• No results found

Verslag van de beregeningsproeven met zuivelafvalwater in 1955

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Verslag van de beregeningsproeven met zuivelafvalwater in 1955"

Copied!
19
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

CENTRAAL INSTITUUT VOOR LANDBOUWKUNDIG ONDERZOEK WAGENINGEN

Gestencilde Mededelingen jaargang 1956

nr 19

VERSLAG VAN DE BEREGENINGSPROEVEN MET

Z U I V E L A E V A L W A T E R IN 1955

Ir. C. Baars en J.A. Keuning

(Centraal Instituut voor Landbouwkundig Onderzoek) met een inleiding van Ir. J.H.A. Schaafsma

(2)

biz.

Inleiding 1 Opzet van de proeven 3

G-rondgesteldheid 4 Weersomstandigheden 6

Hoeveelheid sproeiwater 6 De samenstelling van het sproeiwater en de invloed op

de chemische samenstelling van de grond 10

Opbrengsten 12 Botanische samenstelling van het gras 12

Chemische samenstelling van het gras 14

(3)

INLEIDING

Ook in Nederland wordt het afvalwater van de meeste zuivelindus-trieën tot nog toe ongezuiverd in openbare wateren geloosd. Voor die fabrieken, v/elke op een rivier of kanaal van grote capaciteit kunnen spuien, brengt deze eenvoudige verwijdering in het algemeen geen moei-lijkheden teweeg, omdat de in het zuivelafvalwater aanwezige organische

stoffen - in hoofdzaak eiwitten, melksuiker en vet - met behulp van

opgeloste zuurstof door aerobe microben zonder schadelijke of hinder-lijke verschijnselen worden "verbrand". Dit gehele oxydatieve oprui-mingsproces komt dan langs verschillende wegen zelfs de waterflora

en -fauna ten goede.

Geheel anders gaat het echter bij lozing in waterlopen van te

geringe capaciteit of doorstroming, welke geen intense verdunning door zuurstofrijk schoon water kunnen bieden. Anaerobe bacteriën krijgen dan de overhand en de natuurlijke zelfreiniging verloopt via de fase der

zogenaamde stinkende rotting, waarbij sterk gereduceerde, ten dele gas-vormige, omzettingsprodukten ontstaan. De natuurlijke flora en fauna gaan ten gronde, typische afvalwaterorganismen nemen hun plaats in, het water wordt zwart gekleurd door ijzersulfide, verpest niet zelden de om-geving en is voor alle gebruiksdoeleinden ongeschikt geworden.

Van de agrarische belangen worden door de watervervuiling vooral tuinbouw en veehouderij getroffen. Massale vissterfte door ademnood is vaak het eerste denaturatieverschijnsel.

Daar in ons dichtbevolkte land de sanering der openbare wateren tot een nationale taak van de eerste orde is geworden, zal het thans

duidelijk zijn, dat ook de zuivelfabrieken daarbij in toenemend aantal worden betrokken. Het Waterbeheer, als V/at er s chap , Waterstaatsdiensten en dergelijke, wordt door de veelzijdige misstanden tot ingrijpen ge-noopt en dwingt steeds meer zuivelfabrieken tot onschadelijkmaking van het afvalwater, hetzij door afzonderlijke zuivering hetzij dc*or

aan-sluiting op een publiek riolerings- en zuiveringsstelsel.

Opgemerkt zij hierbij, dat in het winterhalfjaar ten gevolge van lagere temperaturen, grotere verdunning en geringere produktie der zuivelfabrieken, de bezwaren zich dikwijls in mindere mate voordoen dan in het zomerseizoen. In verschillende gevallen behoeven de maat-regelen voor onschadelijkmaking gedurende de wintermaanden niet zo

streng, soms zelfs in het geheel niet te worden toegepast, hetgeen,

vooral waar beregening met afvalwater in aanmerking komt, een gewichtige rol kan spelen.

Het verregenen dient te worden gezien als e'en der methoden van

afvalwaterzuivering, v/elke voor buiten een bebouwde kom gelegen fabrie-ken aangewend kunnen worden.

Landbehandeling van industrieel afvalwater v/as in Nederland in het verleden steeds geschied in de vorm van bevloeiing, behalve bij de N.V. Aardappelmeelfabriek "Onder Ons" te de Krim, die reeds in 1924 had aangevangen met beregening van afvalvloeistoffen.

In I95O overwoog het Rijkszuivelconsulentschap voor Afvalwater-zaken toepassing van beregening bij een zuivelfabriek, v/aar de plaatse-lijke omstandigheden bevloeiing onmogelijk maakten.

De meer algemene toepasbaarheid en de aantrekkelijke kanten van beregening, met name de in vergelijking met andere methoden van afval-waterzuivering zeer lage kosten van het beregeningsstelsel, bleken de belangstelling van verschillende zuivelbedrijven te wekken, welke inte-resse in 1952 leidde tot een studiereis naar beregeningsinstallaties bij Duitse zuivelfabrieken.

(4)

Voor de zuivelfabrieken te Jubbega, Vorden en Heeten, die acute afvalwatermoeilijkheden hadden of vreesden, werden daarna in nauwe

samenwerking tussen bovengnoemd Consulentschap (voorloper van de hui-dige Rijkszuivel-Agrarische-Afvalwaterdienst), het C.I.L.O. en het I.L.R. beregeningsprojecten uitgewerkt, welke in 1954 in bedrijf konden v/orden gesteld. In 1955 kwam vervolgens de beregeningsin-stallatie van de Coöperatieve Zuivelfabriek te Tijnje tot stand. Door de zuivelfabrieken te Heeten en Vorden was voordien ook reeds bevloeiing geprobeerd ora het afvalwaterprobleem op te lossen. Deze methode heeft echter op deze plaatsen geen blijvend succes ge-had, omdat de vloeivelden veel te klein waren voor de opgebrachte

hoeveelheden afvalwater. De gevolgen dier overbelasting bleven niet uit: dichtslibbing van de grond, rotting en stank in plaats van

oxydatieve zuivering. Ook voor beregening waren de beschikbare opper-vlakten te gering, een geduchte handicap, waarvoor het C.I.L.O. en de R.A.A.D. bij herhaling hebben gewaarschuwd. Uitgegaan werd daarbij van Duitse ervaringen op enkele fabrieken, waar per jaar niet meer dan 400 mm zuivelafvalwater kon worden gegeven, wilde men niet de

volledige zuivering en de goede graslandexploitatie onmogelijk maken. Zowel in Heeten als in Vorden zouden op de ter beschikking staande

oppervlakten veelvouden van juist genoemd cijfer moeten worden

gege-ven. Beide fabrieken gingen desondanks toch met spoed tot beregening over, omdat zij in een dwangpositie verkeerden, en voorts de hoop mochten koesteren, dat het beschikbare areaal door medewerking van landbouwers in niet te verre toekomst zou kunnen worden uitgebreid. Bovendien hadden onderzoekingen van de R.A.A.D. aangetoond, dat de hoeveelheden te verregenen afvalwater en de concentraties daarvan door maatregelen in de fabriek aanmerkelijk zouden kunnen worden verminderd. Ten slotte was voor beide fabrieken het uitzicht om op goedkope wijze uit ernstige afvalwatermoeilijkheden te geraken, beslissend; de landbouwkundige zijde werd voor het moment noodge-dwongen op zijde geschoven.

Te Jubbega en Tijnje was in de onmiddellijke omgeving der

fabrieken voldoende grasland beschikbaar voor de beregening, zodat hier de limiet van 400 mm per jaar niet werd overschreden.

De fabrieken te Jubbega; Tijnje en Vorden kunnen gedurende de winter het afvalwater in openbaar water afvoeren. In Heeten bestaat deze mogelijkheid niet en hier wordt het water 's winters op een stuwveld gebracht, waarin men het laat wegzakken,

In 1954 v/aren de resultaten, die met het verregenen van

zuivelafvalwater werden verkregen, nogal gunstig en er ontstond bij de zuivelindustrie een groeiende belangstelling voor deze goedkope zuiveringsmethode. Dit was de reden, waarom de

(5)

3

-voor Landbouwkundig Onderzoek het noodzakelijk achtten, dat een nader onderzoek werd ingesteld naar de consequenties van het gebruik van zuivelafvalwater voor de grond en het gewas. Daarbij zou moeten worden nagegaan:

1. de invloed van het gebruik van verschillende hoeveelheden zuivelafvalwater op de structuur en de chemische samen-stelling van de grond.

2. de invloed op de grasopbrengst.

3. de invloed op de botanische samenstelling van het grasland. 4. de invloed op de chemische samenstelling van het gras en op

de gezondheidstoestand van het rundvee.

In 1955 werd met het onderzoek begonnen en de resultaten over het jaar 1955 zijn in dit verslag opgenomen»

Daar de zuivelfabriek te Vorden slechts incidenteel be-regende en het afvalwater in hoofdzaak nog loosde in de

Vordense beek, werd er geen onderzoek ingesteld naar de hoe-veelheid en de samenstelling van het afvalwater. Het grond-en gewasonderzoek werd wel verricht, maar dit onderzoek heeft weinig waarde, daar over de toegediende hoeveelheid

afval-stoffen geen gegevens beschikbaar zijn. De resultaten van grond- en gewasonderzoek voor Vorden zijn daarom niet vermeld.

In dit verslag zijn de beschikbare gegevens vastgelegd en er zijn enige voorlopige conclusies in opgenomen. Gefun-deerde conclusies kunnen op grond van de resultaten van één

jaar niet worden getrokken; dit zal pas mogelijk zijn als de ge-gevens van enige jaren beschikbaar zijn.

OPZET VAN DE PROEVEN

Het is noodzakelijk, dat de hoeveelheid afvalwater, die aan de grond wordt toegediend, wordt gemeten en dat de hoeveel-heid plantenvoedingsstof, die het afvalwater bevat, wordt be-paald«

Deze bepalingen werden verricht door de Rijkszuivel-Agrarische-Afvalwaterdienst. De hoeveelheid water, die v/erd verregend, werd berekend uit het aantal dre.aiuren en de capa-citeit van de pomp. De pompcapacapa-citeit is bekend en het aantal

draaiuren werd door een teller, op de elektromotor, geregistreerd. De chemische samenstelling van het water werd in de

fa-brieken te Jubbega en Heeten 5 maal bepaald en in de fabriek te Tijnje, die eerst 11 juli 1955 met de beregening begon, 3 maal.

De dosering van het sproeiwater werd overgelaten aan de grondgebruiker. Te Jubbega werd met kleine sproeiers beregend en deze sproeiers werden 1 maal per dag verplaatst. Per keer werd ongeveer 25 mm water toegediend. Te Tijnje en Heeten, waar met grote sproeiers werd gewerkt, was de gift per keer minstens tweemaal zo groot.

Om de invloed op de chemische samenstelling van de grond na te gaan, werden in het voorjaar en in het najaar

grondmon-sters genomen en onderzocht. De structuur van de grond werd visueel beoordeeld door een deskundige van het Landbouwproef-station te Groningen. De eerste schatting werd in het voorjaar

(6)

van 1955 verricht en bij afsluiting der proeven zal de struc-tuur van de grond nogmaals worden beoordeeld.

Om de grasopbrengsten en grassamenstelling te bepalen, werden per proefveld 3 kooien geplaatst. Het gras werd om

de 5 weken gemaaid, de opbrengsten werden bepaald en er werden monsters genomen voor chemisch en botanisch onderzoek. Na het maaien werden de kooien verplaatst, zodat geen invloed van voortdurend maaien op opbrengst en samenstelling van het gewas kon optreden.

Het was onder de gegeven omstandigheden niet mogelijk om ook nog nul-objecten in het proefschema op te nemen. De met beregening van afvalwater verkregen grasopbrengsten kunnen echter worden vergeleken met de opbrengsten der CI-203-veldjes in de omgeving. Daar de proeven enige jaren zullen worden voort-gezet, kunnen eventuele wijzigingen in de samenstelling van grond en gewas worden vastgesteld.

GRONDGESTELDHEID

Te Tijnje werden de kooien op een hoog gelegen veen-grond geplaatst. Deze veen-grond is voorheen voor tuinbouw gebruikt en de laatste jaren als grasland. Door de vroegere grondbe-werking is de bovenste laag nog los en goed doorlatend. Door het Dandbouwproefstation werd de structuur van de grond bij het begin van de proef ongunstig beoordeeld. Deze beoordeling

luidde als volgt; "Structuur zeer slecht; praktisch geen kruime-lige laag; het geheel is zeer dicht".

Het afvalwater wordt met een intensiteit van + 10 mm per uur verregend en bij deze regendichtheid ontstaan geen plassen op het land.

De grond bevat 45$ humus, 17$ afslibbaar materiaal, 7$ fijn zand en 31$ grof zand.

De chemische samenstelling van de grond is vermeld in tabel 1.

Te Jubbega werd het onderzoek eveneens op een hoog perceel verricht. De grond bestaat uit 8$ humus, 9$ afslibbaar materi-aal, 12$ fijn zand en 71$ grof zand. Volgens de visuele structuur-beoordeling, die in het voorjaar vam 1955 werd verricht, is de structuur van de grond vrij slecht tot slecht; de kruimelige laag is 1 tot 3 cm dik, daaronder is de grond vrij dicht.

Het afvalwater wordt met een intensiteit van _+ 6 mm per uur verregend en bij deze regendichtheid ontstaan wel enige plassen, maar na afloop van de beregening zakt dit water snel weg. De grond is niet gedraineerd en dit is ook niet noodzake-lijk.

(7)

R © T i CD > 0) O fH P . u CD • d Ö Q) Ti M O O) Ö .-e > m FH CD < H .._, • H O CD ra !>; <1 H rH cd En a o o CM t i n &Û cö cö e-H S ü i n 1 O bp cö cö i-3 Ö E cö s > -r f PM C • r i 4 - P C CO f " d c • o t • H C EH ,£ T r C V-Cf C < f P H cö - P CD tu3 M - p • H O 1 PH CQ d „ a ^ B K H O M i m PH H CÖ - p CD to I 1 M - p • H Ü 1 Pn m p" „ a ^ P w H O M ! m a ip H H H 1) 3 Q 3 ) 3 S 0 > ^ D 3 -i H O N 0 0 CD LPs f v i -v o -v o -v o •vT « v t O • • • LTN i n L f N " v t - - v f v t « v t L T \ IT\ « • • ( A f T \ f f \ m ITS r H r H CD CD O O N O O r H H ^ ) t - I A « • • " v t C— f • v t ^ r j -VO r f H • • • K N - v t « v t m i r \ v o m i n i n •vt Q m l T I I A H W r H M A CD • T 3 Ci •1-3 • H B VO i n t— r H H r H O N CM LTN r H CM ( M O N r H « v t • • » t ~ - O N CD O W r A • • • " v t " v t - v t C O r A ^ t CM K N K N " v t V O CNJ • v t i n v O o co O N • • * O O O r-\ r-\ H V O W H • « • " v t LTN U N i n U N V 0 LTN LTN LTN « j h C j m l T l i n H C M r H K N CÖ to CD , o fl d t - s CM H CO CM CM CM LTN O r H v o r - O H i r — r — c ~ • • • v o v o t -co H i n « » • v f i n i n U N v t CD ( M N N W i n K N r H CD O N O H CD c— r— • • • VO v o t— KN t— i n • • * 1 T M A 1 A i n m v o t n t n i n ^ r H1 i n i l l i n C - - C M H Ö CD - P CD CD W 5 -d, •H i n LA ON H r l 0 rQ O -P M o r H •H JH PM CD n3 O •H rH O p. CO Ti Ö •H

1

a CD rH CU a EH 1 "• ' ' oktobe r u 0) a CD - P P H CD CQ augu s tu s •H rH d •ra • r l • r a • H CD a r H • H r l i n H r H V O * V T i n V O CM • v t i n H t~-K N CM i n i n O N K N c— o c— v o C"-CVJ o i n " v t v o H cö cö a rH O R CD O t - 3 CM CO O N v o • v t V O o K N i r -i n O N v o CM i n i n ON O N v o i n v o CD c -H v o v o v o K N n CÖ CÖ a r ) o M • o • r l Ik CQ r l CD - P Ö •H

(8)

Te Heeten was de grond voorheen voor tuinbouw in gebruik en werd in 1954 met gras ingezaaid. Door de bewerking was de bovenlaag nog los en goed doorlatend. De grond bestaat uit 6,7$ humus, % afslibbaar materiaal, 21$ fijn zand en 67$ grof zand. De visuele structuurbeoordeling, die bij het begin van de proef werd verricht, luidde als volgt: "Structuur matig tot vrij slecht, 1-J- - 4 cm kruimelige laag, daaronder is de grond vrij dicht".

Het afvalwater wordt met een intensiteit van _+ 10 mm

per uur versproeid. Aanvankelijk leverde deze regendichtheid geen moeilijkheden op, maar in de loop van 1955 kon de grond

het water niet meer verwerken. Deze achteruitgang in de door-latendheid van de grond werd veroorzaakt doordat zeer grote hoeveelheden water werden versproeid, waardoor de grond steeds met water was verzadigd en het vee de natte grond dichttrapte. De grond is niet gedraineerd en in verband met de zeer inten-sieve beregening zou dit wel gewenst zijn.

De chemische samenstelling van de grond is vermeld in tabel 1.

WEERSOMSTANDIGHEDEN

In 1955 waren de maanden april, juli en augustus droger dan normaal. De verdamping was in de periode van juni t/m aug. sterker dan normaal. Over het geheel v/as de zomer van 1955 dus gunstig voor de beregening.

In tabel 2 is vermeld, hoeveel de maandelijkse regenval van april t/m oktoher 1955 op de dichtstbijgelegen waarne-mingsstations van het K.N.M.I. heeft bedragen.

HOEVEELHEID SPROEIWATER

Te ffijnje kwam de regeninstallatie pas in de loop van het groeiseizoen gereed en van 11 juli tot 11 november werd er

beregend. Er werd in totaal 200 mm afvalwater toegediend, d.i. gemiddeld 50 mm per maand.

In Jubbega werd van 16 april tot 27 oktober gesproeid en er werd in totaal 330 mm water toegediendj dat is 50 ram per

maand.

In Heeten werd van 25 april tot 27 oktober beregend en in die periode werd in totaal 850 mm water toegediend, d.i. gemiddeld 140 mm per maand. De grond kon deze grote hoeveel-heid v/ater echter niet snel genoeg verwerken en er ontstonden drassige plekken. Het vee trapte daar de grasmat stuk en in de loop van het seizoen ging het grasland sterk in kwaliteit achteruit. Te Tijnje en Jubbega deden zich deze moeilijk-heden niet voor en steeg de kwaliteit van het grasland aan-merkelijk.

Op grond van de verkregen resultaten kan worden gezegd, dat grasland op een goed doorlatende grond met 300 - 400 mm zuivelafvalwater kan worden beregend.

De zuivering van het v/ater was bevredigend en het water, dat ondergronds naar de sloten afvloeide, was helder. Zelfs te Heeten was deze zuivering nog voldoende; er ontstonden geen

(9)

L O LfN (T> H Ö • H h (1) d S H tri l> ;M Cd r H (D i> • H P N ~P CD Ä Ö cl > b;; Ö •H r H +^ •Si ö CD

I

CO a o 'SI • H F) f!) , C O cd N - \ M eu , Q c l - P f-3 P 5 125 i-3 1—1 E n M H ~ H H O !SH M P i « Si H M I-H O > M H M m 3 P H 1-3

£

M ta [S3

£

H M EH

H P H 0 0 0 1 CQ O O r H t ) f l 0 » ö t > 0 - H ci t i ti 0 ) H 'ri 0) CD H Ti 0 r H 0 CD î > Ti CD T 3 0 • H Ä a CD CD c i t ) CD - P Ä - P Ü û) CTj ^ U bû - P CD ai t a c ! S P H - H 0 -0 a •H fn0 0 MM <D Ä - P HH H CÖ O CD -5 - P CD H m t > d - P CD > M O C H CD w c3 s t Î a CD - P ri H - P \ r-i wJD 0 S CQ CD £ r4 - H O CQ ! > J r H d Ö «) T 1 f n H CD d i r t t 1 CD £ r H j > T S CD ri CD - H bû > H O CD CD t u ïti & u ci 1 • CQ • P « H Ö Cj 1 Î ? ( D ri 0 f n ^ « 3 r Q T d P . ^ T~) » CD ti ti r-i cô 0 H -P H a» co p -P g 3 - p ri P O d 0 L f N O CM P H O CM M s f n r O v CD S -p ri ti Bs -H 1 ^ H a j H S H a> a . 0 d 0 L f N O CM P H O CM M » O ri 0 L f N O CM P H O CM M fe CD T J 0 • H rH U 0 CD F H P -1 • H ÎH CD CD X ) P H O fn 0 • H 0 O rH P< CQ H 1 0 r H CT\ O ON r-i (M m CM O LfN CQ U 0 • H 0 0 U P H m (M i r - \ » O r H r H • r H t — t r H cr\ CM C— V£) 1 O U UD 0 to O > ti A _ ' H f l r ( H I A 0 ri 0 O 0 r H O CM c i Ü t> PH "* r-i r-\ CO N"N C— H V u CM CM L P \ L P \ i n O N r H rH CD r Q e , m > 0 0 r H " r H Ö CD r Ö -3 O Ä __ CD bo P H O Ö CD L f N L f N O N r H ' •H r H P • O r H r H Ö 0 g G O t « ) CD to « • H • H 3 tu CD .. h_ CD r û " P LS2 S ,N~N hfN « t C~-K N f t co LfN O N V O * VO CvJ O CM «a-• c— r H 1 > C N N N L f \ ' t • < t CM f t r -CM O N r-{ r-\ CT\ r-\ r H co *^\ r T \ CM CM VC ^ r CTN ^t" L T \ r— CO O r-\ LTA « V u vo ir\ r-i t — V u H N~\ » L T \ CM K~\ V O M ^ n;.-VO ov CM CO c— r— CTv •-^ CD r^ "^^ VC O H ^ f V O r<~\ H O V D CM o \ L T \ V C • > * C-CM 1 r o , C— r c > » CM N~s r o CTN "* CM V£) CD H CJV "«t V O V O r e v t t CM CM H r-< r-l H ^ \ ^^ f t ^ r H 11 LTA II • Il O II H II _ JL-II CD II * Il <-{ Il 11 CD II • il H II 11 f t II • Il CM II II " Il II II v o il e n 11 II |j II II II II m 11 0 11 IXN II r i « Ü II CM II CM II CM II ' It" " II C A II H 11 CM II ...41 11 11 cr\ u CTV 11 CM II co II v o n o ^ 11 V O II 11 .. . n ..

8

n vo II t 11 CM H 0 r H ri - p 0 EH

7

f n e r i ti Cl) • - 0 f!) A i-i 0 a> > Q) O X 0 - H r t i Ü ri VH ^ Q (1) S CTN CT\ H 11 h T \ a H CT\ O N r H U 0 W -p P d ü È * to bo ba u> M M M M f t l-TN |Ov h T \ CD VO VO C— r<N E3 0 0 0 CM (M ri M PH O '&• 0 fn 0 Ö 0 te ri TH f t CM rH H ri ri - p o - p ti • H ri H|C>I +1

(10)

O m pq pq t=> >~3 CD -P S

3

H m m kn O r PS pq PH h-q H P N H > H M EH p2 M PH O o o ,Q KM H CD X> cd - p 0) -d m o o H & $ b0 Ö cd - H pj ^ CD O TJ PH CD •3 H H 0 CD CD TJ > T i 0 •H O a xi 0) Ü û) - p ^ - p Ü CD «3 ^ U bû X> >*j - p CD CD tiO Ö a PH-H o • H M CD 0 0 <pl Xi -P HH H CI) O 0 ^ - P CD H w > CÔ -P CD i> m O HH 0 M cd a r-p - p o3 - p rH H P \ co bO CD a CD Ö M - H >> H cd •al 1 1 >H H CD 0 f> nd 1 CD El H > t j 0) CÖ CD H bD f> -O CD CD «H W r d fn cd 1 ra -P CH ö S I :=? CD cd CD U p <t! .Q TJ 2 »H T i i CD ti Ö H Cd CD r H - P fH CD W P -P | - P Cfl fi O cd o i n O CM PH O C\J M j ^ fnKM CD a - p cd « O cd O i n O CM PH O CM « 125 cl 3H O cd O i n o CM PH O OJ M Ö M Q) P H CD nd h O CD - H P fH cd CD |S P H 0 rrf O •H fH fH CD CD PH P H LO> LT\ CA r H fH CD O - P M o tr~ CM P H O Ö CD nd i—1 O CD _ b 0 -PH O a C D " H •H fH PH cd -MD rH PH _ o _ Ö CD Ö o ta Q , 0 fclû rt •H Ö 0 fH 0 r Q " P Q S 1 ! KM « 4 » CA O CM H H ITA t— 1 • • • i n KM -=4-^ - N 1 A • • • C D M O C -O N K M K-\ • • • t - m N <M co ^ ) -LT\ LP\ c— O CM 00 O m i n KM " 3 " CM •H O L n CO MD CO H H CO t— t— f— MO i n CM CM r H O O KM VU KM LT\ CM CM H MO m KM • • • KM ^ ^ j -" 3 -" KM <_> t — t — MO •rt <-{ H H 0 " a- o \ D— • i n KM i n PH O MO i n O rH -P A O r-i C— r H cd vo o o fH H rH H r Q 0 LT\ bß • a H CM CD Cj LA CT\ ON cd H fH 0 H H 0 i n o O -p CM o m ti t - « i n 0 H CM r H fH 3 _J7Î_ _ . <H • n •H f l m < ï K> nd O MO MO 0 CM CM H pq o m t-— o t - KM O N"\ i n i n i n MO c—-• " - ^ ^ - ^ " " ^ ^ * \ C— CO O H H m CM 1 CD * • H MO H i n KM • « CM C M CM M O • • i n CM KM CD • • MO KM O OM CD - * t . MO -=d-r - =Jm ^ j -H r-H co i n H O CD C— MO H r H t t -o ^t-CM ^t-CM CO CD # * i n i n CM o • 3 3 -H r -H MO MO • » O c— KM ^ J -OM % • ^ CM MO i n . I CD • • CO C -c— r— A r—'—\ o -vt- O i n t>- o MO m MO CM CM O H K^ "vt" C— MO CM C-J O H ^ • ^ i - r H t— t- O O rH r H CD O O H rH ^^ ^ \ ^^^^ KM MO t— CM CM KM!! • Il OMll II n • Il KMll II II 11 11 KMll • Il m i l II _ -jp MOU • Il i n u II it~ il OMll m i l II II -ff-— II il II o n H II cou i H I I . „ û i t CDU m u MOU n n n O H -311 on H 11 t—n OMI RS, -OMll OMI m i l r H 11 H H II . _ Il ._ 11 II II •3-11 O H CM II rHH C 0 rH cd -p o EH 3 Xi U 0 P 0 n 0 xi rH 0 0 > 0 O Xi 0 - p xi o cfl fH ^3 P S p o •ri d 0 bX 0 fH 0 P 0 bX cd Td m CA H H c l - p o -p a • H cd Xi K^ + ö H KM rs-\ n KM b0 b0 bjD bû a ^ j M M -^ -3- KM C~- C0 t— H H CA CO H KM KM CM H m KM h 0 -p cd m O O O CM CM cd 5 S M ^ o l \

(11)

H EH © - p O «S a En H p 3 O > M W (H pq r^ P I H F» M EH (3 PH O O o o 0 H=> S3 -P CD T i ra o o H bO 0 ^ UO Ö bO-H cfi T i P O M -d 0 ) CD P H , P H Ti CD H (1) CD | > T b CD t J O • H , p a CD Ü >

1

- P O CD CÖ Ä h Ü l r Q , M - p 0 B ft'H O Ti P • P P © 0 0 < H ^ • P t H rH c3 O 0 £ •+» 0 H CO !> cö -P © > ra O « H 0 a a e o cö O L T \ O CM PH O C\J M !S5 ^"0, 0 a -p cö P . JË. j r L o cö o LTS o CM PH Ö~ CM W S w PH ö 0 -p cö - P r H ?i H CO \ . 0 bo P a 0 ra P . > s - H r-H rrj Ö <d O cö O LTS O CM PH O CM M . s 1 i U 1 rH 0 CÖ P 0 O) l> ti S 0 ) T ) 0 P H PH O > T j ö Cj - H 0 -H bo t> p P O 0 0 4 H 0 0 M Ü n C' - P ft - . _• m 1 T -P HH P -H Ö 1 :p? 0 U P o ei o fn fn 0 0 T i <$ ,£> TJ pi pn ft o P nd 1 0 f ! f ! H 03 0 rH -P P 0 co pi - P e 3 - p d « cö PJ 1 O > 0 P rM H ra 0 o £ o O CÖ ' O H r H tiD N cö -H CÖ P rH Td 0) T i R • ö h U ft P 0 -H O O «; N \ M » H CM C— » vo H •vt-• • ^ h ( M 1 r— rH CTN C O CO i r \ O N — ^ ~ i 0 H=> O L O i P t -> 4 V D O C— K \ c \ j N-% LCN PH O -CM P co 0 c— T J P i • = * o <=t Ä i n m _ ...CD. _ , i r v _ _ tû O N K A P H r H • O ' H -„ _ . _ - H P 0 CD 0 S M A CM ...rH ...rH •H P PH PH O CO cö CD -P rH . MTV. £ CM Ü -H PH p V U O H=! t ~ 0 C\l ä bjD o P P cti Ö CÖ C M o o \ l a h H . ^ 0 r Q r H r H bû 0 P - P L T \ • H p r O i P © CD 0 P CM ÎJÛ p CD ra P .Vl -0 -1-3 X! -H P rH - P Tl CD 0 0 S m o co V O L O , i r \ ^^H V O ^\. CM 0 0 0 ho > 0 - H O 0 ^ ^ / o \ c— • • i r \ Lo, H r-^ H CD • • V O CM t — N ^ • • CTx CD K A V O • « O vo H t— t>-O A CD CD "v}-CM V O " 3 - I T \ LCA V O V O O N H CM 0 > V O CT\ CM CM CO CD t — K > CM ( M • ^ C -» • LT\ i r \ ro. C3A vo t--' H r-i ~ v o -• r ^ O V O K N O N IT\ o\ o\ "-xf 4 V O L T \ O C— H LTN O CM L f > V O r-\ CM K ^ L T \ O t — CTN ro> r<"N ^ t- N A <-{ CM V O f -"\^ ^-^^ CM CD CM CM * = * • CM r-\ h ~ * L ^ o \ t— "~CM L— CD C— f -O •=Hf ON CD r H CM vo CM V O r-T\ CM L O L P \ t— LP> r H ___ « K A C^ r H O r H N > r H O N O ON ir\ CM «Hr C— t— o hT\ CD ^-^^ O N ^ CD V O r H C\J c— r H CD m CM N"V L T \ V O C \ N A O N r H r H O o H CM V O H r H CD co CM H "=H-• CD M A CM CM ro> CM ( M LTN / * s O Lf\ vo r<-\ vo - * CM H V O H C— *5fr K N ^ CD CM KN ^ t O O H r H ^-\IT\ t— "^--^ CM KMI •Il KMI H II ' • 41 11 OMI • Il LfMl 11 Il U CM II •Il OMI II -)M COI) • Il M l il u il CM II C D U II II — tb-II 11 II 11 o n c—It ^ I I CM II IT" (Mil o n rHII H U ~~ H . LCM1 o n " u . cou L f M l

ïïl

LfMl OMI CM 11 LfMl rHII II II II II C—Il N M I •^-11 0 r H a HP O ... fcl

. 9

-u 0 p-p © © ,P rH 0 0 > 0 O 0 -P O p t.: P o o CD •o o LTS CD P C -P 83 bû iiD bû bû X X M -M O t~- CM (M H ^ H t -CO 0 \ VO K^ H O O O CM CM (a M PH O 0) 0 P © r û Ö © cd Ti vo CD rH n3 ci o H-1 P • H

A

00

(12)

DE SAMENSTELLING VAN HET SPRQEIWATER EN DE INVLOED OP DE CHEMISCHE SAMENSTELLING VAN DE GROND

Het zuivelafvalwater bevat veel plantenvoedingszouten. In tabel 3 zijn gegevens over de chemische samenstelling van het afvalwater opgenomen en zijn de hoeveelheden N, K2O5 P2O5 en CaO, die door de beregening aan de grond werden toe-gediend, vermeld.

Te Heeten v/aren deze hoeveelheden zeer groot. Waarschijn-lijk zal een groot gedeelte hiervan weer zijn uitgespoeld en bovendien is er geen zekerheid, dat de stoffen volledig opneem-baar zijn. In tabel 4 is een overzicht opgenomen van de totale bemesting der proefvelden.

Tabel 4 Bemesting der proefvelden in 1955 in kg per ha meststoffen Tijnje _ - , 0 c afvalwater meststoffen Jubbega „ -, , afvalwater meststoffen Heeten _ -, afvalwater

N

110 84 100 313 810 K20 155 63 297 947 P2°5 15 63 126 188 612 CaO 373 517 1 1372

Te Heeten bleek, dat de samenstelling van het afvalwater in enkele gevallen een ongunstige invloed had op de groei van het gras. In een warme periode in mei 1955 werd een grote hoe-veelheid wei verregend en dit had ten gevolge dat het gras ver-brandde.

Te Tijnje en Jubbega is een dergelijke beschadiging van het gewas niet voorgekomen.

Om de invloed op de chemische samenstelling van de grond na te gaan, werd de grond in het voorjaar en in het najaar

onderzocht. Om na te gaan, of in de winter de uitspoeling van enige betekenis is, werd ook in het voorjaar 1956 nog be-monsterd. Het resultaat van dit onderzoek is opgenomen in tabel 1. Hieruit blijkt, dat de pH van de bovengrond en de ondergrond

in de loop van het groeiseizoen is gestegen. Ook het P.-citroen-cijfer is zowel in de bovengrond als in de ondergrond gestegen. Het K-getal van de bovenlaag is gestegen, van de onderlaag echter gedaald.

Tijdens de winter is de pH van de bovenlaag gedaald en van de ondergrond gestegen. Uitspoeling van fosfor en kali kon niet worden vastgesteld.

(13)

- 1 1

fi CD Ti H O nd rd •H 5 Si Ö 5) o & o bc Ö T S • H N a œ +5 H cd ,fi Q) :,; i Q) CD cd fn CD p-LO i n CA Ö •H fi a += ço S fi tu H P. O CQ ci H CD cd -p CD •d Q) fi CO CD 0 - P CD H CD -d CD fi CO CD L T \ CD TTJ CD fi CO CD ** CD TJ CD fi CQ CD K \ 0 TCi CD fi CO CD ( M CD nd CD fi CQ CD l - i C D ^ U m ttO -d A i < D ^ h CO ht) -Ö A i C D ^ f H co hû i d A ! C D-^ U CO t t û •3 A i C D ^ U m t«D -ti Ai C D ^ fH co t»o TJ Ai • d H CD > <+H CD O h PM co tr— H i n m co O H i n o\ r H O *sf i n CM CM co H K f H C— CM H » V O H i n c— V O CM O N « LTN r H H C— CIN H t— H CM i n m a\ © • o fi • o • H EH C— CO H K N CTN V£> K N H CM K"\ CM C— CO r H CM CO CO r H t r -CM C\J m CT\ * VXD H H CM c g s j -t— p -H. O C— t r -r H CM CO r H CO CD CM CM a M o rO r û fJ 1-0 co co H C— r— m ' H -H H * m CM O H r— r H o r H CM O CO CM <=d-T j - P r H CO I ri • H CD CÔ ß P P< CD H ' H -H O N i n r H ( M i n "*• CM m » •=3" r H C— co • H -" « * • fi CD - P CD CD m •• m CD •1-3 r d r H CO t> l m o CM 1 H O t — « co H O CO CO C—-m r H CM O CO CM r H V O O A H O r H «tf r H V 0 « m H o >* a\ r H ^t-• c— r H O co i n r H t ~ o CM O t -V Q H fi CD r d

S ^

H CD CO CD CD ! > • H ^ - ^ JH fe 0 - P - fi • CD fi rH O ( H U C5 fi CD r H CD O H G) P< m fi CD r» • a CD ho > — • ' H / « t — H o V D CD t r -t n r H CM o m C r H V O CO r H O OA «* H K \ i n H o r— O N H i n i n H o V O r— H K N * CD H O r H V O H

'ër

G H fi CD CD O rH r d CD fi^-N P H 3 -d rH fi tr— co cd CD N fi •H—' CO fH > PH CD +> » - fi a • CD 0 ) fi fn bû o P - - — fH C5 N - \ V O H O co i < \ tr— CM V CT\ r H O tr— CM H CM * V O r H O c— i n H tr— i n H O CM tr— r H CM m H O «* o CM O N O CM O G0 tr— ^ CD r H CD O U CD P H • ~ . > H -' d fi fi cd cd N f> ^ • » CD a •P CD fi bû C D ^ - ' >-EH

(14)

Uit de resultaten van het grondonderzoek kunnen we de

voorlopige conclusie trekken, dat lij toediening van 300-400 mm zuivelafvalwater per groeiseizoen geen extra bemesting met kali en fosfor nodig is. Daar de grasgroei buitengewoon goed was, kan voorlopig v/orden aangenomen, dat lij deze hoeveelheü afvalwater extra stikstoflemesting eveneens achterwege kan blijven. Om meer zekerheid te verkrijgen omtrent de stikstofbemesting zou het noodzakelijk zijn,om een proef met enige stikstoftrappen in het onderzoekschema op te nemen.

OPBRENGSTEN

De grasopbrengsten v/aren zeer hoog en bedroegen in Tijnje, Jubbega en Heeten resp. 10840, 13690 en 14380 kg ds per ha. Het ruw-eiwitgehalte was eveneens hoog, nl. resp. 17,8$, 18.7$ en 18.8$.

De proefveld je s werden om de 5 weken gemaaid. De opbrengsten per snede zijn vermeld in tabel 5» Te Tijnje waren de

op-brengsten van de eerste en tweede snede laag, daar toen nog niet

werd beregend; de derde t/m vijfde snede leverden belangrijk hogere opbrengsten op. Te Jubbega werden de proefveldjes tijdens de groei van de tweede snede weinig beregend, daar het perceel toen werd gehooid. Dientengevolge was de opbrengst lager. Te Heeten zijn zeer grote verschillen in de opbrengsten der verschillende sneden. Dit is echter een gevolg van de ongelijkmatigheid van de zode.;

na het maaien werden de kooien verplaatst en kwamen dan op een betere of slechtere plek te staan.

In tabel 5 zijn tevens de in 1955 verkregen opbrengsten

opgenomen van CT-203-veldjes op overeenkomstige gronden in de om-geving. De opbrengsten van Tijnje kunnen worden vergeleken met die van de GI-203-veldjes op veengrond in Priesland, Groningen en Drente. Het proefveld te Jubbega kan worden vergeleken met de CI-203-veldjes op zandgronden in Priesland, Groningen en Drente en dat in Heeten met de CI-203-veldjes op zandgronden in Twente.

De CI-203-veldjes ontvingen een bemesting van 70 N, 60 Pp0F en 120 K2O per ha en werden eveneens om de 5 weken gemaaid. Het^

blijkt, dat de opbrengsten der zuivelafvalwaterproefvelden be-langrijk hoger waren dan van de CI-203-veldjes.

BOTANISCHE SAMENSTELLING VAN HET GRAS

Bij het maaien der proefveldjes werden ook monsters ge-nomen voor bepaling van de botanische samenstelling in droogge-wichtsprocenten. De resultaten daarvan zijn opgenomen in tabel 6. Een verandering in de botanische samenstelling werd niet

ge-constateerd. De samenstelling van het nieuw ingezaaide grasland te Heeten was belangrijk beter dan die van de oude

grasland-percelen te Tijnje en Jubbega. Te Heeten was de stand hol en tijdens het groeiseizoen kwamen er steeds meer open plekken. Te Tijnje en Jubbega daarentegen werd de begroeiing dichter-*

(15)

13 o -P ß o o o H p. CQ H ^ ü • H s:; 0 fci h: o o • H LO LP rri ß •ri ß a xi r r i a > O o M & a ri r r i M : i fn o ta: o -p M G a ri ta CD o GO • H ß ri -p o pq vo CD ri -p ß CD - P 0) m W ri &0 0 r û pO pi t " î CD • o ß •ri EH -d H CD i> « H CD O n L PH CT\ i n H co ^Jt - <=}-L T \ \ ^ H K A O H \ ^ H CO m C\J t— ^^^ CM C\J L f \ -=t H 0> CD CM CO ^"-^^ "tf-C\J t -\ o CM m "vt-H ernerain g - p CQ ß O 0 ß ri > S 3 - p ri O O O N r r i O A " ! * • » CD "=J-» CO MD V O t— C— a\ « V O L T \ ft V O co V O CM * V O O » t— V O x) ri ri & CQ Xf • H CD A •ri ß ri *d 0 O W O V O ( O l V O V O «3-L O , CM K-N K > N A H vo H 1 1 H ra ri H S) •ri ri ri H co H CD 6b ß W 1 1 1 1 «3-r ^ v o L T \ ^)-CM OJ CM K \ ** O K \ t— «s* O N " \ m ri fe xi 0 u CD £> T ) H CD P -co C\J H N A co H t — O r r i O H r r i r r i «*• r r i x t L T N N A CM CM CO ri H t a Xi s a CD P p i M *vt" O V vo c ^ t — CD V O O A tr— «4-O t — o \ •st CM LPv r— x * V O K \ O L T \ rr\ L O ß CD CQ CQ ri

b

CD xi CD O t*o r r i ri ri - p o fri I H H H 1 l l 1 l 1 H CD t> ri r r i M CD - p - p •H | s l H l 1 O N K \ 1-4 CM K N L O , H O CM H CM " v f CM t O \ CM xn ri & ß •ri H O •H N l l 1 l l l [ - s * CM r r i r r i r r i M CD CD : -W 1 1 l 1 CM CM V O «* [— CM C— H K A CM r r i r r i H O r ü • P •ri f t . 1 H 1 1 H N " \ " S f CM «=t " > * • O CM H U~\ O LfA CO •«*• LfA K N ß 0 CO CO ri w •ri - p ri e H ri ri - p o EH I P v H H H H •=Hr r O "* i n H CM "ri-H CM CM H ß 0 CO CO ri Sb 0 bû •ri Xl ï~i ri ri p H 0 n r i ß •ri p=-t H r r i H CM co r r i r<A K > f o , H 1 1 l a © T r i •ri d H , y ß o T i r r i 0 a H ß 0 0Q CO ri 0 •xi fi 0 S o M H O O l> - p CO 0 0 e 0 xi ß 0 0 r r i r-t ri ß •r-» •H N ft 0 O & H V

(16)

CHEMISCHE SAMENSTELLING VAN HET GRAS

Naast het droge--stof- en ruw-eiwitgehalte werd ook de minerale samenstelling van het gras onderzocht om een indruk te verkrijgen van de invloed van de besproeiing op de samenstelling in verband met de gezondheidstoestand van het rundvee.

Uiteraard kon de invloed van de besproeiing met zuivelafval-water op de minerale samenstelling van het gras niet precies

worden nagegaan, omdat geen nul-objecten ter vergelijking aanwe-zig waren, zodat moest worden volstaan met een vergelijking met "normaal" gras.

In tabel 7 is de chemische samenstelling van het gras van de verschillende proefvelden en sneden opgenomen.

tabel7« Minerale samenstelling van het gras in 1955

Snede' Ie 2e 3e 4e 5e Ie 2e 3e 4e 5e Ie 2e 3e 4e 5e Maai-datum Proefveld 11 mei 15 juni 20 juli 24 aug. 28 sept. Proefveld 10 mei 15 juni 19 juli 23 aug. 27 sept. Proefveld 31 mei 5 juli ) 5 aug. ' 15 sept. 4 nov.

Gehalte in % van de droge stof re |K20 1 Jubbéga 18.2 17.7 16.9 18.8 23.2 3.20 3.59 4.01 4.16 4.16 Tijnje 21.7 15.9 16.1 18.2 19.5 3.69 3-70 3-65 4.19 3-64 Heete'n 14.3 p.5.9 21.0 |23.1 3-26 3.64 4.08 3-34 Na?0| CaO 0.45 0.26 0.59 0.62 0.46 0.13 0.11 0.30 0.37 0.40 0.82 0.79 10.82 ,0.80 0.99 0.83 0.83 0.89 0.83 0.63 0.57 0.92 0.80 0.79 0.80 0.80 0.97 (0.81 MgO 1 Cl IPoücl S0. i <£ Dl 4 j i 0.27 0.28 0.27 0.30 0.29 0.26 0.25 0.28 0.28 0.31 0.22 0.24 0.32 0.22 [ ! ! 1.36 1.49 2.38 2.40 1.84 I.50 1.23 1.54 2.18 2.02 2.00 2.42 2.06 I.72 I.03 I.03 1.07 1.08 1.18 I.05 0.94 0.87 I.03 1.01 0.93 0.91 1.15 1.29 0.83 0.91 0.96 0.93 0.88 0.82 0.79 0.76 0.79 0.91 0.71 0.91 1.01 1.06 mg/kg ds Cu 8.3 9.3 11.0 8.5 7.6 7.2 7.1 8.5 8.9 8.3 9.0 8.6 12.1 15.0 1) Het monster is niet onderzocht. De opbrengst was slechts op de

plaats van één kooi bepaald.

In de chemische samenstelling der verschillende sneden is nogal veel variatie. De algemene tendens is, dat de gehalten in de loop van het groeiseizoen iets oplopen, het hoogst zijn bij de derde en vierde snede, en in de herfst weer dalen.

Te Tijnje werden de eerste en tweede snede niet beregend; de derde t/m vijfde snede werden met 199 mm beregend. Daardoor werd een opvallende stijging van de Nap0-, CaO-, Cl-en Cu-gehalten verkregen .

(17)

-15

De rainerale samenstelling van het gras der afvalwaterproef-velden kan ook worden vergeleken met die van de door Brandsma

(Mededelingen Landbouwhogeschool, deel 54 (1954), P« 245-310) in 1952 op z.g. normale bedrijven verzamelde grasmonsters. Deze ge-gevens zijn opgenomen in tabel 8.

tabel 8. Gemiddelde minerale samenstelling van normaal- weidegras en van het gras der

afvaiwaterproefvelden in 1955 Brandsma Jubbega Tijnje Heeten Gehalten re iK0Ü

i

l 20.0 19.0 18.3 18.4 3 ^ 8 3-82 3-77 3-58 Nao0 1 0.40 0.48 0.26 0.81 i n fo \ CaO 0.97 0,87 0.74 0.84 ran de Mjfl i J-o w 0.36 0.28 0.28 0.25 droge Cl 1.62 1.89 1.69 2.05 stof p2°5 0.96 1.08 0.98 1.07

so

4 0.90 0.90 0.81 0.92 mg/kg ds Cu 10.6 8.9 8.0 11.2 Bij de vergelijking van deze gemiddelde gehalten moeten we

er rekening mede houden, dat de toegediende hoeveelheden afval-water sterk uiteen liepen. Deze hoeveelheid bedroeg te Jubbega 33I m , te Tijnje 199 mm en te Heeten 850 mm. Hieruit volgt

dat ook de bemestingshoeveelheden voor de verschillende proef-velden sterk verschilden (zie tabel 4 ) .

Uit het overzicht kunnen de volgende conclusies getrokken worden;

Ie Naarmate de toegediende hoeveelheid afvalwater groter is, worden de afwijkingen ten opzichte van normaal gras over het algemeen ook groter.

2e In vergelijking met de monsters van Brandsma waren de Na?0- en Cl-gehalten van het gras der afvalwaterproefvelden abnormaal hoog. Het CaO- en het MgO-gehalte was lager dan normaal en

het P20c-gehal"ce iets hoger. Op de ruw-eiwit-, K2O- en S04~ge-halten had de besproeiing weinig invloed. Het Cu-gehalte was over het algemeen lager dan dat van "normaal" gras. Waarschijn-lijk zijn de lagere uaO- en rlgu-gerialten een gevolg van de

antagonistische werking van het hoge Na?0-gehalte.

Ten einde na te gaan, in hoeverre de minerale samenstelling voldoet aan de eisen die aan veevoeder worden gesteld,werden de gehalten herleid tot milliequivalenten per kg droge stof. In tabel 9 wordt hiervan een overzicht gegeven.

(18)

tabel 9. Chemische samenstelling van normaal weidegra; en van gras, afkomstig van met

zuivelaf-valwater besproeide proefvelden

Waarden BT (K+Na+Ca+Mg) ZT (Cl+P+S) TA (BT - ZT)

TA'(-|^4

AA (K+Na-Cl-S) EA (Ca+Mg-P) Na in i van S4 ( .Wgt a a l) K in 4, van S ( K ï J K+Ca*Mg Gemiddelden in 1952 (Brandsma) 1414 1051 363 1.34 244 119 0.09 0.59

Gemiddelden per proefveld Jubbega 1415 II78 237 1.20 245 -8 0.11 0.64 Tijnje 1287 1060 227 1.21 238 -11 O.O7 0.66 Heeten 1445 1222 223 1.18 251 -28 0.18 0.64 1

Uit deze gegevens kunnen we het volgende concluderen;

1. Het gras der afvalwaterproefvelden heeft ongeveer hetzelfde basen-totaal als normaal gras. Het zuurbasen-totaal is daarentegen hoger, zo-dat het basenoverschot (TA) lager dan normaal is, TA wordt hier-door minder gunstig.

2. Het hoge Na20- en Cl-gehalte brengt in de waarde AA vrijwel geen verandering. De waarde._EA wijzigt zich in ongunstige zin door de lagere CaO- en MgO-gehalten en het iets hogere P20c-gehalte. \ 3« Na in <fo van S4 is aan de hoge kant en K in fo van S3 vrij hoogx .

Samenvattend kunnen we zeggen dat de besproeiing met zuivelaf-valwater in bijna alle gevallen een ongunstiger minerale, samen-stelling van het gras tot gevolg had. Een nadelige invloed op de ge-zondheidstoestand van het rundvee werd niet geconstateerd. Verder onderzoek is echter gewenst.

x) Ir. F.K. van der Kley geeft in het artikel "Over de paardebloemen in Uw grasland" (Landbouwvoorlichting, juni 1956, p. 319) de volgen-de voorlopige kenmerken van gras, dat uit een oogpunt van

vee-voeding gezond is:

Kenmerk Basenoverschot TA Alkali-alkaliciteit AA Aardalkali-alkaliciteit EA Na Basent0taal K K+Ca+Mg Waarde >250 >100 > 0,0 > 0 , 0 7 < 0,65

van gezond gras m.eq./kg droge ti H 11 M sto H H

(19)

-

17

-SAMENVATTING

In 1955 zijn waarnemingen verricht op graslanden, die met zuivelafvalwater werden "beregend. Het doel daarvan was om na te-gaan, v/elke invloed het gebruik van zuivelafvalwater heeft op

de structuur en de chemische samenstelling van de grond, op de "bemesting, op de grasopbrengst, op de botanische en chemische samenstelling van het gras en op de gezondheidstoestand van het vee. Daartoe werd nagegaan hoeveel zuivelafvalwater werd toege-diend em welke samenstelling dit had. Verder werd de chemische samenstelling van de grond aan het begin en aan het eind van

het groeiseizoen bepaald. De grasopbrengsten werden bepaald en de botanische en chemische samenstelling werden nagegaan.

Op twee proefvelden (Ln lijnje en Jubbega) werd een matige hoeveelheid afvalwater toegediend (resp, 200 mm en

330 mm) en op één proefveld werd de extreem grote hoeveelheid van 850 mm gegeven (Keeten).

Uit de resultaten van het onderzoek kunnen de volgende voorlopige conclusies v/orden getrokken:

1. Een hoeveelheid van 300 tot 4-00 mm zuivelafvalwater per groeiseizoen kan door een matig doorlatende grond v/orden verwerkt, zonder dat daarbij wateroverlast ontstaat en zonder dat het grasland daardoor schade lijdt. Een hoeveel-heid van 850 mm per jaar is beslist te hoog; de grond v/ordt dan drassig en het vee trapt de zode stuk.

2. Bij een gift van 300-400 mm zuivelafvalwater per jaar stijgen het kali- en fosfaatgehalte en de pH van de grond. Een aan-vullende kali- en fosfaatbemesting is niet noodzakelijk. Vanneer deze gehalten blijven stijgen, zal het noodzakelijk zijn om minder afvalwater toe te dienen.

Daar de grasopbrengsten zeer hoog waren, mag worden aangenomen, dat een extra stikstofbemesting evenmin nodig is. Om hierover meer zekerheid te verkrijgen,is een onderzoek met enige stikstoftrappen gewenst.

3. De grasopbrengsten v/aren zeer hoog, nl. 13000-14000 kg droge stof per ha.

4» In de botanische samenstelling van het gras kwam geen veran-dering. Vel werd op de proefvelden, die met 200 en 330 mm

werden beregend, de zode dichter, terwijl op het proefveld, dat met 85O mm werd beregend,de zode holler werd en zelfs grote open plekken ontstonden.

5. De minerale samenstelling van het gras v/erd ongunstiger. 6. De gezondheidstoestand van het vee was uitstekend en het

groeide goed - ook op het proefveld, dat met 850 mm werd besproeid en dat dikwijls zeer drassig was.

S 2760 250 .ox.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hier wordt sinds 2016 veel gemeten in het kader van de Slibmotor, omdat getest wordt of slib uit de haven van Harlingen dat bij Koehoal wordt gestort, hier opslibt en

In 2011 is er een subgroep opgericht die zich bezig- houdt met Alternaria in aardappelen, omdat dit pathogeen belangrijker geworden is in de afgelo- pen decennia door de toename

In een kosten-batenanalyse wordt een opstelling gemaakt van de geldwaarde van alle voor- en nadelen die alle partijen in de nationale samenleving ondervinden van de uitvoering van

Nu kan zulk een klister thans overgaan tot bloemvorming ; de tweede bladserie eindigt dan met een half omvattend loof blad; dan zal zoo'n bol geworden klister in zijn derde jaar

Ie + 2e, ca. 4 x zo lang als aan het einde dik; 4e lid iets meer dan 4 x zo lang als aan het einde dik. Ocellen in recht- tot scherphoekige driehoek; POL duidelijk groter dan

De allround natuursteenbewerker houdt zich aan voorgeschreven (werk)procedures van het bedrijf en indien van toepassing van de begraafplaats, gebruikt materialen, gereedschappen

Binnen de Topsector werken bedrijfsleven, kennisinstellingen en de overheid samen aan innovaties voor veilig en gezond voedsel voor 9 miljard mensen in een veerkrachtige

Figuur 50 geeft de trend weer voor het westelijke (links) en oostelijke (rechts) deel van het Grevelingenmeer welke is berekend door het model (Model_6) op basis van de