Pre Post
Preventie in de zorg
april 2015 nr 51
Nieuws over preventie
Weer meer preventie in de zorgsector Interview met Marianne Donker en Veronique Esman van hetministerie van VWS Gezond zwanger worden Preconceptiezorg zou heel gewoon moeten zijn De kracht van een positieve benadering Focus in plaats van ziekte op de kracht van mensen
ZonMw stimuleert gezondheidsonderzoek en zorginnovatie
Laan van Nieuw Oost-Indië 334 2593 CE Den Haag Postbus 93245 2509 AE Den Haag Telefoon 070 349 51 11 Fax 070 349 51 00 info@zonmw.nl www.zonmw.nl
Programmakader Preventie
Het programmakader levert een bijdrage aan het bevorderen van gezond
gedrag en het voorkomen van ziekte door de ontwikkeling van nieuwe
of verbeterde interventies. Alsmede deze te toetsen op effectiviteit,
doel matigheid en best practices. Daarnaast wordt regie gevoerd op het
implementeren van resultaten in de praktijk. Veelal zijn hier verschillende
partijen bij betrokken.
Programma Preventie
www.zonmw.nl/preventieDomeinen
Preventie in de zorg Opvoeding en onderwijs Gezond werkenSport, bewegen en voeding Gezondheidsbescherming
Preventieprogramma 5
www.zonmw.nl/pp5Preventie van psychische
aandoeningen
www.zonmw.nl/preventieggzScreening en preventieve
interventies
www.zonmw.nl/screeningGezonde Slagkracht: ondersteuning
openbare gezondheidszorg
www.gezondeslagkracht.nl(Arbeids)participatie en Gezondheid
www.participatieengezondheid.nlAcademische Werkplaatsen
Publieke Gezondheid
www.zonmw.nl/awpgPriority Medicines Antimicrobiële
Resistentie (AMR)
www.zonmw.nl/amrInfectieziektebestrijding
www.zonmw.nl/izbQ-koorts
www.zonmw.nl/QkoortsSport
www.zonmw.nl/sportSportimpuls
www.zonmw.nl/sportimpulsSport, Bewegen en Gezondheid
www.zonmw.nl/sbgZwangerschap en Geboorte
www.zonmw.nl/zwangerschapengeboorteZichtbare schakel
www.zichtbareschakel.nlNon-alimentaire Zoönosen
www.zonmw.nl/zoonosenOok een gratis abonnement? Mail uw naam en adresgegevens naar preventie@zonmw.nl
Deadline calls
www.zonmw.nlOok een gratis abonnement?
Mail uw naam en adresgegevens
naar preventie@zonmw.nl
3 Pre Post Preventie in de zorg, april 2015, nr 51
Pre
Pre Post is een uitgave van het programma Preventie van ZonMw Colofon
Redactieadres Postbus 93245, 2509 AE Den Haag
e-mail preventie@zonmw.nl, telefoon 070 349 53 59, fax 070 349 53 89 Redactie Cecilia Ljunggren (eindredacteur), Carola Havers (redactie-assistent),
Mieke te Vaarwerk (gastredacteur), Merlijn Bles (redacteur), Margreet Bloemers (redacteur) Marieke Breden (redacteur), Jeanet Bruil (redacteur), Jolien Wenink (redacteur), Marja Westhoff (redacteur), Annette Zandvliet (redacteur)
Bijdragen aan dit nummer Karin Burhenne, Marten Dooper, Margit Kranenburg, Pieter van Megchelen, Louwke Meinardi, Yvonne van Osch, Marcel Senten en diverse medewerkers ZonMw
© Foto’s Hollandse Hoogte (cover, p. 10, 14, 19, 20, 23, 24 en 26), Hans Oostrum Fotografie (p. 4 en 8), Vion Food (p. 6), Huis voor de Sport Groningen (p. 12),
Karin Timmerman (p. 16), Gemeente Leiden (p. 28), Vormgeving Katja Hilberg Ontwerpers, Rotterdam Druk Koninklijke De Swart, Den Haag
Het overnemen van teksten is toegestaan voor niet commercieel gebruik mits met juiste bronvermelding.
De afgebeelde personen hebben niet altijd een directe relatie met het onderwerp. De redactie streeft ernaar om de rechthebbenden met betrekking tot illustraties in deze uitgave zo mogelijk te achterhalen. Mochten er alsnog personen zijn die menen zekere rechten te kunnen doen gelden, dan worden zij verzocht contact met ons op te nemen. Pre Post wordt gratis verspreid. Ook een abonnement? Stuur een mail met uw adresgegevens sturen naar preventie@zonmw.nl.
Aan deze uitgave kunnen geen rechten ontleend worden. ISSN 1566-0907
Inhoud uitgelicht
Vraaggesprek
4Verbinden van zorg en preventie volgens Ardine de Wit en Laurent de Vries van de commissie Preventie in het Zorgdomein
Preventief medisch onderzoek en duurzame
inzetbaarheid van medewerkers
6‘Medewerkers waarderen het onderzoek’
Visie VWS
8Weer meer preventie in de zorgsector
Preconceptiezorg zou heel gewoon
moeten zijn
10Gezond zwanger worden
Buurtsportcoaches verbinden sport,
welzijn en gezondheidszorg
12Welke aanpak werkt en wat leveren de beweegactiviteiten op?
Keuzehulp ‘Testen op prostaatkanker’
14Informatie en ondersteuning bij het maken van een weloverwogen keuze
Wijkverpleegkundige ambassadeurs
16De wijkverpleegkundige als spin in het web en als regisseur van de zorg in de wijk
De kracht van een positieve benadering
18Van ongezondheidszorg naar gezondheidszorg
Prenatale screening in beweging
20Nieuwe test op Downsyndroom en twee andere chromosomale afwijkingen
Wisselcolumn
21Hugo Backx schrijft over GGD GHOR Nederland
De BeweegKuur heeft positief effect
op leefstijl en gezondheid
22Onderzoek naar verschil in kosten en gezondheidswinst
‘Het contact met andere deelnemers
is heel belangrijk’
23De BeweegKuur volgens een deelnemer
‘Suïcidepreventie kan zeker nog verbeterd
worden’
24Landelijke implementatie van de richtlijn diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag
Mededelingen
25Clostridium difficile kan enorme
impact hebben
26Diagnose is één ding, preventie iets anders
Academische werkplaatsen ondersteunen
de transformatie jeugd
28Aandacht voor het realiseren van doelen
Afgerond
30Preventief medisch onderzoek en duurzame inzetbaarheid van medewerkers Het vleesverwerkende bedrijf
Vion biedt medewerkers een preventief medisch onderzoek aan op vrijwillige basis. Veruit de meeste medewerkers doen graag mee.
Vraaggesprek Laurent de Vries en
Ardine de Wit zien veel kansen en mogelijkheden voor het deelprogramma Preventie in het Zorgdomein van het vijfde Preventieprogramma.
Visie VWS: weer meer preventie in de zorgsector ‘Eigenlijk is het
historisch gezien treurig dat de preventiesector en de curatieve zorg de vorige eeuw zo uit elkaar zijn gegroeid’, zegt Marianne Donker, directeur publieke gezondheid.
8
Buurtsportcoaches verbinden sport, welzijn en gezondheidszorg
Sporten en bewegen zijn belangrijk elementen van een gezonde leefstijl. Maar hoe breng je mensen in beweging en vooral: hoe hóu je ze in beweging?
6
4
12
www.zonmw.nl/preventie
Ook een gratis abonnement?
Mail uw naam en adresgegevens
naar preventie@zonmw.nl
Wijkverpleegkundige ambassadeurs
Er is de laatste tijd veel veranderd binnen de wijkverpleging. De wijkverpleeg-kundige brengt in beeld welke zorg iemand nodig heeft en zij regelt dat die zorg ook geleverd wordt.
16
De kracht van een positieve benadering Hoe maak je ziekemensen beter? Of hoe voorkom je verdere complicaties? Het gaat altijd over ziekte. Een heel andere vorm van zorg ontstaat als de focus komt te liggen op de kracht van mensen.
18
In memoriam Maarten Evenblij (1953 – 2014)
Wetenschapsjournalist met hart voor mensen
In december 2014 hebben we afscheid moeten nemen van freelance journalist Maarten Evenblij.
Onverwacht kwam het niet. Maarten had over zijn alvleesklierkanker geschreven. In de Volkskrant en in mails aan vrienden kwamen, in zijn karakteristieke heldere stijl, alle feiten en emoties aan bod. Dat was Maartens kracht, als mens en als journalist, het bij elkaar brengen van hoofd en hart, van wetenschappelijke feiten en menselijkheid. Het was daarom
altijd een plezier om zijn stukken over wetenschap en zorg te lezen. En hij heeft heel wat geschreven, ook voor ZonMw. Voor Mediator en Pre Post, voor boekjes en andere publicaties.
Maarten Evenblij vond het leuk om met mensen te praten, met onderzoekers en mensen uit de praktijk. En vaak in de avond tikte hij dan zijn stukjes. Met plezier, dat kon je zien. We missen hem!
4 Pre Post Preventie in de zorg, april 2015, nr 51 5 Pre Post Preventie in de zorg, april 2015, nr 51
De eerste commissievergadering van het deelprogramma Preventie in het Zorgdomein van het vijfde
Preventieprogramma is inmiddels geweest. ‘Een inspirerende bijeenkomst’ volgens voorzitter en
vicevoorzitter Laurent de Vries en Ardine de Wit.
Zorg en preventie
verbinden
De eerstelijns zorg is hét kanaal om deze mensen te bereiken. Je hoeft ze niet te zoeken, want ze komen bijna allemaal bij de huisarts.’
De Wit: ‘Zien ze de huisarts niet, dan hebben ze wel contact met een verloskundige of wijkverpleegkundige. Ook zij zijn belangrijk voor preventie. De bekende top-down gezondheidsboodschappen blijven vooral hangen bij hoogopgeleide groepen die toch al met gezondheid bezig zijn. Daarom is die eerstelijns zorgverlener zo belangrijk. Die wordt serieus genomen; ook door lager opgeleide mensen.’
De Vries: ‘Wij hebben het voordeel dat we juist die eerstelijn in Nederland goed hebben georganiseerd. In andere landen gaan mensen veel vaker direct naar het ziekenhuis. De druk op de tweedelijn is in Nederland het laagst in de hele wereld. Juist dicht bij de mensen zelf liggen de kansen. Daarom ben ik ook een grote voorstander van een integrale wijkaanpak, waarin het zorg- en preventiedomein nauw samenwerkt met bijvoorbeeld het onderwijs, de welzijnssector, sportclubs en de gemeente.’
Wat vindt u de grootste opgave voor het onderzoek in dit deelprogramma?
De Wit: ‘Als gezondheidseconoom zie ik het als een belangrijke opdracht dat we de kosten en effecten van preventie beter in beeld krijgen. Daarbij verschuift het accent steeds verder van vooral gezondheidswinst naar ook maatschappelijke effecten. We willen weten hoe het zit met de baten op het gebied van bijvoorbeeld
criminaliteit, schooluitval of arbeidsverzuim. Als we door preventieactiviteiten mensen langer gezond houden, wat levert dat dan de samenleving op? Kunnen we dat in harde euro’s uitdrukken? Dat is onderzoekstechnisch complex. Voor onder-zoekers is dat zonder meer een boeiende uitdaging.’
De Vries: ‘En vergeet vooral die andere grote opdracht niet. We willen de implementatie van bestaande kennis krachtig ter hand te nemen.’
Hoe wil het deelprogramma die implementatie stimuleren?
De Vries: ‘We willen weten wat we kunnen doen om de implementatie een krachtige impuls te geven. Waarom loopt dat in Nederland altijd zo moeilijk? Wat zijn mogelijkheden om dat te verbeteren? Dat is onze vraag aan de wetenschap.’
De Wit: ‘Ik snap heel goed hoe leuk het voor wetenschappers is om nieuwe dingen te onderzoeken. Maar onze commissie is hier eensgezind over. Er is genoeg aanbod. We vragen nu, naast effectonderzoek, vooral om implementatieonderzoek. Anders komen we in de praktijk niet verder. Ik weet zeker dat zodra wij de call openstellen, ook daar veel belangstelling voor zal zijn in wetenschapsland.’
Hoe betrekt u praktijk, beleid en wetenschap in dit deelprogramma?
De Wit: ‘We hebben een kleine commissie waar alle partijen in vertegenwoordigd zijn. Maar ook bij de aanvragen zullen we zeker letten op samenwerkingsverbanden. Die hebben een pre.’
De Vries: ‘Denk bijvoorbeeld aan de formule van academische werkplaatsen. Voor ons is het belangrijk dat er allerlei dwarsverbanden worden gesmeed.’
De Wit: ‘Dat kan ook bijna niet anders omdat we zo’n nadruk op implementatie leggen. Daar heb je als onder-zoeker onlosmakelijk de praktijk bij nodig. Anders komt er niks van de grond. En beleid is vaak nodig voor de borging van projecten.’
Waar gaat u persoonlijk op letten?
De Vries: ‘Ik ben zeer gegrepen door de nieuwe omschrijving van gezondheid door Machteld Huber met de focus op zelfregie. De persoon met al zijn of haar levensdimensies moet centraal komen te staan en niet de zieke patiënt. Het gaat er om dat je zin geeft aan je leven, ongeacht je ziekte of aandoening. Zo’n brede kijk op gezondheid doet mij opveren. Daar krijg ik energie van. Als het de komende jaren in onze projecten lukt
om die definitie van gezondheid in de praktijk vorm te geven, dan ben ik een tevreden voorzitter.’
De Wit: ‘Voeg daar voor mij aan toe dat ik echt heel erg geboeid ben door de vraag of we de maatschappelijke kosten en baten van preventie in kaart kunnen brengen. Ik ben heel blij dat dit thema zwaar weegt bij de beoordeling van de projectvoorstellen. We staan nu op een nulpunt en ik hoop dat we hier een grote slag in kunnen maken. Ik ga dit persoonlijk als commissielid continu onder de aandacht brengen. Ik ben tenslotte gezond-heidseconoom…’ Marcel Senten
Hebt u er zin in?
De Vries: ‘Absoluut. En dat geldt voor ons allemaal. Er liggen zoveel kansen en mogelijkheden. Ik ben bijna mijn hele werkzame leven beleidsmatig bezig met public health. Nu gaan we de verbinding leggen tussen zorg en preventie. Een boeiende uitdaging.’
De Wit: ‘Het was ook een zeer stimulerende vergadering met flinke discussies. VWS heeft goede kaders aangegeven met voor ons voldoende vrijheden voor eigen accenten.’
Welke rol speelt wetenschap voor het preventiebeleid?
De Wit: ‘Er is geen preventiebeleid mogelijk zonder onderbouwde kennis. Dus wetenschap is de hoeksteen van beleid. Dat geldt ook voor preventie in de zorg. Helaas is nog steeds de waan van de dag soms leidend. Dat leidt nog wel eens tot losse flodders die we moeten zien te voorkomen.’
De Vries: ‘Door de eeuwen heen is er altijd discussie geweest over de kosten en baten van preventie. Er is nu steeds meer kennis en er zijn harde data voorhanden om preventiebeleid te verantwoorden. Gelukkig maar, want we hebben met zijn allen een maatschappelijke taak om te zorgen dat mensen niet ziek worden.’
Hoe belangrijk vindt u de ambitie van het deel-programma om via het zorgdomein sociaaleconomische
gezondheidsverschillen te verkleinen?
De Vries: ‘Het is toch onaanvaardbaar dat mensen uit lagere sociaaleconomische groepen gemiddeld zeven jaar eerder sterven? Dus ik ben heel blij dat we hier hoge prioriteit aan geven.
‘We vragen nu vooral om
implementatieonderzoek.
Anders komen we in de
praktijk niet verder’
‘Ik ben tevreden als het de
komende jaren in onze projecten
lukt om die nieuwe definitie
van gezondheid in de praktijk
vorm te geven’
Vraaggesprek
‘Juist dicht bij de mensen
zelf liggen de kansen’
6 Pre Post Preventie in de zorg, april 2015, nr 51 7 Pre Post Preventie in de zorg, april 2015, nr 51
Van Well: ‘We rapporteren ook op groepsniveau aan het management en de OR en je ziet dat dat ook bij hen leidt tot een proces van bewustwording. Je loopt als werkgever en als werknemer tenslotte forse financiële risico’s wanneer mensen langere tijd arbeidsongeschikt worden.’ Van der Spek: ‘Veel oudere medewerkers denken dat er nog steeds een vangnet voor het leven bestaat. Maar dat vangnet, dat vroeger werd geboden door de WAO, is er niet meer. Daar moeten we mensen over informeren, niet om te dreigen, maar wel om duidelijk te maken hoe belangrijk het is om te investeren in hun gezondheid.’ Reneman krijgt binnenkort de laatste serie data binnen en kan dan gaan rekenen. ‘We hebben een zo lang mogelijke follow-up gekozen, om iets te kunnen zeggen over de duurzame inzet-baarheid. Een jaar is nog niet lang, maar hopelijk kunnen we dan toch iets zeggen over het effect van deze aanpak. Ik hoop heel erg dat het wat oplevert, maar ik ben ook wetenschapper en Groninger genoeg om te blijven zeggen: eerst zien, dan geloven.’ Pieter van Megchelen
www.participatieengezondheid.nl
werknemers zijn niet erg hoog opgeleid en staan niet zo vaak stil bij de effecten van hun leefstijl op hun gezondheid. Van der Spek: ‘De PMO-DI is een mooie gelegenheid om daar eens aandacht aan te besteden. Ik denk dat dit ook in vergelijkbare productie-bedrijven een meerwaarde kan hebben. Onze medewerkers zijn in elk geval positief. De opkomst ligt boven de zeventig procent.’ Van Well: ‘Wij werken ook zo bij andersoortige bedrijven. Daar spelen misschien andere risicofactoren, maar vroegtijdige herkenning van problemen die de inzetbaarheid kunnen ver-minderen, is altijd waardevol.’
Functiegericht
Het PMO-DI begint met een vragenlijst, waarin onder meer gekeken wordt hoe de medewerkers de werkbelasting ervaren en of zij vinden dat zij hun werk aankunnen. Ook aspecten als leefgewoonten, gezondheidsproblemen, psychische en sociale problemen komen aan de orde. De resultaten blijven uiteraard volledig vertrouwelijk. Vervolgens vindt gericht functie-onder-zoek plaats, omdat vragenlijsten niet altijd een goed beeld geven. Reneman: ‘Niemand weet van zichzelf precies hoe groot zijn belastbaarheid is. Daarom hebben we een aantal specifieke tests toegevoegd, waarmee we kijken naar de functies die iemand nodig heeft bij het werk. Bovenhands werken bijvoor-beeld, of tillen. Die methodiek, functional capacity evaluation, is nog maar weinig toegepast in deze setting. Wij zijn heel benieuwd of die benadering een meerwaarde heeft en welke tests de grootste voorspellende waarde hebben. Misschien hebben we genoeg aan een kleiner aantal tests.’ Het functie-onderzoek komt terug in de naam van de FLESH-studie: Functional Labour Evaluation for Sustained Health and employment. Het PMO-DI wordt afgerond met een fietsproef om de conditie in kaart te brengen De uitkomsten daarvan kunnen confronterend zijn. Van Well: ‘Lopendebandwerk is wel lichamelijk werk, maar niet altijd zwaar genoeg om de conditie te verbeteren.’
Uitkomsten bespreken
Van Well: ‘Het PMO-DI is geen eindstation maar een begin. Het is voor werkgever en werknemer een aanknopingspunt om te gaan kijken hoe ze de duurzame inzetbaarheid kunnen bevorderen.’ De werkgever krijgt informatie over de werkbelasting en de belastbaarheid van de medewerker. Hij kan zo nodig aanpassingen op de werkplek doorvoeren, of eventueel met de werknemer gaan kijken waar deze beter aan de slag kan als er problemen dreigen. Een coach bespreekt de uitkomsten van het PMO met de medewerker. Soms krijg deze het advies om naar de huisarts te gaan. In enkele gevallen was zelfs direct medisch ingrijpen nodig. Veel vaker zijn de uitkomsten aanleiding voor een goed gesprek over leefstijl en gezondheid. Van der Spek: ‘Het is een prima manier om bewustwording op gang te brengen over het belang van bewegen en gezonde voeding.’
Duurzame inzetbaarheid houdt simpel gezegd in dat werkgever en werknemers er samen naar streven dat medewerkers gezond en productief hun pensioen halen. Het vleesverwerkende bedrijf Vion Food wil duurzame inzetbaarheid bevorderen en doet daarom mee aan de FLESH-studie. Centraal staat het vrijwillige PMO-DI (PMO duurzame inzetbaarheid) dat medewerkers van Vion Food in Nederland krijgen aangeboden (zie kader ‘Drie spo-ren, één doel’). Het PMO-DI wordt uitgevoerd door BusinessHealth Support (BHS) en wetenschappelijk geëvalueerd door de onderzoeksgroep van hoogleraar Revalidatiegeneeskunde prof. dr. Michiel Reneman (UMC Groningen). Hij is blij met deze kans om aan preventie te werken: ‘De revalidatiegeneeskunde is net als de bedrijfsgeneeskunde gericht op functioneel herstel en duurzame inzetbaarheid. We roepen over en weer al een tijd dat we meer moeten samenwerken. Dit is hopelijk een voorbeeld waarin die samenwerking ook echt wat oplevert.’
Verder dan verzuimbeleid
De samenwerking tussen Vion Food en BHS bestaat al vele jaren. Senior human resource manager Irene van der Spek: ‘In 2007 wilden we het hoge verzuim bij Vion Food structureel aanpakken. Dat is gelukt en daarbij heeft BHS ons goed geholpen. Toen wilden we verdergaan door te werken aan duurzame inzetbaarheid: proberen om gezondheidsproblemen vóór te zijn.’ Robert van Well, manager service center van BHS: ‘Net als in veel andere bedrijven spelen bij Vion Food twee belangrijke problemen op het gebied van duurzame inzetbaarheid: de veroudering van het werknemers-bestand en de leefstijl van de medewerkers. Dat levert gezond-heidsrisico’s op waar je als werkgever geen rechtstreekse invloed op hebt.’ Het werk in de Nederlandse fabrieken van Vion Food, waar wekelijks 131.000 varkens en 2.160 runderen worden geslacht en verwerkt, is grotendeels lopendebandwerk. De meeste
Een periodiek of preventief medisch onderzoek (PMO) biedt
mogelijkheden voor preventie. Het vleesverwerkende bedrijf
Vion Food biedt medewerkers een vrijwillig onderzoek aan,
gericht op duurzame inzetbaarheid. Veruit de meeste
medewerkers doen graag mee. Een wetenschappelijke
evaluatie wordt binnenkort afgerond.
‘Vroegtijdige herkenning van
problemen die de inzetbaarheid
kunnen verminderen, is altijd
waardevol’
Richtlijn voor kwaliteit PMO’s
Preventief Medisch Onderzoek (PMO) heeft de laatste jaren een grote vlucht genomen. PMO’s worden aangeboden in de gezond-heidszorg, door werkgevers of door commerciële instituten. Een goed opgezet PMO kan helpen om aandoeningen vroegtijdig op te sporen of te voorkómen, maar willekeurig testen op allerlei ziekten kan juist schadelijk zijn. De kans bestaat dat men mensen ten onrechte ongerust maakt of onterecht geruststelt.
Op initiatief van ZonMw is daarom een multidisciplinaire richtlijn ontwikkeld met criteria waaraan PMO’s moeten voldoen. Beroepsgroepen en hun wetenschappelijke verenigingen hebben hun goedkeuring gegeven aan deze richtlijn. De KNMG werkt nu aan de implementatie van de richtlijn.
Richtlijn bekijken? Ga naar knmg.artsennet.nl en zoek in publicaties.
Drie sporen, één doel
Het PMO-DI bij Vion Food werkt langs drie lijnen aan duurzame inzetbaarheid. Ten eerste bewaakt en verbetert het onderzoek het functioneren en de inzetbaarheid van individuele werknemers. De preventie van beroepsziekten en arbeidsgebonden aandoe-ningen bij werknemers is een tweede spoor. Een health check, gericht op het bewaken en bevorderen van de gezondheid van werknemers is een derde doel. Deze drie sporen sluiten aan bij de leidraad Preventief Medisch Onderzoek van de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB). Deze is ook in lijn met de onlangs verschenen Multidisciplinaire richtlijn Preventief Medisch Onderzoek (zie kader: Richtlijn voor kwaliteit PMO’s).
Preventief medisch onderzoek
en duurzame inzetbaarheid van
medewerkers ‘Medewerkers
waarderen het onderzoek’
8 Pre Post Preventie in de zorg, april 2015, nr 51 9 Pre Post Preventie in de zorg, april 2015, nr 51
bedenk niet alsmaar nieuwe oplossingen die net weer iets verfijnder zijn.
Implementatie is ook wetenschap, dat vergeten onderzoekers nog wel eens. Wat heeft het veld nodig om kennis op te nemen, te gebruiken? Dat zou vaker onderwerp van onderzoek moeten zijn. Onderzoek dat tot actie leidt.’
Aan de bel trekken
Ook Donker is stellig: ‘Het kan niet zo zijn dat als uit onderzoek blijkt dat voor een bepaald urgent probleem een interventie of strategie werkt, dan enkel vrijblijvende verspreiding van die kennis volstaat. Het is toch ondenkbaar dat bijvoorbeeld maar twee procent van iedereen die het nodig heeft van bepaalde interventies gebruik kan maken, omdat het niet breed geïmplementeerd wordt? Ik snap ook wel dat die verantwoordelijkheid niet alleen bij ZonMw ligt. Maar als we echt iets waardevols te pakken hebben, dan moet er aan de bel getrokken worden. We moeten goed kijken naar implementatiekansen. Soms kan het rechtstreeks via de zorgver-leners of beroepsorganisaties, soms moet het via verzekeraars of gemeenten, of via ons eigen ministerie of de inspectie. We moeten met zijn allen doortastender worden, andere vormen van implementa-tie vinden en waar nodig barrières slechten.’ Marcel Senten
www.zonmw.nl/preventie
ZonMw
Dat het vijfde ZonMw-Preventie-programma specifiek aandacht besteedt aan preventie binnen de zorg, ligt dan ook in de lijn van de huidige ontwikkelingen. Donker ziet daarbij een belangrijke opdracht: het onderzoeken van effectieve samenwerkingsmodellen op lokaal niveau. ‘Zeker bij een wat bredere aanpak van preventie op wijkniveau is het boeiend om te kijken welke strategie werkt. Het gaat om een integrale aanpak, met meestal verschillende interventies die op maat kunnen worden ingezet, en met verschillende samenwerkingspartners die verschillende doelen hebben. Dat is een uitdaging voor wetenschappers en praktijkmensen. De grote vraag is of we voor lokale samenwerkingsverbanden strategieën kunnen bedenken die we min of meer universeel kunnen toepassen. Daarmee kunnen gemeenten van elkaars ervaring leren en tegelijkertijd eigen accenten aanbrengen.’
Gemeenten
Dat er met alle transities veel gevraagd wordt van gemeenten is bekend. Esman ziet dat iedereen zijn beste beentje voor-zet en constateert dat er in het veld al veel mooie zaken te vinden zijn. Vooral gemeenten die onderlinge verbindingen leggen doen het in haar optiek goed. ‘Neem – als willekeurig voorbeeld – Nijmegen; daar zijn wekelijkse bijeen-komsten waar allerlei verschillende zorgverleners en welzijnprofessionals onderling casussen bespreken. Je ziet dat iedereen zich echt bekommert om het welzijn van mensen. De transities zijn ook een kans om het beter te doen dan voorheen.’ Dat laatste beaamt Donker. ‘Publieke gezondheid is altijd al een taak van de gemeente geweest. Nu is er ineens veel meer mogelijk op dat terrein. Inmiddels is er zoveel kennis over goede interventies; ik zou zeggen, maak gebruik van alle hulp en kennis die er al is.’
Implementatieonderzoek
Een andere grote uitdaging zien beide VWS-directeuren in het toepassen van opgedane kennis. Esman: ‘Kijk eens wat meer naar wat er allemaal ligt aan mooie interventies. Scheid binnen de ZonMw-programma’s het kaf van het koren. Reik het de praktijk aan. Zoek naar standaardisering of uniformering, en domeinen, in de wijk, maar ook op ons
eigen ministerie. De laatste jaren is naast de directie publieke gezondheid ook de directie maatschappelijke ondersteuning voor ons een logische partner geworden. En vergeet de verzekeraars niet. Ook zij kijken wat er mogelijk is, bijvoorbeeld op het gebied van wijkgericht maatwerk of cursussen overgewicht. Maar zeker als het gaat over populatiemanagement ligt de vraag van financiering op tafel.’
Een tandje erbij
Volgens Donker heeft VWS zich gecom-mitteerd om alles te doen om preventie een duidelijke plek te geven in het zorg-stelsel. ‘Dat is ook onderdeel van de
pledge die wij hebben getekend binnen
het Nationaal Programma Preventie Alles is Gezondheid. Wij willen alle partijen hier-op aanspreken, dus ook binnen ons eigen departement. We zetten een tandje bij en zoeken de verbinding. Lokaal stimuleren we buurtgericht werken, waarbij alle partijen samen verantwoordelijkheid dragen. Ook voor preventie. Of je nu gemeenteambtenaar, huisarts of welzijns-werker bent.’ Toch ziet Donker dat er uit-eindelijk ook een financiële barrière ligt. ‘Daarom zijn we nationaal aan het kijken hoe we preventie een betere plek kunnen geven in de huidige financieringsstelsels. Curatieve zorg is een verzekerd recht, met een welomschreven basispakket. Voor preventie liggen de verantwoordelijk-heden bij velen, binnen en buiten de zorg. Dat geldt ook voor de financiering ervan en dat maakt het in de praktijk soms lastig. Hoe de verbinding preventie-zorg financieel geregeld kan worden, gaan we dit jaar onderzoeken. ‘Eigenlijk is het historisch gezien treurig
dat de preventiesector en de curatieve zorg de vorige eeuw zo uit elkaar zijn gegroeid’, zegt Marianne Donker, directeur publieke gezondheid van het ministerie van VWS. ‘Oorspronkelijk komt alle aan-dacht voor preventie bij artsen vandaan. Die zagen hoe eind negentiende eeuw de leefomstandigheden van de armere bevolking nadelig uitwerkte op hun gezondheid. Zij vonden het hun taak daar wat aan te doen. Die houding zouden we weer wat meer willen zien. Dat bijvoor-beeld huisartsen zich nog wat vaker reali-seren dat ze er ook zijn voor de publieke gezondheid en niet alleen voor de
indivi-duele patiënt.’ Die wens onderschrijft ook haar collega Veronique Esman, directeur curatieve zorg bij het ministerie. ‘Maar dan lopen we in ons systeem al gauw tegen de vraag aan wie dat moet betalen. We moeten er beducht voor zijn alles in het verzekerde pakket te willen stoppen. Er moet een balans blijven; daarover voeren we met alle partijen voortdurend overleg.’
Logische partners
Gaat het om zaken als bloeddruk of cholesterol meten, dan is iedereen het er wel over eens dat dat bij de huisarts of de praktijkondersteuner thuishoort.
Dat is ook financieel goed geregeld. Maar hoe zit het met wijken waar veel sociale problemen zijn of veel eenzaamheid voorkomt? Door daar iets aan te doen kun je onnodige zorg in de toekomst voorkomen. Esman: ‘Daarom is het goed dat er continu contact is tussen alle
‘We moeten met zijn
allen doortastender
worden, andere vormen
van implementatie
vinden en waar nodig
barrières slechten’
VWS kijkt nationaal
hoe ze preventie een
betere plek kunnen
geven in de huidige
financieringsstelsels
‘We moeten er beducht
voor zijn alles in het
verzekerde pakket te
willen stoppen’
Het vijfde programma Preventie van ZonMw ruimt een apart
deelprogramma in voor preventie in het zorgdomein. Met name binnen
de eerstelijnsgezondheidzorg krijgt preventie een prominentere plaats.
Dat gaat niet vanzelf, ziet ook het ministerie van VWS.
Weer meer preventie
in de zorgsector
10 Pre Post Preventie in de zorg, april 2015, nr 51 11 Pre Post Preventie in de zorg, april 2015, nr 51
‘Het gaat om veel meer dan gezond leven en eigen verantwoorde-lijkheid’, legt Verloove uit. ‘Leefstijl gaat om zaken als roken, drinken en overgewicht. Bij preconceptiezorg gaat het juist óók over chronische ziekten, erfelijke aandoeningen en medicijn-gebruik. En vergeet niet de schadelijke stoffen waarmee vrouwen in aanraking komen tijdens hun werk, bij een hobby of gewoon thuis of op straat.’
Bereik
Goede voorlichting geven voordat vrouwen zwanger worden wérkt. ‘Preconceptiezorg is de ultieme vorm van preventie’, benadrukt De Jong. ‘Je boekt gezondheidswinst bij de volgende generatie. Maar het bereiken van de doelgroep voor een standaardconsult over een gezonde zwangerschap is lastig. De groep vruchtbare vrouwen met een kinderwens is natuurlijk elk jaar weer anders en het consult wordt nauwelijks vergoed.’ Toch ziet ze wel mogelijkheden. ‘Van de vrouwen in de vrucht-bare leeftijd heeft 87 procent jaarlijks contact met de huisarts-praktijk. Er zijn voldoende mogelijkheden om vrouwen te wijzen op de mogelijkheid van aparte voorlichting. Bij elk recept dat je uitschrijft zou je moeten vragen of iemand van plan is zwanger te worden. En als dat zo is, kun je het paar uitnodigen voor een speciaal consult. Als het niet zo is, kun je zeggen “kom bij mij terug als je wel plannen hebt”.’
Verloove maakt zich vooral zorgen om de vrouwen die het meeste risico lopen op een ongezonde zwangerschap, de laag-opgeleide vrouwen uit achterstandswijken. ‘Het bereiken van die groep is waanzinnig lastig’, zegt ze. ‘In de zes projecten van ZonMw die nu lopen is het bereiken van de doelgroep dan ook een belangrijk onderwerp.
Schijnveiligheid
Behalve het bereiken van de doelgroep is een goede verankering nodig van een apart consult in de zorg. De Jong: ‘De mensen die systematische voorlichting kunnen geven zijn de huisarts, de gynaecoloog en de verloskundige. Maar andere zorgverleners zijn minstens zo belangrijk. Zij kunnen hun contactmomenten benutten om vrouwen te wijzen op de voorlichting. Dan gaat het om tandartsen, apothekers, maar misschien ook wel fysiothera-peuten.’
Ze schrijft op dit moment aan een landelijke richtlijn, de Preconceptie Indicatielijst (PIL) in opdracht van het College Perinatale Zorg. Ze wil ervoor waken dat zorgverleners vrouwen lukraak wat informatie gaan toestoppen. ‘Goed voorlichten doe je niet even tussendoor. Ik ben er wel een halfuur mee bezig’, zegt ze. ‘Als je het tussen neus en lippen door doet, krijg je schijnveiligheid. Dan kun je dingen missen. Ik vraag bijvoorbeeld uitgebreid naar wat er in de familie voorkomt. Uit onderzoek blijkt ook dat mensen afhaken als zij adviezen krijgen die elkaar tegenspreken. Het is niet goed als ik wijs op de risicofactoren van een medicijn, terwijl de apotheker zegt dat die wel meevallen. Vrouwen hebben een eenduidige boodschap nodig.’
Taboe
De twee deskundigen merken vaak dat een maatschappelijk fenomeen goede preconceptiezorg in de weg zit. Het is in Nederland bijna taboe om ervoor uit te komen dat je aan een
zwangerschap werkt. ‘Het is jammer dat er niet openlijk wordt gesproken over de wens om zwanger te worden’, zegt De Jong. ‘Er is een soort gene. Het is al helemaal niet gebruikelijk om vooraf op de huisarts af te stappen. Aan zorgverleners de taak om dat taboe wat te doorbreken. Naast de routinevraag “bent u zwanger”, zou de vraag “wilt u zwanger worden” heel gewoon moeten worden.’
Verloove vreest dat vrouwen vroeg in de zwangerschap risico’s op de koop toe nemen. ‘Veel vrouwen vinden het al lastig om tegen hun baas te zeggen dat ze zwanger zijn. Laat staan dat je zou moeten vertellen dat je zwanger wilt worden en daarom niet met schadelijke stoffen wilt werken of rust nodig hebt.’ De Jong signaleert ook dat de vrouwen op haar spreekuur maar weinig weten over hun eigen vruchtbaarheid. Voorlichting geven aan tieners op school, wat via een van de ZonMw-projecten wordt gedaan, juicht ze dan ook toe. ‘Het bespreken van pre-conceptiezorg is mooi ingepast in de seksuele voorlichting en anticonceptie voorlichting. Het zou ook mooi zijn als vervolg-projecten aandacht besteden aan waar het schort aan kennis. Dan kunnen we onze boodschappen nog beter en begrijpelijker maken.’
Campagne
De zorg voor de prille zwangerschap is volgens De Jong een echt volksgezondheidprobleem waar gewoon geld naartoe moet. ‘Wat we nu ontdekken via de projecten moet wel beklijven. We zien de mogelijkheden. Als er verder niets gebeurt, dan bloedt het misschien weer dood. Het zou geweldig zijn als zorgverzekeraars een potje voor deze preventie maken en ik hoop echt dat gemeenten zich verantwoordelijk gaan voelen.’ Verloove heeft hoop dat sommige ZonMw-projecten nog verras-sende uitkomsten brengen voor een goede aanpak. ‘Maar je zou toch ook weer een grote public health campagne moeten starten’, stelt ze. ‘Dat vergt veel investeringen. Maar de kost gaat echt voor de baat uit. Het aantal vroeggeboortes en aangeboren afwijkingen gaat erdoor omlaag. Neem foliumzuur. Het is bewezen dat dagelijks foliumzuur slikken voordat je zwanger wordt neurale buisafwijkingen voorkomt. In de tijd van de grote campagne voor foliumzuur, steeg het gebruik tot tachtig, negentig procent. Nu is het nog niet de helft.’
Margit Kranenburg
www.zonmw.nl/zwangerschapengeboorte www.zonmw.nl/zg
Gezond zwanger worden. Dat is preconceptiezorg, een aparte tak van sport binnen de gezondheidspreventie maar nog lang geen gemeengoed. ‘Er is zoveel winst te behalen in die hele prille zwangerschap’, zegt huisarts Lieke de Jong. ‘Veel schade wordt heel vroeg in de zwangerschap aangericht. Wat je dan doet of laat heeft maximale impact.’
De Jong is gepromoveerd op preconceptiezorg in de huisarts-praktijk en zet zich in om die zorg in de vorm van een apart consult van de grond te krijgen. Ze vindt Pauline Verloove, emeritus hoogleraar preventieve en curatieve gezondheidszorg voor kinderen, aan haar zijde.
Verloove is onder meer vicevoorzitter van de commissie van het ZonMw-programma Zwangerschap en Geboorte. Haar adagium: alles wat vrouwen zich later in de zwangerschap ontzeggen, kunnen ze beter in die allereerste weken achterwege laten.
‘Vrouwen hebben een
eenduidige boodschap
nodig’
‘Er is zoveel winst te behalen in
die hele prille zwangerschap’
Preconceptiezorg zou heel
gewoon moeten zijn
Gezond zwanger worden
Preconceptiezorg is de ultieme vorm van preventie. ‘Je boekt
gezondheidswinst bij de volgende generatie.’ Maar de doelgroep
van vruchtbare vrouwen laat zich nog niet zo eenvoudig
bereiken voor advies over een gezonde zwangerschap.
Goede voorlichting geven voordat vrouwen zwanger worden wérkt. Preconceptiezorg is de ultieme vorm van preventie.
12 Pre Post Preventie in de zorg, april 2015, nr 51 13 Pre Post Preventie in de zorg, april 2015, nr 51
de hele les aan de kant zit. Kennelijk levert dat voor hem toch iets op, hij wil er wél bij horen.’ Idealiter zou deze beweeg-groep overgenomen moeten worden door een reguliere sportvereniging en daar zijn nu gesprekken over gaande, zegt Janienke. ‘Sommige verenigingen kunnen moeilijk iets extra’s doen naast hun gewone activiteiten. Maar we werken eraan, ze staan er steeds meer voor open.’ Een mooi voorbeeld daarvan is dat er door de voetbalverenigingen uit drie verschillende dorpen een gezamenlijk G-team – voor kinderen met een verstan-delijke beperking – is opgezet. Dat onder-steunen de buurtsportcoaches en de gemeente stelt een sporthal voor dit bijzondere team beschikbaar.
Kidsclub
Sandra en Janienke hebben een groot netwerk, en voor elke activiteit brengen ze de relevante partners bij elkaar. ‘Wij zijn de bruggenbouwers.’ Ze werken ook veel samen met het onderwijs, met de verschillende sportverenigingen en met allerlei zorgprofessionals. Een voorbeeld van dat laatste is de Kidsclub, een recent initiatief van een regionaal werkende maatschap van fysiotherapeuten. De Kidsclub is een traject voor kinderen die hetzij motorisch hetzij vanwege overge-wicht of een sociaal-emotionele reden niet goed meekunnen in de gewone gymlessen. Het streven is om deze kinde-ren met een speciale aanpak en veel aandacht klaar te stomen om te kunnen meedoen bij een reguliere sportvereni-ging. Niet alleen de fysiotherapeuten maar ook een diëtiste en een opvoed-kundige dragen daaraan bij. Sandra en Janienke helpen dit mee organiseren en vormen de liaison met de gemeente en met plaatselijke gymnastiekverenigingen.
Louwke Meinardi dienst van het Groninger Huis voor de
Sport, een organisatie die het sportbeleid voor de Groninger gemeenten uitvoert. Ze organiseren in Eemsmond een scala aan activiteiten voor jong en oud: ‘spor-tieve opvang’ voor basisschoolkinderen, een beweeggroep voor ggz-cliënten en eentje voor mensen met een verstande-lijke beperking, valpreventiecursussen voor ouderen en nog veel meer. Voor elke activiteit brengen zij de relevante partners bij elkaar.
‘Deze mensen zouden anders
niet sporten’
‘De beweeggroep voor ggz-cliënten organiseren we samen met een plaatse-lijke zorgboerderij en met de regionale ggz-aanbieder Lentis. De deelnemers komen zelfstandig of met een busje naar de sporthal en er komen begeleiders van de zorgboerderij en van een woonvoor-ziening in Uithuizen mee’, vertelt Sandra. ‘Deze mensen zouden anders niet sporten. De een kan fysiek heel veel en de ander weinig, maar dat doet er niet toe. Het is een vertrouwde groep, ze hebben allemaal respect voor elkaar. Het gaat niet om het presteren, maar om het meedoen. Sommigen blijven opeens een paar weken weg, dan zijn we al blij als we ze weer zien. Het komt ook voor dat iemand
Gescheiden werelden
Medeaanvrager dr. Gerard Molleman van de Academische Werkplaats Amphi (Radboudumc) is ook manager bij de GGD in Nijmegen. Die organisatie werkt al jaren met ‘gezondheidsmakelaars’; Molleman spreekt dus uit ervaring. ‘Preventie is heel belangrijk, daar is ieder-een het over ieder-eens, maar daarmee ben je er nog niet. De huisarts kan een patiënt wel aanraden om wat meer te bewegen, maar waar die dat dan zou moeten doen… De eerstelijnszorg en de sport zijn volstrekt gescheiden werelden. Hoe gaan we die brug slaan? Een echte link ontstaat alleen als er in de buurt iemand zichtbaar én samen met partners activiteiten organiseert.’
De onderzoekers brengen in tien verschil-lende gemeenten in kaart hoe de buurt-sportcoach te werk gaat en welke rand-voorwaarden en omstandigheden belangrijk zijn om de ambities waar te maken. Fysiotherapeuten meten met de recent ontwikkelde en voor dit doel aangevulde Fysiofitscan wat het effect van de activiteiten is op de gezondheid en de motivatie van de deelnemers. Hieruit kan idealiter een toolkit voor buurstportcoaches ontstaan. Binnen het consortium wordt ook gewerkt aan andere praktijkgerichte resultaten, bijvoorbeeld een competentie- en een functieprofiel voor de buurtsportcoach.
De buurtsportcoach in de praktijk
‘Wij zijn de bruggenbouwers’
Sandra Soppe en Janienke Huiting zijn buurtsportcoaches in de gemeente Eemsmond. Die gemeente bestaat uit een kleine twintig dorpen en buurtschappen op het sterk vergrijzende Noord-Groninger platteland. Sandra en Janienke zijn in Sporten en bewegen zijn een belangrijk
element van een gezonde leefstijl en houden ons daarmee langer gezond en actief. Sport en bewegen vormen dus een belangrijk wapen in het preventie-arsenaal. Maar hoe breng je mensen in beweging en vooral: hoe hóu je ze in beweging? Het ministerie van VWS stimuleert bewegen en sporten in de buurt door buurtsportcoaches die dit voor elkaar moeten krijgen (mede) te financieren.
Wageningen Universiteit en de Academische Werkplaats Amphi (Radboudumc) onderzoeken de aanpak en het effect van de buurtsportcoaches in de praktijk. De universiteiten vormden daartoe een consortium met het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB), fysiotherapeuten (het KNGF), de Vereniging Sport en Gemeenten en de Regionale Ondersteuningsstructuren. Verder worden ze gesteund door lande-lijke sportkoepels, gemeenten en andere werkgevers van buurtsportcoaches zoals GGD-en en welzijnsinstellingen.
Het onderzoek wordt door ZonMw gefinancierd in het kader van het Onderzoeksprogramma Sport. Het Mulier Instituut doet ook in 18 gemeenten onderzoek naar de inzet van de buurtsportcoaches die door het ministerie van VWS wordt gefinancierd. Doel is om inzicht te krijgen in de betrok-kenheid van de buurtsportcoaches bij lokale resultaten en de succes- en faal-factoren die hierop van invloed zijn. Beiden onderzoeken worden met elkaar afgestemd.
Doorstroom
‘Uit eerdere experimenten weten we dat de doorstroom van de eerste lijn naar beweeg- en sportactiviteiten achterblijft bij de verwachtingen. Hoe kun je dat nou verbeteren?’, zegt projectleider dr. ir. Annemarie Wagemakers van Wageningen Universiteit. ‘Het is voor de praktijk heel belangrijk om te weten hoe je het zo kunt aanpakken dat al die tijd en moeite die er in de samenwerking gestoken wordt ook echt helpt, dat er daadwerkelijk activiteiten tot stand
komen. En voor het beleid is de vraag wat die buurtsportcoach nou eigenlijk opbrengt: worden de deelnemers aan beweegactiviteiten fitter en in welke mate dan? Dat telt als straks de co-finan-ciering van VWS beoordeeld wordt en VWS en gemeenten moeten besluiten of ze doorgaan met de buurtsportcoach.’
Een buurtsportcoach werkt op het snijvlak van drie
werkvelden: naast sport en bewegen ook de
eerstelijns-zorg en de welzijnssector. Zo verbindt hij of zij letterlijk,
als persoon, die sterk gescheiden werelden.
Welke aanpak werkt
en wat leveren de
beweegactiviteiten op?
Buurtsportcoaches
verbinden sport, welzijn
en gezondheidszorg
SportimpulsIn het programma Sportimpuls wordt nauw samengewerkt met buurtsportcoaches. Bij 93% van de projecten is een buurtsportcoach betrokken. De Sportimpuls maakt deel uit van het VWS-programma Sport en Bewegen in de Buurt en biedt lokale sport- en beweegaanbieders de kans om mensen aan het sporten en bewegen te krijgen en te houden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van succesvol sport- en beweegaanbod (inter-venties) van de Menukaart Sportimpuls. Het is van belang dat het sportaanbod aansluit bij de vraag van de doelgroep, aanvullend is op de bestaande situatie in de buurt en dat wordt samengewerkt met lokale organisaties. Naast de Sportimpuls zijn er ook de Sportimpuls Jeugd in lage inkomensbuurten en de Sportimpuls Kinderen sportief op gewicht.
Programma Sport
Het Onderzoeksprogramma Sport ver-sterkt wetenschappelijk onderzoek voor (top)sport en bewegen en genereert toepasbare kennis op het terrein van presteren, meedoen en vitaal voor beleid, praktijk en onderwijs. Het programma wordt uitgevoerd door Technologie-stichting STW, NWO-Geestesweten-schappen en ZonMw. Opdrachtgevers zijn het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, NOC*NSF en Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht
Onderzoek SIA. Meer informatie:
www.sportonderzoek.com
Sporten en bewegen zijn belangrijke elementen van een gezonde leefstijl
14 Pre Post Preventie in de zorg, april 2015, nr 51 15 Pre Post Preventie in de zorg, april 2015, nr 51
kundigen en prostaatkankerpatiënten een keuzehulp. ‘Deze keuze-hulp is goed gereedschap om met mannen die om een PSA-test vragen het gesprek aan te gaan’, vindt Beijaert. ‘De hulp zet in begrijpelijke taal de voor- en nadelen op een rijtje. Het is daarbij belangrijk dat de huisarts het vaak heersende misverstand weg-neemt dat een verhoogd PSA gelijk staat aan prostaatkanker. Voor mannen bij wie prostaatkanker in de familie voorkomt meldt de keuzehulp dat de kans zelf prostaatkanker te krijgen weliswaar hoger is dan gemiddeld maar dat er geen bewijs is dat vroegtijdig testen de kans op overlijden aan prostaatkanker vermindert. Huisartsen kunnen in dat geval het testen niet aan-bevelen of afraden. Daarnaast is het belangrijk er op te wijzen dat er geen haast is. Je hoeft niet nu te beslissen of je je PSA laat meten. De beslissing om dat te doen kan ook over een paar maanden, een half jaar of een jaar vallen en dan is er nog niets verloren. We hebben de keuzehulp laatst besproken met een groep “gebruikers”, mannen van 50 jaar en ouder. Sommigen gaven aan nu beter te snappen wat de voor- en nadelen van het testen of niet-testen zijn en waarom testen niet per se gezondheids-voordeel oplevert. Anderen waren van mening dat de teksten te veel aansturen op niet-testen. Zij vonden dat iedere man het recht heeft om zijn PSA-waarde te weten. Dat laatste erkennen de huisartsen maar we hopen dat de mannen aan de hand van de keuzehulp ook oog krijgen voor de nadelen van het PSA-meten. Vervolgens moet iedere man zelf zijn afweging maken.’ De keuzehulp staat inmiddels op Thuisarts.nl, maar er vindt nog aanvullend onderzoek plaats. Beijaert: ‘Binnenkort volgt overleg met een groep huisartsen om te inventariseren wat er straks nodig is om de keuzehulp in de praktijk te gebruiken. Op basis daarvan ontwikkelen we een nascholing voor huisartsen. Daarnaast blijft het een levend document. Via feedback van gebruikers, zowel burgers als huisartsen, blijven we de keuze-hulp waar nodig bijstellen.’ Marten Dooper
Weinig zekerheid
Om burgers te helpen een weloverwogen keuze te maken heeft het NHG diverse ‘keuzehulpen’ ontwikkeld (zie: www.Thuisarts.nl). Beijaert: ‘Deze keuzehulpen leggen stap voor stap uit wat de aandoening inhoudt waarop de keuze betrekking heeft en voor wie de keuzehulp is bedoeld. Vervolgens zie je wat de verschil-lende keuzemogelijkheden zijn en bespreekt de tekst de voor- en nadelen van elke mogelijke keuze. Via een aantal stellingen en vragen kan de gebruiker er achter komen welke punten voor hem zwaar wegen en welke niet. Uiteindelijk moet dit helpen een weloverwogen keuze te maken. Daarbij is er geen ‘goede’ of ‘foute’ keuze mogelijk. Ieder bepaalt zelf wat voor hem of haar het zwaarste weegt en maakt op grond daarvan een keuze.’ Dat laatste geldt wellicht nog meer bij de vraag ‘Wel of niet gebruik maken van preventief onderzoek?’ Beijaert: ‘Daarbij gaat het om onderzoek en testen die bij gezonde mensen uit-zoeken of er misschien toch iets niet helemaal in orde is.
Dergelijk onderzoek zal in de praktijk slechts bij een heel klein deel van de mensen bij wie je het inzet daadwerkelijk leiden tot een langer en/of gezonder leven.’ Een fraai voorbeeld daarvan is de Prostaatkankerscreening. ‘Veel 50-plus mannen kloppen bij hun huisarts aan met het verzoek tot een onderzoek naar prostaatkanker. Vaak zijn ze ongerust doordat bij een kennis prostaatkanker is vastgesteld of omdat ze plasklachten hebben. Dat laatste heeft overigens helemaal niets met prostaatkanker te maken. Prostaatkanker is een lastige aandoening. Het is weliswaar de meest voorkomende vorm van kanker bij mannen maar, zoals men zegt: de meeste mannen sterven met en niet aan prostaatkanker. Daar komt bij dat de voordelen van vroeg-tijdig opsporen en behandelen van prostaatkanker, namelijk een iets grotere kans op overleving, niet opwegen tegen de nadelen van de bijwerkingen zoals plasklachten en impotentie. Om die reden vindt er geen bevolkingsonderzoek naar prostaatkanker plaats. Daar komt bij dat de eerste stap in het onderzoek naar prostaatkanker maar weinig zekerheid oplevert. Mannen kunnen via de huisarts het PSA-gehalte van het bloed laten bepalen. Is dat boven een bepaalde waarde dan kan dat wijzen op prostaat-kanker. In driekwart van de gevallen is het echter “loos alarm”. Om prostaatkanker definitief aan te tonen is het nodig stukjes weefsel uit de prostaat te halen, een pijnlijke procedure. Andersom kun je bij een normale PSA-waarde toch prostaatkanker hebben. Een verhoogde PSA-waarde leidt vaak tot veel stress en onrust bij de mannen in kwestie. Anderzijds kan het niet-weten van de PSA-waarde bij sommige mannen ook stress en onrust veroorzaken.’
Zelf afweging maken
Kortom, zowel het testen op PSA als het niet-testen op PSA kent voor- en nadelen. Dus ontwikkelde de NHG, mede op verzoek van ZonMw en samen met urologen, epidemiologen, beslis-In een grijs verleden was het heel overzichtelijk. De huisarts
droeg een witte jas en wist wat goed was voor de patiënt. Wie iets mankeerde, ging naar de huisarts. Die velde na een grondig onderzoek het oordeel en schreef de patiënt zo nodig een behandeling voor. Het kwam niet bij die patiënt op te vragen of er eventueel andere behandelopties waren en of een behande-ling eigenlijk wel per se nodig was. Anno 2015 ligt dat heel anders. Niet alleen draagt de huisarts geen witte jas meer, ook het een-richtingsverkeer van arts naar patiënt is verleden tijd. De burger neemt zoveel mogelijk zelf de regie over zijn gezondheid in handen. ‘Er is bijna geen patiënt meer te vinden die niet eerst al op internet op zoek is gegaan naar mogelijke oorzaken van zijn klachten en de bijhorende oplossingen’, weet Roy Beijaert,
huisarts en wetenschappelijk medewerker scholing & patiënten-voorlichting bij het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG). ‘Door de toegenomen aandacht voor preventie en vroege opsporing van ziekten kloppen bovendien veel gezonde mensen bij de huisarts aan met vragen over of een verzoek om een onderzoek dat een verhoogd risico op of een vroeg stadium van een aandoening kan opsporen. In veel gevallen gaat het dan om een ‘ongeruste’ burger. Iemand die in zijn directe omgeving is geconfronteerd met een ogenschijnlijk kerngezond persoon die plotseling ernstig ziek blijkt te zijn. Of mensen die via berichten in de media de schrik om het hart slaat: ‘Ik zou toch niet ook...?’ In de praktijk blijkt het voor de burger lastig op internet betrouwbare en begrijpelijke informatie te vinden. Een belang-rijke taak van de moderne huisarts is de burger te helpen bij het begrijpen van de informatie en te ondersteunen bij het maken van een keuze. Want daar komt het in de moderne geneeskunde veelal op neer: het maken van een keuze. Bij ziekte is er vaak de keuze uit verschillende manieren van aanpak, elk met zijn eigen voor- en nadelen.’
‘De keuzehulp zet in
begrijpelijke taal de voor- en
nadelen op een rijtje’
‘De meeste mannen sterven
met en niet aan prostaatkanker’
De meerderheid van de oudere mannen ontwikkelt prostaatkanker.
Veel ongeruste 50-plussers vragen hun huisarts daarom om een
PSA-test. Testen op PSA kent echter voor- en nadelen. De keuzehulp
‘Testen op prostaatkanker’ geeft informatie en ondersteunt bij het
maken van een weloverwogen keuze.
Keuzehulp ‘Testen op
prostaatkanker’
‘Testen op prostaatkanker’ geeft informatie voor een weloverwogen keuze
16 Pre Post Preventie in de zorg, april 2015, nr 51 17 Pre Post Preventie in de zorg, april 2015, nr 51
organisaties en dan moet je stevig in je schoenen staan. Voor je vak staan. Daar heb je andere kwaliteiten voor nodig dan voor het werk dat wij de afgelopen jaren deden.’
Vrijheid van handelen
Zorgverzekeraar VGZ is inmiddels mede-financier van het ambassadeurstraject geworden. Omdat ze groot voorstander zijn van deze herpositionering, zegt Jaspers. ‘Wij zijn gebaat bij goede onaf-hankelijke wijkverpleegkundigen. Professionals met vrijheid van handelen, waar anderen op kunnen vertrouwen. Ze moeten een adequate gesprekspartner kunnen zijn voor huisartsen en andere zorgverleners. Lang niet elke wijkver-pleegkundige krijgt op dit moment dat krediet. Zowel binnen de eigen organisatie als daarbuiten valt nog veel te winnen. Daarom ondersteunen we dit ambassa-deurstraject. Als zorgverzekeraar zijn we gebaat bij goede kwaliteit van zorg. Verpleegkundigen die kunnen werken met professionele standaarden. Dus ja, die beroepsontwikkeling ondersteunen wij van harte. Wij kunnen investeren in de professionalisering van wijkverpleeg-kundigen, maar zij moeten het in de praktijk gaan waarmaken.’
Marcel Senten
Imago oppoetsen
Het zal nog wel even duren voor het beeld dat mensen van wijkverpleeg-kundigen hebben, is aangepast aan de nieuwe situatie. ‘We hebben ook wel een beetje stoffig imago gekregen’, vertelt De Vos. ‘Wij waren voor velen degene die snel even langs kwam om steunkousen bij mensen aan te doen. Dat beeld klopt allang niet meer. Bovendien zijn er nu hulpmiddelen waardoor mensen die kousen zelf kunnen aandoen. Dat is ook wat we willen. Mensen zo zelfstandig mogelijk maken. Eigen regie staat centraal. En dat vraagt ook van ons een hele andere aanpak.’ Dat het imago moet worden opgepoetst kan Vriendjes beamen. ‘Dat moeten we ook zelf doen. We moeten onze bescheidenheid van ons afgooien. Daarom geef ik ook lezingen op hogescholen. Om te vertellen wat ons vak tegenwoordig inhoudt. Wij zijn de professional die dicht bij de cliënt staat.’
Training
Enige ondersteuning is daarbij wel gewenst. Mede daarom is de beroeps-vereniging V&VN samen met ZonMw een ambassadeurstraject gestart om wijk-verpleegkundigen te trainen hun beroepsgroep overal goed te kunnen vertegenwoordigen en te promoten. Vriendjes heeft dit traject inmiddels afgelegd, De Vos zit er nog middenin. ‘Ik ben er veel sterker door geworden’, zegt Vriendjes. ‘We leerden hoe je een brief schrijft naar een wethouder, hoe je een lezing of elevator pitch moet doen, maar vooral hoe je zelfvertrouwen krijgt.’ De Vos: ‘Dat moet ook want we hebben allerlei overleggen met allerlei andere lijsten met allerlei plussen en minnen
naar iemands situatie en werd van een afstand bepaald welke zorg iemand kreeg. Nu gaan we echt in gesprek. We gaan met iemand de diepte in. Vraagverheldering staat centraal. Wat is er precies aan de hand? Wat heeft iemand nodig? Wat kan hij of zij nog wel? Wie kan wat doen? Hoe kunnen we dat organiseren?’ Daarmee sluit het nieuwe functieprofiel naadloos aan bij de beleidsdoelen van de huidige transities. De Vos: ‘We willen de veerkracht van mensen versterken.’
Nieuwe rol
Ook Joop Jaspers, beleidscoördinator Langdurige Zorg bij zorgverzekeraar VGZ, ziet heel veel voordelen. ‘Er is een hele belangrijke draai gemaakt. De menselijke noot is weer terug. En het mooie is dat de wijkverpleegkundige ook buiten de reguliere zorg kan kijken. Zij is de schakel met bijvoorbeeld het welzijnswerk, of vrijwilligersorganisaties. Er worden wijk-teams opgezet waarbinnen allerlei organisaties samenwerken. De wijkver-pleegkundige is daarin een belangrijk schakelpunt. Zij – al dan niet samen met een huisarts of praktijkondersteuner – zorgt voor de verbinding met andere domeinen.’ Allemaal heel mooi maar als wijkverpleegkundige moet je die nieuwe rol ook maar kunnen – en durven – oppakken. ‘Dat klopt’, zegt Vriendjes. ‘Er wordt nu meer van ons gevraagd. We waren een beetje onzichtbaar geworden voor iedereen. Daarom is het zo belangrijk dat wij voor ons vak gaan staan. Dat we zeggen: hier zijn wij en dit doen wij.’ Jaspers: ‘Zie het zo: de laatste jaren werkte de wijkverpleegkundige voor de baas. Nu werkt ze voor de cliënt.’ Er is de laatste tijd veel veranderd binnen
de wijkverpleging. Was de wijkverpleeg-kundige verworden tot een hulpkracht die enkel uitvoerende taken deed op indicatie van het CIZ, inmiddels is ze weer helemaal op haar plek. Zij (en soms hij) is degene die in beeld brengt welke zorg iemand nodig heeft en ze regelt dat die zorg ook geleverd wordt. Een gesprek met twee enthousiaste
wijkverpleeg-kundigen en een minstens even enthousiaste zorgverzekeraar.
De diepte in
‘Natuurlijk hebben we nieuwe taken gekregen’, zegt wijkverpleegkundige Tanja de Vos (ZZG zorggroep, Dreumel). ‘Maar er is meer veranderd. Het gaat er om dat wij in overleg met cliënten kijken waar zij behoefte aan hebben en – heel
belangrijk – wat zij zelf kunnen, al dan niet met hulp van mensen uit hun omgeving.’ Haar collega Laura Vriendjes (Omring Den Helder) vult aan: ‘Vroeger keek het CIZ op basis van ingevulde
Ambassadeurstraining
Het bestuur van V&VN Verpleegkundigen Maatschappij & Gezondheid en het ZonMw-programma Zichtbare schakel namen het initiatief voor het Ambassadeurstraject 2013 – 2014. Doel van de training is om talentvolle wijkverpleegkundigen te ondersteunen om hun beroepsgroep op lokaal, regionaal en landelijk niveau te vertegenwoordigen en te promoten. Inmiddels is de opleiding voor de tweede groep ambassadeurs (2014 – 2015) van start gegaan.
De training past in het beleid van VWS, waarin de wijkverpleegkundige als professional een stevige positie krijgt in de zorg en ondersteuning in de buurt en ook zelf weer gaat indiceren. ZonMw geeft de komende jaren een impuls aan onderwijs en bijscholing om meer wijkverpleegkundigen toe te rusten voor hun nieuwe taken in de buurt.
Zie www.opleidingsimpulswvp.nl
‘De laatste jaren
werkte de
wijk-verpleegkundige
voor de baas.
Nu werkt ze voor
de cliënt’
‘Wij zijn de professional
die dicht bij de cliënt
staat’
‘We willen de veerkracht
van mensen versterken’
fotobijschrift xxx
Wijkverpleegkundige
ambassadeurs
De wijkverpleegkundige is helemaal terug waar ze hoort.
Als spin in het web binnen de wijk en als regisseur van de
zorg voor mensen die thuis wonen maar wel ondersteuning
behoeven. Ook zorgverzekeraars zijn enthousiast over deze
herpositionering.
18 Pre Post Preventie in de zorg, april 2015, nr 51 19 Pre Post Preventie in de zorg, april 2015, nr 51
van onderzoek en ervaringen vanuit de positieve psychologie. Volgens directeur van het gezondheidscentrum De Roerdomp, Jan Joost Meijs, sluit dit naadloos aan bij het concept positieve gezondheid. ‘De positieve psychologie van Jan Walburg voegt er nog iets aan toe. Het gaat ook om floreren, tot bloei komen van mensen. Wij hebben Walburg gevraagd een literatuurstudie te doen over de momenten in iemands levensloop waarop hij of zij vatbaar is voor positieve gezondheidsboodschappen. Zo zijn aanstaande ouders tijdens een zwangerschap erg gemotiveerd om iets aan hun gezondheid te doen, omdat ze een goede start voor hun baby willen. Dat was de eerste fase van ons project. Vervolgens zijn we met een vijftigtal inwoners en professionals een lange dag om de tafel gaan zitten om te kijken wat iedereen kan en wil doen om zo’n positieve benadering in de praktijk te gaan gebruiken. Met uiteraard aandacht voor de levensfasen van mensen.’
Future search
Daarbij werd gebruik gemaakt van een methode die future
search heet. Dat pakte volgens Meijs heel goed uit. ‘Werkgevers,
scholen, inwoners, hulpverleners, sportclubs, verzekeraars, de gemeente, de wijkagent en zelfs een dominee deed mee. Iedereen voelt zich verantwoordelijk en heeft belang bij een gezonde bevolking. De deelnemers stelden vanuit hun eigen achtergrond doelen op die ze de komende jaren willen bereiken. Dat is niet vrijblijvend want de plannen moesten concreet gemaakt worden. Wat doe je de komende drie dagen? De komende drie maanden? De komende drie jaar? Binnenkort komen we weer bij elkaar en dan neemt iedereen twee collega’s mee die ook enthousiast zijn geworden. Dan hebben we 150 mensen bij elkaar.’ Meijs stelt dat het van groot belang is ook de gemeente achter je plannen te krijgen. ‘De wethouder opende en sloot de bijeenkomst. Het leuke was dat vrijwel niemand de gemeente vroeg om extra subsidie. En toen we achteraf alle plannen bij elkaar legden, leek het resultaat verdraaid veel op de gezondheids-nota die de gemeente had opgesteld.’ Wederom blijkt het dus van belang te zijn dat initiatieven vanuit het werkveld zelf ontstaan. Meijs: ‘En het mooie is dat er door deze werkwijze allerlei dwarsverbanden ontstaan. Zo’n positieve benadering geeft iedereen heel veel energie.’ Marcel Senten
Zie ook de film Alles is gezondheid... In de zorg: Positieve Gezondheid Noordelijke Maasvallei op You Tube:
https://www.youtube.com/watch?v=bvx_dlfrzVo www.zonmw.nl/begripgezondheid
naar de kracht van mensen. Dat doen we samen met onder andere zorgverleners. Zo houden we nu ook spreekuren in de huisartspraktijken.’ Vloet beaamt dat deze andere werkwijze wel wat vraagt van de professionals in zorg en welzijn. ‘Ze moeten op hun handen leren zitten. Niet de problemen voor anderen oplossen, maar hen helpen de regie terug te pakken. Voor onze medewerkers hebben we een soort handleidingen gemaakt en je ziet de nieuwe manier van werken langzaam maar zeker overal doorsijpelen.’
Vanuit de klei
Het experiment in de Noordelijke Maasvallei is een initiatief van de zorgverleners zelf. Jung: ‘Het is niet van bovenaf opgelegd. Wij wilden dit zelf. Het is ontstaan vanuit de klei, vanuit mensen die zich betrokken voelen bij hun patiënten. Het mooie is dat we goede afspraken hebben gemaakt met de gemeenten en de zorgverzekeraar. We willen heel transparant zijn. Laten zien wat dit voor iedereen oplevert. Het is echt een mindshift. We stellen de patiënten andere vragen, daardoor krijg je een ander gesprek met andere uitkomsten.’
Nieuwegein en Nijkerk
Ook in Nieuwegein en Nijkerk wordt geëxperimenteerd met een positieve benadering van gezondheid. Daarbij wordt uitgegaan Het begrip positieve gezondheid werd in 2012 geïntroduceerd
door arts-onderzoeker Machteld Huber. Zij ziet gezondheid als ‘het vermogen van mensen zich aan te passen en eigen regie te voeren in het licht van fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven’. Dit nieuwe concept onderscheidt zes dimensies van gezondheid: lichaamsfuncties, mentale functies- en beleving, de spirituele of existentiële dimensie, kwaliteit van leven, sociaal maatschappelijke participatie en dagelijks functioneren. Tot zover de theorie. Maar hoe pakt dat in de praktijk uit? In twee regio’s experimenteren hulpverleners en behandelaars met deze positieve benadering.
Noordelijke Maasvallei
Hans Peter Jung, huisarts in Afferden is één van de trekkers van een project waarbij ongeveer 25 hulpverleningsinstellingen in de Noordelijke Maasvallei zijn betrokken. ‘We willen handen en voeten geven aan het begrip positieve gezondheid, kijken wat dit oplevert voor zowel de patiënt als de hulpverlener. Ook ver-zekeraar VGZ en de gemeenten doen mee, want we willen onderzoeken wat deze aanpak ook voor hen kan betekenen.’ Met alle organisaties zijn interviews gehouden over wat het begrip positieve gezondheid voor hun werk inhoudt. Opvallend is dat iedereen heel enthousiast is. ‘Mensen zien kansen, voor zichzelf en voor hun cliënten’, zegt Jung. ‘Onze samenleving is
enorm gemedicaliseerd. Is er een probleem dan ga je naar de huisarts. Je vertelt waar je last van hebt en binnen acht minuten sta je weer buiten met een recept of een verwijzing. Je gaat als huisarts niet meer achterover leunen om eens rustig te praten over hoe het met de patiënt gaat. Doen we dat weer wel, dan blijken veel problemen geen medische oorsprong te hebben. We staan niet gelijk klaar met een kant-en-klare oplossing. We laten de regie bij de mensen zelf. Hoe kunnen zij omgaan met hun situatie? Hoe kunnen wij hun veerkracht versterken? Zo bouwen we de band op met patiënten die we vroeger ook hadden.’
Welzijn Nieuwe Stijl
Het is daarbij niet de bedoeling dat de huisarts een soort maat-schappelijk werker wordt. Iedereen heeft zijn of haar eigen expertise. Door de werkprocessen van alle betrokken organisaties in kaart te brengen en gezamenlijk het begrip positieve gezond-heid als uitgangspunt te nemen, is de onderlinge samenwerking veel beter geworden. Dat beaamt ook Mieke Vloet, manager van de welzijnsorganisatie RMC Radius: ‘De uitgangspunten van positieve gezondheid sluiten nauw aan bij Welzijn Nieuwe Stijl. Een werkwijze die de laatste jaren is ingevoerd, waarbij de eigen kracht van cliënten voorop staat. Uitgangspunt is wat mensen zelf willen en kunnen. Iedereen kan wel iets. We gaan op zoek