• No results found

Retro-cue

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Retro-cue"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bachelorproject B&C

Retro-cue

Niels Rampen 10781250

(2)

Abstract

Een retro-cue kan zorgen voor een versterkte representatie in het visueel werkgeheugen en tegelijkertijd voor verlies van informatie. In dit onderzoek werd aan de hand van een whole-report gekeken wat er gebeurd met zowel gecuede als niet-gecuede items. Eveneens werd gekeken of dit effect verschilde voor robuust dan wel fragiele informatie. Uit dit onderzoek bleek dat een retro-cue kan zorgen voor kosten, maar deze kosten zijn verre van substantieel. Dit sluit aan bij een attentional-strengthening account, waar een representatie van een item in het werkgeheugen versterkt kan worden, zonder dat dit ten koste gaat van representaties van niet-gecuede items. Het robuust maken van informatie is in dit onderzoek niet gelukt.

(3)

Alles of Niets: Retro-cue Paradigma met Whole-report

Eén van de belangrijkste componenten van geheugen is het visuele werkgeheugen. Dit is het geheugen dat het mogelijk maakt om visuele informatie online te houden en er bewerkingen op uit te voeren. Informatie wordt in een (tijdelijke) staat van activatie gebracht om er iets mee te kunnen doen. Aandacht speelt hierbij een belangrijke rol. Aandacht helpt om relevante visuele informatie te selecteren voor eventuele verdere verwerking en irrelevante visuele informatie te negeren (Olivers, Meijer & Theeuwes, 2006). Voordat in meer detail gekeken gaat worden naar visueel werkgeheugen, is het belangrijk om onderscheid te maken tussen visueel werkgeheugen en het iconisch geheugen.Het iconisch geheugen betreft een verlenging van een visueel beeld in het geheugen en is eigenlijk een exacte kopie of nabeeld van een visueel beeld. Dit geheugen vervaagt enorm snel en is van zeer korte duur (Sperling, 1960). Echter in dit onderzoek zijn wij geïnteresseerd in de effecten van aandacht op informatie in het visuele werkgeheugen nadat iconisch geheugen vervaagd is.

Bij onderzoek naar visueel werkgeheugen wordt meestal een sequential comparison paradigma gebruikt (Phillips, 1974). In dit paradigma krijgt men een display met items te zien met de taak deze te onthouden. Vervolgens volgt een retentie-interval, waarin niets te zien is. Uiteindelijk verschijnt weer een display met een item waaraan soms niets veranderd is en soms wel, bijvoorbeeld de kleur. De taak van de proefpersoon is om te bepalen of er iets veranderd is (Phillips, 1974; Luck & Vogel, 1997; Vogel, Woodman & Luck, 2001; Alvarez & Cavanagh, 2004). Er bestaat een consensus dat men rond de 4 items in het visuele werkgeheugen kan houden. Dit wordt onder andere bevestigd in het onderzoek van Luck & Vogel (1997) en Vogel et al. (2001). In beide onderzoeken werd gekeken naar de capaciteit van het visuele werkgeheugen; onthouden mensen objecten als geheel of onthouden mensen

(4)

kenmerken van objecten? Uit beide onderzoeken kwam naar voren dat mensen zowel 4 kenmerken van objecten als 4 gehele objecten (met meerdere kenmerken) kunnen onthouden. Hieruit werd geconcludeerd dat mensen objecten als geheel onthouden en dat de capaciteit van het visuele werkgeheugen 4 items betreft. Wat uit bovenstaande onderzoeken in ieder geval duidelijk wordt, is dat het visuele werkgeheugen een beperkte capaciteit heeft.

De rol van aandacht in het werkgeheugen komt naar voren in studies die gebruik hebben gemaakt van het retro-cue paradigma. Men krijgt, net als in het sequential comparison paradigma, een display met items te zien met de taak deze te onthouden. Nadat deze items van het scherm verdwijnen, verschijnt een zogenoemde retro-cue tijdens het retentie-interval. Deze cue schept een verwachting over het object dat in de visuele werkgeheugentaak getoetst gaat worden. Het idee is dat door de retro-cue de aandacht naar het desbetreffende item in het visuele werkgeheugen gaat (Griffin & Nobre, 2003; Souza & Oberauer, 2016;Moorselaar, Olivers, Theeuwes, Lamme & Sligte, 2015). Uit verschillende onderzoeken komt naar voren dat een retro-cue voordelen biedt; door de cue wordt de aandacht intern op het desbetreffende item in het werkgeheugen gericht, wat zorgt voor snellere en meer accurate responsen op de test vergeleken met een sequential comparison paradigma. Het gecuede item is toegankelijker en wordt makkelijker opgehaald uit het visuele werkgeheugen dan niet-gecuede items (Landman, Spekreijse & Lamme, 2003; Griffin & Nobre, 2003; Souza & Oberauer, 2016; Moorselaar et al., 2015).

Hoewel er veel evidentie is voor het effect van retro-cues, is het onduidelijk welk mechanisme hieraan ten grondslag ligt. Er bestaan verschillende hypothesen die dit effect trachten te verklaren, hypothesen die elkaar bovendien niet uitsluiten. De zogenaamde removal-hypothese stelt dat de informatie die niet gecued wordt, als

(5)

irrelevant beoordeeld kan worden en uit het visuele werkgeheugen gewist kan worden. Dit zorgt ervoor dat alle aandacht op het gecuede item kan worden gericht en er geen interferentie is van andere items in het werkgeheugen (Souza & Oberauer, 2016). Williams, Hong, Kang, Carlisle en Woodman (2013) onderzochten deze aanname. Deelnemers moesten twee items onthouden, waarna zij op één van de twee items getest werden. In sommige trials werd hen geïnstrueerd één van de twee items te negeren, door middel van een cue. Eveneens kregen zij soms een cue gepresenteerd die het item dat getest zou worden aangaf. Wat uit dit onderzoek naar voren kwam, was dat deelnemers de gecuede items altijd correct rapporteerden. Wanneer deelnemers getest werden op een item dat zij moesten negeren, bleek dat zij zich dit item in de meeste gevallen niet meer konden herinneren. Hieruit werd geconcludeerd dat een retro-cue zorgt voor een versterking van het gecuede item in het werkgeheugen, maar tegelijkertijd kan een retro-cue er ook voor zorgen dat de informatie die als irrelevant wordt gezien, uit het werkgeheugen gewist wordt. Hierdoor wordt gesproken over een retro-cue voordeel en over retro-cue kosten.

Een mogelijke tweede verklaring voor het retro-cue effect is de attentional strengthening-hypothese. Deze hypothese stelt dat wanneer aandacht op een item gericht wordt, dit item een versterking in het geheugen geniet (Souza & Oberauer, 2016). Hierdoor wordt de toegankelijkheid van dit item vergroot, wat zorgt voor het retro-cue voordeel. De status van de niet-gecuede items in het werkgeheugen blijft echter onveranderd. Li en Saiki (2014) namen deze voorspelling onder de loep. In dit onderzoek werd naast een retro-cue soms een ‘withdrawal cue’ gepresenteerd, die bedoeld was om de focus te verleggen van het gecuede item naar de andere items. Wat hieruit naar voren kwam, was dat er nog steeds een retro-cue effect zichtbaar was, maar geen kosten wanneer een invalide retro-cue gepresenteerd werd. Hieruit werd

(6)

geconcludeerd dat een representatie van een item in het werkgeheugen versterkt kan worden, zonder dat dit ten koste gaat van representaties van niet-gecuede items.

Voor beide besproken hypothesen lijkt evidentie gevonden te zijn, wat duidelijk maakt dat er nog veel onduidelijkheid over het onderliggende mechanisme heerst. Derhalve relevant om nogmaals te kijken naar dit effect, met een cruciale aanpassing in het onderzoeksdesign. In de meeste beschreven onderzoeken worden uitspraken gedaan over zowel gecuede als niet-gecuede items, maar deze worden nooit tegelijkertijd getest. Dit is dan ook een tekortkoming van de besproken onderzoeken, die in het huidig onderzoek ondervangen wordt. Dit wordt gedaan door gebruik te maken van een whole report, waarbij participanten zowel op het gecuede item getest worden, als op de niet-gecuede items (Adam & Vogel, 2016). Op deze manier kunnen meer gegronde uitspraken gedaan worden over zowel gecuede als niet-gecuede items. Deelnemers krijgen een geheugenscherm gepresenteerd met vier kleuren die zij proberen te onthouden. Vervolgens volgt een retentie-interval, waarin soms een retro-cue zichtbaar is en soms niet. Uiteindelijk moeten participanten in het testscherm rapporteren welke vier kleuren zij gezien hebben (zie Figuur 1). Uitgaande van de removal-hypothese wordt verwacht dat deelnemers zich richten op een eventuele retro-cue en alle andere informatie uit hun werkgeheugen wissen. Dit zou betekenen dat deelnemers de kleur van het gecuede item bijna altijd correct kunnen rapporteren, maar in totaal minder items correct rapporteren wanneer een retro-cue verschijnt dan wanneer geen retro-cue verschijnt (hoge kosten). Het gecuede item wordt makkelijker opgehaald uit het visuele werkgeheugen dan niet-gecuede items, dus dit item zal meestal als eerste gerapporteerd worden. Uitgaande van de attentional strengthening-hypothese wordt verwacht dat een retro-cue ervoor zorgt dat dit item een versterkte representatie geniet in het visueel werkgeheugen, zonder dat dit ten koste gaat van

(7)

andere informatie. Dit zou betekenen dat deelnemers de kleur van het gecuede item bijna altijd correct kunnen rapporteren en ongeveer even veel items correct rapporteren wanneer een retro-cue verschijnt dan wanneer geen retro-cue verschijnt (lage kosten). Ook zou het gecuede item meestal als eerste gerapporteerd worden.

Als uitbreiding op huidig onderzoek wordt naast de retro-cue nog een element toegevoegd, namelijk de presentatie van een item vóór alle andere items op het geheugendisplay (sudden-onset). Uit onderzoek van Van Moorselaar, Olivers, Theeuwes, Lamme en Sligte (2015) bleek namelijk dat informatie die een eerste invalide cue overleeft, ook een tweede invalide cue overleeft. Er lijkt geen extra reductie van informatie te zijn na een tweede invalide cue. Dit lijkt te suggereren dat een item een robuuste ofwel fragiele representatie in het werkgeheugen kan genieten. Dit verschil in representatie lijkt een onbewust proces, aangezien er niets opvallends in het geheugenscherm met de items is gebeurd. Om dit te testen hebben we een methode nodig die voor een onbewust verschil tussen robuuste en fragiele representaties kan zorgen. In het onderzoek van Mulckhuyse, Talsma en Theeuwes (2007) werd een item 16ms voor alle andere items gepresenteerd (sudden-onset-item), te kort voor bewuste waarneming. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat zelfs wanneer een item niet bewust waargenomen wordt, dit item toch automatisch de aandacht trekt. Wij proberen in dit onderzoek een item robuust te maken door dit item 16ms voor alle andere items te presenteren. Omdat dit het eerste item is dat de aandacht krijgt, verwachten wij dat dit item een robuustere representatie in het werkgeheugen geniet dan de andere items. Hierdoor kan gekeken worden wat het effect van een retro-cue is op robuuste en fragiele informatie. Verwacht wordt dat het sudden-onset-item bijna altijd correct gerapporteerd wordt (robuust item), ongeacht of er wel of geen retro-cue aanwezig is. Ook zal het sudden-onset-item bijna altijd als eerste gerapporteerd worden, omdat dit item

(8)

toegankelijker is dan de items zonder sudden-onset. De retro-cue zal eveneens bijna altijd correct worden gerapporteerd, ongeacht of er een sudden-onset-item aanwezig is of niet.

De vraagstelling van dit onderzoek is tweeledig, namelijk wat gebeurt er met informatie die niet geselecteerd wordt door een retro-cue en verschilt dit effect voor robuuste en fragiele informatie. Participanten zullen vergeleken worden op prestatie op het retro-cue paradigma.

Methode Deelnemers

Aan het onderzoek deden 17 deelnemers mee. Er werd één proefpersoon geëxcludeerd op basis van leeftijd; er werd een leeftijdsgrens van minimaal 18 en maximaal 40 jaar gehanteerd. Na exclusie bleven 16 deelnemers over waarvan 4 mannen en 12 vrouwen, tussen de 19 en 27 jaar met een gemiddelde leeftijd van 22,81 jaar. De deelnemers werden geworven via de website van het laboratorium van de Universiteit van Amsterdam en er werd een financiële vergoeding verschaft voor deelname. Een exclusiecriterium was kleurenblindheid. Tevens werden participanten voorafgaand aan het onderzoek getraind, en enkel wanneer deze training met succes werd afgerond kon de participant meedoen aan het onderzoek.

Materiaal

Als taak werd een retro-cue paradigma gebruikt, geprogrammeerd in OpenSesame versie 3.0.2 (Mathôt, Schreij & Theeuwes, 2012). Het paradigma werd aangeboden in een verduisterde ruimte waar enkel een bureau met computer stond. Het paradigma werd aangeboden op een 60 Hz ASUS VG236 scherm en de participanten

(9)

gebruikten een muis om met de linkermuisknop responsen te selecteren. Elke trial begon met een 500ms fixatiescherm. Hierna werd een 250ms geheugenscherm gepresenteerd, met hierop 4 verschillende kleuren. In sommige trials werd één item random gekozen dat 16ms eerder dan alle andere items verscheen (het sudden-onset-item). In dit geval volgde na 16ms het 250ms geheugenscherm. De kleuren werden willekeurig gekozen uit een pool met 9 verschillende kleuren: rood (255,0,0), groen (0,255,0), blauw (0,0,255), geel (255,255,0), magenta (255,0,255), cyaan (0,255,255), oranje (255,128,0), wit (255,255,255) en zwart (1,1,1). Aan de participanten de taak deze kleuren te onthouden. Hierna volgde in sommige trials een retro-cue; een zwarte streep die de locatie van het item dat getest zou gaan worden aanwees. De tijd tussen geheugenscherm en retro-cue betrof 500ms. De retro-cue was 250ms zichtbaar, waarna een tweede interval van 500ms volgde waarin niets te zien was tot het testscherm volgde. In andere trials volgde geen retro-cue en betrof het retentie-interval tussen geheugenscherm en testscherm 1250ms. Uiteindelijk verscheen het testscherm met vier blokken waarin in kleine vierkantjes alle negen kleuren afgebeeld waren. De deelnemers konden vervolgens met de muis de kleuren selecteren door op de linkermuisknop te drukken. Zie Figuur 1 voor een weergave van een trial.

In het onderzoek waren 5 condities opgenomen, namelijk de no no onset, cue-no onset, cue-no cue-onset, cue same en cue switch condities. In de cue-no cue-cue-no onset conditie kregen proefpersonen geen sudden-onset-item en ook geen retro-cue te zien. In de cue-no onset conditie kregen proefpersonen geen sudden-onset-item, maar wel een retro-cue te zien. In de no cue-onset conditie kregen proefpersonen een sudden-onset-item te zien, maar was geen retro-cue te zien. In de cue same conditie kregen ze zowel een sudden-onset-item als een retro-cue van ditzelfde item te zien. In de cue switch conditie kregen

(10)

proefpersonen een sudden-onset-item te zien en verscheen een retro-cue van een ander item.

Procedure

Proefpersonen tekenden vooraf aan het experiment een informed consent van de ethische commissie van de UvA, faculteit Psychologie Brein & Cognitie. Tevens lazen zij het instructieformulier van het experiment door. Voordat de proefpersonen aan het experiment begonnen, moesten zij eerst een training volbrengen. Het eerste trainingsblok bestond uit 2 items op het geheugenscherm. Zij werden enkel op het gecuede item getest en moesten hiervan de kleur rapporteren. Als de prestatie na 8 trials boven de 80% lag, kwamen er 2 items bij. Als deze boven de 75% lag, kwam er 1 item bij en als deze minder dan 50% was, ging er 1 item af. Tussen de 75% en 50% bleef de hoeveelheid items gelijk. Wanneer de proefpersonen hoger dan 7 items zaten, was de training met succes volbracht en konden ze met het experiment beginnen. Wanneer zij meer dan 80 trials nodig hadden om hoger dan 7 items te komen, werd de training beëindigd en mocht de proefpersoon niet verder met deelname. Zij kregen eerst een oefenblok van 15 trials om bekend te worden met de whole-report procedure. Het uiteindelijke experiment bestond uit 8 blokken van elk 40 trials. Proefpersonen selecteerden per locatie de juiste kleur via de linkermuisknop. Na elk blok kon de participant zelf bepalen of doorgegaan werd met het experiment of een moment pauze genomen werd. Voor elk item dat de deelnemers correct rapporteerden konden zij geld verdienen: voor een correct gerapporteerd item was €0,01 te verdienen en wanneer er een gecued item aanwezig was konden zij voor het correct rapporteren van dit item €0,05 verdienen. Dit om er zeker van te zijn dat zij gebruikmaakten van de retro-cue aangezien zij op alle items getest werden en het nu financieel voordeliger was om in

(11)

ieder geval op de retro-cue te letten. Na de training startte elke deelnemer met minimaal €10,- en dit bedrag kon vervolgens oplopen tot een maximum van €20,50. Aan het einde van het experiment volgden nog 40 trials om te bepalen of participanten de sudden-onset konden waarnemen (manipulatiecheck). Er verschenen 4 items, waarvan 1 item het sudden-onset-item was. Participanten moesten aangeven welk item zij dachten dat als eerste verscheen, door op dit item te klikken.

Figuur 1. Een trial uit het onderzoek met een zwart fixatiekruis en een grijze achtergrond. Eerst verscheen een fixatiescherm, waarna een geheugenscherm volgde. Op dit geheugenscherm verscheen soms een sudden-onset-item Vervolgens volgde in een aantal trials een retro-cue, die de positie aanwees van één van de items. In andere trials verscheen nu een blanco scherm. Uiteindelijk verscheen het whole-report testscherm, waarop de participanten de kleuren van de verschillende items konden selecteren. Wanneer zij een item correct rapporteerden, verscheen de prijs van het item in beeld. Wanneer zij een item onjuist rapporteerden, verscheen een kruis op die plek.

Analyse

Allereerst werd een manipulatiecheck gedaan, om te kijken of de participanten zich bewust waren van een sudden-onset aan de hand van een one-sample t-test. Vervolgens werd gekeken of een sudden-onset-item een robuustere representatie in het geheugen genoot dan de andere items aan de hand van een paired-samples t-test. Hierna werd gekeken naar het effect van de twee within-subjects factoren, retro-cue en sudden-onset op het gemiddeld aantal correct en het interactie-effect. Dit werd gedaan door

(12)

middel van een factorial repeated measures ANOVA. Wanneer sprake was van een effect, werd met een paired samples t-test gekeken waar dit effect zich bevond. Eveneens werd gekeken naar het gemiddeld aantal cue correct per conditie en het gemiddeld aantal onset correct per conditie, wederom met een factorial repeated measures ANOVA. Wanneer sprake was van een effect, werd ook hier met een paired samples t-test gekeken waar dit effect zich bevond. Eveneens werd aan de hand van een one-way repeated measures ANOVA gekeken naar positie waarop het gecuede item en sudden-onset-item gerapporteerd werden en de invloed hiervan op de totale score. Als significantieniveau werd een alpha (α) van 0.05 gehanteerd.

Resultaten

Na exclusie van één deelnemer op basis van leeftijd bleven 16 deelnemers over, die de training allemaal met succes hadden volbracht. Bij alle onderstaande testresultaten is gekeken of er voldaan werd aan de assumptie van normaliteit en in een aantal gevallen aan de assumptie van sfericiteit en indien nodig is hiervoor gecorrigeerd. Eerst werd een manipulatiecheck gedaan aan de hand van een one-sample t-test om te kijken of de deelnemers zich bewust waren van de sudden-onset. Dit was het geval wanneer zij het sudden-onset-item in meer dan 25% van de gevallen selecteerden, aangezien zij 4 keuzemogelijkheden hadden. De one-sample t-test liet zien dat de gemiddelde score van de deelnemers op de onset-taak (M=0.298, SD=0.092) iets hoger lag dan kans (0.250), maar dit verschil was niet significant t(15)=2.117, p=0.051. Ondanks dat bovenstaande toets niet significant was, leek sprake te zijn van een trend; dit suggereerde dat deelnemers op een aantal trials waarschijnlijk de sudden-onset waargenomen hadden. Wanneer hier inderdaad sprake van was, was dit op weinig trials

(13)

het geval, gezien het lage gemiddelde van 0.298. De manipulatie was in dit opzicht geslaagd; de sudden-onset werd niet bewust waargenomen.

Vervolgens werd gekeken of een sudden-onset-item een robuustere representatie in het geheugen genoot dan de andere items. Dit zou het geval zijn als binnen de no cue-onset conditie het sudden-cue-onset-item vaker correct werd gerapporteerd dan de andere items. De paired-samples t-test liet zien dat het sudden-onset-item iets vaker correct werd beantwoord (M=0.838, SD=0.148) dan de andere items (M=0.823, SD=0.120), maar dit effect was niet significant, t(15)=-1.115, p=0.282. Het robuuste item werd niet vaker correct gerapporteerd dan de andere items, wat erop duidt dat de sudden-onset-items geen robuustere representatie genoten dan de andere items. De manipulatie leek in dit opzicht niet geslaagd.

Daarna werd gekeken naar het aantal correct gerapporteerde items. Hiervoor is een factorial repeated-measures ANOVA gebruikt met als within-subjects factoren cue (cue en geen cue) en onset (onset en geen onset). Een paired-samples t-test liet zien dat het gemiddeld aantal correct van de deelnemers wanneer sprake was van cue same (M=3.237, SD=0.542) niet significant verschilde van cue switch (M=3.234, SD=0.5755), waardoor deze twee factoren voor verdere analyse zijn samengenomen (t(15)=0.092, p=0.928). Uit de factorial repeated-measures ANOVA kwam een hoofdeffect van cue op het aantal items correct naar voren, F(1,15)=11.435, p =0.004. Er was geen hoofdeffect van sudden-onset op het aantal items correct, F(1,15)=0.381, p =0.546. Er was eveneens geen sprake van een interactie, F(1,15)=0.539, p=0.474. Hierna werd een paired samples t-test uitgevoerd om te kijken naar het effect van retro-cue. Hieruit kwam naar voren dat er in totaal minder items werden gerapporteerd na een retro-cue dan zonder retro-cue, ongeacht of er wel (t(15)=-2.641, p=0.019) of geen sudden-onset-item was (t(15)=2.812,

(14)

p=0.013). In Figuur 1 is het gemiddeld aantal items correct zichtbaar. Het viel op dat in elke conditie gemiddeld meer dan 3 items correct gerapporteerd werd.

Figuur 1. Gemiddeld aantal items correct voor de factoren cue en onset per conditie. De data van cue same en cue switch zijn gemiddeld, aangezien deze scores niet significant van elkaar verschilden op aantal correct.

Vervolgens is gekeken naar hoe vaak deelnemers het gecuede item correct rapporteerden en of dit verschilde per conditie. Deelnemers rapporteerden het gecuede item wanneer geen sudden-onset-item aanwezig was gemiddeld in 93,5% van de gevallen correct. Uit de one-way repeated-measures ANOVA met als factor conditie (cue same, cue switch en cue-no onset) kwam naar voren dat het gemiddeld aantal cue correct niet significant verschilde per conditie, F(1.403,21.045)=0.958, p=0.370. Deelnemers rapporteerden het gecuede item correct, ongeacht of datzelfde item een sudden-onset kende een ander item een sudden-onset kende of geen sudden-onset-item aanwezig was. Dit sluit aan bij de verwachting dat het correct beantwoorden van het gecuede item niet

3,1 3,15 3,2 3,25 3,3 3,35 3,4 Gemiddeld aantal correct Conditie cue-no onset cue-onset no cue-no onset no cue-onset

(15)

afhankelijk is van sudden-onset. In Figuur 2 is het gemiddeld cue correct per conditie zichtbaar.

Figuur 2. Gemiddeld aantal cue correct per conditie.

Daarna is gekeken naar hoe vaak deelnemers het sudden-onset-item correct rapporteerden en of dit verschilde per conditie. Het sudden-onset-item werd in 83,7% van de gevallen correct gerapporteerd wanneer geen retro-cue aanwezig was. Uit de one-way repeated-measures ANOVA met als factor conditie (cue same, cue switch en no cue-onset) kwam naar voren dat onset correct significant verschilde per conditie, F(2,30)=13.23, p<0.001. Hierna werd een paired samples t-test uitgevoerd om te kijken naar dit effect. Hieruit kwam naar voren dat het aantal onset correct beter was wanneer hetzelfde item gecued werd dan wanneer een ander item gecued werd, t(15)=3.907, p=0.001 of geen item gecued werd, t(15)=3.129, p=0.007. Aantal onset correct was wel beter wanneer geen item gecued werd dan wanneer een ander item gecued werd dan het sudden-onset-item (t(15)=-3.994, p=0.001). Dit sluit niet aan bij de verwachting dat

0,9 0,91 0,92 0,93 0,94 0,95 0,96 0,97 Gemiddeld cue correct Conditie cue-no onset cue same cue switch

(16)

het correct beantwoorden van het sudden-onset-item niet afhankelijk is van retro-cue. In Figuur 3 is het gemiddeld onset correct per conditie zichtbaar.

Figuur 3. Gemiddeld aantal onset correct per conditie.

Tevens is gekeken naar de positie waarop deelnemers het gecuede item en het sudden-onset-item rapporteerden en of dit verschilde per conditie. Eerst is gekeken hoe vaak het gecuede item als eerste gerapporteerd werd wanneer geen sudden-onset-item aanwezig was met een one-way repeated measures ANOVA met als factor positie. In Tabel 1 is te zien dat de deelnemers het gecuede item meestal als eerste rapporteerden (F(1.121,16.822=15.24, p<0.001). Uit de paired-samples t-test kwam naar voren dat positie 1 significant verschilde van positie 2, 3 en 4 (waardes van t(15)≤4.695, p≤0.006). Dit kwam overeen met de verwachting. Vervolgens is een one-way repeated measures ANOVA gedaan met als factor conditie (cue same (M=37.63, SD=18.71), cue switch (M=35.13, SD=20.69) en cue-no onset (M=35.88, SD=20.13)). Dit was niet het geval

0,6 0,8 1 1,2 Gemiddeld onset correct Conditie no cue-onset cue same cue switch

(17)

(F(2,30)=3.220, p=0.054), wat ook overeen kwam met de verwachting dat dit niet zou afhangen van of er wel of geen sudden-onset-item was. Vervolgens is hetzelfde gedaan voor onset. In Tabel 1 is eveneens te zien hoe vaak het sudden-onset-item als eerste werd gerapporteerd in de no cue-onset conditie. Het aantal responsen verschilde significant per positie (F(3,45)=3.762, p=0.017). Deelnemers rapporteerden het sudden-onset-item even vaak als derde en als eerste (t(15)=0.716, p=0.485), maar vaker als eerste dan als tweede of vierde (t(15)≤2.585, p≤0.021). Dit kwam niet overeen met de verwachting dat dit item meestal als eerste gerapporteerd zou worden. Vervolgens is met een one-way repeated measures ANOVA onderzocht of de positie waarop het sudden-onset-item gerapporteerd werd verschilde voor factor conditie (cue same (M=37.625, SD=18.711), cue switch (M=9.625, SD=7.518 en no cue-onset (M=17.938, SD=0.043)). Dit bleek het geval, F(2,30)=18.15, p<0.001. De paired samples t-test liet zien dat wanneer een item zowel gecued werd als een sudden-onset kende, het sudden-onset-item significant vaker als eerste werd gerapporteerd dan wanneer een ander of geen enkel item gecued werd (t(15)≤4.323, p<0.001). Wanneer geen item gecued werd, werd het sudden-onset-item vaker als eerste gerapporteerd dan wanneer een ander item gecued werd dan het sudden-onset-item (t(15)=4.018, p=0.001). Dit kwam niet overeen met de verwachting dat dit onafhankelijk zou zijn van of er wel of geen retro-cue aanwezig was.

Tabel 1

Percentage Cue en Onset gerapporteerd per Positie met Gemiddelden en Standdaardeviaties (Tussen Haakjes)

Positie 1 2 3 4

Cue 56% (M=35.875, SD=20.129) 20% (M=12.875, SD=9.222) 15% (M=9.313, SD=7.040) 9% (M=5.938, SD=6.202)

(18)

Ook is gekeken of de positie waarop het gecuede item ingevuld werd wanneer geen sudden-onset-item aanwezig was invloed had op het totaal aantal correct met een one-way repeated measures ANOVA met als factor positie (1(M=3.192, SD=0.567), 2(M 3.212, SD=0.932), 3(M=2.650, SD=1.615) en 4(M=2.477, SD=1.767). Dit bleek niet zo te zijn (F(1.792,26.886)=3.154, p=0.064). Ook verschilde dit niet per conditie,

F(2,30)=0.257, p=0.775, waarbij cue-no onset(M=3.192, SD=0.576), cue switch(M=3.210, SD=0.586) en cue same(M=3.186, SD=0.552). Dit kwam overeen met de verwachting. Dit is ook gedaan bij het item. Hier bleek de positie waarop het sudden-onset-item gerapporteerd werd wanneer geen retro-cue aanwezig was (1(M=3.331, SD=0.506), 2(M=3.267, SD=0.504), 3(M=3.328, SD=0.537 en 4(M=3.324, SD=0.569) niet van invloed op het totaal aantal correct (F(3,45)=0.358, p=0.783). Wel bleek dit effect te verschillen per conditie, F(2,30)=4.418, p=0.021. De paired-samples t-test liet zien dat wanneer het item met sudden-onset als eerste gerapporteerd werd en geen retro-cue aanwezig was (M=3.331, SD=0.506), significant meer items correct werden gerapporteerd dan wanneer hetzelfde item gecued werd (M=3.186, SD=0.552) of een ander item gecued werd (M=2.640, SD=1.452, waarbij t(15)≤1.452, p≤0.042. Dit kwam eveneens niet overeen met de verwachting dat dit onafhankelijk zou zijn van retro-cue.

Tenslotte werd exploratief gekeken of het uitmaakte voor cue correct op welke positie het gecuede item werd gerapporteerd, aan de hand van een one-way repeated measures ANOVA. Dit om te bekijken of het gecuede item gevoelig is voor interferentie. Hieruit kwam naar voren dat het gecuede item verschillend correct werd gerapporteerd, afhankelijk van op welke positie dit gedaan werd, F(3,45)=7.031, p<0.001. Het gecuede item werd vaker correct gerapporteerd op positie 1 of 2 dan op positie 3 (t(15)=2.469, p=0.026) of positie 4 (t(15)=3.563, p=0.003). Het gecuede item lijkt gevoelig voor

(19)

interferentie; wanneer deze later gerapporteerd wordt, wordt het gecuede item minder vaak correct gerapporteerd dan wanneer dit aan het begin is.

Discussie

In dit onderzoek is onderzocht wat er gebeurt met informatie die niet geselecteerd wordt door een retro-cue en of dit effect verschilt voor robuuste en fragiele representaties. Voor het eerst is gebruikgemaakt van een whole-report procedure, waardoor tegelijkertijd gekeken werd naar gecuede als niet-gecuede informatie. Het voordeel van retro-cues kwam in dit onderzoek naar voren; de deelnemers vulden het gecuede item meestal als eerste in en dit item werd meestal goed gerapporteerd, ongeacht onset. Duidelijk werd dat een retro-cue weliswaar voor een verslechterde prestatie op de taak zorgde in vergelijking met wanneer geen retro-cue gepresenteerd werd, alleen was geen sprake van een volledige opschoning van het visueel werkgeheugen aangezien gemiddeld meer dan 3 items correct gerapporteerd werden. Met andere woorden: niet alle niet-gecuede items werden uit het visueel werkgeheugen verwijderd, wat aansluit bij de attentional-strenghtening hypothese. Men lijkt, naast aandacht te hebben voor het gecuede item, ook aandacht te hebben voor de niet-gecuede items. Uit de exploratieve analyse kwam eveneens naar voren dat wanneer het gecuede item als eerste ingevuld wordt, deze vaker correct gerapporteerd wordt dan wanneer deze later gerapporteerd wordt. Een retro-cue is blijkbaar gevoelig voor interferentie. Interferentie kan plaatsvinden doordat informatie in het werkgeheugen met elkaar interfereert (Souza & Oberauer, 2016). Het gevonden resultaat zou extra bevestiging kunnen zijn voor de attentional-strengthening hypothese, aangezien er interferentie is en er dus nog andere informatie in het werkgeheugen zit naast de

(20)

retro-cue. De removal-hypothese zou geen interferentie voorspellen, aangezien enkel het gecuede item in het werkgeheugen zit. Dit zal vervolgonderzoek moeten uitwijzen.

De kosten die in dit onderzoek gevonden zijn, liggen beduidend lager dan in eerder onderzoek gevonden is (Williams et al., 2013; Griffin & Nobre, 2003). Dit zou eventueel kunnen liggen aan het feit dat mensen hun strategie aanpassen op basis van de specifieke situatie waarin zij zich bevinden. Dit is onderzocht in het onderzoek van Gunseli, Van Moorselaar, Meeter en Olivers (2015). In dit onderzoek werd de betrouwbaarheid van de cue gemanipuleerd. Wanneer de betrouwbaarheid van de cue hoog was (80%), werd het bekende retro-cue voordeel gevonden. Echter werden ook hoge kosten gevonden wanneer het een invalide cue betrof. Het meest opvallend was, dat wanneer de betrouwbaarheid van de cue veel lager was (50%), er nog steeds een retro-cue voordeel gevonden werd, en veel lagere kosten wanneer het een invalide cue betrof. Hieruit werd geconcludeerd dat mensen hun strategie aanpassen op basis van de betrouwbaarheid van de cue. Wat uit het bovenstaande in ieder geval duidelijk wordt, is dat er wellicht niet één mechanisme is dat ten grondslag ligt aan effecten van retro-cues, maar dat meerdere mechanismen een rol spelen, afhankelijk van de situatie.

De tweede vraag ging over een eventueel verschillend effect van een retro-cue op robuuste en fragiele items. Uit de resultaten bleek dat deelnemers de sudden-onset niet bewust waarnamen; echter was het niet gelukt een item robuuster te maken dan andere items. Dit zou kunnen komen doordat de load in deze studie op 4 items gesteld werd. Aangezien de capaciteit van het werkgeheugen rond de 4 items gesteld is, zouden deelnemers alle items kunnen hebben onthouden waardoor geen verschil zichtbaar werd. Echter kwam uit de resultaten naar voren dat onset vaker correct werd gerapporteerd als retro-cue samenviel met dit item. Hieruit kan geconcludeerd worden dat dit item geen robuuste representatie in het werkgeheugen genoot, omdat een

(21)

robuust item altijd correct gerapporteerd zou worden, ongeacht retro-cue. Ook werd het onset-item niet altijd als eerste gerapporteerd, wat wel verwacht zou worden bij een robuuste representatie door toegenomen toegankelijkheid. Hierdoor kunnen geen uitspraken gedaan worden over het effect van retro-cue op de verschillende representaties in het werkgeheugen (robuust/fragiel). Er is geen effect gevonden van het eerder verschijnen van een item op alle onderzochte variabelen. In vervolgonderzoek zou deze manipulatie op een andere manier aangepakt moeten worden, om er zeker van te zijn dat er sprake is van een onderscheid in representaties.

Ter afsluiting, uit de resultaten van deze studie lijkt het niet zo te zijn dat alle voor de taak irrelevante informatie uit het werkgeheugen gewist wordt, maar dat een groot gedeelte hiervan nog voldoende gerepresenteerd blijft in het visuele werkgeheugen (retro-cue voordeel met lage kosten). Wanneer het removal-mechanisme een rol speelt bij de effecten van retro-cues, is dit in ieder geval niet het enige mechanisme. De bevindingen die hierboven gepresenteerd zijn, zijn meer consistent met de attentional-strengthening hypothese. Items robuust en fragiel maken is in dit onderzoek niet gelukt.

Literatuurlijst

Adam, K. C. S., & Vogel, E. K. (2016). Reducing failures of working memory with performance feedback. Psychonomic Bulletin & Review, 23, 1520-1527. doi:10.3758/s13423-016-1019-4

Alvarez, G. A., & Cavanagh, P. (2004). The capacity of visual short-term memory is seth both by visual information load and by number of objects. Psychological Science,

15, 106-111. Opgehaald van

(22)

z%26Cavanagh(2004).pdf

Griffin, I. C., & Nobre, A. C. (2003). Orienting attention to locations in internal representations. Journal of Cognitive Neuroscience, 15, 1176-1194. doi:10.1162/089892903322598139

Gunseli, E., Moorselaar, D. van, Meeter, M., & Olivers, C. N. (2015). The reliability of retro-cues determines the fate of noncued visual working memory representations. Psychonomic Bulletin & Review, 22, 1334-1341. doi: 10.3758/s13423-014-0796-x Landman, R., Spekreijse, H., & Lamme, V. A. F. (2003). Large capacity storage of

Integrated objects before change blindness. Vision Research, 43, 149-164. doi:10.1016/S0042-6989(02)00402-9

Li, Q., & Saiki, J. (2014). The effects of sequential attention shifts within visual working memory. Frontiers in Psychology, 5, 1-10. doi: 10.3389/fpsyg.2014.00965 Luck, S. J., & Vogel, E. K. (1997). The capacity of visual working memory for features and

conjunctions. Letters to Nature, 390, 279-281. Opgehaald van http://www.nature.com/nature/journal/v390/n6657/pdf/390279a0.pdf

Mathôt, S., Schreij, D., & Theeuwes, J. (2012). OpenSesame: An open-source, graphical experiment builder for the social sciences. Behavior Research Methods, 44 314-324. doi:10.3758/s13428-011-0168-7

Moorselaar, D. van, Olivers, C. N. L., Theeuwes, J., Lamme, V. A. F., & Sligte, I. G. (2015). Forgotten but not gone: Retro-cue costs and benefits in a double-cueing paradigm suggest multiple states in visual short-term memory. Journal of Experimental Psychology: Learning, Memory, and Cognition, 41, 1755-1763. doi:10.1037/xlm0000124

(23)

Automatic capture of attention by subliminal spatial cues. Visual Cognition, 15, 779-788. doi:10.1080/13506280701307001

Olivers, C. N. L., Meijer, F., & Theeuwes, J. (2006). Feature-based memory driven attentional capture: Visual working memory content affects visual attention. Journal of Experimental Psychology: Human Perception and Performance, 5, 1243-1265. doi:10.1037/0096-1523.32.5.1243

Phillips, W. A. (1974). On the distinction between sensory storage and short-term visual memory. Perception & Psychophysics, 16, 283-290. Opgehaald van http://vpl.uchicago.edu/pages/courses/sp2005/Phillips74.pdf

Souza, A. S., & Oberauer, K. (2016). In search of the focus of attention in working memory: 13 years of the retro-cue effect. Attention, Perception, & Psychophysics, 78, 1839-1860. doi:10.3758/s13414-016-1108-5

Sperling, G. (1960). The information available in brief visual presentations. Psychological Monographs: General and Applied, 74, 1-29.

Vogel, E. K., Woodman, G. F., & Luck, S. J. (2001). Storage of features, conjunctions, and objects in visual working memory. Journal of Experimental Psychology: Human Perception and Performance, 27, 92-114. doi:10.1037/0096-1523.27.1.92

Williams, M., Hong, S. W., Kang, M., Carlisle, N. B., & Woodman, G. F. (2013). The benefit of forgetting. Psychonomic Bulletin & Review, 20, 348-355. doi: 10.3758/s13423-012-0354-3

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

b) Bij dit vraagstuk gebruik je de Wet van Behoud van Energie, en de energiebalans voor het systeem 'Nederlandse Elektriciteitsproduktie (antwoord a). De netto accumulatie van

These are the Bang and Olufsen BeoVision Avant television and the Samsung SERIF television, the IFI Stereo 50 amplifier and speakers and the Podspeakers MiniPod speakers and

Analogue modelling of continental collision: Influence ofplate coupling on mantle lithosphere subduction, crustal deformation and surface topography.. Does Subduction Polarity Changes

Daarmee zit het percentage werkende statushouders weer in de lift, maar het aantal ligt nog niet op het niveau van voor de coronacrisis; eind 2019 werkte nog 31% van de

Ik houd me gedurende de hele presentatie goed aan mijn onderwerp.. Er zit een duidelijke lijn in mijn

In die gevallen waarin het advies afwijkt van de toets, komen verreweg de meeste leerlingen in leerjaar 3 van het vo tenminste uit op het geadviseerde

- Neem voor de ring variant rechte glazen met een glad oppervlak, die een maximale diameter van 6 cm hebben (anders is de folie niet lang genoeg en moet je met meer- dere stukken

o Nociceptieve neurogene pijn: tgv druk uitgeoefend door een tumor op het verloop van een zenuwbaan. o Neuropathische of de-afferentiatie: