• No results found

Toevoeging van landbouwzout bij het inkuilen : verslag over 1965 van de interprovinciale serie 880

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Toevoeging van landbouwzout bij het inkuilen : verslag over 1965 van de interprovinciale serie 880"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

PROEFSTATION VOOR DE AKKER- EN WEIDEBOUW WAGENINGEN Gestencilde Verslagen van Interprovinciale Proeven Nr. 112 (1966)

Toevoeging van landbouwzout bij het inkuilen Verslag over 1965

van de interprovinciale serie 88O

door

Ir. S. Schukking en A.G. Hengeveld

(2)
(3)

3

-INHOUDS OPGAVE

Blz.

Inleiding 5 Uitvoering van de proef 6

Bespreking van de resultaten 6

Vergelijkende proeven 10 Conclusie 11 R.L.C. Noord-Friesland 12 R.L.C. Zuid-West-Friesland 12 R.L.C. Noord-Groningen 13 R.L.C. Zuid-Oost-Friesland 13 R.L..C. West-Drenthe 13 R.L.C. Zuid-Groningen 13 R.L.C. Oost-Drenthe 14 R.L.C. Oost-Overijssel 14 R.L.C. IJsselmeerpolders 14 R.L.C. Veluwe 15 R.L.C. Zuid-Noord-Holland 15 R.L.C. Noord-Noord-Holland 15 R.L.C. Zeeuws-Vlaanderen 16 R.L.C. Midden-Brabant l6 R.L.C. Zuid-Limburg 16 Bijlagen

(4)

INLEIDING

Momenteel kan-men bij het inkuilen van gras gebruik maken van twee goe-de methogoe-den, nl. het voordrogen en het maaikneuzen. Hierbij kan zongoe-der het gebruik van conserveringsmiddelen doorgaans goed kuilvoer worden verkregen. Toch blijft;«r steeds behoefte bestaan aan goede conserveringsmiddelen, om-dat het niet altijd mogelijk is het gewenste droge-stofgehalte voor voor-droogkuil te bereiken en in sommige gevallen de samenstelling van het gras zodanig is, dat kneuzen alleen niet voldoende is om een goed kuilresultaat te verkrijgen. Bovendien worden in sommige gebieden nog doelbewust; toevoeg-middelen gebruikt, omdat noch de voordroogmethode noch het maaikneuzen ge-heel aan de verwachtingen beantwoordt.

Bij het gebruik van toevoegmiddelen gaat steeds meer de voorkeur uit naar goed strooibare produkten, zoals bijvoorbeeld gedenatureerdesuiker. Met suiker zijn weliswaar goede resultaten te verkrijgen, maar dit produkt

is niet elk jaar beschikbaar, zodat van tijd tot tijd toch weer andere mid-delen moeten worden aangewend.

Van zout was het al langer bekend, dat het een conserverende werking had, alleen bestond nog onzekerheid omtrent de benodigde dosis en gevolgen van de toepassing ervan voor het vee.

In 1963 werd op de proefboerderij "Heino" landbouwzout voor het eerst beproefd als inkuilmiddel. Deze proeven werden in 1964 en 1965 voortgezet. Hierbij zijn goede resultaten verkregen, waarbij gelijke percentages zout en suiker dikwijls tot hetzelfde resultaat leidden. Landbouwzout is goed strooibaar, laat zich, wanneer het droog is, goed verdelen en is bovendien goedkoop. Uat betreft de opname door het vee van kuilvoer, waaraan zout is toegevoegd, worden momenteel door het IBVL nog proeven genomen. In de prak-tijk is al wel gebleken, dat dergelijk kuilvoer doorgaans goed door het vee wordt opgenomen, terwijl geen bepaalde reacties bij de dieren worden gecon-stateerd.

••-..„. Gezien de goede resultaten van de ;proeven op de proefboerderij "Heino"

werd door het IBVL een voorstel gedaan voor beproeving van zout in interpro-vinciaal verband. Aan deze proef werd in 19ö5.door 16-consulentschappen deel-genomen, waarbij in totaal 124 kuilen zijn aangelegd. De proef wordt in 1966 voortgezet.

Dit verslag geeft een overzicht van de resultaten van de in 1965 aange-legde proefkuilen.

De schrijvers betuigen tevens hun welgemeende dank aan allen, die aan de uitvoering van deze proef hebben meegewerkt.

(5)

-6

-UITVOERING VAN DE PROEF

Bij het opstellen van de richtlijnen voor de uitvoering van de proef, werd vooral de nadruk gelegd op een goede verdeling van het zout door het

gras. Immers wanneer de verdeling van ongeacht welk inkuilmiddel onvoldoen-de is, zal het resultaat bijna altijd tegenvallen. Deze interprovinciale proef beoogde niet zo zeer het testen van een goed toevoegmiddel in de prak-tijk, maar wel in hoeverre het inkuilresultaat kan worden verbeterd door toevoeging van landbouwzout, ervan uitgaande dat dit middel goed wordt ver-deeld. Verder diende ook de voorlopig gestelde dosering nog te worden ge-controleerd. IJaarschijnlijk is deze doelstelling niet altijd even duidelijk geweest. In sommige gevallen is aan de verdeling beslist te weinig aandacht besteed, hetgeen veelal een ongunstig resultaat tot gevolg had. Het is ten zeerste gewenst in het komende jaar vooral aan dit punt veel zorg te beste-den, waarbij zoals in de nieuwe richtlijnen is aangegeven, de proefkuilen zoveel mogelijk door één persoon van het consulentschap moeten worden ver-zorgd.

Bij de bespreking van de resultaten wordt nader teruggekomen op de toegevoegde hoeveelheid zout in verband met het droge-stofgehalte van het in te kuilen gras.

In enkele gevallen is bij het inkuilen gebruik gemaakt van een kraan of grijper, hetgeen de kwaliteit van deze kuilen beslist niet ten goede is gekomen, omdat hierbij van een goede verdeling van het zout geen sprake kan zijn. In 1966 moet het lossen van het gras met kraan of grijper daarom zo-veel mogelijk worden vermeden, tenzij het zout voor of tijdens het laden op het land wordt toegevoegd.

De afwerking van de kuilen was over het algemeen goed te noemen. Voor-al in die streken waar voldoende goed afdekmateriaVoor-al aanwezig is (zandge-bieden) leverde dit geen moeilijkheden op. Alleen daar, waar afdekmateriaal schaars is (vooral in Zuid-West Friesland) werden tijdens het bemonsteren nogal wat kuilen aangetroffen met onbedekte zijkanten of onder beschadigde hoezen, met als gevolg dikwijls nog te hoge temperaturen in de kuil en veel afval langs de zijkanten.

Bespreking van de resultaten

Bij de verwerking van de kuilanalysesis o.a. een indeling gemaakt naar het droge-stofgehalte (zie tabel 1). De warme kuilen met een droge-stofge-halte van-25 % of lager, staan in een aparte kolom vermeld. De kuilen die

(6)

7

-T a b e l 1 . I n d e l i n g van de p r o e f k u i l e n n a a r d r o g e - s t o f g e h a l t e -A a n t a l k u i l e n Gem. ds--geh. v . d . k u i l e n N a C l - g e h . v . d . k u i l e n ( t o e g e v o e g d z o u t ) pH B o t e r z u u r N H ^ - f r a c t i e NH-z- f r a c t i e koude k u i l e n z o n d e r t o e v o e g i n g ( p r a k t i j k 1965) : / 2 0 % : '" ds •!l9 i i 8 , 5 ! 1,6 i 5,2 i 1 , 0 0 :24 |26 (53) 2 0 - 2 5 ds :26 • 2 2 , 1 1,7 i 4 , 8 0,72 : l 6 % 1 :19 (152); 1 2 5 - 3 0 ds 25 2 8 , 6 2 , 3 4 , 7 0 , 4 5 11 % 17 (170) ; 30-35 $ i ds : l 6 . 3 2 , 1 2 , 4 5 , 0 0 , 3 3 9 13 (144)| i ; , 35 % ,,•-' d s 'l6 4 3 , 4 -2 , -2 5 , 5 0 , 2 4 7 8 (519) Warme k u i l e n <;;; 25 % ds 13 2 0 , 2 1,0 5 , 4 1,26 ' 2 8 N . B . : De t u s s e n h a a k j e s v e r m e l d e c i j f e r s geven h e t a a n t a l k u i l a n a l y s e s weer w a a r u i t de g e m i d d e l d e a m m o n i a k f r a c t i e s p e r d r o g e s t o f g r o e p van de koude k u i l e n Zonder t o e v o e -g i n -g z i j n b e r e k e n d .

met behulp van een kraan z i j n gemaakt (5 kuilen) en waarbij het zout t i j d e n s

het lossen i s toegevoegd, z i j n n i e t verwerkt evenals de warme kuilen met een

droge-stof gehalte hoger dan 25 fo (11 k u i l e n ) . Het i n de i n l e i d i n g genoemde

t o t a a l aantal aangelegde proeven (124) i s n i e t in overeenstemming met het t o

-t a a l . a a n -t a l k u i l a n a l y s e s zoals deze i n -t a b e l 1 z i j n weergegeven, omda-t

sommi-ge k u i l e n u i t twee verschillende p a r t i j e n

;

bestonden en a l s zodanig ook z i j n

bemonsterd.

Ter v e r g e l i j k i n g z i j n i n t a b e l 1 eveneens de gemiddelde ammoniakfracties

vermeld van een aantal koude kuilen zonder toevoeging u i t negen

consulent-schappen (verzameld door RLC» Voeder- en 1/eidebouw). Deze k u i l e n z i j n op

de-zelfde manier i n groepen ingedeeld a l s de proefkuilen. 'In t a b e l 2 wordt een

overzicht gegeven van het aantal koude k u i l e n . zonder toevoeging per

consu-lentschap, waaruit de gemiddelde ammoniakfracties per droge-stofgroep z i j n

berekend.

T a n e l 2 . Koude k u i l e n z o n d e r t o e v o e g i n g ( p r a k t i j k 1965) C o n s u l e n t s c h a p Veendam A s s e n Emmeloord Doetinchem Arnhem U t r e c h t D o r d r e c h t Z e v e n b e r g e n E i n d h o v e n Os s H o r s t Roermond 1 A a n t a l k u i l e n 23 125 . ' •-• 45 , . .. , 248 9 3 ... 186 1.46 .. 21 47 ' 37 18 49

(7)

Uit tabel 1 blijkt dat slechts 49 van,de-in. totaal 115 proefkuilen een droge-stofgehalte haben van 20-30/J. Silages met deze droge-stof geh altes zijn o.i, voor de beoordeling van het zouteffect het meest geschikt. De rest van de kuilen heeft of een hoger of een lager droge-stofgehalte of het zijn warme kuilen. Kuilen met een droge-stofgehalte van 3>0 % of hoger zijn voor de proef van minder waarde, omdat het droge-stofgehalte zelf dan een te grote invloed op het inkuiIresuitaat heeft. Wordt nat gras ingekuild (droge-stof-gehalte lager dan 20 $) dan zal een gedeelte van het zout met het per.ssap

verdwijnen, al zal hierdoor, zoals uit proeven wel is gebleken, de zoütcon-centratie in de kuil slechts weinig dalen. Een toevoeging van 2 % zout is

waarschijnlijk voor dergelijk gras te laag. Trouwens ook om voedertechnische redenen verdient het inkuilen van gras met minder dan. 20 .% droge, stof geen aanbeveling.

Uit de zoutconcentraties in het kuilvoer blijkt, dat naarmate het. gras droger was, procentueel meer zout is toegevoegd. Uit een oogpunt van conserve-ring hadden de natste kuilen echter de hoogste zoutdoseconserve-ring moeten hebben. Het gewicht van voorgedroogd gras is blijkbaar in de meeste gevallen te hoog ge-schat, zodat hieraan een hoger percentage zout is toegevoegd dan was bedoeld. Bij nat gras daarentegen is men vaak te voorzichtig geweest met zout.

Het gemiddelde zoutgehalte van de warme kuilen is veel te laag en heeft öTi; dan ook 'weinig of geen invloed op de kwaliteit gehad. Het effect van het zout wordt hierbij bovendien nog- 'tegengewerkt door de hogere temperatuur in de kuil en de hogere.pH als-gevolg van suikerverlies. De gemiddelde kwaliteit van de warme kuilen is dan'ook nogal wat slechter dan die van de koude, kuilen

met overeenkomstige droge-stofgehaltes. Hét zoutgehalte van deze laatste kui-len is gemiddeld ruim èen-half 'procent' hoger.

De pH kan bij kuilen met landbouwzout niet meer als waardemeter.voor de kwaliteit worden gezien. In principe heeft het zout dezelfde werking als voor-drogen, nl. een verhoging van de osmotische druk in de cellen, waardoor de to-tale zuurvorming, in het bijzonder de boterzuurproduktie, wordt gerer 1, zodat de pH vrij hoog blijft.

Het boterzuurgehalte en de ammoniakfractie worden lager naarmate de kui-len droger worden en procentueel meer zout is toegevoegd. Deze kwaliteitsver-betering moet o.i. daarom niet alleen worden toegeschreven aan de toegevoegde hoeveelheid zout, maar gedeeltelijk ook aan het stijgende droge-stofgehalte.

Vergelijken we de ammoniakfracties van de proefkuilen met. die van de kui-len zonder toevoeging dan is het verschil bij droge-stofgehaltes beneden 25 %

(8)

ken-n e l i j k t e laag eken-n z a l waarschijken-nlijk opgevoerd moeteken-n wordeken-n t o t 2 fo b i j dro ge-stof gehalte s van ongeveer 20-25 fo en t o t 2^- f> of meer b i j gras met minder dan 20 % droge s t o f . Bij de drogere k u i l e n (25 f of hoger) i s het k w a l i t e i t s v e r s c h i l tussen wel en geen toevoeging wat g r o t e r . Waarschijn-l i j k i s een zoutdosering van 1,5 fo h i e r v/eWaarschijn-l ongeveer "voWaarschijn-ldoende, zeker wan-neer een goede v e r d e l i n g van h e t zout door het gras wordt g e r e a l i s e e r d .

Tabel 3 . Indeling van de kuilen naar het percentage toegevoegd zout

Droge-stofgehalte

J2 0 % droge stof of lager

20-25 % droge stof 125-30 % droge stof '30-35 % droge stof Zoutgehalte kuil 0,7 1,'+ 2,7 0,9 1,7 2,2 1,5 2,4 3,6 0,7 1,6 2,6 3,9 '| Boterzuur

1

1,W~

! 0,97 0,71 0,80 : 0,71 ; 0,64 i 0,57 ! 0,38 ; 0,46 0,70 i 0,23 0,30 0,31 Ammoniak-fractie " ' 25""" 25 20 l6 . 17 15 11 11 13 16 8 8 9

4

Aantal, kuilen 5 9 5 7. 12 7 11 4 2 5 5 4

In tabel 3 zijn de kuilen per droge-stofgroep gesplitst in groepen met een oplopend zoutgehalte resp. : tot 1 fo, van 1-2 fo, van 2-3 f> en 3 % of hoger. Bij de kuilen met een ds-gehalte van 20 fo of lager dalen boterzuurgehalte en

ammoniakfractie naarmate het zoutgehalte in de kuil stijgt. Hieruit blijkt dus wel, dat de kwaliteit van deze groep kuilen beter was geweest wanneer meer dan gemiddeld 1,6 f zout was toegevoegd. Dat bij gemiddeld 2,7 f zout

(5 kuilen) de kwaliteit nog maar matig tot slecht is, zal o.i. mede een ge-volg zijn van een matige verdeling van het zout tijdens het inkuilen. Het

zout lijkt het boterzuurgehalte meer te doen dalen dan de ammoniakfractie. Dit verschijnsel werd bij de proeven te Heino soms ook waargenomen. Bij de kuilen met hogere droge-stofgehaltes wordt de kuilkwaliteit door hogere zoutdoseringen slechts weinig verbeterd. Bij de kuilen met een droge-stof-gehalté van 30-35 f> zien we een belangrijke kwaliteitsverbetering wanneer i.p.v. 0,7 f, 1,5 % zout wordt toegevoegd. Het betreft hier echter in het eerste geval een gemiddelde kwaliteit welke gebaseerd is op slechts twee kuilen.

Men krijgt sterk de indruk dat het in de praktijk niet eenvoudig is om in het droge-stofgebied van 20-30 f met handtoevoeging beneden 0,50 fo

(9)

Praktijkkuilen met Melasse of AIV-zuur geven doorgaans ook niet minder dan 0,50-$ boterzuur te zien. Alleen bij met veel zorg aangelegde kuilen zijn gehaltes van ca. 0,20 $ boterzuur of lager mogelijk.

Vergelijkende proeven

In enkele consulentschappen zijn vergelijkende proeven aangelegd, waar-bij naast de zoutkuil eveneens een kuil zonder toevoegmiddel (Blanko) van

hetzelfde uitgangsmateriaal werd gemaakt. Soms werden de kuilen niet gelijk-tijdig gemaakt, hetgeen dan ongelijke droge-stofgehaltes van de kuilen tot gevolg had. De resultaten van deze proeven staan vermeld in tabel h.

Tabel 4. Overzicht vergelijkende proeven met lang gras (praktijkkuilen)

Naam en RLC.

Dalhuizen (Ve)

Bonhof (Ve) Boven

Bonhof (Ve) Onder

Griemink (OD.) Proefbedr. "Wogmeer': (KNH) Swagemakers (ZVl.) i | Wiersema (ZGr.) ; Object ; Blanko \ Zout . • Blanko I Z o u t | B l a n k o ! Z o u t ' ; B l a n k o j Z o u t i B l a n k o ! 3i % ; M e l a s s e ! li % Zoul i B l a n k o Z o u t ; B l a n k o 1 Zout ds-geh. kuil 21,2 23,5 40,5 33,2 30,1 29,1 31,3 25,1 34,3 39,0 57,6 ^3,3 3 9 , ,3 2 0 , 6 22,1 NaCl-geh. kuil 0,5 2,4 -1,8 -1,2 -2,7 -2,3 0,9 1,7 0,9 pH 5,3 5,1 K9 *,7

M

^,5 5,2 *,9 5,0 4,8. 5.2 5,9 • 5,1 4,9 .-..- -j Boter-zuur 1,5^ 0,86 0,46 0,08 0,60 0,28 0,6i 0,38 0,95 0,40 0,54 0,13 0,29 0,30 0,20 -._ ~.— ..Ammoniak fractie 26 19 8 7 9 8 15 15 12 7 9 2 8 8 8

Behalve bij de kuilen.van de heer Swagemakers en van de heer Wiersema, zien we steeds een positief effect van het toegevoegde zout. In het eerste geval is het drostofgehalte zo hoog dat de blanko kuil reeds goed ge-slaagd is. Het gras van de heer Wiersema was kennelijk in verse toestand goed inkuilbaar gezien de goede kwaliteit van de blanko kuil. Ook hier zien vre meestal weer een groter effect van het zout op het boterzuurgehalte dan op de ammoniakfractie.

In de richtlijnen werd geen bezwaar gemaakt tegen het toevoegen van zout aan gemaaikneusd gras, wanneer gelijktijdig van hetzelfde gras (even-eens gekneusd) een blanko kuil werd aangelegd. Tabel 5 geeft Van deze kui-len een.roverzicht.

(10)

11

-Tabel 5. Overzicht vergelijkende proeven met gekneusd gras (praktijkkuilen)

Naam A. de Weerd.

i

| Proefbedr. "Kooyenburg" , : D . Homan I B. Hogenes G. Oosting D. Homan II • ' ' .- '• ' J. Harbers H. Bleumink : Object . Blanko i Zout f Blanko \ Z o u t ; Suiker | (0.7 i) \ B l a n k o | Zout I Blanko I Zout i Blanko i Zout | Zout i Suiker | Blanko ! Zout ; Blanko ; Zout ds-geh. '• i kuil [ 1 7 , 4 ' 19,3 1 19,4 ; 20,1 .19,8 ! 19,3 i 21,6-! 20,6 ; 22,6 '. 21,4 ; 21,8 \ 2 3 , 1 + ! 22,0 ; 27,1 ; 29,0 i 17,7 i.18,1 NaC.l-geh. . kuil. 0,2 1,5 -1,2 -0,4 1.6 ' -1,3 -1,4 ca. 2,0 ca. 0,5 •: -2,3 -0,8 pH 4,1 3,9 4,1 •'.. 4,1. 4,0 4,1 4,0 3,9 4,0 4,2 4,1 -4,1 4,1. 4,7 4,6 4,2 4,0 Boter-zuur 0,03 0,01 0,00 0,00 0,00 0,04 0,00 0,02 0,04 0,20 0,04 ' 0,02 '.. 0, 02 0,72 0,22 0,00 0,00 Ammoniak-fractie 13 11 8 6 . 7 • 6 4 : 4 5 8 • 7 5 5 . .14 12 7 6

Bijna al de kuilen (inclusief de blanko's) zijn kwalitatief goed ge-slaagd, zodat van een kwaliteitsverbetering door toevoeging van zout nau-welijks sprake meer kon zijn. Het slagingspercentage lag in 1965 bij de kneuskuilen over het gehele land aan de hoge kant; Alleen bij.; de-heer

Harbers (zie: tabel 5) is de zöutkuil duidelijk beter geslaagd-dan-; de blanko.

Dit gras werd echter niet van stam gekneusd, maar met de maaiknéuzer-uit de wiers opgenomen. Als gevolg van de slechte weersomstandigheden had het gras reeds enkele dagen gelegen. Bij de overige kuilen ziet men toch:.ook nog al eens een lagere -pH, ammoniakfractie of boterzuurgehalte optreden bij de zout-'kuilen.

Conclusie

Uit de gevonden resultaten'kan worden geconcludeerd, dat deze inter-provinciale proef in vergelijking met de resultaten van proeven op de proef-boerderij "Heino" het eerste jaar niet geheel aan de verwachting heeft vol-daan. Een gunstig effect van het zout op de kwaliteit van de kuil is hier

niet zo sterk naar voren gekomen als bij de proeven te Heino. Dit minder goede resultaat is o.i. mede veroorzaakt door een minder goede tot soms slechte verdeling van het zout en doordat in vele gevallen te weinig zout is toegevoegd, dit laatste vooral bij kuilen met droge-stofgehaltes lager dan 20 %.

(11)

12

RLC. Noord-Friesland

Van,de 12 aangelegde proefkuilen waren er 8 warme kuilen (inkuilduur langer dan 2 dagen). Bij de kuil van de heer De Haan werd het gras met een

kraan gelöst, zodat het zout slecht werd verdeeld, hetgeen tijdens het be-monsteren duidelijk v/as te zien. De gemiddelde kwaliteit van de koude kui-len is slechts weinig beter dan bij de v/arme kuikui-len. Bij enkele kuikui-len had het zoutpercentage iets hoger kunnen zijn.

De drie kuilen waarvan de grasanalyse ontbreekt, zijn buiten de proef aangelegd maar v/el in het kader van deze proef bemonsterd.

RLC. Zuid-West-Friesland

In consulentschap Sneek zijn de meeste kuilen aangelegd (27 stuks), waarvan ongeveer de helft warme. De kuilen met een droge-stofgehalte van 20 fo of lager hebben bijna allemaal een boterzuurgehalte van 1,5 % of. ho-ger en een ammoniakfractie van 25 of meer. Het zoutgehalte van deze, bijna alle warme kuilen,varieert rond 1 c/o, hetgeen voor deze natte kuilen beslist te laag is. Bij droge-stofgehaltes tussen 20 en 3° % stijgt het zoutgehalte in de kuilen enigszins. Weliswaar is de kwaliteit van deze groep kuilen wat beter dan de vorige, doch de.gemiddelde kwaliteit van de kuilen is nog ma-tig. De kuilen met een droge-stofgehalte van 30 % of hoger zijn alle goed geslaagd, waarschijnlijk in sterke mate als gevolg van het hoge.drogestof-gehalte .

Tijdens het bemonsteren bleek dat veel kuilen heterogeen van kwaliteit waren als gevolg van een slechte verdeling van het zout. In de meeste geval-len werd het zout door de boer zelf toegevoegd en dan veelal laagsgewijs. De slechte verdeling van het zout en een gemiddeld te laag percentage toege-voegd zout zijn waarschijnlijk voor een deel de oorzaak van de matige (soms

slechte) kwaliteit van de kuilen. Het feit dat de meeste kuilen warme kuilen waren, heeft ook beslist niet bijgedragen tot een verbetering van de kwali-teit.

De kwaliteit van de kuilen waarbij het zout over de wiers werd gestrooid, was niet opvallend beter dan die van de kuilen waarbij het zout op traditio-nele wijze werd toegevoegd.

(12)

- 13

RLC. Noord-Groningen

De ammoniakfracties van de kuilen van de heer W. Bouma-.en.de heer H. Kielstra zijn waarschijnlijk verwisseld, hetgeen echter niet meer achter-haald kon worden. Dit zou eveneens betekenen dat de zetmeelwaarde van de 2e kuil te hoog en van de 3e kuil te laag berekend is.

De kwaliteit van de eerste twee kuilen is slecht, hetgeen onder meer het gevolg is van een te lage zoutdosering bij deze lage droge-stofgehaltes. Bovendien liet de verdeling van het zout in beide kuilen te wensen over, hetgeen tijdens het bemonsteren duidelijk aantoonbaar was, gezien de hete-rogeniteit van de kuil. De eerste kuil werd m.b.v. een takel gemaakt en bij de tweede kuil werd het zout laagsgewijs togevoegd.

RLC. Zuid-Oost-Friesland

Op de proefboerderij "Selmien" zijn drie zoutkuilen aangelegd. Aange-zien op het bedrijf een weegbrug aanwezig is, kon steeds per wagen hetzelf-de percentage zout worhetzelf-den toegevoegd. Het berekenhetzelf-de percentage toegevoegd

zout tijdens het inkuilen en het bepaalde percentage zout in de kuil tij-dens het bemonsteren stemmen daarom ook goed.met elkaar overeen.

Desondanks zijn de drie kuilen volledig mislukt. Weliswaar zijn'de zoutpercentages voor dergelijke natte kuilen misschien aan de lage kant, hetgeen echter niet wegneemt, dat onder de gegeven omstandigheden van het zout een beter resultaat mocht worden verwacht.

RLC. West-Drenthe

Beide eerste kuilen zijn goed geslaagd. Het droge-stofgehalte (31,0 fo)

van de tweede kuil is vrij hoog en zal de goede kuilkwaliteit eveneens heb-ben bevorderd. De kuilen van de twee vergelijkende proeven met gekneusd gras zijn goed geslaagd. Een toevoegmiddel-in de vorm van landbouwzout was hier dus overbodig. .

RLC. Zuid-Groningen

• '•' • Zowel de blanko kuil als de zout kuil van de heer Wiersema zijn goed

geslaagd. Een verbetering van de kuilkwaliteit d.m.v. zout was dus niet mo-gelijk. — ' •"-•

De kuil van de heer Tepper is eveneens goed geslaagd. -Ondanks de 2,4 %

..zout, die tijdens,het bemonsteren in de kuil aanwezig was,, zal de goede kwa-liteit grotendeels door het hoge droge-stofgehalte zijn bepaald.

(13)

14

Het ruw-asgehalte van deze kuil is extreem hoog, hetgeen gedeeltelijk door het zout, maar voornamelijk door een vrij hoog zandgehalde (niet be-paald), zal zijn veroorzaakt.

RLC. Oost-Drenthe

De gemiddelde kwaliteit van de eerste vijf zoutkuilen is goed. Alleen de kuil van de heer Oldenbandring is voor de proef van minder waarde omdat het hoge droge-stofgehalte voor een groot deel de goede kwaliteit zal heb-ben bepaald. Bij de heer Griemink werd zowel een zoutkuil als een blanko kuil aangelegd. Ondanks het hogere droge-stofgehalte bevat de blanko kuil meer boterzuur dan de zoutkuil.

Van enkele kuilen zijn geen grasanalyses bekend zodat het Na20-gehalte in het gras geschat moest worden. Het berekende zoutgehalte in deze kuilen is daarom niet helemaal correct.

• De overige kuilen zijn maaikneuskuilen van stam. Als vergelijkingsob-ject werd naast de zoutkuil te zelfder tijd een kuil zonder toevoeging en éénmaal ook een kuil-met toevoeging van suiker aangelegd. De kneuskuilen zonder toevoeging zijn alle van goede kwaliteit, zodat toevoeging van zout hierin geen verbetering meer kon brengen. De kuil van de heer Harbers is niet van stam gekneusd, maar is met de rnaaikneüzer uit het zwad opgeno-men. Dit gras was voor hooi bestemd en had dus al enkele dagen gelegen. We

zien hier duidelijk een gunstig effect van het zout op de kwaliteit.

RLC. Oost-Overijssel

Aangezien van de tweede en de vierde kuil geen grasmonsters zijn geno-men, is het NagO-gehalte geschat om het toegevoegde percentage zout globaal te kunnen berekenen.

Gemiddeld is de kwaliteit van de kuilen redelijk goed. De twee kuilen van de heer De Haan en de kuil van de heer Ezendam bevatten te veel boter-zuur en hebben een te hoge ammoniakfractie, hetgeen waarschijnlijk het ge-volg is van een te lage zoutdosering.

De zoutkuil van de heer Jonkhans heeft een droge-stofgehalte van onge-veer .40. JJ (voordroogkuil) en is daarom voor de proef niet van belang.

RLC. IJsselmeerpolders

Door een vergissing van het "Bedrijfslaboratorium" te Oosterbeek werd in geen enkel monster boter- en azijnzuur bepaald. Drie kuilen konden nog worden overbemonsterd, zodat de zuren hiervan wel bekend zijn.

(14)

15

-De eerste twee kuilen zijn slecht, waarschijnlijk als gevolg van te weinig zout. Ook de kuil van de heer De Leeuw is maar matig,gezien de grote hoeveelheid zout die werd toegevoegd. Bij de laatste drie kuilen wordt de kwaliteit van de kuil voornamelijk bepaald door de hoge droge-stofgëhaltes

(kuil 6 en..:7).

Het bovenste gedeelte van de kuil van de heer Schot bleek aanmerkelijk droger en beter van kwaliteit te zijn, dan het onderste gedeelte. Dit laat-ste was veel natter en bevatte bovendien minder zout. •

RLC. Vëluwe

In totaal werden 21 proefkuilen aangelegd. De kwaliteit van de kuilen varieert riogal, gemiddeld is het resultaat redelijk goed. De kuilen met meer dan 1 fo boterzuur (k stuks) hebben een te laag zoutgehalte (1 % of

lager).

Het gras van de eerste kuil was blijkbaar vrij goed inkuilbaar, want bij dit lage droge-stofgehalte (ca. l8 $>) werd met 1 % zout een goede kuil verkregen.

Uit de drie vergelijkingen met ongekneusd gras blijkt wel de günstige invloed van .zout op de kwaliteit van.de kuil. Bij.de heer J. v.d. Brink werd. zowel het bovenste als het onderste gedeelte van de kuil onderzocht. Bovenin was het gras wat droger en is bovendien meer zout. toegevoegd, het-geen een betere kwaliteit tot gevolg.had.

De kuilen met droge -stof gehaltes: van meer dan ;50 % zijn voor de proef van minder waarde.

Bij de heer Bleumink werd een vergelijking aangelegd met gekneusd gras. Ook hier bleek dat de chemische samenstelling van het gras zodanig-was, dat

al-leen kneuzen reeds voldoende was. om een goede kuil te krijgen.

RLC. Zuid-Noord-Holland

Alhoewel gemiddeld toch wel voldoende zout is toegevoegd, laat'de kwa-liteit van de kuilen .nog wel wat te wensen over. Alleen de vierde en vijfde

kuil zijn goed geslaagd. De andere drie kuilen zijn matig tot slecht van kwaliteit.. '

; RLC. . •Noord-Noord-Holland

'"' Op de pro e f boerderij "VJogmeer" werden drie kuilen gelijktijdig aange-legd, waarbij met een toevoeging van ^,5 /£ Melasse de beste kuil werd ver-kregen. De kwaliteit van de zoutkuil is nagenoeg gelijk aan die van de

(15)

- 16

Melassekuil. De blanko kuil bevat wat meer boterzuur en heeft een iets hoge-re ammoniakfractie.

RLC. Zeeuws-Vlaanderen

De blanko kuil en de zoutkuil van de heer Swagemakers zijn beide goed geslaagd. Gezien de hoge droge-stofgehaltes kon een dergelijk resultaat wor-den verwacht. Bovenin de blanko kuil werd tijwor-dens het inkuilen aan een klei-ne hoeveelheid gras zout toegevoegd., vandaar het zoutgehalte van ca. 0*9 %

in de blanko kuil.

In de herfst werd bij de Gebr. de Waal stoppelklaver ingekuild;.. Voor het kneuzen werd het zout in water opgelost en met de sproeimachine over het gewas gesproeid. Bij de Gebr. de Bruyckere werd het zout voor het kneu-zen over het gewas gestrooid. In beide gevallen is er naar gestreefd 1 % toe te voegen. In de kuilmonsters is echter slechts 0,4 % en 0,j5 % zout terugge-vonden. Waarschijnlijk is. een gedeelte van het zout op het veld reeds verlo-ren gegaan. Zowel de blanko kuilen als de zoutkuilen zijn goed geslaagd.

;RLC. Midden-Brabant

De ammoniàkfracties van de kuilen van de heer Sluysveldt en van de heer Klerkx zijn,gezien de bijbehorende boterzuurgehaltes te laag. Waarschijnlijk is het ammoniakgehalte op het "Bedrijfslaboratorium" te Oosterbeek verkeerd bepaald, hetgeen echter niet meer kon worden nagegaan.

Meer dan de helft van het totaal aantal kuilen heeft een te hoog boter-zuurgehalte en een te hoge ammoniakfractie. De toegevoegde hoeveelheden zout waren bij de kuilen met een droge-stofgehalte lager dan 25 % hoogstwaarschijn-lijk te gering om een goede kwaliteit te realiseren. Van de kuilen met droge-stofgehaltes van 25-30 % had de kwaliteit gezien de toegevoegde hoeveelheid zout, echter beter moeten zijn.

RLC. Zuid-Limburg

Twee kuilen zijn door de boer zelf aangelegd (t.w. Gerards II en Wetsels II), doch wel in het kader van deze proef bemonsterd.

De kuilen met een droge-stofgehalte van 20 fo of lager zijn niet geslaagd. Aan de eerste twee kuilen werd te weinig zout toegevoegd. In de derde kuil

werd echter ca. 3 % zout aangetroffen, terwijl deze kuil toch nog ruim 1 %

boterzuur bevat. Het betrof hier gras dat door slechte weersomstandigheden vrij lang had buiten gelegen.

(16)

- 17

De kuilen met een droge-stofgehalte van 25 tot 30 % zijn gemiddeld vrij goed geslaagd. Aan deze kuilen werd ruim zout toegevoegd. Bij de heer H. Boers werd zelfs een zoutgehalte van 5*8 % in de kuil gevonden, terwijl toch nog een half procent boterzuur werd gevormd, hetgeen echter een gevolg kan zijn van de laagsgewijze verdeling van het zout.

De laatste vier kuilen zijn te droog geworden en als zodanig voor de proef minder interessant.

S 7303 310 ex. Sch/He/NV 25-8-1966

(17)

G CU to G •H X I ) ! ' 10 i ni i k ! o ]. ! | i r H • r l 3 t< 1 i 1 j

1

eu

E

o ! CM io ; m •a •a C M a • P S 'H 3 % U ' r i 1 «> .G IO N t ) \ r-H rH O -H CO P 10 -a eu • H t i > ' d C CO N 0) T3 O CO s CM < H O CD - P S to 3 rH t l eu Ü <1) G t , •H i > c CU - P r H m .c o o - p S -H 3 2 I H -H Cl) to 1 « i •a C ni N u > B N ' Ö \ rA S S i • o 3 •H 3 N N < ^ U CD 3 -p 3 O N m ! w SX s ai ; a) ' j S 1 g g ai n) S 3 rA r H O r A 1 1 I A CM V U st r H O C - CM rH O CM + 1 +1 NO rH f -O r A N-O K"» KN d " C - rH O J " d - LA L A c— co L A L A m CM CM CM CM O rA O VO f -r H L A ON rH st CM LA rH rH r H - ' • " ~ ~ - " ' ON LTS e n C st st CM CM rH CM r H H- + LT« MD w ON O L A rH CM CM L A O CM r H r A rH O O H/ •3" r A KN O O O O O ON -H- i n st O rH O O LA rH st LA LCN CO S CO CO H eu G bo E •Ö CO C U ' S ü I l fl (!) S ' O f i ' r i •H t , N 3 fe <L> ?_, S co "O -0 S 3 3 H rH • CO O • 3 CO ÎM - P S CO O • G J2 Ti • Ü ) J H CD CU iL, i j J e , s o PQ >

g

oi ' N O m t > CTN C O r H C— L A CM L A r H NO d " rA ON L A M D rA CM MD NO NO St r H C O O r H r H t \ l r H L A CM C O r H r H t A O C O CX) <_> <_) L A g 3 10 G •ri tS

g

cd I A M D O r A V O r H CM CM CM J -r H N Q d -t A C O L A C O I A CM o \ M D o \ St r H CM r H r H O N O r H L A CM C O L A J -O • 3 " CM O L A st H u G - P CO cn cd rH W •r-3 •H » « N C « ••ri • 3 • h K H C cO g CO K f n CO X 3 ON O C— CM CM rA o o o O st st 0\ St rH rH rH CM ri; rH I A CM r A rH CM CM CM LA r A LA rH r A CM ON CM st C— rH rH rA f— L A rH CO CM LA J - LA MD 00 rH [— rA st CM CM CM CM MD CO O ON co r H O O co LA st MD rH rH rH " ~ C— 0 0 MD rH ON LA rH rH rH r A -3- rH CM t A rH ON L A rH CM L A CO CM CM CM r A ON LA CM rH rH L A CM L A J - L A r A O O O L A rH LA r A MD CO rH O O CM rH CM LA LA L A ber g k I I sm a C -^ Sn CU CO S H O N c 3 e o £ ni 0) o 3 m 3 W -P S to O u G • f-l ' C O • ' r i -r-2 O h 3 > S co o CM O O L A r H O CM CM st r H C O %o CM CT\ L A O M D CM M D O N M D st r-i ~ C O C O r H r H r H O N CM O N O st O r H CM O M D J -CO • P 3 S cO 3 a o u O r .

g

cO L~— r H O L A O N r H O V O CM r H CM M D CM st C— L A O N CM CM rA O r H t — C O r H " ~ CO rA r H C O CM L A t~-CM CM r H r— rA O O N L A O r H L A H H Cd U - P [ 0 CO r H C ^ 0) -ri -P ISJ u CO • 3 »-5

g

cd S i t A r H + 1 CM ( M CM C O J -C— L A CM C O N O si-st r H O N M D r H 1 + O N CM rA L A r-i O rA O o 0 0 o O N d -10 3 X io 3 G < •H 3 • W K

n

cd 3 o o rir r H M D M D CM t— O r H st r H rA st C O O N CM CM st M D r H r H O N CM r H 1 + CM I A r A L A r H O r A O O C O O O N -3" S i p , fcO ! - P ! G : cd ! X O G 0 ) Ä eu Si N C eu eu to co cd o cd - P to G eu eu r-l O "J JH , J 13 1) bO eu -a eu G •O eu T3 - 3 ÇH O O Ä •P ' S oudend e drog e s kkin g o p d e za n si eu •a i^ • G - P rd eu N ,Q + •

(18)

a a> • H ü t. <b S p. O E U cd S s*

g

•p w 3 t, O H) N i H (U > O m u eu eu > o 4-5 3 O M S U cd

g

cd P-, O ; eu • a c H o CM (9 KN NO i n K N CM C -CTs CO oo" NO 0 0 m t— CM K N KN CM 0 0 CM Vu O CM O N O N co co" i n CM m ON N O CM CM CM K N CM ON N O CM O C M O m N O C— CM CM O CM O CM CM O N O CM C— co" CU - P t a a o M.. G <u eu C ' NO KN 0 0 0 0 C M C M C M C M rH i-t O -H cd 3 0 0 o K N O K N o" O oo i n .3-rH r H O NO C M C cd r H 1/3 <U •ri U I -P 10 eu I •ri 3 ES) (S •ri :

5!

eu •r^ •H s* : > c cd M CU •a c •H C <D •P r H

i\

eu o ; o CM od m NO o • p O N CM C cd M • > 10

S

•H 3 M N cd C— d " ON KN 0 D 0 0 CO UN CM CM m M O CM CM CM N 0 t— ON l - t C — N 0 ON KN co ON m CM O N CM 0 0 NO C M 00 •=J-N O CM i n CM oo C M a- 3-CM •-1 K N NO KN KN CM ON NO t - " CM O K \ l/N CM NO CM ITN tfN ITN CM CM 0 0 tfN IfN NO O N m ON i n m OO C M d " O O N NO o VJ 3 NO ON O 0 0 CM 0 0 KN CM KN KN KN ON KN CM KN NO KN NO J-" ITN J-" O N . = » • " K N K N i n KN KN J-" m CO 0 0 NO ITN r-t CTN N O O C— CM CM O N K N C— r H CM KN i n K N KN CO CM CM CM i n 0 0 CM t — CM K N K N C— O o ON CM co" i n C M CM K N KN K N i n NO co N O N O K N i n m i n oo r H NO KN o i n co" CM O N K N O N m ON 0 0 ON 0 0 ON 0 0 C M rH Jd" i n CM N O o" ON ON K \ CM O C M O C M

3

o" C M C M rH C— KN KN KN CM J-* K N O * i n CM CM N O O oo 0 0 * KN KN NO CM O N K N K N O N 0 0 Si Csl -c Boter -zuu r -5 p. _ C M C M r H CM i n C— KN - ••• CO i n •-> MD ON i n CM NO rH ON i n NO i-t 0 0 i n 0 0 ON C— i n i n i n r-i i n i n oo 0 0 i-r -ON i n CM t — ON i n r-0 r-0 o r-\ i n KN CM rH KN i n ON i n rH r-\ i n CM MD rH -t-i i n C O N O NO i n i n O N o KN NO KN O rH J-NO CM rH KN i n •H a G eu N • H 3 Si cd t*> çd eu B <a eu •a a M < T 3 c O u o 3 N -X! c <u in eu ß J9 •ri "O eu H K C co «H -o

M

g

ai eu x» u ri ta O eu W U eu •a C o c •— H U eu -b -o 3 - ^ O ' H Ö eu > o « <d M eu cd S S fi eu o ,-t fi co <d to a cd u - p c c o o o co m <U 4) bO cd •g Ä o> ë TS v •H 3 ft o cd M •o c cd rH I H eu T 3 fi o tS3 faO 3 rH C cd CU u C in X cd A«! r H O. -o o M H S a eu •o rH O S S-. eu « P=t S W ft. cw « U eu bo o cd M PH (H 3 eu f< >> eu

S

Si o

(19)

c m vo o - p 3 o m U CD •H S Pi

g

B in ni 3: C M m Ü vo I A C— UN C » I A CVI c— UN I A I A I A CO I A UN UN vo UN vo UN VO UN (H (U > O O - H O ri O o \ o\ vo d- d- * ON o O N I A ri C— ( A (M J -H C— VO m o o rH CM ON I A CM I A CM

ai

0 0 rH O vo I A CM VO ri I A O ri rH C--CM o" CO 1 - ) VO I A CM VO rH r A I A O CM O I A C O ri CA CO CM J -CM VO I A CA I A O O VO ri ri C O < M ON O CM ri C — O * CM CM CM CM t — CM ri ri ri I A I A o" VO O CM I A CM CM CM CM I A O O O I A ri CO O N CM VO rH J" ON ON O ON I A ri C— f A CM CO r H CM O N CM O UN O N ri NO ri f A 3r ri I A CM O CM O ri ri CM MO I A ri CM O V O I A I A O * ON ri st NO ri NO O 1

3

CM NO O * I A O N r H ON NO CM UN O

5

O CM O CM CM 0 0 CM I A NO rH KN CM CM • rH CM CM CM I A CM VO CM CM CM CM I A CM UN CM . * r H CM CM I A CM UN O CM I A sir UN 0 0 VO CM V O CM I A CM UN t— CM N O CM ON

3

CM UN t— O U N SH CU • O C o eu •a •— ri O SH S CS U <« 4> C eu > & eu - p eu • o C ce) C eu M • H Cd rH ÙO U eu eu ra T3 -o C H o N W ON VO o" CJN f A C~-ri t^ UN I A V O CM VO ON O co" ON UN CM UN CM I A CM UN 0 0 rH r H C M I A UN f A O o CM ON VO UN o" rH * rH r H ON r - =ï =>• O I A rH ON CM I A CM 0 0 CM I A VO 0 0 CM ON CM O CM riI A I A d- ON f A UN I A UN O UN VO CM 0 0 V O ( A CM O O UN

ai

I A I A I A CM VO CM O f A VO VO VO O t— f A O UN 0 0 O UN H CM CM CM I A O o" CM UN KN UN 0 0 UN UN I A UN 0 0 ON UN ON UN t -IA M W cd o 60 E H eu X> • ** > c 6 0 CU eu C EH U) eu <U n) 3 -p S

| 5 3 ^

a i-s o < Ti * Ü Q TS eu to •ri U u eu •o h <H 3 0 • H•o S c 3 < pq c eu > o eu CD — r H S ri t. * M çu m »H O, C ^ • I l O • H O ri t} O U "I (U ri as h - H - P O 5 * & W Ä 03 K T3 W O W CM CM I A t - t— oo CM CM CM H CM C— ri ri O ri ri ri * i n o t-2 t-T t-2 rH O O I A d - f A a* H c o O N •=!• VO CM I A f A UN O ON r H rH r H O O O . * f A UN O O O o o o O UN t -ri O -ri ri CM UN UN «H O 0) « 0 o « •o c

1

o N

(20)

a CD bO a •H a P i a> s ft o w CD P i O r H •H 3 1 i to o •a eu T3 c H CM cd s . p S -rH 3 S Ci -H 0 ) . Ä co 65 ^Cl \ rH rH O -H

â 5

i °

CM U ' al 3 v j , eu *I_3 •H f i > "O C ai N CD • o • r t G 0 - P H al .C CD O N * H O CD - P 3 m 3 rH Pi CD O eu P i > •P •H 3 ^ S -H Pi <U to cd 1 •o c cd . U w > -a 1S1 \ t o g S

À &

•H 3 N N <! 1 a) 3 •P 3 O N m w P . e cd cd Ö 1 ' 1 r H =t" P-r H P i

S

1 C CO

s

•H C O P i c5 i T 3 • H i 3 | N K .-t O + 1 ! 1 1 NO t o O r H I O CM O t o O M C -c— A i-H r H O s HT <H 1 H T o + 1 i O N H O CM NO CM o> •=J-r H A ON CM -d-A N O O A r H r H a \ c— r H 1 + + NO rH O CM CO 1 O t o f . o ON * H -O M C a i r H m CD cd x) E eu Ct) -P 10 CO Pi ü CD Pi •H cd s w o r H CM CM CO 1 O CM O t o n H -. - P 3 O N d -O + 1 I 1 -=t-» CM C— N O r O O d -CM o" CM ON A d" J -A O N t o CM I O 1 + ON C— t o O r H 1 O r H A O Hr -. HT Pi e eu cd ft Ä ft rH CD O EH W W CM O t o O t o P i O _..53 I c CD bO d • H c o P i e> i • a u o o S

3

ai • O P i CD S r H O W Pu r H C cd cd P i X -, e t . cd SS CM r H O r H A c-r H O A CO rH I O A r H c— CM J -NO =t >-A ON CM CO A t o o A r H r H N O :* r H r H A r H t o 0 0 r H O N CM N O t o A O LO r o A r H i } " A t O g 5 10 P i cd S d-r H O C ^ A r H CM t o A HT rH LTN A r H N O O N r O co t o o A ^ CM r H A CM r H C O A N O r H N O t o r H CM A t o o •H CM m t o 3-A O I O t o A r H U"N A t O cd g 3 Pi o cd PQ g ^ CM cd P i p to r H <B •H W K t o CM ' r H O CM A f -r H r H A LTN CM O A CM d" r H d" J * U-N CO A t o CM C— A O r H dr A tTN r H t — t o r H t— A O l O N O CM O CM t O I O A O H / t o A O -d-A d -CD 'Ö c CD o, o CM t o NO t O O O O ON A A CM CO CM rH CM I O A A S* LTN CM CM co NO A A rH rH J [ -J - ON t o d -O .0 t O H-0 H-0 rH A A A CM t— CM CM r O CM A A ON C ^ NO o o A A J=ï CM rH rH CM CM t— .=*• rH rH O t o A A c— t o d- c~ ON 0 0 r H r H ON CM CM t O co c— CM rH A A O o 3- co J t -A -A rH rH t f N co r H r H O 1 •0 C cd r H 10 <D • H U Ut 1 • P t o O O

a

« NO 0O A A t o t o £! C CD •H S r H eu co s <U PP • O . O t , ri r t • a - H - H CD OT C0 0 ) O ' Pi On O t o o NO A NO r H f O A ON rH r H A CM CM O C— o t o CM sf CM O A 0 0 t o A t o r-\ O t— r H J -A NO t -N O • H t o CM r H CM A O uo CM A r H r H A t o [ 0 CD O M CM ND C -E P ON t o t— Q 1 <u si - p G 0) u o 1 - p co o> ^ o r J ce N O r H O t o A r H r H N O A N O CM ON A r H N O t o HT CO t o t o A d-CM H / », as CM •k j -r H C O r H r H r H A CM r H JH-CM O N t O t o A o CM CM A O CM d - * O r H eu 60 -P C •H -H a s w o Ä r H C cd cd P i X N O d-o c -A r O r H r H A ON CM O N A CM t O d-t o r H t o L f N A c~ CM NO A ON O A t o r H t o t O r H O A CM O r H t o r— ON CM A O O N r H A O c— A J -CD • Ö rH rH CD O •P S Pi - a O -H ft P C0 tsi m CM S cd p t o C cd > •a to 3 tu C .* eu O CTN evj o .-J-A t o r H CM A r H CM t O A A O rH t o t O t— CM o .3co c -t o -t o NO rH ON NO CM CM O o O ON r H rH ON t o t o rH rH r H t O NO O r H t O r H ' J - t o H^ t O C— ON rH r H f O rH rH rH CO O C— NO O O t O rH' O O O O rH ON J - t o -—. O X - > C P cd 3 t-\ o m N A » ^ A _ T ) n u u CD CD a <i> S M Ï 5 p. CD O CD fl g O , •=ü < t o t o t o o t o A c— r H N O A NO CM A r H c - o t o J -O t o O N NO t o t o CM t o 0 0 NO CM CM r-\ rH O O rH rH O [— NO t O rH rH rH ; O C— CM r H rH rH 0J CM J - r H ON O r H CM CO NO CM f O t O NO O O O O O O O O rH r-l Hr J * 1 Ö > 5 O O o a w. e -p — cd P r H O • PQ N P i •O CD 60 & Pi «H 3 CD . O O Pi A i ^1-NO t o o ON t o 0 0 t— CM t— 0 0 NO d -r H L O t— t o r-i 0 0 ON r H C— t— NO O O o o o .d-P i eu X • H 3 Vi

(21)

w CO u CS r H • H i i c 0 ho ß

ä

^ E a o ! l d T » CD ß H o CM CO a • p s -M 3 s t l - H <D X I CO N \ 7 j \ r H O 3 n) ü i o ! w 10 CD - H SH > • O ß cd O) ß •rH ß CD - P ^ X! CU ö S S CS! <M CD O 3 - P 3 CG CD O Ci) ! H > - p S H 3 S SH - r i CD CO CO " O ß cä > co M N X S a Azijn -zuu r i 0) 0 -p s O N x P i e cS « s O d-o +1 1 1 N O r H + 1 H C O N N L f \ J -o \ O N r H CM C O r H i H O N U N CM • H J -O U N CM r H r H 1 1 U N :d-- p 3 O N I fcO » J i ü • H CD C PJ X I - H x: ß s ß CD CD CD > - r ) > CD SL, W ÉH c5 CS W «< r H CM r H CM O O N « O r H O N i n CM t— CM O O N U N r-i i r \ r H U N CM M N N O C O r H r H N N N O r H CM H r H U N CM un r H U N J " O 0 0 M N O :* d-X ß • H fn e eu a) hO ' H ( H PH O O m < CM CM O r H r . CM r H CM t~-N t~-N 1 t-- ' CM O N D U N O N N O CM LTN t -d~ N N r H ^J-C— O N r-i N N r H r*N LTN r-i t-CM O r H M 3 O CM U N U CD to k G m o X ß CO - P r H i H m s - — CO Cil N N O J -O + 1 1 i C O i-H + 1 C - . J -N D U N O N J " CM N O J -CM O r H C— N N r H CT\ O C O r H CM co co CM O d-o o o dr - p en u o X 0 CD ' Ö r H co > PP J " O .-!• o +1 1 1 M N CM + 1 CM f -U N r H LCN r H d~ CM t— U N r H r-i r-i O L --r-i C— O N " \ CM CM t— r H d~ CM O O U N O c— J -M ß •H U •o ß CO X i ß ß •V CD CD " Ö r H r-i m o X L f \ .d-r H O C — • K 0 0 r-i U N O dr O N r H O N M D CM N O U N O CM CM CM CM r H [ — C— r H r H N N r H N O H U N O N M N N O CM CM O CM O O CM N O ß <o r H 0) 10 CO T 3 (D CO X! ^ £ H CD CD ß -P X CO CD O Ö O U N r H O co M N r H r H d " CM M D r H [ -r-i J -o N O O MN CM co co M N d -r-i N O M N r-i O N O N D r H CM r j -O d " O o o o o :d-- p 3 o tS3 *— H ß CO e -p o X tri CD M a N O U N r H • O C O M N r H r-i : J d -CM J -o •: dr • CM H r-i N D c-U N CM U N O N J -U N r-i O C— I T l r H M N O N r H N O J -M N O J -O O r H d-"o ü — ß P co '3 r H O pq to — —* M CO 01 ß ß CO CD e p M O « O X CD X W O W r— co co d-CM d-CM d-CM d-CM O O O O M N M N , C O C O O O U N U N r-H r H r H r H CM CM ' N O M 3 O O r H r H CM CM CM CM M N d " 1 - 1 r H r H N O • r H CM M N MN M N U N d -M N O -M N O O M N C O r H N O N O U N \ 0 CM O N O N N D U N CM d-CM d-CM d-CM d-CM MN t — r H O N U N - t O N O N r H 0 0 C— • C— r H O J * U N

r-i r-i r-i r-i

M N r H N D M N

O U N CM C O r H r H

M N dr O N M N

r-i r-i r-i CM

N O N O 0 0 d " CM O r-i r-i CM CM CM CM U N d- t ~ C O N O CM O CM M N M N d-o d-o d-o d-o d- CM d- o O O O CM O O ü o O O N r-i CM d - M N d-" O X — . 4 J X - P G -P U ß U co S o cd O r H O O r H O pq N > pq > ß — ß ~ — - P • — P CD CD ß ß CD CO CD h f l CO b O CO > 0) > ß N ß N U ß U -H U -H u CD CD CD - P CD - P <D . p b ü P CO - P CO - P X o x o XI o X CD X <D O CD O <D w w ru w pq o o C O ! O CM d-sr~ d-O N U N t— CM CM ^1-0 N O N J -r H N O MN r-i r H r H d MN CM U N C O M N O CM O O r-{ d-- p 3 O N H H H H ß ß CO CO e *> s O X o K « K M ö « O N ca X x) • H t l 3 CD CO p t Ä <U w O CD - O r H - P | | I C O CM r H M N N D O N CM CM d " O N CM U N r H r H C O CM r H O CM CM U N O dr O CM O O r-i d-, . - p -P 3 X o CD N I w ~— —» co u u CD CD X X I • H U 3 cd co X 1-3 o r H U N U N M N M N » » O o t— c— U N U N r H r H C O C O C O C O CM CM M N r H O N O U N d- o" U N 0 0 U N U N 0 0 N O M N U N CM CM d - d-C O O N O M N d- U N r H r H d- M N CM D— r H U N r H d-O r H O N C— ! CM CM CM - * O N O d- M N O O O O N O t — d- st X ~ X CD O CD <D ^ ! CD X> ß XJ ß cd ß CD r H CD ß W ß O — O Si t-l Si CO X ! CO S H ' • cd S W S s a 1-3

(22)

60 a

a

o o m CM ai dr UN CM O KN O U ~ 1 s t; ! S -rH ! S S i tu ! CO J -rH + 1 CM i T l rH + 1 ON c— rH CM d" rH O J -r H i n O • rH t— J" : rH CM UA rH • f i w N ' 3 ON CM dr CM 0 0 m ON CM CM •^ d-CM O D CM o i n C O o o •<H (H CD > o o o .

s

CM +1" CO • r i (H > • a C CB N <D •a a! a O •P w r H d~ d? ON 0 0 CM C — m co NN. m V u HA i n CM un m CM O N N O C— CM d~ CM N O dr co CM CM • H 3 -H NO NO co N O i n ON CM CM ON co CM co NO i n 0 W •o a cd u C0 "O rH N O C O NN ON o o o CVJ N O CM NO o m o" o NO m o CM m o NO m o co CM CM o KN O o o co ON dr co CM co ND O O CM N O t — i n m i n CM co oo c— co ON i n NO CM t— co dr m CM i n Fi al •Ö C a) N W o rH (1) bl) C e> W u R al Ü - p r-t m > o i H 03 Ai U ai S rH ••H 3 W G .m m W eu "O o rH (U bt) C 01 K rH •rt S W C nt al W <u T» O rH 0) bl! C <]) K ' 0 C m rH T-3 •H S C CD •P rH •o K w •H 3 £ Ai <l> '.) (H W C eu Fi ,c*. - p al W M m • r i P .C ' ~ 3 •rH S O rH CD bl) C <u W H H w • r i P £ ' r - 3 •rH S O rH CD U» a CD W tn r } al Fi U C) Ë S •H r H W) ÏH a) ,Q Ü CD xi U al W M C m r\ a c o •-» A! *r-3 •H S ai t3 al « ïfl ir-t n

(23)

o ft 1-3 u 0> 'O rH O ft U O) <u • s rH 1) W o H-I 10 cd M e> i • • r H • H 3 a <IJ to c • H CU S ft O co • O 0 ) 7 3 c M O CM CS a • p S -H 3 3 E-i - H tu • f i m N 7 3 \ r H r H O - H « 3 S A! w 7 3 a> •^ • H SH > 7 3 c ni N <u 7 3 C • H C CU - P r H 0 ) »C CU CS "S""" ( M n) S . 3 N ' M O Cl) - P S tn 3 r H H 0) O CU M > - p • H 23 -H 3 te eu M ni •o c n! N f-< > M 1S1 7 3 \ t o M S » I • ' f i SH • ^ 3 •rH 3 N N < 1 CU P - P P O N pq X ft e a) • CD • S CM d -•> o r H •> O CM LTS •> C— r H ^J- -'VO" rH rH -3" CM m 00 • =t d " t n m d-CO os o o t n r n - * O L P . J H -o v-o ». A rH O N rH 3r r o -d- -=1-r H -=1-r H C O O O r H d " CM CO ers rH rH C— r H m K\ J J -1 O m C O 1 r H 0 0 CM I T S i n eu 7 3 c c CU o w —-••~3 •H fi .p G Ä eu o eu -p -p »c - P ni -P o - P S P co p « M < ; i - j rH CM r H O m CM * -. O O CM r H ». -m Z j " rH r H C— V O -C O -CM rH ( M - ~ _< D " - - . * f \ m o x-. * o t— r -o -o-o en - * L T \ C -_d- m CM CM CJ-\ V O C O M O r H r H n -. - * r H rH r-i O O N C3N C O r-i rH ON. ON O o O O N C— L A CM CM r - \ ^ r H r H C O f N 1 O 0 0 m i o O V O m ^ "c eu eu > O o -m s •— 3 eu u -p O- <v 73 o 1) J eu • G - P J P o - P eu w <M CO 3 73 C eu K W O M 1-3 PQ OH m ^ vo -* -o L f \ •. r-rH L T \ i -* CM f O t o V O CM V O m i r \ r H C>J CM V O O rH co •. i n r H C— 0 r H C 0 O CM O K \ 0 0 K S i n n C J i n m A O M 3 -* rH • H eu M O I -M m ni o ni > 3 . 1-3 i n :0 rH • s O V O » t n r H (TV -> r^-m d -CM O N co f n t— m r H t n CM CM O r H t -n i n r H i n m rH d -i n c— .* m L ^ * 1 1 t— i n C eu eu •-* -5 eu. E ta eu ni EH S 1-3 vo C— O • k o o -o rH t~ i O -d-t n K"\ -* r l J -O N d " rH [— ( M CM J " V O ». C3S vo vo r H O N rH i n CM -* V O 1 t CM i n C eu • p C O u a u eu a X eu CQ 1-3 c— d -m •.

°

t -». r~ rH -d-». t n m <x> m o i n K \ d -i n r H J " CM V O o r H r H ». vo r H m m rH t~ -* t— CM V O m i i t n i n "O cfl ft fi eu a a m ( H ! ^ 1 1 i

i

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Door de beluchtingsregeling aan te passen en te investeren in een nieuwe puntbeluchter wordt totaal een energiebesparing van 8,6 % gehaald voor de beluchting op RWZI

Het eerste punt heeft betrekking op de belangrijke plaats die de ideeën van de structureel-functionalist Talcott Parsons in het boek innemen.. Zijn gedachtengoed wordt op

Uit de vragenlijst die door deken Rombaut van Kiel vóór zijn bezoek aan de parochies aan de pastoors voorgelegd werd, blijkt duidelijk naar welke zaken vooral de aandacht ging van de

(2010) wordt de interactie tussen licht en plantweerbaarheid duidelijk beschreven. De belangrijkste aspecten van kunstmatige HPSL lampen die een invloed hebben op

Niettemin komen er twee belangrijke besluiten naar voren: 1° het onderzochte bedrijf vertoont vanaf de jaren 1860 een duidelijk afwijkende evolutie ten opzichte van deze van

None of the systems is clear about the actual place of these “non-health” objectives, but they allow the minister (Belgium, France and the Netherlands) or the drug expert

Dit komt doordat minder maatregelen een positief effect hebben op de grondwaterkwaliteit dan op de oppervlaktewaterkwaliteit (zie Tabel 2.4), maar ook omdat sommige

huidige landbouwpolitiek in Zweden t.a.v. dé agrarische inkomens gestelde doel is het garanderen van een bepaald inkomen aan de landbouw in totaal gezien. Teneinde de hiervoor