H12: Zuren en basen
Doel Hoofdstuk
• Het behandelen van zuren en basen • Het kunnen rekenen met pH, pOH
Inhoud lessenreeks
• Les 1: H12.1 t/m H12.5 (blz. 159 t/m 169) • Les 2: H12.6 t/m H12.10 (blz. 169 t/m 173) • Les 3: H12.11 t/m H12.15 (blz. 173 t/m 181) • Les 4: H12.16 t/m H12.17 (blz. 181 t/m 185) • Les 5: uitloop / vragen
Benodigdheden les 1
• Smartphone
• Boek “MLO voor de chemie” • Schrif
Lesdoelen les 1
• De leerling kan aan het einde van de les:
• Aangeven wat een zuur of base is
• Aangeven welke pH’s er horen bij een zuur of base • Aangeven wat een zuur/basepaar is
Definities
• Zuur: een molecuul dat een proton kan afstaan.
• Vb: H2O -> H+ + OH
-• Base: een molecuul dat een proton kan opnemen. Hiervoor wordt
vaak een vrij elektronenpaar gebruikt.
• Vb: H2O + H+ -> H 3O+
Zuren (12.2)
• Enkele zuren kunnen meerdere protonen afstaan, zoals H2SO4:
• Reactie 1: H2SO4 + H2O → HSO4- + H3O+
• Reactie 2: HSO4- + H
2O → SO42- + H3O+
• Sommige basen kunnen meerdere protonen opnemen, zoals
Cu(OH)2.
• Reactie 1: Cu(OH)2 + H3O+ → CuOH+ + 2 H2O
Sterke zuren en basen
(Overnemen in schrif)
• Sterk zuur: • perchloorzuur, (waterstofperchloraat), HClO4 • zwavelzuur, (diwaterstofsulfaat), H2SO4 • chloorzuur, (waterstofchloraat), HClO3 • waterstofjodide, HI • waterstofbromide, HBr • zoutzuur, (waterstofchloride), HCl • salpeterzuur (waterstofnitraat), HNO3 • het hydronium-ion, H3O+ • Sterke base: • Natriumhydroxide (NaOH,de oplossing heet natronloog)
• Calciumhydroxide (Ca(OH)2,
de oplossing heet kalkwater)
• Bariumhydroxide (Ba(OH)2,
de oplossing heet barietwater)
• Kaliumhydroxide (KOH,
de oplossing heet kaliloog)
• natriumhydride (NaH), • natriumamide (NaNH2)
Geef oplosvergelijking van zuur/base in water
(Opstellen in schrif)
• Sterk zuur: • perchloorzuur, (waterstofperchloraat), HClO4 • zwavelzuur, (diwaterstofsulfaat), H2SO4 • chloorzuur, (waterstofchloraat), HClO3 • waterstofjodide, HI • waterstofbromide, HBr • zoutzuur, (waterstofchloride), HCl • salpeterzuur (waterstofnitraat), HNO3 • het hydronium-ion, H3O+ • Sterke base: • Natriumhydroxide (NaOH,de oplossing heet natronloog)
• Calciumhydroxide (Ca(OH)2,
de oplossing heet kalkwater)
• Bariumhydroxide (Ba(OH)2,
de oplossing heet barietwater)
• Kaliumhydroxide (KOH,
de oplossing heet kaliloog)
• natriumhydride (NaH), • natriumamide (NaNH2)
Benodigdheden les 2
• Rekenmachine • Smartphone
• Boek “MLO voor de chemie” • Schrif
Lesdoelen les 2
• De leerling kan aan het einde van de les:
• Vertellen wat het verband is tussen Kw en pH • Rekenen met waterevenwicht
Geconjugeerde zuren en basen
• Geconjugeerde zuurbase paar: Een zuur en base dat bij elkaar
hoort.
• Voorbeelden:
• H2SO4 / HSO4
-• Cu(OH)2 / CuOH+
• Meer koppels in tabel 12.3 (blz. 168)
Opdrachten maken / huiswerk
• Opdracht 1 (blz. 161) • Opdracht 2 (blz. 163) • Opdracht 3 (blz. 165) • Opdracht 4 (blz. 167)
Effecten sterk zuur op concentraties
• Kw = altijd 10-14.
• Stel: we voegen 0,001 mol HCl toe aan 1 L H2O.
Effect evenwicht?
• [H3O+] wordt 0,001 mol/L
• [OH-] kan berekend worden.
• Kw = [OH-] [H∙
3O+] = 1 10∙ -14
• Kw = [OH-] 0,001 = 1 10∙ ∙ -14
Effecten sterke base op concentraties
• Kw = altijd 10-14.
• Stel: we voegen 0,001 mol NaOH toe aan 1 L H2O.
Effect evenwicht?
• [OH-] wordt 0,001 mol/L
• [H3O+] kan berekend worden. • Kw = [OH-] [H∙ 3O+] = 1 10∙ -14 • Kw = 0,001 [H∙ 3O+] = 1 10∙ -14
Opdrachten maken
• Opdracht 5 (blz. 171) • Opdracht 6 (blz. 171)
Benodigdheden les 3
• rekenmachine
• Boek “MLO voor de chemie” • Schrif
Lesdoelen les 3
• De leerling kan aan het einde van de les:
• Rekenen met pH van verschillende oplossingen
Theorie vorige lessen
• Zuren kunnen (meerdere) protonen afstaan. • Basen kunnen (meerdere) protonen opnemen. • Kw = [OH-] [H∙
pH
• Wat is pH?
• Omdat de getallen erg klein zijn wordt de macht van 10 genomen • Als [H+]= 0,0001 dan geldt 0,0001 = 10 -4 dan pH = 4
•
Dus: [H
+] = 10
- pH•
Definitie: pH = - log [H
3O
+]= - log [H
+]
Voorbeelden pH-berekening (2 minuten)
• Formule: pH = - log [H3O+] • [H3O+] = 0,001 mol/L → pH = …. • [H3O+] = 1 10∙ -11 mol/L → pH = …. • [H3O+] = 1 10∙ -7 mol/L → pH = …. • [H3O+] = 6,1 10∙ -11 mol/L → pH = …. • [H3O+] = 6,1 10∙ -1 mol/L → pH = …. • [H3O+] = 4,1 10∙ -7 mol/L → pH = ….Voorbeelden pH
• [H3O+] = 0,001 mol/L → pH = - log (0,001) = 3,0 • [H3O+] = 1 10∙ -11 mol/L → pH = - log (1 10∙ -11)= 11,0 • [H3O+] = 1 10∙ -7 mol/L → pH = - log (1 10∙ -7) = 7,0 • [H3O+] = 6,1 10∙ -11 mol/L → pH = - log (6,1 10∙ -11) = 10,21 • [H3O+] = 6,1 10∙ -1 mol/L → pH = - log (6,1 10∙ -11) = 0,21 • [H3O+] = 4,1 10∙ -7 mol/L → pH = - log (4,1 10∙ -7) = 6,39pH naar [H
3O
+]
• pH = - log [H3O+] [H3O+] = 10-pH • pH = 3,0 -> [H3O+] = 0,001 mol/L ?? • pH = 11,0 -> [H3O+] = 1 10∙ -11 mol/L ?? • pH = 7,0 -> [H3O+] = 1 10∙ -7 mol/L • pH = 10,21 -> [H3O+] = 6,1 10∙ -11 mol/L ??Opdrachten maken / Huiswerk
• Opdracht 7 (blz. 173) • Opdracht 8 (blz. 173) • Opdracht 9 (blz. 173) • Opdracht 10 (blz. 173)
Regel
• ALS: pH = - log [H3O+]
• DAN: pOH = - log [OH-]
• DUS: pH + pOH = 14
WANT: - log Kw = - log 10-14 = 14
• Elke pH stap is een factor 10
• Bij 10x verdunnen 1 pH dichter naar pH = 7
Voorbeelden pOH
• [H3O+] = 0,001 mol/L → pH = - log (0,001) = 3,0
• [OH-] = 1 10∙ -11 mol/L → pOH = - log (1 10∙ -11)= 11,0
• [H3O+] = 1 10∙ -11 mol/L → pH = - log (1 10∙ -11)= 11,0
• [OH-] = 0,001 mol/L → pOH = - log (0,001) = 3,0
Opdrachten maken
• Opdracht 11 (blz. 174 ) • Opdracht 12 (blz. 175) • Opdracht 13 (blz. 175) • Opdracht 14 (blz. 175) • Opdracht 15 (blz. 175)Huiswerkcontrole
• Reden: vermoeden huiswerk niet maken • Huiswerk was:
• Alle opdrachten t/m opdracht 15
• Huiswerk niet af:
• Uit klas, na project alle opgaven hoofdstuk af!! • Handgeschreven samenvatting hoofdstuk 12.
Benodigdheden les 4
• Rekenmachine
• Boek “MLO voor de chemie” • Schrif
Lesdoelen les 4
• De leerling kan:
• Berekenen hoe een stof geneutraliseerd kan worden • Aangeven wat een amfolyt is.
Samenvatting 12.13
Stof Structuur Max concentratie Dichtheid Eigenschappen
Zwavelzuur H2SO4 98% (m/m) 1,84 g/ml Sterk vochtopnemend
Zwaarder dan water
Salpeterzuur HNO3 65% (m/m) 1,40 g/ml Ontleedt onder licht / oxiderend
Zoutzuur HCl 40% (m/m) max
36% (m/m) handel 1,19 g/mL
Gas bij kamertemperatuur Sterk bijtend
KOH / NaOH KOH /
NaOH
Hygroscopisch / warmte vrij bij oplossen / goed oplosbaar
Ammoniak NH3 25% (m/m) max 10% (m/m) huishoud Bestanddeel kunstmest huishoudmiddel Natrium-carbonaat Na2CO3 schoonmaakmiddel
Neutralisatie (12.15)
• Neutraliseren van zuur of base = pH naar 7,0 brengen • Hoe:
• pH lager dan 7 (dus zuur): toevoegen base aan oplossing • pH hoger dan 7 (dus base): toevoegen zuur aan oplossing
Maken opdracht
• Opdracht 16 (blz. 181) tijdens de les • Opdracht 17 (blz. 181)
• Opdracht 18 (blz. 181)
Amfolyt (12.16)
• Amfolyt = molecuul dat zowel zuur als basisch kan zijn. • Voorbeeld: HSO4
-• Reacties:
• H2O + HSO4- → SO42- + H3O+
-Opdrachten maken
• Opdracht 19 (blz. 182) tijdens de les • Opdracht 20 (blz. 182)
• Opdracht 21 (blz. 182) • Opdracht 22 (blz. 182)
Zwakke zuren en basen (12.17)
• Zwakke zuren: zuren waarvan niet 100% van alle moluculen
het proton afstaan.
• Voorbeeld azijnzuur pK= 4,77 is maar voor 4% gesplitst.
• Zwakke basen: basen die niet 100% protonen opnemen.
• Voorbeeld ijzerhydroxide
• Protolysegraad: fractie zuur of base, dat gesplitst is
Maken opdrachten
• Opdracht 23 (blz. 184) tijdens de les • Opdracht 24 (blz. 184)
• Opdracht 25 (blz. 184) • Opdracht 26 (blz. 184) • Opdracht 27 (blz. 184) • Opdracht 28 (blz. 185)
Les 5 (reserve)
• Extra opdrachten
• Sheets 40 – 44: Opdrachten
• Sheets 45 – 50: beantwoording opdracht
Bekend bij leerlingen
• De leerling kan nu:
• Aangeven wat een zuur of base is
• Aangeven welke pH’s er horen bij een zuur of base • Aangeven wat een zuur/basepaar is
• Triviale namen opnoemen van veelgebruikte sterke zuren en basen • Aangeven wat het verband is tussen Kw en pH
• Rekenen met waterevenwicht en pH
Extra combinatie opdrachten
• Een oplossing van 10 mmol HCN in 250 mL H2O kent een
protolysegraad van 10%. Wat is het pH?
• Een oplossing van 33 g CH3COOH in 100 mL H2O kent een
protolysegraad van 6,1*10-4. Wat is het pH?
• Een oplossing van 0,1 mol/L azijnzuur (CH3COOH) kent een pH van
3,45. Bereken de protolysegraad van azijnzuur.
• Bekend is dat een oplossing van 10 mmol HCN in 250 mL H2O een
Extra combinatie opdrachten
• Een oplossing van 2,5 mmol AgOH in 10 mL H2O kent een pH van
6,7. Bereken de protolysegraad.
• Gegeven is dat onder bepaalde omstandigheden het volgende geldt
van oplossen van 100 g H2SO4 in 1 L water.
• Koplos,1 = 100% en Koplos,2 = 25%
Bepaal het ontstane pH.
•
De oplossing hierboven wordt 2x verdund. Welke effect op
Een oplossing van 10 mmol HCN in 250 mL H
2O kent
een protolysegraad van 10%. Wat is het pH?
• Stap 1: de concentratie HCN bepalen
• c(HCN) = 10 / 250 = 0,04 mmol/mL = 0,04 mol/L
• Stap 2: concentratie H3O+ bepalen
• [H3O+] = 10% * 0,04 = 0,004 mol/L
• Stap 3: pH berekenen
Een oplossing van 33 g CH
3COOH in 100 mL H
2O kent
een protolysegraad van 6,1*10
-4. Wat is het pH?
• Stap 1: bereken aantal mol CH3COOH
• Mol CH3COOH = 33 / 60 = 0,55 mol
• Stap 1: de concentratie HCN bepalen
• c(HCN) = 0,55 / 0,1 = 5,5
• Stap 2: concentratie H3O+ bepalen
• [H3O+] = 6,1*10-4 * 5,5 = 0,0034 mol/L
• Stap 3: pH berekenen
Een oplossing van 0,1 mol/L azijnzuur (CH
3COOH) kent een
pH van 3,45. Bereken de protolysegraad van azijnzuur.
• Stap 1: [H3O+] bepalen
• [H3O+] = 10-3,45 = 3,55*10-4 mol/L
• Stap 2: protolysegraad berekenen
Bekend is dat een oplossing van 10 mmol HCN in 250 mL H
2O
een pH kent van 6,0 tijdens het experiment. Wat is de
protolysegraad?
• Stap 1: concentratie HCN bepalen
• c(HCN) = 10 / 250 = 0,004 mol/L
• Stap 2: [H3O+] bepalen
• [H3O+] = 10-6 mol/L
• Stap 3: protolysegraad berekenen
Een oplossing van 2,5 mmol AgOH in 10 mL H2O kent
een pH van 6,7. Bereken de protolysegraad.
• Stap 1: pOH bepalen
• pOH = pK – pH = 14 – 6,7 = 7,3
• Stap 2: Bepalen [OH-]
• [OH-] = 10-7,3 = 5,011*10-8 mol/L
• Stap 3: Bepalen [“AgOH”]
• 2,5 / 0,01 = 250 mol/L
• Stap 4: Bepalen protolysegraad
Gegeven is dat onder bepaalde omstandigheden het
volgende geldt van oplossen van 100 g H
2SO
4in 1 L water.
K
oplos,1= 100% en K
oplos,2= 25%
Bepaal het ontstane pH.
• Concentratie H2SO4 bepalen:
• (100 g / 98 g/mol) = 1,02 mol / 1L = 1,02 mol/L
• Concentratie H3O+ bepalen
• 1,25* 1,02 = 1,278 mol/L
• pH berekenen
De oplossing van pH = 3 wordt 2x verdund. Welk pH
ontstaat er? Herhaal dit 2x.
• pH = 3
• [H3O+]oud = 10 -3 mol/L
• [H3O+]
nieuw = oud / 2 = 0,0095 mol/L
• pH = - log (0,0005) = 3,3 • [H3O+]
nieuw = 0,0005 / 2 = 0,00025 mol/L
• pH = - log (0,00025 = 3,6 • Na nogmaals 2x verdunnen