• No results found

Overgewicht jongeren Utrechtse Heuvelrug : Overgewicht jongeren verschilt per opleidingsniveau: wat is de rol van suikerhoudende dranken?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Overgewicht jongeren Utrechtse Heuvelrug : Overgewicht jongeren verschilt per opleidingsniveau: wat is de rol van suikerhoudende dranken?"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Overgewicht jongeren Utrechtse Heuvelrug

Overgewicht jongeren verschilt per opleidingsniveau: wat is de rol van

suikerhoudende dranken?

Vergelijking tussen vmbo basis/kader en vwo/gymnasium leerlingen gebaseerd op een gedragsdoel van JOGG

Emma Wolters & Maartje van Es 9 juni 2017

(2)

Overgewicht jongeren Utrechtse Heuvelrug

Overgewicht jongeren verschilt per opleidingsniveau: wat is de rol van suikerhoudende dranken?

Auteurs: Emma Wolters

Studentnummer: 500695367 Maartje van Es

Studentnummer: 500698185

Opdrachtgever: Bureau Sportimpuls Praktijkbegeleidster: Judy van Veldhuizen Docentbegeleidster: Anne Doornbos Examinator: Yvonne Booij

Hogeschool: Hogeschool van Amsterdam Faculteit: Bewegen, sport en voeding Opleiding: Voeding en Diëtetiek Afstudeerproject: 2017226

Versie: 1

Naam product: Eindproduct Inleverdatum: 9 juni 2017

(3)

Voorwoord

Voor u ligt de scriptie ‘Overgewicht jongeren Utrechtse Heuvelrug en Nijkerk.’ Hier wordt onderzocht wat de rol is van suikerhoudende dranken per opleidingsniveau, geslacht en BMI bij tweedejaars leerlingen. Het onderzoek is gebaseerd op een gedragsdoel van JOGG en is in opdracht geschreven voor Bureau Sportimpuls.

De periode waarbinnen dit onderzoek is geschreven bedraagt 5 maanden; van februari 2017 tot juni 2017. Het is door Emma Wolters en Maartje van Es geschreven in het kader van afstuderen aan de opleiding Voeding en Diëtetiek aan de Hogeschool van Amsterdam.

Zelfontwikkeling, afwisseling en ambitie voor dit onderwerp- overgewicht bij jongeren - zijn de drijfveren geweest om hard te werken aan dit onderzoek. Dit harde werken is in samenhang geweest met veel plezier en een goede en fijne samenwerking, wat heeft geleidt tot een eindproduct wat door de auteurs met trots kan worden gepresenteerd.

Graag wordt er een dank uitgebracht naar de docentbegeleiders, Anne Doornbos en Yvonne Booij, die voorafgaand aan het inlevermoment behulpzame feedback hebben gegeven. Wat betreft het analyseren van onze resultaten middels SPSS, is er veel baat geweest bij de hulp van Martinet Streppel. Ook wordt er een oprechte dank uitgebracht aan Judy van Veldhuizen, scriptiebegeleidster vanuit Bureau Sportimpuls, die gedurende de gehele periode paraat stond om hulp aan te bieden. Ten slotte worden de medewerkers van Seats2meet, te Amersfoort station, bedankt voor hun goede zorgen, gratis lunch, thee en koffie. Het was een uitstekende plek om aan de afstudeeropdracht te werken.

Emma Wolters & Maartje van Es, Amersfoort, 20 mei 2017

(4)

Samenvatting

DOEL Momenteel kampt 14% van de middelbare scholieren in de Utrechtse Heuvelrug met overgewicht. Jongeren Op Gezond Gewicht (JOGG) heeft als doel om dit percentage terug te dringen naar 12%. Het is van groot belang overgewicht bij jeugdigen aan te pakken, aangezien dit een indicatiefactor is voor overgewicht op latere leeftijd. De inname van suikerhoudende dranken draagt bij aan de fundamentele oorzaak van overgewicht en obesitas, namelijk: een verstoring van de energiebalans tussen de inname van calorieën en calorieverbruik. Het doel van dit huidige onderzoek is het in kaart brengen van een mogelijk verschil tussen de inname van suikerhoudende dranken met betrekking tot het opleidingsniveau, geslacht en het BMI van tweedejaars leerlingen, schoolgaand in de Utrechtse Heuvelrug. Hierbij luidt de probleemstelling als volgt: “In hoeverre is er een verschil tussen de inname van suikerhoudende dranken, het opleidingsniveau, het geslacht en het BMI van tweedejaars middelbare scholieren van vmbo -kader/basis, vmbo-tl en havo en vwo/gymnasium uit de Utrechtse Heuvelrug en Nijkerk?”.

METHODEN Het onderzoek betrof een exploratief, observationeel onderzoek waarbij, door middel van een fieldresearch, op een kwantitatieve manier de gegevens en het gedrag van een groep tweedeklassers in kaart werd gebracht. In opdracht van Bureau Sportimpuls werd het onderzoek uitgevoerd op drie verschillende middelbare scholen waar jongeren uit de tweede klas werden gemeten, gewogen en geënquêteerd. De enquête ging - naast opleidingsniveau, geslacht, leeftijd, lengte en gewicht - in op de inname van suikerhoudende dranken. Deze dranken zijn opgesplitst in vruchtensap, frisdrank, energiedrank, gezoete melkdrank en aanmaaklimonade. Het drinkgedrag werd nagevraagd met een 24hr-recall. De onderzoekspopulatie bestond uit 131 middelbare scholieren (tweedeklassers) met een leeftijd van dertien tot zeventien jaar. De gemiddelde leeftijd was 13,9 jaar (± 0,92). Het opleidingsniveau is gecategoriseerd in vmbo-basis/kader, vmbo tl/havo en vwo. De verschillende subgroepen werden met elkaar vergeleken door middel van de ANOVA toets (Univariate Analysis of Variance) en de Independent Sample T-test met een significantieniveau van 0,05. RESULTATEN Uit dit onderzoek blijkt dat de jongens gemiddeld (5,1 ± 2,8) meer suikerhoudende dranken per dag drinken dan meisjes (4,0 ± 2,6). Ook ten opzichte van het opleidingsniveau is er een verschil te zien in de consumptie van suikerhoudende dranken. Zo drinken leerlingen van het vmbo basis/kader aanzienlijk meer (5,7 ± 3,0) suikerhoudende dranken per dag dan vwo leerlingen (4,1 ± 1,8). De subgroep met de hoogste inname van suikerhoudende dranken zijn de jongens op het vmbo basis/kader (6,1 ± 2,7). Kinderen met overgewicht drinken gemiddeld de meeste glazen suikerhoudende dranken (5,0 ± 1,04) .

CONCLUSIE Dit onderzoek wijst uit dat er een significant verschil te zien is in de inname van suikerhoudende dranken met betrekking tot het opleidingsniveau en het geslacht. Vmbo basis/kader leerlingen drinken gemiddeld meer suikerhoudende dranken dan vwo leerlingen. Kijkend naar de inname van suikerhoudende dranken per dag bij jongens is dit aanzienlijk meer dan bij meisjes. Vooral op vmbo niveau is dit verschil duidelijk te zien. Over de resultaten van kinderen met overgewicht kunnen geen harde uitspraken worden gedaan, omdat deze subgroep hiervoor te klein is.

TREFWOORDEN suikerhoudende dranken, jeugdigen, opleidingsniveau, geslacht, BMI

(5)

Inhoudsopgave

1. Inleiding ... 6 1.1 Aanleiding ... 6 1.2 Onderzoeksvraag ... 8 1.3 Hypothese ... 9 1.4 Doelstelling ... 9 2. Methode ... 10 2.1 Onderzoeksopzet ... 10 2.2 Onderzoekspopulatie ... 10 2.3 Dataverzameling ... 10 2.4 Onderzoeksinstrumenten ... 11 2.5 Statistische analyse ... 11 2.6 Toetsende statistiek ... 11 3. Resultaten ... 13

3.1 Karakteristieken van onderzoekspopulatie ... 13

3.2 Suikerhoudende dranken ... 13

3.2.1 Opleidingsniveau in relatie met suikerhoudende dranken ... 13

3.2.2. Geslacht in relatie met suikerhoudende dranken ... 14

3.2.3. BMI in relatie met suikerhoudende dranken ... 15

3.3 Het verschil tussen: opleidingsniveau, geslacht en suikerhoudende dranken ... 15

4. Discussie ... 16

4.1 Belangrijkste resultaat ... 16

4.2 Vergelijking resultaten met hypotheses ... 16

4.3 Sterke en zwakke punten van dit onderzoek ... 17

5. Conclusie en aanbevelingen ... 19

Literatuurlijst ... 22

BIJLAGE 1 – Enquête ... 24

BIJLAGE 2 - Informatieblad ... 25

BIJLAGE 3 – Codeboek SPSS ... 26

BIJLAGE 4 – Aanvullende resultaten (inclusief BMI categorieën) ... 27

(6)

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

Overgewicht algemeen wereldwijd

Wereldwijd is de prevalentie van overgewicht en obesitas bij kinderen (≤ achttien) sterk toegenomen.(1) Verschillende studies hebben aangetoond dat overgewicht op jonge leeftijd een goede voorspeller is voor het hebben van overgewicht of obesitas op volwassen leeftijd.(2) Op mondiaal niveau heeft dan ook 39% van alle volwassenen boven de achttien jaar overgewicht. Dit telt 1,9 miljard mensen, waarvan er 600 miljoen obesitas hebben. Bij een BMI (Body Mass Index; de verhouding tussen gewicht en lengte) van 25 of hoger is er sprake van overgewicht. Bij een BMI vanaf 30 heeft iemand obesitas.(3)

Deze verhoogde prevalentie van overgewicht en obesitas valt volgens de World Health Organization (WHO) te wijten aan de enorme toename van energierijke voeding dat doorgaans overal en goedkoop verkrijgbaar is. Dit maakt dat deze voeding - dat rijk is aan vetten en suikers en arm is aan gezonde voedingsstoffen zoals vitaminen en mineralen - voor bijna iedereen toegankelijk is. Daarnaast benoemt de WHO dat een toename van lichamelijke inactiviteit ook een belangrijke factor is. Deze inactiviteit is een gevolg van een sedentaire (zittende) leefstijl wat steeds meer kinderen en volwassen aannemen.(3)

De twee hierboven genoemde oorzaken (verslechterde voedingspatronen en minder beweging) voor de wereldwijde toename van overgewicht en obesitas bij kinderen en volwassen, zijn toe te schrijven aan de fundamentele oorzaak van overgewicht en obesitas, namelijk: een verstoring van de energiebalans tussen de inname van calorieën en calorieverbruik.(3)

Bij kinderen gelden geslacht- en leeftijdsspecifieke grenswaarden van de BMI voor het meten van overgewicht.(4) Overtollig vet in de kindertijd wordt geassocieerd met vroege markers van hart- en vaatziekten, hypertensie, psychologische problemen, diabetes, ademhalingsproblemen en een verhoogd risico op fracturen.(5)

Overgewicht in Nederland (volwassen en jeugd)

In Nederland is er bij volwassenen (van twintig jaar en ouder) een stijgende lijn te zien in de prevalentie van overgewicht en obesitas.(6) Ook de prevalentie van kinderen met overgewicht en obesitas in Nederland vormt een groot en groeiend probleem. Naast dat de prevalentie stijgt, worden de zwaarste kinderen ook zwaarder.(2) Cijfers van het CBS laten zien dat in 2015 12% van de vier- tot twintigjarigen kampen met overgewicht. Opvallend is dat het percentage overgewicht bij twaalf- en zestienjarigen een stijgende lijn laat zien ten opzichte van 2014. Dit in tegenstelling tot de groep zestien- en twintigjarigen, waarbij dit percentage ten aanzien van 2014 juist afneemt.(6) Volgens het HBSC-onderzoek (Health Behavior in School-aged Children) is het percentage overgewicht bij middelbare scholieren (twaalf- tot zestienjarigen) dan ook gemiddeld wat hoger, namelijk 12,5%, dan het overgewichtspercentage van basisschoolleerlingen (11,1%).(7)

Oorzaken overgewicht jeugd in Nederland

Uit onderzoek van het CBS naar de overeenkomst tussen overgewicht bij jongeren en inkomensklassen in Nederland, is duidelijk naar voren gekomen dat naarmate het inkomen in het huishouden lager is het aandeel met overgewicht toeneemt.(8) Naast een laag sociaaleconomische positie van het gezin, bestaan er ook andere risicofactoren voor het krijgen van overgewicht en obesitas op jonge leeftijd. Genetische aanleg, ouders met overgewicht, etniciteit, vroege puberteit, een hoog- of laaggeboortegewicht en zwangerschapsdiabetes bij de moeder zijn hier voorbeelden van. Inconsistente factoren voor overgewicht en obesitas bij jongeren in Nederland zijn: snoepen en snacken, korte slaapduur, televisie kijken, ontbijt overslaan en suikerhoudende dranken. (2) Bovenstaande factoren worden door verschillende programma’s en interventies aangepakt, zowel op nationaal als internationaal niveau.(9)

(7)

Jongeren Op Gezond Gewicht

Het EPODE (Ensemble Prévenons l’ Obesité Des Enfants) international network vormt het kenniscentrum voor verschillende Europese projecten omtrent overgewicht en obesitas. Het doel van deze Franse organisatie is het delen van internationale kennis om nationale programma’s, zoals JOGG in Nederland, op een hoger niveau te brengen. JOGG - wat is afgeleid van het Franse EPODE - is een organisatie die zich inzet om een gezonde omgeving te creëren voor kinderen en jongeren in Nederland, waarbij structureel aandacht wordt gegeven aan een gezonde leefstijl in het algemeen en voor een gezond gewicht (BMI) in het bijzonder.(9)

Door een samenwerking volgens de JOGG-methodiek van verschillende partijen in een bepaalde stad, dorp of wijk proberen zij een gezond gewicht bij kinderen en jongeren te realiseren. Dit mondt zich uit in wetenschappelijk onderbouwde interventies die worden uitgevoerd door lokale partners. Momenteel bestaan er 75 JOGG-gemeentes en wordt er in deze gemeentes gestreefd dat er een stijgende lijn te zien is van het aantal kinderen en jongeren op een gezond gewicht.(10) In enkele van deze gemeentes wordt samengewerkt met de lokale partner Bureau Sportimpuls.

Bureau Sportimpuls

Dit afstudeeronderzoek is dan ook in opdracht van dit bureau. Bureau Sportimpuls hanteert sinds 2014 een integrale inpak voor de gezondheidspreventie en bewegingsstimulering binnen de Utrechtse Heuvelrug. Ze zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van JOGG-activiteiten en richten zich daarnaast op activiteiten voor het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs, sportverenigingen, inactieve inwoners en senioren.(10)

Utrechtse Heuvelrug

De Utrechtse Heuvelrug valt onder één van de 75 JOGG-gemeentes. Deze gemeente bestaat uit de volgende zeven dorpen: Amerongen, Doorn, Driebergen, Leersum, Maarn, Maarsebergen en Overberg. Uit het wijkprofiel van de Utrechtse Heuvelrug − wat is ontwikkeld door de GGD regio Utrecht − komt naar voren dat 14% van de basisschoolleerlingen (negen tot twaalf jaar) en middelbare scholieren (twaalf tot veertien jaar) overgewicht heeft. De doelstellingen die staan geformuleerd in het plan van aanpak van JOGG voor de Utrechtse Heuvelrug, zijn het terugdringen van het overgewichtpercentage 14% naar 11% basisschoolleerlingen en van 14% naar 12% bij de middelbare scholieren. Dit streven is gebaseerd op het gemiddelde overgewichtspercentage bij jongeren in Nederland.(7)

Bureau sportimpuls is als lokale partner van de Utrechtse Heuvelrug ingeschakeld om dit doel te realiseren. Hierbij worden de volgende algemene gedragsdoelen van JOGG als leidraad genomen:

- Meer water drinken in plaats van gezoete drank; - Meer bewegen (2x 30 minuten per dag);

- Meer groenten en fruit eten; - Meer en gezonder ontbijten.(10) Suikerhoudende dranken

Het vorige onderzoek dat voor Bureau Sportimpuls werd uitgevoerd is het onderzoek Overgewicht in Amerongen: een uitkomst. In dat onderzoek wordt een vergelijking gemaakt tussen Amerongen en Doorn gebaseerd op o.a. het gedragsdoel van JOGG dat zich richt op een vermindering van de consumptie van suikerhoudende dranken. Uit dit onderzoek blijkt dat de basisschoolleerlingen van groep 6,7 en 8 uit Amerongen (1,2 glazen p.d. - 19,3 % overgewicht) meer frisdrank dronken in vergelijking met Doorn (0,8 glazen p.d. – 7,4% overgewicht). Hieruit kan worden geconcludeerd dat een verhoogde inname van suikerhoudende dranken een mogelijk risicofactor is voor het verhoogde percentage overgewicht in Amerongen.(11)

Toch blijkt uit een systematische review van Nutrition Research Reviews (IF=5,67) dat er geen significant verband is tussen suikerhoudende dranken en overgewicht bij kinderen.(12) In een andere analyse komt een vergelijkbaar resultaat naar voren; Wang et al (2009) concludeert dat het

(8)

vervangen van suikerhoudende dranken door water geassocieerd wordt met een verlaging van de dagelijkse energie-inname.(13) Desondanks betekent dit niet dat het vervangen van suikerhoudende dranken met water invloed heeft op het BMI. In beide systematische reviews worden geen significante verschillen van het BMI gevonden. Aangezien de inname van suikerhoudende dranken wel één van de risicofactoren voor overgewicht is, is mogelijk een volledige aanpak van de eerder genoemde risicofactoren,(2), nodig om (significante) verschillen in het BMI aan te tonen.

JOGG focust zich o.a. op het stimuleren van het water drinken bij kinderen om zo de energie-inname te verlagen. Met de interventie DrinkWater wordt de omgeving van kinderen gestimuleerd om de verleiding van suikerhoudende dranken voor kinderen zo klein mogelijk te maken. Dit wordt gerealiseerd door middel van themaweken, voorlichting en beleid. DrinkWater richt zich op kinderen tot twaalf jaar. JOGG bereikt deze doelgroep via basisscholen, peuterspeelzalen en crèches.(14) Uit het rapport van het Health Behavior in School-aged Children-onderzoek (HBSC) van 2013 blijkt dat het percentage jongeren dat dagelijks suikerhoudende dranken drinkt bijna verdubbelt tussen twaalf- (19%) en zestienjarigen (39%).(7) Wellicht is het daarom nuttig om de DrinkWater campagne ook te richten op de wat oudere jongeren van 12-16 jaar. Het doel van dit onderzoek is dan ook het in kaart brengen van de inname van suikerhoudende dranken en water van deze leeftijdsgroep in de Utrechtse Heuvelrug. In dit onderzoek wordt meer informatie verzameld over de relatie tussen overgewicht en de inname van suikerhoudende dranken.

Opleidingsniveau

Uit het HBSC rapport komt ook naar voren dat er een groot verschil is in het percentage overgewicht tussen kinderen van verschillende opleidingsniveaus. Zo is het percentage vwo’ers met overgewicht (8%) beduidend lager dan het percentage vmbo-basisleerlingen met overgewicht (19%).(7) Dit wordt onderschreven door de Gezondheidsmonitor volwassenen 2012: overgewicht komt vaker voor onder laag opgeleiden. Van de mensen die alleen de lagere school hebben afgemaakt hebben 64% overgewicht, terwijl van de mensen met een hbo- of universitaire opleiding 40% overgewicht heeft.(15) Bij lage-inkomenslanden heeft educatie een positieve invloed op obesitas, terwijl dit bij hoge-inkomenslanden geen invloed heeft. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de bevolking in lage-inkomenslanden lager opgeleid zijn en dus baat hebben bij extra kennis over een gezonde leefstijl.(16)

Geslacht

Ook het geslacht in combinatie met leeftijd speelt een rol bij overgewicht. Het percentage jongens met overgewicht groeit van 11,4% (4-12 jaar) naar 14,1% (12-16 jaar). Terwijl het percentage meisjes met overgewicht daalt van 13% (4-12 jaar) naar 10,5% (12-16 jaar). Naarmate de jongeren ouder worden daalt het overgewicht licht: 13,5% overgewicht bij meisjes en 9,5% overgewicht bij jongens in de leeftijd van 16-20 jaar.(15) Toch is deze uitkomst niet consistent. In het HBSC rapport worden geen duidelijke verschillen tussen jongens en meisjes in overgewicht gevonden. Toch voelen meisjes zich vaker dik dan jongens. Deze onderzoeken maakten beiden gebruik van zelfrapportage, wat deze gegevens kan beïnvloeden.(7)

1.2 Onderzoeksvraag

Uit de literatuur komt naar voren dat er een significant verschil is tussen het percentage jongeren met overgewicht en verschillende opleidingsniveaus. Inconsistent zijn de verbanden van overgewicht met suikerhoudende dranken en het geslacht. (11,12,15,16) Mogelijkerwijs worden deze verbanden wel gevonden in combinatie met verschillende opleidingsniveaus. Deze bevindingen leiden tot de volgende onderzoeksvraag:

(9)

In hoeverre is er een verschil tussen de inname van suikerhoudende dranken, het opleidingsniveau, het geslacht en het BMI van tweedejaars middelbare scholieren van vmbo kader/basis, vmbo-tl en havo en vwo/gymnasium uit de Utrechtse Heuvelrug en Nijkerk (Revius Lyceum te Doorn, Vakcollege Maarsbergen te Maarsbergen en het Groenhorstcollege te Nijkerk)?

Voor een ordelijke beantwoording van de onderzoeksvraag zijn de volgende deelvragen opgesteld: • Hoeveel suikerhoudende dranken wordt er gemiddeld per dag gedronken door de

tweedejaars middelbare scholieren van vmbo kader/vmbo-basis, vmbo-tl en havo en vwo/gymnasium uit de Utrechtse Heuvelrug en Nijkerk (Revius Lyceum te Doorn, Vakcollege Maarsbergen te Maarsbergen en het Groenhorstcollege te Nijkerk)?

• Wat is het verschil in de consumptie van suikerhoudende dranken bij jongens en meisjes van het tweede leerjaar uit de Utrechtse Heuvelrug en Nijkerk (Revius Lyceum te Doorn, Vakcollege Maarsbergen te Maarsbergen en het Groenhorst College te Nijkerk)?

• Wat is het verschil van inname van suikerhoudende dranken bij tweedejaars middelbare scholieren met en zonder overgewicht uit de Utrechtse Heuvelrug en Nijkerk (Revius Lyceum te Doorn, Vakcollege Maarsbergen te Maarsbergen en het Groenhorst College te Nijkerk)? 1.3 Hypothese

De hypothese wordt getoetst op drie middelbare scholen gelegen in de Utrechtse Heuvelrug (Doorn en Maarsbergen) en Nijkerk. Hierbij wordt een vergelijking gemaakt tussen drie groepen jongeren van verschillende opleidingsniveaus in de tweede klas. De groep tweedejaars vwo/gymnasium leerlingen van het Revius Lyceum wordt vergeleken met de tweedejaars vmbo-tl en havo leerlingen van het Revius Lyceum en de vmbo basis/kader leerlingen van het Vakcollege Maarsbergen en van het Groenhorst College op het gebied van de inname van suikerhoudende dranken. Deze informatie wordt gekoppeld aan het geslacht en het BMI.

H0: Er is geen verschil tussen hoog opgeleide en laag opgeleide jeugdigen (tweede klas van het Revius Lyceum, Vakcollege Maarsbergen en het Groenhorst College te Utrechtse Heuvelrug en Nijkerk) met betrekking tot de inname van suikerhoudende dranken.

H0: Er is geen verschil tussen jongens en meisjes (tweede klas van het Revius Lyceum, Vakcollege Maarsbergen en het Groenhorst College te Utrechtse Heuvelrug en Nijkerk) met betrekking tot de inname van suikerhoudende dranken.

H0: Er is geen verschil tussen jeugdigen (tweede klas van het Revius Lyceum, Vakcollege Maarsbergen en het Groenhorst College te Utrechtse Heuvelrug en Nijkerk) met ondergewicht, gezond gewicht en overgewicht met betrekking tot de inname van suikerhoudende dranken.

1.4 Doelstelling

JOGG en de gemeente Utrechtse Heuvelrug wil het overgewichtspercentage onder jongeren (12-16 jaar) in de Utrechtse Heuvelrug terugdringen van 14% naar 12%.(10) Bureau Sportimpuls ontwikkelt passende interventies en voert deze uit om dit doel te realiseren. Het doel van dit onderzoek is inzicht krijgen in een mogelijk verband tussen overgewicht, opleidingsniveau, geslacht en inname van suikerhoudende dranken. De uitkomsten van dit onderzoek zijn van belang voor Bureau Sportimpuls; zij kunnen op basis van deze resultaten een interventie opzetten of een huidige interventie van JOGG (zoals DrinkWater) aanpassen op een oudere doelgroep.(14) Er wordt dan een risicofactor van overgewicht aangepakt, namelijk de consumptie van suikerhoudende dranken. Samen met de aanpak van andere risicofactoren, zoals inactiviteit of snoepen kan het overgewichtspercentage bij kinderen (≤18 jaar) worden verminderd. Hierbij richt men zich op het terug brengen van een positieve energiebalans naar een evenwichtige energiebalans, waarbij de energie-inname gelijk staat aan het energieverbruik.(3)

(10)

2. Methode

2.1 Onderzoeksopzet

Het onderzoek betrof een exploratief, observationeel onderzoek waarbij, door middel van een fieldresearch, op een kwantitatieve manier de gegevens omtrent suikerhoudende dranken van een groep tweedeklassers van de middelbare school in kaart werden gebracht.(17) Er werd gezocht naar verbanden tussen het BMI, opleidingsniveau, geslacht en de inname van suikerhoudende dranken. De jongeren werden gemeten, gewogen en geënquêteerd.

2.2 Onderzoekspopulatie

Het onderzoek werd uitgevoerd binnen twee gemeentes – Utrechtse Heuvelrug en Nijkerk – waar Bureau Sportimpuls opereert. Binnen deze regio werden drie middelbare scholen succesvol benaderd via een contactpersoon van Bureau Sportimpuls: het Vakcollege Maarsbergen te Maarsbergen, het Revius Lyceum te Doorn en het Groenhorstcollege te Nijkerk (zie BOX 1). In totaal namen 144 scholieren deel aan het onderzoek. Na de datacontrole werd besloten om 13 respondenten niet mee te nemen in het onderzoek. Bij deze respondenten was het geslacht en het opleidingsniveau onbekend of was de enquête ongeloofwaardig ingevuld. Twaalf andere respondenten die een missende leeftijd, lengte of gewicht hadden, zijn wel meegenomen in het verdere onderzoek. Zij konden wel deelnemen aan analyses gericht op het opleidingsniveau, geslacht en de inname van suikerhoudende dranken. De onderzoekspopulatie bestond uit 131 middelbare scholieren (tweedeklassers) met een leeftijd van dertien tot zeventien. De gemiddelde leeftijd was 13,9 (± 0,92). Het opleidingsniveau is gecategoriseerd in vmbo basis/kader, vmbo tl/havo en vwo.

BOX 1 – Verklaring voor keuze respondenten uit Nijkerk

Helaas gaven maar twee middelbare scholen (Revius Lyceum en Vakcollege Maarsbergen) te Utrechtse Heuvelrug toestemming om mee te doen aan dit onderzoek. Hierdoor ontstond er een tekort aan vmbo leerlingen. Aangezien er binnen de Utrechtse Heuvelrug geen andere vmbo scholen deel wilde nemen, werd er uitgeweken naar de gemeente Nijkerk. Voor deze gemeente werd gekozen omdat Bureau Sportimpuls ook in deze gemeente actief is.

2.3 Dataverzameling

De gegevens van dit onderzoek werden verzameld in week 15 en 16, 2017 ( 10 april – 21 april). Met een selecte steekproef (aanwezigheid op de scholen en toestemming van de betreffende docenten) werd dit onderzoek uitgevoerd op het Revius Lyceum, het Vakcollege Maarsbergen en het Groenhorst College.

Op het Revius Lyceum was dit onderzoek in samenwerking met de EuroFittest uitgevoerd. De Eurofittest had als onderdeel het meten en wegen van de tweedejaars vmbo tl en havo scholieren. In combinatie met dit meetmoment is een digitale enquête afgenomen. De scholieren werden gewogen en gemeten in de afgesloten berging van de gymzaal, zonder schoenen en in gymkleren. De vwo- leerlingen van het Revius Lyceum kregen klassikaal uitleg van de onderzoekers over het doel en de anonimiteit van het onderzoek en werden in twee- of drietallen meegenomen naar een aparte ruimte. Zij werden gewogen zonder schoenen en in dagelijkse kleding.

Op het Groenhorst College werd dit onderzoek uitgevoerd tijdens een (sport)activiteitendag, waardoor er 40 tweedeklassers in de centrale hal van de school samen waren. Vanwege de korte beschikbare tijd kon de enquête enkel schriftelijk worden afgenomen met de gehele groep tegelijkertijd. Leerlingen die hun lengte of gewicht niet wisten, hadden de mogelijkheid om zich te laten meten en wegen. 75% van de leerlingen heeft hier geen gebruik van gemaakt en heeft dus zijn of haar lengte en gewicht genoteerd door middel van zelfrapportage.

(11)

Het Vakcollege Maarsbergen wilde alleen meewerken aan het onderzoek, wanneer de docenten - zonder tussenkomst van Bureau Sportimpuls - de enquête konden afnemen tijdens de les. Het Vakcollege Maarsbergen koos voor schriftelijke enquêtes, waardoor antwoordvakken leeg konden blijven en/of leerlingen meerdere antwoorden aan konden kruisen. Dit was ook het geval bij het Groenhorst College. Gewicht en lengte is genoteerd door middel van zelfrapportage.

2.4 Onderzoeksinstrumenten

De gegevens van dit onderzoek werden verworven met een enquête die te vinden is in bijlage 1. Deze is gedigitaliseerd met www.surveymonkey.com. De enquête gaat - naast opleidingsniveau, geslacht, leeftijd, lengte en gewicht - in op de inname van suikerhoudende dranken. Deze dranken zijn opgesplitst in vruchtensap, frisdrank, energiedrank, gezoete melkdrank en aanmaaklimonade. Alle eenheden werden omgerekend naar glazen waarbij een informatieblad gebruikt kon worden (zie bijlage 2). Light en zero varianten zijn uitgesloten omdat deze, door de kleine hoeveelheid kilocalorieën, weinig tot niet bijdragen aan een positieve energiebalans. Het drinkgedrag werd nagevraagd met een 24hr-recall. Hierdoor werd geen onderscheidt gemaakt tussen een doordeweekse- of weekenddag. Dit omdat sommige respondenten de enquête op een maandag hebben ingevuld. Om toch een algemeen beeld te krijgen is een vraag toegevoegd omtrent de gemiddelde inname van suikerhoudende dranken. De respondenten noteren of ze gisteren meer, minder of hetzelfde dronken dan de andere dagen van de week.

2.5 Statistische analyse

De verzamelde data uit het onderzoek werden ingevoerd in Excel. De gegevens werden vervolgens geïmporteerd naar IBM Statistical Package of Social Sciences (SPSS) Statistics 24. Vanuit de enquêtevragen zijn er 14 variabelen opgesteld. De som, kilogram lichaamsgewicht / lengte in meters² (BMI), waarbij rekening werd gehouden met geslachts- en leeftijdsspecifieke grenswaarden. Vervolgens werden deze gegevens in BMI categorieën opgedeeld (ernstig ondergewicht, ondergewicht, gezond gewicht, overgewicht, ernstig overgewicht). (18) Ook werd er een variabele gemaakt met de som van de inname van suikerhoudende dranken. De data werden gecontroleerd - door middel van een boxplot – op eventuele uitschieters. De ontbrekende data bij de variabelen leeftijd, gewicht en lengte werden gemerkt als missing value, waardoor deze gegevens niet mee zijn genomen in de onderzoeksanalyse.

2.6 Toetsende statistiek

Door middel van Discriptive Statistics zijn de karakteristieken van de onderzoekspopulatie weergegeven in gemiddelden ± standaarddeviatie (SD) of percentages. De variabelen zijn hieronder weergegeven in tabel 1. De gemiddelden zijn gecorrigeerd met Estimated Marginal Means voor de andere confounders. Zo zijn de gemiddeld aantal glazen frisdrank per geslacht gecorrigeerd voor opleidingsniveau. De hypothese werd getoetst door middel van de ANOVA toets (Univariate Analysis of Variance) en de Independent Sample T-test. De independent Sample T-test werd gebruikt om twee groepen met elkaar te vergelijken, zoals jongens en meisjes. Ook zijn de verschillende opleidingsniveaus op deze manier met elkaar vergeleken. De ANOVA toets gaf aan wat het effect van de onafhankelijke variabelen op de afhankelijke variabele (suikerhoudende dranken) was. Met meervoudige variantie analyse werd het gemiddelde van de verschillende combinaties van de onafhankelijke variabelen met elkaar vergeleken. De BMI-categorie is niet meegenomen met deze toets gezien de kleine subgroepen (ondergewicht/overgewicht). Om eventuele verschillen te meten is een p-waarde van < 0,05 aangehouden. (19,20,21)

(12)

Tabel 1. Onderzoeksobjecten, schaaltypen en meetwaarden

Variabelen (On)afhankelijk Schaaltypen Meetwaarden

Geslacht Onafhankelijk Nominaal –

dummyvariabele Jongen / meisje Opleidingsniveau Onafhankelijk Nominaal –

dummyvariabele Laag opgeleid – basis/kader / hoog opgeleid - gymnasium BMI Onafhankelijk Ordinaal Ernstig ondergewicht – ondergewicht – gezond gewicht – overgewicht – ernstig overgewicht

Suikerhoudende

(13)

3. Resultaten

3.1 Karakteristieken van onderzoekspopulatie

De onderzoekspopulatie bestond uit 131 middelbare scholieren (tweedeklassers,) waarvan 45,8% (n=60) meisje was en 54,2% (n=71) jongen. De scholieren hadden een gemiddelde leeftijd van 13,9 (± 0,92) jaar met een minimumleeftijd van dertien jaar en een maximumleeftijd van zeventien jaar. Hiervan heeft 77,1% (n=101) een gezond gewicht, 6,9% (n=9) ondergewicht en 5,3% (n=7) overgewicht. De verdeling van de respondenten over de drie opleidingsniveaus is af te lezen in figuur 1. Het Vakcollege Maarsbergen leverde 22,1% (n=29) van de respondenten, allen vmbo basis/kader leerlingen. Op het Revius Lyceum deden 51,9% (n=68) respondenten mee van het vmbo tl/havo en vwo niveau. 26% (n=34) van alle respondenten kwam van het Groenhorst College, zij deden zowel vmbo basis/kader als vmbo tl of havo.

Verdeling opleidingsniveau respondenten

vmbo basis/kader vmbo tl/havo vwo

38% 47%

16%

Figuur 1 Verdeling respondenten per opleidingsniveau 3.2 Suikerhoudende dranken

Gemiddeld dronken de respondenten 4,6 (±2,77) glazen suikerhoudende dranken per dag, hiervan werd aanmaaklimonade het meeste gedronken: gemiddeld 1,3(±1,28) glazen per dag. Energiedrank werd het minst gedronken met gemiddeld 0,6 (±1,37) glazen per dag. 72% (n=90) gaf aan dat zij de dag van het onderzoek hetzelfde dronken vergeleken met de andere dagen van de week. 9,6% (n=12) gaf aan minder en 18,4% (n=23) gaf aan meer gedronken te hebben dan normaal.

3.2.1 Opleidingsniveau in relatie met suikerhoudende dranken

Gemiddeld dronken vwo’ers 3,1 (±1,84) glazen suikerhoudende dranken per dag. Dit is, vergeleken met het gemiddeld aantal glazen (5,7 ± 2,59) suikerhoudende dranken wat vmbo basis/kader leerlingen per dag dronken, minder (p=0,000). Gemiddeld dronken vmbo tl/havo leerlingen 4,9 (±2,62) suikerhoudende glazen per dag, ook dit verschilt (p=0,02) met de inname van de vwo’ers. In onderstaande figuur 2 is de verdeling te zien van de verschillende soorten dranken per opleidingsniveau. Vmbo basis/kader leerlingen dronken gemiddeld minder frisdrank (p=0,001), energiedrank (p=0,000), gezoete melkdrank (p=0,023) dan de leerlingen van het vwo.

(14)

Aa nt al g la ze n pe r da g

Verdeling suikerhoudende dranken per opleidingsniveau

Limonade Gezoete melkdrank Energiedrank Frisdrank Vruchtensap 0 0,2 0,4 0,6 0,8 1 1,2 1,4 1,6

Aantal glazen per dag

vwo vmbo tl/havo Vmbo basis/kader Figuur 2 Verdeling suikerhoudende dranken per opleidingsniveau

5.1.2. Geslacht in relatie met suikerhoudende dranken

Jongens dronken gemiddeld 5,1 (±2,8) glazen suikerhoudende dranken per dag. Zij dronken het meeste frisdrank – gemiddeld 1,2 (±1,54) glazen per dag –, energiedrank werd het minst gedronken (0,85 ± 1,54). Meisjes dronken minder suikerhoudende dranken dan jongens, namelijk 4,0 (±2,6, p=0,033) glazen suikerhoudende dranken per dag. Zij kozen dikwijls voor limonade, met gemiddeld 1,4 (±1,41) glazen per dag. Daarnaast dronken zij net als jongens het minst energiedrank (0,3 ± 0,81). Meisjes (3,4 ± 2,01) drinken gemiddeld meer glazen water, thee en koffie zonder suiker en melk dan jongens (2,2 ± 2,03). In onderstaande figuur 3 is de verdeling van de soort suikerhoudende dranken per geslacht te zien.

Verdeling suikerhoudende dranken per geslacht

Jongen Meisje 4 3,5 3 2,5 2 1,5 1 0,5 0

Vruchtensap Frisdrank Energiedrank Gezoete melkdrank

Soort suikerhoudende drank

Limonade Water, thee, koffie

(15)

5.1.3. BMI in relatie met suikerhoudende dranken

Er is een verschil gemeten tussen de verschillende BMI-categorieën. Jeugdigen met overgewicht dronken gemiddeld de meeste suikerhoudende dranken (5,0 ± 1,04) per dag. Jeugdigen met een gezond gewicht dronken gemiddeld 4,5 (±0,34) glazen suikerhoudende dranken per dag. Dit is meer dan jeugdigen met ondergewicht: zij dronken gemiddeld 3,3 (±1,0) glazen suikerhoudende dranken per dag. Gezien de kleine omvang van de subgroepen (ondergewicht/overgewicht) waren de resultaten van de statistische toetsen niet bruikbaar. Desondanks staan deze (bij)resultaten in bijlage 4 weergegeven.

5.2 Het verschil tussen: opleidingsniveau, geslacht en suikerhoudende dranken

In de onderstaande tabel 1 zijn de verschillen tussen opleidingsniveau, geslacht en suikerhoudende dranken te zien. Jongens met vmbo basis/kader niveau drinken gemiddeld het meeste suikerhoudende dranken per dag. Daarna volgen de jongens op vmbo tl/havo. Meisjes op het vwo drinken gemiddeld het minste suikerhoudende dranken, gevolgd door de jongens op het vwo.

In bijlage 4 is een tabel opgenomen met de verschillen tussen opleidingsniveau, geslacht, BMI en suikerhoudende dranken. In onderstaande tabel 3 is de BMI achterwege gelaten omdat deze variabele niet representatief is.

Tabel 2 Inname suikerhoudende dranken per opleidingsniveau en geslacht.

Opleidingsniveau Geslacht n Gemiddelde Std

vmbo basis/kader Meisje 18 4,78 3,35

Jongen 42 6,10 2,71

Totaal 60 5,70 2,95

vmbo tl/havo Meisje 16 4,78 2,28

Jongen 5 5,36 3,80

Totaal 21 4,91 2,62

vwo Meisje 26 3,07 1,91

Jongen 24 3,21 1,80

(16)

4. Discussie

4.1 Belangrijkste resultaat

Opvallend is dat de jongens gemiddeld (5,1 ± 2,8) meer suikerhoudende dranken per dag drinken dan meisjes (4,0 ± 2,6). Ook ten opzichte van het opleidingsniveau is er een significant verschil te zien in de consumptie van suikerhoudende dranken. Zo drinken vmbo basis/kader leerlingen, en dan in het bijzonder de jongens (6,1 ± 2,7 – meisjes: 4,8 ± 3,4), aanzienlijk meer (5,7 ± 3,0) suikerhoudende dranken per dag dan vwo leerlingen (4,1 ± 1,8).

4.2 Vergelijking resultaten met hypotheses

H0: Er is geen verschil tussen hoog opgeleide en laagopgeleide jeugdigen (tweede klas van het Revius Lyceum, Vakcollege Maarsbergen en het Groenhorst College te Utrechtse Heuvelrug en Nijkerk) met betrekking tot de inname van suikerhoudende dranken.

• Op basis van de resultaten uit de voedselconsumptiepeiling van Nederland uit 2013 , is er naar voren gekomen dat mensen met een laag opleidingsniveau minder suikerhoudende dranken drinken dan mensen met een hoog opleidingsniveau.(22) Aangezien suikerhoudende dranken kunnen leiden tot een verhoogde inname van energie (2), zijn de resultaten uit het HBSC rapport – 19% van de vmbo-basisleerlingen in Nederland hebben overgewicht tegenover een overgewichtspercentage van 8% bij vwo leerlingen – mogelijk te verklaren.(7) De eerste nulhypothese is gebaseerd op de bovengenoemde resultaten uit het literatuuronderzoek. Echter bevestigen de resultaten uit dit onderzoek naar tweedejaars leerlingen in de Utrechtse Heuvelrug en Nijkerk dit ook. De leerlingen van het vmbo basis/kader drinken namelijk gemiddeld 5,7 glazen suikerhoudende dranken per dag jegens vwo leerlingen die 4,1 glazen per dag drinken. Dit verschil (p=0,000) laat zien dat er een significant verschil is tussen hoog opgeleide en laag opgeleide jeugdigen (tweede klas van het Revius Lyceum, Vakcollege Maarsbergen en het Groenhorst College te Utrechtse Heuvelrug en Nijkerk) met betrekking tot de inname van suikerhoudende dranken.

Voor een verklaring van dit verschil is waarschijnlijk een nader onderzoek nodig, waarbij wordt onderzocht wat de achterliggende factoren zijn van de hogere inname van suikerhoudende dranken bij vmbo basis/kader leerlingen. De aanbevelingen voor dit eventuele vervolgonderzoek worden beschreven in 6.2.3 op blz. 22. Deze aanbevelingen gelden ook voor de overige resultaten in vergelijking met de hypotheses.

H0: Er is geen verschil tussen jongens en meisjes (tweede klas van het Revius Lyceum, Vakcollege Maarsbergen en het Groenhorst College te Utrechtse Heuvelrug en Nijkerk) met betrekking tot de inname van suikerhoudende dranken.

• Uit onderzoek van Youngworks (onderzoeksinstituut naar jongeren), in opdracht voor het RIVM en Trimbos, is naar voren gekomen dat meisjes meer bezig zijn met een gezonde voedsel- en drankkeuze dan jongens. De reden hiervoor is eenvoudigweg omdat zij hun gewicht belangrijker vinden.(23) Vooralsnog is er maar een klein verschil te zien tussen het overgewichtspercentage van meisjes (15,5%) en jongens (15,7%) van twaalf tot zeventien jaar in Nederland.(24) Wel is er een daling in dit percentage te zien naarmate de meisjes ouder worden (van twaalf tot zestien), en is er juist bij jongens een stijgende lijn te zien.(15)

(17)

Deze resultaten, gericht op het sekseverschil, vormen de basis voor de tweede nulhypothese. Het kleine verschil tussen jongens en meisjes, met betrekking tot het overgewichtspercentage en het beloop van het gewicht, zou in verband kunnen staan met de behaalde resultaten uit dit onderzoek. Hierin is er namelijk een significant verschil (p = 0,033) te zien in de inname van suikerhoudende dranken per dag tussen meisjes en jongens. Zo drinken meisjes gemiddeld minder glazen suikerhoudende dranken (4,0 ± 2,6) per dag dan jongens (5,1 ± 2,8). Dit wijst erop dat er een samenhang te zien is tussen het geslacht en de inname van suikerhoudende dranken.

H0: Er is geen verschil tussen jeugdigen (tweede klas van het Revius Lyceum, Vakcollege Maarsbergen en het Groenhorst College te Utrechtse Heuvelrug en Nijkerk) met ondergewicht, gezond gewicht en overgewicht met betrekking tot de inname van suikerhoudende dranken.

• De Vrije Universiteit van Amsterdam heeft onderzoek gedaan naar de effecten van suikerhoudende dranken bij jeugdigen. De 300 respondenten die anderhalf jaar lang dagelijks een blikje limonade met suiker dronken, namen met gemiddeld één kilogram meer in gewicht toe dan de 300 respondenten die dagelijks suikervrije limonade dronken.(25) Ook het Voedingscentrum adviseert een beperkte inname van suikerhoudende dranken, aangezien dit als risicofactor wordt gezien van overgewicht.(26)

De laatste nulhypothese is ook gebaseerd op de resultaten van de hierboven onderbouwde bronnen. Kijkend naar dit onderzoek, waarbij de respondenten met overgewicht het meeste suikerhoudende dranken dronken, komen de resultaten overeen. Echter is de groep tweedejaars leerlingen met overgewicht zodanig klein, dat hier geen harde uitspraken over kunnen worden gedaan. Hierbij wordt dan ook de nulhypothese niet verworpen.

4.3 Sterke en zwakke punten van dit onderzoek Sterke punten

• Binnen de steekproef worden de doelgroepen, die zich ook in de populatie bevinden, goed gepresenteerd. Naast het opleidingsniveau behoren de meisjes en jongens ook binnen de doelgroep, die qua aantal ongeveer gelijk verdeeld zijn. De representativiteit van de steekproef laat de betrouwbaarheid van het onderzoek stijgen. (17)

• De lengte van vragenlijst is beperkt waardoor de respondenten het invullen van de vragenlijst niet als een belemmering zagen. Ook werd er anonimiteit gegarandeerd en werden de respondenten, in persoon door de onderzoekers, op een enthousiaste manier geworven. • De vragen van de enquête zijn door meerder testrondes gegaan zodat ze voor de respondenten zo begrijpelijk mogelijk zijn gemaakt. Dit, in combinatie met de informatiekaart, maakte het voor de respondent eenvoudig om de enquête in te vullen. Ook zijn de suikerhoudende dranken per vraag goed opgesplitst, zodat er bij het analyseren van de gegevens geen misverstanden zijn ontstaan.

Zwakke punten

• Tijdens het onderzoek is er bij de respondenten mogelijk het “testeffect” opgetreden. Dit houdt in dat ze anders reageren, omdat ze weten dat ze aan een onderzoek meedoen. De respondenten konden al snel raden waar het onderzoek over ging omdat er werd gevraagd naar hun gewicht, lengte en consumptie van suikerhoudende dranken.

(18)

• In tegenstelling tot het Revius Lyceum, hebben alle tweedejaars van het Vakcollege Maarsbergen en 75% van de tweedejaars van het Groenhorst College hun gewicht en lengte ingevuld middels zelfrapportage. Dit maakt dat de resultaten van het onderzoek minder betrouwbaar zijn. (17) Gegevens komen mogelijk niet overeen met de werkelijkheid wegens onwetendheid, schaamte of onzekerheid.

• Tijdens het invullen van de vragenlijst moesten de respondenten zich herinneren wat ze de dag van te voren hadden gedronken. Dit terugdenken heeft mogelijk de antwoorden beïnvloed. Opvallend om te zien was dat veel leerlingen lang over hun antwoord moesten nadenken. Enkele respondenten wisten dan ook niet meer precies hoeveel ze die dag ervoor hadden gedronken. Hierdoor kunnen antwoorden afwijken van de werkelijke inname.

• Van de 144 ondervraagden zijn er na de datacontrole dertien respondenten uitgesloten van het onderzoek (non-respons van 18,7%). Dit omdat zij de vragenlijst ongeloofwaardig hebben ingevuld of er te veel gewenste informatie ontbrak. Dit laatste komt voornamelijk doordat bij deze respondenten de vragenlijst schriftelijk werd afgenomen. Bij digitale afname kan er namelijk geen vraag onbeantwoord blijven.

(19)

5. Conclusie en aanbevelingen

Antwoord probleemstelling

Vmbo basis/kader leerlingen drinken gemiddeld meer suikerhoudende dranken dan vwo leerlingen. Ook de vmbo tl/havo leerlingen drinken meer dan de vwo leerlingen. Kijkend naar de inname van suikerhoudende dranken per dag bij jongens is dit aanzienlijk meer dan bij meisjes. Vooral op vmbo- niveau is dit verschil duidelijk te zien. Er is een verschil te zien in de consumptie van suikerhoudende dranken tussen de verschillende BMI categorieën; kinderen met overgewicht drinken gemiddeld meer suikerhoudende dranken. Alleen is de subgroep met overgewicht zodanig klein dat hier geen harde uitspraken over gedaan kunnen worden.

Concluderend is een laag opleidingsniveau geassocieerd met een hogere inname van suikerhoudende dranken, wat een verhoogd risico geeft op overgewicht. Daarnaast speelt ook het geslacht een rol: jongens drinken meer suikerhoudende dranken dan meisjes. Deze uitkomst leidt tot de volgende hypotheses:

H1: Er is een verschil tussen hoog opgeleide en laagopgeleide jeugdigen (tweede klas van het Revius Lyceum, Vakcollege Maarsbergen en het Groenhorst College te Utrechtse Heuvelrug en Nijkerk) met betrekking tot de inname van suikerhoudende dranken.

H1: Er is een verschil tussen jongens en meisjes (tweede klas van het Revius Lyceum, Vakcollege Maarsbergen en het Groenhorst College te Utrechtse Heuvelrug en Nijkerk) met betrekking tot de inname van suikerhoudende dranken.

H0: Er is geen verschil tussen jeugdigen (tweede klas van het Revius Lyceum, Vakcollege Maarsbergen en het Groenhorst College te Utrechtse Heuvelrug en Nijkerk) met ondergewicht, gezond gewicht en overgewicht met betrekking tot de inname van suikerhoudende dranken.

Aanbevelingen

Aan de hand van de uitkomst van dit huidige onderzoek en de eerder genoemde discussiepunten zullen hieronder enkele aanbevelingen staan voor Bureau Sportimpuls.

Het doel van dit onderzoek is: inzicht krijgen in de verschillen met betrekking tot de inname van suikerhoudende dranken ten opzichte van het opleidingsniveau, geslacht en de BMI-categorie van jeugdigen (tweedejaars leerlingen). De resultaten van dit onderzoek kunnen bijdragen aan het terugdringen van het aantal jeugdigen met overgewicht, woonachtig in de Utrechtse Heuvelrug. Dit door een aanbeveling te doen aan Bureau Sportimpuls, omtrent een passende interventie, die zich richt op een daling van de gemiddelde inname van suikerhoudende dranken.

De suggestie voor de beroepspraktijk vanuit dit onderzoek is om een interventie te ontwikkelen of - een huidige interventie aan te passen - gericht op de consumptie van suikerhoudende dranken bij jeugdigen. Hierbij is het van belang om deze gericht af te stemmen op de doelgroep die gemiddeld het meeste suikerhoudende dranken per dag drinkt, aangezien hier de beste vooruitgang te behalen is. Naast de doelgroep moet er bij het kiezen van een interventie ook worden gekeken naar factoren die een rol spelen bij de inname van suikerhoudende dranken (BOX 2). Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat binnen de tweedejaars leerlingen van het vmbo kader/basis, schoolgaand in de Utrechtse Heuvelrug en Nijkerk, het hoogste aantal glazen suikerhoudende dranken per dag drinken.

(20)

De interventie ‘DrinkWater’ van JOGG wordt buiten beschouwing gelaten. De interventie is niet opgenomen in de Databank Effectieve Jeugdinterventies, waardoor het niet is vast te stellen of deze interventie effectief en goed onderbouwd is.(27) JOGG geeft zelf aan dat tijdens de 1-meting in september 2014 bleek dat 15% van de kinderdagverblijven en peuterspeelzalen alleen nog water schenkt. Er wordt echter niet benoemd wat de 0-meting was en wat het effect is op de gezondheid van deze kinderen. (28) Het advies aan JOGG is dan ook om de effectiviteit van ‘Drinkwater’ door het onafhankelijke Nederlands Jeugdinstituut te laten meten.

BOX 2 – Inclusie criteria interventies

Bij de aanbevelingen qua interventies is rekening gehouden met de volgende factoren: - Gericht op jeugdigen van dertien tot vijftien jaar.

- Gericht op jeugdigen met een laag opleidingsniveau (vmbo basis/kader).

- Voornamelijk gericht op jongens, waarbij de leerlingen leren door te doen in plaats van enkel theoretisch leren. Hierdoor worden zowel de meisjes als jongens aangesproken, waardoor bij beide geslachten optimaal gebruik wordt gemaakt van het leervermogen.(29)

- Gericht op het verminderen van de inname van suikerhoudende dranken, door het aantrekkelijk maken van water.

- Gericht op het verminderen van de inname van suikerhoudende dranken, door het vergroten van de kennis omtrent suikerhoudende dranken en de gevolgen ervan.

- De interventies zijn effectief gebleken en goed onderbouwd (a.d.h.v. de opgestelde criteria van de Databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut). (27) Passende interventie

DOiT – Dutch Obesity Intervention in Teenagers.

DOiT is een interventie die zich richt op eerste- en tweedejaarsleerlingen van het vmbo. Het heeft als doel om de leerlingen te stimuleren tot een gezonde leefstijl waarbij gezonde voeding en voldoende beweging voorop staat. Het bewerkstelligen van deze leefstijl heeft als streven om overgewicht op latere leeftijd bij deze doelgroep te voorkomen(30).

De focus van DOiT wordt gelegd op de volgende punten: minder gesuikerde frisdranken en ongezonde snacks, minder zittend gedrag en meer lichamelijke beweging. Deze punten pakken ze aan door middel van een lesprogramma, verdeeld over twee schooljaren. De interventie wordt uitgevoerd tijdens twaalf verzorging-/biologielessen en vier gymlessen. De docenten kunnen op zelfstandige wijze het lespakket uitvoeren, wat de bestaande lessen over voeding en bewegen vervangt. In bijlage 3 staat een overzicht ter verduidelijking van de determinanten, doelen, aanpak en methode van DOiT.(30)

DOiT is, door twee op zichzelf staande effectonderzoeken, tweemaal effectief gebleken volgens het Nederlands Jeugdinstituut.. De meest relevante resultaten van deze effectonderzoeken zijn:

- Gereduceerde inname van suikerhoudende dranken bij jongens en meisjes (-250 ml/dag) direct na de afloop van het programma en vier maanden later.

- Een kleinere middelomtrek bij jongens direct na afloop van het programma, vergeleken met de controlegroep.

- Een kleinere som van vier huidplooien bij meisjes direct na afloop van het programma en vier maanden later, vergeleken met de controlegroep. (30)

(21)

Wanneer de hierboven beschreven effectiviteit aan de gemeente Utrechtse Heuvelrug kan worden gepresenteerd, bepaalt deze of de interventie toegepast kan worden. Zij financieren Bureau Sportimpuls via subsidies. Omdat DOiT effectief, goed onderbouwd en daarnaast een gezonde leefstijl bevordert zal deze interventie naar alle waarschijnlijkheid goedgekeurd worden. In tabel 3 wordt het kostenoverzicht van deze interventie toegelicht.(30)

Tabel 3 Kostenoverzicht DOiT

Investeringen Kosten Bijzonderheden

Drukkosten lesmateriaal per

kind € 7,- / 10,- Verdeeld over twee schooljaren

Extra personele kosten n.v.t. DOiT vervangt bestaande lessen. Tijdsinvestering n.v.t. DOiT vervangt bestaande lessen.

Aandachtspunten vervolgonderzoek

Bij een eventueel vervolgonderzoek is het raadzaam om de volgende aandachtspunten in acht te nemen:

• Voorafgaand van het onderzoek de werving van de respondenten compleet te hebben, zodat dit geen barrière kan vormen voor de betrouwbaarheid van de resultaten. De groep respondenten staat dan al klaar om mee toe doen aan het onderzoek.

• De steekproef op een zodanig niveau vergroten dat het generaliseerbaar is voor de gehele populatie (gemeente Utrechtse Heuvelrug en Nijkerk). Daarnaast zou deze vergroting zorgen voor een grotere omvang van de subgroepen.

• De respondenten individueel interviewen zodat sociale druk geen invloed kan uitoefenen op de resultaten.

Aanbevelingen vervolgonderzoek

Om dieper in te gaan op de oorzaak van overgewicht bij jeugdigen in de Utrechtse Heuvelrug, worden de volgende onderwerpen aangeraden voor een eventueel vervolgonderzoek:

• De achterliggende factoren (SES, gezinssamenstelling, etniciteit, etc.) van de bevindingen uit dit huidige onderzoek.

• Het bewegingspatroon bij jeugdigen in de Utrechtse Heuvelrug.*

• De omgeving, omtrent het aanbod van gezonde en ongezonde voeding, in de Utrechtse Heuvelrug.*

• Het ontbijtpatroon van de jeugdigen in de Utrechtse Heuvelrug.* *Onderwerpen afgeleid van de JOGG gedragsdoelen.

(22)

Literatuurlijst

1. De Onis M, T Lobstein. Defining obesity risk status in the general childhood population: Which cut-offs should we use? Int Jour Pediatr Obes. 010; 5: 458-460.

2. Richtlijn: overgewicht (2012). Nederlands Centrum Jeugdgezondheid; 2012. https://www.ncj.nl/aanbod/richtlijnen/jgzrichtlijnenwebsite/details- richtlijn/?richtlijn=10&rlpag=850

3. Obesity and overweight. World Health Organization; juni 2016. http://www.who.int/mediacentre/factsheets/fs311/en/

4. Cijfers over jeugd en opvoeding. Nederlands Jeugdinstituut; 22 december 2012. http://www.nji.nl/nl/Databank/Cijfers-over-Jeugd-en-Opvoeding/Cijfers-per- onderwerp/Cijfers-per-onderwerp-Overgewicht

5. Richtlijn Diagnostiek en behandeling van obesitas bij volwassenen en kinderen. CBO; 2008;34. 6. Kerncijfers. Nederlands Jeugdinstituut; 10 juni 2016.

http://www.nji.nl/nl/Databank/Cijfers-over-Jeugd-en-Opvoeding/Cijfers-per- onderwerp/Cijfers-per-onderwerp-Overgewicht

7. de Looze M, van Dorsselaer S, de Roos S, Verdurmen J, Stevens G, Gommans R, van Bon- Martens M, ter Bogt T, Vollebergh W. HBSC 2013 Gezondheid, welzijn en opvoeding van jongeren in Nederland.

8. Vaker overgewicht jongeren in huishoudens met een lager inkomen. CBS; 7 augustus 2013. https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2013/32/vaker-overgewicht-jongeren-in-huishoudens-met- een-lager-inkomen

9. Het doel. Jongeren Op Gezond Gewicht. https://jongerenopgezondgewicht.nl/het-doel 10. Plan van aanpak JOGG gemeente Utrechtse Heuvelrug. Beschikbaar via:

http://www.heuvelrug.nl/document.php?m=61&fileid=92066&f=560cb226e9f5b75d07bd90b acd9df0bf&attachment=1&c=71533

11. Schoevers M, Weijburg K. Overgewicht in Amerongen: een uitkomst.

12. Gibsen, S. Sugar-sweetened soft drinks and obesity: a systematic review of the evidence from observational studies and interventions. Nutr Rjes Rev. 2008;21:134-147

13. Wang YC, Ludwig DS, Sonneville K, Gortmaker SL. Impact of change in sweetened caloric beverage consumption on energy intake among children and adolescents. Arch Pediatr Adolesc Med. 2009;163:336-43.

14. Drink Water. Jongeren op gezond gewicht;[datum onbekend]. http://overopdrinkwater.nl/ 15. Overgewicht naar opleidingsniveau: hele bevolking, mannen/vrouwen.

Volksgezondheidenzorg.info. 2012.

https://www.volksgezondheidenzorg.info/onderwerp/overgewicht/cijfers-

context/bevolkingsgroepen#!node-overgewicht-naar-opleidingsniveau-hele-bevolking- mannenvrouwen

16. Cohen AK, Rai M, Rehkopf DH, Abrams B. Educational attainment and obesity: a systematic review. Obes Rev. 2013;14:989–1005

17. Fischer T, Julsing M. Onderzoek doen! Kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Eerste druk. Groningen/Houten. Noordhoff Uitgevers;2007.

18. Groeidiagrammen in PDF-formaat.TNO. 2010.

https://www.tno.nl/nl/aandachtsgebieden/gezond-leven/prevention-work-health/gezond- en-veilig-opgroeien/groeidiagrammen-in-pdf-formaat/

19. Salkind NJ, Kremelberg D. Statistics for people who (think they) hate statistics. vijfde druk. Groot-Brittanië: Sage Publications Inc; 2014.

20. Grotenhuis te M, Weegen van der T. Statistiek als hulpmiddel: een overzicht van gangbare toepassingen in de sociale wetenschappen. derde druk. Assen: Gorcum B.V. Koninklijke van; 2013.

(23)

21. Vocht de A. Basishandboek SPSS 19: IBM SPSS STATISTICS. eerste druk. Utrecht: Bijleveld;2011.

22. Gianotten R. Drankenconsumptie in Nederland: Inzicht in de Nederlandse drankenconsumptie op basis van de Voedselconsumptiepeiling 2007-2010. Nederlandse vereniging Frisdranken, Waters, Sappen. 2013-21

23. Zijlker D, Scheerman N, Schuurman J. Normen en grenzen rondom een (on)gezonde keuze: resultaten uit een online kwalitatief onderzoek onder 12- tot 18-jarigen. 2013-4.

24. Zantinge E.M., Bakel van A.M., Giesbers H, et al. Overgewicht kinderen. Volksgezondheidenzorg.info. 2016.

https://www.volksgezondheidenzorg.info/onderwerp/overgewicht/cijfers-context/huidige- situatie#node-overgewicht-kinderen

25. Ruyter de J.C.. A double-blind randomized trial in school children on the effects of sugar- sweetened or sugar-free beverages on body weight and body fatness. 2013

26. Frisdrank. Voedingscentrum. http://www.voedingscentrum.nl/encyclopedie/frisdrank.aspx 27. Erkenningsprocedure. Nederlands Jeugdinstituut.

http://www.nji.nl/nl/Databank/Erkenningsprocedure-databank-effectieve-jeugdinterventies 28. Resultaten 1-meting drinkwaterpakketten. Jongeren op gezond gewicht.

https://jongerenopgezondgewicht.nl/wat-we-doen/drinkwater/effect/resultaten-1-meting- drinkwaterpakketten

29. Eerkens M. Waarom jongens op school slechter presteren (en hoe je dat tegengaat). De Correspondent. 4 juni 2015. https://decorrespondent.nl/2904/waarom-jongens-op-school- slechter-presteren-en-hoe-je-dat-tegengaat/200959704-336a29a4

(24)

BIJLAGE 1 – Enquête

Enquête suikerhoudende dranken

Wat leuk dat je mee doet aan onze enquête! Het kost ongeveer twee minuten van je tijd.

Met jouw gegevens help je ons enorm. Wij krijgen hierdoor inzicht in de frisdrankconsumptie van scholieren uit de Utrechtse heuvelrug. Het is dan ook belangrijk dat je het naar waarheid invult. Alvast bedankt!

Dit onderzoek is onderdeel van de Eurofittest.

1. Ik ben een: o Jongen o Meisje

2. Ik zit in het tweede jaar van: o vmbo-basis of vmbo-kader o vwo (gymnasium)

3. Ik heb gisteren … glazen vruchtensap (bijvoorbeeld sinaasappelsap, appelsap of andere fruitdranken uit pak/fles) gedronken

* heb je een pakje gedronken? Kijk naar het informatieblad voor de vergelijking met een glas. 4. Ik heb gisteren … glazen frisdrank (bijvoorbeeld cola, Ice tea, Fanta, cassis, 7up etc.) gedronken LET OP: Light/zero varianten tellen NIET mee!

* heb je een blikje of flesje gedronken? Kijk naar het informatieblad voor de vergelijking met een glas.

5. Ik heb gisteren … blikjes energiedrank (van 250ml) gedronken. LET OP: de Light variant van energiedrank telt NIET mee!

6. Ik heb gisteren … glazen gezoete melkdrank (Chocomelk, Optimel, Fristi etc.)

* heb je een pakje of flesje gedronken? Kijk naar het informatieblad voor de vergelijking met een glas.

7. Ik heb gisteren … glazen aanmaaklimonade gedronken LET OP: light/zero varianten tellen NIET mee!

8. Ik heb gisteren … glazen water, thee of koffie zonder suiker gedronken

9. Heb je gisteren méér of minder gedronken dan alle andere dagen van de week? o "Ik heb gisteren meer gedronken dan alle andere dagen van de week." o "Ik heb gisteren minder gedronken dan alle andere dagen van de week." o "Ik heb gister hetzelfde gedronken als alle andere dagen van de week" 10. Lengte, leeftijd en gewicht*

* Vermeld je lengte en gewicht wat is gemeten en gewogen bij de eurofittest Mijn leeftijd is: …

Mijn lengte is: … Mijn gewicht is: …

(25)

1 blikje cola 330 ml = 1,3 glazen 1 flesje fristi 300 ml = 1,2 glazen 1 flesje icetea 500 ml = 2 glazen 2 blikjes = 2,6 glazen 2 flesje = 2,4 glazen 2 flesjes = 4 glazen

3 blikjes = 3,9 glazen 3 flesje = 3,6 glazen 3 flesjes = 6 glazen 4 blikjes = 4,2 glazen 4 flesje = 4,8 glazen 4 flesjes = 8 glazen 5 blikjes = 5,5 glazen 5 flesje = 6,0 glazen 5 flesjes = 10 glazen

BIJLAGE 2 - Informatieblad

1 pakje sap = 200 ml = 0,8 glazen 2 pakjes = 1,6 glazen

3 pakjes = 2,4 glazen 4 pakjes = 3,2 glazen 5 pakjes = 4 glazen

(26)

BIJLAGE 3 – Codeboek SPSS

Tabel 4 Codeboek SPSS Vraag Naam variabele

(name)

Omschrijving variabele

(variable label) Codering (value labels)

Meetniveau (measure)

respnum Respondentnummer n.v.t. Nominaal

1. GESLACHT 1 = meisje

2 = jongen Nominaal

2. OPLEIDINGSNIV Opleidingsniveau 1 = vmbo basis/kader 2 = vmbo tl/havo 3 = vwo

Ordinaal SCHOOL Naam van de school 1 = Vakcollege Maars-

bergen, Maarsbergen 2 = Revius Lyceum, Doorn 3 = Groenhorst College, Nijkerk

Nominaal

3. VRSAP Aantal glazen

vruchtensap (250ml, gisteren)

n.v.t. Ratio

4. FRDRANK Aantal glazen frisdrank

(250ml, gisteren) n.v.t. Ratio

5. ENRGDRANK Aantal blikjes

energiedrank (250ml, gisteren)

n.v.t. Ratio

6. MLKDRANK Aantal glazen gezoete melkdrank (250ml, gisteren)

n.v.t. Ratio

7. LIMO Aantal glazen limonade

(250ml, gisteren) n.v.t. Ratio

8. WATER Aantal glazen water, thee en koffie zonder suiker (250ml, gisteren)

n.v.t. Ratio

9. VERGELIJK Vergelijking hoeveelheid glazen met andere dagen van de week

1 = meer 2 = minder 3 = hetzelfde

Nominaal

10. LEEFTIJD Leeftijd in jaren n.v.t. Ratio

10. LENGTE Lengte in meters n.v.t. Ratio

10. GEWICHT Lichaamsgewicht in

kilogram n.v.t. Ratio

BMI Body Mass Index n.v.t. Ratio

BMICAT BMI categorie 1 = ernstig ondergewicht

2 = ondergewicht 3 = gezond gewicht 4 = overgewicht 5 = ernstig overgewicht

Ordinaal

SDRANK Som van suikerhoudende

(27)

BIJLAGE 4 – Aanvullende resultaten (inclusief BMI categorieën)

Tabel 5 Aanvullende resultaten (inclusief BMI categorie)

Geslacht opleidingsniveau BMI categorie n Gemiddelde Std

vmbo ondergewicht 1 2,00 .

Meisje basis/kader gezond 12 5,75 3,62

gewicht

overgewicht 1 3,00 .

totaal 14 5,29 3,54

vmbo tl/havo ondergewicht 0 . .

gezond 15 4,76 2,36 gewicht overgewicht 1 5,00 . totaal 16 4,78 2,28 vwo ondergewicht 4 4,08 1,35 gezond 21 2,97 1,96 gewicht overgewicht 1 1,00 . totaal 26 3,07 1,91 totaal ondergewicht 5 3,66 1,49 gezond 48 4,23 2,78 gewicht overgewicht 3 3,00 2,00 totaal 56 4,11 2,65

Jongen vmbo ondergewicht 3 5,00 3,00

basis/kader gezond 27 6,07 3,06

gewicht

overgewicht 2 8,50 0,71

totaal 32 6,13 2,99

vmbo tl/havo ondergewicht 0 . .

gezond 3 4,00 3,00 gewicht overgewicht 2 7,40 5,09 totaal 5 5,40 3,80 vwo ondergewicht 1 2,00 . gezond 23 3,31 1,81 gewicht overgewicht 0 . . totaal 24 3,21 1,79 Totaal ondergewicht 4 4,25 2,87 gezond 53 4,74 2,89 gewicht overgewicht 4 7,95 3,03 totaal 61 4,92 2,96

(28)

BIJLAGE 5 – Aanvullende informatie DOiT

Tabel 6 Aanvullende informatie DOiT

Factor Doelen Aanpak Methode

Kennis Leerlingen weten de

negatieve gevolgen van suikerhoudende dranken.

Leerlingen weten wat gewoontes zijn en hoe ze ontstaan.

Leerlingen zijn bekend met de

marketingtrucs van winkels.

Leerlingen weten wat de invloed van de omgeving is op hun

Leerlingen gaan zelf actief aan de slag met opdrachten (groepsdiscussies en testjes). Docent geeft aanvullende informatie.

Zowel actief als passief leren. Huiswerk. Discussie

gedrag.

Bewustwording/

houding Leerlingen hebben inzicht in de mogelijkheden die de school biedt om gezond of ongezond te eten.

Leerlingen hebben inzicht in het gedrag van mensen uit hun omgeving, zoals vrienden, ouders of andere familieleden. Leerlingen weten wat de energiebalans is, hoeveel ze op een dag moeten eten en drinken en wat de gevolgen van een

Leerlingen houden eet- en beweegdagboek bij. Ze krijgen persoonlijk advies. Interview met eigen ouder over gedrag en gewoontes thuis.

Zelf-monitoring. Persoonlijk advies.

slechte balans zijn.

Gedragsverandering Leerlingen stellen (met behulp van de docent en een online advies op maat) een persoonlijk doel op voor het veranderen van hun gedrag. Leerlingen ervaren hoe een succesvolle gedragsverandering tot stand komt.

Met werkbladen, feedback van medeleerlingen en testjes op internet wordt gezond gedrag gestimuleerd. Huiswerk

(29)

Volhouden van nieuw

gedrag Leerlingen bedenken oplossingen voor moeilijke situaties bij het volhouden van het gedrag. Leerlingen kunnen reflecteren en evalueren op hun eigen gestelde doel en stellen hun doel

indien nodig bij.

Leerlingen gaan zelf actief aan de slag met de mogelijkheden en beperkingen die er in eigen omgeving zijn. Exploreren mogelijkheden. Oplossingsgerichte gesprekken.

Sociale steun Leerlingen weten bij wie ze in hun omgeving om hulp kunnen vragen. Leerlingen weten hoe ze hun ouders moeten betrekken bij hun gedragsverandering. Terugkoppeling van medeleerlingen in kleine groepjes, ouders worden betrokken door middel van informatieboekjes, nieuwsbrieven en huiswerk opdrachten. Beloningssysteem. Verhoging copingvaardigheden. Lotgenotencontact.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Duurzaamheidraad adviseert een ambitieuzer afvalbeleid: in plaats van verlengen onvoltooid en ontoereikend huidig beleid het reductiedoel aanscherpen naar 30 kg restafval per jaar

Circulaire economie beleid ligt voor een groot deel op (boven)nationaal niveau en vraagt om een sterke heroriëntatie bij bedrijven, die zelf producten ontwerpen en (doen)

Het afwegingskader is daarin een belangrijk instrument en dient zo ingericht te worden, dat dat de initiatiefnemers (particulieren, boeren, landgoederen en bedrijven) niet

Betreft: advies verduurzaming van monumenten en landgoederen (erfgoed) in de gemeente Utrechtse Heuvelrug: toekomstbestendig inrichten en beter beschermen.. Geachte

Onderzoek naar de situatie bij agrariërs van de Utrechtse Heuvelrug (bronnen: eigen netwerk, ervaringen van Heuvelrug Energie, focusgroep van boeren met Utrechtse studenten)

samenwerking met andere regio’s de budgetten worden gecentraliseerd voor dit type innovatie.. In punt 9 wordt, met enig populair taalgebruik, ingegaan op win win situaties,

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 voor het bouwen van een bijzonder bouwwerk voor

vergroten van de oppervlakte van een bouwwerk voor recreatief nachtverblijf tot maximaal 65 m²: voor de meeste recreatieterreinen geldt dat in het voorheen geldende