• No results found

Lage- inkomensproblematiek in de land- en tuinbouw

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Lage- inkomensproblematiek in de land- en tuinbouw"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Actuele informatie over land- en tuinbouw

LEI, Agri-Monitor, juli 2005 pagina 1

LAGE-INKOMENSPROBLEMATIEK IN DE LAND- EN TUINBOUW

Jakob Jager en Walter van Everdingen

De laatste weken is de armoedeproblematiek volop in het nieuws, onder andere via de G8-top in het Schotse Gleneagles en de diverse live8-concerten die daaraan voorafgingen. De nadruk ligt daarbij op de armoede en hongersnoden die heersen in Afrika. Dichter bij huis wordt er echter ook gesproken over armoede, onder andere over de armoede op het platteland. Die armoede heeft een heel andere dimensie dan in Afrika, maar kan voor de betrokkenen toch heel beknellend zijn. Buitenstaanders zien de boerderijen en de romantiek van het buiten wonen, schatten het kapitaal dat daar achter zit en komen er dan al gauw op uit dat het wel mee zal vallen. Voor nogal wat boeren valt die situatie echter niet mee.

Armoede, de definities

Om agrariër te zijn, is flink wat kapitaal nodig. De gemiddelde waarde van een landbouwbedrijf bedraagt ongeveer 1,6 miljoen euro, waarvan ruim 60% bestaat uit eigen vermogen. Indien het bedrijf is gericht op continuïteit, is dat kapitaal echter nodig om het inkomen te verwerven. Verkoop of veroudering leidt dan tot 'het opeten van het bedrijf', waardoor van continuïteit dus geen sprake meer is.

In 1999 heeft het LEI voor het Kritisch Landbouw Beraad, het Steunpunt Landelijke Boerinnen Belangen en de Werkgroep Kerken en Landbouw van de Raad van Kerken een onderzoek gedaan omtrent armoede in de landbouw. Daarin is als criterium het gezinsinkomen gekozen ten opzichte van een bepaalde minimumgrens, zonder rekening te houden met eigen vermogen. Het gaat dus meer om lage-inkomensproblematiek dan over armoede. De minimuminkomensgrens is gesteld op een niveau dat nog net voldoende is om een levensstandaard te realiseren die in de maatschappij als voldoende wordt ervaren. Als basis daarvoor dient het inkomen dat geldt voor de IOAZ-regeling (Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen). Het onderzoek van destijds is in 2001 al eens geactualiseerd en dat is nu, met ongeveer dezelfde methoden en technieken, maar met nieuwe data, opnieuw gedaan. Er is gewerkt met een driejaarsgemiddelde (2001-2003) van het inkomen van bedrijven, dat vergeleken is met de minimumgrens van ongeveer 22.000 euro per gezin. Ook de invloed van het inkomen dat buiten het bedrijf wordt behaald, is in het onderzoek in beeld gebracht.

Veel gezinnen onder de minimumgrens

Over alle land- en tuinbouwbedrijven gemeten valt 44% van de gezinnen met het gezinsinkomen uit bedrijf onder de minimumgrens. Een deel van die gezinnen weet dat bedrijfsinkomen met inkomsten van buiten het bedrijf voldoende aan te vullen om boven de grens uit te komen. Over het totaal inkomen gemeten blijft 29% van de gezinnen onder de gestelde grens (tabel 1). Dat percentage is gelijk aan het aandeel dat over de periode 1997-1999 werd berekend (zie

LEB 2001

). Vooral de varkenshouderij verkeerde in de periode 2001-2003 in zwaar weer. Het gemiddelde gezinsinkomen uit bedrijf was gemiddeld over deze jaren zelfs negatief. In 2004 is hun inkomen wel weer aangetrokken en ook 2005 is redelijk goed begonnen, zoals blijkt uit inkomensramingen en kwartaalrapportage, maar ze hebben wel moeilijke tijden met forse ontsparingen achter de rug. Akkerbouw- en glastuinbouwbedrijven scoren in 2004 duidelijk lagere inkomens dan in de onderzoeksperiode, waardoor de verwachting is dat het totale percentage gezinnen onder de minimumgrens voor een recentere periode (2002-2004) zeker niet lager zal liggen dan de genoemde 29%.

(2)

Actuele informatie over land- en tuinbouw

LEI, Agri-Monitor, juli 2005 pagina 2

Inkomen uit bedrijf afhankelijk van bedrijfsomvang

Het gezinsinkomen uit bedrijf is voor een belangrijk deel afhankelijk van de bedrijfsomvang. Met een klein bedrijf zal niet vaak een hoog inkomen worden gehaald, maar een groot bedrijf is niet per se een garantie voor een hoog inkomen. Tabel 2 geeft aan dat ongeveer twee van de drie kleinere bedrijven met het inkomen uit bedrijf onder de minimumgrens blijft. Dat aandeel is bij de middengrote en grote bedrijven lager, maar toch nog altijd één op de drie à vier. De varkensbedrijven springen in het oog met hoge percentages in alle grootteklassen, veroorzaakt door de zeer lage inkomens in de betreffende periode. Met name bij de kleinere bedrijven draagt het inkomen van buiten bedrijf sterk bij om boven de minimumgrens te komen. Kennelijk zijn veel van deze bedrijven erop ingesteld dat het bedrijf onvoldoende inkomen genereert. Gezien de arbeidsbehoefte op de bedrijfstypen, lenen de kleinere akkerbouw- en varkensbedrijven zich natuurlijk beter voor nevenactiviteiten dan bijvoorbeeld melkveebedrijven.

Tabel 1 Resultaten van enkele belangrijke bedrijfstypes (gemiddeld 2001-2003)

⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯ Akkerbouw- Melkvee- Varkens- Glastuin- Totaal bedrijven bedrijven bedrijven bouwbe- land- en

drijven tuinbouw

⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯ Totaal aantal gezinnen 9.700 26.200 4.900 7.800 77.100 Gezinnen per bedrijf 1,09 1,13 1,05 1,20 1,12 Resultaten (x 1.00 euro per gezin)

Gezinsinkomen uit bedrijf 27,5 41,5 -1,5 57,5 32,5 Inkomsten buiten bedrijf 9,0 7,5 11,0 2,0 7,0 Totaal gezinsinkomen 36,0 49,0 9,5 59,0 39,5

Besparingen 4,5 16,5 -27,0 7,0 4,0 Aandeel gezinnen onder minimumgrens (%)

- met gezinsinkomen uit bedrijf 52 31 78 24 44 - met totaal gezinsinkomen 37 18 69 19 29 ⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯- Bron: Bedrijven-Informatienet van het LEI.

Tabel 2 Percentage gezinnen per grootteklasse a) dat met het inkomen onder de minimumgrens blijft, per bedrijfstype (gemiddeld 2001-2003)

⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯

Akkerbouw- Melkvee- Varkens- Glastuin- Totaal bedrijven bedrijven bedrijven bouwbe- land- en

drijven tuinbouw

⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯ Gezinsinkomen uit bedrijf

Klein 70 59 83 26 65 Midden 28 23 78 13 32 Groot 9 12 69 27 24 Totaal gezinsinkomen Klein 48 35 66 20 38 Midden 24 15 78 13 26 Groot 9 3 63 23 20 ⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯⎯ Bron: Bedrijven-Informatienet van het LEI.

a) Als klassegrenzen is voor de tuinbouwbedrijven gerekend met 150 en 250 nge en voor de overige bedrijfstypen met 70 en 150 nge.

(3)

Actuele informatie over land- en tuinbouw

LEI, Agri-Monitor, juli 2005 pagina 3

De bedrijven hebben ieder een eigen manier om met de lage inkomens om te gaan. Soms wordt er beknibbeld op de gezinsbestedingen of wordt een beroep gedaan op het spaargeld, wat op korte termijn een overlevingsstrategie voor het gezin kan zijn. Bij andere bedrijven worden delen van het bedrijf verkocht, wordt niet meer geïnvesteerd in het bedrijf of wordt een groter beroep gedaan op externe financiers. De bedrijven die met het totaal gezinsinkomen onder de minimumgrens blijven, ontsparen gemiddeld 30.000 euro per bedrijf en zien de liquide middelen met 4.000 euro teruglopen. De continuïteitspositie van die bedrijven wordt daarmee wel aangetast.

Lage inkomens maar wel vermogen

Hierboven is al gemeld dat er beter gesproken kan worden van een lage-inkomensproblematiek dan van armoede. Ongeveer 60% van de bedrijven die met het totaal inkomen onder de minimumgrens blijven, heeft een eigen vermogen in het bedrijf vastgelegd van meer dan een half miljoen euro (figuur 1). Vooral bij de grondgebonden bedrijven hebben veel bedrijven relatief veel eigen vermogen.

Meer informatie:

PR 05-01

Landbouw-Economisch Bericht 2005

(paragraaf 7.6.2)

% ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;; ;;;; ;; ;; ;; ;; ;; ;; 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

akkerbouw melkvee varkens glastb totaal

>1000 500-1000 ; 250-500 ; ; <250

Figuur 1 Verdeling van bedrijven met een totaal inkomen onder de minimumgrens naar omvang van het eigen vermogen (x 1.000 euro) voor totaal land- en tuinbouw en enkele bedrijfstypen (2001-2003)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Na afl oop van deze termijn kan het bevoegd gezag binnen vier weken na een onvolledige aanvulling of een ongebruikte aanvullingstermijn de aanvraag buiten behandeling laten. Bij

• Het aanzicht vanaf de openbare weg aanzienlijk verbeteren, door de huidige 400m1 witte gekalkte glasgevel van 5 m hoog te vervangen voor 130m1 gevel met natuurlijke kleuren. •

Merk op: Omdat de tussentijden bij een Poisson-proces met intensiteit λ exponentieel verdeeld met parameter λ zijn en dus verwachtingswaarde λ 1 hebben, kunnen we uit de kennis van

Aantal markten of heterogeniteit van de markten hebben dus geen duidelijke zichtbare invloed op de middelen die gebruikt worden bij prognosticeren en verklaart daarmee niet waarom

Energiecoöperaties ontstaan tussen bur- gers die willen investeren in hernieuwbare energie maar er zelf niet de plaats voor hebben, en bedrijven die deze plaats wel ter

Van den Nagel: ‘Wij transporteren zowel eigen hout als hout van derden en hebben met onze vier stam- houtwagens passend transport beschikbaar voor zowel korthout als langhout..

Grotere flexibiliteit en vereenvoudiging van procedures Faciliteert het gebruik van ecologische en sociale criteria (incl. life cycle costing) bij de gunning van opdrachten..

Via het online dashboard krijg je inzicht in de maatregelen die voor jou wettelijk verplicht (basis) of financieel interessant (extra bij plus) zijn.. Via het online dashboard zie