• No results found

Is er een samenhang tussen het meemaken van directe oorlogservaringen en agressief gedrag bij voormalig kindsoldaten?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Is er een samenhang tussen het meemaken van directe oorlogservaringen en agressief gedrag bij voormalig kindsoldaten?"

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Is er een samenhang tussen het meemaken van directe oorlogservaringen en agressief gedrag bij voormalig kindsoldaten?

Denise van der Veldt Universiteit van Amsterdam

Bachelor scriptie Pedagogische Wetenschappen Studentnummer: 10346058

Kinderen in conflict- en oorlogsgebieden Begeleider: Ernst Mulder

Datum: 30 januari 2017 Aantal woorden: 5148

(2)

Inhoudsopgave

Abstract 3

Inleiding 4

Gender in relatie met agressief gedrag bij voormalig kindsoldaten 8 Leeftijd rekrutering in relatie met agressief gedrag bij voormalig kindsoldaten 12

Discussie 16

(3)

Abstract

Dit literatuuroverzicht had als doel om te kijken of er een samenhang is te vinden tussen het meemaken van directe oorlogservaringen en het ontwikkelen van agressief gedrag bij voormalig kindsoldaten. Jongeren die in aanraking komen met gewelddadige situaties, hebben kans om meer kans op het ontwikkelen van psychologische problemen. In dit onderzoek is getracht te onderzoeken of gender en leeftijd van rekrutering een samenhang hebben met het ontwikkelen van agressief gedrag bij voormalig kindsoldaten. Namelijk, gelden de maatschappelijke gendernormen ook in een leger en heeft dit een samenhang met agressief gedrag. En heeft leeftijd van rekrutering een rol in het ontwikkelen van agressief gedrag. Literatuur wees uit dat gender een kleine tot geen samenhang had met het

ontwikkelen van agressief gedrag, omdat genderrollen minder gelden in het leger. Leeftijd van rekrutering bleek vaak samen te gaan met duur in een leger. Deze twee componenten samen zorgde ervoor dat voormalig kindsoldaten meer kans hadden op het ontwikkelen van agressief gedrag.

Trefwoorden: kindsoldaten, agressief gedrag, directe oorlogservaringen, gender, leeftijd rekrutering

(4)

Is er een samenhang tussen het meemaken van directe oorlogservaringen en agressief gedrag bij voormalig kindsoldaten?

Het blootgesteld worden aan een oorlog is een stressvolle gebeurtenis voor ieder persoon (Drury & Williams, 2012). Echter, een kind soldaat die direct worden blootgesteld aan oorlog en geweld en herhaaldelijk oorlogssituaties meemaken, hebben vaker meer last van psychologische problemen dan mensen en/of kinderen die indirect in aanraking komen met oorlog (Drury & Williams, 2012). Onder oorlog wordt in dit verslag verstaan als een strijd tussen twee of meer entiteitendie elkaar bestrijden op politiek, religieus of economisch gebied, waarbij op zijn minst één van de partijen haar wil probeert op te leggen, er een georganiseerd karakter bestaat en het conflict langdurig stand houdt (de Graaff, 2013). Momenteel zijn er naar schatting 300.000 kinderen wereldwijd die ingezet worden als kindsoldaat in dan wel een rebellenbeweging, terroristische organisatie of een leger (Quee, 2008). Volgens Unicef worden er wereldwijd 250.000 kinderen actief ingezet in een oorlog (Warchild, 2017).

In dit literatuuronderzoek staan kindsoldaten centraal. Voor deze scriptie zal de definitie van kindsoldaten van Unicef (2007) gelden. Deze luidt:

Iedere persoon jonger dan achttien jaar die gerekruteerd of gebruikt is door een gewapende macht of gewapende groep in welke hoedanigheid dan ook, met inbegrip van maar niet beperkt tot kinderen, jongens en meisjes, gebruikt als strijders, kok, drager, boodschapper, spion of voor seksuele doeleinden.

Deze definitie wordt vandaag de dag ook door de hulporganisatie War Child gehanteerd (Warchild, 2017). Deze definitie is vrij breed en dit geeft problemen wat betreft onderscheid in kinderen die betrokken zijn bij vechtende organisaties en kinderen die daadwerkelijk meevechten in de oorlog (Stuifbergen, 2011). Ten eerste is het van belang om te weten waarom kinderen überhaupt worden gebruikt door legers, aangezien volwassenen groter en

(5)

sterker zijn. Kinderen worden vaak gerekruteerd omdat ze goedkoop zijn en makkelijk te beïnvloeden (de Clerck, 2009). Kinderen zijn daarnaast onopvallend in legers, waardoor het bestrijden van een leger met soldaten en kindsoldaten moeilijk is. Er kan een onderscheid gemaakt worden in welke mate kinderen oorlog meemaken, namelijk indirect en direct. Met direct wordt bedoeld dat kinderen daadwerkelijk meevechten, terwijl indirect meemaken van een oorlog kinderen zijn die fungeren als bijvoorbeeld boodschapper of kok. In dit onderzoek staan de voormalig kindsoldaten centraal die direct bij de oorlog waren betrokken, en dus meevochten in oorlogssituaties.

Er zal in dit literatuuroverzicht worden gekeken naar gedragsproblemen bij ex kindsoldaten. Er is een onderscheid te vinden in gedragsproblemen, namelijk

internaliserend- en externaliserend probleemgedrag (Mesman & Koot, 2002). Voor dit onderzoek wordt er gekeken naar externaliserend gedrag. Onder externaliserende

gedragsproblemen verstaat men probleemgedrag zoals agressief-, delinquentgedrag (Van der Ploeg, 2003). Dit is gedrag dat zichtbaar is voor de buitenwereld. Voor dit onderzoek zal agressief gedrag onder de loep worden genomen. Deze richting is gekozen vanwege het feit dat agressieproblematiek groot en het daarnaast moeilijk te behandelen is, wat het meer ongrijpbaar maakt voor behandelaars (van Manen, 2015). Er is geen eenduidige definitie over agressie. De definitie die Van der Ploeg (2014) aanhoudt, is dat agressie een vorm van gedrag is waarbij een ander schade wordt toegebracht. Dit kan schade zijn in de vorm van fysieke- en emotionele schade. Agressief gedrag is voor zowel het kind als de omgeving vervelend, omdat het kan leiden tot delinquentie, afwijzing van omgeving, lager

zelfvertrouwen, relatieproblemen, lage schoolresultaten en middelenmisbruik (Peris & Baker, 2000). Uit het onderzoek van Korht et al. (2008) is gebleken dat 62% van de ondervraagde voormalig kindsoldaten in hun onderzoek een klinische score heeft op externaliserende gedragsproblemen. Dit houdt in dat men aan de hand van waarneembare

(6)

kenmerken kan stellen of een participant externaliserende gedragsproblemen toont.

Daarnaast komt eveneens uit het artikel van Shaw (2003) naar voren dat wanneer kinderen in aanraking zijn geweest met oorlogsactiviteiten, zij onder andere storend gedrag

ontwikkelen. Ook het onderzoek van Hermenau, Hecker, Maedl, Schauer, & Elbert (2013) stelt dat er een correlatie is tussen het blootgesteld worden aan een gewelddadige omgeving en het ontwikkelen van agressief geweld.

Woede en agressie zijn gedragsproblemen die veel voorkomen bij een Post

Traumatische Stress Stoornis (PTSS) die gerelateerd is of voortkomt uit een oorlogservaring of andere traumatische gebeurtenis. Dit is komt veel voor bij ex kindsoldaten (Draijer & van Zon, 2014). PTSS is terug te vinden in de DSM-IV (American Psychiatric Assocation, 1994). Daarin is PTSS is terug te vinden onder de angststoornissen. Echter in de nieuwste versie van de DSM, de DSM-V (2013), staat PTSS als stoornis op zichzelf. Dit is omdat PTSS meer is dan alleen een angststoornis, het omvatte niet het hele begrip of stoornis. PTSS ontstaat nadat een persoon langdurig of kortstondig is blootgesteld aan extreme, stressvolle gebeurtenissen. Hoelang een persoon is blootgesteld aan een extreme gebeurtenis, heeft geen invloed op de PTSS die daaruit voortvloeit. Bij ernstig getraumatiseerde patiënten kunnen agressieve kanten naar boven komen, die een patiënt vervolgens minder kwetsbaar maakt (Draijer & van Zon, 2014). Eén kort moment in aanraking komen met een gewelddadige of traumatische ervaring is genoeg om PTSS te ontwikkelen. Er is uit onderzoek gebleken dat externaliserende

gedragsproblemen zoals agressie vaker voorkomt bij jongens dan bij meisjes (O’Connor, McGuire, Reiss, Hetherington & Plomin, 1998; Shaw, 2003). Het huidige genderpatroon laat ook zien dat meisjes meer geneigd zijn naar internaliserende problemen en jongens meer naar externaliserende problemen (Thijs, van Dijk, Stoof, & Notten, 2014). Er zal daarom in dit onderzoek gekeken worden naar de rol van gender bij agressief gedrag bij ex kindsoldaten in

(7)

de huidige literatuur. De eerste deelvraag die wordt behandeld zal zijn: ‘Op wat voor manier hangen gender en agressief gedrag met elkaar samen bij voormalig kindsoldaten?’

Daarnaast is het interessant om te kijken naar de leeftijd van rekrutering van voormalig kindsoldaten. Terpstra & van Dijke (2016) stellen namelijk dat wanneer je al vroeg in

aanraking komt met traumatische gebeurtenissen, je een groot risico hebt op het ontwikkelen van problemen op latere leeftijd. Ook Berman (2001) stelt dat jongere kinderen die worden blootgesteld aan traumatische ervaringen, meer kans hebben op het ontwikkelen van

posttraumatische stress. Mels et al. (2009) onderzocht Congolese ex kindsoldaten en vond een verband tussen leeftijd en traumatische ervaringen, namelijk hoe ouder de adolescent des te meer traumatische ervaringen diegene had meegemaakt. Onderzocht zal worden of leeftijd van rekrutering invloed heeft op de gedragsproblemen voormalig kindsoldaten. De tweede deelvraag luidt daarom: ‘Speelt de leeftijd van rekrutering een rol bij het ontwikkelen van agressief gedrag bij voormalig kindsoldaten?’

Onderzoek naar agressief gedrag bij voormalig kindsoldaten is van belang aangezien er in de huidige literatuur veel bekend is over angststoornissen bij ex-kindsoldaten in het algemeen, maar niet zo zeer over de agressie problemen die daarbij komen kijken. Zo wordt er voornamelijk gesproken over Post Traumatisch Stress Syndroom (PTSS), wat vooral de angst en trauma bij voormalige kindsoldaten belicht. Er wordt minder gesproken over eventuele agressief gedrag bij voormalig kindsoldaten, terwijl dit wel één van de kenmerken is van PTSS (Draijer & van Zon, 2014; American Psychiatric Assocation, 2013). Of komt het agressief gedrag niet alleen voort uit PTSS? Weierstall et al. (2011) stellen namelijk dat een hogere score op de Appetitive Agression Scale (AAS) geassocieerd is aan een hogere mate van het plegen van gewelddadig gedrag. Bij de AAS werd gemeten hoe een participant tegenover agressieve gebeurtenissen aankeek en daarbij de mate waarin diegene zelf ervaring heeft met plegen van geweld. Een hogere score op AAS correleert met een lage PTSS, wat in

(8)

tegenstelling is met het feit dat agressiviteit een onderdeel is van PTSS (American Psychiatric Assocation, 2013). Wat vooral interessant is om te onderzoeken is om te kijken hoe het kan dat voormalig kindsoldaten agressief gedrag ontwikkelen en of gender en leeftijd van rekrutering hiermee samenhangen. Heeft gender een invloed op agressief gedrag bij ex kindsoldaten en speelt leeftijd van rekrutering een rol bij het gedrag? De hoofdvraag die hieruit voortvloeit is: ‘Wat voor invloed hebben directe oorlogservaringen op agressief gedrag bij voormalig kindsoldaten?’

Hieronder zullen de deelvragen geïntroduceerd in de inleiding worden behandeld en in zoverre worden beantwoord.

Deelvraag 1: ‘Op wat voor manier hangen gender en agressief gedrag met elkaar samen bij voormalig kindsoldaten?’

In de inleiding is naar voren gekomen dat er in de literatuur een onderscheid wordt gemaakt tussen jongens en meisjes en hun mate van agressieve gedragsproblemen. Hierbij kwam al naar voren dat jongens meer gedragsproblemen vertonen dan meisjes (O’Connor, McGuire, Reiss, Hetherington, & Plomin, 1998; Shaw, 2003). Dit is echter over het algemeen gebleken bij kinderen met een PTSS. Allereerst is het van belang wat de verschillende gender normen zijn. Met gendernormen wordt bedoeld de maatschappelijke regels en verwachtingen die horen bij het ‘man’ of ‘vrouw’ zijn (Poels, 2016). Het gaat hier om bepaalde

verwachtingspatronen die bij het zijn van een jongen of meisje horen. Hiermee wordt bedoeld dat de maatschappij verwacht dat meisjes zicht meer introvert uiten en jongens zich meer extravert uiten. Met deze deelvraag wordt getracht te beantwoorden of dezelfde conclusie kan getrokken worden bij ex kindsoldaten. Hiervoor zullen er verschillende studies worden aangehaald, waarnaar er een conclusie wordt getrokken op basis van de resultaten.

(9)

Ten eerste is het van belang om te kijken naar de genderpatronen tijdens de oorlog of in legers. Naar voren komt dat vrouwen meestal als slachtoffer worden gezien van mannelijk geweld (Macdonald, 2008). Dit duidt aan dat het conflict wordt veroorzaakt door mannen en vrouwen daarvan het slachtoffer zijn. Echter, is dit een foutief beschreven fenomeen. Het is wat de wereld denkt hoe oorlogen en conflicten in elkaar steken, echter volgens Macdonald (2008) waren vrouwen of ex vrouwelijke kindsoldaten niet zozeer het slachtoffer maar waren ze zelf ook opzoek naar geweld en traden ze daarom toe tot legers en rebellengroepen. Uit het onderzoek van Van Hauwermeieren (2014) bleek uit interviews met Somalische vrouwen dat vrouwen niet traditioneel in de keuken stonden om te koken. De Somalische vrouwen en meisjes namen juist actief mee in de geweldplegingen. Dit is dus in tegenstelling wat de wereld denkt over de rol van vrouwen in het leger.

In het longitudinale onderzoek van Betancourt et al. (2010) werd er gekeken naar internaliserende en externaliserende gedragsproblemen bij ex kindsoldaten uit Sierra Leone. Hierbij werden er 260 participanten in de leeftijd van 10 tot en met 17 jaar op drie

verschillende momenten gemeten. Wanneer er werd gekeken naar de externaliserende gedragsproblemen is dit vooral te wijten aan het feit dat de ex kindsoldaten iemand anders hebben moeten verwonden of vermoorden. Er werd van tevoren een onderscheid gemaakt in jongens en meisjes, echter is er in de conclusie van dit onderzoek geen verschil gemaakt tussen beide sekse. Dit suggereert dat gender geen rol speelt in oorlog, alhoewel daar geen bewijs voor is gevonden in het onderzoek. Er is uiteindelijk alleen gekeken naar waar de externaliserende problemen van ex kindsoldaten vandaan kwamen, en dat extreme

traumatische ervaringen zoals geweldpleging leidt tot externaliserende problemen bij zowel jongens als meisjes. Ook keek Betancourt et al. (2010) naar de invloed van stigma (het niet geaccepteerd worden in een dorp na de oorlog) op de relatie tussen het psychosociale welzijn en oorlogservaringen. In dit onderzoek komt naar voren dat zowel meisjes als jongens

(10)

evenveel gewelddadige acties moesten plegen toen zij kindsoldaten waren in Sierra Leone, wat dus leidt tot externaliserende problemen (Betancourt, Agnew-Blais, Gilman, Williams, & Ellis, 2010). Ook dit geeft de indruk dat meisjes en jongens, ongeacht de genderpatronen, evenveel werden ingezet voor gewelddadige acties. Deze externaliserende problemen kunnen gerelateerd worden aan vijandigheid en agressiviteit.

In het onderzoek van Weierstall, Schalinski, Crombach, Hecker en Elbert (2012) werd er gekeken naar jongens en de invloed van oorlog op agressie. De groep die werd onderzocht bestond uit 83 participanten uit Noord Oeganda waarvan 42 waren ontvoerd in gerekruteerd door de Lord Resistance Army (LRA) en 41 participanten die de oorlog wel hadden

meegemaakt maar niet hadden meegevochten in de LRA. Bij hen werd de mate van PTSS gemeten en een Appetive Agression Scale (AAS) afgenomen. Zoals in de inleiding al werd gesteld wordt er bij de AAS gemeten hoe een participant tegenover agressieve gebeurtenissen aankijkt en daarbij de mate waarin diegene zelf ervaring heeft met plegen van geweld. Hieruit bleek dat wanneer men gewelddadige- en agressieve situaties meemaakt, men ook zelf

gewelddadig en agressief gedrag ontwikkeld op latere leeftijd. Er is hiervoor geen verschil gevonden voor het zijn van een ex-kindsoldaat of oorlog meemaken zonder een kindsoldaat te zijn geweest. Het wordt in het onderzoek benoemd als een vicieuze cirkel van geweld en agressie, die als een soort buffer optreedt tegen PTSS. PTSS wordt in deze context vooral gezien als een angststoornis, terwijl ander onderzoek stelt dat agressief gedrag een onderdeel is van PTSS (Draijer & van Zon, 2014). Wanneer je in deze vicieuze cirkel van geweld blijft, zal je geen verdere PTSS of angststoornissen ontwikkelen. Dit houdt in dat agressief gedrag als een soort van muur optreedt tegenover PTSS, het is een coping strategie. Echter, wordt hier geen onderscheid gemaakt in gender, waardoor er uit dit onderzoek alleen gesteld kan worden dat gewelddadige gebeurtenissen bij mannelijke ex kindsoldaten inderdaad leidt tot

(11)

agressief gedrag. Over vrouwen kan geen conclusie worden getrokken, aangezien die niet zijn meegenomen in het onderzoek (Weierstall, Schalinski, Crombach, Hecker, & Elbert, 2012).

Wanneer er in de literatuur wordt gekeken naar vrouwelijke ex kindsoldaten, worden er veel meer internaliserende problemen vastgesteld. Als voorbeeld is er in het onderzoek van Betancourt et al. (2010) terug te zien dat meisjes een lager zelfvertrouwen hadden en lagere prosociale gedragingen vertoonden. Dit is in tegenstelling tot jongens, die na blootstelling aan gewelddadige situaties juist een lage waardes van emotionele problemen lieten zien (Annan, Blattman, & Horton, 2006).

De vraag die gesteld werd in dit stuk was of er een samenhang te vinden is tussen gender en agressief gedrag bij ex kindsoldaten. Tot nu toe is er getracht te vinden of

oorlogservaringen agressief gedrag teweegbrengt bij jongeren, dus of ex kindsoldaten meer agressief gedrag vertonen in tegenstelling tot kinderen die geen oorlog hebben meegemaakt. Er is meer gekeken naar de invloed van negatieve oorlogservaringen op agressief gedrag bij vrouwen en mannen in plaats van de samenhang tussen gender en agressief gedrag bij ex kindsoldaten. Hierbij gaat het meer over gender in het algemeen dan het verschil tussen mannen en vrouwen. Wanneer er in de literatuur wordt gekeken is er terug te vinden in het onderzoek van Laufer en Solomon (2006) dat wanneer kinderen traumatische ervaringen opdoen tijdens de oorlog, één van de veelvoorkomende problemen agressie is. Dit onderzoek werd uitgevoerd bij 2999 adolescenten in de vierde tot de negende klas in Israël. Zij hadden op zijn minst één terroristische/traumatische ervaring opgedaan tijdens de oorlog. Hierbij is geen onderscheid gemaakt in sekse, aangezien in een oorlog de huidige genderpatronen niet altijd worden gevolgd en er dus geen onderscheid gemaakt hoeft te maken. Daarom is één traumatische ervaring al genoeg voor het ontwikkelen van agressief gedrag, ongeacht gender (Laufer & Solomon, 2006).

(12)

Het is lastig om een conclusie te trekken uit deze onderzoeken omdat er niet een eenduidig antwoord terug te vinden is in de literatuur. Daarnaast is er niet heel veel onderzoek beschikbaar over de samenhang van gender op agressief gedrag bij ex kindsoldaten. Veel onderzoeken neigen meer te praten over verschil in sekse en nemen daar gender niet in mee. Getracht is om daaruit voorzichtige conclusies te trekken wat betreft gender, in hoeverre dat mogelijk is. Wat er over het algemeen wel naar voren komt is dat jongens meer agressief gedrag vertonen dan meisjes. Dit is in lijn met wat de maatschappij verwacht van jongens en meisjes. Meisjes komen in de literatuur in het algemeen naar voren met meer internaliserende problemen zoals een laag zelfvertrouwen. Echter, concluderen Laufer & Solomon (2006) dat het niet aan gender ligt, maar aan de traumatische ervaring zelf dat men agressief gedrag ontwikkeld. Gender speelt geen enkele rol hierin. Daarnaast blijkt ook dat in de meeste legers de traditionele genderpatronen niet in stand worden gehouden (Van Hauwermeieren, 2014), waardoor meisjes ook geweld plegen en dus net zoveel kans hebben op het meemaken van een traumatische ervaring als jongens in een leger. In een leger gelden er andere regels voor gender (Hauwermeieren, 2014), en daarom is er een kleine tot geen samenhang tussen gender en het ontwikkelen van agressief gedrag bij ex-kindsoldaten.

Deelvraag 2: ‘Speelt de leeftijd van rekrutering een rol bij het ontwikkelen van agressief gedrag bij voormalig kindsoldaten?’

Naast gender is ook leeftijd een belangrijk onderdeel gebleken bij agressief gedrag bij ex kindsoldaten. Eerder in de inleiding kwam al naar voren dat hoe jonger je bent wanneer je in aanraking komt met traumatische gebeurtenissen, des te meer kans je hebt op het

ontwikkelen van problemen op latere leeftijd (Terpstra & van Dijke, 2016). Daarnaast bleek hoe ouder de adolescent was, hoe meer traumatische ervaringen diegene had meegemaakt (Mels et al., 2009). Dit heeft te maken met de tijdsduur dat een kind in aanraking is geweest met gewapende groeperingen, aangezien dit de kans op blootstelling aan gewelddadige

(13)

situaties vergroot (Betancourt, Borisova et al., 2010). Met deze deelvraag proberen we echter leeftijd van rekrutering te isoleren van tijdsduur in een leger, in hoeverre dit in de huidige literatuur beschikbaar is.

In het onderzoek van Derluyn, Broekaert, Schuyten en Temmerman (2004) zijn 301 voormalige kindsoldaten uit Oeganda onderzocht. De participanten werden geïnterviewd middels een vragenlijst. Er is gebleken dat deze jongeren allemaal op jonge leeftijd zijn gerekruteerd, er was een gemiddelde leeftijd van 12,9 jaar. Daarnaast zijn alle ex-kindsoldaten gedurende een lange periode van gemiddeld 744 dagen blootgesteld aan geweld binnen een leger. Van de 301 participanten zijn er door 71 participanten ook een PTSS-vragenlijst ingevuld. Hiervan had 97% een klinische score op PTSS. Dit betekent dat een groot deel van de voormalige kindsoldaten daadwerkelijk kenmerken laat zien van PTSS. Echter is er in dit onderzoek geen onderscheid gemaakt in internaliserend en externaliserend gedrag, waardoor er niet met zekerheid gezegd kan worden of dit geldt voor agressief gedrag. Zoals eerder benoemd is PTSS een breed begrip, wat meerdere aspecten omvat. Wel kan er gesteld worden dat wanneer een kind op jonge leeftijd wordt gerekruteerd een grote kans heeft op het

ontwikkelen van PTSS. Echter, is de duur van blootstelling aan geweld ook meegenomen in dit onderzoek. Of het ontwikkelen van PTSS geheel te wijten is aan rekrutering op jonge leeftijd is dus niet helemaal met zekerheid te zeggen (Derluyn, Broekaert, Schuyten, & Temmerman, 2004).

In het artikel van Betancourt et al. (2010), die onderzoek deed naar ex kindsoldaten in Sierra Leone, was de gemiddelde leeftijd van ontvoering/aansluiten bij een leger 10,51 jaar. Er waren zelfs kinderen die rapporteerde dat ze tussen de 2 en 5 jaar oud waren toen ze werden ontvoerd door het leger. De kinderen zaten gemiddeld 4,68 jaar in het leger. In deze follow-up studie werden de effecten van twee jaar geleden opnieuw gemeten om te kijken of er een verschil was aan te tonen. Gebleken is dat kinderen die gewelddadige acties uitvoerde

(14)

zoals moorden en verwonden op jonge leeftijd, daar op lange termijn nog steeds last van hebben. Dit is vooral terug te zien in angstigheid en vijandigheid bij deze kinderen. Hieruit kan geconcludeerd worden dat zowel een jonge leeftijd als de langdurigheid van blootstelling aan geweld bijdraagt aan vijandigheid en angst bij kinderen. Vijandigheid impliceert geen agressief gedrag, maar een vijandige interpretatiestijl houdt wel verband met agressie (Huijs, 2016). Echter, is er net zoals het vorige onderzoek geen onderscheid gemaakt tussen duur en leeftijd. Er kan opnieuw niet met zekerheid gesteld worden of jonge leeftijd van rekrutering een voorspeller is van agressief gedrag op latere leeftijd. Eenmaal gerekruteerd, ondergaan kinderen een heftige training waarbij ze meestal ook al iemand moeten verwonden of vermoorden (Henderson & Wessells, 2009). Ze worden als het ware ‘gesocialiseerd’ in het geweld, alsof het bij het dagelijks leven hoort (Quee, 2008). Dit heeft een grote impact op een jong kind en wordt ook wel gezien als levensingrijpend, waardoor een kind de kans heeft tot het ontwikkelen van psychologische problemen.

In het onderzoek van Hermenau, Hecker, Maedl, Schauer en Elbert (2013) werd trauma en agressiviteit gemeten bij kindsoldaten uit Congo. De steekproef bestond uit 200 mannelijke proefpersonen. De onderzoekers onderzochten de mate van trauma en agressiviteit bij ex kindsoldaten vergeleken met soldaten uit Congo die pas waren gerekruteerd toen zij volwassen waren. Onderscheid tussen beide werd gemaakt bij de grens van 18 jaar. Elke participant die werd gerekruteerd op een leeftijd jonger dan 18 jaar werd beschouwd als kind soldaat. Uit het onderzoek is gebleken dat de ex kindsoldaten een hogere mate van agressie vertoonde dan de volwassenen die op een volwassen leeftijd waren gerekruteerd. De agressie kwam voort uit het feit dat ze meer aan geweld waren blootgesteld op jongere leeftijd. Deze resultaten geven de indicatie dat als je als kind opgroeit in een leger, je op latere leeftijd meer agressiviteitsproblemen vertoond. Indien je pas op oudere leeftijd bent gerekruteerd, heb je geen agressieve omgeving gehad tijdens je ontwikkeling tot volwassenheid (Hermenau,

(15)

Hecker, Maedl, Schauer, & Elbert, 2013). Wanneer men op jonge leeftijd zich aansluit bij een leger, hebben zij een laag moreel vermogen en kennen zij geen andere oplossing dan een conflict op een agressieve/gewelddadige manier op te lossen (Wessells, 1997).

Daarnaast is het hebben van een rang of status in het leger, een indicatie van

agressiviteit (Crombach, Weierstall, Hecker, Schalinski, & Elbert, 2013). Dit is echter wel een zijspoor op het onderzoek, maar heeft wel een positief effect op agressief gedrag bij vooral jonge kinderen. Wanneer kinderen op jonge leeftijd een bepaalde status binnen het leger krijgen, ervaren ze het plegen van geweld als positief. Het wordt hen aangeleerd om gewelddadig gedrag te verheerlijken en agressiviteit als norm te zien. Ook komt er in het artikel van Elbert, Weierstall en Schauer (2010) naar voren dat in voormalig kindsoldaten in Oeganda en Congo nog steeds deel uit maken van criminele groeperingen in de samenleving. Hierbij gebruiken zij nog steeds het geweld dat zij gewend zijn om te gebruiken en waar zij mee zijn opgegroeid. Het is voor hen als vanzelfsprekend, ze zijn niet anders gewend en kunnen moeilijk als normaal leven in de samenleving.

Wat al deze onderzoeken met elkaar gemeen hebben, is dat hoe jonger een kind is des te meer kans er is dat het kind ook psychologische problemen ontwikkeld. Dit heeft er ook mee te maken dat een kind dan langer in aanraking is met gewelddadige situaties. Het onderzoek van Betancourt et al. (2010) heeft daadwerkelijk ook aangetoond dat een kind op langere termijn meer last heeft van angst en vijandigheid. Vijandigheid heeft in zekere mate te maken met agressief gedrag en daarom kan er gesteld worden dat leeftijd van rekrutering inderdaad invloed heeft op agressief gedrag (Betancourt, 2010). Daarnaast is er ook een verband met rekrutering en agressiviteit gevonden in het onderzoek van Hermenau et al. (2013), namelijk dat wanneer je op jonge leeftijd wordt gerekruteerd en opgroeit met geweld je meer kans hebt op het ontwikkelen van agressief gedrag. Desondanks kan er niet met zekerheid gezegd worden of leeftijd van rekrutering een positieve samenhang heeft met

(16)

agressief gedrag bij ex-kindsoldaten. Daarnaast gaan leeftijd van rekrutering en duur vaak samen met het ontwikkelen van agressief gedrag. Er zijn weinig onderzoeken die leeftijd hebben geïsoleerd van andere factoren die invloed kunnen hebben op de samenhang. Leeftijd van rekrutering heeft met name invloed op het psychologisch welzijn van de kinderen dan specifiek op agressief gedrag. Het is lastig om te zeggen in hoeverre leeftijd een verband heeft met het ontwikkelen van agressief gedrag.

Discussie

Naar aanleiding van de bestaande literatuur is er getracht een conclusie te trekken aan de hand van de hoofdvraag. De hoofdvraag luidde als volgt: ‘Is er een samenhang tussen het meemaken van directe oorlogservaringen en agressief gedrag bij voormalig kindsoldaten?’. Over het algemeen is er inderdaad een samenhang tussen deze twee componenten.

Voormalige kindsoldaten die extreme traumatische ervaringen opdoen, zoals het plegen van geweld, hebben meer kans op het ontwikkelen van externaliserende problemen (Betancourt, 2010). Deze hoofdvraag is met behulp van twee deelvragen getracht breder te belichten, deze vragen waren: ‘Op wat voor manier hangen gender en agressief gedrag met elkaar samen bij voormalig kindsoldaten?’ en ‘Speelt de leeftijd van rekrutering een rol bij het ontwikkelen van agressief gedrag bij voormalig kindsoldaten?’. Gebleken is dat gender en het ontwikkelen van agressieve problemen op een zekere wijze met elkaar samenhangen. Te weten dat jongens zullen over het algemeen sneller externaliserend gedrag, zoals agressie, vertonen dan meisjes (O’Connor, McGuire, Reiss, Hetherington, & Plomin, 1998; Shaw, 2003). Meisjes

ontwikkelen eerder internaliserende problemen na traumatische ervaringen. Dit is in

samenhang met wat de maatschappij verwacht van een jongen of een meisje (Thijs, van Dijk, Stoof & Notten, 2014). Ondanks de gendernormen die gelden in bijna iedere maatschappij, is dit in een leger niet geheel hetzelfde. Die gendernormen die men aanneemt, zijn niet geheel hetzelfde in een oorlog of leger (Macdonald, 2008). Vrouwen en mannen vervullen dezelfde

(17)

rollen in een leger, ongeacht sekse. Bestaande literatuur is niet eenduidig wanneer er wordt gekeken naar de samenhang tussen agressie en gender. Aan de ene kant is er een verschil te zien tussen jongens en meisjes en ontwikkelen jongens inderdaad meer externaliserende problemen dan meisjes na een oorlog (Betancourt, 2010; Annan, Blattman, & Horton, 2006). Aan de andere kant gaat het in de literatuur niet om het zijn van een meisje of jongen om agressief gedrag te ontwikkelen. Het gaat meer om het soort traumatische ervaring, die agressiviteit teweegbrengt (Laufer & Solomon, 2006). Echter, gaat de tendens meer in de richting van geen verschil tussen jongens en meisjes. Meer onderzoeken concluderen dat meevechten in een oorlog traumatisch genoeg is om agressief gedrag te ontwikkelen, ongeacht het geslacht. Dit kan misschien te wijten zijn aan het feit dat de traditionele

genderpatronen niet gehanteerd worden in een leger. Gender en agressie bij ex-kindsoldaten bleek vrijwel niet voor te komen in de literatuur, behalve dat gender er niet toe doet in legers voor de rol die je krijgt toebedeeld.

Daarnaast is er tweede vraag gesteld, namelijk of de leeftijd van rekrutering een invloed heeft op het ontwikkelen van agressief gedrag. Volgens Terpstra en van Dijke (2016) speelt leeftijd een rol in het ontwikkelen van problemen op latere leeftijd. Wanneer je op jonge leeftijd een traumatische ervaring opdoet, zal dit meer gevolgen hebben op latere leeftijd. Kindsoldaten worden als het ware opgevoed in een agressieve en gewelddadige wereld. Het wordt voor hen als normaal beschouwd. Alle onderzoeken die in deze deelvraag zijn aangehaald, concluderen allen dat jonge leeftijd op een zekere wijze een samenhang heeft met het agressieve gedrag op latere leeftijd. Daarmee kan voorzichtig worden geconcludeerd worden dat leeftijd daadwerkelijk samenhangt met agressief gedrag bij ex kindsoldaten. Echter, zijn in bijna alle onderzoeken die de samenhang bekeken ook de duur in een leger meegenomen. Zowel duur als leeftijd van rekrutering draagt bij aan het ontwikkelen van agressief gedrag.

(18)

Desalniettemin bevat dit literatuuronderzoek ook een aantal tekortkomingen. De aanwezige literatuur schoot hier en daar tekort of er was onvoldoende informatie om een duidelijke conclusie te trekken over de deelvraag. Een aantal van deze tekortkomingen zullen hieronder worden toegelicht. Ten eerste werd er in veel literatuur leeftijd van rekrutering en duur samengenomen. De conclusie die er vervolgens werd getrokken over agressief gedrag is daarom op basis van zowel leeftijd als duur. Dit vormt een probleem, aangezien er in de vooraf gestelde deelvraag alleen gekeken werd naar leeftijd van rekrutering. De resultaten van de onderzoeken zijn niet geheel te wijten aan leeftijd, en daarom kan er niet geconcludeerd worden of het agressief gedrag bij ex kindsoldaten daadwerkelijk door leeftijd van rekrutering komt. Echter, gaan leeftijd en duur in een leger snel met elkaar samen. Hoe jonger je bent, des te langer je in een leger kan meevechten. Daarnaast is uit onderzoek gebleken dat kinderen die op jonge leeftijd worden gerekruteerd het agressieve geweld als normaal gaan zien

(Hermenau, Hecker, Maedl, Schauer, & Elbert, 2013). Dit is in tegenstelling tot volwassene die in het leger zitten, die zijn niet opgegroeid met geweld en kunnen geweld en het normale leven beter van elkaar scheiden.

Een andere tekortkoming heeft te maken met de samenhang tussen gender en agressief gedrag bij ex kindsoldaten. Er is een tekort aan onderzoek in dit veld en er daarom meer onderzoek nodig naar de samenhang tussen gender en agressief gedrag bij ex-kindsoldaten. Bestaand onderzoek is meer gefocust op het verschil tussen jongens en meisjes. Hierbij wordt er gekeken naar externaliserende en internaliserende problematiek. Laufer & Solomon (2006) stellen dat het niet om gender gaat wanneer je kijkt naar agressief gedrag, maar meer om de soort ervaring. Wanneer deze ervaring traumatisch genoeg is, maakt gender niet uit. Echter, is er weinig verdere onderzoek over dit onderwerp en is er dus bijna geen conclusie te trekken.

Deze tekortkomingen geeft gelijk een indicatie voor eventueel vervolgonderzoek. Bijvoorbeeld bij de relatie tussen gender en agressief gedrag. Er mist in huidih onderzoek een

(19)

eenduiding in de relatie tussen agressief gedrag en gender bij ex-kindsoldaten. Is gender de oorzaak van bepaald gedrag wat kinderen ontwikkelen na een traumatische ervaring? Of heeft gender daar niets mee te maken en gaat het alleen om de traumatische ervaring op zichzelf? Daarnaast is het van belang dat er onderzoek wordt gedaan naar leeftijd van rekrutering los van duur in een leger. Aangezien deze twee componenten vaak samen worden genomen, is het onduidelijk of agressief gedrag komt door jonge leeftijd van rekrutering of dat dit samengaat met duur in een leger.

Wat interessant voor vervolgonderzoek is, is om te kijken of gender en leeftijd samen in een zekere mate een samenhang hebben met agressief gedrag. Namelijk, het ontwikkelen van gendernormen heeft tijd nodig, maar wanneer je jong wordt gerekruteerd zijn er dan wel bepaalde gendernormen aanwezig? Heeft gender dan wel een invloed op agressief gedrag? Het is voor vervolgonderzoek handig om te weten vanaf welke leeftijd gender meer een rol gaat spelen en of jonge rekrutering om die reden uitmaakt op het ontwikkelen van agressief gedrag. Hier is in de huidige literatuur nog geen eenduidig beeld over. Aanbeveling is om deze rede om hier onderzoek naar te doen, bijvoorbeeld bij ex kindsoldaten die kort in een leger hebben gezeten maar wel op jonge leeftijd zijn gerekruteerd. Er kan dan een betere meting gedaan worden.

Al met al kan er geconcludeerd worden dat er inderdaad een samenhang is tussen het meemaken van directe oorlogservaringen en agressief gedrag. Er is over het algemeen een trend te zien dat wanneer je direct bent betrokken bij de oorlog dit een sterke samenhang heeft met het ontwikkelen van agressief gedrag. Er wordt hierbij vermeld dat het grotendeels komt door het gesocialiseerd worden in agressief gedrag tijdens de tijd in het leger en dat men niet anders kent dan dit toe te passen in het normale leven. Daarnaast is gebleken dat leeftijd van rekrutering een sterkere samenhang heeft met agressief gedrag dan gender. Gender en agressief gedrag zijn vrij onduidelijke begrippen die bijna niet in de literatuur samengaan,

(20)

terwijl de samenhang tussen leeftijd van rekrutering en agressief gedrag wel terug te vinden zijn in de literatuur.

(21)

Literatuurlijst

American Psychiatric Association (1994). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (4th ed.). Washington, DC: American Psychiatric Association.

American Psychiatric Association (2013). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (5th ed.). Washington, DC: American Psychiatric Association.

Annan, J., Blattman, C., & Horton, R. (2006). The state of youth and youth protection in Northern Uganda. Uganda: UNICEF.

Berman, H.R.N. (2001). Children and war: current understandings and future directions. Public Health Nursing, 18, 243-252. doi:10.1046/j.1525-1446.2001.00243.x

Betancourt, T. S., Agnew-Blais, J., Gilman, S. E., Williams, D. R., & Ellis, B. H. (2010). Past horrors, present struggles: The role of stigma in the association between war

experiences and psychosocial adjustment among former child soldiers in Sierra Leone. Social science & medicine, 70, 17-26. doi:10.1016/j.socscimed.2009.09.038

Betancourt, T. S., Brennan, R. T., Rubin-Smith, J., Fitzmaurice, G. M., & Gilman, S. E. (2010). Sierra Leone's former child soldiers: a longitudinal study of risk, protective factors, and mental health. Journal of the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 49, 606-615. doi: 10.1016/j.jaac.2010.03.008

Crombach, A., Weierstall, R., Hecker, T., Schalinski, I., & Elbert, T. (2013). Social status and the desire to resort to violence: Using the example of Uganda's former child

soldiers. Journal of Aggression, Maltreatment & Trauma, 22, 559-575. doi:

(22)

Draijer, N., & van Zon, P. (2014). Transference-Focused Psychotherapy bij voormalige kindsoldaten. Tijdschrift voor Psychotherapie, 40, 197-212. doi:10.1007/s12485 -014 -0024-1

Derluyn, I., Broekaert, E., Schuyten, G., & De Temmerman, E. (2004). Post-traumatic stress in former Ugandan child soldiers. The Lancet, 363, 861-863. doi:10.1016/S0140 -6736(04)15734-6

Drury, J., & Williams, R. (2012). Children and young people who are refugees, internally displaced persons or survivors or perpetrators of war, mass violence and

terrorism. Current opinion in psychiatry, 25, 277-284. doi: 10.1097/YCO.0b013e328353eea6

Elbert, T., Weierstall, R., & Schauer, M. (2010). Fascination violence: On mind and brain of man hunters. European Archives of Psychiatry and Clinical Neuroscience, 260, 100-105. doi:10.1007/s00406-010-0144-8

De Graaff, B. G. J. (2013). Het begin van eeuwige oorlog: Op weg naar de eeuwige vrede?. Militaire Spectator, 182, 398-410.

Van Hauwermeiren, R. (2014). De herinnering aan een levend conflict. Tijdschrift voor Genderstudies, 17, 327-343. doi: 10.5117/TVGN2014.4.HAUW

Henderson, S. W., & Wessells, M. (2009). Supporting the mental health and psychosocial well-being of former child soldiers. Journal of the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 48, 587-590.

Hermenau, K., Hecker, T., Maedl, A., Schauer, M., & Elbert, T. (2013). Growing up in armed groups: trauma and aggression among child soldiers in DR Congo. European journal of psychotraumatology, 4. doi:10.3402/ejpt.v4i0.21408

(23)

Huijs, A. M. W. (2016). Hoe boos of blij kijk jij? Het effect van een computertraining op de vijandige interpretatiestijl en agressie, en de rol van intelligentie hierin (Master's thesis). Opgehaald van http://dspace.library.uu.nl/handle/1874/335338

Kohrt, B.A., Jordans, M.J.D., Tol, W.A., Speckman, R.A., Maharjan, S.M., Worthman, C.M. & Komproe, I.H. (2008). Comparison of Mental Health Between Former Child Soldiers and Children Never Conscripted by Armed Groups in Nepal. Journal of the Medical Associaton, 300, 691-702.

Laufer, A., & Solomon, Z. (2006). Posttraumatic symptoms and posttraumatic growth among Israeli youth exposed to terror incidents. Journal of Social and Clinical

Psychology, 25, 429-447. doi:10.1521/jscp.2006.25.4.429

Macdonald, A. (2008). New Wars: Forgotten Warriors: Why Have Girl Fighters Been Excluded from Western Representations of Conflict in Sierra Leone. Africa Development, 33, 135-145.

Van Manen, T.G. (2015). Zelfcontrole: Een social cognitief interventieprogramma voor kinderen met agressief/oppositioneel gedrag. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Mesman, J., & Koot, H. M. (2002). De ontwikkeling van internaliserende en externaliserende problemen van peutertijd tot preadolescentie. Kind en adolescent, 23, 14-25. doi: 10.1007/BF03060828

O’Connor, T.G., McGuire, S., Reiss, D., Hetherington, E.M. & Plomin, R. (1998). Cooccurrence of depressive symptoms and antisocial behavior in adolescence: A common genetic liability. Journal of abnormal Psychology, 107, 27-37. doi: 10.1037/0021-843X.107.1.27

(24)

Peris, T.S., & Baker, B.L. (2000). Applications of the Expressed Emotion Construct to Young Children with Externalizing Behavior: Stability and Prediction over Time. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 41, 457-462. doi:10.1111/1469-7610.00630

van der Ploeg, J. (2014). Agressie: definitie en prevalentie. Agressie bij kinderen (pp. 1-7). Bohn Stafleu van Loghum. doi:10.1007/978-90-368-0635-0_1

Van der Ploeg, J.D., (2003). Gedragsproblemen: ontwikkelingen en risico’s. Rotterdam: Lemniscaat.

Poels, M. P. W. (2016). Wat ben je nou eigenlijk? Een onderzoek naar de heteroseksuele matrix aan de hand van de documentaire Valentijn.

Quee, A. (2008). Regional child warriors in West Africa. Conflict trends, 1, 3. Shaw, J.A. (2003). Children Exposed to War/Terrorism. Clinical Child and Family

Psychology Review, 6, 237-246. doi:10.1023/B:CCFP.0000006291.10180.bd

Thijs, P., van Dijk, I., Stoof, R., & Notten, N. (2014). Genderverschillen en deviant gedrag. Mens en maatschappij, 89, 305-335. doi:10.5117/MEM2014.3.THIJ

Stuifbergen, J. (2011). Kindersoldaten in conflictgebieden wereldwijd. Tijdschrift voor Criminologie. 53, 363-384.

Terpstra, L., & van Dijke, A. (2016). De keten van geweld, verwaarlozing en mishandeling heeft een andere aanpak nodig. Jeugdbeleid, 1-14. doi:10.1007/s12451-016-0112-z Unicef (2007). Paris principles

via:www.un.org/children/conflict/_documents/parisprinciples/ParisPrinciples_EN.pdf

Warchild (2017). Kindsoldaten. Opgehaald van www.warchild.nl: http://www.warchild.nl/kindsoldaten

(25)

Weierstall, R., Schaal, S., Schalinski, I., Dusingizemungu, J. P., & Elbert, T. (2011). The thrill of being violent as an antidote to posttraumatic stress disorder in Rwandese genocide perpetrators. European journal of psychotraumatology, 2.

Weierstall, R., Schalinski, I., Crombach, A., Hecker, T., & Elbert, T. (2012). When combat prevents PTSD symptoms—results from a survey with former child soldiers in Northern Uganda. BMC psychiatry, 12, 1. doi:10.1186/1471-244X-12-4

Wessells, M. (1997). Child Soldiers. The Bulletin of the Atomic Scientists, 53, 32-39. doi: 10.1080/00963402.1997.11456787

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

That kind of collaborations are very important for the success of the social enterprise’’ (SENL resp. 1, translation by the author). The investments made by Barry Callebaut show

Finally, this chapter will look at the grant lists and programs of the MNE foundations to further determine their precise targets with respect to health, primary education,

This is an interaction between the variable that measures the treatment effect of several increases in the corporate income tax rate, and a dummy variable for financial

92 Zoals we hebben gezien legt Nancy in zijn antwoord op deze vraag zich niet toe op het produceren van een nieuwe vorm voor de gemeenschap, maar richt hij

simulation results by Stevens et al. [22] given the current measurement height. ii) For all rotation rates, the vor- tex density is highest at a position relatively close to

The relationships between landslide locations and conditioning factors were determined using the GIS-based statistical methods of frequency ratio (FR), multi-criteria

The national implementation of Technology is a relatively new learning area in Curriculum 2005 (C2005) and the Revised National Curriculum Statements (RNCS) in

The misalignment between IEC standards applicable to equipment used within a power plant environment and the national grid code is one of the biggest risks that can