----.:"50/55 {19,1 !10,_736..1
1
~
•. 8----t-1--JL-t .!l..,J!~~
..6~....J.._6_ 3,.L~,_als...t__._t,6.
J.,o+- , ___ _,. _ ' 9 -0,21 _ A-Haeerd 11 -40/#-_'!.1,6.E·{I2_,P:)0,3~1.6
l.:;..o.·l
Q,.D 4.,6. {;,6i
4..,0 4,2., a.zil1,4 _5_,2._ 2,6: 1,3: 0,7] o,ajI I
I -
I I--~-_!~_weerd 11 ~6JJjJU ~~._6
1
41.~ 35_,_!!~5,7_-f_J.a rJI.,3 5,8 6,1 3,8 3,5:_1.~ 12,, 2J 1,5, t,o ___1
I 9 .0,2)
..AMUanerd _ __3__3_____ __
<95--
_A._,_1_~--
"'slo4o61Lo,3.1,3_r_l____2·~~f1-9·6.,la.-4.12,7.9,9
7,sls,4.1,3 26s.1,1o.---.Aaliauem.. __ 2_1 _ _ <jQ_ _
::·6
:~~: ~ ~:,
n5
1
0~::
.,; : _;
O,B___2.,~~-~~Z.Clf~9,4
..2~~.~0.Ai
,!96.1,16.A•ltsuud__ __ ______B___
--1
< '""~__o~..._.p
1
Q_0,4_.1
1
~~~-~-0,.5.
... 0,--l.--J.--- ---160.2,04I , I ; , ,
A-1~~-ee~~ _ _ 3_ <30 2,6 96,7 1,2,0,2:0,6 0,5 0,3 0,4. 1,0 0,80,9 2,2,8,137,430,6 8,7:3,4 2,5 1,2_290_tL22_
"-li•w!!_~--~
I<}L__~2~92,1
2,& o,4.!o,7!0,71,o·o,6 2,4:2,63-,4 8,010,620,2263_13,3 5,511,60,2_~86_Q,9'l
____
hel~!!"•1'~
_ _ _ 5 _ _1_;·~--
_!..'!, _95,5 1,1' 0,2'0,4 I 0,4 o,5o,~-
1,0 1,0 1,3 4,5 10,0 29,7 36,3'10,3 2,4! o,e OL1 __29~
.l,4-_-'-li~w~rd
__ 25 <Al\ 24 97,2 17 o3'o202,_0~_o._Jio.71,2
5,71.'22,338.021.2 5,6L2~Q_,_j_24.01._e6_
I I i
AJMliaweerd 27 < 120:· ~.f 1 7 ·~"LL>'C+~o"_..ac_oo»c3~·~0~2'--''-"o~'~-Q..L~,l o,51· o.a.
-
_,o~·'"-c-"'~·''-''~·~2ou2~2~.L7~3~1~.~o~2~5".5__oow>ul~o~.~•>-->O~,l'--~'~50"-'1...6-6--I
< 40__bû.••~•.c•y~1.L7LL"0 ~'
0 0 5 Q 3 1 1 : 3.4 9 0 146 0?"
9 I 2 - - - ' " " " ' '--2-o----38-.< 90.
I-'3W6W9~50,J9W~2!.03ll_olo~·~ ·~o~3L~--<>
".<jl_o,
"A<_JJ,,22_jO>,.<<.L.Oo,_:;, o 8 4 9124,313, o 14 s. 8 o 6 1 a 1 1,0 .2so _1,66_~A.DU•we.t.rt!_ .. _ l i _
"'
""
""
'0 0\
lnc!ex I QöO 00 20 30 50 60 70 o,L---f.,oo--+.,.,.--+.~,-~~~--,~0--,00~--~~ ·t.~2AJI' .,,<2AJmFig. I. Samenhang tussen het percentage
<2~m
en het Md-getal en de
index f in de rivierkleilagen in het Amelisweerdgebied
Tussen de bij de profielbeschrijvingen van de Stiboka geschatte
percentages
<2~m
en die volgens de granulaire analyse bestaat een
niet zeer overtuigende samenhang, die in figuur 2 wordt getoond.
Desondanks is van deze samenhang, evenals van die in figuur I, in
par. 6 gebruik gemaakt.
De zandondergrond in het gebied blijkt niet zo erg homogeen te
zijn, Zowel het mediaancijfer als de korrelgrootteverdelingsindex f
vertoont nogal wat variatie. Tussen deze grootheden bestaat geen
significante correlatie hoewel de twee ondergronden met het laagste
mediaancijfer de hoogste f-waarden vertonen.
Opmerkelijk is dat tussen de door de Stiboka geschatte
M~n-ge
tallen, d.i. de korrelgrootte waarboven en waarbeneden de helft van
de minerale bestanddelen tussen 50 en 2000
vm
liggen, en de bepaalde
Fig. 2.
60
Of.<2..um geschat
•
50
/ / / /.
/ / / /30
/ /•
//-20
,
/ /10
/ / / / /0
10
20
30
40
Samenhang tussen het percentage
volgens analyse
300
M 50 volgens schatting
200
100
0
/ / / / / / / //
/100
/ / / / / / / /200
/
/
/ / //
/ / /50
60
70
Of. <2 ..um bepaald
<
2)Jm vo 1 gens schatting
/ //
/
/ /•
300
400
Md volgens
analyse
en
Fig. 3. Samenhang tussen het M
50
-getal volgens schatting en het Md-cijfer
volgens analyse
Uit figuur 3 blijkt dat hoewel er enige spreiding is, het Md-cijfer
bij fijnere zanden 50 tot 60
~m
hoger ligt dan het M
50
-getal, bij
grovere zanden is dit 70 tot 80
~m.
Ook van deze samenhang zal in par. 6
nog gebruik worden gemaakt,
3. HET CAPILLAIR POTENTIEEL VAN DE BODEMLAGEN IN AMELISWEERD
Wanneer in het voorgaande kortheidshalve over capillaire
eigen-schappen wordt gesproken dan wordt in de eerste plaats het capillair
geleidingsvermogen k van de grond bedoeld. Dit vertoont tot op enige
hoogte boven het grondwater een maximale waarde, die van de aard van
de grond afhankelijk is. Verder boven het grondwater neemt het met
toenemende vochtspanning meer of minder snel af, Ook dit is
afhanke-lijk van de aard van de grond. De samenhang tussen k en de
vocht-spanning ontleent zijn practische betekenis aan het feit dat hij
het uitgangspunt is voor het berekenen van de zg.
stijghoogtetabel-len. Hierin is aangegeven tot welke hoogte boven het grondwater een
capillaire vochtstroom van gegeven intensiteit kan stijgen bij
een gegeven vochtspanningsgradiënt.
In Bijlage 3 zijn de stijghoogtetabellen gegeven van de
rivier-kleilagen en zandondergronden, die in hun groep de uitersten
vertegen-woordigen, De tabellen geven het capillair potentieel, waarmee wordt
bedoeld de relaties tussen de hoogte boven het grondwater z, de
vochtspanning
~
op deze hoogte en de daar te verwachten capillaire
vochtstroom v bij volstrekte homogeniteit van de grond tot een dikte
die minstens gelijk is aan de berekende z-waarden.
In figuur 4 is aangegeven tussen welke uitersten hij de
rivier-kleilagen en bij de zandondergronden de samenhang tussen de capillaire
stroomsnelheid v en de hoogte z boven het grondwater ligt bij een
vochtspanning op het z-niveau van 1000 cm. Bij zandgronden zijn dit
combinaties van maximale waarden van v
en z, die al bij veel lagere
vochtspanningen worden bereikt, Bij de rivierkleilagen zal het
ca-pillair potentieel bij hogere vochtspanning vaak groter kunnen zijn.
Zowel bij de rivierkleilagen als bij de zandondergronden blijkt nogal
wat variatie in het capillair potentieel te bestaan. Tussen
rivier-~ in centimeter~
0 2 3
.
~vrrvn
1 dagFig. 4. De
s~menhang
tussen de capillaire
stroomsnelhe~d
v en
stijg-hoogten z hij een
vochtsp~nning
van JOOO cm voor
rivier~l~i
~agen
en zandondergronden
kleilagen en zandondergronden bestaat over het algemeen een duidelijk
versahil. lussen de slechtste kleilagen en de beste zandondergrond
komt el)n
~ar11kteristiek
onderscheid t1,1ssen klei- en zandgronden
dui-delij~
tot uitdrukking. Bij grote
stroomsnelh~id
is er
in
stijghoogte
z slechts een klein verschil. Dit neemt sterk toe bij afnemende stroomT
snelheid, die in kleigronden veel h0ger
~omt
dan in zandgronden.
Bij de
rivier~leilagen
bestaat een duidelijke samenhang tussen het
capillair potentieel en het gehalte <2um. ln figuur 4 is dit globaal
weergegeven. Bij de
~andondergronden
is
d~ inde~
f
van grotere invloed
dan het Md-getal.
4. VOORBEELD VAN DE VASTSTELLING VAN HET EFFECT VAN
GRONDWATERSTANDS-DALING OP DE CAPILLAIRE EIGENSCHAPPEN VAN EEN PROFIEL
Bodemlagen komen meestal niet voor onder de omstandigheden
waar-bij een groot capillair potentieel tot zijn recht komt. Meestal vindt
de capillaire vochtstroom plaats in een profiel dat is opgebouwd uit
verschillende bodemlagen van geringe dikte in verhouding tot hun
capillair potentieel, Dit geldt in Amelisweerd uiteraard vooral voor
de rivierkleilagen, Het is de vraag wat de capillaire
eigenschapp~n
van een profiel zijn als dit is ol'gebouwd uit lagen met een sterk
verschillend capillair potentieel. Een voorbeeld daarvan is dat bij
punt
I.
Dit profiel bestaat uit een laag lichte rivierklei mat op
45 cm een matig fijnzandige ondergrond. Deze heeft een klein can{llair
potentieel en fungeert als doorgever van de capillaire vochtstroom
naar de bovenliggende rivierklei met een groot capillair
potent~eel.
In dit profiel zijn vier lagen bemonsterd (zie tabel
J),
Volgens de opname van de Stiboka is de GLG
= -
90 cm en de GHG
=
-
IS
cm, Volgens
V&~
REESEN en VAN DER SLUYS* kan de gemiddelde
voor-jaarsgrondwaterstand (GVG)in zandgronden worden berekend als
GVG
=
0.2(GLG- GHG)
+
GHG
+
12
Aangenomen wordt dat dit ook voor de
~andonderg):onden
in
Anieris'-weerd geldt en dat het gemiddelde van GVG en GLG de gemiddelde
grond-waterstand in het groeiseizoen (GZG) voorstelt, Voor het profiel bij
punt nr.
I
geldt dan dat GZG
= -
66 cm,
In Bijlage IV zijn de stijghoogtetabellen voor het profiel bij
punt nr.
I
gegeven voor GZG en voor twee diepere grondwaterstanden,
In figuur 3 is weergegeven hoe volgens de tabellen in Bijlage IV bij
de verschillende grondwaterstanden de samenhang
is
tussen
vochtspan-ning en diepte on<ler het Raaiveld bij constante capillaire
stijgsnel-heden. Tevens is aangegeven waar de zandondergrond begint.
maaiveld
vmm/dag
1
0
I'.QQ.'%~;o&l01
3
5
10
20
30
40
50
60
grondwater
70
80
cm 90
' = '---=''=--'---~! ~1'::'::'
Ll '±!I
I'
10
20
40 60 100 10
't'
- - - - -
- -:.-=1,5
~
3
I I I I 11 11 I20
40 60 100 10
't'
...
"lj
---
---·~
- - - 0 , 4
~
'5
·c:
---~0.6+
~
1,0~
- - - 3 , 0
~
L-8
~
<:~----=
2
I I I ! I 1 I I !20
40 60 100
't'
Fig. 5. Samenhang tussen diepte onder maaiveld, vochtspanning en
ca-pillaire stijgsnelheid bij verschillende grondwaterstanden
Het blijkt
dat bij een
grondwaterdiepte van - 66 cm (GZG) een
vocht--I
5 mm etm.
nog gemakkelijk tot maaiveld stijgt. Bij een
-I
grondwaterdiepte van- 76 cm haalt een vochtstroom van 1.5 mm etm.
stroom van
de onderkant van het kleidek al niet meer. Bij een grondwaterdiepte
van - 86 cm is deze capillaire vochtleverantie aan het kleidek al
-I
afgenomen tot
<
0.6 mm dag
.
Als men nu de tabel in Bijlage lil voor de zandondergrond
Amelis-weerd I vergelijkt met de
tab~llen
in Bijlage IV-I dan blijkt dat
z~
gedeeltelijk gelijk zijn. Afhankelijk van de diepte van de
zandonder-grond en van het zandonder-grondwater is het capillair potentieel van de
zand-ondergrond bepalend voor de capillaire vochtstroom die de onderkant
van het kleidek bereikt, Bij het gegeven voorbeeld ondervindt deze
vochtstroom in het kleidek weinig belemmering, Dit blijkt uit de
geringe vochtspanningsgradiënt, die nodig is om deze vochtstroom tot
maaiveld te doen stijgen. Dit kleidek is echter dun en heeft een
groot capillair potentieel. De eerste tabel in Bijlage lil heeft
be-trekking op één laag hiervan. Het is duidelijk dat het antwoord op de
vraag of de capillaire vochtstroom, die het kleidek bereikt, ver genoeg
zal doorgaan, afhangt van de dikte en het capillair potentieel van
de lagen die het kleidek vormen.
Samenvattend, de capillaire eigenschappen van de gronden in het
Amelisweerdgebied zullen van plaats tot plaats verschillend zijn,
afhankelijk van profielbouw en grondwaterdiepte.
5. DE CAPILLAIRE EIGENSCHAPPEN VAN 48 PROFIELEN IN HET
AMELISWEERD-GEBIED
In tabel 2 zijn van de 48 punten in Amelisweerd de diepte van de
gemiddelde grondwaterstand (GZG) in het groeiseizoen zowel als de
diepte van de zandondergrond (D) gegeven. Hieruit blijkt dat in 18
gevallen de zandondergrond onder het GZG-niveau ongeveer op dezelfde
diepte begint, Aangenomen is dat ook in deze gevallen de berekening
van GZG, zoals hiervoor aangegeven voor zandondergronden, een goede
schatting van de werkelijkheid is. In de overige gevallen ligt het
GZG-niveau meer of minder ver onder de diepte waarop de zandondergrond
begint.
Van alle 48 profielen zijn de capillaire eigenschappen berekend
op grond van de profielbouw tussen grondwaterniveau en de humeuze
bovengrond. Uitgegaan is van de profielbeschrijvingen van de Stiboka.
Met behulp van figuur 2 is het geschatte percentage
<2~m
van de
verschillende lagen gecorrigeerd. Uit het gecorrigeerde percentage
<2~m
is met figuur
I
het Md-cijfer en de waarde van de index f
afge-leid, Voor de zandondergronden is met figuur 3 het Md-cijfer afgeleid
uit het geschatte M
50
-cijfer. Voor de waarde van de index f van de
zandondergronden is geen indicatie beschikbaar. Daarom is voor alle
zandondergronden het gemiddelde volgens de beschikbare analyses
de waarde van de index f voor de afzonderlijke lagen de
stijghoogte-tabellen van alle profielen berekend voor het GZG-niveau, Deze
proce-dure is beschreven in de in par.
l
genoemde nota's. De tabellen zijn
gegeven in Bijlage V.* Er is alleen aangegeven tot welke diepte onder
maaiveld de berekening geldt. Verdere specificaties voorzover het de
profielbouw betreft, vindt men in Bijlage II.
Uit de tabellen in Bijlage V kan worden afgelezen wat de maximale
capillaire vochtstroom is, die de onderkant van de humeuze bovenlaag
kan bereiken bij het gegeven grondwaterniveau. Daartoe zoekt men naar
het verschil tussen de dikte van deze bovenlaag en de diepte van het
grondwaterniveau in de z-waarden voor
1
=
1000 cm en leest v af,
zo-nodig interpolerend.
In tabel 2 zijn deze hoeveelheden genoteerd. Er werd
schattender-wijs geinterpoleerd om geen valse nauwkeurigheid te suggereren.
Verder zijn de capillaire stroomsnelheden opgegeven die aan de
onder-kant van de humeuze bovenlaag optreden als het grondwaterniveau 20 cm
en 40 cm lager is dan GZG en
1
=
1000 cm.
Uit tabel 2 wordt duidelijk dat voor zover het de capillaire
ei-genschappen van de profielen betreft, er twee uitersten zijn. Als de
diepte van de zandondergrond kleiner is dan GZG dan is de capillaire
toevoer aan de humeuze bovengrond bij het huidige grondwaterniveau,
naar practische maatstaven gerekend, onbeperkt. Daar tegenover staan
de gronden waarin GZG zoveel dieper is dan de bovenkant van de
zand-ondergrond dat de capillaire toevoer aan de humeuze bovengrond onder
de huidige omstandigheden al minimaal is. In deze gevallen is het
bij voorbaat duidelijk dat grondwaterstandsdalingen geen invloed zullen
hebben. Tussen beide uitersten komen alle overgangen voor.
Uit tabel 2 blijkt dat in 23 gevallen, d.i. 48% van het totaal,
een grondwaterstandsverlaging van 20 cm geen invloed zal hebben op de
mogelijkheid tot capillaire toevoer aan de humeuze bovengrond.
In 19 gevallen, d.i. 40% van het totaal, geldt dit ook voor een
grond-waterstandsdaling van 40 cm, In de overige gevallen zal de kans bestaan
diepte van de zandondergrond
(D),het verschil hiertossen
en de capillaire vochtstroom
(V)aan de onderkant van de
humeuze bovengrond bij verschillende grondwaterniveaus
nr.
2
3
4s
6
I 810
11
12
13
14
IS
16
1718
1920
21
22
2324
2S
26
21
28
2930
31
3233
343S
36
31
38
39
40
3143JS
L L 2L 3
GZG
cm
66
170
63
178
180
180
164
124
158
I 54
158
156
136
72182
144
172164
IS4
136
118
146
73
130
99
174
128
109126
IS2
IS2
168
S9
S8
134IS4
174
IS
118
104
lOS
132128
220
Drdiepte
zandonder-grond cm
40
170
30
3S
ss
100
180
80
90
100-150,160160
130
120
lOS
110
170
8S
12S
65-155,16590
8S
liSlOS
80
140
120-150,170130
160
220
ISO
1209S
250
220
130
40
140-170,180 JIS
160
90
70-JJ5,>280
190
lOS
110-140,170GZG-D
cm
26
0
33
143
12S
80
-16
44
68
54, -6
-2
26
16
-33
12
-26
87
39
89,-11
4633
31
-32so
-41
- 2
-SI
-94
2
32
13
-191
-162
4
114
34, - 6
""•O
-42
14
35,-175
-S8
23110,
50 V(mm(>tm.-
1
)
bij 'V = IOUOcm
en GZG ~·~G+20cm
GZG+40cm
>50.6
>5 >5 1.5 0.19 <0,1 <0. I <0.1 <0.1 0,1, 0.2 >5
>5
0.9 0.19 0,19 <0.1 0.4 <0.1 > 5 >5
2.8
0.4
> 5 2.8 >5
> 5 0.2 <0.1 > 5 > 5 <0.1 <0.1 I.~ 0.4 <0.1 <0.1 ; 'I2.8
3.8
0.6
2,5 0.4 >5
>5
0.4 < 0.1 >5 >5 <0.1>S
>S
, s
>S
3,8
2,8
>S
>S
>S
<0,10,6
>S
>S
>S
>5>S
1 .9
<0.1 <0,1>S
>S
>S
>5
0.4
1.4
>S
>S
2.S
<0.1 <0,1>5
>5
4.5
3.6
0.2<0,1
<0,1 I. I <0.1 <0.1 <0.1 <0.1>5
<0.1 <0.1 <0.10.4
<0.10.4
>5
<0.1,5
<0.1 <0.1 <0.1 < 0.1 0.15 <0.1>5
<0,1>S
< 0,10.4
>s
>S
>S
<0.10.8
5
>S
0,2 <0.1 <0,1>S
>5
<0.11.9
I .4 <0,1 <0,1dat door grondwaterstandsdaling de capillaire toevoer aan de
boven-grond vermindert.
Het heeft weinig zin om een verder gedetailleerde samenvatting
van tabel 2 te geven. In de eerste plaats is het niet zeker of de
steekproef van 48 profielen een representatief beeld van het gebied
van Amelisweerd geeft. In de tweede plaats is het antwoord op de
vraag of de mogelijkheid, dat de capillaire toevoer vermindert, ook
werkelijkheid wordt afhankelijk van factoren, die niet in de studie
zijn betrokken. Zo kan bijv. de bewortelingsdiepte, die van groot
belang is voor de afstand, die door de capillaire vochtstroom moet
worden overbrugd, afwijken van de dikte van de humeuze bovengrond,
De vochthoudendbeid van het kleidek, die sterk zal afhangen van de
dikte hiervan, zal sterk bepalend zijn voor de betekenis, die aan
capillaire toevoer moet worden toegekend. De betekenis van de
capil-laire eigenschappen van de gronden kan feitelijk slechts in samenhang
met een aantal andere factoren worden beoordeeld.
6.
SAMENVATTING
De capillaire eigenschappen van de gronden in het
Amelisweerdge-bied zijn in sterke mate afhankelijk van de aard en de diepte van de
zandondergrond en van de diepte van de grondwaterstand, Het capillair
potentieel van de zandondergrond blijkt over het algemeen zo klein te
zijn dat bij een wat grotere afstand tussen het grondwaterniveau en
de onderkant van het kleidek de capillaire vochtstroom, die tot in het
kleidek doordringt al gauw zal verminderen. Het capillair potentieel
van de kleilagen is over het algemeen zo groot dat de capillaire
vochtstroom, die in het kleidek is doorgedrongen, verder geen
belem-mering ondervindt en bij de gegeven dikte van de kleidekken tot de
humeuze bovenlaag van 10 tot 35 cm dikte kan doordringen.
Voor 48 punten in het gebied werd op grond van de profielbouw
berekend hoe bij de huidige gemiddelde grondwaterdiepte in het
groei-seizoen de relaties zijn tussen de capillaire stroomsnelheid, de
vochtspanning en de hoogte boven het grondwater, De berekening werd
herhaald voor 20 cm en 40 cm lagere gemiddelde grondwaterdiepten,
v~·
..•
I
/
BYLAGE II
blad 2
L
\
...
_---:-~-r-
~··
.
-Ou:pt(
flo.rd. vall
~,t n~~-
r.-".lex.lu"'
R\·
0,.!1l4'rlin,rn
Bo·
[)u~< Ru~ rulwt
~~
ltldU!II"r.ro
R;
Op'"crk'"Y-'~
nn1 · . · sht
,
..
,
'"~
lh.1lm».l. t'l~ 11"1(., tr'atlr~t~.:.~ '/,
Y..<_!
":,{·1:· "~~"'
111;;~·~
'•<2
7.{~MS!l
'I
Lr
0-25
tl'tlukltiq
ly
-
-
lto
o-J~-#iWtr
kl,.-
t
tv
-
-zs.
~·
•
]g
- -
zw,.J.t-HJ/Ij.
u~
..
+'f
-
-50·7f
.
-
+-•
-
.
.
'fit
.Ir
.
J
?ti""-'~
7>'-0f
.
-
lV
-
.
..
~f.,~7D""
•I
liJ~-
-8~
.J/j
Zl/"ltl,/rtttJ~.
~t
/00
+
-
~·1-,.1
~Jf(
..
c
/10
Hds.'f'
tlvltrtltr-
Jt
~~.
·''-
.
'"~'''
,,.,w,Ht,
ty
"
'S•.!i~
7Qh,/6
115
tl JeIs
'JIJ ... ,,;.
tÜ.zJ
"l<>•·tl
-
l'lo
IJ~1/r.
5<>- 7<>Ctn'
. v
71•··~-
..
-
1'11
..
~un114fUIH,
igl(L
1h- lBo -
.. v
'jll~
6o./J01~·
!->•
~~~
Jg~-1/ot..·1-v
136
0.15
nvJ<>I./er
3
!S~-
-t5-7f
..
.
6!
- -
t""IJ'
·.n
0-~"
H\2[,11,.
%
-
-
,~~~·'~!1'~
T""Q"'
tW,rt!~
5·11•
.
.
Jf
..
.
'ltJ.",J
8o·15
•
IJ{
-
-!NI•
7nh/
. 6
rto
'
·~ ~'/'
f,.J ...
l9f.J1o
2tJI'IJ-
~-
-
•tt•"
,u;~)~.,-
nttfa(lt•",.'
~
...
,
..
'J ,.'
~,.
H f , •••~:.Jfs.~,:jtl.
JJ>.Ijb
.
.
..;
-
~x..-
-
{L
lcH~
-~~
70C"'
·",.y~~~~
so.
1/totnl...
Iw;
/Po -/IDt";..,
,~Lc
1
Joo.I.Joetrl
....
32
(I.H
tiVittkil•
l
ll
-
-18
0-1Sl'ivit•k/e;
"
22
- -
f~ljvul~•/ro"~
15·7•
.
!ts
-
.
r"c:tli1.
U-lf~
.
.t\
-
-
•
70~5'
u
-
-'I•.H
.
~~.
-
;,/, ')ll..,J
85·/lo
'
I~-
-
1'\':"'
id,tll'
\,o.r
Dl~thtl .//S.I~
7ah.J
5
'"
"
-
itlr ~tl ..sl
nt~.J5r. lQhtl ;1/f
- -
lth
,.L" ..
1'1.V.
,,~,~
"
-
Ik
"
-
i'"''tl"''J
IS,.]..
'%.-
,.,t.
'!.'-a"
? .. kil'.~~~
!~o~ //()~~~~
7•·
j•Qoo"
I"·
11tltl"l'IUtfl, 'tH '~L~
loo -U'
SIS
/10-
~ot.nl1--•
-'31
•·Y•
tiViuIJ.{
'IO
-11
0-b
Nv;uk/lJ ) I~-
.
fvul ,,./Jtt,.d
Y•-11<>
'
i%-,
-
-
~·
, .. ,Jä.,
"'
~1:.:·
3=s.uo
»
.
ro
-
rou
i
i~ J,tt../J'-
'%l
"'
-
')<La,,~A. III·IB'..
lY
"
,,.,."(J
70..!vc
16'D
..
-
I,#J,I'll',,,,,_ -1/f·IJ' ]ah/'~'
11
~dl..
-
~15
"
-
~t ",~f,,tur,l. ~l-IJ( tlf/tl ilti2o
"
Al/h'f(Uf.I
~/lq,.
!ïO<-"'"
-
-..:._ f~(-11' 7('1Jotl
5
IDO
"
l5'i
11..1 ..."''
'11•-1~ 'lnhtl
-
'%
+t
Ijtlll':lll.Ut.J
ICIJG
7t>-
')tot ...'"'
Jo
~.6 lillitl~ltiV
jq-
-
-
.
~Lr. '!.tlo-(rn'
'"'
.
1(./J(J..
5>"
-
-
ren/;?
/ID- 111)..
Jll
H-
~"*''"''(vt''l~~-·-:
}
'K~
--
!tok
1
-1
llfJ·No
.
!!..
- 1!1,;~1tc:tlll -'ZrJIIJ - -f -
-
..
,
...--
-11•-'j·
x
'
~~~,á lto~l.--
-
-
-Slll
~-7p(-Jvo'ttWBYLAGE II
blad 3
----r-
' ' -~-Bo-
~·pi<
no.rd
\'1\11~cl
o,,.,
Teduu.r
"'R;.
0,.1'Cr~in,lll
Bo·
Doplc
A.(d
vu
~c.ti1
1r~tlu.ur
~.
Op~~tnki."""
ril'l'l
...,o.tui~l
!>!;:
~{1
''Ml
hSO
..
,
ri1u~...
NierLul
7,1\(
r•1
••
11\Ui••
.,
ol2
HIO
Mt/1~1 ·~t.:." w
138
o-]o
tiviet~lei
PI"
-
-
~·t!.~~:r.~
..
S3
(Jo.I!
tilVistlilt
I(
J.o
-7•-
1Yo
•
I~~-
-
Wt"'':i~.
JIS-)o
•
JÇ
-
-'1{1-1]1
Zc."l
-
25•
c
-
...
:ID-7•
•
~
-
.
,.,,7,' .
!JO./~
tiw.er
~Je;
Jt
H-
17•-I'J"
I'I
I
•
-
-
'
8•.;/c
?<>•I
~·
H-
~-~·,
'.f,..b.!...JUifiJ.
WT-IK
?tul.
~~~Ç./Jq
t/to-
13
o c,,;
~-
~,.llfl4 •.c~•.11r..k
,,·oollu
f'n
H-
d ... l
,.r...,J.
ti
{qo- 2/oc.,.
I
mv.
~I}'
•
•o
<>-
3Q~~~~(,Nt,/.
/]>-1/r,
7a"J
{10..,.
.
5~
0-162oh.lt
k/.,
ó ~/0
,,,.
-
-
op,.L,nJ,I
r.IJq.
t •.
u .. ,..-_"
~·to-H
» ,.
lo
-
.
"
f/i
11~-/fu.,
,...
)<.,f
1-ivft.tllti
%
# -
1'"~'!>',_...
,
r-
-·
w1rJ1htl..-~·-~·
•
12
#
-
3/.f
o-1S'
nvr.,k/u
J
tt
-1/f./,.
za.".,.
'I
m_
4-
9tl-j.l-
1>-~-.•
Jl
-r-
-!.. ,.,.
Hv;c, Htl!zo
H
"
S'•·'·
•
lo
-17•-l.
•
to
I+
v,_
utd
,,.,.
•
lo
IJ
'
21<><>•
1Notl
5
'11'
"
.,.JJJ~o
.. kttl..tj
7 .. 111
74V.
6
fto
"
~t!.•t"·
!
5.!!5__
50· 7Dth'-/nliS.
I<!' litliuJ:II/•lo
H
•
:
r-/f6-il.
Jb
j!5__
'"-
110{~-
111"
Ifli;Jm·,,...~
·
r--l.i ..
JR
•
ft
1/
-
••~oijp}.
jq
0-
2f
t-i'lierklt,
q
17
i+ -
Vttwetlf.
lil~
! /)··
lOCJh
".
uil.
.
Jo
IN
-
l~l4
/<fO •tf,
c.,;
...
Ótio(l
u
Jo
lh.
9~'""""""-
'
r-/iV/eli/ti
t.•
"":f)t-r-
~{;:.JJ._1§/.
tl
-
/JA
I"
;,l,,,, ...
J,I.
11-o
b-IIJO
~
-
-
., .... ,
AàWif'J~
~!L5-
!IS~Jc,a.· y.fl/fl·lk
•
to
11
-
''u~l"<«t~
r-
{
•. ,u.
ifrr•"
ctc;
~·-
"'''""
..
"ZAht/-156
H
-•
~114.
Jp-50tJn"....
}'L
().~·
tiVIl' kftl1/f
- -
l
. I '{ l{
JfD-I]~tltr-""'
IJfl-
rD
"
J(
-
-
)I
•
r-5D
11~~l
•
~"-7' '-
-
rors
;t~_7"·8f
..
r•
-
-
rt><'1li'.
0>-lt>.>
.
)bIJ
-
O,tLfY~UStt•cl.
---/f
'
3o
.,.
'"'11"~·'
._,
-7c,.J
1v'"u.r'C.Jut
-:-
/50-'h
~d.;JC/1
1(.
"
.
-
J.l!j.
0-/0CJ:t:-lu~.-'-
!4-
f-&..:.30
r,,;_
~
-
··---
I
15_
0·1~-1lJl!ftk
.kt_
,,
50
-
--
!L/0
•
ÓD
-
.
slt,khtJJ,·,.
7•-0>
..,,,.,·~cklu
1{o
Vtlf/IIJ.tll V#iJh,Uf'-11
t;v;~kl~.-11,
H- \il'"'JJr""'·
...,",, lf(t•"··J{
~tf-t.l~"""
bi>'
(I~·~
-
11•16
Znt1(l
1
l!o
"
'''"'''l •
BYLAGE II
blad 4
-
--
- - - -
----~- _ _...s.;.!L...:..!...::..'
~!.:-s..
~·pi<
lla.rd
Vt'l.fl~tl Or~
,;.x.luu.•
01:R;-
~
l"
Bo·
D•pl•
Av~ ""
h<t
0~
"frxbtur
R;
Of'I'IU~În,ct~
.ri"'
II'J t111mol.trLa4l
.
~ttr
,,,
t:Y-<2
rl,(9
nso
,.,,
"'"
"''en
in~...
~crL..al,,,
~.(l 1,\\( HSO
,..r.
'
"'
••
'k
21
0·10 tiylt:r~lt:i
!i
17
.
-
IL,.J,l.Jt<llt•
I
/,I
0.15
tr'vitt~/,,
l[3J
-o.,.
.
/7
- -
~....
~,. l(·l~.
J)
-, •. m
2A,.J.
tof..
.
... ttl ..
l""~'
H·l
•
k
~.
..
lof
H"
>JS-/b
741«1
17
1jb
/I
''"'''-1,!.
·70·'3
.
9U4
&t,.a•t~-
"'"'
l•·lto
•
!Jo
,,
lt4.
tl.
.11•'-" ..
tt. l{o.1t
•
lts-"
Of
1HC..!/''cl:"'
~er ,I.511~.
IZO.I'{o<'""
ht>.
8
D-2ohvl~rHti
l
1P
-
.
fL9
15•·1/Dc.,·
i'"·
2o.t.
•
'I•
.
6o-l"
•
tt
H
-
5
0-1(
I
i
llitt IJtl
3 19
-
.
.
8o.Jr
zooJ
IlO
H
·~··~
UtiIr.-,
::;,";'
IJ.!~-1'<
•
~~
-
.
- '"' "":t:':f."
loti't ./fo.2
•
liD
lt
o,ft;/,",u,l.
'lf·J'f
.,
IO
11
.
-git~
6o-Ooorth'l•
ff-1h
"?a.nt(
-
'!..?. 11
.[,~
.... J.
~~~ 1'1•.
do'''" ·
·11o-U<
•
"A:
HI
~·"~"",~.
rr.r.
",.
..,
lor· .U•~·,..
.-10
0.30
tivietJ.:Iei
7.
,,
-
-
6
o-111
tiVit:rklti
.I(
2'{
-
-lo:s"
.
'{0
-
.
tmliJ.
:/D.f•
•
11'
-
.
t•·l•
•
~~
-
-
lid<
Uf'~'Jt.
J,,. I'H1'·
.
f•.B<
,.
19•
-
.
I~·-'~
"Zahl
/'i
/()(>
-
-
+
,,ltl
s .. , ..
•
ly
]«>
-
-
,ti ..
U-.1'""'
115·f/b
'
!f
/DO
H
-
-
t;;;l~..
li'·.
/(>0.11
,
...
"
-
..
,
-
-
~"'"'"'·
f]p//1
.
-
lf<
11
6..!1
•
1"2
~~
-"
1~1P6.
)f~·
'.
"""'
"""
11•-IS
•
''1
"
~ 1t1r"'J'I('''~
til/I.
19·-1~·""'
1--·
I~
liD- IJD
c~·...
l'i'/f
t/Jo.l~.""~·
rç,ç
'"'. 71 . ,,
• t'! .
~
0-2f
...
~1,,
21
-
-
7
o.IS
J-ivira-kltt ~'"'
-
.
t
Lo~ll•'"
u
.Po
"
h
-
.
~
... 11,.
l:i·lff
"
~..
.
,,t
!t~.
tlt>-IJ>O
•
/IJ
-
.
..
/ff·ll
.
'f•
H·
J~o.Jr~ :t~kel.'"'
J.l.
'"''",'"~
..
- I ,7S.I#o
•
l•
'
1r •.
,c.
,,·.,;ttHu
!l<t
H
1el··l"·
~~~-~
%
'
sl•·kvt..\~·
1-·
•
Io
''--1~
,
...
,~.1/S
..
-
I11•1•'•"'·
tlo-111
z.,.,
1
,
..
HI5Jt~
1•·
/loC...'
h ~...
,.
.
7
,
..
••
'er-t.J,4't'~l,.,_
f i
fl•·''"""
..
llf
$0- IlO (,.;•
r.
q.t.r.
fj6• 2/0(Ittr·•
~
o-15
f-i!Jitr!ltt15
-
-
--J~"f!.
..
l.!'
-
-
Slt
-
o-Jo
tiVitl ~~t!llf
11
-
-
tt't,-J,
6s-os
..
tl
.
.
lq- )".
27
-
-
.
"
85 ·llo
'•
!l
lto
..
-
u.t.
.
2o
~.
"
1/o-11.
- · '
%.
H
.
''"lt,J,.,,/,
6o-4P
.
lfS
~.
.
-rf_•
!Co
'Ze.'"I
?ro
H.
/6·JI>
Zoh,/
llo
IJ1-1.1•·/Si
II0-14
..
lf•
,,
I !ttu/uUII.t.,,
.
,,
'tltrluat'tt'
BYLAGE II
blad 5
il•·
Oitph Ao.I'J.
V.Uhtt
0·:
r~
. -
(u.lu.u.r
.
R;.
~Nr~ill,enho· bo,.tc
A...rd _.., .. het
;0~. "ln.:(l:~o~r
, (
ly~
O,.'"u\l:nyt~
rill,
Ln
Cll'l
~r~Att:ria.o.l -~~j,
:4\2,'/"('ii':
IIÇO
...
,
1"11
V.e~~tN.t
l
~1·
c
••
"'
crt.M•.t.
M~ 'I.C~HSO
'
17
o-lD
ti'o'ltrl:ltil
Jo
-
.
11.
0·7• tivitr~let
1{6
-
.
...
,
llb.l.
•
~
-
.
~~~:.~-
..
71./1(
•
I~
"
·~lri::·~y]'~l"
ntJt~.c"•6o-JI(J
•
36
-
-
,..,,,
..
lf.'f•
7i:~tttl.,".
,,.
t .,,.~flh \';..,(
u •. .,,
•
'15
+
.
•
~~~~
to-J.o,_-
!>-•
n'
'i>·?>
•
Jo
Jo
.
•
~l
'i.
,
..
,,,_.
...
r
'''""
1W I _,,-y~,,J/,.~.
,,.
,;
I.''::,;J'/1,;'~
.••
••HrJ
61>-lf'l,.."llftl
L"
..
ti{
D.JS
tjvtctLJc,
·~
-
.
,., ..
•r'•P'~"~"·~15
,,,_,.fJDt:n'
lrtl/"·"'
.,
lv.
- -
locs/of.
,
...
•
17
-
-
"·
L3
o.Zf
#iVIt•
~ti
t
IV
-
- /J•U
"'"'*~'
1r-111J
•
~
#
-
•
~r·7f
.
2t
.
-
"·l:,.r.-•~
,.,
...
1~!1.
.,.,w~•6
,,.
11 • flttt,lt .,,.; ...P'
11f·6•
•
v•
-
.
'"'''}.
~~·
•
-
l ..
H-
')C••rl•u••"-ICt-11-
•
/l
-
-
l~li~.
&t.-8«111'1MV,<I
I.
"''"''
'ltl#t'..
11
I~~~.
~..,,.~...
I
,,
.
...,.
IIViCI l!ti";,.
"
''"11do<ot~·
-IJ•·II•
ZiA"tl
!'lH
"
,,J,
Û" ,,, . ...,,
2'1 •· 7•
,,.,., klu
."%.
-
.
,.,,
"P.!'!t:-lll}j
/JO·
l~•tnri"'
:
.,..~oç,.
·.
~~~
~-
1"""~1~
L{o.l<>
""'""'' ,J.
JL5.
)JS>
,
...
•·
t•s.d
7a ..
,l
-
.\?
11 -··'""" ,., .. y.
-~ll'i
o.
'octt: .,.,
"
'
L2
Cl-IS l'illltllltf3
1y
-
'"'I
'"
11~/I>J
~~~
~o.l/«hl '"~·I
11·7)'
•
tv
-
-
~••
1f.6t
..
'I•
.
-
turlij.
,,
0·1(
IIUI<t
IJu
'I
,,,.
-
-lf./6(
•
1r
+
-
'""'"J"'·
15-IS
,.
I~
~ili•,•·,
...
""•h''~
/Df./t
7().#ttl
,._
-
8f·ko
.
'r.
~!f.,''lt
lfJ/tj.
6 •·
oo,,;.
~·
'
~
I!•· I
.kJ
Zah/
,,.
-
-
·r.~.r,;r.t\·--c'
.
1~1s.
15o
-17~<-...
/Jo.
7~,
.
11•
I+
-
'~
.. 1,1
!lti~(ç
11•·l!
,,
1/o
I '':JtiH/Hu"il.
•
o-/f
tiYiO~~li
,
lf
-
.
t."i
w.l,,.f...,J
1~H1.
loo-
llD<~r...
'
..
1/·J~ ,.I
IS"
.
5l9.
~·
I .~-
116-ZJu,;
,
..
,"
-
-
IS
.
.
-
'):Wij I'•# I liJ.--
-~
:t,6. , ...
~~1;~
t-ivier
~'''
I~
?~,""K-,.".
71l •.l.
-
Jo>-
-
.22
O.]S
-
-
~ 'l..._,...,J~..,.5
1
'G
6o-
8CJCt-.-i
illl7>.1{
•
tp
11-
s•IA<'t"·
~l~
/f(l.,te.,,.,.
.•.
I
~ 8S·I~ 7tU,.J.
"'
+I-tr•-11.
•
-
16o
"
11!'1tJ
11tuul.
Q..
o-IDO
tiVit•u"
'tl
- -
~:;~'t:.~o
..
J.
~ll'i
'IP-7"'~·,...,." 1
....
,,\.
H(
(tJ,.!Ic.U.:. ,. ../#-/J6
•
,.,
-
.
1•1""1~
-1)6.1/t>"la.,tl
5
,,
.
.•
-
CJ'''~~"~!~~
r I • 41M..
U•-U"
"
r
,,~H
.
2l
o.1f
tiYI~tHtitl
-
-~
Bo-lto
t".·".v. I (1r·so
•
IZ
.
-
'
f--~l~.
11o.Z,O (., .. ·,., ...
I<
~··llf.
,,
i&
slaljtl••{ir
11