• No results found

Gebruik van insektengaas op vollegrondsgroentegewassen = Protection of field vegetables against insect attacks by covering the crop with polyethylene nets

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Gebruik van insektengaas op vollegrondsgroentegewassen = Protection of field vegetables against insect attacks by covering the crop with polyethylene nets"

Copied!
83
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Proefstation voor d e A k k e r b o u w e n d e Groenteteelt in d e Vollegrond

Gebruik van insektengaas op

vollegronds-groentegewassen

Protection of field vegetables against insect

attacks by covering the crop with polyethylene

nets

A. Ester

In samenwerking met:

ir. R.C.F.M. van den Broek (ROC Zwaagdijk) ing. A.J.M. Embrechts (ROC Westmaas) ir. C.F.G. Kramer

C.P. de Moei

ing. H.C.H. Pijnenburg (ROC Noord-Brabant) ing. M.ET. Vlaswinkel (ROC Westmaas) ir. J.C. van de Zande

verslag 154 februari 1993

PROEFSTATION

D

LELYSTAD

Edelhertweg 1, postbus 430, 8200 AK Lelystad, tel. 03200-91111, fax 03200-30479

CENTRALE LANDBOUWCATALOGUS

(2)

INHOUD

SAMENVATTING 6

SUMMARY 8

1. ALGEMEEN 10 1.1 Inleiding 10

2. BESCHERMING VAN BLOEMKOOL TEGEN PLAAGINSEKTEN

ON-DER ANON-DERE KOOLVLIEG, MELIGE KOOLLUIS EN RUPSEN 12

2.1 Inleiding 12 2.2 Materiaal en methoden 12 2.2.1 Vroege bloemkoolteen 13 2.2.2 Zomerbloemkoolteelt 13 2.3 Resultaten 13 2.3.1 Vroege bloemkoolteelt 13 2.3.2 Zomerbloemkoolteelt 15 2.4 Discussie 17

3. BESCHERMING VAN DAIKON TEGEN PLAAGINSEKTEN ONDER

ANDERE KOOLVLIEG EN NERFMINEERVLIEG 19

3.1 Inleiding 19 3.2 Materiaal en methoden 19 3.2.1 Vroege zaai 20 3.2.2 Zomerzaai 20 3.3 Resultaten 21 3.3.1 Vroege zaai 21 3.3.2 Zomerzaai 25

(3)

4. BESCHERMING VAN CHINESE KOOL TEGEN PLAAGINSEKTEN ON-DER ANON-DERE KOOLVLIEG, KOOLGALMUG EN NERFMINEERVLIEG 30

4.1 Inleiding 30 4.2 Materiaal en methoden 30 4.2.1 Vroege zomerteeft 31 4.2.2 Herfstteelt 31 4.3 Resultaten 32 4.3.1 Vroege zomerteelt 32 4.3.2 Herfstteelt 36 4.4 Discussie 42

5. BESCHERMING VAN USSLA TEGEN PLAAGINSEKTEN ONDER

ANDERE BLADLUIS EN NERFMINEERVLIEG 44

5.1 Inleiding 44 5.2 Materiaal en methoden 44 5.2.1 Vroege zomerteelt 45 5.2.2 Lafe herfstteelt 46 5.3 Resultaten 46 5.3.7 Vroege zomerteelt 46 5.3.2 Late herfstteelt 55 5.4 Discussie 57

6. ONDERZOEK NAAR BESPUITINGEN DOOR

INSEKTEN-GAAS 58 6.1 Inleiding 58 6.2 Materiaal en methoden 58 6.3 Resultaten 59 6.4 Discussie 61 7. ARBEIDSBEHOEFTE EN KOSTEN 62

7.1 Materiaalkosten per teelt 62

7.2 Arbeid 63 7.3 Andere belangrijke overwegingen van toepassing 63

(4)

8. DISCUSSIE EN CONCLUSIES 65

9. LITERATUUR 69

BIJLAGE 1 : Waarnemingen aanwezigheid koolvlieg 72

De onderstaande hoofdstukken zijn tot stand gekomen door samenwerking van onderstaande personen:

Hoofdstuk 2: A. Ester en CR de Moei

Hoofdstuk 3: A. Ester en ing. H.C.H. Pijnenburg Hoofdstuk 4: A. Ester en ing. A.J.M. Embrechts

Hoofdstuk 5: A. Ester, ir. R.C.F.M. van den Broek en ing. M.E.T Vlaswinkel Hoofdstuk 6: ir. J.C. van de Zande en A. Ester

(5)

SAMENVATTING

Bij de groentegewassen: bloemkool, daikon, Chinese kool en ijssla is het effect van insektengaas op de aantasting veroorzaakt door plaaginsekten in de periode 1988-1991 bestudeerd. Per groentegewas is het insektengaas op minimaal twee verschil-lende tijdstippen in het seizoen getest. Van het insektengaas (polyethyleen) werden de maaswijdten van 0,6 bij 0,6 mm; 0,8 bij 0,8 mm en 1,35 bij 1,35 mm onderzocht, op de beschermende werking tegen koolvlieg, koolrupsen, koolgalmug, melige kool-luis, nerfmineervlieg en bladluis. Ook is de ontwikkeling van het gewas onder het gaas in vergelijking met niet afgedekte teelten bekeken.

De resultaten van de proeven geven aan dat insektengaas (maaswijdte 1,35 mm) een goede bescherming van bloemkool tegen aantasting door koolvlieg, koolrupsen en melige koolluis geeft. Vergeleken met een plantvoetbehandeling kan gaas een oogstvervroeging geven van vier à zeven dagen. Vooral bij een vroege teelt kan dit financieel aantrekkelijk zijn. Wordt het gaas verwijderd voor het moment van dekken van de kool, dan neemt de aantasting door rupsen sterk toe. Insektengaas maakt een teelt van bloemkool mogelijk zonder gebruik van insekticiden, terwijl de kwaliteit geen geweld wordt aangedaan.

Bij het gewas daikon/rettich gaf gaas (maaswijdte 1,35 mm) 100% bescherming tegen koolvlieg en tevens minimaal 90% produkt in klasse I, terwijl bij gebruik van insekticiden in plaats van gaas maximaal 40 % produkt in klasse I werd geoogst. Ook Chinese kool afgedekt met insektengaas (maaswijdte 1,35 mm) gaf een volledi-ge bescherming tevolledi-gen de koolvlieg, koolgalmug en nerfmineervlieg. De kwaliteit van het onder insektengaas geteelde produkt was bij de oogst gelijk als de niet afgedek-te produkafgedek-ten.

Het gewas ijssla kan uitstekend met insektengaas maaswijdte 0,6 bij 0,6 mm tegen bladluis en nerfmineervlieg worden beschermd. Het is echter van belang dat bij begin van de teelt, luisvrij wordt gestart. De kwaliteit van het geoogste produkt is echter vanwege de hoge temperaturen in de zomer onvoldoende.

Ten opzichte van behandeling met insekticiden leidt toepassing van insektengaas tot hogere materiaalkosten en een hogere arbeidsbehoefte bij de teelt. Toepassing

(6)

insektengaas is daarom slechts economisch interessant bij teelten waar als gevolg van toepassing van insektengaas de kwantiteit en of kwaliteit van de veilbare op-brengst duidelijk wordt verhoogd. Het gebruik van vliesdoek in de zomer op ijssla als wering tegen luizen, veroorzaakt een te hoog percentage bolrot en is daardoor onbruikbaar. Een bespuiting van het gewas met een pesticide over het insektengaas is goed mogelijk. Insektengaas kan uitkomst bieden bij kleine teelten waar geen insekticiden voorhanden zijn.

(7)

SUMMARY

Experiments were carried out during four seasons (1988-1991) to study the effect of the attack caused by insects on the following crops which have been covered with insect gauze: cauliflower, Japanese radishes, Chinese cabbage and iceberg lettuce. The trials on each crop have been carried out at minimum of two different times of the year. The insect gauze (polyethylene) was examined at the gauges of 0,6 x 0,6 mm; 0,8 x 0,8 mm and 1,35 x 1,35 mm, on the special protection with cabbage root-fly, caterpillars, swede midge, aphids and leafminer. The development of the crops under the gauze has also been studied in comparison with the crops which were uncovered.

The results of these trials indicate that insect gauze shows good protection of cauli-flower on the attack of cabbage root fly, caterpillars and aphids. Compared with a post-planting treatment, the use of gauze results in an earlier harvest of 4 till 7 days. Especially at an early crop this might be financially attractive. In the case the gauze has been removed for the moment of covering the cabbage of the cauliflower, the attack by caterpillars intensely increases. Insect gauze enables a crop of cauliflower without the use of insecticides, whilst the quality remains the same. The use of insect gauze results in higher costs. In the trial of 1988 this aspect led to a higher profit and a higher number of useable cauliflowers.

The Japanese radishes, covered with gauze resulted in a protection of 100% on the cabbage root fly and resulted also in a minimum of 90% yield quality class I; however with the use of insecticides instead of gauze a maximum of 40% yield in quality classl was harvested.

The same effect was found with Chinese cabbage, covered with insect gauze which resulted in a complete protection on the cabbage root fly, swede midge and the leafminer. The quality of the crop grown under insect gauze was equal at the harvest in comparison with the uncovered crops.

The crop iceberg lettuce can fully be protected with insect gauze at the gauges of 0,6 x 0,6 mm on aphids and leafminer. It is very important to start at the beginning of planting absolutely free of aphids.

(8)

The quality of the yield however is in summer insufficient, this aspect needs further research.

The insecticides treatment was in comparison with the insect gauze less expensive in costs of materials and demand of labors. Therefore application of insect gauze is only economical of interest for crops where as a consequence of application of insect gauze the quantity and quality of the marketable yield is increased clearly.

(9)

1. ALGEMEEN

1.1 Inleiding

Veel Groentegewassen staan vanaf het tijdstip van uitplanten of direct na zaai conti-nu onder druk van plaaginsekten, die deze gewassen beschadigen, vervuilen en vervolgens dikwijls doen mislukken. Dit geldt voor onder andere ijssla, bloemkool, daikon en Chinese kool. Om het gewas voor een dergelijke insektenpopulatie te beschermen, is het vaak gebruikelijk om zeer frequent een chemische gewasbe-handeling met insekticiden uit te voeren. Dit is vooralsnog noodzakelijk, maar zeer ongewenst voor zowel de kwaliteit van het produkt als ook het milieu. Bovendien kunnen de kosten van deze methode erg hoog zijn.

Voor de Nederlandse situatie kan het volgende rekenvoorbeeld gelden:

In de teelt van Chinese kool vindt ter bestrijding van de koolvlieg een plantvoetbe-handeling plaats, waarbij per plant (51.700 planten per ha) een hoeveelheid insekti-cide wordt aangegoten, kosten insektiinsekti-ciden ƒ 251,- per ha en aanvullend wordt drie maal een gewasbehandeling uitgevoerd, kosten insekticiden ƒ 336,- per ha. Deson-danks is een opbrengstderving van circa 10% als gevolg van de koolvliegaantas-ting vrij normaal.

Het gewas ijssla wordt zeer frequent behandeld met een insekticide om de ijssla luisvrij te houden. Dit frequente spuiten kan resulteren in circa 10 bespuitingen per teelt, kosten ƒ 542,- bij een teeltduur van zes weken. Ondanks deze intensieve ge-wasbehandelingen worden ijssla-partijen op de veilingen nog dikwijls afgekeurd vanwege luisbesmetting.

Een alternatief zou insektengaas kunnen zijn. Aanschaf kost ƒ 22.000,- tot ƒ 35.000,- per ha afhankelijk van maaswijdte. Bij een levensduur van tien jaar en bij drie teelten per jaar betekent dit ƒ 1500,- per teelt per ha. Over deze levensduur of gebruiksduur bestaat echter geen duidelijkheid.

Ook uit onderzoek in Zwitserland is reeds gebleken dat de toepassing van insek-tengaas interessant kan zijn (Häseli, 1987). In rettich bijvoorbeeld is het saldo ƒ 385,- ten gunste van het insektengaas.

(10)

Overige voordelen van insektengaas:

- opbrengstvervroeging van 7 à 10 dagen is redelijk:

- géén schade door andere insekten en eventueel gevogelte.

Doel van het onderzoek is om de methode met insektengaas te toetsen op effecti-viteit tegen de plaaginsekten en op de eventuele invloed op de gewassen. Hierbij zal in veldproeven deze methode op technische en economische aspecten vergele-ken worden met bestaande methoden.

Door een goede bescherming van jonge planten, met name bloemkool, Chinese kool en ijssla, tegen plaaginsekten als koolvlieg, koolgalmug, nerfmineervlieg en luis, wordt een bijdrage geleverd aan het verkrijgen van een goede opbrengst en kwaliteit van het gewas.

Toepassing zal het insekticidengebruik sterk reduceren.

In bedrijfsverband moet de insektengaastoepassing gezien worden voor korte teelten met kleine oppervlakten. Als in deze teelten toch chemische teeltmaatrege-len met bijvoorbeeld een fungicide of herbicidebehandeling noodzakelijk zijn, dan kan eventueel over het insektengaas worden gespoten. Voor een mechanische onkruidbestrijding moet het insektengaas voor een korte tijd verwijderd worden wat extra tijd kost.

(11)

2. BESCHERMING VAN BLOEMKOOL TEGEN PLAAGINSEKTEN

ON-DER ANON-DERE KOOLVLIEG, MELIGE KOOLLUIS EN RUPSEN

2.1 Inleiding

Koolvlieg (Delia radicum), melige koolluis (Brevicoryne brassicae L.) en bijvoor-beeld rupsen beschadigen niet alleen, maar vervuilen ook en laten vervolgens de bloemkooloogst deels mislukken. Enkele plagen zijn met gewasbeschermingsmid-delen te bestrijden, maar lang niet altijd afdoende. Een andere mogelijkheid om het gewas te beschermen.is het gebruik van insektengaas. Op het PAGV werd in 1988 en 1989 ervaring opgedaan met insektengaas. Zowel vroege- als zomerbloemkool werd afgedekt.

2.2 Materiaal en methoden

Het onderzoek is uitgevoerd met het insektengaas 'Lanet'. (Lankhorst Technonet BV, Sneek) in drievoud. Het bestaat uit polyethyleen, heeft een maaswijdte van 1,35 x 1,35 mm en is in banen van 10 meter gebruikt. Lanet weegt 56 gram per m2 en

heeft een winddoorlatendheid van 75%.

Direct na het planten van het bloemkoolras Alpha-type Fortados is nog op dezelfde dag een herbicide behandeling toegepast, waarna het gaas op het gewas werd aangebracht. Doordat het gaas met enige ruimte over het gewas werd gelegd ging het uit zichzelf iets bol staan en gaf tijdens de groei van het gewas iets mee.

Vervolgens is het gaas rondom met een ploegje ingegraven. Daardoor is het geheel afgesloten en konden koolvlieg, koolwitje en koolmotje niet meer bij het gewas. Pas op het moment dat de bloemkool moest worden gedekt, ging het gaas eraf. Daarna kon het oogsten beginnen.

In het onderzoek is gekeken naar gewasontwikkeling en opbrengst. Daarnaast is gelet op aantasting door de made van de koolvlieg, rupsen en melige koolluis.

(12)

2.2.1 Vroege bloemkoolteelt

Op 12 april 1988 is een proefveld aangelegd met vroege bloemkool. De plantaf-stand was 50 x 50 cm, dus wel nauwer dan in de praktijk gebruikelijk is.

Eind april waren er drie nachtvorst-nachten met een minimum van -3°C. Hierdoor kon het effect van nachtvorst op insektengaas worden getoetst.

Op 24 mei en 24 juni is vastgesteld hoeveel effect het insektengaas had op het aantal weggevallen planten door de koolvlieg.

2.2.2 Zomerbloemkoolteelt

Bij de teelt van zomerbloemkool wilde men het effect van het insektengaas niet alleen vaststellen voor de made van de koolvlieg. Ook was het interessant te weten wat het effect was op rupsen en melige koolluis. Daarom werd er op 26 mei een proefveld aangelegd. Gedurende de teeltperiode was de temperatuur vrij hoog, met name in de maand juni. De maximum temperatuur kwam bijna elke dag op 21 °C of hoger.

Op twee momenten werd het gewas beoordeeld op weggevallen planten. De eerste keer op 13 juli voor een aantasting van de koolvlieg en de melige koolluis. Op 4 augustus werd het gewas voor de tweede maal beoordeeld, nu op schade ontstaan door rupsen.

2.3 Resultaten

2.3.1 Vroege bloemkoolteelt

Aantasting

Als gevolg van nachtvorst ontstond enige bladbeschadiging, die onder het insek-tengaas gelijk was als er buiten (tabel 1). Verder blijkt uit deze tabel dat insekten-gaas een 100% bescherming geeft tegen de koolvlieg.

(13)

Tabel 1. Percentage weggevallen bloemkoolplanten door nachtvorst en made van de koolvlieg. objecten insektengaas plantvoet behandeling onbehandeld totaal planten 700 700 700 % weggevallen planten nachtvorst 2 6 3 door 24 mei 0 0,5 1.9 koolvlieg 24 juni 0 5 38

Het object plantvoetbehandeling uitgevoerd op de dag van het planten, met Dyfo-nate 25 EC in een dosering van 0,15 ml per plant, had op 24 juni een 5% wegge-vallen planten, terwijl van het onbehandelde object 38 % van de planten waren weggevallen. De vluchten van de koolvlieg werden met behulp van signalerings-veldjes gedurende de proef bepaald (zie bijlage 1).

Opbrengst

De resultaten met betrekking tot de groeiduur en lengte van de oogstperiode staan in tabel 2 vermeld. De genoemde 50% oogstdatum en opbrengst kunnen worden beïnvloed door schade door de made van de koolvlieg, een groeiremming en/of betere werking tegen de made van de koolvlieg door het insekticide en een ver-vroeging door het gebruik van insektengaas.

Insektengaas bleek de groeiduur met zeven dagen te verkorten. Dit komt vermoe-delijk door het luwte-effect van het insektengaas. Het effect op de lengte van de oogstperiode was wisselend.

Het hoge percentage kwaliteit II was het gevolg van vorstschade en de nauwe plantafstand. Beide hadden een ongunstige invloed op de groei en ontwikkeling van het gewas. De onbehandelde objecten produceerden de minste kwaliteit I en II en de meeste stek. Het hoge percentage niet toegekomen planten komt mede doordat veel planten wegvielen door de koolvlieg. Het verschil tussen met gaas afgedekt en de plantvoetbehandeling blijkt klein.

(14)

Tabel 2. Overzicht groeiduur, lengte oogstperiode en percentages bloemkoolplanten in de ver-schillende kwaliteitsklassen; oogstperiode 19 juni tot 11 juli 1988.

percentage geoogste kolen

kwaliteit3) percentage

lengte groei- oogst

duur periode

objecten (dgn)1) (dgn)2) 8 10 totaal 8 10 totaal

niet toege-komen stek planten insektengaas plantvoet-behandeling onbehandeld 75 13 27 12 39 24 6 30 3 26 82 13 23 14 37 18 6 24 4 24 81 18 10 7 17 8 5 13 16 13

1) Groeiduur: het aantal dagen vanaf het planten tot 50% van de planten is afgeoogst.

21 Lengte oogstperiode: van 10-90% afgeoogst.

3) Kwaliteit I en II bepaald in grootte van bloemkool: 'achten' (8) en de kleinere 'tienen' (10).

2.3.2 Zomerbloemkoolteelt

Aantasting

Het percentage weggevallen planten veroorzaakt door de maden van de koolvlieg bleek in de onbehandelde veldjes zeer laag (tabel 3). Dat kwam door het planttijd-stip, dat op het einde van de eerste koolvliegvlucht viel en het warme droge weer (zie bijlage 1b). De eieren zijn daardoor verdroogd. Van de tweede vlucht die lang uitbleef hebben de bloemkoolplanten nauwelijks geleden.

Het met insektengaas afgedekte object gaf een volledige bescherming tegen de koolvlieg. Ook bleek het gaas een goede bescherming te geven tegen de melige koolluis. De objecten met een plantvoetbehandeling en onbehandeld waren duide-lijk door luis aangetast. Opvallend is dat 38% van de planten (plantvoetbehandeling + luisbestrijding) bezet zijn met melige koolluis, terwijl er drie maal gespoten is. De hoge luizen-populatie wijst erop dat de bespuitingen te laat zijn gestart. Zijn er eenmaal hoge aantallen luizen dan is het moeilijk deze in bloemkool te bestrijden. Tot slot bleek een beschermend effect van insektengaas tegen rupsen.

(15)

% planten met melige koolluis 13 juli 0 3 38 39 rupsen 4 augustus 0,9 2,9 6,8 9,3

koolvlieg) krijgen de koolwitjes (Pieris brassicae en Pieris rapae) en het koolmotje

(Plutella xylostella), direct de gelegenheid eitjes af te zetten. Spoedig zullen daaruit

de rupsen verschijnen.

Tabel 3. Percentage weggevallen bloemkoolplanten door koolvlieg, melige koolluis en rupsen.

% weggevallen planten door

koolvlieg object 13 juli

insektengaas tot oogst 0 insektengaas tot eind eerste

vlucht koolvlieg 0 plantvoetbehandeiing

+ luisbestrijding 0,3 onbehandeld 1,3

Opbrengst

De resultaten van groeiduur en oogst zijn in tabel 4 weergegeven. Uit deze gege-vens blijkt dat het insektengaas een verkorting geeft van de groeiduur van circa vier dagen ten opzichte van de plantvoetbehandeiing wat vermoedelijk veroorzaakt wordt door het luwte effect van het insektengaas. Het object plantvoetbehandeiing met 0,15 ml Dyfonate gaf geen nadelig effect op de groeiduur. De lengte van de oogstperiode was onder het insektengaas twee tot vier dagen korter in vergelijking met en zonder insektengaas.

Opvallend is het percentage 'zessen' van de objecten met insektengaas in ver-gelijking met de objecten zonder insektengaas. Deze grote bloemkolen werden allen op de eerste oogstdatum geoogst, vanwege het te laat verwijderen van het insektengaas.

Bij onbehandeld kwamen de meeste open plaatsen en niet toegekomen planten voor en werd er minder kwaliteit I geoogst.

(16)

Tabel 4. Overzicht groeiduur, lengte oogstperiode en percentage bloemkoolplanten in de ver-schillende kwaliteitsklassen. Oogstperiode 24 juli tot 13 augustus 1989.

groei- lengte percentage geoogste kolen open plaatsen duur oogst kwaliteit + niet toege-dagen periode I I I II II komen planten

dagen 6 8 10 totaal 8 10 totaal stek objecten

insektengaas

tot oogst 63 18 insektengaas tot eind

eerste vlucht 62 16 plantvoetbe-handeling 66 20 onbehandeld 70 19 9 78 1 88 10 78 0 88 3 78 1 82 7 2 9 1 71 0 72 11 2 13 9 15 2.4 Discussie

Het onderzoek leidde tot een volledige bescherming van het bloemkoolgewas tegen plaaginsekten, met name tegen de koolvlieg. Waarbij de opbrengst van de kwaliteitsklasse I niet verschilde in vergelijking met het object plantvoetbehandeling. Antill en Davies (1990) vonden bij bloemkool met Lutrasil ook een goede bescher-ming, maar de opbrengst in de klasse I was betrouwbaar lager, dit is waarschijnlijk het gevolg van een te hoge temperatuur. Bij de vroege bloemkoolteelt in 1988 werden bij het insektengaas 8% meer kolen geoogst. Verder ontstond er een week vervroeging ten opzichte van de teelt waarbij de plantvoet was behandeld. Op basis van de gemiddelde weekprijs 1988 van de landelijke veilingaanvoer week 26 tot en met 29 betekent dit een geldelijke meeropbrengst voor de teelt onder insek-tengaas van ƒ 741,- per 1000 m2.

Eén week vervroeging leidde in 1988 dus tot een aanzienlijk opbrengstverschil bij deze vroege teelt. Of dit ieder jaar te realiseren is, zal onder meer afhangen van de mate waarin de vervroeging ieder jaar is te verwachten en hoe vaak afdekking in de praktijk zal worden toegepast. Voor financiële resultaten van afdekken van zo-merbloemkool (1989) werden de geconstateerde opbrengstverschillen buiten

(17)

be-schouwing gelaten. Dit omdat bij het plantvoetbehandelde object geen rupsbestrij-ding is uitgevoerd en wel een geringe aantasting is geconstateerd. Het is dus niet vast te stellen in hoeverre de verschillen hierdoor zijn beïnvloed.

Insektengaas kost ƒ 2,- per m2 inclusief BTW. Voor de benodigde hoeveelheid

moet rekening gehouden worden met 10 procent randverlies, een rentevoet van 8 procent en 10-malig gebruik. De kosten voor het gaas komen dan uit op ƒ 264,-per 1000 m2 beteelde oppervlakte. Hier tegenover staat een beperkte besparing op

insekticide en brandstofkosten. Eén en ander resulteert in meerkosten voor de met insektengaas afgedekte teelt bij de vroege bloemkoolteelt van ƒ 255,- per 1000 m2

en ƒ 221,- bij de zomerteelt. Volgens Duitse informatie zou bij 'kortere teelten', gebruik vaker dan 10 maal, -circa 15 maal- mogelijk zijn. Dat drukt de extra kosten. De arbeidsbehoefte voor het opbrengen en verwijderen van het insektengaas is sterk afhankelijk van onder andere de grootte van het insektengaas. In de literatuur varieert de opgegeven arbeidsbehoefte van 1,7 tot 8 uur per 1000 m2. Met name

de grootte van het oppervlak en de hulpmiddelen die bij het aanbrengen worden toegepast hebben daarop invloed.

Hier tegenover staat dat minder arbeid nodig is voor het toedienen van insektici-den. Volgens gegevens van het PAGV (Kwantitatieve Informatie 88/89) is voor vroege bloemkool circa 0,3 uur per 1000 m2 (plantvoetbehandeling) en voor de

(18)

3. BESCHERMING VAN DAIKON TEGEN PLAAGINSEKTEN ONDER ANDERE KOOLVLIEG EN NERFMINEERVLIEG

3.1 Inleiding

De teelt van daikon kent nauwelijks problemen. Alleen de koolvlieg (Delia radicum) en mogelijk de nerfmineervlieg (Liriomyza huidobrensis) zijn lastige plagen. Blijk-baar weet de koolvlieg de zoete smaak van de daikon goed te waarderen. In de zomer heb je bij temperaturen van 25° tot 30°C een bijna continu druk van de koolvlieg; dat kan men chemisch gewoon niet bijhouden. Tevens is de indruk dat bij deze temperaturen de insekticiden onvoldoende werken, omdat de middelen mogelijk door het sterke UV-licht eerder worden afgebroken. Om het gewas voor een dergelijke dichte insektenpopulatie te beschermen, is gezocht naar de moge-lijkheden van insektengaas.

Na de ervaring opgedaan te hebben in bloemkool in 1988 en 1989 tegen plaagin-sekten, werd in een vroege zaai en een zomerzaai met daikon de effectiviteit van het insektengaas getest op koolvlieg en nerfmineervlieg. Hierbij werd vooral gelet op de kwaliteit van het te oogsten produkt vooral bij hoge temperaturen. Tevens is gelet op de kosten ten opzichte van de praktijktoepassingen met insekticiden.

3.2 Materiaal en methoden

Op ROC Noord-Brabant werden in samenwerking met het PAGV proeven aange-legd van de vroege zaai en zomerzaai van de grotere rettichsoort daikon, ras: Summer Cross. De gekozen proefplaatsen hadden als voorvrucht geen crucifeer gehad. Na het zaaien werd een herbicide-behandeling toegepast en werden de proeven afgedekt met insektengaas met een maaswijdte van 1,35 bij 1,35 mm en met een maaswijdte van 0,8 bij 0,8 mm had. Het gaas werd zeer ruim gelegd zodat het gewas kon groeien.

De beoordeling vond plaats tijdens de oogst, door van elk veldje 3 x 1 0 pennen op te trekken, te wassen en te beoordelen op kwaliteit in de klasse:

(19)

I dat wil zeggen gladde en rechte wortel zonder koolvlieg aantasting; II minder gladde wortel, krom of lichte aantasting koolvlieg toegestaan; III ruwe wortel, vertakt of zwaar aangetast door de koolvlieg;

- aantasting door de maden van de koolvlieg; - lengte loof en wortel per plant;

- gewicht wortel;

- per veldje zijn 10 wortels gedurende één week bij 10°C bewaard, daarna zijn de wortels op kwaliteit beoordeeld.

Gedurende het onderzoek is met behulp van een signaleringsveldje met 25 eileg-vallen om bloemkoolplanten de vlucht van de koolvlieg gevolgd, door wekelijks de eitjes in de eilegvallen te tellen.

3.2.1 Vroege zaai

Op 25 april 1990 werden 20 zaden per strekkende meter gezaaid en vier rijen van 40 cm per bed. De veldjes waren 23 m2 groot en lagen in drievoud. Na drie dagen

was er een opkomst van 95%. Bij de onbedekte veldjes was dit een dag later. De praktijkveldjes kregen vóór het zaaien een grondbehandeling van 12 kg chloor-fenvinfos (Birlane) en later nog twee gewasbehandelingen met 2,25 kg bromofos-ethyl (Nexagan).

3.2.2 Zomerzaai

Op 25 juni 1990 werden 10 zaden per strekkende meter gezaaid en vier rijen op 40 cm per bed. De behandeling van de praktijkveldjes was gelijk aan die in de proef vroege zaai. Ook in deze proef viel de opkomst onder het insektengaas een dag eerder dan op de onbedekte veldjes.

De temperaturen kwamen tijdens de proef enige weken boven de 30°C, waardoor het met insektengaas afgedekte gewas extra op de proef werd gesteld.

(20)

3.3 Resultaten

3.3.1 Vroege zaai

Aantasting

De aantasting van de wortels is weergegeven in tabel 5.

Tabel 5. Aantastingspercentage door de made van de kooMieg in daikonwortels 12 dagen voor oogst en op oogsttijdstip in 1990. aantastingspercentage objecten 6 juni 0,0 -0,0 -74,3 88,9 18 juni 4,4 5,6 1,1 0,0 58,9 81,8

A insektengaas 1,35 x 1,35 mm tot 12 dagen B insektengaas 1,35 x 1,35 mm tot oogst C insektengaas 0,8x0,8 mm tot 12 dagen D insektengaas 0,8 x 0,8 mm tot oogst E praktijk (3x insekticidebehandeling) O onbehandeld

LSD 14,68 13,7 F-prob <.001 <.001

LSD (a=0,05)

Uit tabel 5 eerste kolom blijkt dat het gaas van 1,35 bij 1,35 mm en 0,8 bij 0,8 mm maaswijdte het gewas vrijhoudt van koolvliegaantasting. Ook blijkt uit deze kolom bij object E dat ondanks één maal een grondbehandeling en twee maal een ge-wasbehandeling dit object niet significant verschilt in vergelijking met het object O (onbehandeld). In de tweede kolom worden de aantastingspercentages van 18 juni weergegeven. Hieruit blijkt dat insektengaas met een maaswijdte van 0,8 bij 0,8 mm niet verschilt qua aantasting in vergelijking met een maaswijdte van 1,35 bij 1,35 mm. Er is ook geen effect op de aantasting bij het eerder (namelijk 12 dagen) verwijderen van het gaas. Het praktijk object E verschilt significant in vergelijking met het object O (onbehandeld).

Op 6 en 18 juni zijn in de veldjes van het onbehandelde object (O) talrijke mineer-vliegen geconstateerd, echter in de veldjes van de overige objecten werden geen

(21)

mineervliegen gevonden.

Opbrengst

In tabel 6 worden de resultaten weergegeven van 18 juni, moment van veilbaar produkt.

Tabel 6. Effect van insektengaas en insekticide op de kwaliteit van daikon op 18 juni 1990.

objecten f la I 88,9 86,7 93,3 91.1 37,8 9,3 >ercentage in «aliteitsklasse II 8,9 11,1 5,6 5,6 44,4 25,1 III 2,2 2,2 1,1 3,3 17,8 65,6 ! lengte loof/ plant in cm 43,2 44,6 42,4 44,6 37,7 40,4 gemiddelde wortel-lengte/ gewicht plant in cm 31,7 32,5 33,6 30,7 29,9 30,7 in gram 249 212 250 203 233 245 A insektengaas 1,35 x 1,35 mm tot 12 dagen 88,9

B insektengaas 1,35 x 1,35 mm tot oogst C insektengaas 0,8 x 0,8 mm tot 12 dagen D insektengaas 0,8 x 0,8 mm tot oogst E praktijk (3 x insekticidebehandeling) O onbehandeld LSD F-prob. 8,0 <.001 18,3 0.005 18,0 <.001 3,7 0.013 3,16 31,7 0.193 0.030 LSD (cr=0,05)

Uit tabel 6 blijkt bij het gebruik van insektengaas een betrouwbaar hoger percenta-ge wortels in de kwaliteitsklasse I te bevinden in verpercenta-gelijking met het percenta-gebruik van insekticiden en onbehandeld. Het percentage in klasse I bij object praktijk is signifi-cant hoger in vergelijking met het object onbehandeld. Hoewel 37,8% voor een praktijksituatie slecht is. Tussen de objecten qua maaswijdte en het eerder verwij-deren van het insektengaas zijn geen significante verschillen in de drie kwaliteits-klassen gevonden. In de kolom kwaliteitsklasse II is een duidelijk effect van het insektengaas in vergelijking met het object praktijk geconstateerd. Het praktijk object in klasse II is betrouwbaar beter in vergelijking met het object onbehandeld. Het object onbehandeld heeft het hoogst percentage wortels in de kwaliteitsklasse III, in tegenstelling tot het object praktijk die het hoogste percentage wortels in

(22)

klasse II heeft. Verder blijkt uit tabel 6 dat de lengte van het loof per plant bij de objecten geteeld onder insektengaas significant langer is in vergelijking met het praktijkobject. De objecten praktijk en onbehandeld verschillen niet onderling. Er zijn geen effecten in looflengte als gevolg van maaswijdte van het insektengaas en het eerder verwijderen geconstateerd.

Qua lengte van de wortels heeft het object C insektengaas, met een maaswijdte van 0,8 bij 0,8 mm en 12 dagen voor de oogst verwijderen van het insektengaas, significant langere wortels in vergelijking met het object praktijk.

De laatste kolom geeft het gemiddelde gewicht van de wortels weer. Uit deze kolom blijkt dat het object praktijk niet betrouwbaar verschilt in vergelijking met insektengaas. Wel geeft 12 dagen eerder verwijderen van het insektengaas signifi-cant zwaardere wortels in vergelijking met de objecten gaas bij het oogsten te verwijderen. Er is geen effect van maaswijdte op de gewichten van de wortels geconstateerd.

De lengte en gewicht zoals in tabel 6 zijn weergegeven, zijn ook in de figuren 1 tot en met 3 uitgezet. In figuur 1 is de looflengte uitgezet tegen de wortellengte in cm. Hieruit blijkt een correlatie tussen de lengte van loof en wortel; namelijk kort loof geeft korte wortels (object E) en langer loof geeft langere wortels (objecten O, A en B).

In figuur 2 is de gemiddelde looflengte per plant in cm uitgezet tegen het wortelge-wicht in grammen, hieruit blijkt geen enkel verband te bestaan. In figuur 3 is de gemiddelde lengte van de wortel in cm uitgezet tegen het wortelgewicht in gram-men, hieruit blijkt ook geen enkel verband te bestaan.

Bij de oogst op 18 juni zijn per veldje 10 wortels bij 10°C gedurende één week bewaard. Na bewaring waren géén onderlinge verschillen tussen de partijen (veld-jes) geconstateerd. Alle partijen hadden het beoordelingscijfer 7.

De vlucht van de koolvlieg is weergegeven in een grafiek (zie bijlage 1c). Uit deze grafiek blijkt dat gedurende deze proef een vlucht van de koolvlieg aanwezig was. Er werden gemiddeld 17 eieren per eilegval afgezet. Ook in de periode dat het gaas was verwijderd van het gewas bij de objecten A en C, was de tweede vlucht begonnen.

(23)

Figuur 1 Figuur 2 D

5 «

i-LENGTE VORTB. In 01 GEWICHT WORTEL In GRAM

Figuur 3

GEWICHT WORTEL I n GRM1

A = INSEKTENGAAS 1,35 x 1,35 TOT 12 DAGEN VOOR OOGST B = INSEKTENGAAS 1,35 x 1,35 TOT OOGST C = INSEKTENGAAS 0,8 x 0,8

TOT 12 DAGEN VOOR OOGST D = INSEKTENGAAS 0,8 x 0,8 TOT OOGST E = PRAKTIJK

O = ONBEHANDELD

Figuur 1, 2 en 3. Koolvliegbestrijding met behulp van insektengaas in daikon, zomer 1990.

(24)

0,0 -0,0 -75,6 00,0 1,1 1,1 0,0 0,0 81,1 91,1 3.3.2. Zomerzaai Aantasting

De aantasting van de wortels is weergegeven in tabel 7.

Tabel 7. Aantastingspercentage door de made van de koolvlieg in daikonwortels.

aantastingspercentage objecten 13 augustus 22 augustus

A insektengaas 1,35 x 1,35 mm tot 9 dagen voor eind oogst B insektengaas 1,35 x 1,35 mm tot oogst

C insektengaas 0,8 x 0,8 mm tot 9 dagen voor eind oogst D insektengaas 0,8 x 0,8 mm tot oogst

E praktijk (3 x insekticidebehandeling) O onbehandeld

LSD 16,76 11,05 F-prob. <.001 <.005

LSD (or = 0,05)

Uit tabel 7 blijkt op 13 augustus dat het gaas van 1,35 bij 1,35 mm en 0,8 bij 0,8 mm maaswijdte het gewas vrij houdt van koolvliegaantasting. ook blijkt uit deze kolom bij object E ondanks een grondbehandeling en twee maal een gewasbehan-deling dat dit object toch voor 75% is aangetast door de made van de koolvlieg, wel onaanvaardbaar hoog.

In de tweede kolom zijn de aantastingcijfers tijdens de oogst op 22 augustus weer-gegeven. Hieruit blijkt dat het insektengaas een prima bescherming geeft tegen de koolvlieg, zelfs bij het 9 dagen eerder verwijderen is het effect nog goed. De ge-wasbehandelingen object E verschillen niet bij het percentage aangetaste daikon-wortelen in vergelijking met het object O (onbehandeld).

Opbrengst

In tabel 8 worden de resultaten weergegeven van 22 augustus, moment van veil-baar produkt.

(25)

Tabel 8. Effect van insektengaas en insekticide op de kwaliteit en opbrengst van de daikon op 22 augustus 1990.

percentage in gemiddelde kwaliteitsklasse glad- lengte lengte wortel

heidv.d. loof wortel gewicht

1.1 0,0 0,0 5,0 37,8 68,9 8,0 8,0 8,0 8,0 5,1 3,8 47,4 48,9 48,4 47,3 44,8 44,5 30,6 32,1 32,2 28,5 31,8 29,4 318 351 351 274 339 314 objecten I II III wortel in cm in cm in gram

A insektengaas 1,35x1,35 mm tot 9 dagen 84,7 14,2 B insektengaas 1,35x1,35 mm tot oogst 84,4 15,6 C insektengaas 0,8x0,8 mm tot 9 dagen 90,0 10,0 D insektengaas 0,8x0,8 mm tot oogst 81,7 13,3 E praktijk (3x insekticidebehandeling) 16,7 45,6 O onbehandeld 4,4 26,7

LSD 14,9 25,3 30,6 1,28 2,65 4,0 84,0

F-prob. <.001 0.081 0.002 <.001 0.019 0.268 0.372

LSD (a = 0,05)

Uit tabel 8 blijkt bij het gebruik van insektengaas een betrouwbaar hoger percenta-ge wortels in klasse I te bevinden in verpercenta-gelijking met het percenta-gebruik van insekticiden. De percentages in kwaliteitsklasse I bij de objecten E en O verschillen niet betrouw-baar en zijn zeer laag. Met name het praktijkobject E is onaanvaardbetrouw-baar laag namelijk 16%. In de klasse II zijn percentages van de objecten met insektengaas betrouwbaar lager in vergelijking met het percentage daikonwortels van het object praktijk (E). Het object onbehandeld heeft het hoogste percentage wortels in de kwaliteitsklasse III, in tegenstelling tot het object praktijk die het hoogste percenta-ge wortels in klasse II heeft.

De kolom van de gemiddelde gladheid van de daikonwortels geeft duidelijk weer de fraaie wortels in vergelijking met het object praktijk.

Uit de kolom lengte loof per plant blijkt dat de objecten B en C significant langer loof hebben in vergelijking met het praktijk object.

De kolommen met lengte en gewicht van de daikonwortels tonen geen betrouwba-re verschillen.

In de figuren 4, 5 en 6 zijn de gemiddelde gewichten van wortel, lengte loof en lengte wortel tegen elkaar uitgezet.

(26)

Figuur 4 Figuur 5

6 »

LENGTE WORTEL I n 0 1 M wGEWICHT WORTEL I n Q W 1 JU sa

Figuur 6

A = INSEKTENGAAS 1,35 x 1,35 TÛT 12 DAGEN VOOR OOGST B = INSEKTENGAAS 1,35 x 1,35 TOT OOGST C = INSEKTENGAAS 0,8 x 0,8

TOT 12 DAGEN VOOR OOGST D = INSEKTENGAAS 0,8 x 0,8 TOT OOGST E = PRAKTIJK

O = ONBEHANDELD

GEWICHT WORTEL I n GRMI

Figuur 4, 5 en 6. Koolvliegbestrijding met behulp van insektengaas nazomer 1990.

(27)

In figuur 4 is de lengte van het loof per plant in cm's tegen de lengte van de wortel uitgezet. Hieruit blijkt dat de objecten D en O korte wortels bezitten waarvan het object O ook kort loof heeft. De objecten B en C hebben lange wortels en lang loof. De objecten A en D zijn gelijk in looflengte echter variëren in wortellengte. In figuur 5 is de lengte van het loof per plant in cm's tegen het wortelgewicht uitge-zet. Hieruit blijkt dat lang loof ook zware wortels geeft (objecten B en C). De objec-ten O en E hebben duidelijk kort loof terwijl de wortelgewichobjec-ten redelijk zijn. In figuur 6 is de lengte van de wortels in cm's uitgezet tegen het gewicht van de wortels in grammen. Hieruit blijkt dat bij toename van de wortellengte het gewicht toeneemt.

Bij de oogst op 22 augustus zijn per veldje 10 wortels bij 3°C gedurende 20 dagen bewaard.

Tabel 9. Effect van insektengaas en insekticide op de houdbaarheid van daikonwortels na 20 dagen bewaring bij 3°C.

houdbaarheid objecten 11 sept.

A insektengaas 1,35 x 1,35 mm tot 9 dagen 7,3 B insektengaas 1,35 x 1,35 mm tot oogst 6,3 C insektengaas 0,8 x 0,8 mm tot 9 dagen 7,0 D insektengaas 0,8 x 0,8 mm tot oogst 7,0 E praktijk (3x insekticidebehandeling) 7,0

O onbehandeld 5,7

LSD 1,09 F-prob. 0.057

LSD (Ct = 0,05)

Uit tabel 9 blijkt dat bij nabewaring de houdbaarheid van de wortels zowel bij de insektengaasobjecten als bij het praktijkobject niet verschilt. Echter het onbehandel-de object is duionbehandel-delijk minonbehandel-der in vergelijking met het praktijkobject.

De vlucht van de koolvlieg is weergegeven in een overzicht, door het gemiddeld aantal eieren per eilegval over de 25 eilegvallen vast te leggen (zie bijlage 1c). Uit

(28)

dit overzicht blijkt dat gedurende deze proef een dichte populatie koolvlieg was, met een zeer hoge eiafzetting. Ook in de periode dat het insektengaas was verwij-derd van het gewas bij de objecten A en C, werd een hoge eiafzetting gevonden.

3.4 Discussie

Bij de vroege zaai bleek het ongeveer tien dagen eerder verwijderen van het insek-tengaas gunstig uit te pakken voor de randrijen. Onder het gaas komen die in de verdrukking. Na het verwijderen kregen ze de kans alsnog volledig te herstellen. Häseli (1988) vond 15% uitval als gevolg van de in de verdrukking staande randrij-en vermoedelijk bij het eerder verwijderrandrij-en van het insektrandrij-engaas kan deze plantuit-val worden voorkomen. De lengte van het loof was met 44 cm op de afgedekte veldjes iets groter dan de 39 cm op de niet afgedekte veldjes. Dit gold eveneens voor de lengte van het produkt. De daikon van de afgedekte veldjes was 33 cm en van de niet afgedekte veldjes 31 cm. Het ongeveer tien dagen eerder verwijderen van het insektengaas gaf zwaardere wortels in vergelijking met het bedekken tot de oogst. Bewaren bij 10°C gedurende één week leidde bij diverse herkomsten niet tot verschillen.

Ondanks bestrijden was 81% aangetast door de koolvlieg.

Bij de zomerzaai was de daikon van onder gaas zeer uniform en glad. Het niet afgedekte produkt scoorde veel lager. De lengte van het loof was bij de zomerzaai gemiddeld 48 cm op de afgedekte veldjes en bij de overige 45 cm.

Tussen de verschillende behandelingen kwamen geen verschillen voor in de lengte en het gewicht van de wortels. Ook na twintig dagen bewaren bij een temperatuur van 3°C kwamen geen verschillen naar voren.

(29)

4. BESCHERMING VAN CHINESE KOOL TEGEN PLAAGINSEKTEN

i

ONDER ANDERE KOOLVUEG, KOOLGALMUG EN

NERFMINEER-VLIEG

4.1 Inleiding

Sinds enkele jaren is niet alleen de koolvlieg {Delia radicum), maar ook de nerfmi-neervlieg (Liriomyza huidobrensis) een bedreiging voor de teelt van Chinese kool. Insektengaas had op bloemkool succes tegen de koolvlieg. Het effect van dit afdekmateriaal werd daarom ook op Chinese kool onderzocht.

4.2 Materiaal en methoden

In 1988 en 1989 waren de ervaringen met insektengaas op bloemkool succesvol. Op ROC Westmaas werd om die reden samen met het PAGV, het effect van dit afdekmateriaal op Chinese kool onderzocht.

Op proeftuin Westmaas werden twee soorten insektengaas met elkaar vergeleken: Lanet met een maaswijdte van 1,35 bij 1,35 mm en Lanet met een maaswijdte van 0,8 bij 0,8 mm. Beide bestaan uit polyethyleen. Kort na het planten werd de Chine-se kool ermee afgedekt.

Het gaas werd ruim gelegd zodat het gewas zich gemakkelijk kon ontwikkelen. Op het perceel stond eerder geen koolachtige als voorvrucht. Dit om een eventuele aantasting van de koolvlieg vanuit de grond te voorkomen. Op het moment van uitplanten (1990) waren enige voedingsstippen van de nerfmineervlieg aanwezig. Planten van het ras: Okido F1 werden op veldjes van 40 m2 groot in drievoud

ge-plant. Voor het afdekken werd een herbicide-behandeling over de gehele proef uitgevoerd. De eerste beoordeling vond plaats 13 dagen voor de oogst en daarna bij eindoogst.

(30)

Op het eerste waarnemingstijdstip werden 15 planten per veldje opgetrokken. Deze planten zijn beoordeeld op:

- aantasting van de hoofdwortel en kool op aanwezigheid van mijnen veroorzaakt door de made van de koolvlieg;

- voedingsstippen en mijnen veroorzaakt door de nerfmineervlieg.

Bij de eindoogst zijn 30 planten per veldje opgetrokken. De opgetrokken planten zijn beoordeeld op:

- aantasting van de hoofdwortel en kool op aanwezigheid van mijnen veroorzaakt door de made van de koolvlieg;

- aanwezigheid van voedingsstippen en mijnen veroorzaakt door de nerfmineer-vlieg.

Ook is het gemiddelde koolgewicht exclusief omblad (veilbaar produkt) bepaald. De kool is naar kwaliteitsklassen, op moment van oogst en na de houdbaarheids-toets, ingedeeld.

Bij het einde van de proef is het percentage aangetaste planten (draaihartigheid) veroorzaakt door de koolgalmug van het gehele proefveld bepaald.

4.2.1 Vroege zomerteelt

Op 18 mei 1989 werd een proef geplant voor de zomerteelt. Een aantal veldjes werd, net als in de praktijk, behandeld met 6 ml chloorpyrifos (Dursban) per m2

kweekplaat vlak voor het planten. Na het planten werd wekelijks bestreden met 2,25 kg bromofos-ethyl (Nexagan) per ha. In totaal werd zes keer gespoten. De proef werd nogmaals uitgevoerd in mei 1990. Daarbij werden de kweekplaatbehan-deling en vervolgens drie gewasbehankweekplaatbehan-delingen met 2,25 kg bromofos-ethyl (Nexagan) per ha uitgevoerd.

Gedurende deze teelt zijn bespuitingen tegen smet en luizen uitgevoerd over het insektengaas. Daarbij werd met 1.000 liter water per ha gespoten om het gewas goed te bereiken.

4.2.2 Herfstteelt

(31)

voor de praktijkveldjes kregen een kweekplaatbehandeling met 6 ml chloorpyrifos (Dursban) per m2. In de teelt werden vier gewasbehandelingen met 2,25 kg

bromo-fos-ethyl (Nexagan) per ha tegen de koolvlieg uitgevoerd. Ook werden enkele bespuitingen tegen smet en luizen toegepast. Deze bespuitingen zijn over het gaas uitgevoerd met 1.000 liter water per ha.

4.3 Resultaten

4.3.1 Vroege zomerteelt

Aantasting

In tabel 10 wordt het percentage planten dat door de made van de koolvlieg en de koolgalmug (Contarinia nasturtii) is aangetast weergegeven, en in tabel 11 wordt de aantasting door de nerfmineervlieg weergegeven, beide op twee tijdstippen.

Tabel 10. Aantastingspercentage door de made van de koolvlieg in Chinese kool 13 dagen voor oogst en op oogsttijdstip in 1990.

percentage aangetaste planten

objecten

A insektengaas 0,8 x 0,8 mm tot oogst B insektengaas 1,35 x 1,35 mm tot oogst C insektengaas 0,8 x 0,8 mm tot 13 dagen D insektengaas 1,35 x 1,35 mm tot 13 dagen E praktijk (4x insekticidebehandeling) O onbehandeld koolvlieg 26 juni -0,0 6,7 0,0 80,0 6 juli 0,0 0,0 0,0 0,0 4,4 26,7 koolgalmug 17 juli 0,1 0,1 0,0 0,6 0,0 1,8 LSD F-prob. 10,17 <.001 26,00 0.228 1,14 0.036 LSD (a = 0,05)

Uit tabel 10 blijkt dat op 26 juni en 6 juli zowel de objecten met insektengaas als het praktijk object (4x insekticidebehandeling) een significant even goede bescher-ming tegen de koolvlieg geven. Het object onbehandeld is zeer zwaar aangetast

(32)

namelijk 80% van de planten. Het percentage door de koolvlieg aangetaste planten was op 6 juli duidelijk lager dan op 26 juni. De laatste kolom geeft het percentage planten met draaihartigheid weer. Ook is hier geen betrouwbaar verschil tussen de objecten met insektengaas in vergelijking met het praktijk object. Daarentegen verschilt het object onbehandeld significant van de andere objecten.

Tabel 11. Percentage planten met voedingsstippen op en in het blad van het bruto produkt veroorzaakt door de nerfmineervlieg in Chinese kool 13 dagen voor de oogst op 26 juni en 6 juli 1990.

percentage

objecten

A insektengaas 0,8 x 0,8 mm tot oogst B insektengaas 1,35 x 1,35 mm tot oogst C insektengaas 0,8 x 0,8 mm tot 13 dagen D insektengaas 1,35 x 1,35 mm tot 13 dagen E praktijk (4x insekticidebehandeling) O onbehandeld voedings-stippen -0,0 4,4 42,2 17,8 mijnen -0,0 0,0 0,0 8,9 vrij van mineer- vlieg-6 voedings-stippen symptomen -100 95,6 57,8 73,3 1,1 20,0 33,3 31,1 86,7 86,7 juli mijnen 0,0 0,0 2,2 2,2 47,8 48,9 LSD F-prob. 50,37 0.266 10,17 0.179 50,37 0.241 20,58 23,0 <0.01 <.001 LSD (a = 0,05)

De cijfers over de aantasting van de nerfmineervlieg in tabel 11 laten, als gevolg van de lange LSD, geen significante verschillen zien. Uit de laatste twee kolommen blijkt dat de objecten A tot en met D (insektengaas) een betrouwbaar lager percen-tage planten met voedingsstippen hebben in vergelijking met het object praktijk. Object A insektengaas met een maaswijdte van 0,8 bij 0,8 mm dat tot de oogst was afgedekt, heeft significant minder planten met voedingsstippen in vergelijking met object C, waarbij het gaas 13 dagen voor de oogst was verwijderd. Gezien het percentage planten met mijnen blijkt dat de objecten met insektengaas een be-trouwbaar lager percentage planten met mijnen hebben dan de objecten E en O.

(33)

c a> Lil c <D 6 <D 2 " o a> •o c œ CL = 0 3 § co S c S o S s» IS s CO c

s I

râ g è cz 1 2 E -o

I 2

ÎS

8 |

M

— en 0 S -- S c _ S o

1 §

3 S, co — § § TS CL

I ï

S CD

1 2

m -o 2 S E a> CD CD a) •o

I

CO CD c 2 T3 iS C « a a> CD 0J CD 8. v. Ç CD C — 5 o o > JE t5 ça 'c 3 CD

1 E

? i

ra c Ü

I »

§ 8" c? o c\i

2

c o ts i - CO CO i - O (O * f «5 i - o> i*- co T-" T-" O T-" 0> O" <M Ç» O) 00 CM r -w en T ö co o O O) O) ö) h* co i-" o o" o o" o

^r O) CM CO CO CM

* °°" SI" £ 3 8T

CM (O (O i - en CM CM U) W" T ^ 00" CM

O O 00 o o o o" o" rs." o o" o"

o o o o o o O i -o W O O O CM O O o o" o" CM" O O " CO «O CO i - 0D_ <D

S

U}" 00 I-" N." ui bo «5 oo 10 ta

5

(O « CM O

S

O CM O 00 O CO (O IO CM M (O CM O CO CM * • O

I 9

8

ö

8

CM"

8

s.

(34)

Opbrengst

De kolen van object A tot en met D hebben een oogstvervroeging van zeven dagen. De verdeling van de opbrengst naar de kwaliteitsklassen toont geen signifi-cante verschillen. Het gemiddelde koolgewicht op 26 juni toont geen betrouwbare verschillen. Het gemiddelde gewicht van het omblad van 30 kolen is in de laatste kolom weergegeven. Hieruit blijkt dat de objecten A, B en D betrouwbaar meer bladafval hebben in vergelijking met het object E (praktijk).

Tabel 13. Houdbaarheidstoets van Chinese kool bij 12°C en 90% RV gedurende 7 dagen.

bewaring op een percentage percentage planten rijpheidsstadium gewichts- op 16 juli

1,297 1,193 1,129 1,291 1,152 1,168 2,7 3,1 2,6 3,0 4,5 4,4 100,0 95,8 100,0 100,0 91,7 95,8 0,0 4,2 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 8,3 4,2

per kool in kg verlies gele objecten inzet uitslag klasse I natrot kolen

A insektengaas 0,8x0,8 mm tot oogst 1,333 B insektengaas 1,35x1,35 mm tot oogst 1,230 C insektengaas 0,8x0,8 mm tot 13 dagen 1,158 D insektengaas 1,35x1,35 mm tot 13 dagen 1,330 E praktijk (5x insekticidebehandeling) 1,205

O onbehandeld 1,223

LSD 0,208 0,202 0,7 12,9 5,36 12,46 F-prob. 0.393 0.351 <.001 0.643 0.465 0.588

LSD (a = 0,05)

Na houdbaarheid van de kolen in een koelcel werd het percentage gewichtsverlies berekend. De objecten A tot en met D hebben een betrouwbaar lager gewichtsver-lies in vergelijking met het praktijk object E. De kolom met het percentage kolen in de kwaliteitsklasse I laat geen betrouwbaar verschil zien. Ook de kolommen met de percentages natrot en gele kolen tonen geen significante verschillen.

(35)

4.3.2 Herfstteelt

Aantasting

In de tabellen 14, 15 en 16 zijn de aantastingscijfers van de Chinese kool door de koolvlieg, koolgalmug en nerfmineervlieg weergegeven.

Tabel 14. Aantastingspercentage door de made van de koolvlieg en de koolgalmug in Chinese kool 13 dagen voor oogst en op oogsttijdstip in 1990.

percentage aangetaste planten

objecten koolvlieg 05-10 -0,0 0,0 4,4 73,3 18-10 0,0 0,0 0,0 0,0 2,2 97,8 koolgalmug 05-10 -1.1 0,0 0,0 2,2 18-10 2,2 0,0 1.1 0,0 0,0 10,0 A insektengaas 0,8 x 0,8 mm tot oogst

B insektengaas 1,35 x 1,35 mm tot oogst C insektengaas 0,8 x 0,8 mm tot 13 dagen D insektengaas 1,35 x 1,35 mm tot 13 dagen E praktijk (5x insekticidebehandeling) O onbehandeld LSD F-prob. 25,2 •c.001 2,93 <.001 4,58 0.613 3,84 0.001 LSD (et = 0,05)

Uit tabel 14 blijkt dat 13 dagen voor de oogst de planten onder het gaas in de objecten C en D vrij zijn van koolvliegaantasting. De verschillen zijn niet significant met het object praktijk. Op het oogsttijdstip was bij het onbehandelde object het percentage aangetaste planten opgelopen tot bijna 100%. Er waren geen verschil-len in percentage-aantasting tussen de objecten waarbij het gaas 13 dagen voor de oogst en bij de eindoogst was verwijderd. Ook was er geen verschil in percen-tage-aantasting bij gaastoepassing in vergelijking met praktijk.

Gelet op de koolgalmugaantasting dan blijkt het gaas een voldoende bescherming te geven. De planten van het onbehandelde object zijn bij de oogst voor 10% aangetast.

(36)

Tabel 15. Percentage voedingsstippen, smalle en brede mijnen op en in het blad van het bruto produkt veroorzaakt door de nerfmineervlieg in Chinese kool 13 dagen voor de oogst (5 oktober 1990).

percentage planten

objecten

voedings- smalle brede vrij van stippen mijnen mijnen

mineervlieg-symptomen

A insektengaas 0,8 x 0,8 mm tot oogst B insektengaas 1,35 x 1,35 mm tot oogst C insektengaas 0,8 x 0,8 mm tot 13 dagen D insektengaas 1,35 x 1,35 mm tot 13 dagen E praktijk (5x insekticidebehandeling) O onbehandeld 0,7 1,3 5,0 4,9 6,7 8,9 88,9 20,0 6,7 6,7 80,0 8,9 86,7 68,9 0,0 2,2 LSD F-prob. 1,95 0.003 18,97 <.001 31,0 0.003 46,19 0.007 LSD (er = 0,05)

Uit tabel 15 blijkt dat het percentage voedingsstippen per plant bij gebruik van insektengaas gelijk is aan nul. Het praktijkobject E heeft een gelijk percentage plan-ten met voedingsstippen in vergelijking met het object O (onbehandeld). Van de gewasbehandeling met bromofos-ethyl was echter ook geen effect te verwachten. Het percentage planten met smalle en brede mijnen onder het gaas verschilt niet betrouwbaar in vergelijking met het object onbehandeld. Het praktijkobject E heeft een significant hoger percentage planten met smalle en brede mijnen in vergelijking met de overige objecten. Een verklaring is moeilijk aan te geven. De laatste kolom geeft het percentage planten weer die vrij zijn van symptomen veroorzaakt door de nerfmineervlieg. Het percentage dat vrij is van symptomen is onder het gaas be-trouwbaar hoger dan buiten het gaas, echter er is geen effect van maaswijdte geconstateerd.

(37)

Tabel 16. Percentage voedingsstippen, smalle- en brede mijnen op en in het blad van bruto produkt veroorzaakt door de nerfmineervlieg in Chinese kool bij de oogst van 18 oktober 1990. objecten voedings-stippen 2,2 8,9 3,3 8,9 98,9 68,9 percentage planten mijnen smalle 0,0 0,0 1,1 0,0 6,7 3,3 brede 6,7 2,2 5,6 3,3 93,3 40,0 vrij van mineervlieg-symptomen 91,1 90,0 90,0 90,0 1,1 24,4 A insektengaas 0,8 x 0,8 mm tot oogst

B insektengaas 1,35 x 1,35 mm tot oogst C insektengaas 0,8 x 0,8 mm tot 13 dagen D insektengaas 1,35 x 1,35 mm tot 13 dagen E praktijk (5x insekticidebehandeling) O onbehandeld LSD F-prob. 19,13 <.001 5,15 0.085 23,63 <.001 20,74 <.001 LSD (a = 0,05)

Uit tabel 16 eerste kolom blijkt dat er een zeer goed effect is van insektengaas op het percentage voedingsstippen in vergelijking met de objecten E en O. Opvallend is dat het object E een betrouwbaar hoger percentage planten met voedingsstip-pen heeft in vergelijking met het object onbehandeld. Uit de kolom percentage planten met smalle mijnen blijkt dat het object praktijk E een significant hoger percentage heeft in vergelijking met de objecten A tot en met D. Echter dit percen-tage is aanzienlijk lager in vergelijking met de waarneming van 5 oktober (13 dagen voor de oogst), zie tabel 15. Gelet op het percentage planten met brede mijnen geven de objecten A, B, C en D een afdoende bescherming. Het object praktijk heeft even als de beoordeling op 5 oktober nu ook weer een extreem hoog per-centage planten met brede mijnen. De laatste kolom geeft weer dat circa 90% van de planten vrij van symptomen zijn, veroorzaakt door de nerfmineervlieg bij gebruik insektengaas, onafhankelijk van de maaswijdte.

(38)

tu c CD a o CD •a c CD

I

o £ o CO a o c œ o co S 5 o £ o 00 r- 8-ca o 'S c c CD « a g > 2

i s

c6 c

f I

c o —-c CD CO CD ce

s

c c CD O CD CO (S C !c Ü CD o> CD e CD Ü w CD a. ffi a w.

S.

£ Ü

I

TJ CD • o T5 E CD O ) . „ O 0 ) w

S

P £ o * CM a. o O c CD Ç0 CD > a "a S-E o o ra

I |

c CD CD

I fi «

^ (o je > O )

11

O co • * CO 6

I l

U

c CD CM O -r- i- CM CD ^r OÎ in O) co ra r«: |C |C |sT f." co" T- r-. o o ra o O O) O O) o co T-" O T-" O " T-" O" CM CM" ra ra" • * " * CM CM" t •<f • *

à

CM 8 ? 8 Si 81 CM" O" T-" o" CM" CM" o o o o o o o" o" o o" o o

O CM O Ó CM * O CM O O CM i

-o" CM" O" O" CM" T-"

8 S 8 S 8 S o o" o o o co" * • * ra co CM co S S w" h-" CM" 10 0 1 o ) O ) O) ( O U] to O ) o o c CD o> W •o 6 S

É §

E E T-" » t o Ä ra co ra § ra § ra O) c CD S CD CO ra ra o> O) c c CD CD £ £ CD CD CO CO c CD ra T3 ra ^ * - D> a CD E ra 10 m ra S i-^ CD x 2 o n S ç p ra x o> &. c <» Ä .

S =f

co J? co co_ o co co TO O 10

s

o CO 10 "5 ÎM o'

s

s s

U) CO" 1 0 co t Ö r n CM CO T -5 8 .a p U ) o o" II .a, E ra o> 8 c CO T5 h-CD T3

(39)

Opbrengst

Uit tabel 17 blijkt dat het percentage kolen in de kwaliteitsklasse I van onder het insektengaas gelijk is aan het praktijkobject. Het object onbehandeld heeft een betrouwbaar lager percentage kolen in de klasse I in vergelijking met het praktijk-object. In klasse II de kolommen koolvliegaantasting en natrot zijn géén significante verschillen.

De klasse III kolom koolvliegaantasting toont het object onbehandeld een signifi-cant hoger percentage aangetaste planten in vergelijking met de overige objecten. In de kolom natrot is bij het object praktijk een betrouwbaar hoger percentage in vergelijking met de objecten gaas aangetroffen.

De kolom niet veilbare kolen zijn onder andere dus kolen lichter dan 400 gram. Deze kolom laat tussen de objecten met gaas en het praktijk object geen betrouw-baar verschil zien. Het object onbehandeld heeft een betrouwbetrouw-baar hoger percenta-ge niet veilbare kolen in verpercenta-gelijking met de overipercenta-ge objecten.

De een na laatste kolom geeft de gemiddelde gewichten per plant weer waarbij de objecten A tot en met D op 18 oktober en E en O op 24 oktober zijn geoogst. Dit betekent dat objecten met gaas van 0,8 bij 0,8 mm maaswijdte een vervroeging geven van 6 dagen in vergelijking met het praktijk object. Namelijk de planten van het onbedekte praktijkobject waren na 6 dagen even zwaar als de planten van de 0,8 bij 0,8 mm objecten en 10% zwaarder dan de planten van de objecten met gaas van 1,35 bij 1,35 mm maaswijdte. Uit deze kolom blijkt ook dat het onbehan-delde object betrouwbaar lichtere veilbare kroppen gaf in vergelijking met het object E. De laatste kolom geeft het gemiddelde gewicht van het omblad per object weer; uit deze cijfers blijken geen significante verschillen tussen de objecten.

(40)

Tabel 18. Houdbaarheidstoets van Chinese kool bij 12°C gedurende 7 dagen. objecten bewaring op een rijpheidsstadium per krop inzet 1,115 1,036 0,985 0,916 1,211 0,915 in kg uitslag 1,082 0,999 0,954 0,888 1,141 0,857 percentage gewichts-verlies 2,97 3,54 3,26 3,11 5,78 6,48 percentage planten in klasse I inzet 96 100 93 89 100 96 uitslag 96 100 93 85 100 93

A insektengaas 0,8 x 0,8 mm tot oogst B insektengaas 1,35 x 1,35 mm tot oogst C insektengaas 0,8 x 0,8 mm tot 13 dagen D insektengaas 1,35 x 1,35 mm tot 13 dagen E praktijk (5x insekticidenbehandeling) O onbehandeld LSD F-prob. 0,2037 0,196 0.053 0.059 1,40 <.001 12,6 0.174 14,6 0.498 LSD (a = 0,05)

In tabel 18 zijn weergegeven de resultaten van negen kolen per veld en de houd-baarheid op één rijpingstijdstip. De algemene indruk na de houdhoud-baarheid was goed en de kleur was als zeer goed beoordeeld. Bij aanvang van de houdbaar-heidstoets waren de produkten geteeld onder gaas tot 13 dagen voor het optimale oogsttijstip en het onbehandelde object, significant lager in gewicht in vergelijking met het praktijk object. Zeven dagen na bewaring bij 12°C bleken de objecten D en O lichtere kolen te hebben in vergelijking met het object praktijk.

Het percentage gewichtsverlies na houdbaarheid was voor de objecten E en O significant groter in vergelijking met de onder gaas geteelde kolen.

De laatste twee kolommen geven het percentage kolen weer in de kwaliteitsklasse I, hieruit blijkt dat het object D op 26 oktober een betrouwbaar lager percentage kolen in de klasse I heeft in vergelijking met het object E.

Met behulp van een signaleringsveldje bestaande uit 25 bloemkoolplanten allen voorzien van een eilegval, is de koolvliegvlucht gevolgd (zie bijlage 1d). Er zijn gemiddeld per eilegval zeer weinig eitjes afgezet. Dit is het gevolg van de slechte structuur van het betreffende veldje waardoor de planten zich slecht konden ont-wikkelen.

(41)

4.4 Discussie

Zowel in de vroege zomerteelt als in de herfstteelt werden verschillende soorten insektengaas gedurende verschillende perioden beoordeeld. Het insektengaas en de praktijkbehandelingen bleken niet alleen een goede bescherming te geven tegen de made van de koolvlieg zoals reeds gevonden door Thorhauge, et al. (1990), maar ook tegen mijnen van de nerfmineervlieg.

Tegen voedingsstippen van de nerfmineervlieg bleek insektengaas beter te be-schermen dan de praktijkbehandelingen. Het was echter niet aan te geven of die aantasting al of niet aanvaardbaar was.

In de tabellen 11 en 16 staan de percentages planten met voedingsstippen; de mate waarin die voedingsstippen voorkomen is niet aangegeven. Bovendien werd de aantasting over de hele plant beoordeeld; dus kool met omblad. Vooral op de ombladeren kwam de aantasting voor.

In de vroege zomerteelt kwamen bijna steeds hoge aantallen voedingsstippen voor; behalve in de veldjes die tot de eindoogst met insektengaas met een maas-wijdte van 0,8 bij 0,8 mm waren afgedekt.

In de herfstteelt had het insektengaas een groot effect op het percentage planten met voedingsstippen. Opvallend was dat de praktijkveldjes een hoger percentage planten met voedingsstippen hadden dan de onbehandelde veldjes.

Het insektengaas gaf voldoende bescherming tegen mijnen, terwijl in de praktijk-veldjes extreem veel planten met mijnen voorkwamen.

De kwaliteit van de kool in de vroege zomerteelt van 1989 was matig. Smet kwam niet voor (ook niet onder het gaas), maar de kool had veel last van inwendig rand. Het trad vooral veel op bij het gebruik van insektengaas en op de praktijkveldjes. In de onbehandelde veldjes kwam inwendig rand het minst voor. Kool met inwendig rand is niet verkoopbaar. Er bleef dus maar weinig veilbaar produkt over. Het afdekken met insektengaas vervroegde de oogst met zeven dagen. Bovendien kwamen meer kolen in kwaliteitsklasse I terecht. Het gemiddelde koolgewicht was 990 gram. Bij de onbedekte veldjes was dat 800 gram.

Na de oogst werd de kool een week bewaard bij 12°C en een relatieve luchtvoch-tigheid van 90% om de houdbaarheid na te gaan. De afgedekte kolen gingen 2,9%

(42)

in gewicht achteruit, de niet afgedekte 4,5%.

Bij de herfstteelt waren de kolen van onder insektengaas in kwaliteitsklasse I bijna gelijk aan die van de praktijkveldjes. Van het onbehandelde object kwamen duide-lijk minder kolen in klasse I. Het gemiddelde koolgewicht bij de herfstteelt was van de afgedekte veldjes 970 gram en van de niet afgedekte 920 gram. Na de houd-baarheidstoets was het gemiddelde gewichtsverlies bij de kool van de afgedekte veldjes 3% en de niet afgedekte veldjes 6%.

(43)

5. BESCHERMING VAN IJSSLA TEGEN PLAAGINSEKTEN ONDER ANDERE BLADLUIS EN NERFMINEERVUEG

5.1 Inleiding

Om ijssla tegen bladluis en de nerfmineervlieg (Liriomyza huidobrensis) te bescher-men, vinden nogal wat bestrijdingen plaats. Deze insekten kunnen echter ook worden geweerd door het gewas af te dekken met insektengaas of vliesdoek. Insektengaas houdt ze zelfs voor honderd procent uit het gewasl De keerzijde van deze medaille is dat afdekken tot meer bolrot kan leiden.

De teelt van ijssla kent enkele grote plagen, waaronder bladluis en sinds drie jaar de nerfmineervlieg. Vooral in de zomer is het erg moeilijk ijssla te telen, die vrij is van luis. Een bol met slechts enkele luizen is al onverkoopbaar. Luis is te bestrij-den, maar meestal moeten dan wel veel bestrijdingen worden uitgevoerd.

Tegen nerfmineervlieg is tot nu toe helemaal nog geen afdoende werkend insektici-de voor insektici-de buitenteelt toegelaten.

5.2 Materiaal en methoden

Op de ROC's Zwaagdijk en Westmaas werden, in samenwerking met het PAGV, sinds 1988 onderzocht of beide insekten zijn te weren door de ijssla met insekten-gaas of vliesdoek af te dekken. Dit gebeurde zowel bij de vroege zomerteelt als bij late herfstteelt.

Voor de proeven met ijssla in de vroege zomerteelt en late herfstteelt werd een deel van de planten eerst op het erf afgedekt met insektengaas en behandeld met Pirimor of Dimethoaat. Een ander deel werd niet behandeld. Om de teelt vrij van luis te houden, is het erg belangrijk dat er op de grond, op de plantjes en op onkruid geen luizen aanwezig zijn op het moment dat het insektengaas of vlies-doek over de planten gaat. Direct na het planten vond in verband hiermee een

(44)

onkruidbestrijding plaats, waarna de planten werden afgedekt met het insekten-gaas of vliesdoek. Het materiaal werd zeer ruim op het gewas aangebracht, zodat het tijdens de groei van het gewas meegaf.

Daarnaast lag er een object, waarbij bestrijdingen werden uitgevoerd zoals in de praktijk gebeurt. Dat wil zeggen tien keer gedurende de hele teelt.

Als extra variant in het onderzoek is het onderwerken van de voorvrucht meegeno-men. Kort voor het onderwerken van die voorvucht werd een bespuiting met Pirimor tegen luizen uitgevoerd.

5.2.1 Vroege zomerteelt

In Westmaas werd voor de vroege zomerteelt het ras Saladin op 24 mei geplant op een afstand van 30 bij 30 cm. De ijssla werd op 17 juli geoogst. Het insektengaas was op een deel van de veldjes één week voor de oogst verwijderd. Op een ander deel werd het bij de oogst tegelijk met het vliesdoek van het gewas gehaald. Op ROC Zwaagdijk werd op 29 mei het ras Keivin geplant op 35 bij 35 cm. Ook hier werd op 17 juli geoogst.

In proeven met de vroege zomerteelt van ijssla werd met het insektengaas Lanet en vliesdoek Lutrasil gewerkt. Het insektengaas is van polyethyleen. Er werden twee maaswijdten (0,6 bij 0,6 mm en 0,8 bij 0,8 mm) toegepast, in banen van onge-veer 7 m. Dit gaas heeft een gewicht van respectievelijk 76 en 56 g per m2. Van

het vliesdoek lagen er twee soorten, Lutrasil VP 684 en VP 651, met een gewicht van respectievelijk 10 en 17 g per m2.

Op 10 juli zijn van de objecten A en C per veldje 20 bollen gesneden en beoor-deeld op het aantal luizen per bol en de aanwezigheid van rand, bolrot en smet. Ook zijn per bol het gewicht met en zonder omblad bepaald. Op 17 juli zijn per veldje 20 bollen ijssla met omblad gesneden en beoordeeld op nerfmineervlieg-aantasting en luizen. Er werd maximaal tot 25 luizen per bol geteld. Tevens is de kwaliteit van het geoogste produkt beoordeeld op klasse I, klasse II en niet-veil-baar. Ook is beoordeeld op diameter van de bol, pitlengte in cm's, bolkleur en bolvulling.

(45)

5.2.2 Late herfstteelt

Voor de late herfstteelt werd op ROC Westmaas op 14 augustus het ras Saladin geplant op een afstand van op 35 bij 35 cm. In deze late herfstteelt werd alleen insektengaas met de maaswijdte 0,6 bij 0,6 mm gebruikt. Dit insektengaas wordt met enige ruimte over het gewas gelegd en rondom met een ploegje ingegraven, zodat alles goed is afgesloten voor luis en nerfmineervlieg.

De oogst viel op 10 oktober. Het insektengaas werd hier niet alleen een week voor de oogst en bij de oogst weggehaald, maar bij een deel van de veldjes al zeven-tien dagen voor de oogst.

5.3 Resultaten

5.3.7 Vroege zomerteelt ROC Westmaas

Aantasting

Tabel 19. Gemiddeld aantal luizen per bol op 17 juli 1991 (eindoogst).

objecten A insektengaas B insektengaas C insektengaas D insektengaas E Lutrasil F Lutrasil 0,6 x 0,6 mm tot 7 dagen 0,6 x 0,6 mm tot oogst 0,8 x 0,8 mm tot 7 dagen 0,8 x 0,8 mm tot oogst VP 684 tot oogst VP 651 tot oogst G praktijk (gewasbehandelingen) 0 onbehandeld LSD (er = 0,05) F-prob. voor voor oogst oogst gemiddeld aantal luizen per bol

0,0 0,0 1,1 0,0 J) .1) 0,5 22,0 1,94 <.001

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een kleine groep patiënten komt in aanmerking voor een chirurgische behandeling (je arts bespreekt dit met jou op de raadpleging).. Dit is aanvullend op de conservatieve

De onderstaande lijst geeft alleen díe kenmerken weer, waarvan beoordeeld is dat deze met een geringe extra inspanning in het lopende veldwerk kunnen worden

In onderstaande figuren zijn voor de 3 schaalmodellen het gemiddelde etmaalverloop van de gemeten transmissie tijdens bewolkte (licht is meer dan 95% diffuus) en onbewolkte

2.7 Oogst en afzet. Oogstrijpe prei wordt machinaal gerooid, vaak met een Asa-lift machine. Veelal wordt er in de schuur handmatig geschoond, gewassen en gesorteerd. Na oogst en

Voor de beide tuigklassen is voor de doelsoorten tong en schol, voor de twee meest aangelande bijvangst soorten schar en bot en voor de rest-aanlandingen, de gemiddelde

Er moet minder langs elkaar heen gewerkt worden, de jeugd- hulpverleners moeten meer tijd kunnen besteden aan uitvoerend werk in plaats van almaar verslagen te schrijven en we moeten

In elke roman kan daar karakters onderskei word wat as tipe gidse en begeleiers in die hoofkarakter se traumaverwerkingsproses optree: die terapeut, Rhonda, wat Griet

C2C12 (skeletal muscle) cell lines were utilized to investigate the relationship of the synthesized zinc(II) coordination compounds with metformin treated as the existing