• No results found

Prikklok en beroepseer

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Prikklok en beroepseer"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

s&d 1 2 | 20 0 3

c o l u m n

3

Prikklok en beroepseer

marijke linthorst

Redacteur s&d



In de jaren zeventig werd in de vakgroep waarin ik toen studeerde (aan de UvA) overwogen een prikklok in te stellen. Ik vond dat een dwaas plan: het was voor iedereen die ook maar een beetje thuis was in de vakgroep overduidelijk wie er de kantjes van af liepen, wie hun werk naar behoren deden en wie zich een slag in de rondte werkten. Een prikklok zou dat heus niet veranderen. Docent X zou na het afstempelen rustig de krant gaan lezen, zoals hij nu ook deed; de inzet van docent Y, die tot in de late uren thuis zijn college voorbereidde, zou door de prikklok niet geregistreerd worden. Een prikklok meet de kwantiteit van de aanwezigheid, niet de kwa-liteit van het geleverde werk. De prikklok is er niet gekomen. Maar de vraag hoe er in de meer vrije beroepen verantwoording moet worden af-gelegd over de geleverde prestaties (de output zo-als het tegenwoordig zo mooi heet) is gebleven.

De antwoorden die de laatste tijd op die vraag worden gegeven stemmen mij niet vrolijk. Er is een toenemende neiging om niet alleen vast te leggen welk resultaat behaald moet worden, maar ook op welke manier dit dient te gebeuren. In steeds meer sectoren worden protocollen ge-hanteerd waarin wordt beschreven welke hande-lingen er verricht moeten worden en hoeveel tijd daar voor staat; in de thuiszorg wordt bijvoor-beeld minitieus gepreciseerd hoe lang het aan-trekken van steunkousen duurt. De (soms onuit-gesproken) boodschap is dat wie méér tijd nodig heeft of een andere aanpak hanteert zijn werk niet goed doet. Natuurlijk is er niets tegen een richtlijn, al was het maar omdat mensen hun ei-gen resultaten dan kunnen vergelijken met die van anderen. Maar als een richtlijn heilig wordt verwordt hij tot een soort prikklok, die alleen kwantiteit en niet kwaliteit meet.

Mensen die in de publieke sector werkzaam

zijn (jeugdzorg, onderwijs, politie, gezondheids-zorg) doen dat niet omdat je in die beroepsgroe-pen snel rijk kunt worden. Als je dat wilt moet je een ander vak kiezen. Het klinkt misschien een beetje hoogdravend, maar mensen in de pu-blieke sector hebben hun werk vaak gekozen omdat ze een bijdrage willen leveren aan een be-tere samenleving. De meesten hebben hart voor hun vak en stellen er dus ook een eer in om hun werk goed te doen. Die beroepseer wordt geweld aangedaan in een stelsel van prestatie-contrac-ten en voorgeschreven protocollen. Gezinsvoog-den, politiemensen en schoolartsen voelen zich soms méér een veredelde boekhouder dan een professional. En het risico is niet denkbeeldig dat de besten het dan als eersten voor gezien houden.

Mag er dan niet gecontroleerd worden? Na-tuurlijk wel. Maar die controle zou een kwali-teitscontrole moeten zijn. De situatie in de pu-blieke sector is niet anders dan die in mijn vak-groep in de jaren zeventig. ‘Iedereen’ weet don-ders goed welke mensen onder en boven de maat presteren. Het is misschien makkelijker om nieuwe, algemeen geldende, controle-mechanis-mes in te voeren dan om de ‘rotte appels’ aan te pakken. Maar uiteindelijk is het een heilloze weg: het helpt niet, het frustreert de inzet van de goede werkers en het creëert een nieuwe laag van managers die vaak vèr van het feitelijke werk afstaan.

Wie echte kwaliteit wil leveren in de publieke sector moet bereid zijn een inhoudelijk oordeel te vellen over de geleverde prestaties en de con-frontatie daarover aan te gaan.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Reflectietijd is in veel organisaties de afgelopen periode flink onder druk komen te staan, door meer aandacht voor zelforganisatie, zelfsturende teams en/of de coronapandemie die

zijn gevist en aan het werk zijn, groeit de aandacht van gemeenten voor de mensen.. die al jaren in de bijstand

De APV moet gebruiksvriendelijk zijn voor inwoners en een hanteerbaar instrument vormen om de openbare orde, veiligheid en de leefbaarheid van de openbare ruimte te

“Dit soort maatregelen kunnen op zichzelf al tot problemen leiden”, zegt onderzoeker mr. André 

De kenmerken van de baan die men had voor de werkloosheid, speelt ook een rol bij de omvang van de sectorale mobiliteit: hoe hoger het salaris was, hoe minder vaak

Het lijkt bijvoorbeeld voor de hand te liggen om te stellen dat “Ik bedoel het niet verkeerd, maar” verwijst naar de schrijver door de verwijzing naar “ik”, maar wellicht zou

Promen merkt dat medewerkers tevreden zijn over de werkomstandigheden, de werkveilig- heid en alles wat Promen verder faciliteert. ‘Het is goed om te zien dat de keuze van Promen

 Mensen met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm hebben weinig tot geen bestedingsruimte voor maatschappelijke participatie en sport; Mede hierdoor wordt voorgesteld