• No results found

De fysiologie van acute schaamte : [en de differentiatie met de fysiologie van schuldgevoelens]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De fysiologie van acute schaamte : [en de differentiatie met de fysiologie van schuldgevoelens]"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Naam: Anita Nyari

Studentnummer: 5805910

Aantal woorden: 5401

Datum: 22-06-2014

(2)

Inhoud

Inhoud blz. 2

De fysiologie van acute schaamte

[en de differentiatie met de fysiologie van schuldgevoelens] blz. 3

De Fysiologie van schaamte blz. 8

De fysiologie van schuld en de differentiatie met schaamte blz. 12

Conclusie blz. 17

Literatuurlijst blz. 19

(3)

De fysiologie van acute schaamte

[en de differentiatie met de fysiologie van schuldgevoelens]

The nature of shame is to hide and sublimate and alienate the self. Shame comes from the conflict and fight between the integral and incomplete self. The quest for its nature brings about an ideological road from shame to truth, namely, the nutrition for the growth of soul in the shame and therefore, keeping the shame means protecting the soul. Shame promotes humanity and morality.

Shame is beauty and kindness.

- XIE Jin-song geciteerd door Yi-Feng & Da-en (2001).

Schaamte is een emotie die gerelateerd is aan ‘het zelf’ en wordt veroorzaakt door morele schendingen (aan ‘het zelf’ gericht), persoonlijke tekortkomingen of mislukkingen waarbij ‘het zelf’ wordt gezien als gebrekkig, minderwaardig of inadequaat (Gilbert, 1997). Negatieve zelfbeoordeling staat centraal in schaamte, maar alleen een negatieve beoordeling van ‘het zelf’ is niet genoeg. Schaamte komt tot stand wanneer de perceptie van een negatieve sociale evaluatie getransformeerd wordt in een negatieve beoordeling van ‘het zelf’ (Dickerson, Gruenewald & Kemeny, 2004). Over het nut van schaamte zijn diverse ideeën, waaronder de ideeën dat schaamte gedrag zou kunnen sturen, het lichaam zou kunnen immobiliseren als coping strategie en het zou kunnen helpen om een belangrijke sociale status te verkrijgen of te behouden. Tangley & Dearing (2002) zijn van mening dat schaamte het gedrag kan beïnvloeden. Wanneer ‘het zelf’ een negatieve beoordeling van ‘het zelf’ maakt, kan het daaruit volgende oordeel over ‘het zelf’, het gedrag sturen en beïnvloeden hoe we onszelf zien. Gedurende het leven is schaamte continue van invloed op gedrag in een

interpersoonlijke context. Aangezien evaluatie van ‘het zelf’ een belangrijke rol speelt bij schaamte, kan schaamte als een zelfbewuste emotie beschouwt worden.

(4)

Schaamte behoort tot de categorie van de zelfbewuste emoties, net zoals schuld, gegeneerdheid en trots. Dit zijn allemaal emoties die ontstaan in sociale relaties en gecreëerd worden door

gedachten over wat anderen van hen of van hun gedrag denken. Een negatieve beoordeling van gedrag of van ‘het zelf’ is essentieel voor schuld, schaamte en gegeneerdheid, terwijl positieve evaluatie leidt tot trots. De zelfbewuste emoties die voortkomen uit een negatieve beoordeling van ‘het zelf’, zijn vaak pijnlijke en intense emoties. Ze worden zelden bestudeerd in de fysiologie, dus er zijn niet veel studies die de biologische correlaties met zelfbewuste emoties onderzoeken. Uit de studies die wel gedaan zijn komt onder andere naar voren dat schaamte geassocieerd kan worden met veranderingen in het immuunsysteem en cortisol (Dickerson, 2012).

Eén van de eerste studies die naar de fysiologie van schaamte is gedaan is de studie van Maccurdy in 1930. Hij heeft een poging gewaagd om schaamte te verklaren aan de hand van fysiologische verschijnselen. Volgens de theorie van Maccurdy is het ervaren van schaamte een instinct om dekking te zoeken. Blozen zag hij als bewijs hiervan, omdat er bij blozen meer bloed naar het gezicht stroomt. Dit zou vervolgens leiden tot een daling van de bloeddruk en tot een langzamere hartslag waardoor het lichaam in een soort van gechoqueerde toestand gebracht wordt. Met blozen zou de balans verschuiven van het sympathische zenuwstelsel naar het parasympatische

zenuwstelsel. Dit suggereert een fysieke staat van inactiviteit waardoor iemand de neiging krijgt tot immobiliteit in plaats van vechten of agressie (Maccurdy, 1930).

Een andere theorie is de Social Self Preservation Theory (SSPT) van Gruenewald, Kemeny, Aziz & Fahey (2004). Deze theorie gaat er vanuit dat als iemands sociale beeld of status in diskrediet gebracht kan worden, er een specifieke set van psychologische en fysiologische reacties wordt geactiveerd. Er komt dan een toename in gevoelens van minderwaardig zijn, afname in sociale eigenwaarde en een toename in cortisol. Ze beargumenteren dat mensen sociale dieren zijn, waardoor ze fundamentele motivaties bezitten om ergens bij te horen en door anderen

geaccepteerd te worden. Iemands status kan een rol spelen in de verdeling van sociale en fysieke 4

(5)

bronnen. Dit leidt tot het belang van ‘een positief sociaal zelf’ bereiken of behouden. Dit kan een belangrijk menselijk motief zijn dat weerspiegelt wordt door specifieke psychologische en

fysiologische systemen. Eén van deze fysiologische systemen, die betrokken is bij het ondersteunen van ‘het sociale zelf’, is de HPA-as.

Om dit te onderzoeken hebben Gruenewald, Kemeny, Aziz & Fahey (2004) proefpersonen gemanipuleerd door ze “stressvolle” (spreek- en wiskundetaken) activiteiten te laten doen met of zonder publiek. In de conditie met publiek was er sprake van een sociale evaluatie. Vervolgens is er gekeken of een toename in cortisol waarschijnlijker is in de sociaal-evaluatieve situatie dan in de sociale situatie zonder evaluatie. In lijn met hun verwachtingen was er in de sociale situatie met evaluatie meer subjectieve schaamte en minder sociale eigenwaarde na het experiment dan in de sociale situatie zonder evaluatie. Dit is gemeten met behulp van vragenlijsten die de proefpersonen moesten invullen. Er was in tegenstelling tot hun verwachtingen geen toename van cortisol in de conditie met sociale evaluatie ten opzichte van de conditie zonder sociale evaluatie. Daarentegen bleek wel dat er een grotere cortisol toename was voor proefpersonen met een grotere toename in schaamte en een grotere afname in de sociale eigenwaarde ten opzichte van de proefpersonen waarbij er een mindere toename in schaamtegevoelens was en een minder grote afname in de sociale eigenwaarde, ongeacht de conditie. Dit suggereert dat de sterkte waarmee de negatieve emoties ervaren werden, een grotere invloed heeft op de toename in cortisol dan het aan- of afwezig zijn van sociale evaluatie. Schaamte kan leiden tot een toename in cortisol. Dit zou kunnen

betekenen dat schaamte fysiologisch reacties teweeg brengt en dat deze fysiologische reacties wellicht gemeten kunnen worden. Als schaamte fysiologisch gemeten kan worden, dan kan dit gezien worden als een objectieve maat voor schaamte, terwijl zelfrapportage op vragenlijsten die schaamte meten beschouwt kunnen worden als een subjectieve maat van schaamte.

Er is ook een meta-analytisch onderzoek gedaan naar veranderingen in cortisol bij bedreigingen van het ‘sociale zelf’ door Dickerson, Gruenewald & Kemeny (2004). Zij hebben bij 208 laboratorium 5

(6)

onderzoeken met acute stressoren getest of bedreigingen van ‘het sociale zelf’ geassocieerd kunnen worden met veranderingen in cortisol. Hieruit kwam naar voren dat taken waarin anderen een prestatie negatief konden beoordelen geassocieerd werden met hogere cortisol reacties ten opzichte van taken zonder sociaal-evaluatief component. De cortisol reacties werden nog meer verhoogd als de sociaal-evaluatieve bedreiging samen ging met ongecontroleerdheid waarin deelnemers geen succes hadden ongeacht hun inzet. Dit suggereert dat situaties waarin ‘het sociale zelf’ bedreigd wordt, een toename in het cortisol kan veroorzaken. Subjectieve schaamte en cortisol kunnen twee delen van een gecoördineerde reactie zijn op een bedreiging van ‘het sociale zelf’. Dit ondersteunt wat er al eerder is besproken aan de hand van Dickerson (2012) , namelijk dat er biologische correlaten zijn met het ervaren van schaamte.

Tangley & Dearing (2002) wijzen nog eens op het belang van deze biologische correlaten. Subjectieve schaamte is moeilijk te meten, omdat het ten eerste een intern fenomeen is wat niet direct observeerbaar is en ten tweede weten mensen vaak niet duidelijk het verschil tussen het ervaren van schaamte en het ervaren van schuldgevoelens. Aangezien subjectieve schaamte en schuldgevoelens meestal gemeten worden aan de hand van vragenlijsten, is het de vraag hoe betrouwbaar de uitkomsten zijn. Als schaamte objectief gemeten kan worden aan de hand van biologische correlaten dan is deze data waarschijnlijk veel betrouwbaarder dan de data die verkregen wordt door middel van vragenlijsten. Rüsch, Corrigan, Bohus, Jacob, Brueck & Lieb (2007) hebben geprobeerd om twee vragenlijsten te valideren die zouden moeten differentiëren tussen het ervaren van schaamte en het ervaren van schuldgevoelens bij gezonde vrouwen en vrouwen met borderline persoonlijkheidsstoornis. De resultaten van dit onderzoek waren niet eenduidig. Eén van de

vragenlijsten die ze onderzochten werkte wel om te differentiëren tussen het ervaren van schaamte en schuldgevoelens in gezonde vrouwen, maar voor de vrouwen met een

borderlinepersoonlijkheidsstoornis werkte het maar gedeeltelijk. De tweede vragenlijst liet nog minder discriminerende validiteit zien tussen het ervaren van schaamte en schuldgevoelens in beide

(7)

groepen. Als schaamte fysiologisch gemeten kan worden dan is dit wellicht ook een makkelijkere methode om schaamte te meten in individuen met pathologie dan dit proberen te meten via vragenlijsten. Het is dan natuurlijk wel een voorwaarde dat de fysiologie van schaamte

gedifferentieerd kan worden van de fysiologie van gerelateerde emoties, zoals schuldgevoelens.

Iedereen kent de negatieve emoties die gepaard gaan met schaamte, vroeg of laat krijgt iedereen met schaamte te maken. Er is ook al veel bekend over schaamte als trait, ofwel de neiging tot zich schamen (Mills, 2005), maar wat gebeurt er nu eigenlijk op het moment dat we ons schamen en waarom is het belangrijk om dit te weten? Als schaamte fysiologisch gemeten kan worden dan is dit waarschijnlijk meer betrouwbaar dan data die verkregen wordt via een vragenlijst. Daarnaast kan het fysiologisch meten van schaamte ook een uitkomst zijn bij mensen met pathologie. Voor hen kan het moeilijker zijn om een vragenlijst (eerlijk) in te vullen of te begrijpen. Dit zorgt er ook voor dat er geen vragenlijsten ontwikkelt hoeven te worden om de subjectieve schaamte te kunnen meten bij specifieke subgroepen van de bevolking (mensen met pathologie, ouderen, soldaten etc). Dickerson, Kemeny, Aziz, Kim & Fahey (2004) hebben een meer fysiologische benadering voor het belang van kennis over wat er gebeurt bij acute schaamte. Zij geven aan dat chronische blootstelling aan bedreigingen van het sociale zelf, zoals constant afgewezen worden, een constante trigger kan leveren aan het immuunsysteem. Dit kan leiden tot gezondheidsproblemen en een hogere kans op ziektes. Ook op mentaal gebied is er een gevolg gevonden voor het ervaren van acute schaamte door Kõlves, Ide & De Leo (2011). Ze hebben vragenlijsten afgenomen bij 288 mannen en 142 vrouwen die een relatiebreuk ondervonden in 18 maanden vooraf aan de studie. In de vragenlijsten werd gekeken naar schaamte als trait, maar ook naar acute schaamte, mentale gezondheidsproblemen en suïcide. Hieruit kwam naar voren dat er een significante correlatie is tussen acute schaamte en suïcide in gescheiden mannen en vrouwen, maar de correlatie voor gescheiden vrouwen was significant lager dan de correlatie voor gescheiden mannen. Dit betekent dat hoe meer een gescheiden man zich schaamde vanwege de relatiebreuk, des te meer suïcidale gedachten diegene had. Het is duidelijk

(8)

dat het ervaren van acute schaamte serieuze problematiek met zich mee kan brengen. Door beter te begrijpen hoe acute schaamte werkt en welke fysiologische processen in het lichaam plaats vinden als iemand schaamte ervaart, des te beter de problematiek die acute schaamte met zich meebrengt aangepakt kan worden.

Er zijn verschillende theorieën over schaamte besproken, er is een meta-analytisch onderzoek besproken en er is ingegaan op het belang van de fysiologie van schaamte. Nu is er natuurlijk nog steeds de vraag wat precies de fysiologie van schaamte is. In dit onderzoek zal er gekeken worden naar wat er de laatste 10 jaar is gevonden met betrekking tot de fysiologie van schaamte. Daarnaast zal er in dit onderzoek ook gekeken worden naar of de fysiologie van schuld anders is dan de fysiologie van schaamte. Aangezien subjectieve schaamte en schuld allebei tot de zelfbewuste emoties behoren en deze emoties lastig van elkaar te scheiden zijn, is het de vraag of de gevonden fysiologische reacties van het immuunsysteem en cortisol wel schaamte specifiek zijn.

De Fysiologie van schaamte

Dickerson, Gruenewald & Kemeny (2004) beargumenteren dat bedreigingen voor het sociale zelf (eigenwaarde, status en acceptatie) vergezeld gaan met een specifieke set van psychologische en fysieke reacties. Waaronder toename in subjectieve schaamte, proinflammatory cytokine (PIC) activatie en cortisol. Om te begrijpen hoe subjectieve schaamte PIC activatie en cortisol beïnvloedt, wordt er eerst gekeken naar wat PIC en cortisol zijn.

Cytokines zijn mediatoren van het immuunsysteem. Het zijn chemische communicatie moleculen die vrijgelaten worden van immuun cellen en die vervolgens de functie van andere cellen kunnen veranderen. Cytokines spelen een belangrijke rol in cel-naar-cel communicatie tussen componenten van het immuunsysteem. Ze worden geproduceerd door lymfocyten en monocyten/macrofagen en ze hebben verschillende functies, waaronder het promoten van celgroei, het promoten van lokale reacties in weefsel en het onderdrukken van virale replicatie. Een subset van cytokines die

(9)

proinflammatory cytokines (PIC) worden genoemd, initiëren en onderhouden de ontstekingsreacties. Een ontsteking is een gecoördineerde lichamelijke reactie op weefsel beschadiging, of een pathogene infectie waarin immuuncellen en hun producten betrokken worden. De immuuncellen en hun

producten komen bij de geïnfecteerde gebieden, vernietigen daar het organisme en repareren het beschadigde weefsel.

Cortisol is een hormoon dat het eindproduct is van activatie van de hypothalamic-pituitary-adrencortical (HPA) axis. Cortisol heeft effect op verschillende fysiologische systemen, bijvoorbeeld op het metabolisme. Cortisol kan opgeslagen energie vrij laten, waardoor er brandstof voor het lichaam verstrekt wordt. Het kan ook aspecten van het immuun systeem inhibitiëren en het zorgt ervoor dat het sympathische zenuwstelsel effectief functioneert. Het HPA systeem kan geactiveerd worden als reactie op bepaalde stressvolle omstandigheden. Dit wordt als adaptief gezien, omdat cortisol energiebronnen kan mobiliseren en andere fysiologische systemen kan activeren die noodzakelijk zijn om een bedreiging te boven komen.

Er is een complexe dynamische interactie tussen PIC en cortisol. Terwijl cortisol de PIC productie kan inhibitiëren, kunnen PIC de HPA as activeren. Daarnaast kunnen beide systemen geactiveerd worden door andere reacties, waaronder reacties van het sympathische zenuwstelsel. Er kunnen dus tegelijkertijd verhogingen optreden in PIC en HPA activiteit. Er kan een co-activatie zijn als reactie op een infectie of fysieke bedreiging. Maar wat betekent dit voor het ervaren van schaamte? Inaga, Muscatell, Irwin, Cole & Eisenberger (2012) hebben hier een antwoord op. Zij hebben onderzoek gedaan naar de invloed van onstekingsprocessen in het lichaam op de amygdala en op sociaal

terugtrekkend gedrag. Proefpersonen werden willekeurig toegewezen tot een conditie waarin ze een placebo of een lage dosis van endotoxine kregen. Endotoxine verhoogt de activiteit van

ontstekingsprocessen in het lichaam. Dit werd gemeten door de hoeveelheid PIC in het bloedafnames vast te stellen. Daarnaast werden er ook vragenlijsten afgenomen om sociale

disconnectie te meten en werd er een fMRI (functional Magnetic Resonance Imaging – methode om 9

(10)

hersenactiviteit zichtbaar te maken via magneetvelden) scan gemaakt om amygdala activiteit te observeren. De proefpersonen kregen neutrale afbeeldingen of sociaal bedreigende afbeeldingen te zien. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat endotoxine leidde tot een grotere activiteit in de

amygdala als reactie op sociaal bedreigende afbeeldingen ten opzichte van neutrale afbeeldingen. De verhoogde amygdala activiteit in proefpersonen die endotoxinen toegediend hebben gekregen, kon geassocieerd worden met verhoogde gevoelens van sociale disconnectie. Dit suggereert dat de amygdala sociaal terugtrekkend gedrag kan promoten bij ontstekingsprocessen in het lichaam. Kortom: het ervaren van schaamte kan geassocieerd worden met een toename in PIC (Dickerson, Gruenewald & Kemeny, 2004); een toename in PIC kan geassocieerd worden met een verhoogde activiteit in de amygdala; en een verhoogde activiteit in de amygdala kan geassocieerd worden met verhoogde gevoelens van sociale disconnectie (Inaga et al., 2012). Dit suggereert dat PIC activatie tot terugtrekkend gedrag kan leiden, gedrag wat vaak geobserveerd wordt als iemand zich schaamt. Cortisol zou dit mogelijk kunnen ondersteunen door bijvoorbeeld energie vrij te maken voor terugtrekking van de (sociaal) bedreigende situatie.

Dickerson et al. (2004) hebben ook onderzoek gedaan naar immunologische effecten bij

schaamte. In tegenstelling tot het voorgaande besproken onderzoeken keken ze niet naar cortisol en PIC bij een situatie waarin ‘het sociale zelf’ mogelijk bedreigd werd, maar keken ze specifiek naar deze fysiologische effecten bij schaamte. Om de immunologie te onderzoeken hebben ze zich gericht op de ontstekingsremmende reacties van het lichaam. Er waren twee markers uitgezocht voor de immuun activatie: 1) Een ontstekingsremmende cytokine (gemeten via “sTNF_RII”) die geactiveerd wordt door macrophages en een belangrijke rol speelt in het op gang brengen van

ontstekingsremmende processen en 2) “_2M”, een microglobule. Verhoogde niveaus van _2M kunnen wijzen op een verhoogde activiteit van lymphocyten en monocyten. Er werd ook gekeken naar cortisol, omdat cytokinen de HPA as activeren. Daarnaast worden cortisol niveau’s verhoogd bij

(11)

affectieve stoornissen en als reactie op bedreigende situaties. Alle markers konden gemakkelijk bepaald worden via speeksel.

Proefpersonen moesten aan emotioneel traumatische ervaringen uit het verleden denken in het laboratorium op drie verschillende dagen. De proefpersonen moesten schrijven over een emotioneel traumatische ervaring waarvan ze zichzelf de schuld gaven of een neutrale ervaring, afhankelijk van de conditie. In overeenstemming met de verwachtingen bleek dat subjectieve schaamte toenam wanneer proefpersonen moesten schrijven over een ervaring waarvan ze zichzelf de schuld gaven. Er was ook een toename in “sTNF_RII”, maar in tegenstelling tot de verwachtingen was er geen

toename van “_2M” of cortisol. Wellicht werd “_2M” niet beïnvloed in tegenstelling tot “sTNF_RII”, omdat de procedures verschillende klassen van immuuncellen activeerden. Op de eerste dag was er wel een afname in cortisol, maar op de tweede en derde dag was er geen verschil. Dit kan verklaard worden doordat de proefpersonen op de eerste dag nog niet wisten wat er van hen verwacht werd, dus waren ze voor aanvang van het experiment nerveus en was er een verhoogd niveau van de baseline cortisol. Het was opvallend dat er bij dit onderzoek grofweg evenveel schaamte als schuldgevoel werd gerapporteerd. Dit kan komen doordat de proefpersonen geen gespecificeerde instructies kregen om een ervaring te kiezen die geassocieerd werd met schaamte of met

schuldgevoelens.

Schaamte is een emotie die gepaard gaat met specifieke fysiologische effecten, waarbij PIC geactiveerd wordt en cortisol verhoogd wordt. Dit kan verklaard worden doordat PIC activatie kan functioneren om tot terugtrekkend gedrag aan te zetten. Dit kan adaptief zijn om aan een situatie te ontkomen waarbij ‘het sociale zelf’ bedreigd wordt. Hoewel Dickerson et al. (2004) geen effect van schaamte op cortisol hebben gevonden, kan dit verklaard worden door meetruis. Op de eerste dag was er wel een verhoging van cortisol, maar bij de tweede en derde dag niet. Op de eerste dag wisten proefpersonen nog niet wat er ging gebeuren waardoor ze zenuwachtig hadden kunnen zijn en dit had voor een verhoging van cortisol kunnen zorgen. Dit kan ervoor gezorgd hebben dat er een

(12)

te hoge baseline voor cortisol gemeten is. Bij dit onderzoek was het ook opvallend dat er niet alleen subjectieve schaamte is gemeten, maar dat er ook net zoveel schuldgevoelens werden

gerapporteerd. Dit effect kan ontstaan zijn doordat de proefpersonen geen specifieke instructies hadden om een schaamtevolle gebeurtenis in te beelden. Ze kregen de instructie om een

gebeurtenis in te beelden waarvan ze zichzelf verweten. Dit ondersteunt wat Tangley & Dearing (2002) en Rüsch et al. (2007) ook al aangaven, namelijk dat subjectieve schaamte en schuldgevoelens lastig van elkaar te differentiëren zijn. Kan dit door middel van de fysiologie van schaamte en

schuldgevoelens wel gedaan worden?

De fysiologie van schuld en de differentiatie met schaamte

In het bovenstaande onderzoek van Dickerson et al. (2004) hebben ze niet alleen naar PIC activatie en cortisol bij subjectieve schaamte gekeken, maar ook naar deze fysiologische effecten bij schuldgevoelens. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat schuldgevoelens geen verhoging van PIC activatie of cortisol veroorzaken. Aangezien dit onderzoek zich richtte op het ervaren van schaamte, is er niet uitgebreid naar het ervaren van schuldgevoelens gekeken.

Een ander onderzoek dat het ervaren van schuldgevoelens en schaamte met elkaar vergeleken heeft, is het onderzoek van Michl, Meindl, Meister, Born, Engel, Reiser & Hennig-Fast (2014). Zij hebben het onderzoek van Takahashi et al. (2004) (waarop later dieper ingegaan wordt) aangepast om emotie specifieke verschillen in de hersenactiviteit te onderzoeken. Tijdens een fMRI scan kregen proefpersonen een schaamte gerelateerde, een schuld gerelateerde of een neutrale zin te lezen. Vervolgens werd er bij deze proefpersonen de hersenactiviteit onderzocht. Beide emoties werden geassocieerd met activiteit in de temporale kwab. Voor schaamte was dit in the anterior cingulate cortex en parahippocampal gyrus. Voor schuld was dit in de fusiform gyrus en midden temporal gyrus. Uit de contrast vergelijkingen kwam naar voren dat in de schaamte min schuld vergelijking, er

(13)

een grotere activiteit in de medial en inferior frontaal kwab is gerelateerd aan schaamte. In de schuld min schaamte conditie kwam en grotere activiteit in de amygdala en insula naar voren, gerelateerd aan schuld. Er was meer activatie in de rechter hemisfeer (bilaterale parahippocampal gyrus, rechter rectal en rechter inferior en medial frontal gyrus) bij de schaamte conditie dan bij de schuldconditie, terwijl er bij de schuldconditie minder neurale activiteit was in beide hemisferen ten opzichte van de schaamteconditie. De verminderde neurale activiteit was voornamelijk te zien in de rechter fusiform gyrus, de linker midden temporale gyrus, het rechter deel van de insula en de amygdala. Er waren specifieke activatie patronen in de schaamte- en schuldconditie, welke verschilden van de neutrale conditie. De verschillen in hersenactivatie tijdens het ervaren van schuld of schaamte, suggereert dat de fysiologie van schuld gedifferentieert kan worden van de fysiologie van schaamte.

Shin, Dougherty, Orr, Pitman, Lasko, Macklin, Alpert, Fishman & Rauch (2000) hebben specifiek schuldgevoelens onderzocht met een PET (Position Emission Tomografie – Door het toedienen van radioactieve suiker kan de verandering van stofwisseling in cellen zichtbaar worden gemaakt in de hersenen) scan en een script-driven imagery paradigm om de neurale correlaties van de

vergankelijke emotionele ervaring van schuld te bestuderen. In het script-driven imagery paradigm kregen de proefpersonen geluidsopnames te horen met hun beschrijvingen van persoonlijke

gebeurtenissen en werd hen gevraagd om deze gebeurtenissen en de daarbij behorende emoties zo levendig mogelijk te herinneren. Deze gebeurtenissen werden of specifiek geassocieerd met schuld of met geen enkele specifieke emotie. Vergeleken met de neutrale conditie, werd de schuldconditie geassocieerd met regional cerebral blood flow (rCBF) in drie paralimbische gebieden; bilateral anterior temporal poles, anterior cingulate gyrus, left anterior insular cortex en de inferior frontal cortex. Er werd ook een deactivatie gevonden in de posterior gebieden van de insular cortex tijdens de schuldconditie. Hoewel de bloedcirculatie niet toenam in precies dezelfde hersengebieden als waar Michl et al. (2014) activatie zagen, rapporteerden beide onderzoeken wel een deactivatie of vermindering in bloedtoename in de insula. Bij schaamtegevoelens vond dit niet plaats volgens Michl

(14)

et al. (2014). Dit versterkt de bewering dat schuldgevoelens andere hersenprocessen activeren dan schaamtegevoelens. Een verklaring voor de overige verschillen is dat ze tot stand kunnen zijn gekomen door de verschillende condities in beide onderzoeken. In het onderzoek van Michl et al. (2014) is er een conditie van schuldgevoelens met een conditie van schaamtegevoelens vergeleken. Bij Shin et al. (2000) is er een schuldconditie met een neutrale conditie vergeleken. De verschillende meetinstrumenten (fMRI vs. PET) kunnen natuurlijk ook bijgedragen hebben aan de verschillen.

Een ander fMRI onderzoek is het onderzoek van Wagner, N’Diaye, Ethofer &Vuilleumier (2011). Ook zij hebben schuldgevoelens met schaamte vergeleken. Om de relevante emoties op te wekken tijdens het onderzoek werd een autobiografisch memory paradigm gebruikt, waarin proefpersonen tijdens een fMRI scan gebeurtenissen uit hun verleden herleefden die geassocieerd waren met gevoelens van schuld of schaamte. In de resultaten van dit onderzoek kwam naar voren dat de orbifrontale cortex (OFC) betrokken is bij het verwerken van schuld gerelateerde emoties. Om wat specifieker te zijn een rechts lateraal gebied in de OFC werd geactiveerd bij schuld ten opzichte van schaamte. Het opmerkelijke hieraan is dat hetzelfde gebied in verband kon worden gebracht met individuele scores op de trait van schuldgevoelens. Dit wil zeggen dat hoe meer proefpersonen aangaven dat ze geneigd waren naar het ervaren van schuldgevoelens in het alledaagse leven des te meer het rechtse gebied van OFC gebruikt werd in situaties waar schuld kan ontstaan ten opzichte van andere emotionele situaties zoals schaamte. Er is ook bewijs gevonden voor een schuld geassocieerde activatie in ventromediale prefrontale cortex (VMPFC), maar ditzelfde effect werd gevonden bij bedroefdheid. Dit suggereert een meer algemene rol van de VMPFC in het sociaal-affectief verwerken dan de OFC, omdat de activatie VMPFC niet schuld specifiek is. de Net zoals bij het onderzoek van Shin et al. (2000) is er in dit onderzoek een dominante activatie van

schuldgevoelens in de anterior insula en temporal poles gevonden vergeleken met een neutrale conditie, maar vanwege het nauwe verwantschap van schuldgevoelens met schaamte, werden in het onderzoek van Shin et al. (2000) niet alleen de schuldgevoelens herleefd, maar bleek uit de

(15)

vragenlijsten dat er ook sterke gevoelens van schaamte naar voren kwamen. Dit zou ervoor kunnen zorgen dat het gevonden patroon van hersenactivatie eigenlijk de activatie van andere emoties reflecteert wanneer het alleen vergeleken wordt met een neutrale conditie. In dit onderzoek werd de activatie van de anterior insula en temporal poles niet alleen gevonden bij schuldgevoelens, maar ook bij schaamte en bedroefdheid vergeleken met de neutrale conditie, maar niet in direct contrast van schuld met schaamte en bedroefdheid. Dit suggereert dat de anterior insula en de temporal pole betrokken zijn bij het sociaal-affectief verwerken van emoties, maar niet specifiek zijn voor het verwerken van schuld gerelateerde emoties. Bij een directe vergelijking tussen activaties in de hersenen tussen schuld en schaamte blijkt dat veel gebieden overlappen of volledig ongerelateerd aan elkaar zijn. Bij de vergelijking tussen de neutrale conditie en schuld of schaamteconditie blijkt dat alle hersengebieden die geactiveerd werden door schuld, ook geactiveerd werden door schaamte.

Er is een ander onderzoek geweest die niet alleen naar hersenactivatie bij schuldgevoelens heeft gekeken, maar ook naar hersenactivatie bij een andere gerelateerde emotie, namelijk

gegeneerdheid. Takahashi, Yahata, Koeda, Matsuda, Asai & Okubo (2004) hebben met hun

onderzoek met een fMRI scan gekeken naar hersenactiviteit die geassocieerd wordt met beoordeling van schuld en gegeneerdheid, tijdens een emotionele beoordelingstaak. In de emotionele

beoordelingstaak kregen proefpersonen korte zinnen te zien. Deze zinnen waren schuld gerelateerd, gegeneerd gerelateerd of neutraal. Er werd niet geprobeerd om een emotionele staat van schuld of gegeneerdheid te creëren, omdat Takahashi et al. (2004) van mening zijn dat het moeilijk is om een emotionele staat in iemand tot stand te brengen en om de situatie dusdanig te controleren dat er geen andere emoties dan schuld en gegeneerdheid ontstaan. Deze onderzoeksmethode is

vergelijkbaar met de methode die Michl et al. (2014) gebruikt hebben, terwijl Shin et al. (2000) en Wagner et al. (2011) juist gebruik hebben gemaakt van het induceren van een emotionele staat bij hun proefpersonen. Uit het onderzoek van Takahashi et al. (2004) komt naar voren dat zowel de schuldconditie als de gegeneerdheid conditie ten opzichte van de neutrale conditie een hogere

(16)

activiteit hebben in de gebieden die geassocieerd worden als de gebieden van sociale cognitie van de ToM. Dit zijn de medial prefrontal cortex (MPFC), left posterior superior temoral sulcus (SPS) en de visuele cortex. Bij het contrast tussen de gegeneerdheid conditie en de neutral conditie komt naar voren dat er een meer verspreide activatie is in de linker temporale cortex (anterior en midden), de rechter temporale cortex (anterior), linker OFC en linker hippocampus.

Zowel schaamte als schuld hebben veel fysiologische reacties gemeen in de hersenen, maar er zijn ook veel verschillen. Schaamte en schuldgevoelens kunnen fysiologisch gedifferentieerd worden. Beide gevoelens worden geassocieerd met hersenactiviteit in de temporale kwab. Voor schaamte is dit in de anterior cingulate cortex en parahippocampal gyrus. Voor schuld is dit in de fusiform gyrus en midden temporal gyrus. Bij contrast vergelijkingen heeft schaamte een grotere activiteit in de medial en inferior frontaal kwab dan bij schuld. Bij het ervaren van schuldgevoelens is er een grotere activteit in de amygdala en insula en meer activatie in de rechter hemisfeer dan bij het ervaren van schaamte. Bij het ervaren van schuldgevoelens wordt ook minder neurale activiteit gezien dan bij het ervaren van schaamtegevoelens. Shin et al. (2000) hebben tijdens het ervaren van schuldgevoelens een toename gevonden van rCBF in drie paralimbische gebieden, deze gebieden komen niet overeen met activatie bij schuldgevoelens bij andere onderzoeken. Ze vonden een deactivatie in de posterior gebieden van de insular cortex tijdens de schuldconditie. Deze deactivatie komt overeen met het onderzoek van Michl et al. (2014). Aangezien dit bij schaamte niet plaats vindt, is dit een aanwijzing dat schuldgevoelens anders in de hersenen verwerkt worden dan schaamtegevoelens. De inconsistentie bevindingen kunnen verklaard worden door het gebruik van verschillende meetinstrumenten (fMRI vs PET). Bij een directe vergelijking van de hersenactivatie tijdens het ervaren van schaamte of het ervaren van schuldgevoelens blijkt dat veel gebieden overlappen of volledig ongerelateerd aan elkaar zijn. Dit lijkt te suggereren dat ondanks dat er veel overeenkomsten zijn, er ook veel verschillen zijn in hersenactivatie tijdens het ervaren van schaamte of schuldgevoelens. Dit suggereert dat er verschillende hersenprocessen ten grondslag liggen aan het

(17)

ervaren van schaamte of schuldgevoelens, dus moet het mogelijk zijn om deze emoties fysiologisch van elkaar te differentiëren. Dit is van belang, omdat het moeilijk is om deze emoties op basis van vragenlijsten van elkaar te differentiëren (Rüsch et al., 2007), dus zou fysiologisch meten een uitkomst kunnen bieden voor dit probleem.

Conclusie

Het ervaren van schaamte gaat gepaard met een aantal specifieke fysiologische reacties waaronder reacties van het immuunsysteem, cortisol en hersenactivatie. De verhoging van PIC en cortisol tijdens het ervaren van schaamte wordt niet gevonden bij het ervaren van schuldgevoelens. De hersenactivatie tijdens het ervaren van schaamte is anders dan de hersenactivatie tijdens het ervaren van schuldgevoelens, dus deze emoties kunnen fysiologisch gezien van elkaar

gedifferentieerd worden. Schaamte kan ontstaan wanneer een kern aspect van ‘het zelf’ wordt beoordeeld als defect, inferieur of inadequaat. Dit kan adaptief zijn om aan een situatie te ontkomen waarbij ‘het sociale zelf’ bedreigd wordt. Dit kan de fysiologische reacties van een activatie in PIC en sTNF_RII mogelijk verklaren. Deze reactie van het immuunsysteem (alsof er een ontsteking is) kan ervoor zorgen dat iemand zich wilt terugtrekken, hetzelfde gedrag dat iemand neigt te vertonen als diegene zich schaamt. Het HPA systeem lijkt hier ook aan bij te dragen. Het HPA systeem produceert het hormoon cortisol en cortisol kan ervoor zorgen dat energiebronnen in het lichaam vrij komen om het lichaam van brandstof te voorzien. Dit kan een terugtrekkende of vlucht reactie ondersteunen. PIC en cortisol zouden kunnen samenwerken om het lichaam in een fysieke toestand te brengen waarin het neigt tot vluchten. Schaamte zou een copingsmechanisme kunnen zijn om ‘het sociale zelf’ te beschermen.

Aangezien subjectieve schaamte en schuld nauw met elkaar verbonden zijn, is het de vraag of de fysiologische reacties wel schaamte specifiek zijn of ook activeren bij schuldgevoelens. Als er gekeken

(18)

wordt naar hersenactiviteit tijdens het ervaren van deze emoties komt er naar voren dat zowel schaamte als schuld worden geassocieerd met hersenactiviteit in de temporale kwab. Voor schaamte is dit in de anterior cingulate cortex en parahippocampal gyrus. Voor schuld is dit in de fusiform gyrus en midden temporal gyrus. Bij het ervaren van schaamtegevoelens is er een grotere activiteit in de medial en inferior frontaal kwab dan bij het ervaren van schuldgevoelens. Bij het ervaren van schuldgevoelens is er een grotere activiteit in de amygdala en insula en meer activatie in de rechter hemisfeer dan bij het ervaren van schaamtegevoelens. Er wordt ook minder neurale activiteit gezien tijdens het ervaren van schuldgevoelens dan bij het ervaren van schaamtegevoelens. Ten opzichte van het ervaren van schaamtegevoelens werd bij schuldgevoelens ook het rechtse lateral gebied in de OFC geactiveerd. Hoewel veel hersengebieden bij zowel schaamte als bij schuld geactiveerd worden, hebben beide emoties ook verschillen in de hersenactivatie. Dit lijkt erop te wijzen dat schaamte en schuld fysiologisch gezien van elkaar gedifferentieerd kunnen worden.

Er kunnen een aantal kanttekeningen geplaatst worden bij de conclusies die getrokken zijn uit de onderzoeken in dit literatuuroverzicht. Alle onderzoeken hadden een kleine steekproef. Het kan zo zijn dat de kleine steekproef niet representatief is voor de populatie, waardoor het onderzoek niet te generaliseren is naar de populatie toe. De onderzoeken hebben echter wel veel overeenkomsten gevonden wat betreft PIC, cortisol en hersenactivatie. Dit maakt het waarschijnlijker dat ondanks de kleine samples, de bevindingen wel te generaliseren zijn naar de “normale bevolking” toe.

De grootste beperking in dit literatuuroverzicht is echter dat er geen groot overkoepelend onderzoek is dat de fysiologie tijdens het ervaren van schaamte vergelijkt met de fysiologie van een andere gerelateerde emotie. Hoewel er een aantal onderzoeken zijn die hersenactiviteit bij zowel schaamte als schuld geobserveerd hebben, zijn er geen andere fysiologische reacties gemeten zoals hartslag, bloeddruk, of huidgeleiding. Hierdoor zijn de vergelijkingen op het gebied van fysiologie tussen schaamte, schuld en gegeneerdheid heel erg beperkt. Een onderzoek dat niet alleen de hersenactiviteit observeert bij het ervaren van schaamte of schuldgevoelens, maar waarbij ook de

(19)

hartslag, bloeddruk of huidgeleiding, zal veel duidelijkheid geven over in welke mate de fysiologische reacties emotiespecifiek zijn.

Het is van belang om meer onderzoek te doen naar de fysiologische reacties bij acute schaamte, omdat er bewijs is dat schaamte effect heeft op het immuunsysteem. Deze effecten zijn misschien adaptief op de korte termijn om bijvoorbeeld te ontkomen aan een sociale bedreiging, maar als het immuunsysteem via schaamte chronisch geprikkeld wordt, dan kan dit negatieve gevolgen hebben voor de gezondheid op de lange termijn.

Literatuurlijst

Dickerson, S. S. (2012). Physiological Correlates of Self-Conscious Emotions.In Segerstrom, S. The Oxford Handbook of Psychoneuroimmunology (pp 79 – 91). Oxford University Press, Inc.

Dickerson, S. S., Kemeny, M. E., Aziz, N., Kim, K. H. & Fahey, J. L. (2004). Immunological Effects of Induced Shame and Guilt. Psychosomatic Medicine. 66, 124 – 131.

Dickerson, S. S., Gruenewald, T. L. & Kemeny, M. E. (2004). When the Social Self Is Threatened: Shame, Physiology, and Health. Journal of Personality. 72, 6, 1191 – 1216.

Gilbert, P. (1997). The evolution of social attractiveness and its role in shame, humiliation, guilt, and therapy. British Journal of Medical Psychology. 70, 113 – 147.

Gruenewald, T. L., Kemeny, M. E., Aziz, N. & Fahey, J. L. (2004). Acute Threat to the Social Self: Shame, Social Self-esteem, and Cortisol Activity. Psychosomatic Medicine. 66, 915 – 924.

Inaga, T. K., Muscatell, K. A., Irwin, M. R., Cole, S. W. & Eisenberger, N. I. (2012). Inflammation selectively enhances amygdala activity to socially threatening images. NeuroImage. 59, 3222 – 3226.

(20)

Kõlves, K., Ide, N. & De Leo, D. (2011). Marital breakdown, shame, and suicidality in men: A direct link? Suicide and Life-Threatening Behavior. 41, 2, 149 – 159.

Lewis, H. B. (1971). Shame and guilt in neurosis. New York: International Universities Press.

Maccurdy, J. T. (1930). The Biological Significance of Blushing and Shame. British Journal of Psychology. 21, 2, 174 – 183.

Michl, P., Meindl, T., Meister, F., Born, C., Engel, R. R., Reiser, M. & Hennig-Fast, K. (2014). Neurobiological underpinnings of shame and guilt: a pilot fMRI study. Scan. 9, 150 – 157.

Mills, R. S. L. (2005). Taking stock of the developmental literature on shame. Developmental Review. 25, 26 – 63.

Rüsch, N., Corrigan, P. W., Bohus, M., Jacob, G. A., Brueck, R. & Lieb, K. (2007) Measuring shame and guilt by self-report questionnaires: A validation study. Psychiatry Research. 150, 313 – 325.

Shin, L. M., Dougherty, D. D., Orr, S. P., Pitman, R. K., Lasko, M., Macklin, M. L., Alpert, N. M., Fischman, A. J. & Rauch, S. L. (2000). Activation of Anterior Paralimbic Structures during Guilt-Related Script-Driven Imagery. Society of Biological Psychiaty. 48, 43 – 50.

Takahashi, H., Yahata, N., Koeda, M., Matsuda, T., Asai, K. & Okubo, Y. (2004). Brain activation associated with evaluative processes of guilt and embarrassment: an fMRI study. NeuroImage. 23, 967 – 974.

Tangley, J. P. & Dearing, R. L. (2002). Shame and Guilt. Guilford press, Inc.

Wagner, U., N’Diaye, K., Ethofer, T. & Vuilleumier, P. (2011). Guilt-Specific Processing in the Prefrontal Cortex. Cerebral Cortex. 21, 2461 – 2470.

(21)

Yi-Feng, D & Da-en, D. (2001). Further Discussion on the Poetic Value of Chen Yingue’s Commentary on Tang Poems. Journal of Baoji College and Science. 01.

(22)

Onderzoeksvoorstel

Naam: Anita Nyari

Studentnummer: 5805910

Aantal woorden: 2081

Datum: 22-06-2014

(23)

Inhoud

Inhoud blz. 2

De fysiologische reacties van acute schaamte bij dominante en onderdanige mensen. blz. 3

Inleiding blz. 3 Onderzoeksmethode blz. 5 - Proefpersonen blz. 5 - Materialen blz. 6 - Procedure blz. 7 Data analyse blz. 8

Interpretatie van de mogelijke resultaten blz. 9

Literatuurlijst blz. 10

(24)

De fysiologische reacties van acute schaamte bij dominante en

onderdanige mensen.

Dit onderzoeksvoorstel gaat over de fysiologische reacties bij acute schaamte. Er zal gekeken worden of deze reacties anders zijn voor meer dominante mensen ten opzichte van meer

onderdanige mensen. Dit leidt tot de onderzoeksvraag: Welke fysiologische reacties vinden plaats bij acute schaamte en zijn deze reacties anders voor meer dominante mensen ten opzichte van meer onderdanige mensen?

Inleiding

Schaamte is een emotie die iedereen in meer of mindere mate in zijn of haar leven zal ervaren. Volgens Gilbert is schaamte een emotie die wordt veroorzaakt door morele schendingen aan ‘het zelf’, persoonlijke tekortkomingen of mislukkingen waarbij ‘het zelf’ wordt gezien als gebrekkig, minderwaardig of inadequaat (Gilbert, 1997). Negatieve zelfbeoordeling staat centraal in schaamte, maar alleen een negatieve beoordeling van ‘het zelf’ is niet genoeg. Schaamte komt tot stand wanneer de perceptie van een negatieve sociale evaluatie getransformeerd wordt in een negatieve beoordeling van ‘het zelf’ (Dickerson, Gruenewald & Kemeny, 2004). Schaamte wordt meestal ervaren als een onprettige emotie en het chronisch ervaren van deze emotie kan in verband worden gebracht met gezondheidsproblematiek (Dickerson, Gruenewald & Kemeny, 2004). Toch is er tot op het heden nog steeds niet veel bekend over wat er met het lichaam gebeurd op het moment dat iemand zich schaamt. Uit de onderzoeken die wel gedaan zijn naar de fysiologie van acute schaamte, komt onder andere naar voren dat schaamte geassocieerd kan worden met veranderingen in het immuunsysteem en cortisol (Dickerson, 2012; Dickerson, Gruenewald & Kemeny 2004). De veranderingen in het immuunsysteem en cortisol zullen hieronder besproken worden.

(25)

Wat betreft het immuunsysteem is er gevonden dat schaamte tot een verhoogde activatie van proinflammatory cytokine (PIC) kunnen leiden. PIC initiëren en onderhouden de ontstekingsreacties in het lichaam. Een ontsteking is een gecoördineerde lichamelijke reactie op weefsel beschadiging, of een pathogene infectie waarin immuuncellen en hun producten betrokken worden. De

immuuncellen en hun producten komen bij de geïnfecteerde gebieden, vernietigen daar het organisme en repareren het beschadigde weefsel (Dickerson, Gruenewald & Kemeny, 2004). Inaga, Muscatell, Irwin, Cole & Eisenberger (2012) hebben gevonden dat schaamte geassocieerd kan worden met een toename in PIC; PIC kan geassocieerd worden met een verhoogde activiteit in de amygdala; en de amygdala kan weer geassocieerd worden met verhoogde gevoelens van sociale disconnectie. Dit suggereert dat PIC activatie tot terugtrekkend gedrag kan leiden, gedrag wat vaak geobserveerd wordt als iemand zich schaamt.

Cortisol is een hormoon dat het eindproduct is van activatie van de hypothalamic-pituitary-adrencortical (HPA) axis. Cortisol heeft effect op verschillende fysiologische systemen, bijvoorbeeld op het metabolisme. Cortisol kan opgeslagen energie vrij laten, waardoor er brandstof voor het lichaam verstrekt wordt. Deze HPA as speelt een belangrijke rol in de Social Self Preservation Theory (SSPT) van Gruenewald, Kemeny, Aziz & Fahey (2004). Volgens hen is de HPA as een fysiologisch systeem dat onder andere het sociale zelf ondersteunt. Bijvoorbeeld door het lichaam van brandstof te voorzien op het moment dat iemand zich in een sociaal bedreigende situatie bevind en hieruit wilt terug trekken. Volgens de SSPT komt er een toename in gevoelens van minderwaardig zijn, afname in sociale eigenwaarde en een toename in cortisol op het moment dat iemands sociale beeld of status in diskrediet gebracht wordt. Mensen zijn sociale dieren: ze bezitten motivaties om ergens bij te horen en door anderen geaccepteerd te worden. Iemands status is een belangrijke voorspeller voor de verdeling van sociale en fysieke bronnen.

Ook bij primaten is er onderzoek gedaan naar hun sociale status en fysiologische effecten die geassocieerd konden worden met deze sociale status. Onderzoek met primaten heeft aangetoond

(26)

dat primaten met een lagere status een hoger niveau van cortisol en andere hormonen hebben dan hun meer dominante soortgenoten met een hogere sociale status. Daarnaast is er ook bewijs dat bedreigingen gericht aan het primaat tot een hogere activatie van proinflammatory cytokine (PIC) kunnen leiden. Deze reacties zijn bij primaten ook gecorreleerd aan onderdanig gedrag. Hoe onderdaniger een primaat of dier is des te meer PIC activatie er gevonden wordt bij een bedreiging. Er is geopperd dat onderdanig gedrag in primaten wellicht een primitieve voorganger is van

schaamte in mensen (Dickerson, 2012).

Op het eerste gezicht lijkt het mogelijk dat onderdanig gedrag bij primaten dezelfde functie heeft als schaamte bij mensen. Beide leiden tot een verhoging in PIC en cortisol en kunnen

terugtrekkend gedrag promoten als interpersoonlijk copingsmechanisme om escalatie van een conflict te voorkomen, maar is er ook een verschil in het ervaren van schaamte tussen dominante en onderdanige mensen? Kortom: Welke fysiologische reacties vinden plaats bij acute schaamte en zijn deze reacties anders voor meer dominante mensen ten opzichte van meer onderdanige mensen?

Onderzoeksmethode

Proefpersonen

Met behulp van G*Power is er een analyse uitgevoerd om het aantal proefpersonen te

berekenen die nodig zijn om voldoende power te krijgen voor de data analyses. De data output van het onderzoek zal berekend worden met een aantal t-test, dus in G*Power is bij “Test family” t-tests ingevuld. Er is gekozen voor een a priori power analyse met α = .05, eenzijdig (one-tailed) getest. Als effect size is er 0.8 gekozen, wat gelijk staat aan een groot effect. Een effect size van 0.8 betekent dat de score van een gemiddelde proefpersoon in de experimentele conditie 0.8 standaarddeviaties afwijkt de score van een gemiddelde persoon in de controle conditie, dus de score van een gemiddelde persoon in de experimentele conditie is hoger dan de scores van 79% van de

(27)

proefpersonen in de controle conditie. Er is voor deze effect size gekozen, omdat het dan vrij zeker is dat er in de experimentele conditie een effect is ten opzichte van de controle conditie. Uit de analyse met G*power komt naar voren dat er 35 proefpersonen per conditie nodig zijn om een power te krijgen die voldoende groot is om een betrouwbaar effect te kunnen vinden. Aangezien er een beschamende en neutrale conditie is en er alleen gekeken wordt naar verschillen tussen dominante en onderdanige proefpersonen binnen de beschamende conditie, zijn er 140 proefpersonen nodig. Hiervan zullen 70 proefpersonen in de beschamende conditie geplaatst worden, waarvan 35 proefpersonen dominant beschouwt worden en 35 proefpersonen onderdanig beschouwt worden. Als proefpersonen worden er studenten geworven op de Universiteit van Amsterdam. Voor de eerstejaars studenten is onderzoeksdeelname een verplicht onderdeel van de propedeuse waarvoor ze 20 proefpersoonpunten moeten verdienen. Studenten worden geworven via het Digitaal

Proefpersoonuren Management Systeem (DPMS) of kunnen binnenlopen in de onderzoeksruimte. De deelnemers krijgen naar keuze 1 proefpersoonpunt of een beloning van €10,- voor hun deelname aan het onderzoek. De proefpersonen worden willekeurig toegewezen aan de beschamende of neutrale conditie.

Materialen

Er wordt gebruik gemaakt van drie ruimtes met een tafel en stoel. Deze ruimtes worden gebruikt om de vragenlijsten af te nemen. Alle ruimtes zien er hetzelfde uit. Er worden drie ruimtes gebruikt in plaats van één, zodat er drie proefpersonen tegelijkertijd getest kunnen worden en de

proefpersonen niet hoeven te wachten totdat een andere proefpersoon klaar is. Verder worden er drie vragenlijsten gebruikt:

1) Een Nederlandse versie van de “Questionaire of Individual differences in Dominance-submissiveness” wordt gebruikt om te meten hoe dominant de proefpersonen zijn. Deze vragenlijst bestaat uit 48 items die dominantie en onderdanigheid meten (Bijvoorbeeld: “Ik

(28)

heb meer controle over anderen, dan dat anderen over mij hebben.”). De 48 items kunnen beoordeeld worden op een 9-punts schaal die loopt van +4 (heel erg mee eens), naar 0 (niet mee eens, niet mee ons), naar -4 (heel erg mee oneens). De totale range van deze vragenlijst loopt van 192 naar -192. Bij een score van 192 wordt iemand als erg dominant beschouwt en bij een score van -192 wordt iemand als erg onderdanig beschouwt. Deze vragenlijst heeft een hoge interne consistentie met een Kuder-Richardson formule 20 coëfficiënt die gelijk is aan .95 ( Mehrabian & Hines, 1978).

2) Een Nederlandse versie van de “Experiential Shame Scales” wordt gebruikt als

manipulatiecontrole om te meten hoeveel subjectieve schaamte proefpersonen op dat moment ervaren. Er is voor deze vragenlijst gekozen, omdat deze vragenlijs alleen de state schaamte meet en niet de trait schaamte. Deze vragenlijst bestaat uit 11 items (Bijvoorbeeld: “Ik wil me verstoppen.”) die gescoord worden op een 9-punts schaal die loopt van 1 (heel erg mee eens) tot 9 (heel erg niet mee eens). De totale reikwijdte van deze vragenlijst loopt van 11 tot 99. Hoe hoger iemand scoort op deze vragenlijst, des te meer diegene zich schaamt op dat moment. Deze vragenlijst heeft een hoge interne consistentie met een Cronbach’s alfa van .72.

3) Er wordt een exit vragenlijst afgenomen waarin naar sekse, leeftijd etc. van de proefpersonen wordt gevraagd (Bijvoorbeeld: “Heb je serieus aan dit onderzoek meegedaan?”).

Procedure

Het experiment wordt uitgevoerd op twee afzonderlijke dagen en wordt uitgespreid over een timeframe van twee weken. In de eerste week worden de studenten geworven en wordt er alleen de Nederlandse versie van de “Questionaire of Individual differences in Dominance-submissiveness” afgenomen. Het afnemen van deze vragenlijst van 48 items zal ongeveer 30 minuten duren. Alle proefpersonen met een positieve score (0 tot 192) op deze vragenlijst worden bij de categorie

(29)

dominant ingedeeld, terwijl alle proefpersonen met een negatieve score (-1 tot -192) bij de categorie onderdanig worden ingedeeld. Bij beide categorieën wordt 50% van de proefpersonen willekeurig in de beschamende conditie ingedeeld en 50% van de proefpersonen in de neutrale conditie.

In de tweede week krijgen de proefpersonen een instructie te lezen waarin staat dat ze gedurende 20 minuten over een beschamende persoonlijke gebeurtenis of over een willekeurige persoonlijke gebeurtenis, afhankelijk van de conditie, moeten schrijven. Hierbij wordt de

proefpersonen gevraagd om zich de gebeurtenis zo realistisch mogelijk in te beelden. Na afloop van de schrijfopdracht wordt er een exit-vragenlijst en een manipulatiecontrole afgenomen. Als

manipulatiecontrole wordt Een Nederlandse versie van de “Experiential Shame Scales” afgenomen. Als de proefpersonen klaar zijn kunnen ze terug gaan naar het laboratorium waar de

experimentleider een speekselmonster zal afnemen. De speekselmonsters zullen getest worden op cortisol en PIC. Hierna ontvangen proefpersonen een debriefing. De gehele procedure zal ongeveer 30 minuten in beslag nemen. Als het experiment klaar is kunnen proefpersonen aangeven wat voor vergoeding ze willen voor hun deelname. Een financiële vergoeding of een studiepunt.

Proefpersonen die het experiment niet volledig afronden krijgen ook geen vergoeding. Wel staat proefpersonen vrij om op ieder moment te stoppen met het experiment. Dit zal hen ook vooraf verteld worden.

Data analyse

De data kan met t-toetsen geanalyseerd worden. Om te controleren of de manipulatie succesvol is geweest zullen de scores op de ESS van de beschamende conditie en de neutrale conditie met elkaar vergeleken worden met een t-toets. De scores op de ESS in de beschamende conditie horen significant hoger te zijn dan de scores op de ESS in de neutrale conditie. Om de onderzoeksvraag te beantwoorden zullen er in de beschamende conditie de groepen dominant en onderdanig met elkaar

(30)

Schaamte

vergeleken worden met twee t-toetsen. De eerste t-toets kijkt of cortisol significant hoger is bij onderdanige proefpersonen in de beschamende conditie dan bij dominante proefpersonen in de beschamende conditie. De tweede t-toets kijkt of PIC activatie in de beschamende conditie hoger is bij onderdanige proefpersonen dan bij dominante proefpersonen in de beschamende conditie.

Interpretatie van de mogelijke resultaten

Figuur 1. Het theoretisch schema van de beschamende conditie die hoort bij de onderzoeksvraag.

Ik verwacht dat in de beschamende conditie er een verhoging van PIC activatie en cortisol zal zijn en dat dit effect groter is voor de onderdanige proefpersonen dan voor de dominante

proefpersonen. In Figuur 1. zijn deze verwachtingen schematisch weergegeven. Als dit effect wordt gevonden dan betekend dit dat schaamte beïnvloed wordt door de mate van dominantie. Hoe onderdaniger iemand is, des te meer schaamte diegene ervaart en des te meer PIC activatie en verhoging van cortisol gevonden kan worden.

Cortisol PIC activatie Gemeten door ESS. Gemeten in speeksel. Gemeten in speeksel. Onderdanig 30

(31)

Als dit effect niet wordt gevonden kan er iets mis zijn gegaan bij het uitvoeren van het onderzoek (meetruis, op een verkeerde manier geoperationaliseerd etc.) of is er geen verschil in het ervaren van schaamte tussen dominante en onderdanige mensen. Als er een omgekeerd effect wordt gevonden, dus als er meer cortisol en een hogere PIC activatie wordt gevonden bij de dominante proefpersonen ten opzichte van de onderdanige proefpersonen in de beschamende conditie dan draagt dit nog steeds iets bij aan het begrijpen van schaamte. Wellicht dat dominantie schaamte beïnvloed, omdat het voor dominante mensen belangrijker is om hun sociale status te behouden, dus op het moment dat deze sociale status bedreigt wordt ervaren ze meer schaamte dan onderdanige mensen.

Schaamte zou kunnen functioneren als copingsmechanisme om het sociale zelf te beschermen.

Literatuurlijst

Dickerson, S. S. (2012). Physiological Correlates of Self-Conscious Emotions.In Segerstrom, S. The Oxford Handbook of Psychoneuroimmunology (pp 79 – 91). Oxford University Press, Inc.

Dickerson, S. S., Gruenewald, T. L. & Kemeny, M. E. (2004). When the Social Self Is Threatened: Shame, Physiology, and Health. Journal of Personality. 72, 6, 1191 – 1216.

Gilbert, P. (1997). The evolution of social attractiveness and its role in shame, humiliation, guilt, and therapy. British Journal of Medical Psychology. 70, 113 – 147.

Gruenewald, T. L., Kemeny, M. E., Aziz, N. & Fahey, J. L. (2004). Acute Threat to the Social Self: Shame, Social Self-esteem, and Cortisol Activity. Psychosomatic Medicine. 66, 915 – 924.

Inaga, T. K., Muscatell, K. A., Irwin, M. R., Cole, S. W. & Eisenberger, N. I. (2012). Inflammation selectively enhances amygdala activity to socially threatening images. NeuroImage. 59, 3222 – 3226.

Mehrabian, A. & Hines, M. (1978). A Questionnaire Measure of Individual Differences in Dominance-Submissiveness. Educational and Psychological Measurement. 38, 479 – 484.

(32)

Turner, J. E. (2014). Researching State Shame With the Experiential Shame Scale. The Journal of Psychology: Interdisciplinary and Applied. 5, 577 – 601.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dat nu dan toch de stilte wordt verbroken, is vooral het gevolg van de omstandigheid dat de nazaten van de slaven niet meer ver weg wonen, maar voor het eerst duidelijk aanwezig zijn

De scheiding tussen kerk en staat, die het eigenlijke, op de achtergrond liggende thema van het recente debat leek te vormen, kan nooit betekenen dat kerkelijke

De legalisering van euthanasie is lovenswaardig en de wetgever heeft goed nagedacht over de voorwaarden vervat in de wet, maar het kan nooit de bedoeling zijn geweest om van

Zoals gezegd, die harmonie is een front. Dat er achter een front andere realiteiten schuil kun- nen gaan is maar al te bekend. Ook bij de Dogon is dat het geval. Er zijn spanningen

White children were drawn into a form of mass schooling, while black children were not fully incorporated, a feature reflecting the segregationist strategy which

al (2012) dat mensen die denken dat stress een negatief effect op hun gezondheid heeft meer kans op een vroegtijdig overlijden hebben dan mensen die dit niet denken. Maar

Samengevat lijkt het dat de kwaliteit van de hechting gevolgen heeft voor de later sociaal-emotionele ontwikkeling. Onveilige hechting wordt door verschillende onderzoekers in

onderzocht doordat een geschreven tekst, een communicatie-uiting wordt bestudeerd. Doordat in de teksten geschreven wordt over een persoonlijke ervaring met schaamte kan ook meer