• No results found

Kindsoldaten in Colombia : de beweegredenen van kinderen om â vrijwilligâ kindsoldaat te worden

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Kindsoldaten in Colombia : de beweegredenen van kinderen om â vrijwilligâ kindsoldaat te worden"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Kindsoldaten in Colombia

De beweegredenen van kinderen om ‘vrijwillig’ kindsoldaat te worden

Marjolein H. Weidema Universiteit van Amsterdam

Studentnummer 5882516 Mei, 2013

Bachelor scriptie Begeleidster: N. Burgers

(2)

Marjolein Weidema 2

Abstract

Een stijgend aantal kinderen in Colombia wordt gerekruteerd om actief mee te vechten in de conflicten van het land. Ongeveer 60 procent van hen is vrijwillig geworven (Singer, 2006). Getracht is om middels het sociaal ecologisch model en de gehechtheidstheorie een verklaring

te vinden voor de beweegredenen van kinderen in Colombia om ‘vrijwillig’ kindsoldaat te worden. Gevonden is dat beide modellen verklaringen bieden. Factoren als familie, vrienden

en school zijn van grote invloed. Ook huiselijk geweld en onveilige hechting spelen een belangrijke rol. Een gewapende groepering kan dienen als vervangen gehechtheidsfiguur. Tot op heden is er nog weinig onderzoek gedaan naar kindsoldaten in Colombia. Meer onderzoek

is van belang om verdere toetreding van kinderen te voorkomen.

Keywords: Colombia, child soldier, insurgent groups, attachment, ecology, social ecological model, Bronfenbrenner, Bowlby, voluntarily

(3)

Marjolein Weidema 3

Inhoudsopgave

Pagina

Kindsoldaten in Colombia 4 – 6

Het sociaal ecologisch model als verklaring om ‘vrijwillig’

kindsoldaat te worden 6 – 13

De gehechtheidstheorie als verklaring om ‘vrijwillig’

kindsoldaat te worden 13 – 16

Discussie 16 – 20

Literatuurlijst 21 – 25

(4)

Marjolein Weidema 4

Kindsoldaten in Colombia

Geweld en gewapende conflicten zijn de normaalste zaak in het dagelijks leven van vele kinderen in de wereld. Niet alleen zijn er miljoenen jongeren getuigen van de oorlog en de wreedheden die hiermee gepaard gaan, maar er worden steeds meer kinderen bij betrokken (Maclure & Denov, 2007). Een groot percentage van de kindsoldaten sluit zich vrijwillig aan. Ongeveer twee op de drie kindsoldaten toont hierbij een soort van eigen initiatief (Singer, 2006). De reden dat kinderen zich vrijwillig opgeven is omdat zij weinig andere opties hebben in de samenleving waarin ze opgroeien (Beber & Blattman, 2011). Volgens de definitie van The United Nations Children’s Fund (UNICEF) valt iedereen onder de 18 jaar die bij een gewapende groep betrokken is of door zo’n groep gebruikt is onder de term kindsoldaat (UNICEF, 1997). De Verenigde Naties schat dat er wereldwijd meer dan 350,000

kindsoldaten zijn in meer dan 50 verschillende landen, waaronder Colombia (Machel, 1996). Colombia wordt al lange tijd getergd door geweld en conflicten (Burgess, 2009). Rond 1960 zijn er twee grote guerrilla groeperingen opgestart, de Revolutionary Armed Forces of Colombia (FARC) en de National Liberation Army (ELN). Deze gewapende groeperingen zijn nog steeds actief. Daarnaast bestaan er paramilitaire groepen (Brett & Specht, 2004). De rechtse paramilitairen zijn in conflict met de guerrilla’s (Romero, 2000). De afgelopen 15 jaar is een stijgend aantal kinderen in Colombia gerekruteerd om actief mee te vechten met de gewapende groeperingen. Deze bestaan nu voor 30 procent uit kindsoldaten (Human Rights Watch, 2003). Langdurig conflict heeft geleid tot de werving van 11,000 tot 14,000 kinderen. Dit is een van de hoogste percentages kindsoldaten wereldwijd (Coalition to Stop the Use of Child Soldiers, 2008). Van deze kindsoldaten is ongeveer 60 procent vrijwillig geworven (Singer, 2006). Hierbij is de betekenis van ‘vrijwillig’ discutabel. Het besluit om aan te sluiten bij een gewapende groepering is meestal een gevolg van economische, culturele, sociale of politieke druk (Burgess, 2009).

(5)

Marjolein Weidema 5 Onderzoek toont steeds meer interesse voor kindsoldaten en hun ‘vrijwillige’

deelname om een beter begrip te krijgen van de participatie van kinderen in gewapende groeperingen (Poretti, 2009). Hierbij wordt veel gebruik gemaakt van het sociaal ecologisch model van Bronfenbrenner (1979; zoals geciteerd in Cicchetti, Toth & Maughan, 2000). Bronfenbrenner gaat er vanuit dat de omgeving waarin kinderen opgroeien en de interacties tussen de omgevingen grote invloed hebben op de ontwikkeling en het gedrag van het kind. Het model bestaat uit vier systemen: het microsysteem, het mesosysteem, het exosysteem en het macrosysteem (zie Bijlage). Hierbij is het microsysteem de directe omgeving van het kind, zoals het gezin. Het mesosysteem bestaat uit de relatie tussen twee microsystemen. Het

exosysteem is het systeem waar het kind niet direct deel vanuit maakt, maar die wel een directe invloed op het kind kan hebben. En het macrosysteem kan gezien worden als de setting waarbinnen het kind opgroeit, zoals de sociale, economische en politieke situatie, waarden en normen. De verschillende systemen zijn onderling afhankelijk en beïnvloeden elkaar (Cicchetti, Toth & Maughan, 2000).

Ook kan hechting een rol spelen bij de ‘vrijwillige’ participatie van kinderen. Hierbij speelt de gehechtheidstheorie van Bowlby (1973; zoals geciteerd in Perez di Vito, 2009) een rol. Volgens deze theorie vormt de vroege gehechtheidsrelatie tussen de primaire verzorger en het kind een blauwdruk voor alle latere relaties die het kind aangaat. De status van

gehechtheid van een persoon in de kindertijd is bepalend voor de gehechtheid gedurende de rest van het leven en blijkt een voorspellende waarde te hebben. Bij veilige gehechtheid is gebleken dat een kind een normale ontwikkeling doormaakt. Maar als een kind onveilig gehecht is, is het aannemelijk dat zich gedurende de ontwikkeling problemen zullen voordoen (Behrens, Hesse & Main, 2007). Een onveilig gehecht kind zal gebrekkige of onevenwichtige sociale vaardigheden ontwikkelen. Vroege scheiding van gehechtheidsfiguren of de

(6)

Marjolein Weidema 6 ontwikkeling van kille emoties, een gevoelloos karakter en gebrek aan empathie in de

volwassenheid (Bowlby, 1973; zoals geciteerd in Perez Di Vito, 2009).

Het is van belang om naar bovenstaande theorieën te kijken met betrekking tot de deelname van kinderen in Colombia als kindsoldaat omdat zij het recht hebben om te worden beschermd tegen de directe en indirecte gevolgen van de toetreding tot gewapende

groeperingen, ‘vrijwillig’ of gedwongen (Poretti, 2009). Bij de rekrutering van kindsoldaten gaat het om het lijden en de dood van duizenden kinderen per jaar (Achvarina & Reich, 2006). Daarom is het nodig om te kijken naar de factoren die meespelen om zo verdere toetreding van kinderen tot gewapende groeperingen te voorkomen. Kinderen zijn de ideale groep voor preventieve maatregelen omdat ze jong zijn en een aanzienlijk deel van de wereldbevolking vormen (UNICEF, 2008).

In dit verslag zullen eerder genoemde theorieën gebruikt worden om te verklaren wat de beweegredenen van kinderen in Colombia zijn om ‘vrijwillig’ kindsoldaat te worden. Eerst zal het sociaal ecologisch model van Bronfenbrenner aan bod komen. Hierbij zal het mesosysteem niet meegenomen worden wegens een gebrek aan literatuur. Vervolgens zullen er verklaringen gezocht worden vanuit de gehechtheidstheorie van Bowlby. Hieruit zal een conclusie en discussie volgen.

Het sociaal ecologisch model als verklaring om ‘vrijwillig’ kindsoldaat te worden Er is steeds meer aanhang voor het gebruik van het sociaal ecologisch model van Bronfenbrenner om het fenomeen van de participatie van kinderen in gewapende

groeperingen te analyseren (World Health Organisation, 2005). Dit model biedt een kader voor het uitzoeken van de complexe relatie tussen een individu en zijn of haar omgeving. Het begrijpen van de keuzes van kinderen vanuit het sociaal ecologisch perspectief vereist een grondige analyse van een grote groep invloeden en factoren (Poretti, 2009). Het model bestaat uit verschillende niveaus van systemen, die elkaar onderling beïnvloeden (Cicchetti, Toth &

(7)

Marjolein Weidema 7 Maughan, 2000).

In dit hoofdstuk zal eerst het microsysteem aan bod komen om te kijken in welke mate deze van invloed is op de ‘vrijwillige’ keuze van kinderen in Colombia om kindsoldaat te worden. Vervolgens zullen de verschillende variabelen uit het exo- en macrosysteem besproken worden. Het mesosysteem, de relatie tussen de verschillende microsystemen van een kind, zal buiten beschouwing gelaten worden.

Het systeem uit het sociaal ecologisch model dat het dichtst bij het kind staat is het microsysteem. Het microsysteem, is het systeem waarop het grootste deel van de onderzoeken over kindsoldaten zich voornamelijk heeft gericht. De socialisatie van kinderen begint in de familie en met de mensen, waarmee ze een hechte relatie hebben. Hier vormt het kind de eerste connecties met de buitenwereld. Jongens en meisjes beïnvloeden mede zelf hun omgeving. Maar de eigenschappen van andere sociale figuren zoals familie en vrienden hebben een enorme invloed op hun ontwikkeling en welzijn (Poretti, 2009).

Ten eerste zal de familie als factor uit het microsysteem behandeld worden. Familie is een cruciaal onderdeel van het microsysteem van kinderen. De rol van de familie kan van zeer grote invloed zijn als het gaat om de ‘vrijwillige’ deelname. De familieleden kunnen al voor een deel bij een gewapende groepering horen of ze staan achter een bepaalde beweging. Leeftijd, geslacht en de positie die het kind in de familie inneemt, zijn tevens allemaal

factoren, die meespelen. Soms is de situatie in de familie zo ernstig dat het kind wegloopt van huis. Onder zulke omstandigheden zijn gewapende groeperingen een goede uitweg voor de kinderen (McConnan & Uppard, 2001).

In Colombia speelt familie ook een belangrijke rol bij kinderen als het om de ‘vrijwillige’ deelname gaat bij gewapende groeperingen. De Colombiaanse familie wordt duidelijk getroffen door het geweld, dat al vele jaren het land teistert (Florez-Morris, 2007). In sommige dorpen is de guerrilla of een paramilitaire groepering aan de macht. Van de families

(8)

Marjolein Weidema 8 uit deze dorpen wordt verwacht dat zij hun kinderen laten aansluiten bij de groepering om mee te vechten in de strijd. Het wordt als taak van de kinderen gezien om het gebied te beschermen (Bjørkhaug, 2010). Florez-Morris (2007) toonde in zijn onderzoek aan, dat door de politieke ideeën van sommige families en eerdere contacten met een gewapende

groepering kinderen gepusht werden om zich aan te sluiten.

Maar familie kan ook op een andere manier invloed hebben op de ‘vrijwillige’ deelname van kinderen. Huiselijk geweld is een alledaags verschijnsel in Colombia. Het Ministerie van Volksgezondheid van Colombia (2002) geeft aan dat ongeveer 53 procent van de kinderen in het land het slachtoffer is van fysieke straffen. Huiselijk geweld stijgt tevens in tijden waarin de gemeenschap getergd wordt door geweld (Vargas-Baron, 2007). Het

onderzoek van Florez-Morris (2007) toonde aan, dat Colombiaanse kinderen zich aansloten bij een groepering vanwege de slechte situatie thuis. Veel kinderen laten een gebroken of ongelukkig thuis achter (Human Rights Watch, 2003). Voor hen lijkt het leven als kindsoldaat een leven van meer vrijheden en mogelijkheden dan thuis ( Bjørkhaug, 2010).

Ten tweede spelen vrienden een significante rol in het microsysteem. Zij hebben een belangrijke functie in het leven van kinderen en hebben daarom naast familie een grote invloed. Voornamelijk vanwege het verkrijgen van een identiteit en de druk van vrienden om zich aan te sluiten bij een gewapende groepering. De ontwikkeling van een eigen identiteit is een proces, dat deel uitmaakt van het opgroeien. Kinderen krijgen te zien dat degenen, die betrokken zijn bij een gewapende groepering, respect ontvangen en een grotere status hebben wanneer ze hier onderdeel van uitmaken. Dit maakt het rekruteren erg aantrekkelijk. Niet alle kinderen in een vriendengroep zullen zich automatisch aansluiten bij een gewapende

groepering, maar wanneer veel vrienden in een vriendengroep al aangesloten zijn, zal de druk voor de anderen om ook aan te sluiten groter zijn. (Brett & Specht, 2004). Kinderen zijn in de adolescentie gevoeliger voor sociale acceptatie en daarbij ook voor groepsdruk (Reyna &

(9)

Marjolein Weidema 9 Farley, 2006). Wanneer kinderen bevriend zijn met kinderen op wie ze lijken, dan zorgt dat voor een grotere mate van gevoel van verbondenheid. Deze verbondenheid leidt mogelijk tot meer steun en tolerantie voor het gedrag van vrienden. Hierdoor zullen kinderen niet snel een eigen en/of afwijkende mening geven en eerder meedoen aan acties van de groep of zich gedragen op een manier zoals ze zich anders niet zouden gedragen om beter in de groep te passen en gelijk te zijn aan de overige groepsleden (Kandel, Davies & Baydar, 1990; zoals geciteerd in Robins & Rutter,1990). Vaak zullen vrienden zich tegelijk rekruteren in plaats van dat een kind alleen gaat (Brett & Specht, 2004).

Oud kindsoldaten uit Colombia gaven in het onderzoek van Florez-Morris (2007) aan, dat een reden om zich te rekruteren was om geaccepteerd te worden in een vriendengroep. Voor hen was het aansluiten bij een groepering een manier om waardering en erkenning te krijgen van hun vrienden. Naast groepsdruk sloten ook veel kinderen in Colombia

vriendschappen met leden uit gewapende groeperingen. Het opgroeien in de nabijheid van de groeperingen maakt het mogelijk voor kinderen om te netwerken met de leden van zo’n gewapende groepering. Nauw contact zorgt voor kansen om te rekruteren, maar het geeft kinderen ook de mogelijkheid om zich beter te informeren als ze deel willen worden van zo’n groep. Het is echter de vraag of de informatie die de leden van gewapende groeperingen vrijgeven aan de kinderen gebaseerd is op de waarheid (Bjørkhaug, 2010).

Het laatste belangrijke onderdeel van het microsysteem van een kind is de school. Naast de rol van de familie en van vrienden wordt de school gezien als een belangrijke factor die invloed heeft op de beslissing om ‘vrijwillig’ kindsoldaat te worden. Hierbij kunnen verschillende oorzaken aangehaald worden. Ten eerste zal het kind, dat niet naar school gaat, een grotere kwetsbaarheid hebben om zich aan te sluiten bij een groepering, omdat het kind op zoek zal gaan naar ander tijdverdrijf. De redenen dat een kind niet naar school gaat, kunnen zijn: omdat het kind gestopt is wegens geldgebrek of omdat de school het kind er

(10)

Marjolein Weidema 10 vanaf gehaald heeft wegens ongehoorzaamheid (Brett & Specht, 2004). Ten tweede zal een kind, dat wél naar school gaat ook kwetsbaar zijn voor rekrutering. Leraren kunnen kinderen motiveren om zich aan te sluiten of de school zelf is degene, die druk uitoefent op de

kinderen. Sommige groeperingen geven trainingen op school om op die manier de kinderen te rekruteren (Chung, 1999).

Er zijn in Colombia veel kinderen die niet naar school gaan. Ongeveer 500,000 kinderen per jaar worden niet ingeschreven voor de basisschool. Daarnaast is er ook nog een grote groep schoolverlaters. Volgens UNICEF zou dit te maken hebben met het feit dat leerlingen te oud zijn voor het niveau van de klas waarin ze zitten, slechte kwaliteit van het onderwijs en de verstorende gevolgen van de gewapende conflicten in het land (Watchlist, 2004). Volgens de Coalition Against the Involvement of Boys, Girls and Youth to the Armed Conflict in Colombia (COALICO, 2009) zorgt het sluiten van scholen en het hoge niveau van schoolverlaters, vanwege de gewapende conflicten, ervoor dat kinderen kwetsbaarder zijn voor het schenden van hun rechten en het in gevaar brengen van hun veiligheid zoals het geval is bij de rekrutering van kinderen voor gewapende groeperingen.

Maar de kinderen in Colombia die daarentegen wél naar school gaan, worden ook niet beschermd tegen rekrutering. Kinderen worden geïndoctrineerd door de gewapende

groeperingen die onderdeel uitmaken van de school (COALICO, 2009). En juist de kinderen, die naar school gaan, zijn geïnteresseerd in de groeperingen, omdat zij de ideologie van zo’n groepering kunnen lezen en begrijpen. Hierdoor worden zij door de groeperingen als beter geschikt beschouwd om kindsoldaat te worden. De guerrilla en de paramilitaire eenheden rekruteren actief in scholen in Colombia. Ze trainen de kinderen en betalen hun schoolgeld. School is een goed terrein om te rekruteren voor elke militaire macht (Bjørkhaug, 2010). Kort samengevat bestaat het microsysteem van kinderen in Colombia uit meerdere elementen die ervoor kunnen zorgen dat zij gevoeliger worden voor de ‘vrijwillige’ deelname

(11)

Marjolein Weidema 11 als kindsoldaat in een gewapende groepering. Familie, vrienden en school zijn belangrijke elementen die ertoe bijdragen dat kinderen de beslissing maken om ‘vrijwillig’ kindsoldaat te worden.

Vervolgens is er het exosysteem. Dit is het systeem, waar het kind niet direct deel van uitmaakt, maar die wel een directe invloed op het kind kan hebben. Denk hierbij aan de lokale gemeenschap, waarin het kind opgroeit, de media in het land of het werk van de ouders (Cicchetti, Toth & Maughan, 2000). De kinderen van leden uit de guerrillas en andere rebellen, die nog niet betrokken zijn in het geweld, hebben een hoog risico om kindsoldaat te worden omdat zij opgroeien in een milieu van geweld en wapens met de guerrillas en rebellen als voorbeeld (Vargas-Barón, 2007). Verder weerspiegelen en helpen de media, voornamelijk radio en televisie, bij de creatie of het in stand houden van de culturele normen en waarden. Media is tevens de bron van informatie en interpretatie over de conflicten die in het land gaande zijn. Soms worden radio en televisie gebruikt als instrument voor rekrutering (Brett & Specht, 2004). Door middel van propaganda is het doel van de groeperingen om leugens en verhalen te verspreiden, waardoor de tegenstander als ‘monster’ neergezet wordt (Singer, 2006). Ook films zijn een hulpmiddel bij rekrutering omdat zij vaak een vertekend beeld van de werkelijkheid laten zien. Kinderen gaan zichzelf als een held uit de actiefilms zien op het moment dat ze zich opgeven bij een gewapende groepering (Brett & Specht, 2004).

Als laatste is er het macrosysteem; het systeem dat het kind indirect beïnvloedt door middel van de sociale, economische en politieke situatie waarin het kind zich bevindt. Oorlog op zichzelf creëert een bepaalde omgeving voor het kind. Voor jonge mensen is de situatie van oorlog al snel de normaalste zaak van hun leven. Zonder dat zij er invloed op hebben, groeien kinderen op in een toestand van onrust en geweld. In zo’n levensgevaarlijke situatie hebben kinderen zelfbescherming nodig en zullen zij geweld gebruiken om zichzelf te kunnen beschermen. De oorlog beïnvloedt jonge mensen om zelf gewapend geweld toe te passen en

(12)

Marjolein Weidema 12 creëert een groot gevoel van onzekerheid en een omgeving waarin gewelddadig gedrag wordt geaccepteerd met wapens, die in een oorlog makkelijk te verkrijgen zijn (Brett & Specht, 2004).

Colombia heeft een lange geschiedenis van conflicten en geweld (Bjørkhaug, 2010). Kinderen hebben oudere familieleden, die al mee gedaan hebben in de oorlog. Zij groeien op met verhalen over strijd en ervaringen van familieleden die moesten emigreren naar een ander gebied vanwege de oorlog (Florez-Morris, 2007). Kinderen in Colombia kennen niets anders dan de oorlogssituatie, waarin ze opgroeien. De oorlogscultuur, bestaande uit geweld en wapens, is zo overheersend, dat sommigen het als onnatuurlijk beschouwen als je geen interesse hebt in wapens (Brett & Specht, 2004). In het onderzoek van Florez-Morris (2007) gaven voormalig kindsoldaten uit Colombia aan, dat verhalen over familieleden, die gestorven zijn tijdens het gevecht hen inspireerden om zelf ook deel te nemen aan de gevechten.

Net zoals oorlog is armoede een andere belangrijke factor in de omgeving, die kinderen kwetsbaar maakt om betrokken te raken bij gewapende groeperingen. Misschien is het de meest voor de hand liggende gemeenschappelijke eigenschap van kindsoldaten in het algemeen (Brett & Specht, 2004). Kindsoldaten komen veelal uit gezinnen, die leven in armoede. Voor veel ouders is het moeilijk om aan de basisbehoeften van hun kind, die het nodig heeft voor een goede ontwikkeling en om te overleven, te voldoen. Deze ouders geloven dat de rekrutering van hun kinderen bij een gewapende groeperingen nog de enige redding is om ervoor te zorgen dat ze voldoende eten, kleding en onderdak krijgen (Vargas-Baron, 2007). Armoede is een factor, die tegelijkertijd ook voor andere problemen zorgt. Door een gebrek aan financiële middelen kunnen veel kinderen niet naar school, waardoor de kans op werk in de toekomst ook kleiner wordt. Dit zal nog meer armoede in het land

veroorzaken. Al deze aspecten van armoede worden nog eens vergroot als het land in oorlog verkeerd (Brett & Specht, 2004).

(13)

Marjolein Weidema 13 In de literatuur wordt armoede ook gezien als de belangrijkste factor voor de

aanwezigheid van kinderarbeid. Armoede zou de kans op kinderarbeid vergroten (Grootaert & Patrinos, 1999). Volgens Andvig (2006) is er een link tussen het aantal kinderarbeiders en de hoeveelheid kindsoldaten in een land. Hoe meer kinderen er worden betrokken bij

economische activiteiten, des te waarschijnlijker is het dat zij betrokken raken bij een

gewapende groepering die actief is in hetzelfde gebied als dat zij werken. Bijvoorbeeld, als de kinderen een rol spelen bij het vervoer van de producten in hun werk, dan hebben zij een grotere kans om gevraagd te worden voor het vervoer van voedsel en wapens. De gewapende groepering vertrouwd dan op de geworven capaciteiten van het kind die het verkregen heeft bij zijn werk.

Meer dan de helft van de bevolking van Colombia leeft in armoede. Dit komt voor een groot deel door de gewapende conflicten in het land. Colombia heeft het grootst geschatte aantal kinderarbeiders van Zuid-Amerika. Het gebruik van kinderarbeid op de cocaplantages is nauw betrokken bij de conflicten omdat de opbrengsten van de drugs gebruikt worden door de groeperingen om te kunnen blijven strijden. Blijkbaar leggen veel kinderen in Colombia het eerste contact met een gewapende groepering via hun werk terwijl ze cocabladeren aan het oogsten zijn (Watchlist, 2004).

Samenvattend kan gezegd worden dat ook factoren uit het macrosysteem een belangrijke rol spelen in de beslissing van het kind om ‘vrijwillig’ deel te nemen aan een gewapende groepering. De oorlogssituatie van een land creëert een bepaalde omgeving, waarin het kind moet opgroeien (Brett & Specht, 2004). Deze omgeving vormt het kind. Verder zorgt armoede ervoor dat ouders hun kinderen laten rekruteren om hen van de nodige basisbehoeften te kunnen voorzien (Vargas-Baron, 2007). Armoede zorgt tevens voor een hoger percentage kinderarbeid. Deze kinderarbeid staat weer in connectie met de rekrutering van kinderen (Watchlist, 2004).

(14)

Marjolein Weidema 14

De gehechtheidstheorie als verklaring ‘vrijwillig’ kindsoldaat te worden

De gehechtheidstheorie van Bowlby kan helpen om te begrijpen waarom kinderen besluiten om aan te sluiten bij een gewapende groepering. Volgens de gehechtheidstheorie, wordt het gehechtheidspatroon van het kind grotendeels bepaald door de kwaliteit van de relatie met de gehechtheidsfiguur. In dit hoofdstuk zal de gehechtheid tussen de ouders en het kind besproken worden. Er zal gekeken worden of dit een oorzaak kan zijn voor het feit dat kinderen zich ‘vrijwillig’ aansluiten bij een gewapende groepering.

De gehechtheidstheorie geeft aan dat ieder kind een gehechtheidsfiguur nodig heeft die het beschermt en verzorgt (Euser, van IJzendoorn, Cyr, Brilleslijper-Kater & Bakermans-Kranenburg, 2008). Bescherming en veiligheid zijn van essentieel belang voor het overleven van de mens (Punamäki, 2002). Volgens Bowlby (1988; zoals geciteerd in Pérez Di Vito, 2009) is gehechtheid de emotionele band die wordt ervaren met diegene die een gevoel van veiligheid geeft en die een veilige haven creëert. Van alle verliezen waarmee kinderen in de oorlog te maken krijgen, is er geen verlies groter dan de dood van een ouder of verzorger, hun veilige haven en basis voor liefde, zorg en veiligheid (Wessels, 2006). Een vroege scheiding of de afwezigheid van een gehechtheidsfiguur betekent dat deze voor een kind niet kan dienen als een veilige haven in tijden van nood (Collins & Feeney, 2000). Maar ook een onzekere gehechtheidsrelatie dwingt kinderen om hun bescherming ergens anders te zoeken (Punamäki, 2002).

In Colombia krijgen kinderen veel te maken met het verlies of de dood van een ouder of verzorger. In 2002 werden er naar schatting tussen de 5,000 en 6,000 burgers gedood. Daarnaast zijn er ongeveer 15,000 tot 30,000 straatkinderen in Colombia die moeten leven in wanhopige en gevaarlijke omstandigheden (Watchlist, 2004). In tijden van nood gaan

kinderen op zoek naar een veilige haven. Door bij een gewapende groepering te horen heeft het kind wel het gevoel, dat het ergens bij hoort en de bescherming krijgt, die een

(15)

Marjolein Weidema 15 gehechtheidsfiguur zou moeten geven. De groepering dient dan als vervangend

gehechtheidsfiguur (Perez Di Vito, 2009). Dit zou een reden kunnen zijn voor de ‘vrijwillige’ deelname van kinderen als kindsoldaat. De oorlogssituatie in Colombia samen met de

economische en sociale problemen kan voor onzekerheid zorgen in gezinnen en bij kinderen. Kinderen legitimeren en compenseren deze onzekerheid door een kindsoldaat te worden en deel uit te maken van een gewapende groepering. Gewapende groeperingen hebben minder last van de economische problemen, die gezinnen in Colombia ondervinden (Perez Di Vito, 2009).

Pérez Di Vito (2009) heeft onderzocht wat de correlatie is tussen onveilige

gehechtheid en de beslissing om aan te sluiten bij een gewapende groepering in Colombia. Het doel van de studie was om te kijken of de voormalig kindsoldaten eenzelfde geschiedenis deelden van negatieve ervaringen als kind en een onveilige verzorger-kindrelatie. Pérez Di Vito beweert in het onderzoek dat de gewapende groepering als een plaatsvervangend gehechtheidsfiguur functioneert voor de kindsoldaten. Uit dit onderzoek is gebleken, dat er een sterk verband bestaat tussen een geschiedenis van onveilige gehechtheid en de aansluiting bij een gewapende groepering. Een groot aantal van de voormalig kindsoldaten bleek te voldoen aan het profiel voor kinderen met een onveilige gehechtheid.

Naast een vroege scheiding of de afwezigheid van een gehechtheidsfiguur, die de situatie van oorlog in een land veroorzaakt, kan mishandeling ook een oorzaak voor het ontstaan van onveilige gehechtheid zijn (Hesse & Main, 2006). Voor sommige ouders en kinderen kan de stress waarmee ze te maken hebben door het dagelijkse geweld , een impact hebben op de vorming van een goede gehechtheidsrelatie. Ouders, die de getuigen of het slachtoffer zijn van geweld, hebben meer moeite om responsief en sensitief naar hun kinderen te zijn. Ze kunnen depressief worden en daardoor niet goed meer aan de behoeften van hun kinderen voldoen (Osofsky, 1999). Kindermishandeling wordt beschouwd als een van de

(16)

Marjolein Weidema 16 meest belangrijke oorzaken voor de vorming van onveilige gehechtheid (Hesse & Main, 2006). Studies toonden aan, dat kinderen, die mishandeld zijn, als zij ouder worden meer kans hebben op het plegen van misdaden en meer emotionele problemen ervaren (Osofsky, 1999). Een groot aantal kinderen, dat zich ‘vrijwillig’ aanmeld bij een gewapende groepering, is van huis weg gelopen om de mishandeling te ontvluchten (Brett & Specht, 2004).

Zoals al eerder vermeld, komt huiselijk geweld dagelijks voor in Colombia. Ongeveer 53 procent van de kinderen in het land is het slachtoffer van huiselijk geweld. Hierbij wordt veelal gebruik gemaakt van fysieke straffen (Ministerie van Volksgezondheid Colombia, 2002). Tevens stijgt het percentage van huiselijk geweld op momenten dat de gemeenschap zelf veel geweld ondergaat (Vargas-Báron, 2007). Kindermishandeling is één van de meest belangrijke oorzaken bij de vorming van onveilige gehechtheid (Hesse & Main, 2006). Het huiselijk geweld kan een reden zijn voor kinderen waarom zij zich ‘vrijwillig’ aansluiten bij een gewapende groepering (Florez-Morris, 2007).

Kort samengevat kan de soort gehechtheid, die bestaat tussen de ouder en het kind, een oorzaak zijn voor de ‘vrijwillige’ deelname van kinderen aan gewapende groeperingen. Vroege scheiding van gehechtheidsfiguren of de afwezigheid van een gehechtheidsfiguur kan een kind vatbaar maken voor de ontwikkeling van kille emoties, een gevoelloos karakter en gebrek aan empathie in de volwassenheid (Bowlby, 1973; zoals geciteerd in Perez Di Vito, 2009). Kinderen in Colombia krijgen door de grote hoeveelheid geweldsconflicten veel te maken met verlies van dierbaren en belangrijke gehechtheidsfiguren (Wessels, 2006). Naast de oorlogscultuur die in het land heerst, is het grote percentage kinderen dat lijdt aan huiselijk geweld een belangrijke oorzaak voor het ontstaan van onveilig gehechte kinderen in

Colombia (Ministerie van Volksgezondheid Colombia, 2002; Hesse & Main, 2006). Het huiselijk geweld is een reden voor kinderen waarom zij zich ‘vrijwillig’ aansluiten bij een gewapende groepering (Florez-Morris, 2007). Op deze manier willen ze het geweld

(17)

Marjolein Weidema 17 ontvluchten (Brett, 2003). Uit een onderzoek van Pérez Di Vito (2009) is gebleken dat veel voormalig kindsoldaten uit Colombia last hadden van onveilige gehechtheid.

Discussie

Dit onderzoek toont aan, dat veel verschillende factoren de oorzaak kunnen zijn voor de ‘vrijwillige’ toetreding van kinderen in Colombia bij gewapende groeperingen. Er kunnen verklaringen gegeven worden vanuit zowel het sociaal ecologisch model van Bronfenbrenner als de gehechtheidstheorie van Bowlby. Kinderen maken beslissingen op verschillende niveaus wat het probleem erg complex maakt. Zowel familie, vrienden als de school hebben een grote invloed op de ‘vrijwillige’ deelname van kinderen als kindsoldaat. Waardering en erkenning krijgen was voor voormalig kindsoldaten in Colombia een belangrijke reden om zich aan te sluiten bij een gewapende groepering. Ook speelt de armoede van het land een belangrijke rol. In Colombia leeft meer dan de helft van de bevolking in armoede. Hierdoor is er een groot percentage kinderarbeiders dat in nauw contact staat met de gewapende

groeperingen. De oorlogscultuur van het land zorgt ervoor, dat het als onnatuurlijk beschouwd wordt als je geen interesse toont in wapens. Daarnaast blijkt huiselijk geweld een belangrijke factor te zijn. Huiselijk geweld stijgt als de gemeenschap getergd wordt door geweld.

Ongeveer 53 procent van de kinderen in Colombia is het slachtoffer van fysieke straffen. Huiselijk geweld is een belangrijke oorzaak voor het ontstaan van onveilige hechting.

Gebleken is dat veel voormalig kindsoldaten last hadden van onveilige gehechtheid. Kinderen in Colombia sluiten zich aan bij een gewapende groepering om de slechte situatie thuis te ontvluchten. Zij verwachten dat het leven als kindsoldaat hen meer vrijheden en

mogelijkheden zal geven dan thuis. Als laatste kan het verlies van een ouder of verzorger ervoor zorgen dat het kind ergens anders bescherming probeert te zoeken. Als het zich aansluit bij een gewapende groepering krijgt het het gevoel dat het ergens bij hoort. De gewapende groepering functioneert dan als plaatsvervangend gehechtheidsfiguur.

(18)

Marjolein Weidema 18 Als kritiek op dit onderzoek kan gegeven worden, dat nog vrij weinig onderzoek gedaan is naar kindsoldaten in Colombia en ‘vrijwillige’ deelname. Hierdoor is er geringe informatie met betrekking tot dit onderwerp. Vanuit het sociaal ecologisch model zijn er voornamelijk verklaringen uit het micro- en macrosysteem gegeven. Factoren uit het

exosysteem, zoals de media en het werk van de ouders, zijn nog onvoldoende onderzocht in Colombia om een duidelijke uitspraak te geven over de invloed van dit systeem op

kindsoldaten in Colombia en hun beweegredenen om ‘vrijwillig’ deel te nemen aan de gewapende groeperingen. Het is dan ook van belang, dat hier meer onderzoek naar gedaan wordt om een beter begrip te krijgen van de factoren uit het exosysteen, die van invloed zijn op het kind.

Verder kunnen er vragen gesteld worden bij de gehechtheidstheorie van Bowlby en in hoeverre deze toepasbaar is op niet-westerse culturen. Het uitgangspunt van de veilige basis en de gevolgen van gehechtheidsrelaties voor de ontwikkeling van het kind is een product van de westerse ideologie. De vraag is of deze theorie ook toegepast kan worden op andere

culturen (Rothbaum, 2002; zoals geciteerd in Posada, Carbonell, Alzate & Plata, 2004; Peréz Di Vito, 2009). Wel laten onderzoeken van Posada, Carbonell, Alzate en Plata (2004) en Peréz Di Vito (2009) zien dat de gehechtheidstheorie ook toegepast kan worden in Colombia. Maar meer onderzoek is nodig om hier een duidelijke uitspraak over te kunnen doen.

Als laatste is er nog maar weinig onderzoek verricht naar de ontwikkeling van gehechtheid in omstandigheden van oorlog en geweld. Hierdoor was het moeilijk om goede uitspraken te doen over de relatie tussen gehechtheid en de beweegredenen van Colombiaanse kinderen om ‘vrijwillig’ deel te nemen als kindsoldaat in een land waar veel oorlog en geweld heerst. Ook naar gehechtheid in Colombia in omstandigheden van oorlog zou meer onderzoek gedaan moeten worden om een beter begrip te kunnen krijgen van dit onderwerp.

(19)

Marjolein Weidema 19 theorieën om de ‘vrijwillige’ deelname van kinderen in Colombia te kunnen verklaren. Deze mogen niet vergeten worden, wanneer men tracht om de ‘vrijwillige’ deelname van kinderen als kindsoldaat te verklaren. In dit onderzoek is specifiek voor het sociaal ecologisch model van Bronfenbrenner en de gehechtheidstheorie van Bowlby gekozen omdat hierover de meeste literatuur beschikbaar was. Het grootste deel van de onderzoeken gericht op

kindsoldaten richt zich voornamelijk op het sociaal ecologisch model van Bronfenbrenner. Het zou interessant zijn voor vervolgonderzoek om ook te kijken naar andere modellen. Het gedragsmodel, waarin al het gedrag wordt aangezien als aangeleerd gedrag, zou bijvoorbeeld een goed alternatief model zijn voor vervolgonderzoek. Hierin spelen de theorieën van Watson, Skinner en Bandura een belangrijke rol (Schoorl, van den Bergh & Ruijssenaars, 2000).

Samenvattend kan gezegd worden dat het van groot belang is in een land als

Colombia, waar de conflicten gaande blijven en het aantal kindsoldaten aanzienlijk is, om te erkennen dat kinderen de capaciteiten bezitten om keuzes te maken die gevormd worden door hun ervaringen en hun omgeving (Bjørkhaug, 2010). Tot op heden is er voornamelijk

onderzoek gedaan naar kindsoldaten in Afrika (Brett & Specht, 2004). Daarom is in dit onderzoek hoofdzakelijk deze informatie gebruikt om de situatie in Colombia te kunnen verklaren. Het is om deze reden belangrijk om meer onderzoek te doen naar dit onderwerp in Colombia om zo een beter begrip te kunnen krijgen van de omstandigheden, die zorgen voor een ‘vrijwillige’ toetreding van kinderen bij gewapende groeperingen in dit land. Als er meer onderzoek wordt gedaan, kunnen revalidatiecentra in Colombia beter inspelen op de

behoeften van voormalig kindsoldaten en er zo voor zorgen dat zij niet terugvallen. Maar preventie is misschien nog wel belangrijker en minder kostbaar.

Momenteel staat de rekrutering van kindsoldaten niet centraal op de veiligheidsagenda van het Westen of de Verenigde Naties en dit zou wel zo moeten zijn (Achverina & Reich,

(20)

Marjolein Weidema 20 2006). Kinderen zouden nooit de dupe mogen worden van de omstandigheden waarin een land zich verkeerd. Zij hebben het recht om beschermd te worden tegen de directe en indirecte gevolgen van hun rekrutering als kindsoldaat.

(21)

Marjolein Weidema 21

Literatuurlijst

Achvarina, V. & Reich, S.F. (2006). No Place to Hide: Refugees, Displaced Persons, and the Recruitment of Child Soldiers. International Security, 31 (1), 127-164. Verkregen van http://www.jstor.org/stable/4137541 op 8 maart 2013.

Andvig, J. C. (2006). Child Soldiers: Reasons for variation in their rate of recruitment and standards of welfare, Norwegian Institute of International Affairs: Oslo. Verkregen van http://dspace.cigilibrary.org/jspui/handle/123456789/27790 op 12 februari 2013. Beber, B. & Blattman, C. (2011). The logic of child soldiering and coercion, Yale University.

Verkregen van http://chrisblattman.com/documents/research/2011.LogicOfChild Soldiering.pdf op 12 februari 2013.

Behrens, K.Y., Hesse, E. & Main, M. (2007). Mothers’ Attachment Status as Determined by the Adult Attachment Interview Predicts Their 6-Year-Olds’ Reunion Responses: A Study Conducted in Japan. Developmental Psychology Copyright, 43, 1553–1567. doi: 10.1037/0012-1649.43.6.1553.

Bjorkhaug, I. (2010). Child Soldiers in Colombia: The Recruitment of Children into Non- state Violent Armed Groups. MICROCON Research Working Paper No. 27, Brighton: MICROCON. Verkregen van http://dx.doi.org/10.2139/ssrn.1650250 op 12 februari 2013.

Brett, R. & Specht, I. (2004). Young Soldiers, Why They Choose to Fight. Lynne Rienner Publishers Inc: London.

Burgess, R. (2009). Colombia’s Children at Risk of Recruitment into Armed Groups: Exploring a Community-based, Psychosocial Pedagogy. Journal of Education for International Development, 4 (1), 1-11. Verkregen van

http://www.equip123.net/jeid/articles/8/burgess-

(22)

Marjolein Weidema 22 basedpsychosocialpedagogy.pdf op 12 Februari 2013.

Chung, F. (1999). Education: A Key to Power and a Tool for Change: A practitioner’s Perspective. Current Issues in Comparative Education, 2(1), 1-6. Verkregen van http://www.tc.columbia.edu/cICE/Issues/02.01/PDFs/21chung.pdf op 13 maart 2013. Cicchetti, D., Toth, S. L., & Maughan, A. (2000). An ecological-transactional model of child maltreatment. In A. Sameroff, M. Lewis & S. Miller (Eds.), Handbook of developmental psychopathology (2nd ed., pp. 689-722). New York: Kluwer Academic/Plenum Publishers. doi: 10.1007/978-1-4615-4163-9_37.

Collins, N.L., & Feeney, B.C. (2000). A Safe Haven: An Attachment Theory Perspective on Support Seeking and Caregiving in Intimate Relationships. Journal of Personality and Social Psychology, 78(6), 1053-1073. Verkregen van

http://www.psych.ucsb.edu/research/crl/UCSB_Close_Relationships_Lab/ Publications_files/ Collins%20and%20Feeney,%202000.pdf op 13 maart 2013. Coalition against the involvement of boys, girls and youth to the armed conflict in Colombia, (2009). Alternate Report to the Colombian State’s Report on the Fulfillment of the Optional Protocol on the Involvement of Children in Armed Conflict, Bogotá. Coalition to Stop the Use of Child Soldiers, (2008). Child Soldiers. Global Report 2008. Coalition to Stop the Use of Child Soldiers: London.

Euser, E., van IJzendoorn, M.H., Cyr, C., Brilleslijper-Kater, S., & Bakermans-Kranenburg, M. (2008). Kindermishandeling en gehechtheid. In Prins, P. & Braet, C. (Eds.), Handboek klinische ontwikkelingspsychologie. Over aanleg, omgeving en verandering. (pp. 477-501). Bohn Stafleu van Loghum: Houten.

Florez-Morris, M. (2007). Joining Guerrilla Groups in Colombia: Individual Motivations and Processes for Entering a Violent Organization. Studies in Conflict & Terrorism, 30 (7), 615-634. Verkregen van http://dx.doi.org/10.1080/10576100701385958 op 12

(23)

Marjolein Weidema 23 februari 2013.

Grootaert, C., & Patrinos, H.A., (1999). Policy Analysis of Child Labor: A Comparative Study. New York: St. Martin’s Press.

Hesse, E., & Main, M. (2006). Frightened, threatening, and dissociative (FR) parental behaviour as related to infant D attachment in low-risk samples: description,

discussion, and interpretations. Development and Psychopathology, 18, 309-343. doi: http://dx.doi.org/10.1017/S0954579406060172.

Human Rights Watch (2003). “You’ll Learn Not to Cry” Child Combatants in Colombia. Human Rights Watch: New York.

Machel, G. (1996). Impact of armed conflict on children, UNICEF, New York.

Maclure, R., & Denov, M. (2007). “Turnings and Epiphanies: Militarization, Life Histories and the Making and Unmaking of Two Child Soldiers in Sierra Leone.” Journal of Youth Studies, 10 (2), 243-261. doi: 10.1080/13676260601120187.

McConnan, I., & Uppard, S. (2001). Children --- Not Soldiers. Save the Children: London Ministerie van Volksgezondheid Colombia (2002). Protección especial: maltrato infantil. Situación de la Infancia en Colombia: Colombia.

Osofsky, J.D. (1999). The Impact of Violence on Children. The Future of Children, 9 (3), 33- 49, Princeton University. Verkregen van http://www.jstor.org/stable/info/1602780 op 12 februari 2013.

Punamäki, R.L. (2002). The Uninvited Guest of War Enters Childhood: Developmental and Personality Aspects of War and Military Violence. Traumatology, 8 (3), 181-203. doi: 10.1177/153476560200800305.

Pérez Di Vito, G. (2009). Insecure Attachment and the Correlation with Joining Insurgent Groups in Colombia. International Journal of Psychological Research, 2 (1), 16-23. Verkregen van

(24)

Marjolein Weidema 24 http://mvint.usbmed.edu.co:8002/ojs/index.php/web/article/viewArticle/431 op 10 maart 2013.

Poretti, M. (2009). Preventing children from joining armed groups. Refugee Survey Quarterly, 27, (4). DOI 10.1093/rsq/hdn055. Verkregen van http://rsq.oxfordjourmals.org/ op 10 maart 2013.

Posada, G., Carbonell, O.A., Alzate, G., & Plata, S.J. (2004). Through Colombian Lenses: Ethnographic and Conventional Analyses of Maternal Care and Their Associations With Secure Base Behavior. Developmental Psychology, 40 (4), 508- 518. doi: 10.1037/0012-1649.40.4.508.

Reyna, V. F., & Farley, F. (2006). Risk and rationality in adolescent decision making: Implications for theory, practice, and public policy. Psychological Science in the Public Interest, 7, 1-44. doi: 10.1111/j.1529-1006.2006.00026.x.

Robins, L. N., Rutter, M. (1990). Straight and Devious Pathways from Childhood to Adulthood. (pp. 221-241) New York: Cambridge University Press.

Romero, M., (2000). Changing identities and contested settings: Regional elites and the paramilitaries in Colombia. International Journal of Politics, Culture, and Society. 14(1), 51-69. doi: 10.1023/A:1007861013044.

Schoorl, P.M., van den Bergh, P.M., Ruijssenaars, A.J.J.M. (2000). Inleiding in de theoretische orthopedagogiek: hulpverlenen bij opvoeden. Apeldoorn: Garant. Singer, P.W. (2006). Children at War. New York: Panteón Books.

Swart, E., & Pettipher, R. (2005). A framework for understanding inclusion. In: E., Landsberg (ed.) Addressing barriers to learning. Pretoria: Van Schaiks Publishers.

UNICEF, (1997). Cape Town principles. Verkregen van

(25)

Marjolein Weidema 25 UNICEF, (2008). The state of the World’s Children. Child Survival. Hatteras Press: New York.

Vargas-Barón, E., (2007). National Policies to Prevent the Recruitment of Child Soldiers. Ford Institute for Human Security.

Watchlist, (2004). Colombia’s war on children. Watchlist on Children and Armed Conflict: New York.

Wessells, M., (2006), Child Soldiers: From Violence to Protection, Harvard University Press: Cambridge.

World Health Organisation, (2005). The World Health Report 2005. Make every mother and child count. WHO Press: Geneva.

(26)

Marjolein Weidema 26

Bijlage

Figuur 1. De systemen van het sociaal ecologisch model van Bronfenbrenner van Swart & Pettipher, 2005.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Gescheiden ouders die hun kin- deren ondersteunen tijdens de opvoeding (leuke dingen doen samen, luisteren naar de problemen van het kind,…) en weinig tot geen ruzie maken over

Uit de SiV-gegevens blijkt dat kinderen een hogere levens- tevredenheid hebben wanneer ouders samen spreken over de kinderen en weinig of geen ruzie maken. Uit de SiV-gegevens van

Omdat het gebouw qua indeling veel onderwijskundige mogelijkheden heeft, hebben schoolbestuur, gemeente en schoolteam gezamenlijk besloten om het bestaande gebouw niet te slopen

Incidenten zijn hier vrijwel nooit.’ Dat de leerlingen positief bij het ontwerp van hun nieuwe gebouw zijn betrokken, blijkt uit leuzen die op de wanden van de centrale hal zijn

Van Wetten vertelt ook dat de materialen die in het gebouw zijn verwerkt, allemaal kunnen worden hergebruikt volgens het principe cradle-to-cradle. Als dit gebouw ooit weer

Inmiddels zijn verscheidene frisse scholen ontwikkeld die zo goed als kli- maatneutraal zijn.. De RVO publiceert jaarlijks een overzicht van de vijftien

Volgens [eiseres] hebben de gedragingen van de Staat en de Stichting ertoe geleid dat zij geadopteerd heeft kunnen worden op de door haar gestelde (illegale) wijze, dat zij

Responsible disclosure binnen de ICT-wereld is het op een verantwoorde wijze en in gezamenlijkheid tussen melder en organisatie openbaar maken van ICT-kwetsbaarheden op basis van