• No results found

Voorbereiden op een onmogelijke taak     Een onderzoek naar de Koninklijke Marine tijdens de Phoney War

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Voorbereiden op een onmogelijke taak     Een onderzoek naar de Koninklijke Marine tijdens de Phoney War"

Copied!
50
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Voorbereiden op een onmogelijke taak

Een onderzoek naar de Koninklijke Marine tijdens de Phoney War

Axel van de Logt 10449043

(2)

2

Inhoudsopgave

Inleiding ...3

Het bewaken van de neutraliteit ...8

Het handhaven van de neutraliteit ... 15

Invasie van Noorwegen ... 18

Conclusie ... 20

Het voorbereiden van de verdediging ... 22

Opzetten van de verdediging ... 22

De bevelstructuur ... 25

Beveiliging van de havens en de mijnenvelden ... 27

Pogingen tot samenwerking ... 30

Contact met Groot-Brittannië ... 32

Conclusie ... 33

Het openhouden van de zeewegen ... 35

Conclusie ... 46

(3)

3

Inleiding

Decennia lang was de taak van de Koninklijke Marine in Europa niets meer dan het zijn van een veredelde kustwacht. Deze was er primair gericht op het voorkomen dat vijandelijke troepen via zee een invasie konden uitvoeren en waar mogelijk het ondersteunen van de verdedigingswerken bij een aanval op land. De toenemende spanningen en oorlogsdreiging in Europa en Azië 1938-39 maakte het mogelijk dat de marine als krijgsmachtonderdeel haar status en rol kon verbeteren, een kans die de organisatie met beide handen aangreep. De toenemende dreiging vanuit Nazi-Duitsland en Italië in Europa en de militaire uitbreidingen van keizerlijk Japan maakte dat Koninklijke Marine als

krijgsmachtonderdeel kon uitbreiden en daarmee ook haar taken kon vergroten. Voornamelijk in Azië was haar rol het belangrijkst. De verdediging van Nederlands-Indië lag in handen van de marine, maar in Europa was haar rol tot aan 1939 gering. Dit veranderde met het aanpassen van het Algemeen Memorandum, waarin de rol voor de Koninklijke Marine bij de verdediging van Nederland drastisch veranderde en belangrijker werd.

Het grootste gedeelte van het historisch onderzoek naar de Koninklijke Marine richt zich voornamelijk op haar aanwezigheid in Nederlands-Indië, om vooral na te gaan hoe de Koninklijke Marine daar het tij had kunnen keren als ze maar het juiste materieel tot haar beschikking had gehad. Wat als we slagkruisers hadden gehad in Indië?1 Wat als de marine zich alleen maar had gericht op het bouwen van onderzeeboten? Hadden we Indië dan kunnen behouden?2 De nadruk op Indië is te begrijpen, omdat daar de marine haar laatste grote zeeslag voerde. Voor haar taken in Europa is nauwelijks aandacht. Er waren geen grote zeeslagen in de Europese wateren, maar toch was de taak in Europa niet minder uitdagend. Deze uitdaging zat vooral in de periode voordat Nederland echt betrokken werd in de oorlog. Het is de periode van september 1939 t/m mei 1940. De periode die in Groot-Brittannië de Phoney War wordt genoemd. Deze term kwam voort uit het gebrek aan gevechten in West-Europa in de eerste maanden van de oorlog. Op zee was deze periode alles behalve “phoney”. Dit onderzoek richt zich dan ook juist op deze interessante periode. Dit omdat de Koninklijke Marine tijdens deze periode de Nederlandse neutraliteit moest bewaken en tegelijk de toegang tot de

zeewegen, in essentie één van de slagvelden van Europa, open moest houden voor handel en de aanvoer van goederen. Wat waren de taken voor de Nederlandse Marine in Europa tijdens de periode van de Phoney War en hoe verliep de uitvoering van deze taken?

Dit element van de Nederlandse geschiedenis wordt in de meeste literatuur nauwelijks behandeld. Als het gaat over Nederland in de Tweede Wereldoorlog gaat het overgrote deel van de literatuur over de bezettingsperiode, maar de Phoney War was voor Nederland de aanloopperiode richting de oorlog. Al was er nog geen sprake van echte gevechten in het West-Europa op zee was de

1

L., Brouwer, e.a., Tussen vloot en politiek. Een eeuw marinestaf 1886-1986 (Amsterdam 1986) 134. 2

Jaap van Anten, Navalisme nekt onderzeeboot: de invloed van buitenlandse zeestrategieën op de Nederlandse

(4)

4 oorlog toch wel echt begonnen. Waar duikboten de eerste slachtoffers maakten, schepen verloren gingen door mijnen en waar vanaf het uitbreken van de oorlog in september 1939 sprake was een economische blokkade van Duitsland door de Geallieerden. Tussen al dit geweld moest Nederland zien te overleven. Toegang tot zee was van levensbelang voor de Nederlandse economie en voor het contact met het koloniale rijk. Niet alleen dat, de Nederlandse militaire strategie hing af van de mogelijkheid van de Koninklijke Marine om Nederland bevoorraad te houden. In het geval van een invasie zouden de Nederlandse strijdkrachten zich terugtrekken binnen Vesting Holland. De linie die Holland, Zeeland en Utrecht moest verdedigen doormiddel van een combinatie van stellingen en het met opzet inunderen (onderwater zetten) van grote stukken land. Het was de bedoeling dat vanuit deze positie de strijdkrachten enkele maanden stand zouden kunnen houden totdat er hulp zou komen om de vijand te verdrijven.3 Het is dus interessant om te zien hoe Nederland zich binnen dit geweld

probeerde te handhaven. Daarvoor lag bij de Koninklijke Marine de taak om de wateren in Europa open te houden voor Nederlandse scheepvaart, de neutraliteit te bewaken en om zich voort te bereiden voor een Nederlandse deelname aan de oorlog.

Als het gaat over de geschiedenis van de Koninklijke Marine is het werk van Philippus

Meesse Bosscher, De Koninklijke Marine in de Tweede Wereldoorlog, de standaard. Hij geeft een zeer uitgebreide weergave van de staat, problemen en taken van de Koninklijke Marine gedurende de gehele oorlog. Dit in vele gevallen gedetailleerde werk heeft wel het logische gevolg dat een werk van deze omvang niet alles uitgebreid kan behandelen. Iets wat Bosscher zelf ook aangeeft.4 Het werk van Bosscher richt zich in de periode van 1939 t/m mei 1940 voornamelijk op de besluitvorming op het strategisch en politiek niveau, de organisatie van de Koninklijke Marine en de problemen waar zij mee te maken kreeg. Alles als opmaat naar het uitbreken van de oorlog. Hij gaat wel nog in op enkele interessante ontwikkelingen binnen de marine, zoals de toch wel opmerkelijke situatie waarin de marine zich los weet te wikken van het bevel van de Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht. De Koninklijke Marine kwam onder het bevel van de nieuwe Bevelhebber der Zeestrijdkrachten.5 Alleen gezien de grootte van zijn werk heeft Bosscher niet heel veel tijd om dit soort elementen uit te lichten en daar dieper op in te gaan. Helemaal als het gaat om de praktische aspecten van de taken van de Koninklijke Marine. Bosscher gaat wel in op de mijnen die voor de kust gelegd worden, maar niet tot nauwelijks op de praktische uitvoering van de taken van de Marine. Deze waren het openhouden van de zeewegen voor eigen gebruik, het beletten ofwel belemmeren van de zeewegen door de vijand en het op bepaalde punten steunen van de landstijdkrachten bij de verdediging van de Nederlandse kust.6 Op deze elementen wordt nauwelijks ingegaan terwijl zeker het openhouden van de zeewegen een

3

Lou de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Deel 2 Neutraal, (Amsterdam 1969) 190.

4

P. M. Bosscher, De Koninklijke Marine in de Tweede Wereldoorlog. Deel 1 Voorgeschiedenis en de

verichtingen in Nederland, de Europese wateren en het noordelijke deel van de Altlantische Oceaan tot het uitbreken van de oorlog in Azië (december 1941) (Leiden 1984) 124.

5

Bosscher, De Koninklijke Marine in de Tweede Wereldoorlog. Deel 1, 185-186. 6 Bosscher, De Koninklijke Marine in de Tweede Wereldoorlog. Deel 1, 111.

(5)

5 enorme uitdaging was. Het verder onderzoeken van deze elementen is zeker gerechtvaardigd. Op dit moment is er nauwelijks onderzoek dat inzicht geeft in de werkzaamheden van de Koninklijke Marine in deze periode en hoe de invulling van haar taken er in de praktijk uitzag.

Het is onmogelijk om niet in te gaan op het werk van Lou de Jong. Ook hij gaat in op de periode van september tot mei maar heeft daarin wel een andere focus. De aandacht van de Jong ligt veel meer op de economische aspecten van de tijd waarin Nederland zich tussen de strijdende partijen bevond. De effecten van de zeeblokkade van de geallieerden vanaf het begin van de Tweede

Wereldoorlog worden uitgebreid behandeld, waarna hij overgaat op de scheepsverliezen die door Nederland geleden worden.7 De Jong gaat meer na hoe goed Nederland op economisch gebied voorbereid was op een periode van lange neutraliteit en komt tot de conclusie dat Nederland op dit gebied geleerd had van de lessen uit de Eerste Wereldoorlog.8 Maar de Jong gaat niet in op de praktische aspecten van de handhaving van de neutraliteit door de verschillende Nederlandse krijgsonderdelen. Dit zou ook te veel worden en het toch al omvangrijke werk, maar er is nauwelijks dieper onderzoek gegaan naar deze periode. Dit onderzoek zal zich dan ook richten op de taken van de Koninklijke Marine en de uitvoering daarvan. Om een veel beter beeld te krijgen van de praktische problemen en uitdagingen van het handhaven van de Nederlandse neutraliteit op zee.

De taken van de Koninklijke Marine waren omschreven in het Algemeen Memorandum van de Marinestaf. Juist in 1939 is dit document aangepast en hebben er een aantal veranderingen in de taken van de marine plaatsgevonden. Dit document zal fungeren als kapstok voor dit onderzoek. Het Algemeen Memorandum omschreef drie taken voor de Koninklijke Marine en deze zullen in de verschillende hoofdstukken omschreven en bestudeerd worden om een zo goed mogelijk beeld te krijgen van deze taken. Het eerste hoofdstuk zal zich richten op de taak van de neutraliteitshandhaving van de Nederlandse territoriale wateren. Het eerste wat hierin aan de orde moet komen is de

gewapende neutraliteit van Nederland. Neutraliteit is een begrip dat op meerdere manier

geïnterpreteerd en uitgevoerd kan worden. Het is van belang om de verschillende aspecten hiervan naar voren te brengen om beter uit te kunnen leggen waarom de Nederlandse neutraliteit ingewikkeld was om te handhaven. Hierna ga ik in op de het al hierboven genoemde memorandum van de Marine. Dit document dat in 1939 werd uitgebracht voerde een aantal belangrijke wijzigingen door in wat de belangrijkste taken waren voor de Koninklijke Marine. Hoe paste dit document in de voorbereidingen die door de Nederlandse Marine in gang waren gezet? Vervolgens zal in dit hoofdstuk aandacht besteed worden aan het beschikbare materieel voor de taken van de Marine in Europa. Om een beeld te krijgen van de krachtsverhoudingen binnen Europa en de mogelijkheden of beperkingen waarbinnen de marine haar taken moest uitvoeren. Als laatste wordt ingegaan op het beleid als het ging om

schendingen van de Nederlandse neutraliteit en hoe daarmee is omgegaan in de periode september 39 tot en met mei 40.

7

Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden Deel 2, 166-186. 8 Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden Deel 2, 186.

(6)

6 Het tweede hoofdstuk gaat in op een andere taak van de Koninklijke Marine namelijk, de bescherming van de Nederlandse kust tegen aanvallen van de vijand. Hierin zal naar voren komen wat de taken waren van de marine in het geval zij betrokken werd in een actieve oorlog. Wat voor

verdedigende taken had de marine binnen Europa en met name binnen het Nederlandse grondgebied? Daarna volgt er een overzicht van de bevelstructuur van de Koninklijke Marine. Deze opereerde voor een gedeelte namelijk geheel zelfstandig van de Opperbevelhebber van de Land- en Zeemacht. Tijdens de periode september 39 t/m mei 40 werd een deel van de marine direct onder het commando van de chef marinestaf, in de nieuwe functie van Bevelhebber van de Zeestrijdkrachten, geplaatst. De marine ging in deze periode steeds onafhankelijker opereren wat niet zonder gevolgen was. Als laatste zal in dit hoofdstuk gekeken worden naar de voorbereidingen die de Koninklijke Marine trof in haar contacten met Groot-Brittannië tijdens de Phoney War. Zonder dat de regering hiervan op de hoogte was werden al voorzichtig voorbereidingen getroffen voor het geval Nederland als bondgenoot van de geallieerden zou opereren.

Het laatste hoofdstuk van dit onderzoek gaat in op wat de belangrijkste taak was voor de Marine, het openhouden de toegang tot zee voor Nederlandse schepen. In het memorandum van 1939 werd dit naar voren geschoven als de belangrijkste taak voor de Koninklijke Marine, wat niet gek is. Nederland was als handelsnatie afhankelijk van een onbeperkte toegang tot de zee. Ook voor het contact met de overzeese gebieden. In dit hoofdstuk ga ik eerst in op de verschillende voorbereidingen die werden getroffen door de marine om de Nederlandse handel zo veel mogelijk te beschermen. Hierin zullen verschillende opties voorbij komen. Van het bijhouden en dirigeren van de koopvaardijschepen tot de gedachte om de koopvaardij te bewapenen. Hierna zullen de verschillende bedreigingen voor de Nederlandse handel aan de orde komen, de geallieerde blokkade van Duitsland die inhield dat

Nederlandse schepen ook gecontroleerd en mogelijk in beslag genomen zouden worden. En vanuit de Duitse marine was er de dreiging van onderzeeboten, en voornamelijk de mijnen die door Duitsers uitgezet werden maakten de Europese wateren zeer gevaarlijk.

Het volgende punt waar dit hoofdstuk dan ook op ingaat is de manier waarop de Koninklijke Marine probeerde om de koopvaardij voor te bereiden op de dreigende oorlogssituatie. De cursus handelsbescherming werd ontwikkeld en aangeboden aan de Nederlandse koopvaardij. Om de koopvaardijvloot te trainen in bijvoorbeeld het varen in konvooien maar ook andere manieren om het gevaar voor de vloot in oorlogstijd te beperken. Als laatste gaat dit hoofdstuk in op wat er in de

praktijk gebeurde op het moment dat de oorlog tussen de geallieerden en Duitsland begon. Hoe zag het openhouden van de zeewegen eruit? Hoe proactief was de marine hierin en wat waren de

beweegredenen hiervoor?

De taken van de Koninklijke Marine in tijden van de Phoney War verdienen een uitgebreider historisch onderzoek. Te veel werk dat bestaat gaat alleen over de besluitvorming en de algemene situatie van de marine. Het algemene beeld van de Nederlandse krijgsmacht in de Tweede

(7)

7 dagen verslagen, maar het is juist interessant om te zien op wat voor manier de Koninklijke Marine zich aan het voorbereiden was op een eventuele oorlog. Daarnaast is dit ook een periode waarin de Koninklijke Marine zich sterk aan het profileren is en een grotere rol opeiste, een rol die het moeilijk zou kunnen vervullen.

(8)

8

Het bewaken van de neutraliteit

Neutraal blijven in het geval van een Europese oorlog was de kern van het buitenlandsbeleid van de Nederlandse regering gedurende het grootste deel van de 19e en 20ste eeuw. Na het verlies van België in 1830 was er geen behoefte meer voor Nederland om zich nog in een groot conflict te mengen. De reden hiervoor was simpel, er was weinig te winnen en zeer veel te verliezen. Elke oorlog waarin Nederland betrokken zou raken kon als consequentie hebben dat ze haar koloniale rijk zou verliezen. Dit moest kost wat kost voorkomen worden. Aangezien Nederland allang niet meer tot de grote machten in Europa behoorde en militair totaal niet instaat was om andere machten af te schrikken, was oorlog geen optie meer. Het enige alternatief was overgaan op een beleid van strikte neutraliteit. Dit was makkelijker gezegd dan gedaan. Er bestaan verschillende manieren waarop landen neutraal kunnen zijn. De verschillen zijn belangrijk in de manier waarop de neutraliteit in de praktijk tot uitvoering werd gebracht zowel nationaal als internationaal. Zo is er de opgelegde of ook wel de gegarandeerde neutraliteit. Deze vorm houdt in dat een grotere militaire macht garandeert dat een land onafhankelijk blijft. Een aanval op dit land betekent automatisch dat deze macht te hulp zal schieten en de oorlog verklaard aan het land dat de neutraliteit schendt. Een voorbeeld is de Belgische neutraliteit die gegarandeerd werd door Groot-Brittannië en die ervoor zorgde dat zij betrokken raakte bij de Eerste Wereldoorlog na de Duitse inval van België.

Dit was voor Nederland niet het geval, de neutraliteit werd niet door een ander land gegarandeerd. Echter zouden de grootmachten in Europa en zeker Groot-Brittannië nooit zomaar accepteren dat Nederland door een andere mogendheid zoals Duitsland of Frankrijk bezet of ingelijfd zou worden maar, opgelegd of uitgesproken werd deze neutraliteit niet. De Nederlandse neutraliteit was ook anders dan de Zwitserse. De Zwitserse neutraliteit ligt verankerd in haar grondwet en is internationaal erkend. De Nederlandse neutraliteit daarentegen was regeringsbeleid die door

verschillende Nederlandse regeringen werd voortgezet over bijna tweehonderd jaar. Dit beleid werd echter nooit verankerd in de Nederlandse grondwet.

Het Nederlandse beleid ten aanzien van neutraliteit was die van een gewapende

neutraliteit. Deze vorm had als doel om een potentiele vijand af te schrikken en een gevecht zolang mogelijk vol te houden dat de vijand van de aanvaller Nederland te hulp kon schieten. Dat betekende voor Nederland dat het over een redelijk sterke krijgsmacht moest beschikken om de eigen

neutraliteit te handhaven. De neutraliteit was niet internationaal erkend zoals bij Zwitserland, of gegarandeerd zoals in het geval van België. Voor Nederland zou er niet direct een andere

mogendheid opstaan om haar te helpen of te beschermen.9 Een eigen leger was daarom noodzakelijk en moest in zekere zin ook afschrikken. Dus ondanks dat Nederland lang een beleid van neutraliteit voerde, was een sterke krijgsmacht en marine van levensbelang om de neutraliteit geloofwaardig te

9

S. Kruizinga, W. Klinkert en P. Moyes, ‘The Netherlands’, 1914-1918 Online: International Encyclopidia of

(9)

9 kunnen handhaven. Geloofwaardig genoeg dat Nederland een paar weken of maanden aan strijd kon volhouden. Binnen deze weken of maanden was het noodzakelijk dat hulp zou arriveren om

Nederland te ondersteunen en terug te kunnen vechten.

Voor de Koninklijke Marine betekende de politiek van neutraliteit dat de hoogtijdagen van haar bestaan achter haar lagen. Er lagen geen grote zeeslagen meer in het verschiet. Misschien nog beperkt in Nederlands-Indië maar succes daar zou heel erg afhangen van Britse hulp en niet van eigen kracht. Voor de Koninklijke Marine was haar de rol teruggebracht tot kustbewaking. Ervoor zorgen dat geen vreemde mogendheid een aanval vanuit zee op Nederlands grondgebied uitvoerde in Nederland zelf en het koloniale rijk. Een taak die voor de nazaten van grote zeehelden uit het

verleden toch wel enigszins vernederend was. Maar aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog bracht een nieuwe versie van het Algemeen Memorandum voor den Marinestaf verandering in de taken voor de marine.

Algemeen Memorandum voor den Marinestaf

De rol van de Koninklijke Marine in de Europese wateren was al geruime tijd van beperkte betekenis. Deze rol kwam voort uit de Vestingwet van 1874, hierin werd de rol van de marine in Europese wateren beperkt tot het ondersteunen van de verdediging op het land. De taak van de Koninklijke Marine werd hiermee beperkt tot het verdedigen van de zeegaten richting de belangrijke havens en de kust. Dit zou voor het grootste deel de taakomschrijving blijven voor de marine t/m 1939. Anders was de situatie voor de Koninklijke Marine in Nederlands-Indië, vanwege de grote van de archipel was de marine de belangrijkste speler in de bescherming van de kolonie. Dit hield in dat de marine in Nederlands-Indië over een veel grotere en sterkere vloot beschikte en dat deze bedoeld was om een mogelijke vijand op te sporen en om aanvallen op de archipel te kunnen weerstaan. In Europa zou de marine alleen over de hoogst nodige schepen beschikken die geschikt waren voor ondersteunende taken, niet voor grote gevechten op volle zee.10

In de periode van 1939 veranderde de taakstelling drastisch voor de Koninklijke Marine in Europa. In het document Algemeen Memorandum voor den Marinestaf werden de actuele

dreigingen en oorlogstaken voor de Koninklijke Marine bijgewerkt. De vorige versie hiervan stamde uit 1926. Het memorandum zoals hierboven al aangegeven was een weergave van verschillende oorlogsscenario’s waarin Nederland betrokken zou kunnen raken. Voor elk van deze scenario’s waren in het memorandum handelswijzen uitgewerkt voor de marine. Deze hadden alleen betrekking op de situatie in Europa. Voor de Koninklijke Marine in Nederlands-Indië was een ander

memorandum van toepassing. Naast de verschillende scenario’s werden in het memorandum de belangrijkste taken van de marine opnieuw gerangschikt.11

De taken zoals deze werden omschreven door het memorandum waren als volgt; als

10 Bosscher, De Koninklijke Marine in de Tweede Wereldoorlog. Deel 1, 32-33en 38-39. 11

(10)

10 eerste en van het grootste belang, was het openhouden van de zeewegen voor de koopvaardijvloot van en naar Nederland. Daarna het beletten of belemmeren van de zeewegen voor een mogelijke vijand. Als laatste het op bepaalde punten steunen van de landstrijdkrachten bij de verdediging van het zeefront.12 In de vorige versie van dit document uit 1926 was het laatst genoemde punt nog de belangrijkste taak voor de Koninklijke Marine. In plaats daarvan werd het beschermen van de zeewegen en daarmee de handelsbelangen van Nederland verheven tot de belangrijkste taak. Het gaat hier om een belangrijke wijziging die een belangrijk gevolg had voor de manier waarop de Koninklijke Marine kon opereren in Europa. Door het behouden van de toegang tot zee belangrijker te maken dan het ondersteunen van de landstrijdkrachten, kwam de marine operationeel veel meer op eigen benen te staan in Europa. Waar voorheen de marine alleen nog de verdediging op land moest ondersteunen kon het nu bijna letterlijk de Nederlandse kust achter zich laten en ook in Europa overgaan tot operaties op volle zee. Een volledige ommezwaai in de taak van de marine in de tientallen jaren hiervoor. Het zorgde ervoor dat de Koninklijke Marine zelfstandig ging opereren en grote delen niet meer onder het commando zouden komen van de Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht. Een beweging van meer onafhankelijk opereren die de leiding van de marine gedurende deze periode tekent.13 Deze beweging is ook verklaarbaar binnen de algehele strategie van de Nederlandse krijgsmacht. In het geval van een oorlog in Europa, waarbij Nederland betrokken zou raken, was de strategie het verdedigen van de Vesting Holland en volhouden tot er hulp vanuit Frankrijk of Groot-Brittannië zou komen. Al werd het niet hardop gezegd, maar de grote dreiging kwam toch echt voornamelijk vanuit Nazi-Duitsland. Om vol te houden was het dus ook nodig dat de marine in staat was om de toegang tot Vesting Holland open te houden.14

Het memorandum gaf een overzicht van de verschillende oorlogsscenario’s weer waarin Nederland verzeild kon raken. Elk scenario waarmee rekening werd gehouden in het memorandum had gevolgen voor wat de belangrijkste taken en doelen waren voor de marine. Er waren in totaal zes verschillende scenario’s uitgewerkt;

- Zo was er een Europese oorlog waarbij Nederland betrokken was en een bondgenoot de heerschappij heeft op zee.

- Daarnaast een Europese oorlog waarin de vijand beschikte over de heerschappij op zee.

- Een aanval op het Nederlandse grondgebied in Nederlands-Indië of een gewapend conflict in Oost Azië waarbij Nederland betrokken was.

- Dan was er nog een gewapend conflict in zowel Europa als Oost-Azië waarbij Nederland betrokken was.

- Een gewapend conflict in Oost-Azië waarbij Nederland niet betrokken was.

12

Nationaal Archief, Den Haag, Marinestaf, nummer toegang 2.12.18, inventarisnummer 183, Algemeen memorandum voor den Marinestaf, 06-07-1939.

13

Steenwijk marinebeleid 26. 14

(11)

11 - En als laatste een gewapend conflict in Europa waarbij Nederland niet betrokken was.15 Dit laatste scenario zal ik meer uitlichten aangezien dit het scenario is dat van toepassing is voor de periode van de Phoney War en dit het enige scenario is wat echt in werking is getreden voor Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog. Aangezien het nooit voorzien was dat Nederland in een oorlogssituatie zo snel zou capituleren en met een bezet Nederland was als helemaal geen rekening gehouden.

Op het moment dat er een gewapend conflict uit zou breken in Europa waarin Nederland niet betrokken was, zouden er gelijk een aantal maatregelen in werking treden. Zo werd de

koopvaardijvloot onder het gezag geplaatst van de chef van het Hoofdbureau Zeeverkeer, die de Nederlandse koopvaardij schepen van aanwijzingen en instructies zou voorzien. Dit om op deze manier het aantal slachtoffers en het verlies van schepen te beperken. Daarnaast werden de

standplaatsen en bewegingen van Nederlandse koopvaardijschepen van dag tot dag bijgehouden. Op dat moment werden ook de zeegaten richting het vaste land, dus voornamelijk binnen de

Waddeneilanden, afgesloten. Echter niet allemaal want er bleven een paar zeegaten open waar een bewakingsdienst werd ingesteld. Ook werden er mijnenvelden geplaatst op strategische punten in de Noordzee en Waddenzee. Er werden verkenningen ingesteld langs de Nederlandse kust om schepen te lokaliseren die zonder toestemming de Nederlandse territoriale wateren binnen voeren . Daarnaast traden nog meer maatregelen in werking.16 Deze hadden allemaal als doel om Nederland buiten de oorlog te houden, voor te bereiden op een eventuele aanval en de toegang van Nederland tot zee veilig te stellen.

Omvang en staat van de Koninklijke Marine

Om al deze taken uit te kunnen voeren en te kunnen beoordelen hoe groot de taak was voor de Koninklijke Marine, is het belangrijk om te weten over hoeveel materieel zij beschikte en in wat voor staat deze verkeerde. Dat Nederland in deze tijd niet meer over de grootste en sterkste vloot beschikte is vrij duidelijk, zeker in vergelijking met de grootmachten in Europa. Voor de marine ging het voornamelijk om haar omvang in vergelijking met Groot-Brittannië als grootste marine ter wereld, Duitsland en Japan als grootste bedreiging voor de Koninklijke Marine.17 Maar om te kunnen beoordelen hoe ingewikkeld en groot de taken waren waarvoor de Koninklijke Marine

verantwoordelijk was, is het belangrijk om de omvang en de kwaliteit van de marine te vergelijken met de omringende grootmachten in Europa en de wereld. Het is hierbij wel van belang dat ik alleen rekening hou met het materieel dat beschikbaar was voor de uitvoering van de taken in Europa en niet de totale omvang van de vloot, die als voornaamste taak had het koninkrijk in Nederlands-Indië te verdedigen, waar toch het zwaartepunt en bestaansrecht lag van de marine. De maritieme dreiging van Duitsland was voor Nederland gering. Gezien de ligging van Nederland tegenover Duitsland en

15

NA 2.12.18/183, Algemeen Memorandum 06-07-1939. 16

NA 2.12.18/183, Algemeen Memorandum 06-07-1939.

(12)

12 het gemak waarmee zij Nederland over land binnen zou kunnen vallen. Vandaar dat het merendeel van het materieel van de Koninklijke Marine zich altijd in Nederlands-Indië bevond als afschrikking tegenover voornamelijk Japan. Alleen al de geografische ligging en omvang van Indië maakte de aanwezigheid van een sterke marine noodzakelijk voor de verdediging van de kolonie. 18

Hoe groot was de Koninklijke Marine aan het begin van de Tweede Wereldoorlog? In vergelijking met de echt maritieme grootmachten Groot-Brittannië, de Verenigde Staten en Japan stelde de Koninklijke Marine natuurlijk niets voor. Nederland zou nooit het geld en de industriële capaciteit hebben om een vloot van deze omvang met slag- en vliegkampschepen in tientallen aan te schaffen en te onderhouden. Daarnaast was de totale omvang van de vloot bij deze landen vele malen groter en liep die in de honderden schepen. Ook landen als Duitsland, Italië, Frankrijk en de Sovjet Unie beschikten over een veel grotere macht op zee dan Nederland. Dit betekende echter niet dat de Koninklijke Marine helemaal niets voorstelde. Internationaal werd zij beschouwd als een ‘secondary power’ wat inhield dat het wel een marine was met enige omvang en slagkracht, maar nooit van dusdanige sterkte dat het echt een bedreiging kon zijn voor de grotere marines in de wereld.19 De Koninklijke Marine was simpelweg te klein om een echte rol van betekenis te spelen in de wereld. Dat wordt al snel duidelijk als je de aantallen schepen tegen elkaar gaat afzetten. Zo beschikte Nederland in totaal over maar vier lichte kruisers. Kruisers waren de werkpaarden van elke marine. Het verschil tussen licht en zwaar had voornamelijk te maken met de grote van de kanonnen. Bij lichte kruisers gaat het dan om een 150 mm geschut, voor zware kruisers ging het om 203 mm. De vier lichte kruisers van de Koninklijke Marine vallen in het niets, als de aantallen vergeleken worden met bijvoorbeeld de Royal Navy. Zij beschikten over een gigantisch aantal van dit soort schepen, namelijk achtenveertig. Meer dan elke andere marine in de wereld in 1939. In vergelijking met Duitsland valt het aantal kruisers van Nederland mee. Duitsland beschikte in 1939 maar over zes lichte kruisers. Maar hierbij moet wel vermeldt worden dat Duitsland wel nog de beschikking had over zwaarder materieel zoals slagschepen, slagkruisers en zware kruisers. Hier kon Nederland niet over beschikken. Daarnaast hoefde Duitsland bijvoorbeeld zijn capaciteit niet te verdelen over de wereld om bijvoorbeeld koloniaal gebied te verdedigen, wat voor Nederland en Groot-Brittannië wel van belang was. Dit betekende dat Duitsland effectief in Europa een groter aantal kruisers op de been kon brengen dan Nederland. 20

Bij andere belangrijke scheepstypes zoals torpedobootjagers is het verschil wel al gelijk heel groot met de echte maritieme grootmachten. De Koninklijke Marine had maar de beschikking over acht van dit type schepen. Het verschil is groot als alleen al wordt gekeken naar de Duitse marine. Deze had in 1939 eenentwintig van dit type schepen tot haar beschikking, het kleinste aantal van alle grootmachten. De acht van Nederland vallen in het niets bij de aantallen van

18

Bosscher, De Koninklijke Marine in de Tweede Wereldoorlog. Deel 1, 174. 19 Bosscher, De Koninklijke Marine in de Tweede Wereldoorlog. Deel 1, 149. 20

(13)

13 Brittannië en de Verenigde Staten, die respectievelijk 183 en 214 torpedobootjagers hadden voor hun marines. Juist dit type schepen dat gebruikt werd voor bijvoorbeeld het beveiligen van konvooien over zee21 was voor de koninklijke Marine maar in zeer kleine aantallen beschikbaar. Zoals al eerder vermeldt was een flink deel van deze schepen bestemd voor Nederlands-Indië wat betekende dat voor de Europese wateren vrij weinig van deze schepen over zou blijven. Waar de Nederlandse marine zich in onderscheidde was een onderzeebootvloot van een redelijke omvang. Deze was bijna de helft van de omvang van de onderzeebootvloot van Groot-Brittannië en Duitsland. Die beschikten beiden over zevenenvijftig onderzeeboten, Nederland had er drieëntwintig tot haar beschikking.22 Deze onderzeeboten waren ook nog eens van een goede kwaliteit. Het is ook niet vreemd om te stellen dat Nederland op het gebied van onderzeeboten zeker een voorsprong had op technisch gebied. Het verdrag van Versailles had Duitsland verboden om nog een marine te hebben met meer taken dan alleen die van een kustwacht. Duitse scheepsbouwers, in een poging om kennis te behouden, zetten daarom in de jaren twintig in Nederland de mantelorganisatie Ingenieurskantoor voor Scheepsbouw op. In ruil voor het opereren in Nederland kreeg de Koninklijke Marine operationele kennis en samenwerking op het gebied van ontwerpen van oorlogsschepen en van tactieken. Dit samen zorgde ervoor dat Nederland kon voorlopen op het gebied van tactiek en materieel in haar onderzeebootvloot. Zo was de snorkel een uitvinding waarmee de Nederlandse Marine voorliep op alle andere grote marines.23

De kwaliteit van de schepen was sowieso hoog binnen de Koninklijke Marine zeker als het ging om de nieuwere schepen. Net als met de onderzeeboten zaten in meer schepen veel Duitse ontwerpinvloeden. Zo waren de kruisers Java en Sumatra gemaakt naar ontwerpen die afkomstig waren van de Duitse werf en scheepsbouwer Germania. De invloeden binnen de Koninklijke Marine kwamen niet alleen uit Duitsland. Als het ging om de verschillende soorten scheepsgeschut was Nederland altijd afhankelijk van verschillende producenten, omdat Nederland zelf niet of nauwelijks over een wapenindustrie beschikte die aan dit soort orders kon voldoen.24 Een voordeel hiervan was dat de Koninklijke Marine kon zoeken naar het beste materieel en niet afhankelijk was van de Nederlandse wapenindustrie. Zo was de Koninklijke Marine vrij om haar materieel uit verschillende landen te bestellen. Zo konden de schepen uitgerust worden met het beste luchtafweergeschut dat beschikbaar was vanuit Zweden, torpedo’s uit Noorwegen en Italië, mijnen uit Groot-Brittannië en kwam veel van het geschut voor de schepen uit Duitsland. Dit maakte het mogelijk dat er zo goedkoop mogelijk besteld kon worden en Nederland toch haar schepen goed kon uitrusten.25 Maar in het geval van een Europese oorlog waarin Nederland betrokken zou raken komt toch wel de vraag naar boven hoe de Koninklijke Marine materieel zou vervangen. Het is nu eenmaal zo dat in een

21

G. J. A. Raven, De kroon op het anker. 175 jaar Koninklijke Marine (Amsterdam 1988), 89. 22

Bosscher, De Koninklijke Marine in de Tweede Wereldoorlog. Deel 1, 329-330. 23 Anten, Navalisme nekt onderzeeboot, 690.

24

Bosscher, De Koninklijke Marine in de Tweede Wereldoorlog. Deel 1, 149. 25

(14)

14 oorlog waarin de Koninklijke Marine actief mee zou vechten er dingen kapot of verloren zouden gaan. Met een oorlog binnen Europa is de kans aanwezig dat, of een van de landen waarvoor je afhankelijk bent voor onderdelen of nieuw materieel je vijand is geworden, of dat deze niet meer in staat is om te leveren omdat het land zelf al het materieel dat er beschikbaar is nodig heeft. Dit maakte dat de Koninklijke Marine in een oorlog enigszins kwetsbaar was als deze langere tijd zou duren. Hoe zou het materieel dan onderhouden en vervangen worden? De Koninklijke Marine beschikte dus wel over goed materieel en een relatief grote vloot, maar qua aantallen zou het nooit genoeg zijn om compleet zelfstandig in een oorlog te opereren. Een groot gedeelte van de vloot lag nog op stapel om afgebouwd, of gebouwd te worden. Eigenlijk kwam de oorlog voor Nederland te vroeg wat ervoor zorgde dat er ook nog een flink gedeelte aan oud materieel was dat gebruikt moest worden om aan de taakstellingen te kunnen voldoen. En dat terwijl nog niet alle schepen helemaal operationeel waren. 26 Niet alleen in materieel ook qua personeel waren er nog flink wat obstakels om voldoende getrainde bemanningsleden te verkrijgen voor de schepen in aanbouw en de schepen die gemobiliseerd zouden worden vanuit de burgervloot. Het grootste probleem zat in de beschikking van voldoende kader personeel. Om dit op te lossen werden de opleidingen die eerder waren

stopgezet hervat. Om het de nieuwe aanwas op te leiden werd gepensioneerd marinepersoneel terug gevraagd om de opleiding te verzorgen. Het grootste gedeelte van het personeel van de marine bestond uit beroepsmatrozen, alleen voor specialistische functies en bij het kader was sprake van tekorten.27 In het geval van oorlog was dit verre van ideaal, maar Nederland zou in een oorlog altijd afhankelijk zijn van hulp van buitenaf. Nederland was zeker niet compleet hulpeloos al zou het uitvoeren van haar taken een grote opgave worden.28

De Duitse aanval op Polen op 1 september 1939 en de daaropvolgende oorlogsverklaring van Groot-Brittannië en Frankrijk betekende het begin van de Tweede Wereldoorlog. Nederland en de Koninklijke Marine zaten daarmee midden in een Europese oorlog waarin zij niet actief betrokken waren. Daarmee werd de taak van het bewaren van de Nederlandse neutraliteit een stuk gevaarlijker en van groot belang. De Tweede Wereldoorlog verliep op land vrij rustig. Na de succesvolle invasie van Polen zou pas in april en mei van 1940 het oorlogsgeweld zich naar West-Europa verplaatsen. Maar op de Noordzee en de Atlantische oceaan was de oorlog wel al in alle hevigheid losgebarsten. Al op 3 september werd een Brits stoomschip tot zinken gebracht door een Duitse U-boot. Twee weken later verloren de Britten een vliegdekschip door een U-boot aanval. Er was op zee absoluut geen spraken van een Phoney War. De oorlog op zee was direct volledig losgebarsten en juist in de eerste maanden van de oorlog was de Duitse duikbootvloot zeer succesvol.29 Voor de marine de taak om de oorlog zo veel mogelijk buiten de Nederlandse wateren te houden.

26 Steenwijk, Het marinebeleid, 24. 27

Bosscher, De Koninklijke Marine in de Tweede Wereldoorlog. Deel 1, 173 en 194. 28 Steenwijk, Het marinebeleid, 24.

29

(15)

15

Het handhaven van de neutraliteit

In augustus 1939 was door de toenemende spanningen in Europa Nederland al begonnen met het mobiliseren van haar strijdkrachten. Qua personeel bestond de Koninklijke Marine

voornamelijk uit beroepsmatrozen. Maar de staat van het materieel was verre van ideaal. Er was een flink tekort aan geschikte oorlogsschepen om aan alle taken te kunnen voldoen. Daarom werd een groot aantal civiele schepen gevorderd, voornamelijk sleepboten en visserstrawlers. De bemanning van deze schepen werd ook ingelijfd bij de Koninklijke Marine en aangevuld met officieren en ander marinepersoneel, afhankelijk van de taak die vervuld moest worden.30 Met het uitbreken van de gevechten traden er gelijk een aantal maatregelen in werking. In navolging van het memorandum werd er direct een bewakingsdienst ingesteld. Deze moest de territoriale wateren van Nederland bewaken, een gebied tot drie zeemijl uit de kust. Dit gebied was verboden toegang voor alle

strijdende partijen. Voor koopvaardij- en gewapende koopvaardijschepen was wel een uitzondering zolang het geschut dat op deze schepen geïnstalleerd was, niet groter was dan een kaliber van 16 cm.31 De bewakingsdienst zelf werd vaak uitgevoerd door de gevorderde schepen en niet door echte jagers of mijnenvegers. De marine beschikte simpelweg over te weinig schepen om deze voor alle taken in te kunnen zetten. De bewakingsdienst was er om binnendringen van het Nederlandse grondgebied te signaleren en daarna indien dat noodzakelijk was echte oorlogsschepen verder tot actie over te laten gaan. Het is belangrijk om te realiseren dat Nederland absoluut niet betrokken wilde raken in de oorlog. Vanuit die gedachte is het logisch dat in eerste instantie de gemilitariseerde trawlers en sleepboten de controle en het contact met binnendringende oorlogsschepen aangingen, want dit maakte de kans op een escalatie kleiner. Met het uitbreken van de oorlog was direct het bevel uitgegaan naar de marinecommandanten van de bewakingsdienst om te beginnen met de patrouillevaart rond de drie mijlsgrens vanaf de Zeeuwse Kust tot en met de Waddeneilanden. Vreemde oorlogsbodems die geen gehoor gaven aan de instructies van de bewakingsdienst mochten beschoten worden. Hetzelfde gold voor de vliegtuigen van de oorlogvoerende landen die zich binnen deze zone begaven.32 Nu is het wel de vraag waarmee vijandige oorlogsbodems aangevallen moesten worden. Het is niet heel realistisch dat de schepen van de bewakingsdienst dit zelf zouden kunnen, aangezien deze nauwelijks over bewapening beschikten om succesvol aan te kunnen vallen, laat staan om een gevecht met een oorlogschip te overleven. Daarvoor waren eigenlijk alleen enkele jagers en de kruiser Sumatra beschikbaar als geloofwaardige afschrikking. Dit stond echter nooit in verhouding tot wat de Duitsers, Fransen en Britten daar aan schepen tegenover konden stellen. Maar ondanks dit gegeven moest de bewakingsdienst nog wel proberen om zoveel mogelijk de oorlog buiten de Nederlandse wateren te houden. Dit betekende dat vanaf zonsopkomst tot en met

30

Bosscher, De Koninklijke Marine in de Tweede Wereldoorlog. Deel 1, 177. 31

Steenwijk, Het marinebeleid, 39.

32

Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Marine: Koninklijke Marine in de Tweede Wereldoorlog, (1936-) 1940-1945 (-1955(1936-), nummer toegang 2.12.27, inventarisnummer 176, operatiebevel NO 10, 19-11-1939 . .

(16)

16 zonsondergang een patrouillevaart gehouden moest worden langs de kust. Deze werden afgewisseld met verschillende schepen in verschillende sectoren. De afwisseling was op de volgende manier ingedeeld, een dag varen gevolgd door een dag rust. Na zeven dagen was het de beurt van een bewakingsvaartuig om een nacht wacht te liggen voor één van de nog openstaande zeegaten richting de Nederlandse havens.33 Alleen overdag werd er actief gepatrouilleerd, wat logisch is omdat in de nacht varen veel te gevaarlijk zou zijn. Niet alleen het daadwerkelijk spotten van binnendringende schepen zou bijzonder lastig zijn, ook de kans om door een van de strijdende partijen gezien te worden als een vijandelijk schip was in de nacht aanzienlijk groter, aangezien de onderscheidende kenmerken in de nacht logischerwijs minder goed zichtbaar waren. Gekoppeld aan het gevaar van mijnen die overal langs de kust lagen was het niet verantwoord om in de nacht actief de

bewakingsdienst uit te voeren.

De neutraliteit van Nederland is wel een aantal keer geschonden, waarin er bij een aantal gevallen zeker sprake is geweest van een vergissing. Voornamelijk als het ging om vliegtuigen die het Nederlandse grondgebied invlogen. De navigatie was nog lang niet zo ver ontwikkeld en

vliegtuigen die verdwaalden waren vrij normaal. Om een beeld te krijgen van wat voor schendingen er van de Nederlandse neutraliteit zijn geweest en hoe de Koninklijke Marine daarop reageerde, zal ik een aantal dagen uit het oorlogsdagboek van de chef van de Marinestaf en Bevelhebber der Zeestrijdkrachten Johannes Theodorus Furstner uitlichten. Op 13 september maakte een Duits watervliegtuig een gedwongen landing in de buurt van Ameland. Deze werd beschoten door een Nederlandse patrouille waarna er vanuit het vliegtuig teruggeschoten werd. Gedurende de rest van de avond werden er pogingen gedaan het vliegtuig te bergen. De vier Duitse vliegers werden naar de kust vervoerd om daarna onder bewaking naar Den Helder te worden gebracht. Naar mate de avond verstreek werd duidelijk dat het hier om een hospitaalvliegtuig ging, welke na een gevecht tussen Duitse en Engelse vliegtuigen voor de kust van Terschelling een poging deed om overlevenden op te pikken die door de Britse RAF neergeschoten waren. Binnen de marine speelde de vraag komt of de zij een poging moest doen om eventuele overlevende vliegers uit zee op te pikken. Er werden lichtkogels gezien die naar alle waarschijnlijkheid waren afgevuurd door de Duitse vliegers, maar er werd besloten om niet over te gaan tot een reddingsactie gezien de lage waterstand, invallende duisternis en de aanwezigheid van een Brits mijnenveld uit de kust. Na het incident werd er contact gelegd met de Duitse ministerie van Buitenlandse Zaken. Die volhield dat het incident met de beschietingen van het Duitse vliegtuig op het Nederlandse patrouillevliegtuig buiten de territoriale grens plaatsvond. Dit incident leverde echter geen grote gevolgen op voor de Nederlandse

neutraliteit en de relatie met Duitsland.34 Dit incident laat ook zien dat het handhaven van neutraliteit een ingewikkelde aangelegenheid is. Voor Nederland was het zaak om duidelijk te maken dat haar

33

Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Marine: Koninklijke Marine in de Tweede Wereldoorlog, (1936-) 1940-1945 (-1955(1936-), nummer toegang 2.12.27, inventarisnummer 176, operatiebevel NO. 4, 08-09-1939. 34

Nederlands Instituut voor Militaire Historie, Den Haag, Losse stukken, toegang 057, inv. nr. 3063, Oorlogsdagboek van Furstner, 13 september 1939.

(17)

17 grondgebied niet toegankelijk was voor elk van de strijdende partijen. Maar als het dan zover kwam dat een onderdeel van de krijgsmacht over moet gaan tot geweld en er in dit geval een Duits

vliegtuig werd neergehaald, werd er daarna alles aan gedaan om te zorgen voor de-escalatie. Om niet meegesleurd te worden in de oorlog. Wat ook duidelijk maakt hoe gevaarlijk het strikt en actief handhaven van de neutraliteit kan zijn.

Vliegtuigen bleven de grootste bron van neutraliteitsschendingen. Zo werd er op 6 oktober 1939 geschoten op een onbekend vliegtuig dat zich boven de Nederlandse wateren bevond. Maar niet alle signalen waren een daadwerkelijke schending van de neutraliteit. Op dezelfde dag werden er zes onbekende oorlogsschepen gesignaleerd die een eind uit de Nederlandse wateren voeren. Er werden vliegtuigen de lucht in gestuurd om deze in de gaten te houden, en er werden berichten gestuurd naar de bewakingsdienst om indien nodig marineschepen te laten uitvaren om de zes oorlogsschepen te onderscheppen en een schending van de neutraliteit te voorkomen.35 Nu was hier geen sprake van een echte dreiging, maar het is wel interessant om te bedenken wat Nederland had kunnen doen om ze te stoppen. Zes oorlogsschepen is al bijna meer dan wat de Koninklijke Marine zelf ter beschikking had aan echt zeewaardig oorlogsmaterieel in Europa. Het zijn ook nog schepen die Nederland mogelijk zelf heel hard nodig zou hebben. Mocht Nederland binnen gevallen worden, dan waren deze schepen heel hard nodig om de toevoer van materieel en manschappen naar Nederland veilig te stellen. De Koninklijke Marine kon absoluut niet riskeren dat deze schepen zomaar verloren zouden gaan. Wat ook blijkt uit het feit dat ze nauwelijks hun echte oorlogsbodems uitzenden naar potentiele schendingen van de Nederlandse neutraliteit.

De meeste incidenten gebeurden voornamelijk met Duitse schepen of vliegtuigen, wat niet zo gek is gezien de geringe afstand van de grote Duitse zeehavens tot de Nederlandse wateren. De Nederlandse kust bracht toch een mate van veiligheid. Op zes november voeren er twee Duitse oorlogsschepen langs Schiermonnikoog. Een Nederlands patrouillevliegtuig dat vlak langs deze schepen vloog probeerde doormiddel van seinen aan te geven dat de schepen moesten vertrekken. Echter leek het, aan de hand van afgevuurde rode lichtkogels, dat de schepen hier geen gehoor aan zouden of konden geven. Er werd daarna nog wel een bewakingsvoertuig vanuit Ameland gestuurd richting Schiermonnikoog, maar over de verdere afloop hiervan werd verder niets meer vermeld.36 Op 11 november werd besloten om de haven van Delftzijl af te sluiten voor scheepvaartverkeer na een incident met een Duits schip dat binnen de Nederlandse wateren voer maar dat weigerde om zich te laten controleren door de onderzoeksdienst. Dit besluit kwam voort uit de gedachte om eventuele escalaties te voorkomen. Er werd eerst diplomatiek contact gezocht om tot een oplossing te komen voordat de haven van Delfzijl weer opengesteld kon worden. Een uur later was alles blijkbaar weer geregeld en werd de haven weer geopend voor de scheepvaart, maar wel met de opmerking om extra

35

NIHM, Losse stukken, 057/3063, Oorlogsdagboek van Furstner, 18 oktober 1939. 36 NIHM, Losse stukken, 057/3063, Oorlogsdagboek van Furstner, 6 november 1939.

(18)

18 versperringen in de haven aan te leggen.37 Dat Nederland ook direct de haven van Delftzijl opgeeft past ook in de algehele strategie van Nederland. Bij een aanval op Nederlands grondgebied zouden toch bijna alle provincies opgegeven worden. De haven was dan ook militair en strategisch

nauwelijks van belang in het grotere geheel. Om deze dan tijdelijk af te sluiten was binnen deze gedachte een hele logische beslissing. Het was het niet waard om voor Delftzijl onnodig de spanningen op te drijven.

Wat duidelijk naar voren komt is dat in al het oorlogsgeweld een vergissing snel gemaakt is. Een schip van de Koninklijke Marine kon zomaar gezien worden als een vijandelijk schip door Duitsland, Groot-Brittannië of Frankrijk. De Koninklijke Marine kwam tijdens het uitvoeren van haar bewakingsdiensten ook onder vuur te liggen. Nu vielen er geen slachtoffers door vuur van de oorlogvoerende partijen maar het geeft wel aan hoe gevaarlijk en gespannen de situatie op de Noordzee was. Zo werd op 10 januari 1940 een vaartuig van de bewakingsdienst in de buurt van Scheveningen onder vuur genomen door een koopvaardijschip. Hierbij vielen geen slachtoffers en het is onduidelijk onder welke vlag het schip voer.38 Niet veel later gaat het nog een keer bijna fout als er op 6 maart bericht komt van het Franse marine detachement, dat Franse vliegtuigen bijna een aanval hadden uitgevoerd op de Nederlandse onderzeeboot O 21. Op het laatste moment werd door de Franse vliegers erkend dat het om een Nederlands schip ging en werd de aanval afgeblazen. Dezelfde dag nog werd er besloten dat onderzeeboten niet meer zonder begeleiding buiten de territoriale wateren mochten opereren.39 Dit was voor het inwinnen van informatie op zee een groot verlies, maar gezien het beperkte beschikbare materieel een zeer begrijpelijke beslissing. Het verlies van schepen op deze manier zou een ramp zijn voor de Koninklijke Marine. Op 14 april kwam de melding van een gevecht op de Noordzee dat zich richting Nederlands kustgebied verplaatste. De Sumatra, het enige schip van de Koninklijke Marine dat over echte vuurkracht beschikte, werd naar Terschelling gedirigeerd om daar samen met torpedoboten een eventuele verplaatsing van de gevechten naar Nederlandse wateren te voorkomen.40

Invasie van Noorwegen

Voor de Koninklijke Marine werd de situatie meer gespannen vanaf 9 april na de Duitse invasie en bezetting van Denemarken en Noorwegen. Zeker de Noorse invasie gaf reden tot grote zorgen. De reden voor de invasie van Noorwegen was het Duitse schip de Altmark dat door de Britse Royal Navy werd onderschept in Noorse wateren terwijl het Britse krijgsgevangenen richting

Duitsland probeerde te transporteren. Binnen de oorlogsregels die in de tijd golden mocht de Britse marine niet de controle uitvoeren op de Altmark binnen Noorse wateren. Het feit dat Noorwegen dit niet tegen had gehouden was de officiële reden voor Duitsland om over te gaan tot de invasie van

37

NIHM, Losse stukken, 057/3063, Oorlogsdagboek van Furstner, 11 november 1939. 38

NIHM, Losse stukken, 057/3063, Oorlogsdagboek van Furstner, 10 januari 1940. 39

NIHM, Losse stukken, 057/3063, Oorlogsdagboek van Furstner, 6 maart 1940. 40 NIHM, Losse stukken, 057/3063, Oorlogsdagboek van Furstner, 14 april 1940.

(19)

19 Noorwegen. Ten eerste werd het steeds duidelijker dat de neutraliteit steeds minder zeker werd door de Duitse bezetting van deze twee neutrale landen. Ten tweede was de manier waarop de invasie van Noorwegen plaatsvond verontrustend, namelijk door middel van troepen welke verstopt waren in koopvaardijschepen die in verschillende belangrijke Noorse havensteden aan land kwamen. Dit gebeurde zonder dat de Britse Marine, die de Noordzee moest controleren en beheersen, iets kon doen om dit tegen te houden. Een scenario als Noorwegen was voor de Nederlandse krijgsmacht de reden om nog alerter te worden, zo ook de Koninklijke Marine.41 Vanuit strategisch oogpunt was dit geen rare gedachte. Het innemen van de sluizen van IJmuiden zou het voor Nederland moeilijk maken de verdediging op land te organiseren. Aangezien het dan heel moeilijk tot onmogelijk zou worden om het land snel genoeg te laten inunderen. Waarmee de complete Nederlandse strategie voor haar verdediging in het water zou vallen.

Niet overal was de gedachte dat de Noorse invasie door Duitsland betekende dat de Nederlandse neutraliteit in gevaar was. In een inlichtingenrapport dat gemaakt was naar aanleiding van het ‘Altmark’ incident, de casus beli voor Duitsland om Noorwegen binnen te vallen, kwam tot een andere conclusie. Daarin stond dat de Nederlandse neutraliteit verschilde met de Noorse en dat in de handhaving daarvan grote verschillen waren. Dat verschil zat er volgens het rapport in dat oorlogsschepen per definitie verboden waren binnen de Nederlandse wateren. In het geval van de Altmark ging het om een gewapend koopvaardijschip dat ook wel als oorlogsschip opereerde. Binnen de Noorse neutraliteit was het wel mogelijk dat de Altmark zich via de Noorse wateren zou verplaatsen waarbij het niet gecontroleerd hoefde te worden, dit omdat het om een ‘staatschip’ ging en niet een officieel oorlogsschip. De Noren konden dus niet voorkomen dat het schip zich via Duitse wateren verplaatste en hadden juridisch geen enkele optie om over te gaan tot een inspectie van de Altmark. Binnen de Nederlandse wateren zou dit niet kunnen gebeuren. Nederland had binnen haar neutraliteit verklaring opgesteld dat gewapende koopvaardij of staatsschepen geen uitzondering vormde en zich daarmee binnen de Nederlandse wateren altijd zouden moeten

onderwerpen aan een controle.42 Wat volgt is een vrij bizarre analyse waarin helemaal op detail werd in gegaan over hoe de Koninklijke Marine op een dergelijk voorval zou reageren. Er volgde een juridische uitleg waarom Nederland wel een schip als de Altmark zou onderzoeken, met de conclusie dat als de Noren dit ook gedaan hadden de hele situatie daar anders afgelopen zou zijn. Die analyse zou op juridisch gebied helemaal kloppen maar ging voorbij aan de nieuwe realiteit, namelijk dat juridische afspraken neutrale landen niet meer konden beschermen. Noorwegen zou hoe dan ook bij de oorlog betrokken worden omdat Groot-Brittannië en Duitsland dat beide wilden. Was dit incident er niet geweest, dan zou er een andere reden zijn waarom het land in de Tweede Wereldoorlog gesleept zou worden. Het rapport kwam tot de conclusie dat Noorwegen bezweken was onder Duitse

41

Bosscher, De Koninklijke Marine in de Tweede Wereldoorlog. Deel 1, 196-197. 42

Nederlands Instituut voor Militaire Historie, Den Haag, Losse stukken, toegang 057, inv. nr. 1999, Algemeen inlichtingen bulletin samengesteld bij den marinestaf, 25-02-1940, 3-7.

(20)

20 druk om het schip binnen de Noorse wateren te laten varen en daarmee de neutraliteit richting Groot-Brittannië geschonden had. Voor de Britten was dit een gegronde reden voor een operatie in Noorse wateren om de Altmark te onderscheppen. De Britse actie was voor Duitsland de reden of het excuus om over te gaan tot de invasie van Noorwegen.43 Volgens het rapport kon er niets gebeuren zolang de neutraliteit strikt gehandhaafd werd. Niet iedereen was hier terecht gerust op. En het is ook raar dat deze conclusie naar voren komt omdat Nederland al geruime tijd over een goede

inlichtingenpositie beschikte binnen de Duitse inlichtingendienst. Deze waarschuwde Nederland meerdere keren voor de aanstaande Duitse invasie, alleen werd de Duitse invasie telkens uitgesteld.44 Ondanks deze informatie leek het erop dat binnen grote delen van de krijgsmacht en de Nederlandse politiek de gedachte leefde dat Nederland de dans zou ontspringen.

Conclusie

Met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in september 1939 was het van het grootste belang voor Nederland en de marine om buiten de oorlog te blijven. Voor de marine waren de uitdagingen groot. Ze beschikten dan wel over een vloot van een redelijke omvang maar deze zou altijd in het niet vallen in vergelijking met de echte grote mogendheden. Met het koloniale rijk, en dan vooral Nederlands-Indië dat ook nog verdedigd moest worden, was de situatie voor de marine verre van ideaal. De Koninklijke Marine zou hierdoor in Europa altijd over een beperkt aantal schepen beschikken om aan haar taken te voldoen. Zelfs met het vorderen van extra vissers-en sleepboten was de omvang van de marine in Europese wateren eigenlijk te klein voor alle taken waarvoor zij verantwoordelijk was. Wat toch het grote probleem was voor de Koninklijke Marine, en eigenlijk elke marine, is dat het altijd lang duurt voordat eventuele tekorten waren aangevuld. Een nieuw oorlogsschip is niet zo maar gebouwd en het gaat hier altijd om grote investeringen. Het was zaak voor de marine om te roeien met de riemen die zij had, terwijl de marine net had afgedwongen meer zelfstandig te opereren en een grote rol op zich te nemen in het geval van een oorlog of oorlogsdreiging. Met het nieuwe memorandum van de taken van de marine was zij eindelijk af van de status van veredelde kustwacht. De Koninklijke Marine zou nu actief optreden ook buiten de territoriale wateren om bijvoorbeeld de handel te beschermen. Probleem met het opnemen van extra verantwoordelijkheden en taken is dat je wel over het materieel moet beschikken om deze uit te voeren, want ook de kustverdediging en het bewaken van de neutraliteit moest nog steeds uitgevoerd worden. Om dit goed te kunnen doen was het alle zeilen bijzetten, want het bewaken van de

neutraliteit was al een taak waar de Koninklijke Marine haar handen vol aan had. De meerdere inbreuken die hebben plaatsgevonden laten zien dat dit zeker een taak was waarbij de oorlog letterlijk buiten de deur gehouden moest worden en daarin was de Koninklijke Marine best succesvol. De keren dat Nederlandse wateren werden binnengedrongen door voornamelijk

43

NIMH, Losse stukken, 057/1999, Algemeen inlichtingen bulletin samengesteld bij den marinestaf, 25-02-1940, 14-19.

(21)

21 vliegtuigen van de strijdende partijen werd er niet geschuwd om met geweld op te treden, zoals bijvoorbeeld het Duitse vliegtuig dat in de buurt van Ameland was neergehaald. Echter werd er daarbij wel gelijk via de diplomatieke kanalen alles aan gedaan om escalatie te voorkomen. Een ander voorbeeld van het vermijden van escalatie is het sluiten van de haven van Delftzijl voor scheepsverkeer na een incident met een Duits schip dat weigerde om gecontroleerd te worden. De situatie werd pas nijpender na de invasie van Noorwegen, waar duidelijk werd dat neutrale staten zomaar in het oorlogsgeweld meegezogen konden worden. Als gevolg daarvan was er in van april 1940 sprake van een zeer gespannen houding binnen de marine. Er werd veel alerter gereageerd op verdachte schepen en vliegtuigen die een inbreuk maakten op het Nederlandse grondgebied of een poging daartoe deden. De marine heeft ondanks de beperkte middelen waarover zij beschikte altijd daadkrachtig opgetreden waar dat kon, hoewel af te vragen valt in hoeverre zij echt weerstand had kunnen bieden bij een plotselinge aanval vanuit zee, gezien het grote krachtsverschil.

(22)

22

Het voorbereiden van de verdediging

Met het uitbreiden van haar verantwoordelijkheden tijdens de Phoney War was de Koninklijke Marine niet langer een veredelde kustwacht. Toch was het voorbereiden op een aanval of overval vanuit zee nog steeds een van de taken waarop zij zich moest voorbereiden. Deze voorbereiding bestond uit verschillende elementen. Daarom zal ik mij eerst richten op de taakstelling vanuit het Algemeen Memorandum en de bijlage daarvan over de voorbereiding tegen een strategische overval. Daarna zal ik de commandostructuur van de Koninklijke Marine behandelen. Hierin hebben

opmerkelijke veranderingen plaatsgevonden die door historici zijn weggewuifd, maar die zeker vragen oproepen en in het gedragspatroon van de marine passen. Vervolgens ga ik in op de

daadwerkelijke verdediging van Nederland en de maatregelen die na het uitbreken van de oorlog in september 1939 werden getroffen. Dit zal ik uitlichten door verschillende onderdelen van de verdediging te behandelen. Als eerste de havens, en dan voornamelijk de militaire havens, vanuit waar de marine opereerden, het belang van deze haven voor de verdediging van Nederland, en op welke manieren ze werden beveiligd. Als tweede volgen de mijnenvelden die een cruciaal onderdeel vormden van de verdediging, wat het onderhouden van deze velden inhield voor de schepen en het moreel van de bemanning. Aangezien dit in vredestijd de gevaarlijkste klus was binnen de marine ging dit zeker niet zonder de nodige verliezen. Vervolgens behandel ik de ondersteuning die de marine kon bieden aan de landmacht rond bepaalde strategische punten, zoals bijvoorbeeld de troepen die verantwoordelijk waren voor de verdediging van Zeeland en de problemen die hierin werden ondervonden met de invulling hiervan. Als laatste zal dit hoofdstuk ingaan op de contacten en de uitwisseling van informatie die plaatsvond met Groot-Brittannië. Ondanks dat er sprake was van een strikte neutraliteit was er binnen de Koninklijke Marine al ruim voor de Duitse inval sprake van contact met de Britse Royal Navy met het oog op samenwerking. Voor de Nederlandse

krijgsmacht was het duidelijk waar de voornaamste oorlogsdreinging vandaan kwam, namelijk vanuit Duitsland. Ondanks dat het zwaartepunt van een Duitse aanval vrijwel zeker over land zou plaatsvinden, was de voorbereiding voor een aanval vanuit zee nog steeds van groot belang. Een strategische overval zou desastreus kunnen uitpakken op de Nederlandse strategie voor haar verdediging.45

Opzetten van de verdediging

In het Algemeen Memorandum was de rol van kustverdediging nog steeds één van de taken die de Koninklijke Marine moest vervullen, al lijkt het dat dit voor de marine de minst belangrijkste rol was.46 Hier zijn een aantal mogelijke verklaringen voor te bedenken. Op het moment dat het Memorandum werd uitgebracht in 1939 was Nazi-Duitsland de enige echte serieuze

45

H. van Amersfoort en P. H. Kamphuis, Mei 1940. De strijd op Nederlands grondgebied (Den Haag 1990), 85. 46 NA 2.12.18/183, Algemeen Memorandum 06-07-1939.

(23)

23 bedreiging voor Nederland in Europa. Omdat Duitsland al in oorlog was met Groot-Brittannië, die op dat moment over één van de grootste marines ter wereld beschikte samen met Frankrijk, was het zeer onwaarschijnlijk dat Duitsland over zou gaan tot een aanval vanuit zee. Reden hiervoor was dat de kans buitengewoon klein was dat ze dit onopgemerkt zouden kunnen volbrengen, met daarbij het gevaar voor onderschepping door de Royal Navy gezien de korte afstand van de Britste kust tot Nederland. Een overval vanuit zee op Nederland was eigenlijk bijna ondenkbaar en toch liet de invasie van Noorwegen zien dat het niet geheel onmogelijk was. De opdrachten vanuit het Memorandum voor de kustverdediging waren betrekkelijk simpel. Zo werd de bekruisingsdienst ingesteld en werden de zeegaten richting de Nederlandse kust afgesloten. De bekruisingsdienst was verantwoordelijk voor de controle en de verdediging van deze zeegaten en de havens. Er werden rondom deze zeegaten meerdere mijnvelden geplaatst, voornamelijk rond strategische havens zoals bijvoorbeeld Den Helder, Hoek van Holland, IJmuiden en Vlissingen.47 Dit alles om de toegang tot de Nederlandse havens en wateren zoveel mogelijk te beperken en te controleren. Daarnaast werden de onderzeeboten die in Nederland gestationeerd waren naar strategische locaties gedirigeerd. Hun voornaamste taak was het uitvoeren van verkenningen rondom de Nederlandse wateren op potentieel vijandige schepen.48

De voorbereiding van de verdediging kan niet los worden gezien van de algehele militaire strategie van Nederland voor de Tweede Wereldoorlog. Zoals al eerder aangegeven was de strategie dat het veldleger zich langzaam zou terugtrekken naar de Vesting Holland Om vanuit deze positie stand te houden. Te verwachten was dat zij daar minimaal een paar weken tot een paar maanden stand zouden moeten kunnen houden, om daarna met hulp vanuit Groot-Brittannië of Frankrijk uiteindelijk de Duitsers te verdrijven.49 Deze gehele strategie hing sterk af van de mogelijkheid van de Nederlandse strijdkrachten om zelfstandig lang genoeg weerstand te bieden tegen een Duitse inval en van de mogelijkheid van de Koninklijke Marine om de zeeroutes richting Vesting Holland open te houden. De vesting moest voorzien worden van materieel, goederen en versterkingen om stand te kunnen houden. Voor een groot deel hing het succes van deze strategie af van de mogelijkheid van de strijdkrachten om de Duitse inval bij Vesting Holland staande te houden. Dit was alleen mogelijkheid als het gebied rondom Vesting Holland onderwater kon lopen. Eén van de eerste maatregelen die daarom werd genomen tijdens de toenemende dreiging in 1939 was het instellen van extra beveiligingsmaatregelen rond de sluizen van IJmuiden. Dit omdat een

strategische overval op dit complex het zo goed als onmogelijk maakte om een groot deel van de linie onderwater te kunnen zetten.50

Door de toegenomen spanningen in Europa ging de Nederlandse regering in augustus van 1939 over tot het verzenden van de telegrammen O en P richting de krijgsmacht. Op het moment

47

Bosscher, De Koninklijke Marine in de Tweede Wereldoorlog. Deel 1, 180. 48

NA 2.12.18/183, Algemeen Memorandum 06-07-1939. 49

H. van Amersfoort en P. H. Kamphuis, Mei 194, 83-84. 50 H. van Amersfoort en P. H. Kamphuis, Mei 1940, 68-78.

(24)

24 dat deze werden ontvangen moesten de verschillende krijgsmachtonderdelen overgaan tot de

mobilisatie en zich voorbereiden op een mogelijke aanval. Voor de Koninklijke Marine betekende dit dat de volgende maatregelen ingingen; als eerste werd de bewaking van het sluizencomplex bij IJmuiden ingesteld. Ter ondersteuning van de beveiliging op land werd ook het schip de

Kornwederzand naar het complex gestuurd ter bescherming van de sluizen.51. Dit complex was van zeer groot belang voor de gehele krijgsmacht. Er werd rekening gehouden met de mogelijkheid van een strategische overval op de sluizen om de mobilisatie te verstoren en de mogelijkheid van Nederland om Vesting Holland te verdedigen te ondermijnen. Bij het memorandum van 1939 was een aparte bijlage die inging op de gevaren van een strategische overval. De inschatting die hierin werd gemaakt was, dat omdat de afstand van Duitse en Franse havens tot de grote Nederlandse havens zo klein was, deze in drie tot zeven uur overbrugd kon worden. Het kwam er op neer dat er maar een heel kort tijdsbestek was waarin een eventuele aanval kon worden gesignaleerd,

onderschept en tegengehouden. De voornaamste manier waarop verwacht werd dat zo’n eventuele aanval zou plaatsvinden was via kleine motorboten of kleine oorlogsschepen zoals jagers. Een andere tactiek waarvan verwacht werd dat een vijand die zou inzetten was het gebruik van troepen in koopvaardijschepen, wat gezien de invasie van Noorwegen een vooruitziende blik is geweest. Een andere analyse die uit het stuk naar voren kwam waren de mogelijke locaties waar een strategische overval succesvol zou kunnen worden uitgevoerd. Hieruit kwam naar voren dat een overval alleen uitgevoerd in een Nederlands haven succesvol kon zijn, in tegenstelling tot een landing op een andere locatie aan de kust. De reden hiervoor was simpel, een landing aan de kust zou veel te veel afhankelijk zijn van externe factoren, namelijk het weer en het tij. Daarnaast gaf een haven de mogelijkheid om snel grote hoeveelheden troepen aan land te brengen. Vanuit deze gedachtegang kwam de Marinestaf op de volgende havens welke de belangrijkste doelen zouden kunnen zijn. In volgorde van belang ging het om, IJmuiden, Hoek van Holland, Den Helder en Vlissingen.52 Voor deze havens werden de volgende maatregelen getroffen om een strategische overval tegen te gaan. Zo werd er voor IJmuiden en Hoek van Holland een bewakingsdienst ingesteld. Het voorkomen van een strategische overval hing in eerste instantie af van verkenning, gezien het al eerder aangegeven relatieve korte tijdsbestek waarin vijandelijke troepen konden arriveren. Deze taak lag in handen van marinevliegtuigen. Mochten zij vijandelijke oorlogsschepen lokaliseren dan was de taak van de marine om deze schepen te sommeren te vertrekken en indien nodig het vuur te openen. Het is belangrijk te vermelden dat er uitdrukkelijk vermeld werd dat deze taak voor de echte oorlogsschepen was en niet de gevorderde civiele sleepboten en trawlers. Koopvaardijschepen die één van de vier havens aan zouden doen moesten ook onderzocht worden. Hierbij was wel de aantekening dat de koopvaardij daar zo min mogelijk last van moesten

51

Bosscher, De Koninklijke Marine in de Tweede Wereldoorlog. Deel 1, 174. 52

Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Defensie: Fonds 1379, nummer toegang 2.13.209,

inventarisnummer 145, Algemeen memorandum van den Marinestaf, bijlag IX. Te nemen maatregelen tegen strategische overvallingen, 06-07-1939 .

(25)

25 ondervinden.53 Hoe de overlast voor de koopvaardij zo beperkt mogelijk moest blijven is niet

duidelijk.

De bevelstructuur

Zoals al naar voren kwam uit het Memorandum waren de taken van de Koninklijke Marine divers. De neutraliteithandhaving, voorbereiden van de verdediging van Nederland en het open houden van de zeewegen voor eigengebruik. Het is hierbij interessant om te kijken naar hoe de bevelstructuur op dat moment was voor de marine. Omdat zij in verschillende werelddelen moesten opereren was de bevelvoering altijd onderverdeeld. Voor de schepen die binnen Europa opereerden betekende dit dat zij vanaf de mobilisatie onder de Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht (OLZ) kwamen te vallen. Deze werd ingesteld op 28 augustus 1939 in verband met de oplopende

spanningen in Europa. Alle krijgsmachtonderdelen die binnen Europa opereerden stonden dus onder bevel van de OLZ. Onder de OLZ stond de Afdeling Zeemacht, met de Chef van de Marinestaf als bevelhebber van de marine.54 Deze structuur is verder niet heel bijzonder, maar dat werd het wel. Op 26 september werd namelijk de functie Bevelhebber der Zeestrijdkrachten in het leven geroepen. Deze kwam er, na aandringen van Furstner, bij de minister van Defensie, Jannes Johannes Cornelis van Dijk. De Bevelhebber Zeemacht kwam zelfstandig te opereren en legde alleen verantwoording af aan de regering. Het was Furstner die de nieuwe functie kreeg, naast zijn nog steeds bestaande werkzaamheden als Chef van de Marinestaf. Hij had succesvol gelobbyd voor het instellen van deze nieuwe functie en zijn redenering was dat de kans zeer groot was dat Nederland aan de kant van de geallieerden zou komen te staan als het betrokken zou raken in de oorlog. Hierbij zou het land, zoals al eerder aangegeven, volledig afhankelijk zijn van de import van goederen, materieel en

manschappen via zee. Groot-Brittannië zou de beveiliging van de wereldzeeën onder haar hoeden hebben, maar Furstner ging er vanuit dat de beveiliging vanuit het Kanaal richting Nederland de verantwoording zou worden van de Koninklijke Marine.55 De vraag was wie dan het bevel zou voeren over de schepen die daarvoor nodig zouden zijn. De Opperbevelhebber Land- en Zeemacht had als taak het rijksgebied in Europa te beschermen. In de ogen van Furstner viel het openhouden van de zeewegen daar niet onder. Daarom was het in zijn ogen verstandiger, dat echte

oorlogsschepen die geschikt waren voor de taak van konvooiering, onder een anderen bevelhebber te plaatsen, zodat deze niet gebruikt zouden worden voor taken als kustverdediging.56

Dankzij de nieuwe functie, Bevelhebber der Zeestrijdkrachten, kon Furstner onafhankelijk opereren van de OLZ aangezien hij gedeeltelijk geen verantwoording hoefde af te leggen aan de OLZ. Er kwamen dan ook direct een aantal schepen onder zijn bevel te staan. De kruiser Sumatra, de onderzeeboten O 20 en O 15 en de kanonneerboot van Kinsbergen. Deze

53

NL-HaNA, Fonds 1379, 2.13.209/145 Algemeen memorandum bijlage strategische overval, 06-07-1939. 54

Bosscher, De Koninklijke Marine in de Tweede Wereldoorlog. Deel 1, 174-176. 55

Steenwijk, Het marinebeleid, 26.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De letterlijke woorden van punt drie op de beschrijvingsbrief luidden: ‘De Bond ageere tegen de werving van jongens van 13½ tot 16 jaar bij de Kweekschool voor Zeevaart te Leiden

Een goede ondersteuning in de vorm van instructie is van belang, omdat er een aantal dingen bij kinderen tot uiting kunnen komen als het gaat om onderzoeken die in lijn liggen met

Aan de hand van haar plaats in de product life cycle zouden volgens Slack (Slack et. 88) de dominantie performance dimensies bij Rimetaal, snelheid, leverbetrouwbaarheid

aan de hand van de tech­ nische documentatie (zie hiervoor) voor een bepaald apparaat is vastgesteld welke onderdelen en hoeveel daarvan voor onderhoud en

It symbolizes more than just social status or economic success, conspicuous consumption has a deeper layer to it; it helps people to feel confident, to build a strong sense

Als de MGD de zorg zelf niet kan leveren, dan wordt de reservist doorverwezen naar een civiele hulpverlener en worden de kosten daarvan, voor zover op vergoeding aanspraak kan

In het zorgplan zijn doelen opgenomen die betrekking hebben op het welbevinden, zinvolle invulling en/of dagbesteding. • Beleid op de inzet van ervaringsdeskundigen (niet

Dit wordt ondersteund door een wet waarin staat dat personen uitgesloten kunnen worden van deelname vanwege de beroepsactiviteiten en/of hiervoor noodzakelijke opleidingen waarbij