• No results found

Het enten van noten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het enten van noten"

Copied!
19
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

A/Ai *>ari

Z_

loo ~ y~

J~

BIBLIO'. I !" 1; INSTITUUT VCCP DODEI'IVKULH I Ü. s,ARhL

INSTITUUT VOOR DE VEREDEflftî©

G

VAN TUINBOUWGEWASSEN

WAGENINGEN =

G i N

! V>

MEDEDELING 24

JANUARI 1951

b»i

HET ENTEN VAN NOTEN

DOOR

Ir J. FLOOR

with an English summary p. t i Grafting of Walnuts

:.**"

•Hf

IV Û

57

(2)
(3)

I N S T I T U U T VOOR D E V E R E D E L I N G V A N T U I N B O U W GEW A S S E N Stichting staande onder toezicht v a n het Ministerie

van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening

B E S T U U R

.V. Veldhuyzen van Zanten te Enkhuizen, Voorzitter /. /. van den Berg te Naaldwijk

J. ƒ. Meddens te Nunhem P. v. d. Have E. Kuiper J. Keiren P. van Straalen Ir C. Koopman Dr Ir C. Rietsema te Kapelle Biezelinge te Veendam te Lottum te Amersfoort te Hoofddorp te Hoorn

Prof. Dr Ir S. ]. Wellensiek te Wageningen

Uit de kringen van de tuinzaadbedrijveri Uit de kringen van de boomkwekerijbedrijveo Uit de kringen van de groentetelers Uit de kringen van de fruittelers Adviserende leden

S T A F

Dr O. Banga, Li., Directeur.

Secretariaat R. Vos, secretaris. Administratie /. W. van Eijndhoven, administrateur. Proeftuinen ƒ. Tromp,

tuinchef „de Goor" Bornse Steeg. H. ]. Blaas, bedrijfsleider ,,de Santacker". Onderzoekers /. Groentegewassen en kruiden. Ir ƒ. Sneep. blad- en koolgewassen. Ir J. M. Andeweg,

groenten met vlezige vruchten, /r N. Hubbeling, peulvruchten. Ir G. Elzenga, kruiden. //. Fruitgewassen. E. T. Nannenga, biol. drs, kenmerkonderzoek fruitgewassen. Mej. Ir H. G. Kronenberg, klein fruit. Ir P. de Sonnaville,

appel, peer, pruim

Ir C. ]. Gerritsen,

kers, noot, e a .

III. Siergewassen en laanbomen. Dr B. K. Boom.

systematiek, kenmerkonderzoek, nomenclatuur.

IV. Bijzonder onderzoek. ]. P. Braak, biol. drs, physiologie en bloembiologie. Ir J. Floor, vruchtboomkwekerij en onder-stammen. Ir L. Smeets, zaadteeltphysiologie. D r S. P. Dijkstra, phytochemie. A. C. Bellaart, ehem. drs, kruidenchemie. R. Hofstra, pharm, drs, kruidenchemie. M. Keuls, proefveldtechniek. Rassendocumentatie N. G. Uilenburg, chef rassenarchief groentegewassen. W. Koopmans, chef rassenarchief fruitgewassen. W . E. G. de Bruin, nieuwe rassen. G. Komen, practijkproeven. ƒ. Baër,

chef graphische afd. ƒ. W. Gijsbers, fotograaf. Kwaliteitsonderzoek ƒ. H. Luyerink. Bibliotheek W . Koopmans, bibliothecaris. G. de Bruyn, documentalist.

(4)

INHOUD

Inleiding 3 Proefverslag 4

het oppotten het enthout

entmethoden: het plak-enten en de gaffelkroonenting verzorging

Enkele economische opmerkingen 9 Regels voor het enten van noten 10

Besluit 11 Summary 11

(5)
(6)

H e t enten van noten.

door

Ir J. Floor

Instituut voor de Veredeling van Tuinbouwgewassen

Inleiding.

Bij boerderijen en langs dijken staan de vele notebomen, die ons land rijk is. Het zijn alle zaailingen, die, op de keper beschouwd, zeer grote onder-linge verschillen vertonen in opbrengst en kwaliteit van de noot. Indien wij in plaats van zaailingen voortaan enten zouden kunnen planten van de aller-beste notenrassen, dan zou dit voordelen opleveren, die stellig ruimschoots opwegen tegen de extra kosten. Immers een goede noot is een bezit voor het leven en een waardevol geschenk voor het nageslacht. Nu verstaat men wel in het buitenland de kunst om noten rasecht te vermeerderen, doch hier te lande is men nog niet zo ver. Een en ander deed het I.V.T. in de loop van 1948 besluiten een nader onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid om noten vegetatief te vermeerderen. T e r oriëntatie werd een proef opgezet met het enten van noten in een warme kas, daar deze methode van vermeerdering voor onze omstandigheden de meeste kans op succes bood. Het was een klein proefje zonder enige pretentie. De bedoeling was eigenlijk alleen maar om eens te zien of het gaat. O p grond van de in begin 1949 verkregen uitkomsten kon de gestelde vraag bevestigend beantwoord worden. Er valt verder van die eerste proef eigenlijk niet veel meer te vertellen dan dat we verschillende fouten maakten, waarvan we veel geleerd hebben. Vóór alles werd ons duide-lijk, van hoe groot belang de juiste keuze van het enthout is. Verder bleken Juglans nigra-onderstammen gemakkelijker te zijn in het gebruik dan onder-stammen van Juglans regia, omdat onderonder-stammen van laatstgenoemde soort zo gauw last hebben van wortelrot. Ook werden aanwijzingen verkregen over de bruikbaarheid van bepaalde entmethoden.

Voor 1950 werd een meer grootscheepse manoeuvre beraamd. Het gestelde doel was tweeledig. Allereerst ging het er om de practische uitvoerbaarheid van het enten van noten te demonstreren. Tegelijkertijd werd er naar gestreefd, om een collectie aan te leggen van de allerbeste notenrassen, welk« zouden kunnen dienen als leverancier van goed enthout. Immers, het is wel te voor-zien dat, zodra het enten van noten enigszins ingeburgerd raakt, er al spoedig een tekort zal zijn aan enthout van goede rassen. Om stagnatie zo veel mo-gelijk te voorkomen werd direct begonnen met het opkweken van enthout-leveranciers.

De gestelde opgave werd als volgt uitgevoerd. Het enthout werd genomen van 24 over het gehele land verspreide bomen. Deze bomen vertegenwoordig-den volgens een voorlopige beoordeling van Ir C. J. Gerritsen in 1949 onze beste inlandse rassen. V a n ieder ras werden 10—15 enten gezet, met een tweeledige bedoeling. Allereerst om van ieder ras 3 enten te kunnen reserveren voor het opkweken van bomen die kunnen dienen als leveranciers van enthout. In de tweede plaats om verschillende methoden van enten te vergelijken.

De enten werden gemaakt en verzorgd door de Heer P. A. Wezelenburg. Gaan we thans van het begin af na hoe het noten-enten uitgevoerd werd en welke resultaten verkregen werden.

Na een Proefverslag volgen enkele Economische beschouwingen en een samenvatting in de vorm van Regels voor het enten van noten met een na-schrift tot besluit.

(7)

P r o e f v c r s l a g .

Om verschillende redenen werd het tijdstip van enten zeer vroeg genomen. Volgens ervaring van elders verdient het aanbeveling om het enthout in Januari te snijden en het dan zo spoedig mogelijk te verenten. Niet alleen was een dergelijke regeling zeer voordelig uit een oogpunt van werkverdeling, maar bovendien hadden wij zodoende de gelegenheid om het noten-enten te demon-streren aan belangstellende kwekers, nog vóór zij zelf aan het enten toe waren.

Volgens ervaringen van anderen kan men nog wel tot Mei enten. Daarna is de kans op mislukkingen groot, omdat het niet wel doenlijk is het enthout zo lang goed te houden.

Het oppotten: Midden December werden 152 potlooddikke,éénjarige

zaai-lingen van Juglans nigra opgepot, nadat tevoren een lichte snoei werd toege-past en een zorgvuldige inspectie op wortelrot had plaats gehad. Opgepot werd in speciaal voor het doel gemaakte noten-potten, waarvan de afmetingen 22 X 13 X 8 cm waren. Op het proefstation te Boskoop en elders heeft men met goed succes gebruik gemaakt van Clematis-potten, die uiteraard veel goedkoper zijn. Inderdaad kan men voor Juglans nigra-onderstammen heel goed gebruik maken van Clematis-potten. Alleen voor veel zwaardere zaailin-gen van Juglans-regia is men wel aangewezen op speciale notenpotten, daar deze onderstammen een sterk inkorten van de penwortel slecht verdragen. Het gebruikte grondmengsel was gezeefde bladaarde en zand in de verhouding van 3 : 1 . De opgepotte onderstammen werden in een middentablet van een kas ingegraven in vochtig turfmolm bij een temperatuur van ± 20° C. Zodra de onderstammen in blad komen en de wortels kiemen, kunnen zij geënt wor-den. Dit liep sterk uiteen, want het varieerde van 19 Januari tot 2 Maart.

Het enthout: De beste tijd om enthout te snijden is gedurende de maand

Januari. Daarna loopt men kans dat de bomen op de gemaakte wonden gaan bloeden. Bij voorkeur dient men het enthout direct te verenten. Is dit om de één of andere reden niet mogelijk, dan kan men dit het best bewaren horizon-taal in vochtig zand op een koele doch vorstvrije plaats.

Bij de andere fruitgewassen levert zo ongeveer iedere éénjarige twijg wel bruikbaar enthout op. Geheel anders is dit bij de noot. Een noteboom levert meestal maar betrekkelijk weinig bruikbaar enthout op. De reden hiervan is gelegen in het feit, dat de noteboom in ons klimaat eigenlijk niet voldoende afrijpt. Het is daarom van het allergrootste belang het noten-enthout met zorg uit te zoeken. Er zijn daarbij een aantal dingen waar men op letten moet. Vooreerst moet het enthout zo weinig mogelijk merg bevatten. O p overlangse doorsnede rnag dit hoogstens 1/3 van het totaal uitmaken. Het beste enthout snijdt men van krachtige twijgen van een halve meter lengte, zoals die wel voor kunnen komen bij jonge bomen, welke een krachtige groei vertonen. Hoe dikker de twijgen zijn, des te minder merg naar verhouding. Het enthout moet vanzelfsprekend ook een paar goed ontwikkelde ogen bevatten. Bij de krachtig ontwikkelde twijgen zijn de ogen aan het basisgedeelte vaak klein en minder goed ontwikkeld. Men kan dan van het basisgedeelte van zo'n twijg beter geen enthout snijden, alhoewel dit het minste merg bevat. De ogen moe-ten dus goed ontwikkeld zijn en tevens van het goede soort, Enthout met man-lijke of vrouweman-lijke knoppen is waardeloos. De manman-lijke knoppen zijn gemak-kelijk te herkennen aan hun slanke, spitse vorm. De vrouwelijke knoppen zijn kogelrond, terwijl de goede knoppen waar we dus een scheut uit kunnen ver-wachten, rond, doch iets toegespitst zijn.

(8)

Als reqel is men voor enthout aangewezen op korte twijgen. Ook hier geldt, hoe dikker de twijgen, des te beter is het hout afgerijpt en des te minder merg heeft het. Met het oog op het merg snijdt men hier de enten bij voorkeur op de grens van het 1- en 2-jarige hout. Zijn de twijgen heel kort, met slechts een paar dicht bij elkaar staande knoppen, dan kan men deze heel goed als enthout gebruiken wanneer men er maar een stukje 2-jarig hout bij snijdt.

Het verdient aanbeveling om een ent zo kort mogelijk te snijden, daar lange enten eerder gevaar lopen uit te drogen. Nu moet een ent minstens twee goede ogen bevatten. Vandaar dat het gewenst is om bij de keuze van het enthout de voorkeur te geven aan twijgen, waarop de knoppen niet al te ver van el-kaar staan.

Bijgaande foto (fig. A.) van enthout moge het geschrevene nog nader ver-duidelijken.

Fig. A. 1—5 van links naar rechts.

1. goed enthout met weinig merg en goed ontwikkelde knoppen. 2. onbruikbaar enthout vanwege de slanke mannelijke knoppen en het vele merg.

3—5. overlangs gespleten enthout. 3. weinig merg.

4. meer merg, doch nog wel bruikbaar, afgezien van de manlijke knop. 5. zeer veel merg, daardoor absoluut onbruikbaar.

Entmethoden: In het algemeen gesproken zijn er tal van methoden, welke

men elders met succes toegepast heeft.

Om het niet al te ingewikkeld te maken, hebben wij ons, op enkele uitzon-deringen na, beperkt tot 2 entmethoden, namelijk het plakenten en de gaffel-kroonenting. Bij beide methoden werd de onderstam in alle gevallen op of boven de wortelhals geënt, al naar de dikte van de onderstam.

(9)

Het plak-enten is een methode, welke het practische voordeel heeft van eenvoudig en gemakkelijk uitvoerbaar te zijn. Zij werd met succes toegepast aan de Rijkstuinbouwschool te Vilvoorde. Vanderwaeren geeft er in zijn boekje over notenteelt de volgende toelichting bij: „De onderstam wordt op 4^-5 cm boven de potgrond licht schuin afgesneden. Vervolgens snijdt men een verti-cale snede op ongeveer 1/3 van de dikte van de onderstam. Ongeveer 2—2,5

\3.

fVo

5

^

Fig. 1—8. Gaffelkroon-enten: verschillende stadia van uitvoering. De gestippelde pijl geeft

telkens aan hoe onderstam of ent aan- of ingesneden wordt. In fig. 7 geeft de gestippelde lijn aan dat rondom de kroonentslip een schilfertje van de bast weggehaald wordt, met de

bedoeling om het cambium bloot te leggen.

Fig. 9. De Duitse methode van kroon-enten, waarvan de gaffelkroon-enting een variant is. Fig. 10. Plak-enten.

(10)

cm lager maakt men opnieuw een licht schuine snede, zodat een rechthoekig stukje uit de onderstam kan genomen worden. De ent wordt zo gesneden dat zij juist in de onderstam past." (Zie fig. 10).

Ten overvloede zou ik hier nog even aan toe willen voegen, dat de ent opzij niet zo diep aangesneden moet worden dat het merg bloot komt.

Tijdens de uitvoering van de proef werd besloten ook het zetten terzijde op een voetje toe te passen. Dit is de welbekende entmethode, welke op grote schaal toegepast wordt bij siergewassen.

D e g a f f e l k r o o n e n t i n g : Naast een eenvoudige, practische methode als het plakenten werd ter vergelijking een methode beproefd, die weliswaar wat moeilijker uit te voeren is, doch waarmede een buitengewoon goed contact verkregen wordt van ent met onderstam. Indien de gebruikte entmethode nog van invloed is op het slagingspercentage, dan zal dit, zo werd gedacht, bij ver-gelijking van beide methoden naar voren moeten komen.

De gaffelkroonenting is een eigen variant van een methode van kroonenten, waarmede in Duitsland uitstekende resultaten werden verkregen. Bij deze Duitse methode worden ent en onderstam aangesneden als aangegeven in fig. 9. Een bezwaar hiervan is, dat de ent gemakkelijk bij de minste of ge-ringste aanraking van de onderstam afgestoten wordt. Dit komt omdat het uitstekende basisgedeelte van de ent dun is daar het geen merg mag bevatten; bovendien is er reden om te verwachten dat er op het horizontale vlak van contact tussen ent en onderstam geen, of hoogstens late vergroeiing tot stand zal komen. Eén en ander heeft er toe geleid dat wij de ent aangesneden heb-ben als aangegeven in fig. 8. De entmethode wordt zodoende een combinatie van kroonenten en copuleren. Het voordeel is dat de ent stevig op de onder-stam gezet kan worden, terwijl er ook op het schuin aangesneden copulatie-vlak een vergroeiing tot stand kan komen.

Voor de uitvoering van het gaffelkroonenten wordt verwezen naar fig. 1—8. De ent wordt zodanig gesneden dat zij een kroonent- en een copulatie-slip bevatten. Eerstgenoemde copulatie-slip moet een goed ontwikkelde knop bevatten, daar deze de vergroeiing met de onderstam bevordert. De stippellijn op de kroonentslip in fig. 7 geeft aan, dat bij deze slip rondom een schilfertje van de bast weggehaald moet worden, zodanig, dat het cambium bloot gelegd wordt. Dit cambium van de kroonentslip kan dan in contact komen met het cambium van de opgelichte bast, die de kroonentslip aan de randen omvat. Het is namelijk zo, dat wanneer de bast loslaat het cambium niet op het hout ach-ter blijft, doch met de schors meegaat wanneer deze bij kroonenten of oculeren opgelicht wordt. Algemeen neemt men wel aan dat het cambium op het hout achter blijft, doch nauwkeurig anatomisch onderzoek heeft uitgewezen dat dit niet het geval is en het dus met de schors mee opgelicht wordt.

De gemaakte enten werden aangebonden met getaand katoen daar raffia te snel verteert. W i t katoen zou ook wel gebruikt kunnen worden, maar dit moet toch ook los gesneden worden. De wonden en de top werden afgedekt met boetseerklei en entwas, waaraan spiritus toegevoegd was, om de tempe-ratuur zo laag mogelijk te houden.

Verzorging: In principe werd de in Duitsland gangbare wijze van

verzor-gen toegepast. De enten worden daarbij met entwas behandeld en van meet af aan rechtstandig ingegraven. Dubbel glas wordt niet gebruikt, doch de luchtvochtigheid in de kas wordt hoog gehouden. De kas waarin de proef werd uitgevoerd was in gebruik voor het opkweken van planten die zoveel mogelijk licht moet hebben, zodat eigenlijk niet geschermd kon worden. Om de

(11)

lucht-vochtigheid en temperatuur toch enigszins in de hand te hebben werd een glazen kast om de noten heen gebouwd.

De behandeling was verder als volgt. N a het enten werden de potten terug gezet in turfmolm, die weer goed vochtig gemaakt was. De bodemtemperatuur varieerde van 22^-25° C ; de luchttemperatuur werd beneden 25° C. gehou-den. De luchtvochtigheid was hoog, in het begin veelal 100 %. 's Morgens, tegen de middag en in de namiddag werd gesproeid met een pulvérisateur, waarna steeds een poosje gelucht werd.

Fig. B. Enkele noten-enten vóór het uitplanten in de volle grond.

Al spoedig na het enten komen er een aantal scheuten op de onderstam tot ontwikkeling. Deze werden bijgesnoeid en pas geleidelijk geheel weggenomen. Na het uitlopen der enten werd het blad zorgvuldig geschermd tegen directe zonbestraling.

De enten maakten hun eerste groei in de kas. Op 23 Maart werd met af-harden begonnen en werd tevens het bindkatoen losgewikkeld om inkepin-gen te voorkomen. Begin Mei werden de planten in een koude bak onder glas gebracht om verder af te harden. Tegen het einde van Mei werden de enten uit de potten gehaald en buiten uitgeplant met de entplaats juist onder de grond. Volgens advies van E. Schneiders in Der Neuzeitliche Walnuszbau werden vóór het uitplanten de enten ontbladerd. De redenering is: het blad is er toch niet aan te houden omdat het niet bestand is tegen directe zon-bestraling, dus dan maar meteen er af — des te eerder lopen de planten weer uit. Het bleek ons dat het niet helemaal opging, want een aantal enten liep in het geheel niet uit, en wat nog uitliep deed dit zeer laat. De conclusie is, dat, wil men ontbladeren, men beter even kan wachten tot de enten weer wat op dreef zijn. Behalve voor zonbestraling is het notenblad ook gevoelig voor wind, zodat schermen hiertegen ook wenselijk is.

(12)

Resultaten: Deze zijn bijeengebracht in onderstaande tabel. De breuken in

de eerste kolom geven het aantal geslaagde enten gedeeld door het aantal gezette enten. Hieruit zijn de slagingspercentages van de tweede kolom be-rekend.

gaffelkroon-entmethode 57/71 80 c/o

plak-enten 27/50 54 % zetten terzijde op een voetje 13/25 52 %

driehoeken 0/4 Engelse entmethode 0/2 — Voor een juiste vergelijking van de gebruikte entmethoden is het volgende nog van belang. De gaffelkroonenting en het plak-enten werd bij 11 rassen (egelijk toegepast. V a n de gaffelkroon-enten slaagden er 32 van de 43, dus 74 %; van de plak-enten 27 van de 50, dit is 54 %. Gaffelkroon-enten en enten terzijde op een voetje werd bij 7 rassen tegelijk toegepast. Van de gaffel-kroon-enten slaagden er 15 van de 17, dit is 88 %; van de enting terzijde op een voetje 13 van de 24, dus 54 %. Het enthout van één der rassen uit deze ;;erie bleek uitsluitend bloemknoppen te bevatten. Aanvankelijk sloeg het gro-tendeels wel aan. Doch van enige groei was geen sprake. Op één na gingen alle enten dood. Laten wij dit ras buiten beschouwing, dan zijn er voor de gaffelkroon-enten 15 van de 16 geslaagd, dit is 94 c/c, van de enten terzijde

op een voetje 69 %.

De verkregen resultaten kunnen opgevat worden als een aanwijzing, dat met de gaffelkroon-entmethode wellicht een hoger slagingspercentage bereikt kan worden dan met plak-enten of zetten terzijde op een voetje. Genoemde methoden zullen nog nader met elkander vergeleken worden. Mocht er ook clan een dergelijk verschil ten gunste van de gaffelkroon-entmethode naar voren komen, dan wordt het stellig de moeite waard om deze methode toe te passen, ook al is hij wat ingewikkelder dan het plak-enten. Trouwens, uit ervaring is al gebleken, dat na enige oefening het gaffelkroon-enten gemak-kelijk uitgevoerd kan worden. Een tweede gevolgtrekking welke uit de cijfers gemaakt kan worden is, dat het plak-enten en zetten terzijde op een voetje blijkbaar geen verschil in resultaat oplevert. In dat geval dient aan het plak-enten de voorkeur gegeven te worden.

Enkele economische opmerkingen.

Bij het noten-enten gaat het niet alleen om het spel, doch ook, en wel in de eerste plaats, om de knikkers. Het lijkt mij buiten kijf, dat de beste kans om wat te verdienen aan het noten-enten toegekend moet worden aan boomkwe-kers die reeds een ruime ervaring hebben met het enten onder glas. Als zij even weten waar zij bij de keuze van het enthout op moeten letten, behoeven ;:ij eigenlijk geen leergeld meer te betalen. Bovendien kunnen zij zonder veel kosten tijdelijk kasruimte vrijmaken voor het enten van noten. Voor fruit-kwekers, die speciaal voor dit doel een kas moeten laten bouwen, staan de kansen ontegenzeggelijk minder gunstig, tenzij de vraag naar geënte noten inderdaad zeer groot zou blijken te zijn en de prijzen er voor hoog blijven. Met deze veronderstelling aanvaardt men echter een zeker risico. Bovendien is de mogelijkheid niet uitgesloten dat het oculeren van noten ook in ons klimaat practisch uitvoerbaar zal blijken te zijn.

Een andere kwestie, die ook overwegingen verdient, is de vraag hoe het noten-enten zo eenvoudig en goedkoop mogelijk uitgevoerd kan worden. In-dien wij de onderstammen in plaats van op te potten in veenmos zouden kunnen

(13)

wikkelen, zou reeds veel aan ruimte gewonnen kunnen worden. Wij hebben hier nog geen proef mee genomen, omdat wij verwachten dat deze handel-wijze het slagingspercentage ongunstig zal beïnvloeden. W a t aan de ene kant gewonnen wordt aan ruimte, dreigt aan de andere kant teloor te gaan door een groter percentage mislukte enten. Toch zullen wij stellig deze mogelijk-heid in gedachten houden. Eerst zullen wij echter onze enthoutbomen opkwe-ken van goede rassen. Het zal dan mogelijk zijn om enthout te snijden dat vele malen beter is dan het enthout dat thans van oude bomen gehaald kan worden. Tevens zullen wij veel betere onderstammen kweken dan hetgeen thans in de handel verkrijgbaar is en wel door de wortel reeds na voorkiemen in te korten. Zodoende worden niet alleen beter uitgerijpte zaailingen ver-kregen, doch heeft rnen bovendien nog het voordeel van een vertakt wortel-gestel in plaats van enkel maar een paalwortel.

Is het eenmaal mogelijk om zo onder de beste omstandigheden te werken, dan zal het wikkelen van de onderstam in veenmos het slagingspercentage wellicht slechts weinig of niet beïnvloeden. In ieder geval zal dit dan nog nader onderzocht worden.

Vooral bij een volle bezetting dient het verblijf in de warme kas zoveel mogelijk bekort te worden. Daartoe kan men het beste de enten schuin in-graven of rechtop zetten indien de bedding hoog genoeg is. Vervolgens wor-den de beddingramen er op gelegd tot een vergroeiing tot stand gekomen is, waarna reeds geleidelijk met het afharden begonnen kan worden. Het gebruik van entwas kan dan komen te vervallen.

Het goedkoopst zou men wel in de zomer enten, indien dit mogelijk is. Wij hebben er een onderzoek naar ingesteld. Bij een serie, eind Augustus geënt, werd een voorlopig slagingsperentage verkregen dat zeer hoog was. Defini-tieve uitkomsten kunnen echter pas medegedeeld worden, nadat deze planten in het voorjaar de groei hernomen hebben. Daar gewerkt wordt met bebladerde enten kan deze methode alleen toegepast worden, wanneer men de enthout-boom in de buurt heeft.

Regels voor het enten van noten.

1. Gebruik als onderstammen bij voorkeur 1-jarige zaailingen van Juglans nigra van voldoende dikte.

2. Pot op in Clematis-potten, ruim een maand voordat men wil enten en gebruik als grondmengsel gezeefde bladaarde en zand in de verhouding 3 : 1 .

3. Begin met enten nadat de onderstammen in blad staan en de wortels kiemen.

4. De keuze van het enthout is de belangrijkste factor voor het behalen van succes.

5. Goed enthout bevat weinig merg (op lengtedoorsnede 1/3 of minder van het totaal). Hiervoor gaat men af op dikke, goed uitgerijpte twijgen. 6. Goed enthout moet verder 2 goed ontwikkelde groei-knoppen bevatten,

herkenbaar aan hun ronde, doch enigszins toegespitste top. Enthout met slanke, spitse manlijke knoppen of de extra dikke, geheel ronde vrouwe-lijke knoppen zijn waardeloos.

7. Enthout van korte twijgen snijdt men bij voorkeur op de grens van het één- en tweejarige hout.

(14)

8. Zeer korte twijgen kunnen nog als enthout dienen door een stuk van het twee-jarige hout mee te snijden.

9. Enthout dient zoveel mogelijk direct gebruikt te worden. Bewaren kan het best geschieden horizontaal in vochtig zand op een koele, vorstvrije plaats.

10. Als entmethoden kunnen worden aanbevolen de gaffelkroon-enting en het plak-enten (zie fig. 1—8 en tekst).

11. Voor het aanbinden gebruikt men wit of getaand katoen dat later tijdig losgemaakt moet worden om inkepingen te voorkomen.

12. Entwas wordt alleen gebruikt voor het aansmeren van de top van de ent en dus niet voor het afdekken van de gemaakte wonden.

13. De gemaakte enten worden in goed vochtig gemaakte turfmolm gezet onder dubbel glas bij een temperatuur van 22—25° C.

14. Nadat een vergroeiing tot stand gekomen is kan reeds met het afharden begonnen worden. De beddingsramen worden geleidelijk wat meer op lucht gezet en de bodemverwarming wordt uitgeschakeld. Na verloop van tijd worden de beddingsramen geheel verwijderd en ten slotte wordt het afharden beëindigd in een koude bak onder glas.

15. Het uitplanten in de volle grond kan pas plaats hebben in de tweede helft van Mei, nadat het gevaar voor nachtvorsten geweken is.

16. De geënte noten worden diep geplant met de entplaats juist in de grond. 17. Schermen tegen de zon en de wind is noodzakelijk.

Besluit.

Degenen, die eens wat willen lezen over het enten van noten kunnen de volgende boekjes aangeraden worden: E. Schneiders, Der Neuzeitliche W a l -nuszbau. 1947. Uitgave Eugen Ulmer, Stuttgart en R. Vanderwaeren, Noten-teelt. 1949. Zoals uit de titels wel blijkt kan men hierin ook bijzonderheden over de teelt vinden.

In de tweede helft van Februari zal er in de proeftuin van het I.V.T. ge-legenheid zijn om een demonstratie van het noten-enten bij te wonen. Belang-stellenden worden verzocht tevoren een datum af te spreken.

S u m m a r y .

An account is given of the grafting of walnuts under glass. Best results were obtained with a special method of saddle grafting. Fig. 1—8 shows how stock and scion are prepared.

(15)
(16)

M E D E D E L I N G E N i )

V A N H E T I N S T I T U U T VOOR D E V E R E D E L I N G V A N T U I N B O U W G E W A S S E N

1. Hubbeling, N . V a t b a a r h e i d van s t a m s l a b o n e n r a s s e n voor ziekten, welke m e t h e t

z a a i z a a d o v e r g a a n . 2e d r u k , M a a r t 1946 ƒ 0,10

1. Banga, O. O n d e r z o e k n a a r de c u l t u u r w a a r d e van e n i g e n i e u w e t u i n b o n e n r a s s e n .

Sep-t e m b e r 1945 UiSep-tverk, 3. Banga, O. S l u i t k o o l p r o b l e m e n in A m e r i k a . S e p t e m b e r 1946 ƒ 0,50

4. A l g e m e n e V e r e d e l i n g s d a g e n 1946. V e r s l a g v a n v o o r d r a c h t e n en d i s c u s s i e s . M a a r t 1947 ƒ 0.50

Veldhuyzen van Zanten, N . R i c h t l i j n e n voor de v e r d e r e o n t w i k k e l i n g v a n h e t c o n t a c t

t u s s e n B e g u n s t i g e r s e n I n s t i t u u t .

Banga, O. P e r s p e c t i e v e n voor de v e r e d e l i n g v a n t u i n b o u w g e w a s s e n in N e d e r l a n d . Wellensiek, S. J. ( L a b . v. T u i n b . p l . t . ) . De m e t h o d e d e r h e r h a a l d e t e r u g k r u i s i n g e n . Frakken, B . ( L a b . v. E r f e l i j k h e i d s l e e r ) . E e n en a n d e r over de p l a n t e n v e r e d e l i n g in

Zweden.

Nannenga, E . T. E r v a r i n g e n bij de identificatie v a n v r o e g e k e r s e r a s s e n . Sonnaville, P . de N i e u w e f r u i t r a s s e n , die in N e d e r l a n d op d e v o o r g r o n d t r e d e n . Floor, 3. N i e u w s op h e t g e b i e d van f r u i t r a s s e n in E n g e l a n d .

Kronenberg, Hester G. Selectie v a n a a r d b e i e n op g e z o n d h e i d .

Heide, B . van der E r v a r i n g e n bü h e t k w e k e n van z i e k t e r e s i s t e n t e t o m a t e n r a s s e n . Hubbeling, N . E r v a r i n g e n bij h e t k w e k e n v a n z i e k t e r e s i s t e n t e b o n e n r a s s e n . Sneep, J . P h o t o p e r i o d i c i t e i t , v e r n a l i s a t i e en v e r e d e l i n g .

5. Banga, O. R a s s e n k e u z e en r a s s e n v e r e d e l i n g bij g r o e n t e g e w a s s e n in Oostenrijk. N o

-v e m b e r 1947 U i t -v e r k .

6. Banga, O. K r o t e n s t u d i e s . Nov. /Dec. 1947 ƒ 0.25

I. I n v l o e d v a n d e z a a i t ü d op d e p r o d u c t i v i t e i t van d e k r o t e n . I I . I n v l o e d v a n d e zaaitjjd op de l o o f o n t w i k k e l i n g v a n k r o t e n .

7. Banga, O. De v e r e d e l i n g v a n de a a r d b e i in d e V. S. v a n A m e r i k a . D e c e m b e r 1947 . ƒ 0,60

8. A l g e m e n e V e r e d e l i n g s d a g e n 1947. V e r s l a g v a n v o o r d r a c h t e n en d i s c u s s i e s . J u l i 1948 . ƒ 1,15

Banga, O. Voor w e l k e g e w a s s e n en op w e l k e wijze is v e r e d e l i n g s w e r k economisch g e

-r e c h t v a a -r d i g d e n g e w e n s t . I. A l g e m e n e i n l e i d i n g .

Zwaan, B ü k ( Z a a d p r o d u c e n t , R ' d a m ) . I d e m . I I . G r o e n t e g e w a s s e n .

R l e t s e m a , I . ( R . K . L a n d - e n T u i n b . s c h o o l , B r e d a ) . I d e m . I I I . F r u i t g e w a s s e n .

Koopman, C. (Vered.bedrijf Centr. B u r e a u , H o o f d d o r p ) . K o s t e n b e r e k e n i n g bij

ver-e d ver-e l i n g s w ver-e r k .

Wellensiek, S. J . ( L a b . v. T u i n b . pl.t., W a g e n i n g e n ) . V e g e t a t i e v e v e r m e e r d e r i n g bij

de v e r e d e l i n g , speciaal v a n g r o e n t e g e w a s s e n .

Floor, J . Over v e g e t a t i e v e v e r m e e r d e r i n g v a n f r u i t g e w a s s e n .

Sneep, J . T o e p a s s i n g v a n d e v e g e t a t i e v e v e r m e e r d e r i n g bij de v e r e d e l i n g v a n

kool-g e w a s s e n .

9. Banga, O. De v e r e d e l i n g v a n t u i n b o u w g e w a s s e n in de V. S. van A m e r i k a . J u l i 1948. U i t v e r k . 10. Banga, O. K r o t e n s t u d i e s . N o v e m b e r 1948 ƒ 0,25

I I I . V e r n a l i s a t i e en d e v e r n a l i s a t i e v a n b i e t e n .

IV. V e r s c h i l l e n in s c h i e t - n e i g i n g bij v e r s c h i l l e n d e r a s s e n en selecties van p l a t t e of r o n d e k r o t e n .

11. A l g e m e n e V e r e d e l i n g s d a g e n 1948. V e r s l a g v a n v o o r d r a c h t e n en d i s c u s s i e s . D e c e m b e r

1948 f 1.05

Banga, O. De h u i d i g e s t a n d v a n de mogelijkheden voor b e s c h e r m i n g v a n de k w e k e r s

e i g e n d o m . I. De p e r s p e c t i e v e n van h e t K w e k e r s b e s l u i t 1941 voor v e r s c h i l l e n d e t u i n -b o u w g e w a s s e n .

Erkelens, M. A. ( N . A . K . - B . , D e n H a a g ) . I d e m . I I . C o n t r ô l e op de v e r m e e r d e r i n g

v a n moeilijk t e d e t e r m i n e r e n r a s s e n v a n f r u i t g e w a s s e n .

Barten, D. ( F a . J a c o b J o n g , N o o r d s c h a r w o u d e ) . I d e m . I I I . De mogelijkheid van b e

-s c h e r m i n g bij t o e p a -s -s i n g van h e t „ D e e n -s e -s y -s t e e m " bij n i e t - d e t e r m i n a b e l e r a -s -s e n v a n g r o e n t e g e w a s s e n .

Hiele, T. van ( R i j k s t u i n b . c o n s . voor k o e l a a n g e l e g e n h e d e n , B e n n e k o m ) . Richtlijnen

voor h e t k w e k e n v a n r a s s e n v a n f r u i t - en g r o e n t e g e w a s s e n , die g e s c h i k t zijn voor b e w a r i n g , c o n s e r v e r i n g of d i e p v r i e z e n . I. B e w a r i n g .

Zweede, A. K. ( I n s t . B e w a r i n g en V e r w e r k i n g T u i n b . p r o d . , W a g e n i n g e n ) . I d e m . I I . V e r w e r k i n g .

12. Banga, O. H e t k w e k e n v a n n i e u w e v r u c h t b o o m o n d e r s t a m m e n in E n g e l a n d . M a a r t 1949 ƒ 0,20 13. Banga, O. en Hester G. Kronenberg. T e e l t en v e r e d e l i n g van a a r d b e i e n in België.

J u n i 1949 f 0,20 14. B a n g a , O. K r o t e n s t u d i e s . J u l i 1949 f 0,50 V. De i n w e n d i g e v l e e s k l e u r v a n k r o t e n . H a a r b e o o r d e l i n g bü r a s s e n v e r g e l i j k i n g en s e l e c t i e w e r k . 15. A n d e w e g , J . M. V e r e d e l i n g s d o e l e i n d e n e n - r e s u l t a t e n bij de t o m a a t . S e p t e m b e r 1949 ƒ 0,20 16. Hubbeling, N . V e r e d e l i n g s d o e l e i n d e n bij s l a b o n e n . S e p t e m b e r 1949 ƒ 0,20 17. A l g e m e n e V e r e d e l i n g s d a g e n 1949. V e r s l a g van v o o r d r a c h t e n e n d i s c u s s i e s . . . . ƒ 1.40

Banga, O. Selectie en g r o e i k r a c h t bij k r u i s b e s t u i v e r s .

Sneep, J . E n i g e e r v a r i n g e n op h e t g e b i e d van de z a a d t e e l t .

Minderhoud, A. (Rijksbijenteeltcons., W a g e n i n g e n ) . H e t g e b r u i k v a n bijen en h o m

-m e l s voor b e s t u i v i n g in a f g e s l o t e n r u i -m t e n .

Jacobi, E . F . ( R i j k s t u i n b . c o n s . , B o s k o o p ) . De t a a k van h e t P r o e f s t a t i o n voor de

B o o m k w e k e r i j t e Boskoop.

Veldhuyzen van Zanten, N . (N.V. Sluis en G r o o t ' s K o n . Z a a d t . en Z a a d h . , E n k h u i z e n ) .

W a t m o e t h e t N e d e r l a n d s e z a a d v a k d o e n o m t e g e n h e t b u i t e n l a n d o p g e w a s s e n t e zijn.

Banga, O. Mogelijkheden voor s a m e n w e r k i n g in h e t v e r e d e l i n g s w e r k bij fruit. Kronenberg, Hester G. V a r i a t i e s in r a s s e n van klein fruit.

Sonnaville, P . de M u t a t i e s in h e t g r o t e fruit.

1) Z o l a n g de v o o r r a a d s t r e k t k u n n e n b o v e n s t a a n d e p u b l i c a t i e s franco w o r d e n t o e g e z o n d e n , na o n t v a n g s t van h e t v e r m e l d e b e d r a g op g i r o no. 425340 van h e t I n s t i t u u t voor de V e r e d e l i n g van T u i n b o u w g e w a s s e n t e W a g e n i n g e n o n d e r v e r m e l d i n g v a n w a t v e r l a n g d w o r d t .

(17)

18. Zeventien k o r t e a r t i k e l e n voor b o o m k w e k e r s U i t v e r k o c h t F l o o r , 3. K w e e e n v o r s t g e v o e l i g h e i d . I m p o r t k w e e . C r a b C. De z a a i l i n g o n d e r s t a m . De t u s s e n s t a m . R e d c o a t Grieve. Sonnaville, P . d e N i e u w e , v e e l b e l o v e n d e a p p e l r a s s e n . E n k e l e n i e u w e p e r e n r a s s e n . F l o o r , J . L a x t o n n o . 1 e n L a x t o n P e r f e c t i o n . K r o n e n b e r g , H . G. e n E . T . N a n n e n g a . D e f r a m b o z e n r a s s e n ir L e e n d e r t z en V e r b e t e r d e P r u i s e n . N a n n e n g a , E . T. De f r a m b o z e n r a s s e n M a i l i n g E n t e r p r i s e , M a i l i n g L a n d m a r k en M a i l i n g P r o m i s e . W e e r d t , J . H . v. d. H e t o c u l e r e n van p e r z i k e n . H e t s t e k k e n v a n k r u i s b e s s e n . F l o o r . J . H e t s t e k k e n v a n M y r o b o l a n B. H e t a f l e g g e n . H e t a a n a a r d e n . V a k l i t e r a t u u r . 19. B a n g » , O. K r o t e n s t u d i e s . S e p t e m b e r 1950 ƒ 1,50 VI. De invloed v a n h e t loof op de g r o e i s n e l h e i d v a n de k n o l .

V I I . Classificatie v a n p l a t t e e n r o n d e k r o t e n n a a r k n o l i n d e x , n i v e a u van l o o f p r e s t a t i e e n g r o e i s n e l h e i d . 20. A n d e w e g , 3. M. en M. K e u l s . P r a k t i j k p r o e v e n t o m a t e n 1948—1949. O c t o b e r 1950 ƒ 0,75 21. B a n g a , O. K r o t e n s t u d i e s . N o v e m b e r 1950. V I I I . V e r e d e l i n g s m e t h o d i e k bil' de r o d e b i e t ƒ 0,25 22. K r o n e n b e r g , H . G. T e e l t e n v e r e d e l i n g v a n f r u i t g e w a s s e n in Z w i t s e r l a n d . . . . ƒ 0,25 23. B a n g a , O. e n J . SneeD. V e r e d e l i n g v a n t u i n b o u w g e w a s s e n in D e n e m a r k e n . . . . ƒ 0,25 24. F l o o r , J . H e t e n t e n van n o t e n ƒ 0,35 R A S S E N L I J S T E N *) U I T G E G E V E N DOOR H E T I N S T I T U U T VOOR D E V E R E D E L I N G V A N T U I N B O U W G E W A S S E N E e r s t e Beschrijvende R a s s e n l i j s t voor G r i e n d h o u t , 1940. R e d a c t e u r I r W. D. J . T u i n z i n g . ( U i t g e g e v e n door de N . A . K . , m a a r v e r k r i j g b a a r bü h e t I . V . T . ) ƒ 0.17 T w e e d e Beschrijvende R a s s e n l i j s t voor P o p u l i e r e n , W i l g e n en I e p e n , 1947. R e d a c t e u r Prof.

D r G. H o u t z a g e r s ƒ 0,50 D e r d e Beschrijvende R a s s e n l i j s t voor G r o e n t e g e w a s s e n , 1948. R e d a c t e u r D r O. B a n g a ƒ 1,—

(18)

PUBLICATIES VAN HET INSTITUUT VOOR DE VEREDELING VAN TUINBOUWGEWASSEN IN ANDERE ORGANEN OF IN BOEKVORM EVENTUEEL

IN SAMENWERKING MET ANDERE INSTELLINGEN

Van de artikelen, waarbij de prijs genoemd is, zijn in beperkte mate overdrukken beschikbaar. Overigens wende men zich tot de opgegeven bronnen.

Banga, O. Bijdrage tot het rassenonderzoek van kropsla. Med. van de Tuinbouwvoorl.

dienst no. 14, 1939 ƒ 0,32 Banga, O. Een vergelijking van het voor meeldauw onvatbare tomatenras „Vetomold" met

enkele Nederlandse rassen van kastomaten. Med. v. d. Tuinbouwvoorl.dienst no. 24, 1941 ƒ 0,32 Banga, O. Bloemkoolstudies. Med. v. d. Tuinbouwvoorlichtingsdienst no. 30, 1942 . . . ƒ 0,32 Banga, O. Bijdrage tot het rassenonderzoek van andijvie. Med. v. d. Tuinbouwvoorl.dienst

no. 32, 1942 ƒ 0,32 Banga, O. Veredeling van Tuinbouwgewassen. Algemene grondslagen. Tjeenk Willink,

Zwolle, 1944, 211 pp ƒ 3,35 Kronenberg, H. G. Kort verslag van het onderzoek naar de aardbeienziekten in

Kenne-merland. Med. Inspecteur van de Tuinbouw en het Tuinbouwonderwijs 7, (Januari 1944), no. 1, p. 26.

Banga, O. De taak van de keuringsdiensten bij het effectief maken van het kwekers-recht. Med. Directeur van de Tuinbouw 8, (Jan./Juni 1945), no. 1/6, p. 6.

Braak, J . P . Kortedag-behandeling van kropsla. Med. Directeur van de Tuinbouw 8, (Oct. 1945), no. 10, p. 155.

Hnbbeling, N. Ziektebestrijding en gezondheidsselectie bü tuinbonen. Med. N.A.K.-G. 3, (Febr. 1946), no. 14, p. 96 en no. 15, p. 103.

Kronenberg, H. G. en B. Machielse. Aardbeienselectie voor Kennemerland. Med. Directeur van de Tuinbouw 9, (Jan. 1946), no. 1, p. 20.

Andeweg, J . M. Het kweken van Cladosporium resistente tomaten. Med. N.A.K.-G. 4, (April 1947), no. 26, p. 201.

Banga, O. Gevoeligheid voor de daglengte van doperwtenrassen. Med. Directeur van de Tuinbouw 10, (Febr. 1947), no. 2, p. 81.

Banga, O. Het begrip warmtesom als kenmerk van doperwtenrassen. Med. Directeur van de Tuinbouw 10, (April 1947), no. 4, p. 198.

Banga, O. Enkele grepen uit de veredeling van tuinbouwgewassen in de Ver. Staten. Med. Directeur van de Tuinbouw 10, (Juli en Aug. 1947), no. 7, p. 382 en no. 8, p. 437 ƒ 0,10 Hnbbeling, N. Amerikaanse slabonenrassen. Med. N.A.K.-G. 4, (April 1947), no. 26, p. 201. Kronenberg, H. G. Kan met gezondheidsselectie in de frambozen nog iets worden

be-reikt? De Fruitteelt 37, (Juli 1947), no. 28, p. 218.

Floor, J . en J . H. v. d. Weerdt. Nieuws uit België op het gebied van het kweken van vruchtbomen. De Boomkwekerij 3, (Nov. 1947), no. 3, p. 17 en no. 4, p. 26 . ƒ 0,10 Klinkenberg, C. H. (Lab. Myc.) en H. G. Kronenberg (I.V.T.). Aardbeiplanten; ziekten,

teelt en selectie. Uitgeversbedrijf voor de Tuinbouw N.V., Surinamestraat 18,

'-Gra-venhage, 1947, 28 pp. ƒ 1,— Boom, B. K. Boomteelt. Uitgever: H. Veenman & Zonen, Wageningen, 1948, 147 pp.

Ingenaaid ƒ 4,25, geb. ƒ 5,75 Andeweg, J . M. Welk tomatenras moet ik in 1948 telen? De Tuinbouw 3, (Januari 1948),

no. 1. p. 3.

Floor, 3. Vegetatieve vermeerdering van fruitgewassen. De Boomkwekerij 3, (Februari 1948), no. 10, p. 73.

Davidse, J. Uit de geschiedenis van de cyclamen-veredeling. Vakbl. voor de Bloemisterij 3, (April 1948), no. 25.

Andeweg, 3. M. Een gemakkelijk morphologisch kenmerk bü selectie van tomaten. Zaad-belangen 2, (Mei 1948), no. 9, p. 106.

Davidse, J . Het rassenonderzoek bij doperwten. Zaadbelangen 2, (Mei/Juni 1948), no. 10/11,

p. 118/126. ƒ 0,10 Gerritsen, C. J . Het barsten van kersen. Med. Directeur van de Tuinbouw 11, (Mei 1948).

no. 5, p. 348.

Kronenberg, H. G. Aardbeirassen. Groenten en Fruit 3, (Mei 1948), no. 48, p. 652. Nannenca, E. X. Kwekerij-kenmerken van kersen. De Boomkwekerij 3, (Juni 1948), no. 19,

p. 152.

Sneep, J. en G. Elzinga. Resultaten van een stekproef met hartloze bloemkool. Med.

Di-recteur van de Tuinbouw 11, (Juni 1948), no. 6, p. 393 ƒ 0,10 Gerritsen, C. J. De teelt van kersen in België. Med. Directeur van de Tuinbouw 11,

(Juni 1948), no. 6, p. 406.

Gerritsen, C. J . De plaats van de kers in de fruitteelt. De Fruitteelt 38, (Juni 1948) no. 24, p. 396.

Gerritsen, C. 3. Is de aanplant van kersen nog verantwoord? De Tuinbouw 3, (Juni 1948), no. 6, p. 143.

Andeweg, J. M. Gele komkommerrassen. Groenten en Fruit 4, (Juli 1948), no. 4, p. 61. Ilubbeling, N. Over de bestrijding van ziekten en de teelt van resistente rassen bij bonen.

Groenten en Fruit 4, (Juli 1948), no. 1, p. 10.

Andeweg, J. M. Practijkproeven met tomatenselecties in 1948. Groenten en Fruit 4, (Juli 1948), no. 1, p. 8.

Gerritsen, C. 3. Verwarring in enkele kerserassen. De Fruitteelt 38, (Oct. 1948), no. 40, p. 672.

Floor, 3. De opzet van proeven met onderstammen. Med. Directeur van de Tuinbouw 11, (Nov. 1948), no. 11, p. 710.

Sneep, J. De vier belangrijkste kropslarassen. De Tuinbouw 3, (Nov. 1948), no. 11, p. 294. Kronenberg, H. G. (I.V.T.), J. D. Gerritsen (R.t.c, Geldermalsen), C. H. Klinkenberg

(Lab. Myc), m.m.v. M. A. Erkelens (N.A.K.-B.) en A. K. Zweede (Inst. Bew. en Verw. Tuinb. prod.). De aardbei. Tjeenk Willink, Zwolle, 1948, 327 pp. Ingen, ƒ 7,—, geb. ƒ 8,50 Sneep, J. De cavallius reuzenspinazie. Groenten en Fruit 4, (Nov. 1948), no. 20, p. 279. Davidse, J. Over enige Allium-soorten, die tot groentegewassen gerekend worden.

Groen-ten en Fruit 4, (Dec. 1948), no. 25, p. 360.

Banga, O. Praktijkproeven met selecties van groentegewassen volgens het Deense systeem.

(19)

Floor, J. Aalbesserassen. De Fruitteelt 39, (Febr. 1949), no. 5, p. 92.

Bang», O. Punten in het veredelingswerk, die de aandacht verdienen. De Tuinbouw 4, (Febr. 1S49), no. 2, p. 38.

Banga, O. Veredelingsmethoden. De Tuinbouw 4, (Maart 1949), no. 3, p. 72.

Sneep, J. Mogelijkheden tot verbetering van de asperge (I en II). Tuinbouwblad (Vak-blad Tulnbouwbond N. C. B.) 2, (April 1949), no. 4/5, p. 28/36 ƒ 040 Banga, O. Selectie van ronde of platronde kroten op inwendige kleur. Zaadbelangen 3,

(Mei 1949), no. 9, p. 106.

Banga, O. Veredeling van de asperge in Californie. Med. Directeur van de Tuinbouw 12,

(Mei 1949), no. 5, p. 264 1 0,10 Gerritsen, C. 3. Wanneer zullen we Meikersen in Mei kunnen eten? De Fruitteelt 39,

(Juni 1949), no. 22, p. 408.

Hubbeling, N. Over virusziekten ba bonen. Tijdschrift over Plantenziekten 56, (Mei/Juni 1949), afl. 3, p. 229.

Banga, O. Beperking van het rassensortiment. Zaadbelangen 3, (Juni 1949), no. 11, p. 129. Kronenberg, H. G. Een slechte vruchtzetting bij het aardbeiras Jucunda. Groenten en

Fruit 5 en De Fruitteelt 39, (Juli 1949), no. 1/28, p. 7/512.

Banga, O. Wege zur Verbesserung des Obstbaues in den Niederlanden. Früchte und Gemüse, Basel, (Oct. 1949), no. 3, p. 14.

Sonna ville, P. de Mutaties bij het groot fruit. De Fruitteelt 39, (Nov. 1949), no. 46, p. 867. Gerritsen, C. J. De vooruitzichten van de notenteelt. De Fruitteelt 39, (Dec. 1949), no.

52. p. 1020.

Gerritsen, C. 3. Plant een noteboom. Nieuwe aspecten door toegepaste selecties. Boer en Tuinder 3, (Dec. 1949), no. 155. p. 7.

Sonna ville, P . de Enkele nieuwe pererassen. De Boomkwekerij S, (Jan. 1950), no. 7, p. 60. Hubbeling, N. Rassenkeuze. Ziekteresistentie en nieuwe rassen. Groenten en Fruit 5,

(Jan. 1950), no. 26, p. 522.

Gerritsen, C. J. Veredelde notebomen. Zijn er afzetmogelijkheden? De Boomkwekerij S, (Jan. 1950), no. 8, p. 66.

Gerritsen, C. J. Veredelde notebomen. Aan welke eisen moet een goed notenras voldoen? De Boomkwekerij 5, (Febr. 1950), no. 9, p. 73.

Andeweg, J. M. Uitslagen van de praktijkproeven met tomaten, welke in 1948 en 1949 werden genomen. Groenten en Fruit 5, (Febr. 1950), no. 29, p. 596.

Sneep, 3. Rassenkeuze bij bloemkool. Groenten en Fruit 5, (Febr. 1950), no. 31, p. 642. Gerritsen, C. J. De vooruitzichten van de notenteelt. De Fruitteelt 40, (Maart 1950), no. 9,

p. 168.

Nannenga, E. T. en C. J. Gerritsen. De kers Early Rivers en Früheste der Mark. De Boomkwekerij 5, (Maart 1950), no. 11, p. 88.

Floor, J. Het proefstation East Mailing. De Fruitteelt 40, (Maart 1950), no. 10, p. 188. Sneep, 3. Rassenkeuze bij spruitkool. Groenten en Fruit 5, (Maart 1950), no. 34, p. 705. Banga, O. Uitslag Practijkproeven 1949 Berlikumer wortel. Groenten en Fruit 5 en De

Tuinderij 30, (Maart 1950), no. 35/11. P- 729.

Sneep, 3. De waarde van onze tuinbouwproducten voor de vitamine C voorziening.

Voeding 11, (Maart 1950), no. 3, p. 91 ; 0,15 Gerritsen, C. 3. Het enten van kersen. De Fruitteelt 40, (April 1950), no. 14, p. 281.

Andeweg, J . M. Witte komkommerrassen. Groenten en Fruit 5, (1950), no. 38/39, p. 804 en Zaadbelangen 4, (1950), no. 6, p. 362.

Banga, O. Sortenprüfung und Sortenschutz von Gemüse in den Niederlanden. Früchte und Gemüse, Basel, (April 1950), no. 1, p. 6.

Sonnaville P . de Enkele bekende en minder bekende winterperen. De Boomkwekerij 5, (Mei 1950), no. 16, p. 130.

Boom, B. K. Het aanstaande Internationaal Botanisch Congres. De Boomkwekerij 5, (Mei 1950), no. 17, p. 135.

Kronenberg, H. G. (I.V.T.), C. H. Klinkenberg (Lab. Myc), M. A. Erkelens (N.A.K.-B.). Voorjaarsbont in het aardbeiras Madame Moutot. De Tuinderij 30. (Juni 1950), no. 22. Gerritsen, C. J. Veredelde notebomen. De Boomkwekerij 5, (Juni 1950), no. 19, p. 150. Gerritsen, C. J. Rassenkeus en rentabiliteit van de kersenteelt. De Fruitteelt 40, (Juni/

Juli 1950), no. 26/29, p. 496/552.

Keuls, M. Rassen- en factorenproeven. Internationaal Tijdschrift voor Brouwerij en Mou-terij 1949, 1-2. D. 1.

Kronenberg, H. G. Enkele nieuwe frambozenrassen uit East Mailing. De Boomkwe-kerij 5, (Aug./Sept. 1950), no. 22/23, p. 178/192.

Floor, J. Het afleggen van pruime-onderstammen. Jaarboek van „de Proeftuin",

Bos-koop 1949, p. 91—93 ƒ 0,10 Banga, O. Bescherming van de kwekerseigendom. De Tuinbouw 5, (Sept. 1950), no. 9,

p. 222.

Sonnaville, P. de. President Drouard-Beurré d'Anjou. De Fruitteelt 40, (Sept. 1960), no. 39, p. 737.

Gerritsen, C. J. De kers en andere fruitsoorten in Frankrijk. Bülage Med. Directeur van de Tuinbouw, (Nov. 1950), p. 181.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Aan aanvragers als bedoeld in artikel 2.1 van de SVNL’16 kan subsidie worden verstrekt voor de continuering van natuur- en landschapsbeheertypen binnen een natuurterrein,

Een andere methode om de afmeting van het geisoleerde dubbelstrengige RNA te be- studeren is de elektronenmicroscopie (Kleinschmidt et al., 1962). Hiertoe wordt het

In elke roman kan daar karakters onderskei word wat as tipe gidse en begeleiers in die hoofkarakter se traumaverwerkingsproses optree: die terapeut, Rhonda, wat Griet

Goud, mirre en wierook zijn kostbaar, Maar door de hemel is gegeven:. Jezus, Hij kwam voor ons

maar een Man heeft ook wel zaken, Waar door zyn hoofd op hol kan raken, Schoon zy is zuinig, knap, zyn Vrouw, Maar merkt dat zy hem is ontrouw, En of zy nooit geen borrel lust,

De Mts. Verwoert wil zijn fruitbedrijf vanuit Ochten verplaatsen naar het perceel aan de Provincialeweg 1 te Lienden. De bedrijfsverplaatsing is noodzakelijk om de verdere

Niet gelijknamige breuken moet je eerst gelijknamig maken, voordat je ze op kunt tellen.. 1.3 Breuken en