• No results found

De gevolgen van de Geo-blocking verordening voor de rechterlijke bevoegdheid en het toepasselijke recht in consumentenzaken

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De gevolgen van de Geo-blocking verordening voor de rechterlijke bevoegdheid en het toepasselijke recht in consumentenzaken"

Copied!
47
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De gevolgen van de Geoblocking-verordening voor de rechterlijke

bevoegdheid en het toepasselijke recht in consumentenzaken.

Yannic van der Maden

mw. prof. dr. A.A.H. van Hoek 27 juli 2017

(2)

1

Inhoud

Abstract ... 2

Inleiding ... 4

1. Consumentenbescherming binnen de Europese Unie ... 7

1.1 Op welke manier wordt gewerkt aan consumentenbescherming binnen de Europese Unie? ... 7

1.2 Consumentenbescherming bij overeenkomsten op afstand ... 10

1.3 Hoe draagt het Europees internationaal privaatrecht bij aan een hoog niveau van consumentenbescherming? ... 12

1.4 Alternatieve vorm van geschilbeslechting in consumentenzaken ... 15

1.5 Conclusie ... 17

2. Wat heeft de uitspraak in de arresten Pammer en Hotel Alpenhof betekend voor consumenten ... 18

2.1 Wat wordt bedoeld met de ‘gerichte activiteit’ van een onderneming? ... 18

2.2 Op welke manier wordt invulling gegeven aan de uitspraak in het arrest Pammer en Hotel Alpenhof? ... 22

2.3 Conclusie ... 25

3. Welk doel heeft de Europese Commissie voor ogen met de Geoblocking-verordening? ... 26

3.1 Het creëren van een gemeenschappelijke digitale markt ... 26

3.2 de Geoblocking-verordening ... 30

4. De Geoblocking-verordening in het licht van het internationaal privaatrecht ... 32

4.1 Welk onderscheid moet worden gemaakt tussen de verkoop van goederen en het verlenen van diensten? ... 32

4.2 Welke gevolgen heeft de inwerkingtreding van de Geoblocking-verordening voor het begrip ‘richten van activiteiten’? ... 34

Conclusie ... 38

(3)

2

Abstract

In dit onderzoek is onderzocht welke gevolgen de inwerkingtreding van de Geoblocking-verordening heeft bij het bepalen van de rechterlijke bevoegdheid en het toepasselijk recht in consumentenzaken.

Het onderzoek is gedaan aan de hand van een literatuuronderzoek. Hiervoor zijn handboeken, tijdschriftartikelen, jurisprudentie en wetteksten gebruikt. Tijdens het onderzoek is gebruik gemaakt van verschillende onderzoeksmethoden.

Om een goed beeld te geven van het consumentenrecht is vanuit een rechtshistorisch oogpunt gekeken naar het ontstaan van consumentenbescherming binnen de Europese Unie.

De verschillende richtlijnen op het gebied van consumentenbescherming komen aan de orde. Daarnaast is gekeken welke invloed het internationaal privaatrecht heeft op de

consumentenbescherming.

Een van de centrale onderdelen in het onderzoek was het arrest Pammer en Hotel Alpenhof. Aan de hand van de conclusie van de Advocaat-Generaal, verschillende annotaties en arresten van het Hof die volgden op de uitspraak heb ik uiteengezet wat het arrest heeft betekend voor de toepassing van Brussel 1 bis en Rome 1.

Tot slot heb ik naar de Geoblocking-verordening zelf gekeken. Als eerste is uiteengezet met welk doel de Europese Commissie de verordening heeft ontwerpen. In dit kader was de interne markt en het creëren van een digitaal eengemaakte markt van belang. Daarnaast is gekeken in welke situaties geoblocking niet meer is toegestaan.

Uit het onderzoek is duidelijk geworden dat de Europese Commissie veel waarde hecht aan consumentenbescherming. Het doel van de verordening is voornamelijk de toegang tot de onlinemarkt te verbeteren voor consumenten. Hierdoor krijgen de consumenten de keuze uit een groter aanbod en daardoor moet bedrijven concurrerender gaan handelen. De consument kan dan de keuze maken uit het beste product voor de beste prijs.

De Europese Commissie heeft bij het ontwerpen van de verordening echter weinig rekening gehouden met het internationaal privaatrecht. De toepassing van consumentenbeschermende bepalingen in Brussel 1 bis en Rome 1 komen door invoering van de verordening echter onder

(4)

3

druk te staan. Om consumenten toch voldoende bescherming te geven zijn andere maatregelen nodig. In het onderzoek komen twee maatregelen aan bod waardoor consumenten toch

(5)

4

Inleiding

De totstandkoming van een interne markt binnen Europa is een van de grootste projecten van de Europese Unie geweest. Decennialang is er hard gewerkt om een vrij verkeer van

goederen, diensten, kapitaal en personen te waarborgen. Fysieke grenzen en handelsbarrières behoren daardoor grotendeels tot het verleden.

De Europese Unie staat nu voor een nieuwe uitdaging; de digitale barrières in het online-verkeer neerhalen

De Europese Unie wil een digitaal eengemaakte markt creëren in Europa. Op deze markt moet net als op de ‘offline’ markt een vrij verkeer van goederen, diensten, kapitaal en personen verzekerd zijn. Burgers en bedrijven moeten ongeacht hun nationaliteit of woonplaats onder eerlijke concurrentievoorwaarden onlineactiviteiten kunnen uitvoeren. Daarnaast moeten consumenten goed worden beschermd en moeten hun persoonsgegevens veilig worden verwerkt.1

Een van de maatregelen die aan dit doel moet bijdragen is het verbieden van

ongerechtvaardigde geoblocking. Door het gebruik van geoblocking kunnen webwinkels bijvoorbeeld voorkomen dat consumenten uit een andere lidstaat aankopen doen via hun website. Ook kan in sommige gevallen niet worden afgerekend als een consument gebruik maakt van een buitenlandse bankrekening. Deze situaties zijn de Europese Commissie een doorn in het oog aangezien hierdoor discriminatie op grond van nationaliteit plaatsvindt. Een Nederlandse consument moet onder dezelfde voorwaarden aankopen kunnen doen in een Belgische webwinkel als een Belgische consument.

Met de inwerkingtreding van de Geoblocking-verordening moeten deze praktijken tot het verleden gaan behoren.2 Een ondernemer mag alleen nog in specifieke situaties consumenten weigeren op grond van verblijfplaats, plaats van vestiging of nationaliteit. De vraag is nu echter hoe deze verordening zich verhoudt tot de uitspraak in de gevoegde zaken Pammer en Hotel Alpenhof.3 Uit dit arrest blijkt namelijk dat een consument in zijn eigen land mag procederen indien een ondernemer zijn activiteiten op het land waar de consument zijn

1 SWD (2015) 100 final, p.3. 2 COM (2016) 289 final.

(6)

5

woonplaats heeft richt. Aan de hand van dit criterium kan tevens worden bepaald welk recht van toepassing is op de overeenkomst.

Het vaststellen van een gerichte activiteit van een ondernemer op een andere lidstaat wordt door invoering van de verordening mogelijk lastiger. Het naleven van verplichtingen uit de Geoblocking-verordening wordt namelijk niet aangemerkt als het richten van activiteiten op een andere lidstaat.

De Europese Unie moet zorg dragen voor een hoog niveau van consumentenbescherming. 4 In

hoofdstuk 1 zal ik uiteenzetten welke maatregelen door de Europese Unie zijn genomen om dit te bereiken. Ik zal zowel de verschillende richtlijnen op het gebied van

consumentenbescherming behandelen als de rol die het Europees internationaal privaatrecht hierin speelt. Daarnaast komt ook alternatieve geschilbeslechting aan bod. In dit hoofdstuk wil ik de vraag beantwoorden of consumenten zonder toepassing van Brussel 1 bis en Rome 1 nog steeds sprake is van een hoog niveau van consumentenbescherming.

In hoofdstuk 2 zal ik de uitspraak van het arrest Pammer en Hotel Alpenhof uiteenzetten. In dit hoofdstuk zal duidelijk worden wanneer er sprake is van een gerichte activiteit en hoe het Hof tot beantwoording van deze vraag is gekomen. In dit hoofdstuk komen tevens twee uitspraken aan bod die volgden op het arrest Pammer en Alpenhof. In deze arresten wordt duidelijk hoe verwijzende nationale rechters omgaan met de criteria uit het arrest Pammer en Hotel Alpenhof.

In hoofdstuk 3 zal ik de Geoblocking-verordening behandelen. Eerst ga ik uiteenzetten wat de Europese digitaal eengemaakte markt inhoudt en welke maatregelen de Europese Commissie wil nemen om deze markt te stimuleren. Daarna zal ik de verordening zelf onder de loep nemen. Hier wordt onder meer duidelijk wat geoblocking precies inhoudt en in welke gevallen geoblocking wel is toegestaan.

In hoofdstuk 4 zal ik bespreken welke gevolgen de Geoblocking-verordening heeft voor de toepassing van het internationaal privaatrecht. Het is namelijk goed mogelijk dat het door inwerkingtreding van de verordening lastiger wordt om te bepalen of er sprake is van het richten van activiteiten in de zin van Brussel 1 bis en Rome 1.

(7)

6

Uit bovengenoemde informatie zal ik uiteindelijk een antwoord gaan geven op de

onderzoeksvraag: “Hoe verhoudt de Geoblocking-verordening zich tot de uitspraak in de gevoegde zaken Pammer en Hotel Alpenhof?”

(8)

7

1. Consumentenbescherming binnen de Europese Unie

1.1 Op welke manier wordt gewerkt aan consumentenbescherming binnen de Europese Unie?

Het beschermen van consumenten is al vele jaren een doelstelling van de Europese Unie. In 1987 werd in de Europese Akte bepaald dat de Europese Commissie zorg moet dragen voor een hoog niveau van consumentenbescherming.5 Ook is in 1992 in het Verdrag van Maastricht een bepaling opgenomen waarin staat dat de toenmalige Europese

Gemeenschap zorg moet dragen voor een hoog niveau van consumentenbescherming.6

Uit een advies van het Economisch en Sociaal Comité blijkt dat de Europese

Gemeenschap zich moet concentreren op het scheppen van voorwaarden waardoor de consument zijn functie als vrager op de markt zo goed mogelijk kan uitoefenen.7

Tussen 1985 en 1999 zijn in dit kader vier belangrijke richtlijnen op het gebied van consumentenbescherming van kracht geworden. Dit zijn de richtlijn betreffende buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten8, betreffende oneerlijke bedingen in

consumentenovereenkomsten9, betreffende op afstand gesloten overeenkomsten10 en betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor

consumptiegoederen.11

Door de opkomst van het internet ontstond er een toename in het aantal overeenkomsten dat online wordt gesloten (in 2009 heeft 37% van de consumenten weleens een aankoop gedaan via internet12 en in 2016 52% van de consumenten13) en daardoor moest de rechtsbescherming van consumenten en verkopers ook worden aangepast aan de moderne technieken.

5 PbEU, 1987, L 169/01. (Europese Akte).

6 Trb. 1992, 72. (Verdrag betreffende de Europese Unie Maastricht 7 februari 1992).

7 PbEU, 1993, C 19/22, (Initiatief vervolgadvies van het Economisch en Sociaal Comité over de consument en

de interne markt).

8 Richtlijn 85/577/EEG. 9 Richtlijn 93/13/EEG. 10 Richtlijn 97/7/EG. 11 Richtlijn 1999/44/EG.

12 Eurostat: Internet usage in 2009 - Households and Individuals.

(9)

8

In 2008 kwam de Europese Commissie daarom met een voorstel voor een nieuwe

richtlijn.14 Deze richtlijn moest de vier bovengenoemde richtlijnen vervangen. Het streven van de Europese Commissie was volledige harmonisatie van het consumentenrecht. Hier was echter veel kritiek op aangezien dit in sommige landen zou betekenen dat het niveau

van consumentenbescherming omlaag zou gaan.15 De Commissie heeft een aantal

veranderingen moeten doorvoeren om tegemoet te komen aan deze kritiek. Aangezien het

Europees Parlement had aangedrongen op een richtlijn met maximumharmonisatie16 als

uitgangspunt wilde de Commissie geen richtlijn met minimum harmonisatie ontwerpen. Uiteindelijk is het Europees Parlement akkoord gegaan met een richtlijn waarbij de richtlijn betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten en de richtlijn betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor

consumptiegoederen buiten schot bleven.17

In deze richtlijn is ook een duidelijke definitie van het begrip consument opgenomen. Het moet gaan om een natuurlijk persoon die handelt buiten zijn bedrijfs- of

beroepsactiviteit.18

Overeenkomsten met een gemengde bestemming (bijvoorbeeld een laptop die zowel voor werk als vrijetijdsbesteding wordt gebruikt) vallen dus niet binnen deze definitie.

Rechtsgeleerden waren voorstander van een ruimere definitie van het begrip, namelijk: any natural person who is acting primarily for purposes which are not related to his or her trade, business or profession.19

In dit geval zouden overeenkomsten met een gemengde bestemming ook binnen de

definitie kunnen vallen. De Raad van Ministers was echter net als de Europese Commissie voorstander van de beperkte definitie.20

De EU-strategie voor het consumentenbeleid in de periode 2007-2013 moest consumenten mondiger maken, hun welzijn verbeteren en effectief bescherming bieden tegen bedrijven die hun wettelijke verplichtingen niet nakomen.21

14 COM (2008) 614 final.

15 Loos & Luzak, NtEr juni 2011, nr. 5, p. 168-177.

16 COM (2008) 614 final. 17 Richtlijn 2011/83/EU.

18 Richtlijn 2011/83/EU artikel 2 sub a. 19 Von Bar 2009, p. 89.

20 Loos & Luzak, Tijdschrift voor Consumentenrecht en Handelspraktijken 2011, afl. 5, p. 184-191. 21 COM (2007) 99 final.

(10)

9

De Europese Unie vindt een hoog niveau van consumentenbescherming om meerdere redenen zeer belangrijk. Ten eerste zijn consumenten van wezenlijk belang voor de economie binnen Europa. De consumptie van consumenten is goed voor 56% van het bbp van de Europese Unie.22 Daarnaast is het consumentenbeleid belangrijk voor het

vormgeven van de interne markt. Consumentenvertrouwen en duidelijke regels voor handelaren zijn belangrijke voorwaarden voor een goede werking van de interne markt.23 Volgens de Raad van de Europese Unie geeft een hoge mate van consumentenvertrouwen een impuls aan de concurrentie, innovatie en de economische ontwikkeling van de interne markt.24

De interne markt heeft de mogelijkheid om de grootste retailmarkt van de wereld te worden, maar zonder Europese consumentenbescherming blijft de markt opgesplitst in 27 nationale markten.25

Door het gebruik van internet worden er al vaker aankopen over de grens gedaan, het opheffen van belemmeringen moet consumenten en bedrijven de mogelijkheid bieden deze handel uit te breiden.26

Om de onlinemarkt optimaal te benutten moet er een einde worden gemaakt aan de verschillende rechtssystemen die vooralsnog de toegang tot de onlinemarkt voor

consumenten en bedrijven belemmeren. De Europese Unie heeft goed functionerende en onderling verbonden markten nodig.27 Door toegangsmogelijkheden en concurrentie te creëren op de interne markt kan innovatie en groei worden gestimuleerd.

22 European Commission press release IP/12/491. 23 Europese Commissie 1996, p. 15.

24 PbEU, 2007, C-162-01. (EU strategie voor consumentenbeleid 2007-2013). 25 COM (2007) 99 definitief.

26 PbEU, 2007, C-162-01. (EU strategie voor consumentenbeleid 2007-2013). 27 COM (2010) 2020 definitief, p. 23.

(11)

10

1.2 Consumentenbescherming bij overeenkomsten op afstand

Overeenkomsten kunnen met behulp van moderne technologie eenvoudig op afstand worden gesloten. Dit betekent dat de koper en de verkoper ten tijde van het sluiten van de overeenkomst niet in dezelfde ruimte aanwezig zijn.28 De overeenkomst wordt dus gesloten met gebruik van technieken voor communicatie op afstand. Hierbij moet worden gedacht aan internet, email, telefoon en fax.

Vooral het internet wordt tegenwoordig veel gebruikt om overeenkomsten op afstand te sluiten. Uit onderzoek van E-commerce Europe blijkt dat de online retailmarkt in Europa goed is voor een omzet van 510 miljard euro per jaar.29

De richtlijn voor op afstand gesloten overeenkomsten stamt uit 1997 en was daarom mede door de enorm snelle opkomst van het internet niet meer van deze tijd. Om consumenten voldoende bescherming te blijven bieden was vernieuwing van de richtlijn noodzakelijk. In 2011 is de richtlijn consumentenrechten van kracht geworden.30 De richtlijn gaat uit

van maximumharmonisatie31, dus consumenten genieten binnen elk land in de Europese

Unie dezelfde bescherming. De Nederlandse wetgeving ter implementatie van de richtlijn is op 13 juni 2014 in werking getreden.32

Consumenten hebben sindsdien bij een overeenkomst op afstand een bedenktijd van 14 in plaats van 7 dagen. Deze bedenktijd is bedoeld om consumenten gelegenheid te geven het product te beoordelen en terug te sturen als het niet naar wens is. Het geeft daarnaast de

consument de gelegenheid om terug te komen op overhaast genomen beslissingen.33 Ook

zijn de informatieplichten aanzienlijk uitgebreid.34 Daarnaast zijn er ook regels voor de verkoop van ‘digitale inhoud’, zoals downloads en streamingsdiensten, opgenomen.

De regels omtrent informatieplichten en bedenktijden zijn dus gelijk binnen de Europese Unie. Maar dit geldt bijvoorbeeld niet op het gebied van conformiteit en garanties. De richtlijn met betrekking tot garanties voor consumptiegoederen35 gaat uit van

28 Artikel 7:46a sub a Burgerlijk Wetboek. 29 European B2C E-commerce report 2016 p. 16. 30 Richtlijn 2011/83/EU.

31 Richtlijn 2011/83/EU art. 4. 32 Stb. 2014, 140.

33 Kamerstukken II 2012/2013, 33520, nr. 3, p. 36.

34 Richtlijn 2011/83/EU artikel 5. 35 Richtlijn 1999/44/EG.

(12)

11

minimumharmonisatie en daardoor staat het lidstaten vrij om extra bescherming te bieden. Zo verjaart in Duitsland een vordering wegens non-conformiteit in beginsel twee jaar na aflevering van de zaak.36 In Nederland begint de verjaringstermijn van twee jaar pas te lopen op het moment dat een consument (binnen bekwame tijd na ontdekking)

mededeling van de non-conformiteit heeft gedaan.37 Het kan in bepaalde gevallen dus een verschil maken welk rechtstelsel op de overeenkomst van toepassing is.

De vraag welk recht op een overeenkomst van toepassing is en welke rechter bevoegd is van een geschil kennis te nemen kan worden beantwoord met behulp van de regels van het internationaal privaatrecht. In de volgende paragraaf zal ik bespreken op welke manier consumenten beschermd worden door de regels van het internationaal privaatrecht.

36 §438 lid 1 en 2 Bürgerliches Gesetzbuch. 37 Artikel 7:23 lid 2 Burgerlijk Wetboek.

(13)

12

1.3 Hoe draagt het Europees internationaal privaatrecht bij aan een hoog niveau van consumentenbescherming?

De Europese Unie heeft niet alleen via richtlijnen geprobeerd een hoog niveau van consumentenbescherming te bereiken. Ook in verschillende verordeningen wordt consumenten extra bescherming geboden.

Twee belangrijke voorbeelden zijn de Brussel 1 bis38 verordening en de Rome 1 verordening.39

De algemene bevoegdheidsregel van Brussel 1 bis is te vinden in artikel 4. De rechter van de woonplaats van de gedaagde is in beginsel bevoegd kennis te nemen van de zaak. Uit artikel 5 blijkt dat alleen in bepaalde gevallen van deze hoofdregel kan worden afgeweken. Dit is bijvoorbeeld het geval indien er sprake is van een exclusieve bevoegdheid40 of een forumkeuze.41

In het geval van verzekeringsovereenkomsten42, consumentenovereenkomsten43 en

arbeidsovereenkomsten44 zijn bijzondere bevoegdheidsregels opgenomen.

Voor verzekeringnemers, werknemers en consumenten zijn bijzondere

bevoegdheidsregels opgenomen omdat zij als economisch zwakkere en juridisch minder ervaren contractspartij extra bescherming verdienen.45

Aangezien het een uitzondering op de hoofdregel betreft moeten de bijzondere bevoegdheidsregels strikt worden uitgelegd.46 Dit om een uniforme toepassing in alle lidstaten te verzekeren.47

In het geval van een consumentenovereenkomst biedt Brussel 1 bis de consument de mogelijkheid om in eigen land te procederen. Het is dan wel noodzakelijk dat de handelaar zijn activiteiten richt op de lidstaat van de consument.48

38 Verordening EU nr. 1215/2012. 39 Verordening EG nr. 593/2008. 40 Verordening EU nr. 1215/2012 artikel 24. 41 Verordening EU nr. 1215/2012 artikel 25 en 26. 42 Verordening EU nr. 1215/2012 artikel 10 t/m 16. 43 Verordening EU nr. 1215/2012 artikel 17 t/m 19. 44 Verordening EU nr. 1215/2012 artikel 20 t/m 23. 45 Verordening EU nr. 1215/2012 preambule paragraaf 18. 46 HvJ EG 21 juni 1978, C-150/77 (Bertrand/Ott).

47 HvJ EG 20 januari 2005, C-27/02 (Engler).

(14)

13

Het Europees Hof heeft in de gevoegde zaken Pammer en Hotel Alpenhof49 uiteengezet

wanneer er sprake is van het richten van activiteiten, dit zal in hoofdstuk 2 uitgebreid behandeld worden.

De consument wordt ook beschermd als zijn wederpartij een rechtsvordering tegen hem wil instellen. Artikel 18 lid 2 bepaalt dat een rechtsvordering ingesteld tegen een

consument alleen kan bij het gerecht van de plaats waar de consument woonplaats heeft. Dit geldt ook voor diensten die uitsluitend in het land van de dienstverlener zijn verricht.

Met de invoering van Brussel 1 bis in 2012 zijn Europese consumenten nog beter

beschermd. In tegenstelling tot Brussel 150 is het in Brussel 1 bis niet meer van belang dat de wederpartij zijn woonplaats binnen de Europese Unie heeft.51 Een consument kan dus voor de rechter in zijn eigen land een vordering instellen tegen een Amerikaans bedrijf op grond van Brussel 1 bis.52 Uiteraard moet wel eerst worden voldaan aan de algemene toepassingsvoorwaarden omtrent consumentenovereenkomsten uit artikel 17 Brussel 1 bis.53 Het Amerikaanse bedrijf moet zijn activiteiten dus richten op het land van de desbetreffende consument.

De Europese consument wordt niet alleen beschermd door Brussel 1 bis maar ook door de Rome 1 verordening. In de Rome 1 verordening wordt bepaald welk recht van toepassing is op een overeenkomst. De toepassing van deze verordening moet er zorg voor dragen dat het voor eenieder voorzienbaar is welk recht op een overeenkomst van toepassing is.54 Bij de koop van roerende zaken is in beginsel de hoofdregel van artikel 4 van toepassing. Dit betekent dat het recht van het land waar de verkoper zijn woonplaats heeft van

toepassing is op de overeenkomst. In het geval van dienstverlening wordt de

overeenkomst beheerst door het recht van het land waar de dienstverlener zijn woonplaats heeft.

Consumenten verdienen als economisch zwakkere contractspartij echter wederom extra bescherming, daarom gelden ook in de Rome 1 verordening bijzondere regels voor overeenkomsten gesloten door consumenten.

49 HvJ EU 7 december 2010, C-585/08 (Pammer) en C-144/09 (Hotel Alpenhof). 50 Verordening EG nr. 44/2001.

51 Verordening EU nr. 1215/2012 artikel 18 lid 1. 52 Van Calster, Computerecht 2015, afl. 2, p. 53-60.

53 Van Calster, Rechtskundig weekblad 2014-2015, nr. 37, p. 1443-1460. 54 Svantesson 2012, p. 265.

(15)

14

Op overeenkomsten tussen consumenten en handelaren is het recht van het land van de gewone verblijfplaats van de consument van toepassing.55 Voor de toepassing van dit artikel is het echter ook weer van belang dat de handelaar zijn activiteiten richt op het land van de consument. Dit komt doordat de Rome 1 verordening consistent met de Brussel 1 bis verordening moet worden uitgelegd.56

In een consumentenovereenkomst kan ook een rechtskeuze worden gemaakt, maar dit mag er niet toe leiden dat een consument de bescherming verliest die hij geniet op grond van dwingende wetsbepalingen in het land van zijn gewone verblijfplaats.57

In de Rome 1 verordening wordt in tegenstelling tot Brussel 1 bis ook een onderscheid gemaakt tussen het leveren van goederen en het verlenen van diensten.

Indien de overeenkomst op afstand wordt gesloten, maar de dienst uitsluitend wordt verstrekt in een andere lidstaat dan waar de consument zijn gewone verblijfplaats heeft (bijvoorbeeld een hotelovernachting in het buitenland) is artikel 6 lid 1 niet van

toepassing.58 Op dit punt zijn beide verordeningen niet consistent en dat lijkt

gerechtvaardigd door het feit dat alle aanknopingspunten van de overeenkomst naar de plaats van de dienstverlener leiden.

Voor diensten op het gebied van personenvervoer kent de verordening een aparte regeling. Indien de plaats van vertrek of de plaats van aankomst is gelegen in het land waar de passagier zijn gewone verblijfplaats heeft is het recht van dat land van toepassing op de overeenkomst. Door middel van een rechtskeuze kan wel van deze regel worden

afgeweken.59

In beide verordeningen gelden dus speciale regels voor consumenten. Het nadeel dat zij ondervinden doordat zij de economisch zwakker en juridisch onervaren zijn wordt door deze regels deels opgeheven. Dit betekent dat consumenten niet alleen op papier maar ook in de praktijk effectieve bescherming genieten. In de praktijk kan naast een

overheidsrechter echter ook gebruik worden gemaakt van een alternatief stelsel voor geschilbeslechting.

55 Verordening EG nr. 593/2008 artikel 6 lid 1.

56 Verordening EG nr. 593/2008 preambule paragraaf 24. 57 Van der Kruk, Contracteren september 2009, nr. 3, p. 82-88. 58 Verordening EG nr. 593/2008 artikel 6 lid 4 sub a.

(16)

15

1.4 Alternatieve vorm van geschilbeslechting in consumentenzaken

Geschillen kunnen ook buiten de rechter om worden opgelost, dit wordt alternative dispute resolution genoemd (ADR). Mediation, een bindend advies en arbitrage zijn vormen van alternatieve geschilbeslechting.60 Tegenover geschilbeslechting door een overheidsrechter is ADR relatief snel, eenvoudig toegankelijk en goedkoop.61

Het is ook mogelijk om geschillen die voortvloeien uit elektronisch gesloten

overeenkomsten tussen ondernemers en consumenten online te beslechten. In dat geval wordt gesproken van online dispute resolution (ODR).

De gang naar een overheidsrechter is over het algemeen niet goedkoop. Aan griffierecht moet een consument afhankelijk van de hoogte van de vordering tussen de €78-, en €470-, betalen.62 Vorderingen in consumentengeschillen zijn over het geheel gezien relatief laag en wegen daardoor vaak niet op tegen de kosten die moeten worden gemaakt voor een gang naar de rechter.63

Om het Europese consumentenrecht effectief te handhaven is het nodig om een efficiënt, goedkoop en simpel systeem te creëren voor geschilbeslechting.64

Deze wens heeft zich geuit in de totstandkoming van de richtlijn ADR consumenten65 en

de verordening ODR consumenten.66

De richtlijn ADR consumenten moet er zorg voor dragen dat lidstaten een bevoegde ADR-entiteit instellen. Geschillen tussen consumenten en ondernemers kunnen dan door deze entiteit worden opgelost.

De ODR verordening moet het voor consumenten eenvoudig maken toegang te krijgen tot een ADR-entiteit in hun eigen lidstaat dan wel een entiteit in een andere lidstaat. De Europese Commissie heeft een ODR-platform ontwikkeld waar consumenten een elektronisch klachtenformulier in kunnen vullen.67 Dit platform zal partijen doorsturen naar de ADR-entiteit waarvan partijen zijn overeengekomen gebruik van te maken.68 De

60 Fokker, Tijdschrift voor Arbitrage 2008, afl. 2, p. 81-84.

61 Nijgh, Nederlands-Vlaams tijdschrift voor Mediation en conflictmanagement 2014 afl. 2, p. 5-12. 62 Stb. 2010, 715, Wet griffierechten burgerlijke zaken.

63 Verhage, Nederlands-Vlaams tijdschrift voor Mediation en conflictmanagement 2014, afl. 2, p. 13-28. 64 De Franceschi 2016, p. 246.

65 Richtlijn 2013/11/EU. 66 Verordening EU nr. 524/2013.

67 Verordening EU nr. 524/2013 artikel 8 lid 1. 68 Verordening EU nr. 524/2013 artikel 5 lid 3.

(17)

16

bevoegde ADR-entiteit zal in de praktijk vermoedelijk worden bepaald door een clausule in de algemene voorwaarden.69 Dit betekent dat de ADR-entiteit van de woonplaats van de ondernemer waarschijnlijk als bevoegd zal worden aangewezen.

Het voordeel voor de consument is echter dat zij niet verplicht aanwezig hoeven te zijn bij de procedure.70 De consument kan dus online alle informatie aanleveren en daarna de uitspraak van de ADR-entiteit afwachten. Zij ondervinden dus relatief weinig nadeel van het feit dat een ADR-entiteit in een andere lidstaat is gevestigd.

Het recht dat van toepassing is op de procedure wordt door partijen bepaald door middel van een rechtskeuze.71 Hier speelt echter het probleem dat een rechtskeuze

dwingendrechtelijke bepalingen van het recht van het land waar de consument woonplaats heeft niet opzij kan zetten.72 ADR-entiteiten zijn waarschijnlijk niet op hoogte van alle dwingendrechtelijke bepalingen in andere lidstaten. Voor dit probleem moet naar mijn mening nog een oplossing worden bedacht.

69 Sleeking, Waar & Wet april 2012, p. 11-15. 70 Verordening EU nr. 524/2013 artikel 10 sub a. 71 Richtlijn Rome 1 Art. 6 lid 1.

(18)

17

1.5 Conclusie

Er wordt op Europees niveau veel aandacht besteed aan de bescherming van consumenten. Doordat nieuwe richtlijnen uitgaan van maximumharmonisatie is er steeds meer sprake van een uniform consumentenrecht binnen de Europese Unie. Indien sprake is van uniforme regels op het gebied van consumentenrecht is het minder van belang welk recht op de overeenkomst van toepassing is. Op dit moment bestaan er op het gebied van bijvoorbeeld van garanties verschillende bepalingen in de lidstaten. Het kan voor een consument dan gunstig uitpakken als het recht van zijn eigen lidstaat op de overeenkomst van toepassing is. Dit hoeft niet altijd het geval te zijn aangezien de consumentenbescherming in een andere lidstaat ook van hoger niveau kan zijn.

De vraag welke rechter bevoegd is kennis te nemen van de zaak zal dus waarschijnlijk belangrijker zijn dan de vraag welk recht van toepassing is. Het is voor een consument niet goedkoop om in eigen land een procedure te starten, als een consument dan ook nog naar een ander land moet om een procedure te starten vallen de kosten zelfs nog hoger uit, dit staat effectieve consumentenbescherming in de weg.

Mocht het voor een consument niet mogelijk zijn om een procedure in eigen land te starten, omdat een handelaar bijvoorbeeld zijn activiteiten niet gericht heeft op het land van de consument kan hij nog kiezen voor een procedure bij een geschillencommissie.

De commissie die bevoegd is kennis te nemen van de zaak zal waarschijnlijk ook gevestigd zijn in het land van de woonplaats van de ondernemer. Aangezien de consument de zaak online kan voeren en niet verplicht aanwezig hoeft te zijn bij de zitting is het in dit geval geen probleem dat de zaak voor een buitenlandse entiteit wordt beslecht.

Een consument wordt ook in het geval van grensoverschrijdende online-transacties goed beschermd door middel van Europese wetgeving. Dit is ook belangrijk aangezien

consumenten bij overeenkomsten gesloten via internet vaak moeten betalen voordat het goed geleverd is.73 Zij zijn hun verplichting uit de overeenkomst dus al volledig nagekomen zonder de garantie dat de wederpartij dit ook zal doen.

Ook als een ondernemer zijn activiteiten niet richt op het land van de woonplaats van de consument kan hij toch nog relatief eenvoudig een procedure starten tegen de ondernemer.

(19)

18

2. Wat heeft de uitspraak in de arresten Pammer en Hotel Alpenhof

betekend voor consumenten

2.1 Wat wordt bedoeld met de ‘gerichte activiteit’ van een onderneming?

Conform artikel 18 lid 1 Brussel 1 bis is de rechter van de woonplaats van de consument bevoegd van de zaak kennis te nemen indien wordt voldaan aan het vereiste van artikel 17 lid 1 Brussel 1 bis.

Voor de vraag of artikel 17 lid Brussel 1 bis van toepassing is moet worden voldaan aan drie cumulatieve voorwaarden; een van contractspartijen moet een consument zijn, er moet

daadwerkelijk een overeenkomst gesloten zijn en de overeenkomst moet vallen onder een van de in lid 1 sub a t/m c genoemde categorieën.74

Ik zal mij in dit hoofdstuk uitsluitend richten op artikel 17 lid 1 sub c Brussel 1 bis.

De tekst van dit artikel luidt; ‘de overeenkomst is gesloten met een persoon die commerciële

of beroepsactiviteiten ontplooit in de lidstaat waar de consument woonplaats heeft, of dergelijke activiteiten met ongeacht welke middelen richt op die lidstaat, of op meerdere staten met inbegrip van die lidstaat, en de overeenkomst onder die activiteiten valt’

In het arrest Pammer en hotel Alpenhof wordt duidelijk hoe dit artikel moet worden uitgelegd. Als eerst verklaart het Hof dat aan een website de bedoeling ten grondslag moet liggen om met consumenten uit andere lidstaten te handelen. Dit wordt door het Hof de ‘wil van de ondernemer’ genoemd. Dit is om te voorkomen dat een ondernemer door het enkele gebruik van een website zich bij een geschil met een consument zich tot de rechter van de woonplaats

van de consument moet wenden.75 Ten tweede geeft het Hof aanwijzingen waarmee de

nationale rechter kan beoordelen of er sprake is van de uitdrukking van een wil om de activiteit op een bepaalde lidstaat richten.

Het begrip ‘gerichte activiteit’ vervangt het begrip ‘bijzonder voorstel of reclame’ dat werd gebruikt sinds de wijziging van het executieverdrag in 1978.76 Dit is volgens het Hof van

74 HvJ EU 14 maart 2013, C-419/11 (Česká spořitelna/Feichter).

75 HvJ EU 7 december 2010, C-585/08 (Pammer) en C-144/09 (Hotel Alpenhof), r.o. 69.

76 PbEG 1978, L 304/77. (Verdrag van Brussel betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging

(20)

19

belang aangezien hierdoor duidelijk wordt dat de ‘wil van de ondernemer’ een belangrijk onderdeel is bij de uitleg van het begrip ‘gerichte activiteit’.

Bij ‘klassieke’ vormen van reclame (reclamefolders, televisie of radio) zijn investeringen nodig, deze investeringen vormen dan voldoende bewijs voor de ‘wil van de ondernemer’. Met de opkomst van internet is het echter mogelijk om zonder grote investeringen wereldwijd te opereren, websites zijn immers voor eenieder met een internetverbinding bereikbaar. Het gebruik van een website kan volgens het Hof daarom geen bewijs vormen van een ‘wil’ van de ondernemer om zijn activiteiten op de hele wereld te richten.77

Advocaat-Generaal Verica Trstenjak komt ook tot de conclusie dat een website alleen niet kan worden gezien als een ‘gerichte activiteit. Zij komt tot deze conclusie door het begrip ‘richten van een activiteit’ vanuit een grammaticaal, teleologisch en historisch oogpunt te bekijken. Vanuit een grammaticaal oogpunt gezien houdt het ‘richten van een activiteit’ in dat de ondernemer actief overeenkomsten probeert te sluiten met consumenten uit een andere lidstaat. Er is dus een actief handelen van de ondernemer nodig die gericht is op de werving van klanten uit andere lidstaten. Het enkele feit dat een website op internet kan worden geraadpleegd, wil dus nog niet betekenen dat de ondernemer zijn activiteiten richt op de lidstaat waar de consument woonplaats heeft.78

Vanuit een teleologisch oogpunt moet er een afweging worden gemaakt tussen het belang van de consument om in zijn eigen woonplaats te procederen en het belang van de ondernemer, die niet in een andere lidstaat wil procederen wanneer hij niet bewust zijn activiteiten richt op deze lidstaat.

Het doel van dit artikel is om aan consumenten een bijzondere bevoegdheidsregel ter

beschikking te stellen indien de overeenkomst voldoende band heeft met de lidstaat waar de consument woonplaats heeft. Gelijktijdig moet de ondernemer toepassing van de regel kunnen vermijden door zijn activiteiten niet op die lidstaat te richten. Als de Europese wetgever had gewild dat de bevoegdheid op de toegankelijkheid van een website werd beheerst, dan zou hij niet het ‘richten van een activiteit’ maar het enkele bestaan van een website als voorwaarde hebben gesteld. Hieruit kan worden geconcludeerd dat uit het enkele feit dat een website kan worden geraadpleegd niet kan worden afgeleid dat het om ‘richten van activiteiten’ gaat.79

77 HvJ EU 7 december 2010, C-585/08 (Pammer) en C-144/09 (Hotel Alpenhof), r.o. 64 tot 69.

78 HvJ EU 7 december 2010, C-585/08 (Pammer) en C-144/09 (Hotel Alpenhof), conclusie A-G overweging 63. 79 HvJ EU 7 december 2010, C-585/08 (Pammer) en C-144/09 (Hotel Alpenhof), conclusie A-G overweging 64.

(21)

20

Ook vanuit een historisch perspectief blijkt dat het enkel hebben van een website niet geldt als het ‘richten van activiteiten’ op een andere lidstaat. Tijdens het wetgevingsproces konden de instellingen (Europese Commissie, Europees Parlement en Economisch Sociaal Comité) het niet eens worden over de vraag hoe ruim het begrip ‘richten van een activiteit’ moest worden opgevat. Het Economisch Sociaal Comité zette zich in voor handhaving van de formulering in artikel 13 lid 1 sub 3 Executieverdrag.80 Het Europees parlement wilde het begrip ‘richten van activiteiten’ zo omschrijven dat de handelaar zijn activiteit doelbewust en overwegend op een andere lidstaat richt.81 Ook het bedrijfsleven reageerde afwijzend op het voorstel aangezien zij bang waren dat een te ruime uitleg van het begrip ondernemers zou kunnen weerhouden van het gebruik van internet voor reclame en verkoopbevordering.82

Omdat er veel onduidelijkheid bestond over de uitleg van artikel 15 lid 1 sub c Brussel

1(thans artikel 17 lid 1 sub c Brussel 1 bis) werd een verklaring aangenomen waarin stond dat het enkele feit dat een website toegankelijk is, op zich niet voldoende is om artikel 15 toe te passen. Noodzakelijk is dat een consument gevraagd wordt overeenkomsten op afstand te sluiten en deze consument deze overeenkomst ook daadwerkelijk sluit.83

Vanuit een historisch perspectief kan dus worden geconcludeerd dat de enkele toegankelijk van een website in een lidstaat niet voldoende is om vast te stellen dat er sprake is van het ‘richten van een activiteit’.

Het is dus duidelijk dat er geen sprake is van het ‘richten van een activiteit’ indien een website door een consument in een andere lidstaat valt te raadplegen, maar in welke gevallen is er dan wel sprake van het ‘richten van activiteiten’?

De wil van de ondernemer om consumenten in andere lidstaten te werven kan volgens het Hof doormiddel van ‘sterke’ en ‘zwakke’ uitdrukkingen tot uiting komen.84

Wanneer een ondernemer op zijn website vermeldt dat hij zijn goederen of diensten aanbiedt in een bij naam genoemde lidstaat is dit een ‘sterke’ uitdrukking van de wil van de

ondernemer om in die lidstaat handel te drijven. De ‘sterke’ wil bestaat ook duidelijk indien een ondernemer een exploitant van zoekmachines betaalt om advertenties te verspreiden in andere lidstaten.85

80 COM (1999) 349 final, punt 4.2.4. 81 COM (1999) 348 final, p. 94.

82 COM (1999) 349 final, punt 4.2.1 en 2.2.2.

83 Gezamenlijke verklaring van de Raad en de Commissie over de artikelen 15 en 73 van verordening

nr. 44/2001 http://ec.europa.eu/civiljustice/homepage/homepage_ec_nl_declaration.pdf

84 Van Aardweg, NIPR 2011, afl. 3, p. 473-477.

(22)

21

Het Hof geeft aan dat er ook ‘zwakke’ uitdrukkingen van de wil van de ondernemer zijn, dit is

om te voorkomen dat de bescherming van de consument wordt verzwakt.86

Onder ‘zwakke’ uitdrukkingen verstaat het Hof: het internationale karakter van een overeenkomst, de vermelding van een telefoonnummer met internationaal kengetal, het gebruiken van een ander topleveldomein dan die van het land waar de ondernemer gevestigd is, routebeschrijvingen vanuit een andere lidstaat naar de plaats waar de dienst wordt verricht, de verwijzing naar een internationaal clientèle87 en het gebruik van een andere taal of

munteenheid dan in het land van de ondernemer gebruikelijk is.88

Het Hof benadrukt echter dat het niet om een uitputtende lijst gaat, bij de beoordeling kunnen

dus ook andere mogelijke uitdrukkingen worden meegewogen.89

Advocaat-Generaal Verica Trstenjak noemt in haar conclusie nog een aantal aanwijzingen die mogelijk ook van belang kunnen zijn bij de beoordeling. Zij stelt dat onderzocht moet worden of een ondernemer in het verleden vaker overeenkomsten met consumenten uit andere

lidstaten heeft gesloten.90

Ook moet worden nagegaan of een ondernemer via andere vormen van reclame zijn

activiteiten heeft gericht op het land van de woonplaats van de consument. Bijvoorbeeld door het gebruik van radio, televisie en reclamefolders. In zulke gevallen gaat het ‘richten’ niet via de website maar met behulp van ‘klassieke’ reclame.91

De uitspraak heeft veel los gemaakt in de rechtswetenschap. Dit blijkt uit het grote aantal noten en beschouwingen die zijn geschreven naar aanleiding van het arrest.

Hieruit blijkt dat, ondanks dat het Hof heeft verduidelijkt welke criteria van toepassing zijn, de rechtszekerheid voor ondernemers en consumenten in dit geval relatief laag blijft.92 Dit komt doordat in elke zaak specifiek moet worden bepaald of er sprake is van een gerichte activiteit.93 De lijst met criteria is niet-limitatief en met een dergelijke benadering blijft het risico van onvoorspelbaarheid en rechtsonzekerheid bestaan.94

86 HvJ EU 7 december 2010, C-585/08 (Pammer) en C-144/09 (Hotel Alpenhof), r.o. 82. 87 HvJ EU 7 december 2010, C-585/08 (Pammer) en C-144/09 (Hotel Alpenhof), r.o. 83. 88 HvJ EU 7 december 2010, C-585/08 (Pammer) en C-144/09 (Hotel Alpenhof), r.o. 84. 89 HvJ EU 7 december 2010, C-585/08 (Pammer) en C-144/09 (Hotel Alpenhof), r.o. 93.

90 HvJ EU 7 december 2010, C-585/08 (Pammer) en C-144/09 (Hotel Alpenhof), conclusie A-G, overweging 80. 91 HvJ EU 7 december 2010, C-585/08 (Pammer) en C-144/09 (Hotel Alpenhof), conclusie A-G, overweging 89. 92 Gilles, ICLQ 2011, vol. 60, p. 557-564.

93 Van Hoek, ERCL 2012, afl. 1, p. 93-107. 94 Kruger, TvC 2012, afl. 1, p. 28-40.

(23)

22

2.2 Op welke manier wordt invulling gegeven aan de uitspraak in het arrest Pammer en Hotel Alpenhof?

Na de uitspraak in het arrest Pammer en Hotel Alpenhof was het de vraag hoe het arrest in de praktijk zou worden toegepast. Het arrest had namelijk nog niet aan alle onzekerheid een eind gemaakt. Zo was niet duidelijk of het sluiten van de overeenkomst een gevolg moest zijn van de gerichte activiteit van de ondernemer en of het vereist is dat een overeenkomst op afstand wordt gesloten.95 Het heeft niet lang geduurd voordat het Europees Hof van Justitie zich over deze vragen heeft uitgesproken. Het Hof heeft hierbij ook weer aandacht besteed aan het ‘richten op’ criterium.

In de zaak Mühlleitner96 moest de vraag worden beantwoord of het voor toepassing van artikel 17 lid 1 sub c Brussel 1 bis van belang is of de overeenkomst op afstand is gesloten. In paragraaf 87 van het arrest Pammer en Hotel Alpenhof stelde het Hof namelijk dat het voor toepassing van het artikel niet van belang is dat de overeenkomst op locatie van de

dienstverlener wordt uitgevoerd indien de consument zich op afstand contractueel heeft verbonden.

Daniela Mühlleitner is een Oostenrijkse consument die op de Duitse website van Ahmad en Wadat Yusufi op zoek was naar een auto. Op deze website is een telefoonnummer met het Duitse internationale kengetal vermeld. Mühlleitner heeft via dit nummer contact gehad met het bedrijf en melding gemaakt van het feit dat zij in Oostenrijk woonde, dit was volgens Yusufi geen probleem. Mühltleitner is daarop naar Duitsland gereden, heeft het voertuig

gekocht en meegenomen naar Oostenrijk. 97

Het Hof heeft beslist dat het voor toepassing van artikel 17 lid 1 sub c Brussel 1 bis niet van belang is of een overeenkomst op afstand is gesloten. In het arrest Pammer en Hotel Alpenhof is alleen geantwoord op het verweer van Hotel Alpenhof dat de overeenkomst niet op afstand is gesloten. Het heeft hiermee geenszins willen stellen dat het voor toepassing van het artikel

95 Bogdan, Masaryk University Journal of Law and Technology, volume 5, nr. 1, p. 1-9. 96 Hof van Justitie EU, 6 september 2012, C-190/11 (Mühlleitner).

(24)

23

noodzakelijk is dat een overeenkomst op afstand is gesloten.98 Ook Advocaat-Generaal Cruz Villalón was om dezelfde reden tot deze conclusie gekomen.99

Voor het ‘richten op’ criterium is het hier van belang dat op de website een telefoonnummer met internationaal kengetal is vermeld, dat mevrouw heeft aangegeven dat zij in Oostenrijk woont en dat haar nadere informatie per e-email is gestuurd. Volgens de verwijzende rechter waren deze feiten voldoende om aan te nemen dat de broers Yusufi hun activiteiten op Oostenrijk richtten.100 Genoemde aanwijzingen zijn allemaal niet sterk maar voor de rechter toch voldoende reden om te spreken van een gerichte activiteit.101

Hoewel het Hof zich dus niet uitdrukkelijk uitspreekt over de gerichte activiteit wordt door dit arrest wel duidelijk hoe het ‘richten op’ criterium in de rechtspraak wordt toegepast.’

In de zaak Emrek/Sabranovic102 was wederom sprake van verkoop van een auto. Vlado

Sabranovic heeft onder de naam Vlado Automobiles Import-Export een handel in

tweedehands voertuigen. Zijn bedrijf is dichtbij de Duitse grens gevestigd in Frankrijk. Op zijn website heeft hij een Frans telefoonnummer en een Duits mobielnummer inclusief internationaal kengetal vermeld.103

Lokman Emrek is een Duitse consument die via kennissen werd gewezen op de garage van Sabranovic. Hij is zelf naar Frankrijk gereden en heeft ter plaatse een overeenkomst met Sabranovic gesloten.104

Het was in deze zaak de vraag of er een causaal verband moet bestaan tussen de website en het sluiten van de overeenkomst.105 Volgens het Hof moet worden voldaan aan twee

specifieke voorwaarden: de ondernemer moet commerciële activiteiten richten op de lidstaat van de consument en de overeenkomst moet onder deze activiteit vallen.106

Dit betekent dat er geen causaal verband hoeft te zijn tussen het middel en het sluiten van de overeenkomst. Als dit verband wel verplicht zou zijn zou dat de bescherming van de

98 Hof van Justitie EU, 6 september 2012, C-190/11 (Mühlleitner), r.o. 13.

99 Hof van Justitie EU, 6 september 2012, C-190/11 (Mühlleitner), conclusie A-G, overweging 38. 100 Hof van Justitie EU, 6 september 2012, C-190/11 (Mühlleitner), r.o. 30.

101 De Moor, Tijdschrift voor Consumentenrechten en Handelspraktijken 2013, nr. 3, p. 145-148. 102 Hof van Justitie EU, 17 oktober 2013, C- 218/12 (Emrek/Sabranovic).

103 Hof van Justitie EU, 17 oktober 2013, C- 218/12 (Emrek/Sabranovic), r.o. 10. 104 Hof van Justitie EU, 17 oktober 2013, C- 218/12 (Emrek/Sabranovic), r.o. 12. 105 Hof van Justitie EU, 17 oktober 2013, C- 218/12 (Emrek/Sabranovic), r.o. 18. 106 Hof van Justitie EU, 17 oktober 2013, C- 218/12 (Emrek/Sabranovic), r.o. 22.

(25)

24

consument verzwakken. De consument zou dan immers moet aantonen dat hij de website heeft geraadpleegd voordat hij een overeenkomst heeft gesloten.107

Opvallend aan het arrest Emrek/Sabranovic is dat er naast het Duitse telefoonnummer met internationaal kengetal geen andere aanwijzingen waren dat Sabranovic zijn activiteiten op de Duitse markt richtte.

Toch heeft de verwijzende rechter geoordeeld dat er sprake was van het richten van

activiteiten op de Duitse markt. Het Hof zegt hierover dat het de verwijzende rechter vrij staat om met behulp van aanwijzingen die al dan niet op de niet-limitatieve lijst van het Hof staan te beoordelen of Artikel 17 lid sub c Brussel 1 bis van toepassing is.108

De nationale rechters hebben binnen de gestelde grenzen van het Hof dus een vrij grote beoordelingsvrijheid.

107 Hof van Justitie EU, 17 oktober 2013, C- 218/12 (Emrek/Sabranovic), r.o. 25. 108 Hof van Justitie EU, 17 oktober 2013, C- 218/12 (Emrek/Sabranovic), r.o. 31.

(26)

25

2.3 Conclusie

Consumenten kunnen een beroep doen op consumentenbeschermende bepalingen van Brussel 1 bis en Rome 1 als is voldaan aan een tweetal voorwaarden. De ondernemer moet

commerciële activiteiten richten op de lidstaat van de consument en de overeenkomst moet onder deze activiteit vallen.

In het arrest Pammer en Hotel Alpenhof heeft het hof een niet-uitputtende lijst opgesteld aan de hand waarvan kan worden bepaald of er sprake is van een gerichte activiteit van de ondernemer op een andere lidstaat.

Uit de arresten Mühlleitner en Emrek/Sabranovic is bovendien gebleken dat een causaal verband tussen de gerichte activiteit en het sluiten van de overeenkomst niet noodzakelijk is en dat het niet is vereist dat een overeenkomst op afstand wordt gesloten.

Uit de twee arresten is daarnaast duidelijk geworden hoe nationale rechters de voorwaarden uit Pammer en Hotel Alpenhof toepassen. In de zaak Emrek/Sabranovic was het feit dat Sabranovic een Duits nummer met internationaal kengetal op zijn website heeft vermeld al voldoende om aan te nemen dat hij zijn activiteiten op de Duitse markt richt.

Voor ondernemers schuilt hierin het gevaar dat zij eenvoudig onder de werking van de consumentenbeschermende bepalingen uit Brussel 1 bis kunnen vallen. Zelfs als zij besluiten goederen niet te leveren in het buitenland en de overeenkomst wordt gesloten in de

woonplaats van hun eigen lidstaat bestaat er een mogelijkheid om voor een rechter in een andere lidstaat te worden gedaagd.

Doordat het Hof een niet-limitatieve lijst heeft opgesteld, is het van tevoren niet geheel duidelijk wanneer er sprake is van een gerichte activiteit. Hierdoor ontstaat een zekere mate van rechtsonzekerheid.

Desondanks biedt de rechtspraak voldoende handvatten voor het bepalen van een gerichte activiteit. Het is nu de vraag of de bestaande doctrine ook kan worden toegepast indien de Geoblocking-verordening in werking treedt.

(27)

26

3. Welk doel heeft de Europese Commissie voor ogen met de

Geoblocking-verordening?

3.1 Het creëren van een gemeenschappelijke digitale markt

Vanaf 1 januari 1993 is er officieel sprake van een interne markt op het grondgebied van de Europese Unie.109 De interne markt is een ruimte waarbinnen geen hindernissen bestaan en een vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal wordt gewaarborgd.110 De open landsgrenzen kunnen als een fundamenteel onderdeel van de Europese Unie worden gezien. In de loop der jaren zijn steeds meer barrières op de interne markt weggenomen, onder meer dankzij uitspraken van het Europees Hof van Justitie.111

Europese burgers worden steeds minder vaak van elkaar gescheiden door fysieke grenzen. De volgende stap voor de Europese Unie is om op de digitale markt hetzelfde te bereiken.

De wereldeconomie digitaliseert in een hoog tempo en informatie- en

communicatietechnologie speelt in dit proces een belangrijke rol. Het internet vormt op dit moment de basis van veel moderne innovatieve economische systemen. De digitale

technologieën veranderen de manier van werken en leven voor bedrijven en burgers. De Europese Commissie is daarom van mening dat een digitaal eengemaakte markt van groot belang is. In de digitaal eengemaakte markt is het vrije verkeer van personen, diensten, goederen en kapitaal gewaarborgd en kunnen bedrijven en personen op een gelijkwaardige manier onlineactiviteiten uitoefenen en daar toegang toe krijgen. Tevens moeten consumenten kunnen rekenen op een hoog niveau van consumentenbescherming en is het van belang dat persoonsgegevens veilig zijn ongeacht hun nationaliteit of woonplaats.112

Op dit moment is van een digitaal eengemaakte markt nog geen sprake. Dit komt

voornamelijk omdat er nog geen harmonisatie heeft plaatsgevonden tussen de verschillende rechtsstelsels binnen de Europese Unie. Alle 28 lidstaten van de Europese Unie hebben hun eigen wetgeving op het gebied van telecom, gegevensbescherming en auteursrecht. Wanneer een ondernemer in alle landen van de EU wil handelen moet hij dus voldoen aan de eisen van 28 verschillende rechtsstelsels.

109 Europese Commissie 1996. 110 Appeldoorn en Davies 2003, p. 11.

111 HvJ EG 20 februari 1979, C-120/78 (Cassis de Dijon). 112 COM (2015) 192 final, p. 3.

(28)

27

Dat consumenten en ondernemers in Europa nog niet warmlopen voor online transacties over de grens blijkt ook uit de informatie van de Europese Commissie.113 Ongeveer 15% van de consumenten deed in 2014 weleens aankopen bij een webwinkel in een andere lidstaat en slechts 8% van de kleine en middelgrote bedrijven verkoopt zijn producten over de grens. Dit terwijl 55% van de consumenten aangeeft weleens online aankopen te doen.114 Het grootste gedeelte van de consumenten doet dus alleen online aankopen bij webwinkels die zijn gevestigd in de eigen lidstaat.

Digitale technieken dragen in grote mate bij in de groei van de economie. Digitalisatie was in de periode 2001-2011 voor 30% verantwoordelijk voor de groei van het bruto binnenlands product van de Europese Unie.115

Een digitaal eengemaakte markt geeft bestaande bedrijven de mogelijkheid om te groeien en geeft startende ondernemers een kans te profiteren van kansen op een markt waar 500 miljoen personen actief zijn.116 Volgens schattingen van deskundigen kan een volledig functionerende digitale eengemaakte markt het bruto binnenlands product van de Europese Unie met 520 miljard euro laten groeien.117 Een goed functionerende digitale markt kan dus een flinke impuls aan de economie binnen Europa geven.

De strategie van de Europese Commissie voor een digitaal eengemaakte markt rust op drie pijlers. Een betere toegang voor consumenten en bedrijven tot onlinegoederen- en diensten, randvoorwaarden creëren die bevorderlijk zijn voor digitale netwerken en diensten en het maximaliseren van de groeipotentie.118

Bij het maximaliseren van de groeipotentie moet worden gedacht aan het digitaliseren van overheidsdiensten en het bevorderen van interoperabiliteit; dit houdt in dat apparaten, netwerken en dataopslagplaatsen doeltreffend met elkaar kunnen communiceren.119

Een sterke concurrerende en dynamische telecomsector is nodig om randvoorwaarden te creëren die bevorderlijk zijn voor digitale netwerken. Op dit gebied heeft de Europese

113 MEMO/16/1896

114 Eurostat, ICT survey of Households and Individuals 2014. 115 Van Welsum, Overmeer & Van Ark 2013, p. 7.

116 SWD (2015) 100 final, p. 3. 117 Dunne 2015, p. 9.

118 COM (2015) 192 final, p. 3. 119 SWD (2015) 100 final, p. 16.

(29)

28

Commissie al een eerste stap gezet. Vanaf 15 juni 2017 zijn extra roamingskosten in het buitenland verleden tijd.120 Door deze ontwikkeling hebben Europese burgers binnen Europa altijd toegang tot de digitale markt.

De Commissie zet ook hoog in op de ontwikkeling van een 5G-netwerk in Europa.121 Een snel en betrouwbaar draadloos netwerk moet bijdragen aan de ontwikkeling van de digitale markt. Deze randvoorwaarden moeten uiteindelijk een betere toegang tot onlinegoederen- en

diensten waarborgen voor consumenten en bedrijven.

De Europese Commissie wil dat bedrijven hun verkoop volgens gemeenschappelijke regels kunnen beheren, ongeacht in welke lidstaat deze verkoop plaatsvindt.122 Dit betekent automatisch dat het consumentenrecht in Europa moet worden geharmoniseerd.123 Bij de invoering van de richtlijn consumentenrechten is echter al gebleken dat tegen volledige harmonisatie veel tegenstand bestaat aangezien dit in sommige lidstaten zou betekenen dat het niveau van consumentenbescherming omlaag gaat.124

Ook wil de Commissie zorg dragen voor een hoogwaardige en betaalbare postbezorging.125

De prijzen voor postbezorging moeten transparanter worden en buitensporige kosten voor bezorging moeten tot het verleden gaan behoren.126 Dit moet tot een toename van

grensoverschrijdende handel en pakketbezorging leiden.

Een ander belangrijk middel dat moet bijdragen aan een gemeenschappelijk eengemaakte digitale markt is het verbieden van geoblocking en geodiscriminatie.127

De Europese Commissie heeft in de periode 2008-2015 ruim 1500 klachten ontvangen over geoblocking of een andere vorm van geodiscriminatie.128 Ook heeft de Europese Commissie zelf een onderzoek laten uitvoeren naar het gebruik van geoblocking.129 Uit dit onderzoek blijkt dat van de 1.000 onderzochte websites 63% gebruik maakt van een bepaalde vorm van geoblocking.130 120 PBEU 2015, L 310/8. 121 COM (2016) 588 final. 122 COM (2015) 192 final, p. 4. 123 COM (2016) 283 final.

124 Loos & Luzak, NtEr juni 2011, nr. 5, p. 168-177. 125 COM (2015) 192 final, p. 5.

126 COM (2016) 285 final. 127 COM (2015) 192 final, p. 6.

128 Kuipers & Van de Sanden, NtEr 2016, p. 243-252.

129 Mystery shopping survey on territorial restrictions and geo-blocking in the European Digital Single Market

march 2016.

(30)

29

Bezoekers worden bijvoorbeeld omgeleid naar de lokale website van een bedrijf of ze kunnen niet met een buitenlands rekeningnummer betalen.

Artikel 20 lid 2 van de dienstenrichtlijn131 verbiedt discriminatie van afnemers van diensten op grond van hun nationaliteit of verblijfplaats. Dit verbod is echter lastig te handhaven aangezien een verschillende behandeling wel is toegestaan indien deze door objectieve criteria wordt gerechtvaardigd. Extra kosten die voortvloeien uit de afstand tussen consument en handelaar en verschillende commerciële redenen worden bijvoorbeeld gezien als objectieve criteria.132 Ook het in 2012 opgestelde richtsnoer voor interpretatie van het artikel heeft hier geen verandering in kunnen brengen.133 Dat het verbod lastig te handhaven is blijkt ook uit het feit dat er nog nooit een sanctie is opgelegd voor het overtreden van artikel 20 lid 2 dienstenrichtlijn.134

Daarnaast is de dienstenrichtlijn niet van toepassing op de verkoop van goederen.135

Geoblocking en geodiscriminatie toegepast door bijvoorbeeld webwinkels kan met dit artikel niet worden aangepakt.

De Europese Commissie wil daarom door middel van een verordening die van toepassing is op zowel het verlenen van diensten als het verkopen van goederen het gebruik van

geoblocking en geodiscriminatie beperken.

\

131 Richtlijn 2006/123/EG

132 Richtlijn 2006/123/EG preambule overweging 95. 133 SWD (2012) 146 final.

134 Kuipers & Van de Sanden, NtEr 2016, p. 243-252. 135 Richtlijn 2006/123/EG overweging 33 en artikel 2.

(31)

30

3.2 de Geoblocking-verordening

De Geoblocking-verordening136 is van toepassing op grensoverschrijdende koop en verkoop van goederen en het verlenen en afnemen van diensten. Op het gebied van diensten sluit de verordening aan op het toepassingsgebied van de dienstenrichtlijn.137

Dit betekent dat bijvoorbeeld diensten op gebied van vervoer en gezondheidszorg niet onder de werking van de verordening vallen.138 Ook audiovisuele diensten zoals Spotify en Netflix zijn uitgesloten van de werkingssfeer van de verordening. 139

Door toepassing van de verordening moet een einde worden gemaakt aan geoblocking en geodiscriminatie. Bij geoblocking wordt de toegang van EU-burgers tot online interfaces140 geblokkeerd op grond van hun verblijfplaats, nationaliteit of plaats van vestiging.

Geodiscriminatie is het hanteren van verschillende algemene voorwaarden of

betalingsvoorwaarden op basis van nationaliteit, verblijfplaats of plaats van vestiging.

De toegang tot online interfaces mag dus niet meer worden geweigerd.141 Door te spreken van online interfaces wordt het verbod niet alleen beperkt tot websites maar vallen ook ‘apps’ onder de werking van de verordening. Ook mag een klant niet meer worden omgeleid naar een andere website zonder hiervoor toestemming te hebben gegeven.142 Een Nederlandse klant die naar de Belgische site van een bedrijf surft mag dus niet zonder toestemming naar de Nederlandse site van het bedrijf worden omgeleid.143

Het blokkeren van de toegang is enkel toegestaan indien een Europese of nationale wet

hiertoe verplicht.144 Een Belgische handelaar mag dus weigeren vuurwerk te verkopen aan een Nederlandse klant als dit vuurwerk in Nederland niet verkocht mag worden.

Het hanteren van verschillende algemene voorwaarden is ook niet langer toegestaan.145 Onder algemene voorwaarden worden alle voorwaarden en bepalingen en andere informatie zoals

136 COM (2016) 289 final.

137 Richtlijn 2006/123/EG artikel 2.

138 Richtlijn 2006/123/EG artikel 2 lid 2 sub d en f. 139 Richtlijn 2006/123/EG artikel 2 lid 2 sub g. 140 COM (2016) 289 final, artikel 2 sub f. 141 COM (2016) 289 final, artikel 3 lid 1. 142 COM (2016) 289 final, artikel 3 lid 2.

143 Weermeijer & Lodder, Tijdschrift voor Internetrecht 2016, nr.3, p. 100-105. 144 COM (2016) 289 final, artikel 3 lid 3.

(32)

31

verkoopprijzen en leveringsvoorwaarden verstaan.146 In praktijk betekent dit dat een buitenlandse klant tegen dezelfde voorwaarden als een lokale klant goederen moet kunnen afnemen.

Als Europese of nationale wetgeving de verkoop van goederen of het verlenen van diensten belet, is het wel toegestaan verschillende algemene voorwaarden te hanteren.147 In Nederland geldt bijvoorbeeld een minimumprijs voor bepaalde boeken.148 In dit geval belet de

Nederlandse wetgeving handelaren voor Nederlandse klanten dezelfde voorwaarden te hanteren als voor lokale klanten.

Betalingsvoorwaarden moeten na inwerkingtreding van de verordening voor alle klanten gelijk zijn.149 Handelaren blijven wel vrij om te bepalen welke betaalmiddelen zij aanvaarden. Ze mogen echter niet langer verschillende betalingsvoorwaarden hanteren op basis van

nationaliteit, vestigings- of woonplaats van de klant en de locatie van de betaalrekening of betaaldienstverlener. Als een Nederlandse handelaar Maestro betaalkaarten van Nederlandse banken accepteert moet, hij dus ook Maestro betaalkaarten van Duitse banken accepteren.150

Bovenstaande maatregelen moeten de EU-burger een betere toegang geven tot goederen en diensten op de Europese interne markt. Het moet niet langer mogelijk zijn voor handelaren om de markt kunstmatig in te delen op basis van verblijfplaats of nationaliteit van klanten. Handelaren mogen klanten onder deze omstandigheden dus niet meer weigeren.

In het geval van verkoop van goederen betekent dit niet dat er een verplichting komt tot het grensoverschrijdend leveren van goederen. De verordening gaat uit van het ‘shop like a local’-principe.151 Handelaren moeten aan buitenlandse klanten dezelfde eisen stellen als aan lokale klanten. In de praktijk zou dit betekenen dat een Nederlandse consument een product wel in een buitenlandse webwinkel kan aanschaffen, maar dat hij zelf voor het vervoer naar Nederland moet zorgen. Het is dus maar de vraag of de inwerkingtreding van de verordening tot een verhoging van grensoverschrijdende transacties gaat leiden.

146 COM (2016) 289 final, artikel 2 sub d. 147 COM (2016) 289 final, artikel 4 lid 3. 148 Stb. 2004, 600, Wet op de vaste boekenprijs. 149 COM (2016) 289 final, artikel 5 lid 1.

150 Kuipers & Van de Sanden, NtEr 2016, p. 243-252.

(33)

32

4. De Geoblocking-verordening in het licht van het internationaal

privaatrecht

4.1 Welk onderscheid moet worden gemaakt tussen de verkoop van goederen en het verlenen van diensten?

Met inwerkingtreding van de verordening is het toepassen van geoblocking in veel gevallen niet meer toegestaan. De verordening is zowel van toepassing op het verlenen van diensten als het verkopen van goederen.

Voor de vraag welk recht van toepassing is op een overeenkomst is het echter wel van belang om een onderscheid te maken. De Rome 1 verordening kent namelijk verschillende

bepalingen voor (bepaalde) diensten en goederen.

In consumentenovereenkomsten is het mogelijk om een rechtskeuze te maken. Ondanks een rechtskeuze kan een consument zich wel beroepen op dwingende consumentenbeschermende bepalingen die gelden in zijn eigen woonland. Een rechtskeuze kan dus nooit leiden tot

minder bescherming voor de consument.152

Indien geen rechtskeuze is gemaakt wordt een consumentenovereenkomst die gesloten is op afstand beheerst door het recht van het land waar de consument zijn gewone woonplaats heeft. Voor het verlenen van bepaalde diensten wordt echter een uitzondering gemaakt. Gaat het om diensten die elektronisch worden geleverd, zoals software en databanken of het onderhoud van een website, zijn dezelfde regels van toepassing als op de levering van goederen.

Indien de dienst uitsluitend wordt verstrekt in een ander land dan het land waar de consument zijn gewone verblijfplaats heeft, is het artikel niet van toepassing.153 Dit geldt ook als de overeenkomst op afstand is gesloten. Bij het reserveren van bijvoorbeeld een hotelkamer of het huren van een auto is dus het recht van het land waar de dienstverlener de dienst verricht van toepassing. Heeft de desbetreffende dienstverlener zijn activiteiten op de lidstaat van de consument gericht, is echter wel de rechter van de woonplaats van de consument conform artikel 17 lid 1 sub c Brussel 1 bis bevoegd kennis te nemen van de zaak. De nationale rechter zal dan dus buitenlands recht moeten toepassen op de zaak.

152 Van Dongen & Wenting, NTBR 2009, 11, p. 82-92. 153 Verordening EG nr. 593/2008 artikel 6 lid 4 sub a.

(34)

33

In het geval van diensten die uitsluitend worden uitgevoerd in het land van de woonplaats van de dienstverlener is dit een logische regel. In deze omstandigheden is het niet redelijk om consumenten extra bescherming te geven. Alle aanknopingspunten van de overeenkomst liggen immers in het land van de dienstverlener.154 Als voor deze diensten geen uitzondering wordt gemaakt ontstaan er ook vreemde situaties. Voor Nederlandse en Engelse gasten zouden namelijk andere regels gelden terwijl zij op dezelfde locatie gebruik maken van dezelfde dienst. De dienstverlener heeft op deze manier ook meer rechtszekerheid. Hij kan de regels van zijn thuisland toepassen en hoeft geen rekening te houden met de nationaliteit van zijn klanten

In de Rome 1 verordening wordt dus een onderscheid gemaakt tussen het leveren van

goederen en het verlenen van bepaalde diensten. Dit onderscheid is redelijk in het licht van de rechtszekerheid voor zowel ondernemers als consumenten. Het is daarom dus ook niet nodig om in de Geoblocking-verordening een onderscheid te maken tussen goederen en diensten. Als eenmaal is bepaald dat er sprake is van een consumentenovereenkomst zal toepassing van beide verordeningen geen problemen opleveren.

Het antwoord op de vraag of een overeenkomst kan worden gekwalificeerd als

consumentenovereenkomst in de zin van Rome 1 en Brussel 1 bis kan mogelijk wel lastiger worden. De vraag is namelijk hoe het begrip ‘richten van activiteiten’ moet worden uitgelegd op het moment dat de Geoblocking-verordening in werking treedt.

(35)

34

4.2 Welke gevolgen heeft de inwerkingtreding van de Geoblocking-verordening voor het begrip ‘richten van activiteiten’?

In hoofdstuk twee is duidelijk geworden wanneer sprake is van een gerichte activiteit van een handelaar in de zin van de Brussel 1 bis en Rome 1 verordening.

De wil van de ondernemer is in dit opzicht doorslaggevend, die moet er namelijk op zijn gericht om overeenkomsten te sluiten met consumenten in andere lidstaten.

Uit de arresten Mühlleitner en Emrek/Sabranovic is echter ook gebleken dat de nationale rechters vrij snel aannemen dat er sprake is van een gerichte activiteit. Zo was in de zaak Emrek/Sabranovic een Duits telefoonnummer met internationaal kengetal en het feit dat de zaak van Sabranovic vlakbij de Duitse grens in Frankrijk was gevestigd al voldoende voor het aannemen van een gerichte activiteit.155

Het is voor het bepalen van de gerichte activiteit bovendien niet van belang dat een ondernemer zijn goederen levert in een andere lidstaat.156

Er is de afgelopen jaren dus een bepaalde doctrine ontstaan op het gebied van de gerichte activiteit. De vraag is nu of deze doctrine ook te verenigen is met de bepalingen in de Geoblocking-verordening.

In de verordening is een bepaling opgenomen die stelt dat het naleven van de verordening niet zodanig wordt uitgelegd dat een handelaar zijn activiteiten richt op een lidstaat waar de consument zijn gewone verblijfplaats heeft.157 Dit standpunt wordt ook benadrukt in de

preambule.158 Ondernemers mogen onder bepaalde omstandigheden geen consumenten meer

weigeren uit andere lidstaten en met deze bepaling wil de Europese Commissie voorkomen dat ondernemers ongevraagd te maken krijgen met rechtsregels of een bevoegde rechter uit het land van een buitenlandse consument.

Op het moment dat de verordening in werking treedt zal dus bij het bepalen van de gerichte activiteit ook moeten worden overwogen of een ondernemer niet slechts de Geoblocking-verordening naleeft.

155 Hof van Justitie EU, 17 oktober 2013, C- 218/12 (Emrek/Sabranovic), r.o. 10. 156 Hof van Justitie EU, 6 september 2012, C-190/11 (Mühlleitner).

157 COM (2016) 289 final, artikel 1 lid 5.

(36)

35

In de praktijk zal dit onderscheid lastig te maken zijn. Wanneer een handelaar op zijn site vermeldt dat hij goederen of diensten aanbiedt in een bepaalde lidstaat of advertentiegelden uitgeeft om reclame te maken in andere lidstaten zullen er geen problemen optreden; in deze gevallen is het namelijk duidelijk wat de wil van de ondernemer is.

In de gevallen waarin dit minder duidelijk is, de zogenoemde zwakke uitdrukkingen van de wil van de ondernemer, zal het mogelijk meer problemen opleveren.

Zoals eerder besproken noemt Het Hof als eventuele zwakke uitdrukking: het internationale karakter van een overeenkomst, de vermelding van een telefoonnummer met internationaal kengetal, het gebruik van een ander topleveldomein dan die van het land waar de ondernemer gevestigd is, routebeschrijvingen vanuit een andere lidstaat naar de plaats waar de dienst wordt verricht, de verwijzing naar een internationaal clientèle en het gebruik van een andere taal of munteenheid dan in het land van de ondernemer gebruikelijk is.159

Het is goed mogelijk dat ondernemers zich gaan verschuilen achter de Geoblocking-verordening. Zij kunnen stellen dat ze enkel een overeenkomst met een consument hebben gesloten op grond van de verplichting uit de verordening. Op het moment dat een

hoteleigenaar veel Nederlandse gasten krijgt is het niet vreemd als hij een routebeschrijving vanuit Nederland op zijn site zet, maar betekent dit ook meteen dat hij de wil heeft om overeenkomsten te sluiten met Nederlandse consumenten?

Een hoteleigenaar zou in dit geval kunnen stellen dat hij slechts de verordening naleeft en dat de routebeschrijving alleen vanuit oogpunt van klantvriendelijkheid op de website is

geplaatst.

Dit kan bijvoorbeeld ook het geval zijn met een telefoonnummer met internationaal kengetal. Op het moment dat veel buitenlandse klanten gebruik maken van een website is het logisch als er een telefoonnummer met internationaal kengetal op de website staat.

Ook in dit geval is het weer lastig om de wil van de ondernemer te bepalen. Op deze manier lijkt er een grijs gebied te ontstaan. In de rechtswetenschap werd na de uitspraak in Pammer en Hotel Alpenhof al gesproken over de mate van rechtsonzekerheid die is ontstaan door toepassing van het arrest.160

159 HvJ EU 7 december 2010, gevoegde zaken C-585/08, (Pammer) en C-144/09, (Hotel Alpenhof), r.o. 83 en

84.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De inbreuk op zijn recht moet worden goed- gemaakt door zijn schade naar evenredigheid te verdelen, ook wanneer dit niet leidt tot een resultaat waarbij de totale kosten zo

Ook de rol van sociale problemen in de relatie tussen emotionele competentie en de ontwikkeling van psychische problemen (hoofdstuk 4) en de invloed van sociale vaardigheden op de

Door meer betrokken te zijn in het leerproces van hun kinderen verbeteren ouders hun eigen basisvaardigheden en ontwikkelen ze het vertrouwen en de kennis die ze nodig hebben

Van het inschakelen van deskundigen of het horen van getuigen moet daarom spaarzaam gebruik gemaakt worden. In een aantal gevallen zal de commissie tot niet meer dan

Considering firm size, Table 42 shows that the majority of small firms (54.80 per cent) receive above average electricity services, with the majority of medium (60.40 per

The framework is a result of studying and applying a number of best practice methods and tools, including customer segmentation, customer lifetime value, value analysis, the

Een verdere analyse van oude pachtboeken – die voor de Heirnisse reeds beschikbaar zijn vanaf 1417 – kan aantonen of het landgebruik tijdens het Ancien régime steeds weiland is

Kenmerkend daarvoor is dat het niet gaat om mensen steeds weer nieuwe rechten te geven maar om ze meer tot hun recht te laten komen; niet, om ieder probleem voor mensen op te