EN VOLKSONTWIKKELING EXAMENBUREAU
UNIFORM EINDEXAMEN MULO 2010
VAK : GESCHIEDENISDATUM: MAANDAG 12 JULI 2010 TIJD : 07.45 – 09.00 UUR
DEZE TAAK BESTAAT UIT 40 ITEMS.
Suriname: Politieke en staatkundige
ontwikkeling na 1945
1
Hoe heette de volksvertegenwoordiging in ons land in de periode 1866 - 1937?
A de Koloniale Staten B de Nationale Assemblee C het Parlement van Suriname D de Staten van Suriname
2
Welke combinatie van politieke functionaris en de functie in 2008 was juist?
Functionaris Functie
A Carmelita Ferreira vervanger van de
ondervoorzitter van de Nationale Assemblee B Sharmila Mangal-Mansaram woordvoerder van de vicepresident C Jennifer Geerlings-Simons fractieleider van de oppositiepartijen in de Nationale Assemblee
D Ruth Wijdenbosch fractieleider van de
regeringspartij
3
Op 5 juli 2008 vond een samenbundeling plaats van enkele politieke partijen. Deze partijen zullen in 2010 samen de verkiezingen ingaan onder de naam A de Mega Combinatie.
B het Middenblok.
C het Nationaal Democratisch Alternatief. D het Nationaal Democratisch Platform.
4
Als door de politieke partijen het nationaal belang ondergeschikt wordt gemaakt aan het groepsbelang, dan spreekt men van
A dictatuur. B patronage. C Perestrojka. D volksdemocratie.
5
De parlementaire democratie werd in haar ontwikkeling bevorderd door onder andere A de etnische gerichtheid van de partijen. B de religieuze gerichtheid van de partijen. C deelname van jongeren in de politiek. D een betere positie voor de gegoede burgers.
6
Wat is niet van toepassing in een parlementaire democratie?
A de leden van de volksvertegenwoordiging hebben het recht om de regering vragen te stellen over het uit te voeren beleid. B het volk kiest haar vertegenwoordigers middels algemene, vrije en geheime verkiezingen.
C de regering moet zorg dragen voor de
bescherming van de mensenrechten en vrijheden.
D de regering moet zorg dragen voor een gelijke verdeling van de parlementszetels.
7
Lees de volgende versregels goed: Wan Sranan
Someni wiwiri Someni skin Someni tongo Wan pipel
Robin Ravales (Dobru) 1935-1983
In deze versregels brengt de schrijver tot uitdrukking:
A de liefde voor het Sranan. B de natuurschoon van zijn land. C de wens tot eenheid in zijn land. D liefde voor het land Suriname.
8
Op 25 november 1975 werd de Nederlandse vlag in Paramaribo gestreken en de Surinaamse vlag gehesen.
Suriname werd toen een A autonoom land. B gebiedsdeel. C rijksdeel.
D soevereine staat.
9
Lees de volgende grondrechten (mensenrechten) goed.
I Het recht op leven II Het recht op arbeid
III Het recht op vrije meningsuiting IV Het recht op onderwijs
Welke van deze rechten zijn volgens vele burgers op 8 december 1982 geschonden? A I en III
B I en IV C II en III D II en IV
10
Een gekwalificeerde meerderheid in de Nationale Assemblee is noodzakelijk bij de A afkondiging van de noodtoestand. B uitbreiding van het kiesstelsel. C verkiezing van de president in de
Verenigde Volks Vergadering. D wijziging van de grondwet.
Suriname: Sociale ontwikkeling na 1945
11
Elk jaar worden belangrijke gebeurtenissen herdacht onder andere:
1. deafschaffingvandeslavernijop1juli1863. 2. de aankomst van de eerste Brits-Indische immigranten op 5 juni 1873.
Deze twee gebeurtenissen vonden plaats in: A de eerste helft van de 18e eeuw.
B de tweede helft van de 18e eeuw. C de eerste helft van de 19e eeuw. D de tweede helft van de 19e eeuw.
Er is sprake van welvaart in een land wanneer A de mensen kosteloos voedsel mogen halen bij particuliere instanties.
B het nationaal inkomen stijgt en de export toeneemt.
C de overheid een nieuwe RGD-kliniek opent. D het SZF haar diensten verbetert.
13
Een werknemer met een goed salaris moet maandelijks naar de dokter voor behandeling van hoge bloeddruk en suikerziekte.
Er is hier sprake van
A goede welvaart en goede welzijn. B goede welvaart en slechte welzijn. C slechte welvaart en goede welzijn. D slechte welvaart en slechte welzijn.
14
Een positief gevolg van de openlegging van het binnenland voor de inheemse en
marronsamenleving is, dat
A de gemeenschappen uiteenvielen. B de gezondheidszorg werd verbeterd. C de traditionele leefwijze werd opgeheven. D het gezag van de dignitarissen werd versterkt.
15
De groei van de vakbeweging in ons land is bevorderd door
A de goede verstandhouding tussen de vakcentrales.
B de ongelijke verdeling van de welvaart. C de oprichting van verschillende politieke partijen.
D de staatkundige zelfstandigheid van ons land.
De economische ontwikkelingen
na 1945
16
In de jaren zestig van de vorige eeuw was er sprake van schijnwelvaart in ons land, omdat A de industrie tot grote bloei kwam.
B er veel geschenkpakketten uit Nederland kwamen.
C er minder deviezen werden verdiend. D de ontwikkelingshulp werd vergroot.
17 Lees de volgende zinnen goed.
I Onderzoek naar en exploitatie van aardolie.
II Oprichting en functionering van de N.V. Staatsolie.
III Toename van de overheidsinkomsten. IV Propageren van de self-reliance gedachte. Welke gebeurtenis is een gevolg van de andere drie?
A I is het gevolg van II, III en IV B II is een gevolg van I, III en IV C III is een gevolg van I, II en IV D IV is het gevolg van I, II en III
18
Een politiek gevolg van de bouw van de stuwdam te Afobaka op het leven van de marronsamenleving in die gebieden was A de afname van het gezag van de granman. B het uiteenvallen van de gemeenschap. C een verhoogde toename van het geldverkeer.
19
Suriname is met de Brokopondo-overeenkomst van de jaren zestig van de vorige eeuw
benadeeld, omdat Suralco de exportprijs zelf mocht vaststellen aan de hand van de wereld-marktprijs.
In bovenstaande zin zijn twee beweringen door het woord “omdat” met elkaar verbonden. Hiervan
A is de eerste waar, maar de tweede niet. B zijn beide waar en op de juiste wijze met elkaar verbonden.
C zijn beide waar maar niet op de juiste wijze met elkaar verbonden.
D zijn geen van beide waar.
20
In de zestiger jaren van de vorige eeuw nam het aantal ambtenaren enorm toe, omdat
A de bevolking in deze periode sterk toenam. B de overheid de Surinamers een toekomst wilde bieden.
C politieke partijen die in het machtscentrum zaten, hun aanhangers aan werk hielpen. D er voor de uitvoering van ontwikkelings- projecten veel ambtenaren nodig waren.
Het dekolonisatieproces
21
Het dekolonisatieproces van de gekleurde volkeren is bevorderd door onder andere: A de Eerste Wereldoorlog en de oprichting van de Volkenbond.
B de Tweede Wereldoorlog en de oprichting van de VN.
C de Eerste Wereldoorlog en de oprichting van de O.A.S.
D de Tweede Wereldoorlog en de oprichting van de O.A.S.
22
Wat is geen oorzaak voor het ontstaan van de Derde Wereldproblematiek?
A De grote bemoeienis van de overheid in het bedrijfsleven.
B De grote kindersterfte in Derde Wereld- landen.
C De lage prijs die Derde Wereldlanden krijgen voor hun grondstoffen.
D De onderlinge samenwerking van de Derde Wereldlanden.
23
De samenwerking in de Zuid-Zuid dialoog is tot stand gekomen, doordat de Derde Wereldlanden A lid willen zijn van regionale organisaties. B meer voordelen willen halen uit hun exporten.
C ontwikkelingshulp van de rijke landen willen. D op handelsgebied niet samen willen werken.
24
Welke is geen regionale organisatie? A Caricom
B Mercosur C O.A.S. D W.H.O.
25
Tijdens de dekolonisatiegolven hebben verschillende nationalistische leiders strijd gevoerd ter bevrijding van hun land.
Bij welke dekolonisatiegolf staat de naam van de nationalist verkeerd?
A eerste dekolonisatiegolf – Simon Bolivar B tweede dekolonisatiegolf – José de San Martin C derde dekolonisatiegolf – Pieter Botha D vierde dekolonisatiegolf – Chedi Jagan
Een kenmerk van de radicale fase van het dekolonisatieproces is
A het accepteren van kleine hervormingen in het bestuur door de lokale elite.
B het streven naar de verbreking van de neo-koloniale banden.
C het verkrijgen van de staatkundige onafhankelijkheid.
D het vernieuwen van de samenleving naar socialistisch model.
27
Lees de volgende beweringen goed.
De meeste Derde Wereldlanden zijn ondanks hun dekolonisatie nog steeds afhankelijk van de rijke landen, doordat
I buitenlandse bedrijven een grote invloed op de economie hebben.
II het parlementair systeem in een groot deel van deze landen slecht functioneert.
Voor bovenstaande beweringen geldt: A alleen I is juist.
B alleen II is juist. C I en II zijn beide juist. D I en II zijn beide onjuist.
28
Welke staatsman is geen mede-oprichter geweest van de N.A.M.?
A Nehru van India B Nkruma van Ghana C Soekarno van Indonesië D Tito van Joegoslavië
29
Wie was de grondlegger van de Joodse staat Israël?
A David Ben Goerion B David Rothschild C Moshe Dayan D Yitzak Rabin
President Nasser van Egypte weigerde lid te worden van het Bagdad Pact, omdat hij A de bouw van de Assoewandam wilde voltooien.
B de leiding wilde hebben in de Arabische Liga.
C een onafhankelijke politiek wilde voeren. D de Suez-kanaalmaatschappij wilde nationaliseren.
31
De Algemene Vergadering van de V.N nam in 1947 het verdelingsplan aan, waarin werd besloten dat
A de Arabieren het mandaat in Palestina kregen.
B de Joden het mandaat in Palestina kregen. C Palestina verdeeld zou worden in een Joodse, Palestijnse en Engelse zone. D Palestina verdeeld zou worden in een Joodse, Palestijnse en een neutraal deel.
32
Verschillende Arabische landen bundelden zich in de Arabische Liga om zodoende te komen tot een eenheid.
Het bovenstaande heeft betrekking op de Palestijnse kwestie in de periode:
A 1919 – 1948 B 1948 – 1967 C 1967 – 1979 D 1979 – 1993
33
De aanleiding voor het uitbreken van de Zesdaagse oorlog was:
A de afsluiting van de Golf van Akaba door Egypte voor Israëlische schepen.
B de eis van de V.N. aan Israël om bezette gebieden terug te geven.
C de oprichting van de Palestijnse bevrijdings- organisatie.
D de weigering van Israël om de Palestijnse vluchtelingen te laten terugkeren.
34
Welke organisatie is geen Palestijnse verzetsorganisatie?
A de Hamas B de Hezbollah
C de Palestijnse Bevrijdings Organisatie D de Taliban
35
Sadat
Begin
Bij welke vredesonderhandelingen hebben de boven afgebeelde staatslieden vrede
bewerkstelligd tussen Egypte en Israël? Bij de vredesonderhandelingen van A 1948 te Geneve-Zwitserland. B 1967 te Khartoem-Soedan. C 1979 te Camp David-V.S. D 1993 te Oslo-Noorwegen.
36
Israël weigerde bij de verschillende vredes-onderhandelingen na 1992 de Westbank terug te geven, omdat
A er veel Joodse nederzettingen op de Westbank zijn.
B het handelscentrum van Israël op de Westbank ligt.
C Israël afhankelijk is van het drinkwater van de Jordaan.
D de Klaagmuur op de Westbank is.
Latijns-Amerika en het Caraïbisch
gebied vanaf de 19
eeeuw
37
Welk gemeenschappelijk kenmerk hebben de Caraïbische landen op cultureel gebied? A de aanwezigheid van grootgrondbezit B de afhankelijkheid van één of twee exportproducten
C het bestaan van een creolentaal
D de ongelijke verdeling van de welvaart
38
De economie van veel Caraïbische landen wordt vanaf de 19e eeuw beheerst door de teelt en ontginning van A rijst en bauxiet. B rijst en goud. C suikerriet en bauxiet. D suikerriet en goud. 39
Latijns-Amerika heeft vele politieke leiders voortgebracht.
Hoe heet de politieke leider van Venezuela? A Chavez
B Lula C Morales D Zelaya
40
De O.A.S. kan haar doelen niet volledig verwezenlijken, omdat
A deze organisatie volledig afhankelijk is van de V.N.
B de V.S. binnen deze organisatie een dominerende rol spelen.
C haar lidstaten ook zijn aangesloten bij het Amazone pact.
D zij zich mag inmengen in binnenlandse aangelegenheden van de lidstaten.