• No results found

Hulp in gezinnen waarvan de moeder tijdelijk afwezig is ; Onderzoek naar hulp in gezinnen waarvan de moeder door een ziekenhuisopname tijdelijk afwezig is.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Hulp in gezinnen waarvan de moeder tijdelijk afwezig is ; Onderzoek naar hulp in gezinnen waarvan de moeder door een ziekenhuisopname tijdelijk afwezig is."

Copied!
45
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

SCR 5445

Hulp

in

gezinnen waarvan de moeder tijdelijk afwezig is

Scriptie sociologie van verzorging en beleid

Dianne Boone

(2)

Onderzoek naar hulp in gezinnen waarvan de moeder door een ziekenhuisopname

tijdelijk afwezig is

Deze scriptie heb ik geschreven vanuit een persoonlijke interesse in gezinnen, met name in de wijze waarop gezinnen zich redden in een crisissituatie.

Een aantal mensen wil ik bedanken voor hun bijdrage aan het tot stand komen van mijn onderzoek. Allereerst wil ik de respondenten bedanken voor hun tijd, en hun vaak boeiende en verhelderende verhalen. Mijn begeleiders; Rineke van Daalen en Piet Verbeek voor de hulp bij het ontstaan en ontwikkelen van dit onderzoek. Nicole van den Berg voor de vele gesprekken die we hebben gevoerd over dit onderzoek. En tenslotte Henny, bedankt voor alles.

1 e begeleidster: Rineke van Daalen

2e begeleidster: Piet Verbeek-Heida Naam: Dianne Boone

(3)

Hulp in gezinnen bij tijdelijke afwezigheid van de moeder

INHOUDSOPGAVE

1 Inleiding

1.1 De "zorgzame samenleving" en gezinnen 1.2 De probleemstelling

1.3 Dataverzameling 1.4 Opbouw van de scriptie

2 Veranderingen in zorgzaamheid 2.1 Veranderingen in gezinnen

2.2 Informele hulp in de jaren '60 en '80 2.3 Veranderingen in zorgzaamheid 2 3 5 6 10 11 14 18 3 De gezinsverzorging 21 4 Zorg in de gezinnen

4.1 Keuzes met betrekking tot het huishouden en de kinderen 24 4.2 Wie zorgt voor wie

4.3 De waardering van de verschillende hulpvormen

5 Conclusies

Literatuurlijst

Bijlage 1 beeld van de respondenten

27 32

35

40

(4)

1 INLEIDING

Deze scriptie schrijf ik als afstudeerproject voor mijn studie Sociologie van Verzorging en Beleid. Ik heb gekozen voor een onderzoek binnen gezinnen. Uitgangspunt zijn twee onderzoeken van drs. M.E.I.Goudsblom-Oestreicher. Deze twee onderzoeken zijn begin jaren zestig uitgevoerd en beschrijven de hulpverlening in gezinnen waarvan de huisvrouw door ziekte is uitgeschakeld. De betekenis van familie als belangrijke hulpbron voor een gezin tijdens een crisis staat in deze onderzoeken centraal. Het eerste onderzoek richt zich op vrouwen die door een opname op de afdeling Gynaecologie en Verloskunde niet in staat zijn om voor hun gezin te zorgen. In het tweede onderzoek, zijn ook vrouwen die in het ziekenhuis zijn opgenomen voor een bevalling meegenomen in het onderzoek.

Beide onderzoeken vormen de basis voor mijn onderwerp: De keuzes die gezinnen maken ten aanzien van de hulp als de vrouw, moeder en echtgenote, door omstandigheden tijdelijk niet in staat is de zorgtaken uit te voeren. Wat gebeurt er als degene die het huishouden regelt tijdelijk

ziek/afwezig is, welke rol speelt de gezinszorg? Welke rol speelt de zorg die gegeven wordt door familie, vrienden en kennissen? Organiseren gezinnen de hulp als moeder tijdelijk uitgeschakeld is zelf en zoeken ze pas professionele hulp als hun eigen circuit is uitgeput of vragen/krijgen ze meteen professionele hulp van de thuiszorg? Of maken ze een combinatie?

In het publieke debat lijkt het soms of er steeds minder gezorgd wordt. De huidige situatie wordt vergeleken met het verleden en dat verleden wordt dan afgeschilderd als een tijd waarin men nog wél tijd, aandacht en zorg voor elkaar had.

Mijn veronderstelling is dat tussen familie, vrienden en buren nog steeds veel gezorgd wordt. De veronderstelling waar ik in dit onderzoek van uit ga is dat mantelzorg of informele zorg niet zo is afgenomen als wij denken. Dat zal te maken hebben met verplichtingen en verantwoordelijkheden maar zeker ook met zorg en aandacht voor elkaar.

In mijn werk als zorgmanager bij Thuiszorg Amsterdam zie ik dat er veel zorg wordt verleend door familie, buren, vrienden aan onze klanten. Dat in tegenstelling tot de geluiden die ik vaak hoor over het gebrek aan zorg en aandacht voor elkaar.

De bedoeling van dit onderzoek is om er achter te komen welke zorg er door wie verleend wordt binnen gezinnen waarvan de moeder tijdelijk is weggevallen. Wordt er nog zorg verleend door familie, vrienden, buren en kenniss,en onderling?

(5)

Hulp in gezinnen bij tijdelijke afwezigheid van de moeder

1.1 De "zorgzame samenleving" en gezinnen

Zorg in gezinnen is vanaf het begin van de vorige eeuw steeds meer een zaak geworden van verschillend opgeleide beroepskrachten. Wat is de invloed van de verzorgingsstaat op gezinnen, doen gezinnen meteen een beroep op instanties in geval van "crisis" of regelen ze de hulp

geheel of ten dele zelf? In de jaren tachtig is het beleid steeds meer gericht op het bevorderen van de zelfstandigheid en zorgonafhankelijkheid van burgers. In hoeverre heeft dit beleid van de "terugtredende overheid" invloed. Is het voor een gezin een moreel verlies als ze een crisis niet zelfstandig kunnen overleven. Hoe wordt dat door een gezin ervaren? Is de vraag om hulp een teken van zwakte, een falen? Zelfstandigheid en zelfredzaamheid worden hoog gewaardeerd in onze samenleving. Heeft dit invloed op het al of niet vragen van professionele zorg?

Beginjaren tachtig kwam de verzorgingsstaat door economische ontwikkelingen onder druk te staan. Ook kwam er kritiek op de manier waarop de verzorgingsstaat ingericht was en werd. De kritiek en de onbetaalbaarheid leidde tot verschillende discussies, binnen de zorginstellingen maar ook in de politiek.

De term "zorgzame samenleving" is geïntroduceerd door het eerste kabinet Lubbers. Dit kabinet formuleerde als één van haar doelstellingen: ''Het overgaan van een verzorgingsstaat die

onbetaalbaar en drukkend dreigt te worden naar een zorgzame samenleving, waarin mensen voor zichzelf en voor elkaar opkomen. Cultuur en beschaving is elkaar vasthouden tegen

onachtzaamheid, ontreddering en eenzaamheid" (Harmonisatieraad, 1986).

Voor politieke partijen is zorg en sociale steun een maatschappelijk vraagstuk geworden vanuit de gedachte dat mensen minder voor elkaar zorgen en bij elkaar betrokken zijn dan wenselijk is. Burgers moeten meer voor zichzelf en elkaar zorgen, de professionele hulp moet een stap terug doen en zich meer bezighouden met samenwerking en coördinatie van de hulp in informele circuits. De overheid reageerde met deze voornemens op de knelpunten in de zorg.

Zorg in gezinnen neemt in onze maatschappij een belangrijke plaats in. Het overgrote deel van de zorg die gegeven wordt vindt plaats in gezinnen. Partners die voor elkaar zorgen, ouders die voor hun kinderen zorgen. Er wordt huishoudelijk werk verricht, boodschappen gedaan, gekookt, er worden kinderen opgevoed. Ook in sociaal opzicht is de zorg binnen gezinnen belangrijk,

voorkomende problemen worden eerst binnen het gezin zelf opgelost. Pas wanneer de zorg binnen het gezin niet toereikend is wordt professionele hulp gezocht. Als de leden van het gezin elkaar niet

(6)

kunnen helpen wordt de hulp van derden ingeroepen. Huishoudelijke hulp komt dan ten goede aan alle gezinsleden.

De aard en de omvang van de zorg in gezinnen zijn afhankelijk van verschillende factoren. Het aantal kinderen en de leeftijd van de kinderen bijvoorbeeld. Zorg voor het huishouden en de kinderen komt voor het merendeel nog steeds op vrouwen neer. Het geslacht is dus ook een belangrijk aspect.

Vrouwen besteden in 1995 25.6 uur per week aan zorg binnen het eigen huishouden, mannen 11.1 uur (SCP, Sociale atlas, 1997, pag.124). Het betreft hier huishoudelijk werk en de zorg voor kinderen en andere huisgenoten.

De zorg in gezinnen wordt door "de samenleving" gezien als een privé aangelegenheid. Informele zorg, de zorg van familie, vrienden en buren is een aanvulling op de zorg van de gezinsleden voor elkaar. Wanneer deze hulpbron uitgeput is, of anderszins niet toereikend wordt eventueel

professionele hulp gezocht. Dit kan bijvoorbeeld de hulp van een thuiszorgorganisatie zijn maar ook een particuliere werkster of een crècheplaats voor een kind. Gezinnen maken steeds meer gebruik van vormen van georganiseerde hulp. Het hoeft niet altijd om een crisissituatie te gaan, steeds meer gezinnen hebben een huishoudelijke hulp, zeker gezinnen waarvan beide ouders werken. Ook gaan steeds meer kinderen naar de crèche. Tijdens de afwezigheid van de moeder kan een gezin thuiszorg aanvragen of de bestaande hulp en opvang uitbreiden om de afwezigheid te overbruggen. In termen van bijvoorbeeld verzekeringen hebben gezinnen er vaak zelfs recht op. Hulp van buitenaf vinden wij dan geoorloofd.

Informele zorg is een bijzonder soort zorg. Gezinsleden voelen zich verantwoordelijk voor elkaar, die verantwoordelijkheid kan leiden tot een gevoel van zorgplicht tot elkaar. Dit geldt ook voor familieleden, bijvoorbeeld grootouders die hun kleinkinderen verzorgen in tijden van crisis binnen een gezin van hun kind. Dit verantwoordelijkheidsgevoel, of plichtsgevoel hoeft niet altijd samen te gaan met affectieve gevoelens. Het kan zijn dat mensen hulp bieden omdat ze zich verplicht voelen om dat te doen. De omgeving verwacht het, je laat je eigen familie toch niet in de kou staan. Ook "de samenleving" verwacht een bijdrage van gezinsleden en familie als dat maar enigszins mogelijk is. De nadruk die gelegd wordt op het belang van een zorgzame samenleving is daar een voorbeeld van. Voor organisaties als bijvoorbeeld de thuiszorg is de aanwezigheid van mantelzorg een reden om minder of geen hulp te indiceren.

(7)

Hulp in gezinnen bij tijdelijke afwezigheid van de moeder

In discussies in de media over de zorgzame samenleving wordt soms beweerd dat de informele hulp zal afnemen. Daar worden verschillende oorzaken voor genoemd. Kinderen, en dan voornamelijk de dochters helpen hun hulpbehoevende ouders. Omdat het gemiddelde kindertal per gezin is afgenomen veronderstelt men dat het aantal mensen dat informele zorg geeft zal afnemen. Daarbij komt dat vrouwen in grotere aantalen dan voorheen zijn toegetreden tot de arbeidsmarkt. Een andere vaak gehoord argument voor deze aanname is dat de mobiliteit is toegenomen. Kinderen wonen minder vaak dan vroeger in de buurt van hun ouders. Daardoor zouden ze minder in staat zijn hulp te verlenen aan hun familie (Felling e.a. 1991).

1.2 De probleemstelling

Het doel van deze scriptie is vanuit een sociologische invalshoek een bijdrage te leveren aan kennis over strategieën van gezinnen om in een "crisissituatie te overleven".

Hoe organiseren gezinnen het huishoudelijke werk en de zorg voor de kinderen als degene die deze zorg normaal gesproken doet tijdelijk afwezig is.

De vraagstelling zal aan de hand van de volgende onderzoeksvragen uitgewerkt worden:

Welke keuzes maken gezinnen ten aanzien van de hulp als degene die dat normaal gesproken doet tijdelijk niet in staat is de zorgtaken te verrichten.

Welke overwegingen spelen mee bij de keuze tussen informele zorg of professionele zorg. Wat is de betekenis van informele zorg en professionele zorg voor het gezin.

Het tijdelijke karakter van de afwezigheid van de verzorger en/of de onmogelijkheid de zorgtaken uit te voeren is in het kader van dit onderzoek belangrijk. In een crisissituatie die van korte duur is worden andere beslissingen genomen dan in een situatie die van langere duur is, of lijkt te zijn. Chronische aandoeningen die zorgen voor een langere periode van uitschakeling leiden tot andere overwegingen bij het inschakelen van hulp.

(8)

Het perspectief van de gezinnen die in een crisissituatie terecht zijn gekomen staat centraal in mijn onderzoek. Zij vragen al dan niet hulp aan familie, vrienden, buren, kennissen of organisaties.

De onderzoeksvragen zijn concreet gemaakt door ze om zetten in verschillende deelvragen: • Wie neemt de zorg over in gezinnen waarvan de moeder tijdelijk afwezig is?

• Wordt er tijdens en na de afwezigheid van de moeder een beroep gedaan op professionele hulpverlening?

• Bij welke zorgaktiviteiten wordt ondersteuning gevraagd?

• Op welk moment wordt informele/formele hulp gevraagd en waarom juist op dat moment? • Wie maakt de keuze over de hulpverlener en het moment?

• Hoe wordt de hulp door de gezinsleden ervaren?

Naast de onderzoeksvragen wil ik kijken wat de ondervraagde gezinnen vinden van de volgende uitspraak:

Mantelzorg is niet zo afgenomen als wij vanuit het publieke debat moeten geloven, het is niet zo dat er vroeger meer aandacht, tijd en zorg voor elkaar was.

Dat zal ik doen door deze uitspraak aan mijn respondenten voor te leggen en mijn gegevens te vergelijken met gegevens uit de jaren zestig en de jaren tachtig. Daarover later meer.

1.3 Dataverzameling

Om antwoorden te krijgen op deze vragen heb ik interviews gehouden in verschillende gezinnen. De gezinnen vormden de onderzoeksgroep en bestonden uit een samenwonend of gehuwd echtpaar met ten minste 1 kind onder de twaalf jaar waarvan de vrouw gedurende korte tijd uitgeschakeld is van zorgtaken. In dit onderzoek zijn de overwegingen en de keuzes die de gezinnen maken van belang, ik heb gekozen voor diepteinterviews om de gegevens te verzamelen.

De interviews hebben plaatsgevonden in de periode februari tot en met april 2000, altijd bij de respondenten thuis. Drie interviews met man en vrouw samen, drie interviews met de vrouw alleen. De duur van de gesprekken varieerde van een half uur tot twee uur. De gesprekken zijn opgenomen met een cassetterecorder en later uitgeschreven. Dit hulpmiddel heeft als groot voordeel dat je kunt

(9)

Hulp in gezinnen bij tijdelijke afwezigheid van de moeder

concentreren op het gesprek zonder dat je je bezig hoeft te houden met de registratie van de gegevens. De verkregen informatie is geordend aan de hand van de onderzoeksvragen.

De analyse van de gegevens in dit onderzoek is erop gericht informatie te krijgen over gezinnen in een crisissituatie. Welke keuzes maken zij over hulp en de hulpverleners?

Dit onderzoek is een kwalitatief onderzoek. Er is voortdurend reflectie op onderzoeksvragen en analytisch kader. Om te kunnen analyseren moeten de gegevens op overzichtelijke wijze worden gerangschikt en opgeslagen. Door lezen en herlezen, interpreteren en selecteren ontstaat een kader en krijgen de gegevens een betekenis. Door de interviews uiteen te rafelen en structuur te zoeken in de verschillende antwoorden op de interview en onderzoeksvragen zijn antwoorden ontstaan op die onderzoeksvragen.

De keuze van de onderzoeksgroep

In deze scriptie heb ik gekozen voor het gezin als onderzoekseenheid. Het gezin moest bestaan uit een man, een vrouw en één of meer kinderen onder de twaalf jaar, zij moeten samen een

huishouding voeren. De leeftijdsgrens van de kinderen is bewust gekozen. Oudere kinderen zijn minder hulpbehoevend dan jongere kinderen. De grens heb ik gelegd bij het moment dat ze naar de middelbare school gaan. Kinderen die nog niet naar school gaan en kinderen die naar de basisschool gaan kosten de ouders meer tijd. Jonge kinderen worden ook niet betrokken bij het huishoudelijke werk door de ouders.

Ik heb gekozen voor twee ouders en ik heb geen alleenstaanden betrokken bij het onderzoek. Bij het wegvallen van één van de ouders, in deze scriptie de vrouw, is er altijd nog de tweede ouder voor de opvang van de kinderen en het huishouden. In geval van een éénoudergezin zal de hulp

waarschijnlijk voornamelijk van buitenaf komen. In deze scriptie wil ik onderzoeken of gezinnen de mogelijkheid gebruiken om helemaal geen hulp te vragen.

De situatie waarin de gezinnen zich bevonden is min of meer gelijk. De vrouw is tijdelijk

opgenomen geweest in het ziekenhuis en heeft de zorgtaken niet uit kunnen voeren. Het tijdelijke karakter is van belang voor dit onderzoek. De vrouw moet na enige tijd de zorgtaken weer op zich kunnen nemen. Wanneer er sprake is van een chronische aandoening, waarbij de hulp een

permanent karakter heeft, zullen andere keuzes gemaakt worden ten aanzien van de zorg. Of de opname gepland was of acuut heb ik bij de keuze van de gezinnen niet mee laten spelen. Alleen een lichamelijke oorzaak als reden van opname in het ziekenhuis heb ik mee laten spelen. De

(10)

grens gesteld bij minstens vijf dagen opname in het ziekenhuis. De tijdelijke afwezigheid en de lichamelijke beperkingen bij het uitvoeren van de zorgtaken maken een herverdeling van taken in het gezin noodzakelijk. Deze situatie maakt dat het gezin keuzes moet maken ten aanzien van hulp en hulpverlening.

In het kort moesten de gezinnen bestaan uit: een samenwonend of gehuwd echtpaar met ten minste 1 kind onder de 12 jaar

de vrouw moest voor enige tijd uitgeschakeld zijn.

Het bewerken van het materiaal

Om de gegevens uit de interviews te kunnen analyseren heb ik een datamatrix gemaakt. In deze matrix zijn gegevens gerangschikt op thema. Via deze matrix ontstond de mogelijkheid om de verschillen en de overeenkomsten en de verschillende strategieën van de gezinnen met elkaar te vergelijken.

Sociaal wenselijke antwoorden

Een belangrijk aandachtspunt van het onderzoek was het mogelijke verschil tussen wat mensen zeggen dat ze doen, denken en willen, en wat ze werkelijk doen, denken en willen. Het krijgen van sociaal wenselijke antwoorden is denk ik bijna onvermijdelijk, vooral bij gevoelige onderwerpen. Ouders vertellen niet dat zij ten tijde van de opname van de moeder de kinderen eigenlijk

verwaarloosd hebben. Je mag wel het huishouden verwaarlozen maar niet de kinderen. Ik heb geprobeerd de respondenten het gevoel te geven dat ze vrijuit konden praten, en heb de anonimiteit gewaarborgd.

Naast de interviews heb ik literatuuronderzoek gedaan en gebruik gemaakt van boeken,

tijdschriften, en onderzoeksrapporten. Drie rapporten van het Sociaal en Cultureel Planbureau, te weten het Gezinsrapport (1997), het rapport over Informele zorg (1994), en de Sociale atlas van de vrouw (1997) hebben veel gegevens opgeleverd.

Duidelijk werd in deze onderzoeken dat er een relatie is tussen maatschappelijk veranderingen en veranderingen in gezinnen, die weer veranderingen met zich meebrachten voor de zorg binnen gezinnen en daarbuiten.

(11)

Hulp in gezinnen bij tijdelijke afwezigheid van de moeder

De werving van de respondenten

Om de verschillende vormen van hulp in de gezinnen te kunnen onderscheiden heb ik verschillende wegen bewandeld om aan respondenten te komen. Gezinnen die georganiseerde hulp krijgen kun je vinden bij organisaties die gezinshulp geven. Die weg heb ik dan ook bewandeld. Via een

thuiszorgorganisatie werd contact gelegd met een gezin. De thuiszorgorganisatie legde contact met de respondent en vroeg of de respondent mee wilde doen. Als de respondent dat wilde werden de naam, het adres en telefoonnummer aan mij doorgegeven. Door werkdruk bij deze organisatie bleek het niet mogelijk meerdere gezinnen te benaderen. Uiteindelijk ging dat interview ook niet door wegens omstandigheden in het gezin.

De tweede weg was het plaatsen van een advertentie in een huis aan huis blad. Dat is twee keer gebeurd en heeft mij drie interviews opgeleverd.

De derde weg, die ook drie interviews opleverde, was om via-via aan respondenten te komen. Ik heb vele mensen gevraagd of zij een gezin kende dat aan alle voorgaande eisen voldeed en eventueel bereid was om mee te werken.

De samenstelling van de onderzoeksgroep

In totaal hebben zes gezinnen meegewerkt aan dit onderzoek De gezinnen waren allemaal

verschillend in het aantal kinderen, de leeftijd van de kinderen en de arbeidssituatie van de man en de vrouw.

In de gezinnen varieerde de leeftijd van de kinderen van anderhalf tot 15 jaar. Drie vrouwen waren huisvrouw, hun echtgenoten werken full time. Drie vrouwen hadden een part time baan. De

arbeidstijden van de vrouwen varieerde van vier dagen per week tot twee halve dagen per week. Ook de opnameduur van de vrouwen varieerden, de kortste opname was 5 dagen, de langste 2 maanden.

(12)

1.4 Opbouw van de scriptie

Deze scriptie is als volgt opgezet. De zorg in gezinnen, en de ontwikkelingen daarin en de verschillende kanten van informele zorg worden in hoofdstuk 2 uitgebreid behandeld. De

ontwikkeling van de professionele zorg in gezinnen komt aan bod in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 beschrijf ik de resultaten van interviews in de gezinnen. De keuzes die de gezinnen maakten en hoe de gezinnen de praktische problemen opgelost hebben tijdens de afwezigheid van de vrouw komen dan aan bod. Daarna volgen ter afsluiting de conclusies, daarin beantwoord ik de onderzoeksvragen en ga ik in op de vraag die ik gesteld heb over de al of niet afnemende zorgzaamheid.

(13)

Hulp in gezinnen bij tijdelijke afWezigheid van de moeder

2 VERANDERINGEN IN ZORGZAAMHEID

Deze scriptie heeft als ondeiwerp de organisatie van de hulp binnen gezinnen waarvan de moeder tijdelijk niet in staat is taken binnen het gezin uit te voeren. Daarnaast ga ik kijken of de

zorgzaamheid voor elkaar sinds de jaren '60 is afgenomen. Zoals eerder beschreven is het

onderzoek van Goudsblom-Oestreicher aanleiding geweest tot deze scriptie, dit onderzoek dateert uit 1965. Er is in 3 5 jaar zowel in de samenleving als binnen gezinnen veel veranderd. Er hebben zich ontwikkelingen voorgedaan die invloed hebben gehad op de keuzes die gezinnen maken. Deze ontwikkelingen hebben ook invloed gehad op de zorg die mensen aan elkaar verlenen in tijden van nood, bijvoorbeeld als een moeder in het ziekenhuis komt te liggen.

In dit hoofdstuk beschrijf ik de veranderingen die hebben plaatsgevonden in de maatschappij en binnen gezinnen sinds de jaren '60. Vervolgens ga ik in op de hulp die gezinsleden elkaar geven, de "informele hulp". Daarnaast ga ik bekijken of de zorg voor elkaar is afgenomen sinds de jaren '60. Dat doe ik door mijn gegevens te bekijken met de gegevens van Goudsblom-Oestreicher uit 1965, uit de eerder genoemde studie en met de studie van Janet Finch uit de jaren '80 in Engeland. Belangrijkste bronnen die ik hierbij gebruik is de studie van Goudsblom-Oestreicher en het boek

Family obligations and social change van Janet Finch (1989). Daarnaast gebruik ik gegevens uit de

studie van Felling, Fiselier en van der Poel: Primaire relaties en sociale steun, achtergronden van de behoefte aan steun, de aard en omvang van informele steunverlening en daarbij opgedane ervaringen (1991). Het derde boek dat ik gebruik is Een schaars goed, de betekenis van zorg in de

hedendaagse levensloop van G. van den Brink (1999). Verschillende aspecten die belangrijk zijn bij

zorg door en voor familieleden, zoals verantwoordelijkheid, plicht en wederkerigheid, komen aan de orde. De veranderingen binnen de maatschappij en in de informele zorg houden ook verband met elkaar, dat zal ik ook laten zien in dit hoofdstuk.

2.1 Veranderingen in gezinnen

In de jaren negentig is het klassieke gezin met de man als kostwinner grotendeels verdwenen. De arbeidsparticipatie van vrouwen is sinds de jaren zestig toegenomen, met name in de

leeftijdscategorie van 25 tot 49 jaar Dat beiden ouders werken wil niet zeggen dat er een evenredige verdeling van het huishoudelijke werk en de zorg voor de kinderen is.

(14)

Zorg voor het huishouden en de kinderen komt voor het merendeel nog steeds op vrouwen neer. Het zijn de vrouwen die in deeltijd werken en dat blijkt verband te houden met de zorg voor jonge kinderen. De verdeling van zorg en arbeid blijft ongelijk.

De zorg in gezinsverband lijkt door twee factoren bepaald te worden: Ten eerste door het geslacht, er wordt vaker door vrouwen dan door mannen gezorgd. Ten tweede door de leeftijd van de

kinderen. Jonge kinderen vragen meer zorg. Het lijkt erop dat vrouwen hun arbeidstijd aanpassen aan de eisen die de kinderen en het huishouden aan ze stellen. Wanneer ze voor jonge kinderen moeten zorgen gaan ze minder werken.

Van den Brink beschrijft in zijn boek Een schaars goed ( 1999) in het hoofdstuk over gezinsleven en

zorgvraag dat de zorg voor jonge kinderen verdeeld kan worden in drie componenten: ten eerste de basale zorg, ten tweede de zorg die ouders nodig vinden voor het kind en ten derde het gene wat de buitenwereld van het kind verwacht.

Onder basale zorg valt alles wat een kind nodig heeft zoals voeding, onderdak, koestering, veiligheid.

De zorg die de ouders nodig vinden voor het kind hangt af van de denkbeelden, ambities, normen en waarden van de ouders. Wat de buitenwereld van een kind verwacht zijn zaken die nodig zijn om je later in de maatschappij te kunnen handhaven. Al deze zorgtaken zijn veranderlijk, het gaat om normeringen. Wat bijvoorbeeld in de jaren '50 goede gezonde voeding mocht heten mag dat niet nu niet meer. Niet alleen het tijdvak is van belang ook het sociale milieu heeft invloed op het belang dat gehecht wordt aan de verschillende zorgtaken. Ook daarin doen zich voortdurend veranderingen voor. De daling van het aantal kinderen per gezin heeft hier natuurlijk ook invloed op gehad evenals de verhoging van de welvaart. Zonder een krachtige economie was het niet mogelijk geweest dat deze zorgelementen zo konden veranderen.

Een andere belangrijke ontwikkeling in het geven van zorg binnen gezinnen is de veranderingen op affectief gebied. De zorg van ouders voor hun kinderen is op affectief gebied sterk toegenomen. Daartoe dragen een aantal ontwikkelingen bij: om te beginnen de verbreiding van betrouwbare anticonceptie. Ouders kiezen vandaag de dag bewust voor kinderen, dat maakt dat ouders zich, meer dan vroeger, bewust met de opvoeding bezig houden. Daarnaast is de band tussen ouders en kinderen hechter dan voorheen. Tot ver in de vorige eeuw was de kindersterfte hoog. Ouders moesten rekening houden met een reële kans dat hun kind kwam te overlijden in de eerste

levensjaren. De derde ontwikkeling is dat de centrale waarden in het gezinsleven verschoven zijn. De betekenis van praktische of huishoudelijke aangelegenheden neemt af terwijl het sociale en

(15)

Hulp in gezinnen bij tijdelijke afwezigheid van de moeder

affectieve element voornamer wordt. Warmte, ervaringen uitwisselen, persoonlijke betrokkenheid, het vermogen om problemen uit te praten wordt tegenwoordig belangrijker gevonden dan strikte gehoorzaamheid. Ook wordt het belangrijk gevonden om kinderen cultureel en intellectueel kapitaal mee te geven.

Deze ontwikkelingen zetten gezinnen onder druk, het dwingt de ouders tot intensivering van de zorgtaak. Als beide ouders werken moeten de zorgtaken in minder tijd verricht worden of de

zorgtaken moeten uitbesteed worden. Tegelijkertijd komen er nieuwe taken bij, het organiseren van de zorg en zorgen dat het huishouden toch blijft lopen. De zorg in gezinsverband moet door deze ontwikkelingen aan steeds hogere eisen voldoen.

Er zijn verschillende manieren om te bezuinigen op de huishoudtijd. Men kan tijdsbesparende apparatuur aanschaffen zoals een vaatwasser, droger, diepvriezer en een magnetron, men kan het werk uitbesteden aan een huishoudelijke hulp en men kan de normen bijstellen. De normen bijstellen betekent bijvoorbeeld een lagere reinheidsgrens; stof op de plinten en kant en klaar maaltijden in plaats van culinaire hoogstandjes.

Uitbesteding en apparaten verlichten de huishoudelijke taken maar heffen ze niet op. Ook waar werkster en kinderoppas aanwezig zijn blijft veel werk liggen. Onderzoek naar de tijd besteed aan huishoudelijke taken in huishoudingen met en zonder werkster laat zien dat de werkster de

huisgenoten enkele uren huishoudelijk werk bespaart maar dat kinderopvang de tijd die ouders aan kinderopvang kwijt zijn juist kan doen toenemen (Poelstra" 1998, blz. 70).

Maatschappelijke veranderingen staan niet los van ontwikkelingen binnen het gezin en omgekeerd. Maatschappelijke veranderingen hebben invloed in gezinnen en op de zorg binnen gezinnen. Ook hebben dezelfde maatschappelijke ontwikkelingen invloed op de informele zorg. Vaak wordt aangenomen dat de informele hulp zal afnemen, daar worden verschillende oorzaken voor

genoemd. Kinderen, en dan voornamelijk de dochters, helpen hun hulpbehoevende ouders. Omdat het gemiddelde kindertal per gezin is afgenomen veronderstelt men dat het aantal mensen dat informele zorg geeft zal afnemen. Daarbij komt dat vrouwen in grotere aantalen dan voorheen zijn toegetreden tot de arbeidsmarkt. Een andere vaak gehoord argument voor deze aanname is dat de mobiliteit is toegenomen. Kinderen wonen minder vaak dan vroeger in de buurt van hun ouders. Daardoor zouden ze minder in staat zijn hulp te verlenen aan hun familie

(16)

2.2 Informele hulp in de jaren 60 en 80

In het onderzoek van Goudsblom-Oestreicher kwam het belang van hulp door familieleden steeds naar voren, met name de hulp tussen ouders en kinderen blijkt in een crisissituatie van belang te zijn. Informele hulp speelt in mijn onderzoek ook een grote rol, daarom zal ik hieronder beschrijven wat onder informele hulp kan worden verstaan.

Informele hulp wordt gegeven aan hulpbehoevenden door naasten. Dat kunnen familieleden, vrienden, buren, en kennissen zijn. De hulp wordt vrijwillig, onbetaald en informeel verleend, de hulp is niet georganiseerd. Kenmerkend voor informele hulp is dat er een persoonlijke band bestaat tussen de hulpvrager en de hulpverlener. Vraag en aanbod vinden plaats binnen het zogeheten sociale netwerk, het vindt in de privésfeer plaats.

In de jaren '60 en '70 was er weinig bekend over de hulp die hulpbehoevende personen thuis van hun naasten kregen. Sinds de jaren '80 staat informele zorg meer in de belangstelling. Daar zijn verschillende oorzaken voor. Om te beginnen leidde de economische recessie aan het eind van de jaren '70 tot een herbezinning op de ontwikkeling van collectieve voorzieningen. Daarnaast richtte het overheidsbeleid zich in het begin van de jaren '80 meer en meer op het versterken van de zorg thuis. Negatieve gevolgen van het verblijf in instellingen worden in toenemende mate erkend.

Janet Finch, Brits sociologe, heeft in de jaren '80 in Engeland een studie gedaan naar zorg binnen gezinnen en families. Ze begint in haar boek Family obligations and social change (1989) met het

operationaliseren van de term informele hulp, ze geeft in dit boek aan dat deze hulp zich kan uiten in verschillende vormen. Informele hulp kan op verschillende manieren gegeven worden.

Finch onderscheidt als eerste de economische hulp die gezins en familieleden aan elkaar kunnen geven. Binnen gezinnen beschouwt Finch het inkomen van de man als economische hulp, ervan uitgaande dat de vrouw niet werkt. Daarnaast noemt ze leningen, giften, goederen en erfenissen als economische hulp tussen familieleden. Ook hulp bieden bij het vinden van werk kan gezien worden als economische hulp. Deze vorm van hulpverlening tussen familieleden is genderspecifiek,

mannen hebben over het algemeen makkelijker toegang tot economische bronnen.

De volgende vorm van hulp noemt zij huisvesting, de hulp in de vorm van huisvesting komt voor door bijvoorbeeld getrouwde stellen die bij een van de ouders wonen (bij woningnood) of ouders die bij hun kinderen wonen (bij tekort aan zorgplaatsen). Ook (het tijdelijk) inwonen bij de ouders

(17)

Hulp in gezinnen bij tijdelijke afwezigheid van de moeder

na een scheiding kan een reden zijn. Hulp in de vorm van huisvesting komt in onze samenleving niet vaak meer voor. Deze vorm van hulp wordt gezien als een vangnet, wanneer andere vormen van hulpverlening falen.

Als derde vorm van hulpverlening tussen familieleden beschrijft Finch de persoonlijke zorg. Ze onderscheidt vier verschillende bronnen van hulp voor personen en/of het doen van huishoudelijke taken.

1. Indien er sprake is van een situatie waarin twee mensen samen zijn, gehuwd of samenwonend, is de partner de eerste bron van hulp.

2. In een ouder-kind relatie geven ouders hulp aan kinderen, ook de hulp die ouders aan hun volwassen gehandicapt kind geven en kinderen die hulp geven aan hun ouders op latere leeftijd. 3. Leden van een huishouden geven vormen van hulp, persoonlijke hulp aan elkaar. Meestal gaat

het om ouders en kinderen maar dat hoeft niet altijd, een huishouden kan uit meerdere personen bestaan.

4. Vrouwen geven vaker persoonlijke hulp dan mannen.

Finch ziet persoonlijke hulp niet als een vaststaand gegeven, het is een interactie tussen mensen, het is een dynamische gegeven. De hulp kan op elk moment veranderen of zelfs stopgezet worden. Deze vorm van zorg geeft veel ruimte voor onderhandelingen tussen hulpvrager en hulpverlener.

Praktische ondersteuning en zorg voor kinderen is de volgende vorm van zorg die door Finch wordt onderscheiden. Onder praktische ondersteuning verstaat Finch hulp bij bijvoorbeeld

boodschappen en de was doen. Hulp bij de opvang van kinderen is voor vrouwen belangrijk, zeker als ze het huishouden en het opvoeden van kinderen combineren met een baan. Het belangrijkste is echter de aanwezigheid van familieleden die kunnen inspringen in tijden van crisis of wanneer andere arrangementen uitvallen. Vaak blijkt dat hier de oma een belangrijke taak heeft. In het algemeen blijkt praktisch ondersteuning ook genderspecifiek. Vrouwen geven meer praktische ondersteuning en kinderopvang. De hulp die door mannen gegeven wordt zijn typische "mannen activiteiten" zoals tuinieren en doe het zelf klussen.

Emotionele en morele ondersteuning wordt door Finch ook genoemd als vorm van informele hulp. Onder deze vorm van hulp verstaat ze advies geven, luisteren en praten. Finch onderscheidt twee vormen van emotionele ondersteuning. Emotionele ondersteuning als routine en emotionele ondersteuning in tijden van crisis. Moeders die hun dochters advies geven over bijvoorbeeld de

(18)

opvoeding van de kinderen is een vorm van routine. Ondersteuning tijdens en na een echtscheiding is een voorbeeld van ondersteuning tijdens een crisis

Familiehulp kan tussen verschillende personen plaatsvinden, tussen broers en zussen, grootouders en kleinkinderen en tussen ouders en kinderen. Van de laatste vorm wordt vaak aangenomen dat daarin het meest sprake is van affectie en een sterk plichtsbesef De aanwezigheid van affectie en plichtsbesef wil nog niet zeggen dat de hulp ook daadwerkelijk geboden wordt.

Ouders streven over het algemeen naar "intimiteit op afstand". Ouders proberen in de relatie met hun kinderen de autonomie en de onafhankelijkheid van de kinderen te garanderen. De norm is dat ouders hun kinderen niet tot last zijn. Het blijkt van groot belang dat de balans tussen

afhankelijkheid en onafhankelijkheid gegarandeerd wordt door beide partijen.

In de voorgaande beschrijving van de verschillende soorten van hulp bleek dat deze hulp vaak gender bepaald is. Er wordt door vrouwen veel vaker en meer hulp verleend aan familieleden dan door mannen. Ook in geval van hulp tussen ouders en kinderen. De relatie tussen grootouders en kleinkinderen kenmerkt zich door het verschil in generatie en het leeftijdsverschil. Grootouders gaan anders met hun kleinkinderen om dan ze ooit met hun eigen kinderen gedaan zouden hebben. Ze verwennen ze en staan dingen toe die ze van hun kinderen vroeger niet zouden accepteren. Finch beschrijft dat uit verschillende onderzoeken blijkt dat de relatie met de kleinkinderen hoog

gewaardeerd wordt door de grootouders. Een veelvoorkomen vorm van hulp tussen grootouders en kleinkinderen is economische hulp. Afhankelijk van de leeftijd en de conditie van de grootouders en de kleinkinderen wordt er ook veel hulp gegeven bij kinderopvang.

Hulp tussen broers en zussen heeft meer te maken met persoonlijke voorkeur en "elkaar mogen" dan de voornoemde relaties tussen ouders en kinderen en grootouders en kleinkinderen. Broers en zussen zijn daarnaast gelijkwaardiger in de zin dat ze van dezelfde generatie zijn. Er is minder sprake van plichtgevoel, als het gaat om wel of geen zorg geven, omdat het nou eenmaal familie is. Daarnaast spelen pers8nnlijke omstandigheden een belangrijkere rol.

Hulp van ooms, tantes, neven en nichten bestaat over het algemeen uit economische en sociale hulp, bijvoorbeeld hulp bij het zoeken naar werk. Persoonlijke hulp en kinderopvang worden over het algemeen door deze familieleden niet gegeven. Het simpele gegeven dat mensen verbonden zijn door een familieband wil hier niet zeggen dat ze zich ook verantwoordelijk voelen om zorg te leveren als dat nodig is.

(19)

Hulp in gezinnen bij tijdelijke afwezigheid van de moeder

Er lijkt sprake te zijn van een soort binnenkring, deze bestaat uit ouders, kinderen, grootouders, broers en zussen, waarin verantwoordelijkheden en verplichtingen sterk gevoeld worden en een buitenkring. De buitenkring bestaat uit ooms, tantes, neven en nichten. In de buitenkring worden de verantwoordelijkheden en verplichtingen minder gevoeld.

De schoonfamilie is een speciale categorie familie, er is geen band via afkomst, alleen een gekozen band via de wet. De hulp die gegeven wordt door de schoonfamilie verschilt van de hulp die

gegeven wordt aan de "eigen" familie. Zo doen moeders dingen voor hun eigen dochter, hun

schoondochter geven ze dingen. De hulp die gegeven wordt aan de schoonfamilie is sterk

afhankelijk van de relatie met de schoonfamilie. Als de relatie met de schoonfamilie niet goed is wordt er minder hulp gegeven, als er dan hulp gegeven wordt is het door het "eigen" familielid.

Gevoelens van plicht en verantwoordelijkheden tussen familieleden kunnen worden gezien als iets persoonlijks. Als ik de keuze maak om geld te lenen aan mijn zus of mijn moeder te verzorgen als ze ziek is is dat mijn zaak en niemand anders heeft daar iets mee te maken. Mijn motieven om dat te doen, of om het juist niet te doen, zijn mijn zaak. Dit zijn speciale zaken, gereserveerd voor de intieme relatie met mijn familie, waarbinnen ik om eigen redenen mijn eigen keuzen maak. Finch zegt dat zorg en steun tussen familieleden niet los gezien kan worden van sociale,

economische en demografische ontwikkelingen. We kunnen zorg tussen familieleden niet zien als een zaak van individuele keuzes of individuele voorkeuren. Het is een product van een groter sociaal proces, in elk geval voor een deel. Er is sprake van een relatie tussen de maatschappelijke structuren aan de ene kant en de mogelijkheden voor onafhankelijke activiteiten aan de andere kant. Zorg tussen familieleden heeft te maken met verplichtingen en verantwoordelijkheden, met morele beslissingen, met kiezen voor het juiste.

Finch geeft aan dat sociaal-economische factoren zoals bijvoorbeeld werkloosheid en de

geografische afstand ook invloed hebben op de keuzes die mensen maken om al dan niet hulp te verlenen aan een familielid. Daarnaast hebben ook wetten en sociaal beleid invloed op de keuzes die mensen maken. Op deze laatste zaken wil ik binnen deze scriptie verder niet ingaan.

De keuze om zorg te geven aan een familielid is een persoonlijke keuze die beïnvloed wordt door gevoelens van plicht en verantwoordelijkheden, door normatieve gedragsregels en door sociaal-economische omstandigheden.

(20)

2.3 Veranderingen in zorgzaamheid?

Om eventuele veranderingen in zorgzaamheid na te kunnen gaan ga ik gegevens uit 1965, uit de jaren '80 en uit mijn eigen onderzoek in 2000 met elkaar vergelijken. Ik wil mijn bevindingen vergelijken met de uitkomsten van de onderzoeken van Goudsblom-Oestreicher, Finch en Felling, Fiselier en van der Poel.

Het onderzoek van drs. Goudsblom- Oestreicher e.a. naar hulp bij ziekte van de huisvrouw is uitgevoerd in 1965. Een jaar later volgde een voortzetting van dit onderzoek, dit onderzoek kreeg als titel: Hulp bij ziekte van de huisvrouw (1966). Beide onderzoeken beschrijven de hulpverlening in gezinnen waarvan de huisvrouw door ziekte is uitgeschakeld. De betekenis van familie als belangrijke hulpbron voor een gezin tijdens een crisis staat in deze onderzoeken centraal. Het eerste onderzoek richt zich op vrouwen die door een opname op de afdeling Gynaecologie en

Verloskunde niet in staat zijn om voor hun gezin te zorgen. In het tweede onderzoek zijn ook vrouwen die in het ziekenhuis zijn opgenomen voor een bevalling meegenomen in het onderzoek. Het eerste onderzoek, dat klein van omvang was toonde aan dat in de onderzochte situaties, situaties waarin de huisvrouw tijdelijk haar zorgtaken niet kon doen, de familie de belangrijkste hulpbron was. De probleemstelling in dit onderzoek betrof de familiebetrekkingen van het grotestads gezin. In het bijzonder ging de interesse uit naar de rol van familie in tijden dat het gezin één of andere vorm van hulp nodig heeft. Nauwkeuriger kennis van deze mogelijke "hulpbron" leek van belang zowel voor beleid als voor de theorie over het moderne grotestads gezin. Het tweede onderzoek was (daarom) groter van opzet. Uit de voornaamste resultaten van het tweede onderzoek bleek dat de onderzochte gezinnen voornamelijk hulp uit eigen kring, in het bijzonder van hun eigen familie, ontvingen.

Het onderzoek richtte zich op de Amsterdamse bevolking met name op de gezinnen waarvan de vrouw kortgeleden tijdelijk was uitgeschakeld door ziekte of bevalling. Er werd een steekproef getrokken en de gezinnen werden ingedeeld op verschillende hulppatronen, de vier "basispatronen". a. uitsluitend hulp van familie;

b. hulp van familie en niet-familie; c. hulp van niet-familie;

(21)

Hulp in gezinnen bij tijdelijke afwezigheid van de moeder

Een belangrijke conclusie die werd getrokken was dat de meeste gezinnen uitsluitend door familie werden geholpen. De meeste gezinnen werden door moeders of schoonmoeders geholpen. Op de tweede plaats kwamen zussen of schoonzussen van de vrouw en vrienden en kennissen. Buren en vrienden bleken meer te helpen of vaker hulp aangeboden te hebben dan verwacht. Buren, niet familie, bleken een belangrijke hulpbron als het ging om kinderoppas, het lenen van spullen en het verzorgen van kleine hand-en spandiensten, zoals het verzorgen van plantjes.

Dit onderzoek liet zien dat er, vooral in tijden van nood, onderlinge hulp tussen familieleden was. Als het nodig was stond de familie klaar. Vooral moeders en zussen bleken een belangrijke rol te spelen. In mindere mate is er hulp tussen vrienden, kennissen en buren maar die is er wel.

Er vallen uit de conclusies die Goudsblom-Oestreicher getrokken heeft een aantal vergelijkingen te maken met de situaties van de gezinnen die ik onderzocht heb. Deze zal ik hier verder niet

bespreken dit komt in de conclusies terug.

Ook Janet Finch(Finch 1989) vraagt zich in een hoofdstuk in het eerder genoemde boek Family

obligations and social change af of familieleden elkaar nu meer of minder ondersteunen dan vroeger. Het blijkt moeilijk om daar een antwoord op te geven, er zijn weinig gegevens bekend uit het verleden. Zeker als het gaat om gevoelens van plicht en verantwoordelijkheden van

familieleden voor elkaar. Zo wordt het moeilijk een vergelijking te maken. Finch maakt in haar onderzoek gebruik van cijfers en ander onderzoek, ze komt dan tot de conclusie dat deze verhalen over de familiehulp van vroeger voor een deel zijn geromantiseerd en geïdealiseerd.

Er is zeker het één en ander veranderd in de zorg van familieleden voor elkaar. Dat hoeft niet meteen te betekenen dat de hulp verminderd is. De hulpverlening tussen familieleden is onder invloed van demografische, sociale en economische omstandigheden veranderd. Ook gevoelens van affectie, plicht en verantwoordelijkheid voor familie kunnen in de loop der tijden veranderen.

Het maatschappelijke debat over de verminderde zorg voor elkaar is voor een deel een politiek debat, het gaat over gezinsideologie en maatschappelijke verantwoordelijkheid.

Het debat grijpt terug op een mythe uit het verleden, toen alles mooier en beter was, en zegt meer over onze tijd dan over gezinnen en zorg voor elkaar in het verleden. Het verleden wordt

(22)

Primaire relatie en sociale steun heet het wetenschappelijke beleidsrapport over hulpverlening tussen Nederlandse burgers onderling. Daarin wordt door de onderzoekers beschreven dat

Nederlanders niet tevergeefs een beroep doen op anderen. Uit het onderzoek blijkt dat in gemiddeld 95 procent van de gevallen waarin er sprake was van een hulp behoefte, één of meer anderen te hulp schoten. Verschijnselen van toegenomen individualisering in de samenleving gaan kennelijk niet gepaard met afnemende solidariteit in de sfeer van onderlinge hulpverlening. Het onderzoek heeft zichtbaar gemaakt dat de hulpverlening in de onderzochte probleemsituaties zich grotendeels voltrok in de informele sfeer. De informele hulp bestaat nog volop.

Uit dit onderzoek blijkt, anders dan vaak gedacht wordt, dat mensen die vanwege een baan of studie minder tijd zouden hebben niet minder actief zijn dan degenen zonder bezigheden buitenshuis. Leden van het eigen huishouden zijn veelal betrokken bij de zorgverlening, de naaste familie, buren en vrienden zijn het meest in tel. (Felling e.a, 1991).

(23)

Hulp in gezinnen bij tijdelijke afwezigheid van de moeder

3 DE GEZINSVERZORGING

In dit hoofdstuk beschrijf ik kort het ontstaan en de ontwikkeling van de gezinsverzorging in Nederland. Hierbij maak ik gebruik van het boek Thuishulp Amsterdam 1948-1988, veertig jaar vernieuwing door Wouter van Opzeeland (Opzeeland, 1988).

De gezinsverzorging is vanaf het begin van de vorige eeuw geregeld. Vaak vanuit levensbeschouwelijke organisaties elke levensbeschouwing had in die tijd een eigen

gezinszorgorganisatie. Van gezinsverzorgsters werd in de begintijd verwacht dat zij zich liefdevol aan huishoudelijk werk wijdden. Van een speciale opleiding was toen nog geen sprake, hooguit van wat instructies.

Een van de oudste instellingen voor wat later gezinsverzorging zou worden is de Amsterdamse Vereniging voor Huisverzorging, opgericht in 1901. Op aanwijzing van artsen werden jaarlijks vele honderden gezinnen geholpen. Dat waren voornamelijk armlastige gezinnen, bij de meer gegoede burgers werd een dienstbode geacht het huishoudelijke werk te doen, deze kon bij eventuele afwezigheid van de huisvrouw extra werkzaamheden verrichtten. De verenigingen voor

huisverzorging droegen een sterk liefdadig karakter. Deze liefdadigheid werd soms als vernederend ervaren; daarom werd een kleine eigen bijdrage gevraagd, deze bijdrage kon eventueel ook

kwijtgescholden worden. De hulptermijn was gebonden aan een bepaalde periode. Aanvankelijk werd niet langer dan zes weken hulp gegeven. Later toen ook bejaarden en chronisch zieken werden verzorgd is de maximum termijn opgeheven. De instelling nam in het begin uitsluitend oudere, liefst gehuwde vrouwen of weduwen in dienst.

Vanaf 1955 zijn gezinsverzorgingorganisaties over heel Nederland een begrip. Ontbreekt in een gezin de vader of de moeder dan is de gezinszorg er voor om het gezin zo snel mogelijk te helpen. Het liefst moet het gezin binnen zes weken hebben geleerd om weer op eigen benen te staan. Het zijn uiteenlopende gezinnen waar de gezinsverzorgster in terechtkomt. De omstandigheden kunnen sterk wisselen, soms zijn er grote kinderen of veel kleintjes, of beide. De moeder is ziek thuis of opgenomen in een ziekenhuis of elders. Soms moet de gezinsverzorgster met een klein budget rondkomen, soms kan zij het geld wat ruimer besteden. De gezinsverzorgsters werden op pad gestuurd met de gedachte: dit gezin moet het straks zelf weer kunnen. De gezinsverzorgster werd geacht het gezin, hoe zwak en uit elkaar geslagen het ook kan zijn, te zien als een zelfstandig volwaardige eenheid. Heel haar wezen moet gericht zijn op de persoonlijke volwaardigheid van het

(24)

gezin. In deze visie is het gezin meer dan een functionele veranderbare eenheid. De rol en de taakverdeling van de vader, de moeder en de kinderen liggen vast. Het was in die tijd ondenkbaar dat de vader taken overneemt die de moeder hoort te doen. Voor de gezinsverzorgsters is dat ook vanzelfsprekend zij zullen de vaders niet vragen voor "vrouwenwerk".

De vader is in die tijd het hoofd van het kerngezin, de moeder vormt het hart. Dit gezin heeft een belangrijke sociale en maatschappelijke functie. In deze visie vormt het gezin de hoeksteen van de samenleving en het is dan ook belangrijk dat gezinnen in tijden van crisis steun krijgen. Als gezinnen uit elkaar vallen zal dat maatschappelijke gevolgen hebben. Het is de taak van onder andere de gezinsverzorging om gezinnen in crisis te helpen en weer op eigen benen te zetten.

Vanaf de jaren '70 worden de verschillende organisaties voor gezinszorg min of meer gedwongen te fuseren. Er komen nieuwe subsidie- en financieringsstromen. Door bezuinigingen, herstructuringen, en ontwikkelingen zoals het streven naar flexibilisering en meer marktwerking maakt ook de

thuiszorg een ontwikkeling door.

Organisaties voor gezinsverzorging fuseren met elkaar maar ook met andere zorgorganisaties en gaan daardoor ook andere vormen van thuishulp verzorgen. Thuishulp zoals wijkverpleging en Alfahulp. Alfahulpen verrichten huishoudelijke taken en zijn in dienst van de klant. De

thuiszorgorganisatie treedt in geval van Alfahulpverlening vrijwel uitsluitend op als bemiddelaar. Van de klant wordt verwacht dat deze de rol van ''werkgever" aankan.

De gezinsverzorgenden van nu zijn niet meer te herkennen in de eerste gezinsverzorgsters. De huidige gezinsverzorgenden heten Thuishulp A ofVerzorgingshulp B. De thuishulp A verzorgd alleen huishoudelijke taken. De verzorgingshulp B verricht ook lichamelijke zorg zoals het helpen bij aantrekken van elastische kousen en hulp bij wassen en aankleden. De eerste gezinsverzorgsters namen alle taken van de huisvrouw over, daar kreeg de gezinsverzorgster meestal een hele week voor. Tegenwoordig wordt alleen het huishoudelijke werk overgenomen, gemiddeld wordt daar 3 tot 6 uur per week voor geïndiceerd. De tijd die een thuishulp krijgt om dit huishoudelijke werk te doen is onder andere afhankelijk van de aanwezigheid en de inzetbaarheid van een partner, het aantal kinderen en de grootte van het huis.

De eerste gezinsverzorgsters werkten vooral in gezinnen, tegenwoordig zijn ouderen, gehandicapten en chronisch zieken ook "klant" van de thuiszorg. Het uniform is verdwenen en een opleiding is verplicht gesteld. Ook de ideologische boodschap is verdwenen.

(25)

Hulp in gezinnen bij tijdelijke afwezigheid van de moeder

Het uiteindelijke doel voor hulp in gezinnen is nog wel hetzelfde: tijdelijk de huishoudelijke taken overnemen tot het gezin de crisis te boven is.

De grootste oorzaak van de veranderingen in de thuiszorg komt echter van het overheidsbeleid "de patiënt" zo lang mogelijk thuis te laten wonen, de zogenoemde extramuralisatie. In toenemende mate wordt intensieve zorg aan huis geleverd. Of zou er zorg aan huis geleverd moeten worden. Door de wachtlijstproblematiek en personeelstekort kan dit door de thuiszorgorganisaties vaak niet waargemaakt worden.

Daarnaast zijn de huidige zorgvragers mondiger en zich meer bewust van hun rechten dan de patiënten van vroeger. Dat maakt het werk zwaarder.

Veel thuiszorgorganisatie kampen op dit moment met een personeelstekort, veel instellingen zien zich gedwongen de zorg te rantsoeneren door het aantal zorguren per klant te verminderen of te stoppen, zo komt het regelmatig voor dat de patiënten te weinig of geen zorg krijgen.

Of het personeelstekort bij de thuiszorgorganisaties ook effect heeft gehad op de door mij onderzochte gezinnen en hoe de gezinnen daar mee om zijn gegaan zal duidelijk worden in het volgende hoofdstuk.

(26)

4 ZORG IN DE GEZINNEN

In de voorafgaande hoofdstukken heb ik laten zien welke maatschappelijke veranderingen hebben plaatsgevonden en welke invloed deze hadden op gezinnen, de informele zorg en de

gezinsverzorging. Deze veranderingen hebben invloed op de keuzes die gezinnen nu maken. In dit hoofdstuk zal ik laten zien welke keuzes de onderzochte gezinnen hebben gemaakt tijdens de afwezigheid van de vrouw, hoe die keuzes worden ingevuld in de zin van daadwerkelijke hulp en hoe de ervaringen zijn met die ontvangen hulp.

4.1 Keuzes met betrekking tot het huishouden en de kinderen

In de beschrijving van de veranderingen in gezinnen in hoofdstuk 2 liet ik zien dat in gezinnen kinderen een belangrijker plaats hebben gekregen. Aan het huishouden wordt steeds minder tijd besteed. Niet alleen omdat apparaten een deel van dit werk hebben overgenomen maar omdat gezinnen meer tijd besteden aan de kinderen en het huishouden minder belangrijk wordt geacht. Ik heb mijn respondenten de vraag voorgelegd of het huishouden en de kinderen mochten lijden onder de opname van de vrouw. Werd er gekozen voor het huishouden, gaan de kinderen voor of werd er getracht beide goed te doen?

Het huishouden is niet zo belangrijk, het gaat om de kinderen, als het goed gaat met de kinderen ben ik tevreden, dan mag er wel wat stof liggen. Ik lag in het ziekenhuis en ik zag dat ze er goed

1

uitzagen, dat deed me goed Ik hoorde van mijn buurvrouw dat het thuis wel wat rommelig was, nou dat geeft niet. (respondent 4)

"Ik had me voorgenomen me te concentreren op het huishouden en ons kind Alle dingen zelf te doen, dat is er niet van gekomen, je bent met die kleine bezig en dat kost veel tijd. Het huishouden kon ik net bijhouden, ja dat kind is toch belangrijker, haar moeder in het ziekenhuis is al erg genoeg. " (respondent 1)

Het huishouden mag van alle respondenten tijdens de opname van de vrouw wel wat minder, maar het mag in geen geval ten koste van de kinderen gaan. De keuze voor de kinderen wordt heel bewust gemaakt, de kinderen hebben recht op alle mogelijke zorg van de aanwezige ouder.

(27)

Hulp in gezinnen bij tijdelijke afwezigheid van de moeder

De normale routine wordt in het belang van de kinderen zoveel mogelijk vast gehouden.

"Het huishouden kun je later wel weer doen, die ramen ach ja, die waren erg vies maar die kunnen later. Een kind kan niet wachten tot later, die wil ik per se zelf voorlezen, elke avond" (respondent

4).

Niet alleen in de gezinnen waarvan de vrouw werkt maar ook in de gezinnen waarvan de vrouw full-time huisvrouw is heeft het huishouden aan betekenis ingeboet. De gezinnen stellen tijdens de opname van de moeder en ook een tijd daarna minder eisen aan het huishouden.

De zorg voor de kinderen en het huishouden komen tijdens de opname van de vrouw veelal voor rekening van de man. Ze vragen en krijgen wel vaak hulp maar dat moeten ze vaak zelf organiseren. Vooral als de opname acuut is wordt de man ingeschakeld. Mannen die voor de opname van de vrouw al verschillende taken in het huishouden en de opvoeding hadden zijn dan in het voordeel. Zij weten het werk te organiseren en uit te voeren. In één van de zes geïnterviewde gezinnen was een huishoudelijke hulp aanwezig voor 3 uur per week.

In dit gezin hoefde de man zelf niet zoveel méér over te nemen dan voor de opname. De gezinnen waarvan de kinderen een aantal dagen naar de kinderopvang gingen waren ook in het voordeel, een aantal dagen was de kinderopvang in elk geval geregeld. De afwezigheid van de vrouw lijkt het hardst aan te komen in gezinnen waarvan de moeder full-time huisvrouw is en de man full-time werkt.

"Mijn man werkt time, hij kreeg er tijdens mijn afwezigheid nog een baan bij, mijn baan, full-time huisvrouw. Dat heeft hij geweten, hij heeft hard gewerkt, het was werk wat hij niet kende. Hij heeft achterqf' vaak gezegd dat hij sindsdien veel waardering heeft voor huisvrouwen. Het is zwaar werk". (respondent 4)

Het was voor mijn man een heel georganiseer maar gelukkig gingen de kinderen al een aantal dagdelen naar de crèche en hebben we een huishoudelijke hulp. We werken allebei dus we zijn al een beelje ingericht op mijn afaezigheid een aantal dagen per week. De dagen dat ik normaal gesproken thuis was moesten de kinderen opgevangen worden. Dat is gelukt met hulp van mijn moeder, zus en vrienden. (respondent 6)

(28)

Ik werk part-time, we hebben al een aantal dingen geregeld De kinderen gaan een paar dagen naar de crèche, we zijn niet moeilijk met een paar keer per week makkelijk eten. We hebben een netwerk dat in crisistijd de kinderen kan opvangen. (respondent 5)

Alle mannen hebben een betaalde baan, vier mannen werken full-time, de andere twee werken part-time. Vooral de mannen die full-time werken hebben meer waardering gekregen voor het werk dat hun vrouw normaal gesproken verricht. In een aantal gevallen is de man na de thuiskomst van de moeder tot op heden meer betrokken gebleven bij de zorg voor de kinderen en het huishouden.

Hij heeft in die tijd dat ik in het ziekenhuis lag een hechtere band gekregen met de kinderen, dat merk ik nog steeds, hij weet meer van ze, hij doet meer met ze, dat vinden de kinderen leuk, dat vindt hij ook leuk. Hij zegt nu dat hij dat gemist heeft. Hij weet nu ook meer dingen te liggen en neemt meer initiatief in het huishouden. We zijn er wat dat betreft allemaal op vooruit gegaan sinds mijn ziekenhuisopname. (respondent 4)

Hij heeft achteraf vaak gezegd dat hij nu pas weet wat huisvrouwen eigenlijk allemaal doen en dat dat heel veel is, dat hij dat bijzonder vindt. (respondent 4)

Andersom hadden de vrouwen veel waardering voor het werk dat de mannen thuis verrichten tijdens hun afwezigheid. Vooral als de opname acuut was en de man er opeens voor stond. Voor de vrouwen was dat terwijl ze in het ziekenhuis lagen een bron van zorg, zou het thuis wel goed gaan.

Het was moeilijk om het over te geven, ik dacht veel aan thuis, ik was er constant mee bezig. Ik had er wel vertrouwen in dat mijn man het zou redden maar het bleef toch moeilijk. (respondent3)

In geval van een geplande opname konden er van tevoren van alles geregeld worden ten aanzien van het huishouden en de kinderen.

Ik had eten in de vriezer voor een aantal dagen, ik had stapeltjes met kleren klaar gelegd voor de kinderen voor een aantal dagen. Ik had moeders van vriendjes en vriendinnetjes gevraagd de kinderen een paar keer op te vangen, ik had mijn moeder gevraagd om een paar keer te komen, kortom ik had het één en ander geregeld.(respondent 2)

(29)

Hulp in gezinnen bij tijdelijke afvvezigheid van de moeder

Mijn man bracht onze jongste naar school, de buurvrouw haalde ze tussen de middag op, ze at bij haar een boterham en zij bracht ze ook weer naar school. Mijn man haalde ze dan 's middags weer op van school. (respondent 4)

4.2 Wie zorgt voor wie?

De aanwezigheid van familieleden die kunnen inspringen in tijden van crisis wordt door Finch omschreven als een belangrijke vorm van hulp. Finch beschrijft in haar boek dat praktische ondersteuning en de zorg voor kinderen het meest door vrouwen wordt gegeven. Dat blijkt in de door mij onderzochte gezinnen ook het geval.

We hebben veel hulp gehad van mijn moeder en mijn zus, dingen zoals strijken en de planten water geven, dat zijn dingen die kunnen ook wel blijven liggen maar het is wel fijn als ze gedaan zijn. Ik kwam terug uit het ziekenhuis in een schoon en opgeruimd huis, dat had mijn man alleen niet voor elkaar gekregen.(respondent 5)

Mijn moeder heeft de was gedaan, die nam ze dan mee naar haar eigen huis. Dan kwam het gewassen en gestreken weer terug. (respondent 4)

Mijn moeder heeft vaak op de kinderen gepast, ze was hier heel vaak. Ze deed ondertussen ook het één en ander aan huishoudelijk werk. Kleine dingen, we hebben een huishoudelijke hulp voor het zwaardere werk, zoals opruimen en handwasjes. (respondent 6)

Vooral de moeder van de moeder en de zussen van de moeder worden ingezet in de zorg in het gezin van mijn respondenten. Voor het huishoudelijke werk en de opvang van de kinderen wordt ook hulp ontvangen van familie, buren en kennissen.

Ik lag in het ziekenhuis en ik heb mijn vriendin gebeld Ik heb haar gevraagd of ze een paar dagen in de week wil koken voor man en kinderen. Ze kookte dan dubbele porties één voor haar eigen gezin en één voor ons gezin, dat kwam ze dan 's avonds brengen en mijn man zette dat de volgende dag in de magnetron.(respondent 5)

(30)

De meeste gezinnen probeerden het huishoudelijke werk en de opvang van de kinderen zelf te regelen, eventueel met hulp van familie en vrienden. Vier gezinnen hebben ook hulp aangevraagd bij de Thuiszorg. Twee respondenten kregen daadwerkelijk hulp van Thuiszorg. Er was één gezin dat hulp kreeg tijdens én na de opname van de vrouw in het ziekenhuis. Deze opname duurde twee maanden. Het andere gezin kreeg hulp na de opname van de vrouw. Beide gezinnen kregen één keer per week voor drie uur huishoudelijk hulp.

Wij hebben hulp aangevraagd bij Thuiszorg voor het huishoudelijke werk en dat hebben we ook gekregen. Voor de tijd dat ik in het ziekenhuis lag en een tijdje daarna tot ik opgeknapt was. In het ziekenhuis hebben ze dat voor me aangevraagd. We wisten dat het een tijdje ging duren, een weekje zouden we het wel redden maar we moesten rekenen op 6 tot 8 weken. Dat zou voor mijn man teveel worden. Hij kan niet zo makkelijk vakantie nemen, we hebben een redelijk groot huis, we hebben een kind, het zou teveel worden naast zijn werk. Als je alles van tevoren kan regelen red je het misschien wel maar ik werd acuut opgenomen. (respondent3)

Niet iedereen heeft de aangevraagde hulp ook gekregen van de Thuiszorg. In beide gevallen werd aan de respondenten door Thuiszorg als reden opgegeven dat er genoeg informele hulpverlening aanwezig was.

We hebben hulp gevraagd bij de Thuiszorg, voor hulp bij het huishoudelijke werk. Dat hebben we niet gekregen, ik moest het maar zelf doen, ik had toch 6 weken vakantie. Als dit gebeurd was en ik had geen vakantie gehad had ik me ziek moeten melden (respondent 1 ).

Ik lag in het ziekenhuis en de huisarts heeft Thuiszorg aangevraagd maar ik heb het niet gekregen. Er was geen personeel en ik had teveel mantelzorg zoals zij dat noemen. Mijn man, moeder, vrienden moesten me maar helpen, uiteindelijk is dat wel gelukt. Ik vond dat niet zo leuk, mijn moeder is op leeftijd en mijn schoonzus heeft haar eigen gezin. Ze hebben wel wat dingen gedaan. Mijn man heeft het uiteindelijk voor een groot deel allemaal zelf gedaan, dat was eigenlijk teveel gevraagd (respondent 4)

Ook niet iedereen heeft hulp aangevraagd bij Thuiszorg, twee respondenten vertelden dat ze dat bewust niet hadden gedaan. Ze gaven aan zelf genoeg mogelijkheden te hebben om de tijd door te komen.

(31)

Hulp in gezinnen bij tijdelijke afwezigheid van de moeder

Ja, je hebt toch een vreemde in huis en misschien steeds iemand anders, je moet het steeds maar weer uitleggen, ze gaan zich met je gewoontes bemoeien, nee, het leek ons beter het zelf te proberen in eerste instantie, het is ook wel gelukt. (respondent 5).

Voor ons was dat niet zo relevant, wij hebben een particuliere hulp, een netwerk voor de

kinderopvang, mijn moeder en mijn zus doen wat. Ik vond het ook een beetje een vervelend idee, voor de kinderen is dat ook niet goed Een vreemde in huis. Dan liever maar wat minder schoon.

(respondent 6)

De gezinnen die wel thuiszorg hadden aangevraagd hadden dat alle vier in een vroeg stadium gedaan, vóór of tijdens de opname van de moeder in het ziekenhuis. Ze hebben de situatie niet afgewacht. Het blijkt niet zo dat ze eerst alle mogelijkheden in het informele circuit bekijken en afwachten of het goed gaat. De formele hulp wordt gezien als een vorm van hulp waar je gebruik van kunt maken als je het nodig hebt náást de informele hulp. Naast het aanvragen van de formele hulp wordt ook een informeel circuit ingeschakeld.

Voor de formele organisatie, Thuiszorg, werkt het anders, pas als er géén informele zorgverleners aanwezig zijn of als het informele circuit niet voldoet wordt er door Thuiszorg zorg ingezet. Door de gezinnen wordt de hulp van Thuiszorg gezien als een ideale combinatie samen met de informele hulp. Hulp van Thuiszorg wordt gezien als vrijblijvend, in de zin dat het geen gevoel van

afhankelijkheid geeft. Bij eventuele uitval van de familie gaat de hulp toch door. Door inzet van hulp van Thuiszorg wordt het informele circuit ook minder belast. Het blijkt daarom voor gezinnen moeilijk te accepteren als de aanvraag voor hulp wordt afgewezen door Thuiszorg. Ze zijn dan helemaal afhankelijk van hun informele circuit.

In alle gezinnen was informele hulp aanwezig, ook in de gezinnen die hulp kregen van Thuiszorg. Formele hulp als alternatief voor een tekort schietend informeel circuit komt in mijn onderzoek niet voor.

Er waren geen gezinnen die helemaal geen hulp ontvingen, de meeste hulp en ondersteuning werd ontvangen door de familie, daarnaast waren buren en vrienden belangrijk. De familie lijkt de belangrijkste categorie hulpgevers tijdens de crisissituatie in de gezinnen. Vooral de familie van de vrouw en dan in het bijzonder de moeder en de zus van de vrouw verlenen veel hulp. In één geval kreeg het gezin hulp van de zus van de man. In de gezinnen waar er geen sprake was van

(32)

hulp van de moeder komt dat door een grote geografische afstand, moeder woont te ver weg om hulp te verlenen. Het ontstaan van grotere geografische afstanden tussen familieleden wordt regelmatig genoemd als een oorzaak van afnemende informele zorgzaamheid. In dit onderzoek is dat in twee gezinnen het geval. De ene moeder woont in Marokko en de andere in Zuid Limburg. De respondent waarvan de moeder in Zuid Limburg was daar ook erg blij mee, de grote

geografische afstand blijkt een bewuste keuze te zijn. Mocht de moeder dichterbij gewoond hebben dan was er ook geen hulp verleend door de moeder van de moeder in dit gezin.

Geen van de moeders van de respondent die hulp bieden in de gezinnen heeft een betaalde baan. Een aantal zussen en schoonzussen hadden wel een betaalde baan. Eén respondenten gaf expliciet aan dat ze haar zus of schoonzus niet gevraagd had als deze wel een baan had gehad, ze zou zich dan bezwaard gevoeld hebben dat te doen. Een betaalde baan wordt gezien als een belemmering voor het vragen van zorg.

Ja, je houdt toch rekening met wat mensen op kunnen brengen, als iemand werkt, een eigen gezin heeft, ja dan wordt het moeilijk, dan vraag je dat niet zo makkelijk. (respondent 3)

Naast familieleden speelden ook buren en vrienden een rol.

In drie gezinnen werd door buren een aantal taken overgenomen. Twee buurvrouwen pasten op de kinderen tijdens de afwezigheid van de moeder. Een andere buurvrouw deed verschillende dingen, ze heeft een aantal keer gekookt, ging een dagje met de kinderen op stap, zeemde de ramen, en deed een aantal keer boodschappen.

Onze buurvrouw heeft van alles gedaan, ze bood het zelf aan, het was heerlijk dat ze dat deed We hebben een goede band met haar. Ze kent ons goed, wij kennen haar goed De kinderen vinden haar aardig. Ze kent de weg in huis. Ja het was een uitkomst. (respondent 3)

Ook vrienden spelen een rol in de informele zorg in gezinnen. Vier van de zes gezinnen krijgen hulp van verschillende vrienden. Voornamelijk voor de opvang van de kinderen, maar ook taken als huishoudelijk werk, koken boodschappen doen en emotionele steun worden door de

respondenten genoemd. Opvallend is dat deze vier gezinnen hulp krijgen van meerdere vrienden. Ze zijn niet afhankelijk van één vriend of vriendin. De respondenten hebben dat als prettig ervaren.

(33)

Hulp in gezinnen bij tijdelijke afwezigheid van de moeder

Wij zijn bevriend met een stel, zij hebben in die tijd veel voor ons gedaan. Ze hebben de kinderen opgevangen, deden allerlei andere hand en spandiensten. Maar ook andere vrienden waar je het misschien niet zo van verwacht boden hun hulp aan. Vrienden waarvan we dachten dat ze het eigenlijk te druk hadden kwamen hier om ons te helpen met van alles. Ze kwamen om te kijken hoe het ging en boden dan aan om wat dingen te doen. (respondent 6)

In de eerder genoemde onderzoeken van Goudsblom-Oestreicher(Goudsblom-Oestreicher, 1966)

en Finch(Finch, 1989) worden ook tantes genoemd als hulpgevers. In de door mij onderzochte

gezinnen werd geen hulp gegeven door tantes, ooms, neven of nichten.

Er wordt zorg verleend door familie, buren en vrienden. De belangrijkste hulprelatie blijkt in dit onderzoek die tussen ouders en kinderen te zijn. Tijdens en na de opnamen wordt in de gezinnen de moeder van de moeder het meest ingeschakeld.

In schema ziet de hulpverlening er voor de geïnterviewde gezinnen zo uit:

Gezin 1 Gezin2 Gezin 3 Gezin4 Gezin 5 Gezin 6

Steun van ja ja

ja ja ja ja

echtgenoot

Steun van zus moeder zus moeder, zus moeder, zus moeder, zus

familie schoonzus,

buurvrouw

oppassen op nee nee ja, diverse oppassen op nee

Steun van kind werkzaam- kind

buren heden

nee nee ja, ja, koken en ja, diverse ja, divers Steun van kinderopvang kinderopvang

werkzaam-vrienden heden

Hulp van ja, ja, ja, ja nee nee

Thuiszorg huishoudelijk huishoudelijk huishoudelijk aangevraagd werk werk werk

nee, echtgenoot ja, ja, nee, teveel Hulp van met tijd genoeg huishoudelijk huishoudelijk mantelzorg. Thuiszorg werk, na werk, tijdens en

(34)

De meeste vrouwen willen bij thuiskomst uit het ziekenhuis zelf hun taken weer oppakken. Als dat lichamelijk te zwaar is dan wordt in elk geval de "regietaak" opgepakt. De informele hulp wordt in geen enkel gezin meteen gestopt bij thuiskomst van de moeder. De informele hulp wordt langzaam afgebouwd.

Ik wilde meteen aan de slag in huis, dat was lichamelijk niet zo verstandig, dat ging ook niet goed, gelukkig bleef mijn zus nog een tijdje komen voor allerlei klusjes. (respondent 5)

Het is voor mij moeilijk om te zien dat anderen mijn werk doen. Koken, boodschappen enzo dat bleef mijn moeder nog even doen. Het moest wel, ik kon het nog niet. Ik had wel het idee dat de kinderen blij waren dat ik er weer was, ik kon dan nog niet zo veel maar ik was er wel voor ze.

(respondent 4)

De meeste gezinnen willen zo snel mogelijk terug naar de situatie zoals die was voor de opname van de moeder. Er was heel veel waardering voor degene die de zorg verleend hebben tijdens de afwezigheid van de moeder, toch werd er naar gestreefd deze situatie zo kort mogelijk te laten duren. Als de moeder terug is lijkt de "crisis" voorbij en willen de gezinnen zo snel mogelijk terug naar de oude situatie.

4.3 De waardering van de verschillende hulpvormen.

Alle respondenten waren blij met de informele hulp. Zonder die hulp was de afwezigheid van de moeder veel harder aangekomen. De respondenten gaven aan dat de positieve gevoelens de gevoelens van afhankelijkheid overheersen. Het idee dat er iemand voor het huishouden en de kinderen zorgt tijdens de afwezigheid was voor alle respondenten een prettig idee. Niet alleen om de praktische zaken. Het gaf de moeders in het ziekenhuis een goed gevoel dat er mensen

aandacht besteden aan de kinderen. Vooral als het mensen waren die de kinderen goed kenden.

Ik was zo blij dat mijn moeder op onze kinderen paste, zij was bekend voor de kinderen en bekend in huis. Ik had niet geweten hoe het anders had gemoeten. Mijn moeder heeft het ook met liefde gedaan. (respondent 4)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Kind- en gezinsvriendelijke asielcentra zijn plaatsen waar kinderen zich veilig voelen, in hun gezin en in de opvang, én waar hun kansen tot ontplooiing en ontwikkeling maximaal

zij in drank, andere middelen, in werk, in gokken enz. Jongeren doen dat soms ook. Vul een paar voorbeelden in:.. Eerst en vooral moet je een onderscheid leren maken tussen problemen

Deze vragenlijst kadert in een onderzoek waarbij CEBUD (Centrum voor budgetadvies- en onderzoek) na gaat wat mensen MINIMAAL nodig hebben om menswaardig te leven.. Denk aan

Veel vluchtelingen vinden momenteel een woning met steun van de ‘buren’: lokale vrijwilligers, vzw’s, huiseigenaars en besturen die een netwerk rond hen opbouwen en mee op zoek

buurtwerk, samenlevingsopbouw, kinderopvang, wijkregisseur, … Een buurtgericht netwerk voor kinderen en gezinnen creëert binnen een buurt samen met partners en gezinnen een rijke

Meer dan 3 op de 4 huishoudens uit de 13 centrum- steden zijn tevreden over hun woning, buurt en stad, zowel bij huishoudens met als zonder inwonende kinderen.. De

Het kan zijn dat jouw partner een heel andere opvoeding genoten heeft, dat zijn/haar familie er compleet andere denkbeelden op nahoudt dan jij (bijvoorbeeld over de opvoeding

Steeds meer bezinnende initiatieven richten zich uitdrukkelijk tot jonge gezinnen met kinderen. Verwonderlijk is