• No results found

De collectieve identiteit in de Anti-Zwarte Piet beweging : de frames van Anti-Zwarte Piet leden met diverse achtergronden die actie hebben gevoerd in Gouda

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De collectieve identiteit in de Anti-Zwarte Piet beweging : de frames van Anti-Zwarte Piet leden met diverse achtergronden die actie hebben gevoerd in Gouda"

Copied!
40
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De collectieve identiteit in de Anti-Zwarte Piet

beweging

De frames van Anti-Zwarte Piet leden met diverse achtergronden die actie hebben gevoerd in Gouda

Naam: Florence Na

Studentnummer: 10289194

Onderzoeksontwerp bachelorscriptie Sociologie

Scriptiebegeleiders: Sander van Haperen & Justus Uitermark Datum: 17 juni 2015

(2)

2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave ... 2 Samenvatting ... 4 1. Inleiding ... 5 1.1 Probleemstelling ... 6 2. Theoretisch kader ... 8 2.1. Framen ... 8

2.2. Collectieve actie frames ... 12

3. Methodologie ... 14 3.1. Respondenten ... 14 3.2. Interview ... 15 3.3. Operationalisering ... 15 4. Analyse ... 17 4.1. Injustice frame ... 18 4.2. Agency ... 24 4.3. Identiteit ... 26 5. Conclusie ... 31 6. Discussie ... 34 6.1. Representativiteit ... 34 6.2. Validiteit ... 35

(3)

3 6.3. Betrouwbaarheid ... 36 7. Bijlage ... 37 7.1. Topiclijst ... 37 7.2. Vragenlijst ... 38 8. Literatuur ... 39

(4)

4 Samenvatting

In deze scriptie heb ik onderzoek gedaan naar de vraag: “Hoe komt de collectieve identiteit van de Anti-Zwarte Piet beweging tot stand? Hierbij heb ik me gericht op mensen die actie hebben gevoerd tijdens de nationale Sinterklaas intocht in Gouda vorig jaar. In dit onderzoek stond de theorie van Gamson centraal, waarbij gekeken is naar het ‘onrecht frame’, ‘agentschap frame’ en ‘identiteitsframe’. Met behulp van semigestructureerde interviews is getracht inzicht te krijgen in deze frames bij tien respondenten. Uit de resultaten is gebleken dat er duidelijk sprake is van een onrechtframe, waarbij Zwarte Piet over het algemeen gezien wordt als een vorm van racisme. De respondenten hebben zowel verschillen als overeenkomsten in de benadering van wat als onrechtvaardig wordt gezien. Echter hangen de verschillende invalshoeken met elkaar samen. Daarnaast is er ook duidelijk agentschap aanwezig bij de respondenten. Er is duidelijk een geloof aanwezig dat de acties tot veranderingen leiden en uiteindelijk tot de afschaffing van de huidige figuur Zwarte Piet. Tot slot is gekeken naar het identiteitsframe, waar de meeste verschillen in uitkomsten zijn gevonden. Hieruit bleek dat er ook respondenten zijn die zich niet verbonden voelen met een organisatie, terwijl weer andere respondenten zich verbonden voelen op verschillende niveaus, van organisatie tot een gevoel van solidariteit. Ondanks de verschillen in verbondenheid op organisatorisch, beweging en solidair niveau bij de respondenten, had dit niet veel effect op het gevoel van verbondenheid bij de demonstratie in Gouda. De sterkste bindingsfactor is op dat moment het gezamenlijk doel dat de respondenten hebben. Daarnaast spelen de heftige emoties ook een belangrijke rol in het gevoel van verbondenheid op het moment van actievoeren.

(5)

5 1. Inleiding

Het zou niemand ontgaan zijn, de ophef over het zwartepietendebat, die in oktober 2013 los barstte. Volgens tegenstanders van Zwarte Piet, is het zwarte gezicht voortgekomen uit het koloniale slavenverleden en daarmee een uiting van racisme tegenover zwarte mensen, terwijl voorstanders van Zwarte Piet voornamelijk als argument geven dat het een Nederlandse traditie is. Er zijn verschillende organisaties die zich inzetten in de strijd tegen Zwarte Piet, onder meer ‘Zwarte Piet is Racisme’, ‘Zwarte Piet Niet’, ‘Nederland Wordt Beter’ en ‘New Urban Collective’. Zij organiseren debatten en demonstraties voor een Sinterklaasfeest zonder Zwarte Piet (Zwarte Piet Niet, 2014). Een demonstratie die zij samen organiseerden en die mijn aandacht heeft getrokken is de “Kick Out Zwarte Piet demonstratie” op 15 november 2014. Op deze dag voerde de actiegroep een stilteprotest tijdens de Sinterklaas intocht in Gouda. Dat er mensen met een Surinaamse en/of Afrikaanse afkomst demonstreren tegen Zwarte Piet, kan verklaard worden doordat zij zich direct of indirect gediscrimineerd voelen met de kleur van Zwarte Piet en het feit dat het afstamt van de slavernij. Zo bevestigt Antropoloog Helsloot (2007) dat Zwarte Piet is voortgekomen uit het negentiende-eeuwse idee dat zwarte mensen het beste een dienende rol kunnen hebben in de maatschappij. De organisatie ‘Zwarte Piet Niet’ en ‘Zwarte Piet is Racisme’ stellen dan ook dat Zwarte Piet een racistische stereotypering is van de zwarte mens en dat de verschijning refereert naar de Nederlandse geschiedenis van kolonialisme en slavernij (Zwarte Piet Niet, 2014, Zwarte Piet is Racisme, 2011). Echter viel bij het bekijken van de verslaglegging van de “Kick Out Zwarte Piet demonstratie” van Kevin Roberson op, dat binnen de actiegroep een brede diversiteit bestaat onder de leden. Zo beschreef Roberson de samenstelling van de actiegroep als volgt: “wetenschappers, ondernemers, studenten, rappers, zwart, wit en alle kleuren ertussen” (Roberson, 2014). Vooral het laatste heeft mijn aandacht getrokken, aangezien de zwartepietenkwestie in de media vooral als probleem van de “zwarte mensen” wordt neergezet. Titels als “Surinamers en Antilianen willen wél verandering” (Een Vandaag, 2014) en “Overgrote meerderheid (83%) Nederlanders wil Zwarte Piet niet aanpassen” (The Post Online, 2014) dragen bij aan die gedachte. Echter is in de documentaire te zien dat er tussen de grotendeels ‘zwarte Nederlanders’, ook mensen met een niet-Afrikaanse achtergrond meedoen aan het protest (Roberson, 2014). Een bekende Nederlander die aanwezig was is Sunny Bergman. Zij is met de actiegroep meegereisd om verslag te doen voor haar documentaire ‘Zwart als roet’. Of zij op die dag als journalist meeging of actievoerder, is niet duidelijk geworden uit de documentaire, maar wat wel vast staat is dat zij als blanke

(6)

6

Nederlander tegen het uiterlijk van Zwarte Piet is (Hee, 2014). Zij is één van de bezwaarmakers in de rechtszaak tegen Zwarte Piet en ze is actief betrokken bij collectieve acties, zoals het oproepen van steun in de vorm van donaties voor de rechtszaak via haar Facebook pagina (Bergman, 2014). Het debat over Zwarte Piet gaat dus niet slechts tussen zwarte mensen en witte mensen, maar moet in een breder perspectief geplaatst worden. In het kader van diversiteit in afkomst binnen de Anti-Zwarte Piet beweging, ben ik geïnteresseerd in de gemene deler van mensen binnen deze beweging. De diversiteit in afkomst en het actief deelnemen aan collectieve acties tegen Zwarte Piet heeft bij mij de interesse gewekt om de collectieve identiteit van de Anti-Zwarte Piet beweging te onderzoeken.

Een collectieve identiteit wordt als belangrijk mechanisme gezien voor collectieve actie (Benford & Snow 2000, Poletta & Jasper, 2001). Onderzoek naar collectieve identiteit binnen de Anti-Zwarte Piet beweging biedt inzicht in de visies van mensen van diverse afkomst. Over het algemeen heerst het beeld dat slechts ‘zwarte mensen’ Zwarte Piet als probleem ervaren, terwijl ook niet-zwarte mensen actievoeren tegen Zwarte Piet en deze groep lijkt toe te nemen. Met dit onderzoek wordt geprobeerd de kwestie in een breder perspectief te plaatsen, waarbij gekeken wordt naar de frames die mensen van diverse afkomst hebben met betrekking tot Zwarte Piet. Inzicht hierin is maatschappelijk relevant, aangezien de zwartepietenkwestie zich verheven heeft tot een maatschappelijk debat waarbij de emoties hoog zijn opgelopen. Daarnaast is het onderzoek wetenschappelijke relevant, aangezien het inzicht biedt in hoe collectieve identiteit gevormd wordt binnen een diverse samenstelling van leden en welke mechanismes hierbij een belangrijke rol spelen. De onderzoeksvraag die ik hierbij stel is:

Hoe komt de collectieve identiteit van de Anti-Zwarte Piet beweging tot stand?

1.1 Probleemstelling

In deze scriptie wil ik onderzoeken wat leden van diverse afkomst binnen de Anti-Zwarte Piet beweging met elkaar delen. Hierbij heb ik de volgende onderzoeksvraag geformuleerd: “Hoe komt de collectieve identiteit van de Anti-Zwarte Piet beweging tot stand?

Bij deze onderzoeksvraag richt ik me op leden die actief deelnemen aan collectieve acties tegen zwarte piet. Er is namelijk een verschil tussen mensen die tegen zijn maar niet de noodzaak voelen om mee te doen met collectieve acties en mensen die dit wel hebben. Bij

(7)

7

mensen die wel deelnemen aan collectieve acties, ga ik ervan uit dat er gesproken kan worden van een collectieve identiteit. Zo stelt Gamson (1995) dat wanneer er sprake is van gedeelde collectieve actie frames bij mensen, deze mensen met elkaar gemeen hebben dat ze tot actie kunnen en zouden moeten komen. Een onderdeel dat verbonden is aan deze collectieve actie frames is identiteit. De Anti-Zwarte Piet demonstratie die plaats vond op de nationale Sinterklaas intocht in Gouda op 15 november 2014 staat centraal als collectieve actie in dit onderzoek. In de theorie worden de collectieve identiteit en de collectieve actie frames verder besproken.

Alvorens antwoord te geven op de onderzoeksvraag, richt ik me eerst op het theoretisch kader van dit onderzoek. De centrale theorie in dit onderzoek is de ‘collectieve actie frames’ van Gamson (1995). Daarnaast worden inzichten van andere auteurs besproken, waaronder Benford & Snow (2000) en Poletta & Jasper (2001). Met betrekking tot de centrale theorie wordt dieper ingegaan op de onderdelen ‘onrecht’, ‘agentschap’ en ‘identiteit’. Vervolgens wordt de onderzoeksmethode en dataverzameling uiteengezet, waarin duidelijk wordt hoe de concepten worden geoperationaliseerd en welke stappen zijn genomen voor het verzamelen van data. Hierna volgt een bespreking van de resultaten. Tot slot volgt de conclusie en discussie.

(8)

8 2. Theoretisch kader

Er zijn verschillende mechanismes te noemen die bijdragen aan de collectieve identiteit binnen een sociale beweging. Eén die als belangrijke mechanisme kan worden beschouwd in het faciliteren van de correspondentie tussen persoonlijke en collectieve identiteiten, en die zowel theoretisch als empirisch aangevoerd kan worden, is het proces van ‘framing’ (Benford & Snow, 2000). Met het faciliteren van de relatie tussen persoonlijke en collectieve identiteiten, wordt gedoeld op de uitbreiding van de persoonlijke identiteit in een beweging. Met persoonlijke identiteit wordt hier gedoeld op de afkomst en achtergrond van de respondent. Bij het laatste wordt gekeken naar opleiding en/of werk van de respondent. Het concept ‘collectieve identiteit’ wordt door Poletta & Jasper (2011) als volgt gedefinieerd:

“[…] an individual’s cognitive, moral and emotional connection with a broader community, category, practice or institution. It is a perception of a shared status or relation, which may be imagined rather than experienced directly, and it is distinct from personal identities, although it may form part of a personal identity” (2011: 285).

Een collectieve identiteit verwijst dus naar een gedeelde idee of relatie dat heerst in een groep, waardoor je als individu verbonden voelt met een bredere gemeenschap, categorie, praktijk of institutie. Het is iets anders dan je persoonlijke identiteit, maar kan wel een onderdeel zijn van je persoonlijke identiteit. Aangezien een collectieve identiteit niet altijd een vooraf bestaand gegeven is in een beweging, zijn de pogingen van activisten in het ‘framen’ van een identiteit belangrijk in het werven van deelnemers (ibid.: 291). Zoals eerder aangegeven bestaat er diversiteit in afkomst bijde deelnemers van de Anti-Zwarte Piet beweging. Om meer inzicht te krijgen over de collectieve identiteit binnen de Anti-Zwarte Piet beweging, is het van belang om processen van framing binnen deze beweging te analyseren.

2.1. Framen

‘Framen’ is een belangrijk proces om het karakter van een sociale beweging te begrijpen en kan in relatie gebracht worden met de activiteiten van de beweging (Benford & Snow, 2000). Vanuit het ‘framing-perspectief’, worden actoren binnen een beweging gezien als belangrijke vertegenwoordigers die actief betrokken zijn in het realiseren en behouden van betekenis voor voorstanders, tegenstanders en omstanders (ibid.). Het framen is dus een actief proces van

(9)

9

betekenis construeren. Zo gebruiken de ‘Zwarte Piet Niet’ en ‘Zwarte Piet is Racisme’ in beschrijvingen over wie zij zijn, veelal de termen racisme, discriminatie en het koloniale slavenverleden (Zwarte Piet Niet 2014, Zwarte Piet is Racisme, 2011). Hiermee geven zij hun betekenis aan de Zwarte Piet kwestie en dragen daarmee uit waar zij voor staan en waar zij voor vechten. In beide organisaties komt in hun beschrijvingen duidelijk het frame naar voren dat Zwarte Piet een racistische stereotype is van de zwarte mens. Zij staan voor een Sinterklaasfeest waar alle kinderen en volwassenen zich prettig bij voelen. Dit betekent een Sinterklaasfeest zonder Zwarte Piet (Zwarte Piet Niet, 2014). Dit is ook te zien bij de documentaire “Kick Out Zwarte Piet demonstratie”, waarbij actievoerders t-shirts dragen waarop staat “Zwarte Piet is Racisme”. Op de ‘Zwarte Piet Niet’- website wordt racisme nog breder getrokken door behalve de focus op Zwarte Piet, ook aan te geven dat over het algemeen het stigmatiseren van bepaalde bevolkingsgroepen niet van deze tijd is. Dit wordt uitgedragen met de volgende woorden:

“Het is tijd dat de samenleving waarin bevolkingsgroepen structureel worden gestigmatiseerd en genegeerd wordt veranderd in een samenleving waarin een ieder ongeacht kleur, geloof, etniciteit of seksuele geaardheid - vrij is om zijn mening te kunnen geven zodat het bijdraagt aan een gelijke, empathische en rechtvaardige samenleving” (ibid.).

Hiermee proberen ze dus naast de mensen die tegen Zwarte Piet zijn, ook andere groepen aan te spreken die racisme ervaren op grond van bijvoorbeeld religie. Tegelijkertijd staat hun frame tegenover het frame van voorstanders van Zwarte Piet, namelijk dat Zwarte Piet een traditie is. Voorstanders van Zwarte Piet gebruiken naast het woord traditie, ook woorden als kinderfeest, sprookjesfiguur en spreken van een vrolijke karikatuur (Dekker, 2014), waarbij racisme geen rol speelt. Een veelgehoorde reactie hierop is dat er geen gehoor wordt gegeven aan het gekwetste gevoel van mensen die zich gediscrimineerd voelen door Zwarte Piet en dat dit wijst op racisme en uitsluiting in Nederland.

Het geven van betekenis of het proces van framen in een sociale beweging is constant in beweging. Benford & Snow (2000) spreken dan ook van een actief proces dat agentschap en strijd met zich mee brengt in het construeren van een werkelijkheid. Het framen is actief in die zin dat er iets gedaan moet worden om frames uit te brengen. Hierbij kan gedacht worden aan Facebookpagina’s die aangemaakt zijn, zoals Zwarte Piet is Racisme, of bijeenkomsten

(10)

10

die georganiseerd worden om een beter beeld te krijgen van de Anti-Zwarte Piet organisaties. Daarnaast kan er worden gesproken van een proces, in de zin van een ontwikkelend proces. Hiermee wordt bedoeld dat het framen of de betekenisgeving van iets niet meteen gestalte krijgt, maar een ontwikkeling doormaakt. Daarnaast zien Benford & Snow (ibid.) in het actief proces van framen ‘agentschap’ terug in het werk of de acties die sociale bewegingsorganisaties of bewegingsactivisten uitvoeren. Het zijn uiteindelijk de acties die leiden tot de ontwikkeling van een frame. Tot slot gaat het framen gepaard met strijd, aangezien het om interpretatieve frames gaan, die niet alleen kunnen verschillen van bestaande frames, maar ook uitdagend kunnen zijn. Bijvoorbeeld het frame ‘Zwarte Piet is racisme’ wekt veel woede op bij mensen die voor Zwarte Piet zijn, omdat dit frame in strijd is met bijvoorbeeld het frame dat ‘Zwarte Piet een kinderfeest is’. Echter kan de strijd om betekenisgeving ook plaatsvinden binnen de sociale beweging zelf. Zo zegt Tanja Jess, opstarter van de Zwarte Piet make-over dat niet iedereen dezelfde mening deelt. In het gesprek komt naar voren dat er Anti-Zwarte Piet leden zijn die een Zwarte Piet make-over, zoals kleurpieten aanmoedigen, terwijl andere Anti-Zwarte Piet leden dit een non-oplossing vinden (Pauw, 2014). Het brengt dus een element van strijd om betekenisgeving met zich mee. De hierboven beschreven uitkomsten van framen worden aangeduid met “collectieve actie frames” (Benford & Snow, 2000). Deze collectieve actie frames spelen een belangrijke rol bij het onderhandelen en creëren van een gedeeld begrip van een bepaalde problematische omstandigheid, waarbij verandering noodzakelijk is. Daarnaast zet het ook aan tot het toeschrijven van wie of wat schuldig is, het uitspreken van alternatieve arrangementen en spoort anderen aan om in overleg tot actie te komen met als doel invloed te hebben op verandering (ibid.). Deze theorie heeft raakvlakken met de “collective action frames” van Gamson (1995). Volgens Gamson bestaat dit uit drie onderdelen, namelijk ‘onrecht’, ‘agentschap’ en ‘identiteit’. Deze onderdelen moeten aanwezig zijn, om mensen te mobiliseren voor actie. In de volgende paragraaf worden de onderdelen nader toegelicht.

Het concept frame komt oorspronkelijk van het werk van Goffman, die met frame verwees naar een cognitief schema van interpretaties. Deze zorgen ervoor dat individuen bepaalde gebeurtenissen in hun leefruimte en in de grotere wereld kunnen plaatsen, ontvangen, identificeren en labelen (Goffman 1974, in Benford & Snow, 2000). Echter onderscheidt collectieve actie frames zich van het schema van Goffman doordat collectieve actie frames niet slechts een cumulatie is van individuele houdingen en zienswijzen, maar ook een

(11)

11

uitkomst van onderhandelingen van een gedeelde betekenis (Gamson 1992, in Benford and Snow, 2000). Het gaat hierbij niet alleen om onderhandelingen, waarbij compromissen worden gesloten, maar vooral om het tot stand brengen van intersubjectiviteit. Belangrijk hierbij is de aanwezigheid van bepaalde voorwaarden die een gedeeld begrip creëren. Het kunnen aanwijzen van een schuldige is bijvoorbeeld een belangrijke voorwaarde voor het hebben van een “onrecht frame” (Gamson, 1995). Zoals hierboven uitgelegd kan er discussie bestaan over verschillende frames in een sociale beweging. Echter is het van belang dat een frame gedeeld wordt om tot collectieve actie te komen. Er wordt daarom onderhandeld over welk frame een beweging moet uitdragen en er worden voorwaarden gecreëerd om intersubjectiviteit tot stand te brengen. Deze onderhandelingen en het creëren van voorwaarden vinden volgens Fiorito & Walter (Forthcoming) ‘backstage’ plaats en deze zijn noodzakelijk om als beweging als eenheid over te komen in collectieve acties. Activisten maken bijvoorbeeld backstage gebruik van het emotionele aspect in het uitbrengen van een collectief verhaal, omdat emoties verschillen overbruggen (ibid.). Volgens Gamson (1995: 85) is het de kunst om als activist het publieke discours en de ervaringen van mensen te overbruggen, en te integreren in een samenhangend frame dat collectieve actie steunt en behoudt. Collectieve actie frames wordt als volgt gedefinieerd door Benford & Snow (2000: 614):

“[…] collective action frames are action-oriented sets of beliefs and meanings that inspire and legitimate the activities and campaigns of a social movement organization” (ibid. 2000: 614).

Collectieve actie frames bieden dus mogelijkheden om begrip te krijgen voor de noodzakelijkheid en wens om actie te voeren (Gamson, 1995). Door middel van het organiseren van evenementen kunnen ‘onderhandelingen’ wat betreft het frame plaatsvinden en op die manier bijdragen aan het creëren van een gedeeld begrip. Zo zijn bijvoorbeeld dit jaar al verschillende evenementen georganiseerd waaronder de Kick-Off 2015 in Amsterdam met als doel om te reflecteren, publiek te informeren en de strijd tegen Zwarte Piet en institutioneel racisme in te luiden voor het jaar 2015 (Facebook Kick-Off, 2015). Daarnaast vond 19 maart de bijeenkomst ‘Zwarte Piet is Racisme’ plaats op de VU (Facebook Zwarte Piet is Racisme@VUAmsterdam, 2015). Er worden dus verschillende evenementen en campagnes georganiseerd door Kick Out Zwarte Piet, een samenwerkingsverband tussen de organisaties ‘Zwarte Piet is Racisme’, ‘Zwarte Piet Niet’, ‘Nederland Wordt Beter’ en ‘New

(12)

12

Urban Collective’. Dit onderzoek richt zich op de demonstratie tijdens de nationale Sinterklaas intocht in Gouda in 2014.

2.2. Collectieve actie frames

Waaruit bestaat een collectieve actie frame? Gamson (1995) beweert dat deze bestaat uit drie onderdelen, namelijk ‘injustice frame’ (onrecht), ‘agency frame’ (agentschap) en ‘identity frame’ (identiteit). De drie onderdelen zullen hier nader toegelicht worden.

Met ‘onrecht’ verwijst Gamson (1995) op een morele verontwaardiging uitgedrukt in politiek bewustzijn. Wat als onrecht wordt gezien komt niet slechts voort uit een abstract intellectuele oordeel, maar is ook beladen met emoties. Daarom spreekt Gamson ook wel van een ‘hot cognition’. Gould (2009) gaat in zijn artikel dieper in op de rol van emotie in sociale bewegingen en stelt dat emotie een belangrijke motivatie is om tot politieke actie te komen. Daarnaast is er bij een ‘onrecht frame’ volgens Gamson (1995) belangrijk dat er concreetheid is over de persoon of groep die schade of lijden veroorzaakt. Echter moet het abstracte, “het systeem”, niet volledig genegeerd worden in het concretiseren van doelen, aangezien voorwaarden in het dagelijks leven van mensen bepaald zijn door abstracte sociaal-culturele krachten die niet zichtbaar zijn. Er moet dus een balans zijn tussen het concretiseren van een schuldige enerzijds en anderzijds moet er oog zijn voor de onderliggende structurele voorwaarden in de samenleving die bijdragen aan het “onrecht”. Zo kun je bijvoorbeeld niet slechts een groep voorstanders van Zwarte Piet als schuldige aanwijzen zonder rekening te houden met de context dat het Sinterklaasfeest met zijn bijbehorende Zwarte Pieten als traditie en kinderfeest wordt gepresenteerd in de Nederlandse samenleving. Het is dus belangrijk een balans te vinden tussen het concretiseren van een schuldige en het aanwijzen van abstracte structurele voorwaarden om een krachtig onrecht frame te hebben als middel voor collectieve actie.

Bij agentschap is het van belang of er aandacht is voor de collectieve actie. Zo stelt Gamson (1995) “no news is bad news”. Het gaat hier puur om de belangrijkheid van de beweging en niet om hoe de beweging geframed wordt. Als voorbeeld geeft Gamson dat als er arrestaties of onderdrukking plaatsvindt het een bevestiging is dat de beweging dusdanig belangrijk is dat het als bedreiging voor autoriteiten gezien wordt. Het gaat hier dus om de macht van de beweging en de mogelijkheid van autoriteiten om dit te controleren (ibid). Leden van een beweging moeten het gevoel hebben dat ze met hun acties iets kunnen

(13)

13

veranderen aan hun grieven. Dit is vergelijkbaar met het idee van Klandermans, Stekelenburg & Torn (2008) die spreken over ‘efficacy’, ofwel de werkzaamheid van een beweging. Zij beweren dat het hebben van gemeenschappelijke grieven binnen een beweging niet voldoende is om mensen tot actie te laten komen. Volgens Klandermans et al. (ibid.) spelen beschikbaarheid aan resources en de aanwezigheid aan mogelijkheden een sleutelrol. Groepen met meer resources en meer mogelijkheden hebben meer kans om collectieve actie te mobiliseren. Aansluitend op Gamson, laat Klandermans (1997 in Klandermans et al. 2008) zien dat er een grotere kans bestaat dat mensen tot collectieve actie komen wanneer zij geloven dat hun grieven worden hersteld tegen betaalbare kosten.

Het laatste onderdeel gaat over identiteit. De vraag is hoe de “wij” gedefinieerd wordt tegenover een “zij” die andere belangen en waarden nastreven (Gamson, 1995). Dit onderdeel ga ik uitgebreider bespreken, aangezien collectieve identiteit de hoofdfocus is van deze scriptie. Volgens Gamson (ibid.) kunnen collectieve identiteiten gezien worden als drie ingebedde lagen: organisatorisch, beweging en solidaire groep. De organisatorische laag kan wel of niet ingebed zijn in een beweging, wat breder is dan een organisatie. Mensen kunnen zich bijvoorbeeld als demonstrant verbonden voelen door de Zwarte Piet Niet-organisatie. Deze organisatie speelt zich af in een bredere Anti-Zwarte Piet beweging. Hetzelfde geldt voor de beweging, al dan niet ingebed in een groter solidaire groepsidentiteit geconstrueerd om de sociale omgeving van mensen (ibid.). Hier kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een bredere solidariteit onder zwarte mensen. Echter betekent eenzelfde sociale omgeving niet vanzelfsprekend dat dit relevant is voor beweging of organisatorische identiteiten. Dit is bijvoorbeeld te zien wanneer gekeken wordt naar de deelnemers van de protestactie “Kick Out Zwarte Piet”. Mensen met een diverse afkomst en achtergrond kwamen samen in de strijd tegen Zwarte Piet.

Een belangrijk gegeven bij collectieve identiteit is dat de plaats van de drie lagen van identiteit op socio-cultureel niveau ligt en niet op individueel niveau. Het is de taak van sociale bewegingen om individuele en socio-culturele niveaus te overbruggen. Dit wordt bereikt wanneer persoonlijke identiteiten van deelnemers vergroot worden op een dusdanige manier dat relevante collectieve identiteiten onderdeel worden van hun definitie van het ‘zelf’. Zo stelt Gamson dat de meest krachtige en langdurige collectieve identiteiten het solidaire, de beweging en de organisatorische lagen met elkaar koppelen in gevoel van eigenwaarde van de deelnemers. De bewegingslaag wordt hierbij gezien als belangrijke katalysator in het samenbrengen van solidaire en organisatorische identificatie in een geïntegreerde beweging (ibid.: 1995).

(14)

14 3. Methodologie

In dit onderdeel wordt uitgelegd welke concepten ik wil onderzoeken en hoe deze herkenbaar worden gemaakt. Uit de hierboven beschreven theorie is naar voren gekomen dat processen van framing een belangrijke rol spelen in het mogelijk maken van een collectieve identiteit. De onderdelen waaruit collectieve actie frames bestaan zijn volgens de theorie van Gamson; onrecht, agentschap en identiteit. Om antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag van deze scriptie: “Hoe komt de collectieve identiteit van de Anti-Zwarte Piet beweging tot stand?” is het belangrijk om deze drie onderdelen te begrijpen. Hiervoor maak ik gebruik van kwalitatieve interviews, waarbij ik me richt op leden die deelnamen aan de demonstratie tegen Zwarte Piet tijdens de nationale Sinterklaasintocht in Gouda.

3.1. Respondenten

Via een sneeuwbaleffect probeer ik aan (minstens) tien respondenten te komen voor dit onderzoek, waarbij gelet wordt op een diverse samenstelling van de respondenten. Dit is belangrijk aangezien ik geïnteresseerd ben in wat mensen van diverse afkomst en achtergronden met elkaar delen om tot collectieve actie te komen. Het moeten respondenten zijn die deel hebben genomen aan de demonstratie tijdens de nationale Sinterklaasintocht in Gouda, hiervan moeten minstens vijf respondenten geen Surinaamse of Afrikaanse achtergrond hebben. De keuze voor minstens vijf en niet lager is een bewuste keuze, omdat de meerderheid binnen de beweging van Surinaamse afkomst is. De overige vijf respondenten moeten verschillende achtergronden/afkomst hebben waarvan minstens twee een Nederlandse afkomst hebben. De reden hiervoor is dat over het algemeen gesteld kan worden dat Nederlanders zijn opgegroeid met het Sinterklaasfeest als traditie. Het is dan interessant om te kijken wat de gedeelde ideeën zijn die ervoor zorgen dat een individu met een Nederlandse achtergrond tegen Zwarte Piet is. Tot slot zoek ik een respondent met een achtergrond anders dan de Surinaamse of de Nederlandse, met het idee dat er bij deze respondent geen achtergrond heerst die in relatie kan worden gebracht met het koloniale slavenverleden en tegelijkertijd geen of weinig sprake is geweest van Sinterklaas als Nederlandse traditie in de opvoeding. Hierbij kan gedacht worden aan een respondent met een Turkse afkomst. Echter wil ik respondenten met een andere afkomst niet uitsluiten.

In eerste instantie richt ik me op respondenten die niet publiekelijk bekend zijn, met de gedachte dat deze makkelijker te bereiken zijn. Daarnaast probeer ik via een vriend, die

(15)

15

bekend is met mensen die hebben deelgenomen aan de demonstratie in Gouda, mensen te werven. Tot slot zal ik ook zelf evenementen met betrekking tot de Zwarte Piet discussie opzoeken en proberen respondenten te werven voor interviews. Op die manier probeer ik te voorkomen dat mijn respondenten uit hetzelfde netwerk bestaan. De eerste bijeenkomst die ik bezoek vindt plaats op donderdag 21 maart georganiseerd door ‘Zwarte Piet Niet’, ‘Zwarte Piet is Racisme’, ‘Nederland Wordt Beter’ en ‘New Urban Collective’.

3.2. Interview

Voor dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van semigestructureerde interviews. Ik heb bewust gekozen voor interviews als onderzoeksmethode om zo dicht mogelijk bij de leefwereld en interpretaties van de respondenten te komen. Zo stelt Bryman (2008) dat semigestructureerde interviews de nadruk leggen op hoe de geïnterviewde kwesties of evenementen framen, ofwel welke betekenissen zij geven. Aangezien de betekenisgeving een belangrijke rol speelt in mijn scriptie, lenen kwalitatieve interviews zich er goed voor. Het is hierbij belangrijk om zoveel mogelijk open vragen te stellen (die niet leidend zijn) om een zo goed mogelijk beeld te krijgen in de belevingswereld van de respondent.

3.3. Operationalisering

De interviewvragen hebben als doel om de collectieve actie frames die een respondent heeft bloot te leggen. Hierbij richt ik me op de volgende hoofdonderwerpen: ‘onrecht’ (injustice frame), ‘agentschap’ (agency frame) en ‘identiteit’ (identity frame).

Om erachter te komen wat de opvattingen van een respondent zijn over onrecht, ga ik vragen stellen met betrekking tot de aanleiding om actie te voeren. Hiermee probeer ik enerzijds de motivatie van de respondent te achterhalen en anderzijds eventuele emoties bloot te leggen. Wat betreft de motivaties, verwacht ik hierdoor meer te weten te komen over wat als onrechtvaardig wordt beschouwd of waar de verontwaardiging precies ligt. Voor de ene respondent gaat het wellicht om het ervaren van persoonlijke discriminatie, terwijl de ander het onrechtvaardig vind dat zwarte mensen geen of niet voldoende erkenning hebben gekregen voor het leed wat hen is aangedaan met betrekking tot het koloniale slavenverleden. Bij emoties probeer ik eventuele ‘hot cognitions’ tegen te komen. Volgens de theorie van Gamson (1995) speelt namelijk ‘hot cognitions’, waarmee hij doelt op beladen emoties, een grote rol bij het beoordelen van iets als onrechtvaardig en leidt vaak tot een directe reactie.

(16)

16

Om de kans op misinterpretatie van emoties zoveel mogelijk te verkleinen, heb ik er voor gekozen om ook een concrete vraag te stellen met betrekking tot gevoel en emoties die worden opgewekt door Zwarte Piet. Tot slot verwacht ik met vragen hoe er gedacht wordt over de frames van voorstanders een reactie van de respondenten die meer inzicht geven in wie of wat zij als schuldige zien. Dit valt onder het concretiseren van de veroorzakers van het lijden of het onrechtvaardige, wat Gamson ziet als belangrijke voorwaarde voor een ‘injustice frame’.

Om meer inzicht te krijgen in hoe mensen denken over hun eigen ‘agency’ ofwel de mogelijkheid dat ze iets teweeg kunnen brengen met hun acties, zou ik vragen stellen met betrekking tot hun eigen verwachtingen en doelen van hun acties. Volgens Gamson (1995) is het namelijk belangrijk dat mensen het idee hebben dat ze iets kunnen veranderen en Klandermans et al. (2008) stellen zelfs dat dit het verschil maakt of iemand er wel voor kiest om deel te nemen aan een collectieve actie of niet. De beschikbare middelen en mogelijkheden zijn hierbij van belang of mensen het idee hebben dat ze hun grieven kunnen herstellen.

Wat betreft de opvattingen over identiteit, zullen er vragen gesteld worden over meningen van mensen over de Zwarte Piet discussie in de directe omgeving van de respondent. Op deze manier verwacht ik langzaamaan meer te horen te krijgen over eventuele verbondenheid van de respondent tot andere individuen of groepen. Daarnaast verwacht ik met vragen over eventuele botsingen in frames binnen een organisatie of beweging meer te weten te komen over hoe onderhandelingen verlopen en hoe eenheid binnen een groep wordt gecreëerd.

Voor het formuleren van de interviewvragen heb ik gebruik gemaakt van een topic lijst waarin de onderwerpen staan die belangrijk zijn voor dit onderzoek. Bij elk onderwerp staan deelonderwerpen en vervolgens zijn hieruit de vragen geformuleerd. Bij sommige vragen staan tussen haakjes ter verduidelijking wat ik wil bereiken met de desbetreffende vraag.

(17)

17 4. Analyse

Voor dit onderzoek heb ik 10 mensen geïnterviewd, waarvan drie respondenten met Surinaamse roots, een respondent met Antilliaanse roots, een respondent van Irakese afkomst en een respondent van Haitiaanse afkomst. Daarnaast was er een respondent met Duitse roots, een respondent met ver weg Duitse roots en de overige drie hebben Nederlandse roots. Hieronder staat bij elk respondent een korte beschrijving.

1. Respondent Mitchell Esajas is geboren en getogen in Amsterdam. Zijn ouders komen uit Suriname. Zijn roots liggen ergens in Afrika en van kinds af aan heeft hij meegekregen om trots te zijn hierop. Mitchell is afgestudeerd in bedrijfskunde en tevens in antropologie. Hij is studieadviseur op de afdeling antropologie op de Universiteit van Amsterdam en voorzitter van New Urban Collective.

2. Respondent Anne (gefingeerde naam) is geboren en getogen in Nederland. Anne komt uit Den Haag en geeft aan dat het gezin waarin ze is opgegroeid gezien kan worden als een gezin dat voldoet aan het standaardbeeld van een typisch Nederlands gezin. Anne is bezig met een promotieonderzoek.

3. Respondent Abulkasim Al-Jaberi is geboren in Irak. Hij is met z’n gezin gevlucht in 1991 voor de golf oorlog en met een reis van ongeveer twee in Nederland terecht gekomen. Hij was toen vier jaar. Abulkasim is afgestudeerd in Arabische taal en cultuur. Momenteel is hij vooral bezig als activist.

4. Respondent Ewout van de Berg is geboren en getogen in Nederland. Opgegroeid in het Overijssels platteland. Ewout heeft internationale betrekkingen gestudeerd aan de universiteit in Groningen en is voor een stage in Amsterdam gekomen en sindsdien gebleven. Hij is in Groningen actief geworden bij de internationale socialisten. 5. Respondent Corna Dirks is geboren in Nederland. Haar vader is half Duits en haar

moeder komt uit Duitsland. Corna heeft onder andere gewerkt als maatschappelijk werker, supervisor en ondernemer. Daarnaast is ze werkzaam geweest bij de politie en justitie. Momenteel is Corna actief als activist tegen Zwarte Piet.

6. Respondent Thomas (gefingeerde naam) is geboren op Haïti.

7. Respondent Jeremy (gefingeerde naam) is geboren in Nederland. Hij is half Nederlands en half Antilliaan. Jeremy heeft maatschappelijk werk en dienstverlening gestudeerd.

(18)

18

8. Respondent Zawdie Sandvliet is geboren in Suriname en opgegroeid in Amsterdam. Zawdie heeft sociologie gestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam. Daarnaast heeft hij ‘African-American Studies’ gestudeerd aan de ‘Boston University’. Zawdie werkt momenteel als mentor in het onderwijs met vroegtijdige schoolverlaters.

9. Respondent Sandew Hira is geboren in Suriname en rond de jaren ’80 in Nederland. Sandew is een econoom en historicus. Hij is werkzaam als directeur van het International Institute for Scientific Research (IISR).

10. Respondent Coen Bergman is geboren en getogen in Nederland. Zijn vader is half Duits en half Nederlands, maar hij heeft niks met de Duitse achtergrond. Hij is opgegroeid in Amsterdam. Coen heeft politicologie gestudeerd en is werkzaam als freelancer. Hierin is hij vooral actief in de sociale en culturele sector. Coen probeert geld binnen te halen voor projecten.

De resultaten uit de interviews zullen hieronder besproken worden, waarbij gekeken wordt naar de volgende onderdelen uit de theorie van Gamson (1995): ‘injustice’, ‘agency’ en ‘identity’. In de analyses wordt wanneer toepasselijk een onderscheid gemaakt tussen de gekleurde respondenten en de niet-gekleurde respondent, om mogelijke overeenkomsten en verschillen aan te tonen.

4.1. Injustice frame

Uit de interviewvragen met betrekking tot het ‘injustice frame’ kan over het algemeen gesteld worden dat door alle respondenten Zwarte Piet gezien wordt als een symbool van racisme. Dit wordt door de een meer expliciet benoemd en door de ander meer impliciet. Op de vraag “wat betekent Zwarte Piet voor jou” en vragen met betrekking tot de aanleiding om tot acties te komen tegen Zwarte Piet zijn er verschillen en overeenkomsten op te merken in de antwoorden van de respondenten. Opvallend is dat alle gekleurde respondenten het koloniaal verleden en de slavernij expliciet benoemen. Zo gaf Zawdie het volgende antwoord op de vraag ‘wat betekent Zwarte Piet voor jou?’:

“Iets wat symbolisch wordt voor ontkenning van het slavernijverleden en symbool voor ongevoeligheid ten opzichte van de zwarte mens” (interview).

Ook respondent Abulkasim verwees meerdere malen naar de slavernij en het koloniaal verleden. Dat Abulkasim ook regelmatig deze koppeling maakt heeft mogelijk te maken met

(19)

19

dat hij een soortgelijke geschiedenis deelt met de zwarte gemeenschap. Dit is af te leiden uit het volgende antwoord dat Abulkasim geeft op de vraag naar ‘de aanleiding om mee te doen aan collectieve acties’:

“De gedeelde ervaring met racisme. Dus de ervaring die de moslimgemeenschap waar ik een deel van uit maak, de Arabische gemeenschap waar ik een deel van uit maak (...). Ik deel dus een ervaring met racisme. (…) ik deel diezelfde, niet exact dezelfde, maar wel een koloniaal historie. Een historie van koloniale onderdrukking en uitbuiting. Irak was ook gekoloniseerd min of meer door de Britten voor hele lange tijd en de gevolgen daarvan zien we vandaag nog steeds (interview).

Het maken van associaties met het koloniaal slavernijverleden en deze ook nadrukkelijk benoemen, kwam minder voor bij de gekleurde respondenten. Bij een van de niet-gekleurde respondenten is het woord slaaf genoemd, maar meer op een impliciete manier. Corna vertelde dat ze het ergerlijk vind wanneer ze hoort dat volwassenen geconfronteerd worden met Zwarte Piet en die associatie hebben met de stereotype van de slaaf. Hierin komt niet naar voren of Corna zelf ook deze associatie maakt met het uiterlijk van Zwarte Piet. Echter laat ze wel een paar keer weten dat ze het logisch vind dat zwarte mensen die associatie maken en niet kan begrijpen dat andere dat niet kunnen. Voor deze respondent was de aanleiding om tot actie te komen de heftige discussies op Facebook in 2014, waarvan ze verbijsterd raakte van de reacties van witte Nederlanders die Zwarte Piet willen behouden. Daarnaast heeft Corna het volgende gezegd over de aanleiding:

“Bij mij is het ook schaamte voor me land. Heel duidelijk. Afgang voor Nederland (…). Totale gebrek aan empathie. Egocentrisme. Het gewoon niet willen openstaan voor anderen. Griezelig” (interview).

Corna benadrukte vooral het gebrek aan empathie en egocentrisme van witte Nederlanders, waarbij ze racisme niet expliciet benoemde. Echter werd tegen het einde van het gesprek duidelijk dat ze dit als een vorm ziet van racisme ziet en een stukje superioriteitsgevoel van witte Nederlanders dat er bij komt kijken. Volgens Corna is het racisme, omdat voor heel veel andere dingen witte Nederlanders wel heel veel begrip opbrengen.

Er waren ook respondenten die spraken over institutioneel racisme en ‘white supremacy’. Mitchell geeft het volgende antwoord op de vraag of Zwarte Piet een emotie bij hem oproept:

(20)

20

“Ik kan het best wel met een afstand kritisch naar kijken. Ik ben als antropoloog getraind dus ik bekijk het ook vanuit zo’n perspectief van een relikwie van een koloniaal verleden dat zich heeft vertaald in een systeem van institutioneel racisme en white supremacy en dat het gewoon zo sterk symbolisch is dat er in Nederland ontkenning is van het bestaan van racisme”.

Weer een ander respondent benadrukt dat Zwarte Piet symbool is voor het structureel stelselmatig in standhouden van dehumaniseren van mensen. Zo gaven alle respondenten duidelijk aan wat zij precies als onrechtvaardig zien. Uit de bovenstaande voorbeelden is te zien dat wat als racisme of onrechtvaardig wordt beschouwd vanuit verschillende hoeken worden benaderd. Er zijn dus nuances aan te brengen in het onrechtframe dat mensen dragen, maar in het grote geheel hangen deze wel met elkaar samen. Het gebrek aan empathie waar Corna het over heeft, kan bijvoorbeeld gekoppeld worden aan de ongevoeligheid tegen over zwarte mensen waar Zawdie het over heeft.

Daarnaast is het opvallend dat bij vrijwel alle respondenten een breder probleem wordt aangekaart. Volgens Abulkasim zijn de moeilijkheden waar mensen binnen de zwarte gemeenschap tegen aanlopen, maar ook binnen de moslim gemeenschap, de gevolgen van het kolonialisme. Hiermee doelt hij op het ervaren van problemen met identiteit, vervreemding met het land, racisme, het vinden van een baan en het etnisch profileren. Net zoals Abulkasim, trekken de meeste respondenten het debat breder. Ewout zegt bijvoorbeeld het volgende:

“Voor ons is Zwarte Piet een symbool voor een veel groter probleem. Dat is waarom het gevecht rond Zwarte Piet zo belangrijk is, want het opent de mogelijkheid om het ook over andere vormen van racisme te hebben. Over discriminatie op de arbeidsmarkt, het etnisch profileren… al dat soort punten” (interview).

De discriminatie op de arbeidsmarkt komt ook terug in het gesprek met Mitchell, die aankaart dat er in Nederland sprake is van structurele ongelijkheid.

“Waar ik me wel altijd aan heb gestoord en dat kan mij soms wel boos maken en opwinden, is dat er in Nederland of in een stad als Amsterdam alleen al, gewoon heel duidelijk die structurele ongelijkheid ziet in het onderwijs, op de arbeidsmarkt. Dat de werkloosheid onder jongeren met een migrantenachtergrond gewoon drie keer zo hoog is”.

(21)

21

De respondenten hebben dus met elkaar gemeen dat de figuur Zwarte Piet symbool is geworden voor een strijd die groter is. Echter zijn ook hier weer nuances aan te brengen in de onderliggende problemen dat wordt aangekaart door de respondenten en in hoeverre het zwartepieten debat breder wordt getrokken. Abulkasim geeft bijvoorbeeld aan dat de strijd die hij voert tegen Zwarte Piet een strijd is tegen het kolonialisme en dat het in het verlengde staat met de strijd van Palestijnen, Irak en Nigeria. Terwijl respondent Corna het debat breder trekt door te verwijzen naar de luxueuze positie van witte mensen

Een ander genoemde onrechtframe komt van Anne, die sprak over ongelijke machtsverhoudingen. Anne antwoordde het volgende op de vraag wat haar aanleiding is om tot actie te komen tegen Zwarte Piet:

“Ik vind dat als ik over sommige dingen m’n mond houd dat het eigenlijk niet moreel verdedigbaar is. Zeker niet omdat ik in een aantal opzichten best wel profijt heb van ongelijke machtsverhoudingen” (interview).

Het hebben van een bevoorrechte positie en dit ook uitspreken, is ook terug te zien bij Coen en Corna. Echter spreken deze laatste twee respondenten expliciet uit dat ze deze “bevoorrechte” positie hebben ten opzichte van gekleurde mensen in de samenleving. Volgens Coen zijn er nog heel veel vooroordelen en moeten mensen met een andere achtergrond dan de Nederlandse, drie keer zo hard werken om in eenzelfde positie te komen. Hij zegt daarbij het volgende:

“Ik ben blank, man, hetero, rijk. Het gaat allemaal redelijk vanzelf. Ik ben hoogopgeleid. Maar ik heb wel altijd veel vrienden uit andere culturen gehad, dan merk je gewoon uit persoonlijke anekdotes dat hoe er met jou wordt omgegaan en ook hoe er met andere mensen wordt omgegaan (…) dat vind ik heel naar, heel oneerlijk” (interview).

Daarnaast zijn er vraagstukken met betrekking tot burgerschap genoemd. Volgens Anne is Zwarte Piet een symbool geworden van een strijd dat gaat over het herdefiniëren van Nederlanderschap of wat onze geschiedenis is. De strijd die zij benoemd is terug te zien bij de wat de meeste gekleurde respondenten aangeven met de term “tweederangsburgers”. Onder andere Jeremy zegt hierover het volgende:

(22)

22

“Je neemt zwarte Nederlanders gewoon niet serieus. Je bent gewoon bezig met tweederangsburgerschap en mensen hun Nederlanderschap in twijfel trekken omdat ze vragen stellen of omdat ze kritiek hebben op iets. Weet je ‘oprotten na je eigen land, we kennen het feestje allemaal’. Dat is voornamelijk het probleem, dat je geen kritiek mag hebben omdat je zwart bent, gekleurd ben of moslim bent. (…) Als je kleur hebt, je bent niet van hier. Dat is eigenlijk het onderliggend probleem” (interview).

Over het algemeen is op te merken dat alle respondenten vinden dat het Zwarte Piet debat laat zien dat er meer ‘mis’ is in Nederland. De dieperliggende problemen of de verontwaardiging die naar boven komen bij de respondenten, komen vanuit verschillende invalshoeken, maar vallen wel met elkaar samen. De benadering van de niet-gekleurde respondenten over de luxueuze positie van witte Nederlanders als onrechtvaardig valt samen met de benadering ‘tweederangsburgerschap’ dat veelal naar voren komt bij de gekleurde respondenten.

‘Hot cognition’

Bij de meeste respondenten kwamen diepe verontwaardiging en ergernis naar boven. Deze emoties werden onder andere duidelijk door vragen als “Wat voor emotie roept Zwarte Piet op?” of “wat vind je ervan als men zegt dat het een traditie is?”.

Het is opmerkelijk dat bij de meeste respondenten de ergernis lijkt te groeien. Een verklaring hiervoor is dat deze respondenten vinden dat het nu wel duidelijk is dat Zwarte Piet een stereotype racistisch figuur is. De meeste mensen spraken deze frustratie ook uit, waaronder Ewout:

“Ergernis en vooral steeds meer ergernis (…). De afgelopen jaren met de acties en ook met Sunny’s film is het bijna niet aan te ontkomen om in ieder geval te weten waarom het een racistische traditie is en waarom we ervan af moeten. Dus is het wel hoe langer de traditie in stand blijft hoe minder ook de mensen die het natuurlijk vieren zich kunnen beroepen op de argumenten van ‘ik weet niet precies wat het probleem is en we doen dit al jaren zo. Wat zeur je nou’?”

Corna sprak behalve dat ze het stuitend vind, ook uit dat ze het ‘walgelijk’ vindt. Echter had respondent Anne zowel positieve als negatieve associaties bij Zwarte Piet. Op de vraag “Wat betekent Zwarte Piet voor jou?”, antwoordde Anne het volgende:

(23)

23

“Aan de ene kant jeugdherinneringen en gezelligheid...grappigheid. Aan de andere kant associaties van grimmigheid en pijnlijk, dat er mensen zijn die om welke reden dan ook stram vasthouden”.

Er waren enkele respondenten die minder emoties toonden, waaronder Mitchell. Deze respondent gaf aan dat hij niet zo emotioneel was en het wat meer van een afstand kan bekijken. Dit kan mogelijk te maken hebben met dat hij een antropoloog is, zo gaf hij zelf aan. Echter zoals eerder besproken kan hij zich wel boos maken om de structurele ongelijkheid.

Concrete target

Tot slot zijn er ook vragen geweest om te achterhalen wie of wat de respondenten als ‘schuldige’ ervaren voor het onrecht. Alle respondenten zijn het eens dat de figuur Zwarte Piet afgeschaft moet worden en dat kan dat ook gezien worden als de ‘concrete target’. Dit is volgens Gamson (1995) een belangrijke voorwaarde voor een onrechtframe. Echter zegt Gamson ook dat het belangrijk is om oog te hebben voor het abstracte, ‘het systeem’. Met vragen als “hoe komt het dat mensen niet anders willen denken of dat mensen het blijven zien als traditie”, gaven de respondenten reacties die betrekking hadden op het ‘systeem’. Veelgehoorde verklaring is dat er in Nederland sprake is van een ‘tolerant zelfbeeld’, maar dat dit schijntolerantie is. Weer een ander punt dat werd gemaakt is dat er een gebrek is aan historisch besef en dat dit begint in het onderwijs. Abulkasim zegt hier bijvoorbeeld over dat onderwijs het soort burger creëert en Jeremy sluit hierop aan door te zeggen dat er te weinig aandacht wordt besteed aan culturele diversiteit in het onderwijs. Daarnaast is vaak gezegd dat het onderwijs slechts wordt gegeven vanuit een eurocentrisch perspectief. Sandew zegt het volgende op de vraag of het een stukje onwetendheid is dat Zwarte Piet afstamt van het slavernijverleden:

“Zij gaan ervan uit dat Nederland niet racistisch is. Zij zien geen erfenis in slavernij in het heden. Ze zien niet dat de schoolboeken leugens vertellen. Dat ze leren dat Columbus een ontdekker was in plaats van een misdadiger. Dat ze leren dat de Nederlanders geweldige ondernemers waren in plaats van criminelen, dat beeld is door de eeuwen gegroeid dat Nederlanders goede mensen zijn. En nu blijkt dat het in de geschiedenis niet zo is geweest. Dat tast het zelfbeeld aan”.

(24)

24

Zawdie heeft het over de geschiedvervalsing en het ontkennen van de slavernij, dat sluit aan op het bovenstaande. De respondenten hebben dus niet alleen een concrete target voor ogen, maar ook de onderliggende structurele voorwaarden die het ‘onrecht’ veroorzaken.

Uit de analyse komt duidelijk naar voren dat er bij de respondenten sprake is van een onrechtframe. Volgens Gamson (1995) gaat het onrechtframe vaak samen met een ‘hot cognition’, en een ‘concrete target’. Dit komt ook naar voren komt uit de analyse, waarbij de meeste respondenten duidelijk aangeven ergernis en verontwaardiging te voelen. Daarnaast is er sprake van een ‘concrete target’ en oog voor de onderliggende structurele beperkingen. Wat betreft het onrecht frame en de onderliggende problemen die de respondenten geven over de figuur Zwarte piet zijn er zowel verschillen als overeenkomsten op te merken. Echter kan over het algemeen kan wel gesteld worden dat alle respondenten in bredere context onrechtframes dragen die allemaal met elkaar samenhangen. Hetzelfde geldt wat betreft emoties, bij de ene respondent komt dit meer tot uiting dan bij de ander. Het belangrijkste is dat er het gemeenschappelijke idee is dat het uiterlijk van Zwarte Piet symbool staat voor het ‘injustice frame’ wat er wordt gedragen door de respondenten en dat de strijd hier tegen deuren opent voor een strijd tegen meerdere vormen van racisme. Met andere woorden, de respondenten hebben een gemeenschappelijke concrete ‘target’. Dit is volgens Gamson (ibid) een belangrijke voorwaarde voor het hebben van een ‘injustice frame’. Alle respondenten willen dat de huidige figuur van Zwarte Piet verdwijnt.

4.2. Agency

Bij ‘agency’ komt bij de meeste respondenten naar voren dat ze af willen van het stereotype uiterlijk van Zwarte Piet en het gedrag. Het maakte ze niet uit hoe Zwarte Piet eruit komt te zien, als er maar geen racistische stereotype kenmerken van de zwarte mens zichtbaar zijn. Ook zijn er enkele respondenten die het nog idealer vinden als er een zwarte Sinterklaas zou zijn.

Het valt op dat ondanks de kleine aanpassingen die tot nu toe zijn gemaakt in het uiterlijk van Zwarte Piet, dit voor alle respondenten geen effect heeft op de motivatie of het idee van macht om iets te veranderen. Dit blijkt ook uit de vraag “wat zie je als mogelijk haalbare veranderingen binnen nu en 5 jaar?”. Er is bij de meeste respondenten een duidelijk geloof dat over vijf jaar geen sprake meer is van een Zwarte Piet met een stereotype uiterlijk van de

(25)

25

zwarte mens. Er zijn ook respondenten die wat meer nuances brengen door bijvoorbeeld een onderscheid te maken tussen de grote en de kleine steden of tussen het publieke domein en private domein. Coen verwacht bijvoorbeeld dat er geen sprake meer zou zijn van Zwarte Piet, maar dat dit mogelijk alleen nog in private sferen voor kan komen. Er is echter een respondent die hier geen harde uitspraken over doet. Thomas gaf als reactie op deze vraag:

“dan moet het allemaal veranderd zijn, ook volgens de burgemeester, maar men spreek met gespleten tong”.

Echter kan gesteld worden dat er het geloof is onder de respondenten dat ze iets kunnen veranderen door middel van actie en uiteindelijk zeggen alle respondenten expliciet, op een respondent na, dat het zal leiden tot de afschaffing van Zwarte Piet.

Daarnaast viel ook op dat de meeste respondenten de aanpassingen in het uiterlijk van Zwarte Piet niet als positief ervoeren. Abulkasim zegt hierover het volgende:

“Wat betreft die aanpassingen en die reform. Ik wil geen reform. Daar ben ik niet in geïnteresseerd. Dat betekent dat de witte dominante orde de voorwaarden bepaalt onder welke wij doorgaan. En wat zij zeggen is eigenlijk we veranderen de zwarte kleur na een stroopwafel en daarmee is het klaar. En de hele beweging daar is dan geen noodzaak meer voor. Dat is het hele idee erachter. Is racisme daarmee weg in Nederland? Nee”.

Meerdere respondenten hebben net als Abulkasim hier moeite mee, omdat het echte probleem niet aangepakt wordt of überhaupt begrepen lijkt te worden. Ewout zegt het volgende over de aanpassingen in het uiterlijk van Zwarte Piet:

“De aanpassingen vertrekken niet van uit het idee, dit is racistisch, maar meer vanuit een poldermentaliteit. (…). Je kunt geen compromis sluiten met een racistisch karikatuur. Als je de zwarte kleur weghaalt maar de oorbellen en kroeshaar laat dan blijft het een racistisch karikatuur. Het laat zien dat er totaal geen begrip is voor het hele punt” (interview).

Echter gaf Ewout ook aan dat het tegelijkertijd goed is om die aanpassingen te zien, omdat het een gevoel geeft voor de activisten dat ze iets kunnen behalen. Het geloof dat de respondenten veranderingen te weeg kunnen brengen met hun acties heeft mogelijk te maken met de successen die tot nu toe zijn behaald. Hierbij moet gedacht worden aan het groeiend

(26)

26

bewustzijn in de samenleving. Ook de durf om ervoor uit te komen en te strijden tegen Zwarte Piet. Respondent Sandew geeft bijvoorbeeld aan dat er vorig jaar ongeveer 200 mensen demonstreerden tegen Zwarte Piet tijdens de intocht, terwijl het jaar ervoor twee mensen actievoerden. Tot slot zien veel respondenten verbetering in het feit dat Zwarte Piet veel vaker onderwerp van publiek debat is. Behaalde successen op de korte termijn zijn volgens Gamson (1995) een belangrijke voorwaarde voor het gevoel van agency. Dit sluit aan op wat Ewout zegt:

“(…) omdat acties omtrent Zwarte Piet een gevoel geeft van er verandert iets worden er steeds meer mensen rondom actief en geeft ook mogelijkheid komende jaren om veel meer actie te voeren tegen racisme. En leidt het nieuwe activisten op en nieuwe anti-racisten”.

Wat betreft de middelen die noodzakelijk zijn om actie te voeren, wordt door veel respondenten media-aandacht, bewustzijn op school creëren en geld genoemd. Daarnaast wordt benadrukt dat actie nodig is om tot veranderingen te komen. Sandew zegt hier over het volgende:

“Maatschappelijk verandering dat bereik je door strijd. Macht laat zich niet door redelijkheid leiden, maar door macht. Dus strijd is noodzakelijk. Als je zegt ‘ik ga je feest verstoren, ik ga laten zien dat je feest racistisch is’… dan ga je boos worden eerst en dan gaan een aantal mensen daarna na denken en die mensen gaan bij zinnen nadenken en denken er moet iets veranderen”.

Over het algemeen kan dus gesteld worden dat de respondenten geloven dat hun acties veranderingen te weeg kunnen brengen, iets wat als een belangrijke voorwaarde wordt gezien voor ‘agency’ (Gamson, 1995). Daarnaast zegt Gamson dat de aandacht voor een beweging belangrijk is voor een gevoel van agency. Er is een politiek bewustzijn bij de respondenten dat ze macht hebben om voor veranderingen te kunnen zorgen.

4.3. Identiteit

Bij het onderdeel identiteit zijn er uiteenlopende bevindingen gevonden. Wat betreft identiteit wilde ik weten of er sprake was van een gevoel van verbondenheid met een organisatie, beweging of verbondenheid op hoger niveau, namelijk solidariteit. Waar enkele respondenten

(27)

27

duidelijk een verbondenheid voelen met de Kick Out Zwarte Piet (KOZP), de Anti-Zwarte Piet beweging en de Anti-Racisme beweging, waren er ook enkele respondenten die zich afvroegen of er wel gesproken kan worden van een Anti-Zwarte Piet beweging en zich ook niet verbonden voelden op organisatorisch niveau.

De meerderheid van de respondenten geven aan dat er verschillen in visies zijn binnen de beweging. Volgens Mitchell kan dit enerzijds leiden tot conflict en anderzijds juist tot groei en meer samenwerking. Hij gaf als voorbeeld de botsende visies in de beweging wat betreft seksisme en homofobie. Hetzelfde voorbeeld gaf ook Jeremy:

“Ik denk dat we ook naast elkaar moeten staan ongeacht dat we op sommige vlakken van elkaar verschillen. Er zijn ook mensen in de beweging die zeggen dat als je tegen racisme bent dan kun je hier niet staan als je niet tegen seksisme bent”.

Andere botsende visies die zijn aangegeven hebben betrekking op verschillende meningen over strategieën en ook één respondent had het over verschillen tussen de blanke activisten en de zwarte activisten. Over dit laatste zei de respondent dat ze het gevoel heeft dat blanke activisten graag de aandacht willen. Echter geven de meeste respondenten wel aan dat er een gevoel van verbondenheid is met de KOZP organisatie, omdat ze zich kunnen vinden in het doel.

Van de respondenten die zich verbonden voelden met KOZP, was kenmerkend dat deze respondenten een functie hebben in een van de Anti-Zwarte Piet organisaties en/of vaak aanwezig zijn bij acties of georganiseerde bijeenkomsten door KOZP. Dit wordt onder andere bevestigd door Jeremy die een sterke verbondenheid voelt met KOZP en die opmerkte dat er een heel klein sterk solidaire groep is die bij alles aanwezig is. Een ander voorbeeld is Mitchell die zich verbonden voelt op alle drie de lagen. Hij voelt zich verbonden met KOZP, maar daarnaast ook met de Anti-Zwarte Piet beweging en voelt een solidariteit met de ‘black community’. Beide respondenten zijn actief en hebben een bepaalde functierol in de organisatie. Naast Mitchell, gaf ook Abulkasim aan solidariteit te voelen met de zwarte gemeenschap.

(28)

28

“In Gouda waren er meer mensen. Er was een groep uit Rotterdam, er was een meisje uit Zeeland die ook daar kwam. En je had die hele grote groep links activisten. Dat waren losse groepen en hebben ook hun eigen ideeën daarin”.

Het punt dat Zawdie hier maakte is dat hij wel weet dat er meerdere mensen zijn die strijden tegen Zwarte Piet, maar dat hij geen idee heeft hoe ze actie zouden voerden. De vraag is of er dan wel sprake is van één beweging.

Daarnaast geeft hij zelf aan dat hij niet zo zeer mee gaat voor KOZP, maar zoals Zawdie het verwoord: “Im just another body”. Deze respondent voelt niet zo zeer een verbondenheid met een organisatie en een beweging, maar eerder een individu die ergens tegen is en daar tegen actie voert. Hij spreekt dan ook meer van verbondenheid op individueel niveau. Wel geeft hij aan dat hij zich verbonden voelt met de mensen die daar op dat moment zijn, omdat ze voor hetzelfde strijden, maar zodra hij naar huis gaat is dat gevoel van verbondenheid er niet. De organisatie KOZP was voor hem geen extra drive om te demonstreren bij de intocht in Gouda, maar eerder de mensen die hij persoonlijk kent. Hetzelfde geldt voor Thomas die zich ook niet verbonden voelt met de organisatie KOZP. Thomas heeft duidelijk een ander visie wat betreft de strategie in het actievoeren tegen Zwarte Piet en voerde dan ook zijn ‘eigen’ demonstratie door als Sint Nicolaas naar de intocht in Gouda te gaan. Zo zegt Thomas: “Ik steun de groep wel maar ik help ze niet”. Wat betreft het spreken over een beweging, zegt Thomas het volgende:

“De beweging bracht ik naar de mensen, niet naar de degene die zichzelf opwerven als zogeheten leiders. (…). Zonder de mensen is het geen beweging. Iedereen is belangrijk”.

Thomas maakte duidelijk dat een gevaar binnen een beweging of organisatie is dat het ego van mensen in de weg kan komen te zitten. Niet alleen Thomas gaf dit aan, maar ook Jeremy. Op vragen met betrekking tot de verschillende visies binnen de beweging, zei Jeremy het volgende:

“Persoonlijk vind ik het wel een goed iets zolang er wel naar elkaar geluisterd wordt en het doel voor ogen blijft en we ons niet laten leiden door ego’tjes”.

(29)

29

Het brengen van de beweging naar de mensen, zoals Thomas het verwoord, komt ook terug in de opmerking van Ewout:

“Er is binnen de beweging te weinig een goede discussie hoe organiseer je iets om iets te bereiken. Er wordt niet bekeken hoe demonstranten onderdeel te maken van het proces, het organiseren van de beweging (…)”

Echter is er volgens Ewout wel veel eenheid. “Zwarte Piet moet weg en daar kunnen we ons in vinden”. Het is opmerkelijk dat Ewout zich verbonden voelt met KOZP als socialist, terwijl een ander respondent heeft aangegeven geen eenheid te voelen met AFA of de socialisten tijdens de demonstratie in Gouda. Daarnaast gaf Ewout aan zich ook verbonden te voelen met de Anti-Racisme beweging, want verbondenheid met socialisme is niet te scheiden van de strijd met racisme.

Er waren ook enkele respondenten die een sterke verbondenheid voelen met KOZP, maar deze verbondenheid minder ziet ingebed in een beweging als geheel:

“Als het om dit onderwerp (Gouda) gaat heel goed. Er is in de beweging wel altijd heel veel gemopper, o.a. over communicatie enz. Ik lig daar niet van wakker, want het is een nieuwe beweging en begrijp het wel. Het kan misschien nog niet anders. Verder vind ik ‘de beweging’ wel erg versplinterd. Niet bij KOZP, maar in het algemeen. Er zijn een aantal groeperingen die niet altijd samenwerken met de anderen of zelfs elkaar tegenwerken. Ik zie liever één grotere beweging dan het geruzie onderling. Samen naar één doel werken ook al ben je het niet altijd met elkaar eens, lijkt me handiger” (interview).

Wat betreft de verschillende visies binnen de beweging, werd genoemd dat het lastig kan zijn maar tegelijkertijd ook creatieve ideeën kan opleveren. Uiteindelijk is het hebben van een gemeenschappelijk doel voor alle respondenten de belangrijkste bindingsfactor.

“(…) aan het einde van de dag er gestreden wordt voor hetzelfde doel. Het gevoel van verbondenheid met elkaar is bij alle respondenten dan ook aanwezig op een collectieve actiedag als in Gouda, waarin samen wordt gedemonstreerd” (Jeremy, interview).

(30)

30

De ervaringen die de respondenten hadden in Gouda waren heftig en voor sommigen emotioneel en ook dit versterkt het gevoel van verbondenheid met elkaar. Daarnaast gaf Corna aan dat de voorbereidingen vooraf aan de demonstraties ook ervoor zorgen dat er een gevoel van eenheid is. Thomas is hier echter een uitzondering in, omdat deze respondent op z’n eigen manier heeft gedemonstreerd en zich niet verbonden voelt met de KOZP. Echter voelt hij zich op dat moment wel verbonden met de mensen die achter hem staan, maar dit ziet hij los van KOZP.

In het onderdeel over identiteit is naar voren gekomen dat het gevoel van verbondenheid op verschillende niveaus verschilt tussen de respondenten. Daarnaast is ook duidelijk dat er verschillende visies zijn die met elkaar kunnen botsen. De meeste respondenten voelen zich wel verbonden met KOZP. Ook waren er enkele respondenten die zich niet verbonden voelen met een organisatie of beweging. Echter zorgen de botsingen, evenals het niet verbonden voelen met KOZP, er niet voor dat er bij deze respondenten geen gevoel van eenheid is bij de demonstratie in Gouda. De voornaamste reden die de respondenten geven is dat ze er toch staan met hetzelfde doel. Jeremy zegt hierover: “We disagree on tactics but we have to unite on goals”. Het hebben van een gemeenschappelijk doel is de sterkste bindingsfactor, waardoor de respondenten zich op het moment van actievoeren een eenheid voelen met elkaar. Belangrijk hierbij is niet alleen de rol van emoties, maar ook de instructies en voorbereidingen die aan de demonstratie vooraf gaan.

(31)

31 5. Conclusie

De leidende vraag in deze scriptie is: “Hoe komt de collectieve identiteit tot stand van de Anti-Zwarte Piet beweging?”. Hierin is gekeken of de elementen ‘injustice frame’, ‘agency’ en ‘identity’ uit de theorie van Gamson (1995) een verklaring biedt voor het ontstaan van de Anti-Zwarte Piet beweging.

Allereerst is uit de resultaten gebleken dat er duidelijk sprake is van een ‘injustice frame’ bij alle respondenten. Het onrechtframe bestaat over het algemeen uit de visie dat de figuur Zwarte Piet een symbool is van racisme. Echter wordt de strijd tegen Zwarte Piet in een bredere context geplaatst en noemen de respondenten verschillende onderliggende problemen. De meest genoemde onderliggende problemen die de respondenten noemen zijn structurele ongelijkheid, ongelijke machtsverhoudingen, ontkenning van het slavernijverleden en mensen met andere achtergronden dan de Nederlandse achtergrond, zien als tweederangsburgers. Het onrechtframe wordt dus vanuit verschillende hoeken benaderd, maar de frames hangen wel met elkaar samen. Het gevoel van onrecht dat bij alle respondenten heerst, sluit aan bij de theorie van Gamson (1995) waarin gesteld wordt dat er duidelijk een gevoel van onrecht aanwezig moet zijn en dat dit vaak gepaard gaat met een ‘hot cognition’. Dit laatste is bij de meerderheid van de respondenten te zien en ook verwoord, voornamelijk een gevoel van ergernis en verontwaardiging. Echter waren er enkele respondenten waar dit minder naar voren kwam of meer impliciet bleef. Een mogelijk verklaring hiervoor is de achtergrond van deze respondenten. Mitchell is een antropoloog en gaf ook aan dat hij getraind is om dingen van een afstand te analyseren. En respondent Thomas zei dat hij zijn acties uit in zijn kunst en het daarom ook met liefde doet. Daarnaast beweert Gamson (ibid.) ook dat er een concrete target ‘aanwezig’ moet zijn. Bij alle respondenten staat de figuur Zwarte Piet symbool voor het onrechtframe wat zij dragen. Er is dus sprake van een gemeenschappelijke target en een gemeenschappelijk doel; de afschaffing van Zwarte Piet. Echter hebben de respondenten niet alleen oog voor de concrete target, maar ook voor de socio-culturele oorzaken of het systeem. Er wordt bijvoorbeeld ook gesproken van een racistisch klimaat in Nederland, wat weer vrij abstract is. Dit werd wel nader uitgelegd, waardoor de oorzaak steeds concreter werd. Vooral de gekleurde respondenten haalden het onderwijs erbij en benadrukte dat daar een verandering plaats moet vinden. Zo moest er meer ruimte komen voor historisch besef en moeten kinderen de juiste geschiedenis meekrijgen, waarin er meer aandacht wordt besteed aan het slavernijverleden en de rol van Nederland daarin. Tot slot benoemden bijna alle

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een gemeente die er voor al haar burgers moet zijn en de macht en taak heeft om racisme in de openbare ruimte te bestrijden, zou een intocht die veel mensen buitensluit niet

● De Kinderombudsman stelt ‘dat Zwarte Piet zodanig moet worden aangepast dat kinderen geen negatieve effecten meer ervaren door het Sinterklaasfeest [door] Zwarte Piet te ontdoen

Uitein- delijk wordt Piet op alle Haagse scholen ontdaan van de discriminatoire elementen die het College benoemt en in de toekomst hebben we alleen nog maar neutrale Pieten..

De gemeenteraad van de gemeente Groningen, in vergadering bijeen op 11 november 2020, besprekende de begroting 2021..

 It is an important mechanism to assess the quality of the data collection process - errors of measurement in a particular year may be more easily detected and

Neem, voor zover niet anders voorgesteld, deze ingekomen stukken en mededelingen voor kennisge- ving aan.. In de raadsportefeuille liggen de volgende stukken voor u

Maar nu bereiken ons opnieuw berichten van gemeentes waarbij van binnenuit, onder andere door raadsleden van diverse partijen, maar soms ook door de burgemeesters zelf, het

Kuypers en Van der Beek uit Nijmegen toonden, in de jaren zeventig, voor het eerst met elegante dierproeven aan, dat een effusie in het middenoor niet werd veroorzaakt door