• No results found

De impact van de IFRS 16 op investeringen, financieringen en beloningen van ondernemingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De impact van de IFRS 16 op investeringen, financieringen en beloningen van ondernemingen"

Copied!
83
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Amsterdam Business School

De impact van de IFRS 16 op investeringen,

financieringen en beloningen van ondernemingen.

Naam: M.B. Ünver

Studentennummer: 11415142

Scriptiebegeleider: Dhr. Dr. P. Ghazizadeh Datum: 24-06-2018

Aantal woorden: 25563

MSc Accountancy & Control, variant Accountancy

(2)

Statement of Originality

This document is written by student Mine Buket Ünver, who declares to take full responsibility for the contents of this document.

I declare that the text and the work presented in this document is original and that no sources other than those mentioned in the text and its references have been used in creating it. The Faculty of Economics and Business is responsible solely for the supervision of completion of the work, not for the contents.

(3)

Abstract

De IAS 17 is door de jaren heen bekritiseerd omdat deze standaard weinig transparantie biedt en slecht vergelijkbaar is. De IASB zag hierdoor de noodzaak om begin 2016 een nieuwe leasestandaard, de IFRS 16 in te voeren. De IFRS 16 zal per 1 januari 2019 in werking treden en ondernemingen kunnen tot die tijd de IAS 17 blijven gebruiken of de IFRS 16 eerder implementeren (early-adoption). De IFRS 16 is een vrij recente standaard,

waardoor nog weinig bekend is over wat de impact van de IFRS 16 zal zijn op de ondernemingen. In dit onderzoek is derhalve de verwachte impact van ondernemingen geanalyseerd op de investeringen, financieringen en beloningen. Deze verwachtingen zijn verzameld middels semigestructureerde interviews. Deze interviews zijn gehouden met in totaal acht respondenten, van acht verschillende beursgenoteerde ondernemingen in Nederland. De resultaten van dit onderzoek tonen aan dat ondernemingen een impact van de IFRS 16 verwachten op de investeringen, waarbij wordt verwacht dat de keuze om te blijven leasen wordt beïnvloed. Daarnaast wordt er een impact verwacht op de beloningen, omdat er een positief effect wordt verwacht op de bonussen als gevolg van wijzigende kengetallen waaraan deze bonussen gerelateerd zijn. Hierdoor kunnen bonussen hoger uitvallen bij gelijkblijvende prestaties. Daarentegen wordt er geen impact verwachten op de financieringen doordat ondernemingen GAAP-vaste convenanten hebben afgesloten. De resultaten uit het huidige onderzoek bieden inzicht in de impact van de IFRS 16 en dragen hiermee bij aan bestaande literatuur. Tevens bieden de resultaten uit dit onderzoek ruimte voor vervolgonderzoek.

(4)

Inhoudsopgave

1. Inleiding ... 7 1.1 Introductie ... 7 1.2 Probleemstelling ... 8 1.3 Relevantie ... 8 1.4 Onderzoeksopzet ... 8 1.5 Onderzoeksresultaten ... 9 1.6 Leeswijzer ...10 2. Literatuur ...11 2.1 Financiering ...11 2.1.1 Bedrijfsmiddelen ...11 2.1.2 Eigen vermogen ...11 2.1.3 Vreemd vermogen ...12 2.2 Leasing ...13 2.2.1. Lease-financiering ...13 2.2.2. Voor- en nadelen ...13 2.3 Huidige leasestandaard ...15 2.3.1. IAS 17 ...15 2.3.2. Classificatiemodel ...15

2.3.3. Verwerking financial lease ...17

2.3.4. Verwerking operational lease...18

2.3.5. Leases in de praktijk ...19 2.3.6. Kritiek IAS 17 ...20 2.4 Agency theory ...22 2.4.1. Theorie ...22 2.4.2. Relevantie ...22 2.5 Nieuwe leasestandaard ...24 2.5.1. Ontwikkeling IFRS 16 ...24

(5)

2.5.3. Kritiek IFRS 16 ...26

2.6 Kosten en baten IFRS 16 ...27

2.6.1. Algemeen ...27 2.6.2. Baten ...27 2.6.3. Lasten ...28 2.7. Impact IFRS 16 ...29 2.7.1. Significante veranderingen ...29 2.7.2. Sectoren ...29 2.7.3. Balans ...29 2.7.4. Winst-en-verliesrekening ...30

2.7.5. Financiële ratio’s en kasstromen ...30

2.7.6. Marktwaarde ...31

2.7.7. Verwachte impact ...32

3. Methodologie ...34

3.1 Onderzoeksmethode ...34

3.2 Verzamelen van data ...34

3.3 Analyseren van data ...35

4. Resultaten ...36 4.1 Onderzoek ...36 4.2 Investeringen ...36 4.3 Financieringen ...37 4.4 Beloningen ...38 4.5 Aanvullende resultaten...39 5. Conclusie ...41 5.1 Onderzoek ...41 5.2 Verwachtingen en resultaten ...41 5.3 Aanvullende informatie ...42 5.4 Tekortkomingen onderzoek ...43

(6)

Literatuurlijst ...45 Bijlage 1: Interview A ...51 Bijlage 2: Interview B ...55 Bijlage 3: Interview C ...59 Bijlage 4: Interview D ...63 Bijlage 5: Interview E ...67 Bijlage 6: Interview F ...71 Bijlage 7: Interview G...76 Bijlage 8: Interview H ...80

(7)

1. Inleiding

1.1 Introductie

Na jarenlange discussies en kritiek omtrent de International Accounting Standard 17 (hierna: IAS 17) (McGregor, 1996; Reither, 1998; Beattie et al., 2006), heeft de International

Accounting Standards Board (hierna: IASB) in januari 2016 de International Financial Reporting Standard 16 (hierna: IFRS 16) ingevoerd, ter vervanging van de IAS 17 (Săcărin, 2017; Morales-Díaz & Zamora-Ramírez, 2018). Beide standaarden beschrijven de

grondslagen voor de financiële verslaggeving van lease- en huurcontracten, waaronder waardering en toelichting, voor zowel de huurder (hierna: lessee) als verhuurder (hierna: lessor) van een asset (Săcărin, 2017; Deloitte, z.d.). Na invoering van de IFRS 16 blijven lessors de lease- en huurcontracten grotendeels op dezelfde manier verwerken en heeft de nieuwe leasestandaard dus vrijwel geen impact op de lessors. Dit is de reden waarom lessors binnen dit onderzoek buiten beschouwing worden gelaten.

Per 1 januari 2019 treedt de nieuwe leasestandaard IFRS 16 in werking (Săcărin, 2017; Morales-Díaz & Zamora-Ramírez, 2018). Tot die tijd kunnen ondernemingen nog gebruikmaken van de IAS 17, maar ondernemingen kunnen ook kiezen voor een

zogenoemde early-adoption (Deloitte, z.d.). De IFRS 16 is ingevoerd met als doel om tot meer transparantie te leiden oftewel de leasetransacties een getrouw beeld geven en een basis zijn voor de gebruikers van jaarrekeningen om het bedrag, tijdstip en onzekerheid van de kasstromen die voortvloeien uit de leaseverplichtingen te beoordelen (Săcărin, 2017).

De principaal-agent theorie (agency theory) beschrijft de relatie tussen de principaal (opdrachtgever) en de agent (opdrachtnemer). De theorie richt zich op het verkleinen van de

knowledge gap tussen de principaal en de agent. De knowledge gap ontstaat doordat de

agent bij het uitvoeren van de taken niet alleen de belangen van de principaal nastreeft, maar ook de eigen belangen en de principaal niet de mogelijkheid heeft om alle handelingen van de agent te controleren (Jensen & Meckling, 1976; Erbetta et al. 2013). De IFRS 16 is een accounting standaard die is ingevoerd om meer transparantie te verschaffen aan de principaal, in dit onderzoek is de principaal de gebruiker van de jaarrekening en is de agent de onderneming die IFRS 16 gaat toepassen. IFRS 16 draagt daarmee bij aan het verkleinen van de knowledge gap tussen de principaal en agent.

Bij de IAS 17 wordt onderscheid gemaakt tussen twee leasevormen, namelijk de

financial lease en de operational lease (Hsieh & Su, 2015). Het grootste en belangrijkste

verschil tussen deze twee leasevormen is de vraag bij wie het economisch risico ligt van het geleasede asset. Bij een financial lease ligt het economische risico namelijk bij de lessee, omdat er een eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden van lessor naar lessee. Hierdoor

(8)

wordt een financial lease in de balans verantwoord. Daarentegen ligt bij een operational

lease het economische risico bij de lessor, doordat deze de eigenaar blijft van de geleasede

asset. Hierdoor wordt een operational lease niet in de balans verantwoord, maar worden de toekomstige financiële verplichtingen medegedeeld in de toelichting (Hsieh & Su, 2015). Derhalve wordt de financial lease ook wel een on-balance financiering genoemd en de

operational lease een off-balance financiering.

1.2 Probleemstelling

In januari 2016 is een nieuwe leasestandaard (IFRS 16) geïntroduceerd, die per 1 januari 2019 in werking zal treden. Uit eerdere onderzoeken is gebleken dat de invoering van degelijke nieuwe accounting standaarden impact hebben gehad op organisaties (o.a. Jones & Luther, 2005; Ormrod & Taylor, 2004). Er is nog weinig bekend over wat de impact van de IFRS 16 zal zijn op ondernemingen. In het huidige onderzoek is derhalve gekozen om de mogelijke impact van de IFRS 16 op de investeringen, financieringen en beloningen van ondernemingen in kaart te brengen. Om dit te kunnen onderzoeken is de volgende

onderzoeksvraag geformuleerd: Heeft de invoering en toepassing van de IFRS 16 invloed op

de investeringen, financieringen en beloningen van ondernemingen?

1.3 Relevantie

Ondernemingen die te maken krijgen met de IFRS 16 kunnen op basis van dit onderzoek meer inzicht krijgen in het effect van de IFRS 16 op de investeringen, financieringen en beloningen. Daarnaast zal het onderzoek een bescheiden bijdrage leveren aan bestaande literatuur met betrekking tot de mogelijke effecten van IFRS 16 op ondernemingen, door specifiek in te zoomen op de bovengenoemde mogelijke effecten. Bovendien zal het onderzoek ook bijdragen aan alle eerdere theorieën met betrekking tot waarom ondernemingen kiezen voor lease-financiering.

1.4 Onderzoeksopzet

Om de impact van de IFRS 16 op de investeringen, financieringen en beloningen te onderzoeken, is gebruik gemaakt van een kwalitatieve onderzoeksmethode. Hierbij zijn de achterliggende gedachten van ondernemingen geanalyseerd, die middels

semigestructureerde interviews zijn verzameld. Voor het onderzoek is een steekproef bepaald van acht respondenten. Meer dan twintig jaarrekeningen zijn doorlopen om

(9)

(IFRS) zijn en daarnaast gebruik maken van (operational) leases om in aanmerking te komen als geschikte respondent. Uiteindelijk zijn vijftien ondernemingen geselecteerd die relevant zijn voor het onderzoek, waarvan in totaal acht bedrijven wilden meewerken aan het onderzoek. Vervolgens zijn in de maand mei (2018) de interviews gehouden op locatie bij de diverse respondenten. De interviews zijn in de vorm van spraakmemo’s opgenomen en zijn vervolgens samenvattend transcriberend uitgewerkt. Hierbij zijn codes gekoppeld aan de diverse antwoorden om een verdeling te kunnen maken naar (hoofd)categorieën. Op basis van deze (hoofd)categorieën zijn er verbanden gelegd en analyses gedaan.

1.5 Onderzoeksresultaten

De resultaten van het onderzoek tonen aan dat de ondernemingen een impact verwachten op de keuze om in de toekomst te blijven leasen. Dit komt doordat ondernemingen alle leaseovereenkomsten dienen te inventariseren om de activa en financiële verplichtingen te kunnen bepalen. De inventarisatie van de leaseovereenkomsten biedt ondernemingen meer inzicht in alle geleasede bedrijfsmiddelen. Hierdoor kunnen ondernemingen de geleasede bedrijfsmiddelen opnieuw beoordelen, wat kan leiden tot een herstructurering van de leaseportefeuille.

Daarnaast verwachten ondernemingen geen impact op de bankconvenanten met externe financierders. Dit komt doordat de meeste ondernemingen GAAP-vaste convenanten hebben, waardoor de effecten als gevolg van wijzigingen in de accounting niet worden meegenomen. Dit komt erop neer dat er geen reden is voor het niet (meer) naleven van de bankconvenanten. Ondernemingen hebben in de interviews tevens aangegeven dat de banken een eigen model hebben ontwikkeld, waarbij de operational leases worden meegenomen, om de werkelijke schuldpositie te kunnen bepalen en op basis daarvan de kredietwaardigheid en bankconvenanten vast te stellen. Kortom, banken zijn al jaren op de hoogte van de werkelijke schuldpositie van een onderneming.

Bovendien verwachten de ondernemingen ook een impact op de bonussen en/of bonusregelingen. De ondernemingen hebben in de bonusregelingen namelijk accounting prestatie-indicatoren opgenomen. Veel gebruikte kengetallen zijn onder andere de EBIT, EBITA en EBITDA. Als gevolg van de kapitalisatie van de geleasede activa en financiële verplichting onder de IFRS 16, ontstaan afschrijvings- en interestkosten. Onder de IAS 17 was alleen sprake van operationele kosten, wat gelijk stond aan de maandelijkse factuur, en deze maakte deel uit van de EBIT, EBITA en EBITDA. Nu maken de afschrijvingskosten- en interestkosten een deel of geen deel uit van de EBIT, EBITA en EBITDA. Als gevolg hiervan nemen de EBIT en EBITDA fors toe, terwijl de prestaties daarentegen gelijk blijven, wat duidt op hogere bonussen.

(10)

Waar vooraf geen verwachting over was geformuleerd maar wel uit de interviews is

gebleken, is dat de implementatie van de IFRS 16 een enorme kostenpost is. Er moet een nieuw systeem worden geïmplementeerd om te kunnen voldoen aan de vereisten van de IFRS 16, waardoor ook processen moeten worden heringericht en personeel moet worden opgeleid. Alleen zijn er nog grote twijfels over of de gemaakte hoge implementatiekosten ten goede gaan komen van de vergelijkbaarheid, want diverse respondenten zijn van mening dat er teveel subjectieve keuzes gemaakt kunnen worden onder de IFRS 16. Hierdoor is het mogelijk dat ondernemingen voor soortgelijke transacties en gebeurtenissen verschillende interpretaties hebben, wat leidt tot een slechte vergelijkbaarheid.

1.6 Leeswijzer

In het hieropvolgende hoofdstuk Literatuur, zal worden ingegaan op achtergrond informatie en bestaande literatuur rondom financial leases, operational leases, IAS 17 en IFRS 16. Hierbij worden tevens de agency theorie en de relevantie ervan op dit onderzoek toegelicht. Ook wordt meer uitgelegd over de kritiek op de IAS 17, de baten en lasten van de IFRS 16 en de impact van de IFRS 16 op ondernemingen. In dit hoofdstuk worden tevens vooraf een aantal verwachtingen geformuleerd. In het volgende hoofdstuk Methodologie wordt een toelichting gegeven op de gekozen onderzoeksmethode, de dataverzameling en de uitvoering van de analyses. In het hoofdstuk Resultaten wordt de verzamelde data op overzichtelijke wijze gepresenteerd en gekoppeld aan bestaande theorieën. Tot slot worden in het hoofdstuk Conclusie de resultaten gekoppeld aan de verwachtingen van het huidige onderzoek, wordt ingegaan op de tekortkomingen van het huidige onderzoek en worden er aanbevelingen gedaan voor vervolgonderzoek.

(11)

2. Literatuur

2.1 Financiering

2.1.1 Bedrijfsmiddelen

Ondernemingen hebben bedrijfsmiddelen nodig om producten te kunnen maken of om diensten te kunnen verlenen. Bedrijfsmiddelen zijn middelen die gedurende een lange periode (duurzaam) gebruikt worden door een onderneming. Zo valt bij bedrijfsmiddelen bijvoorbeeld te denken aan wagenparken, machines, gebouwen en inventaris

(Belastingdienst, z.d.).

De investeringen in bedrijfsmiddelen worden de bezittingen van een onderneming genoemd en worden in de jaarrekening verantwoord als “materiële vaste activa”. De materiële vaste activa (hierna: actief of activa) vertegenwoordigd de waarde van een onderneming, doordat de onderneming heeft vastgesteld dat het waarschijnlijk is dat de bedrijfsmiddelen tot toekomstige prestatie-eenheden zullen leiden, oftewel een

inkomstenstroom zullen genereren (IAS 11; IAS 16.7). Om te kunnen investeren in

bedrijfsmiddelen hebben ondernemingen vermogen nodig. Een onderneming kan voor het vermogen beroep doen op het eigen vermogen, vreemd vermogen of op beide.

2.1.2 Eigen vermogen

Het eigen vermogen ontstaat als gevolg van de inbreng van de eigenaren of aandeelhouders in een onderneming. Het eigen vermogen kan dienen als werkkapitaal maar ook als buffer en kan voor investeringen in bedrijfsmiddelen worden gebruikt. Het eigen vermogen kan

toenemen door het behalen van positieve resultaten (winst) of door inbreng van de

eigenaren of aandeelhouders. Indien een onderneming verlies leidt zal het eigen vermogen afnemen, maar het eigen vermogen kan bijvoorbeeld ook afnemen als gevolg van een dividenduitkering.

Het voordeel van het financieren van de bedrijfsmiddelen met eigen vermogen, is dat er geen externe partijen betrokken raken bij de onderneming en het nadeel is dat er weinig financiële ruimte overblijft om goed te kunnen ondernemen, doordat de geldmiddelen beperkt kunnen zijn als gevolg van de investering (Minton & Schrand, 1999).

(12)

2.1.3 Vreemd vermogen

Ondernemingen kiezen vaak voor een financiering middels vreemd vermogen of een combinatie van eigen vermogen en vreemd vermogen, doordat het hiervoor beschreven nadeel van het eigen vermogen zwaarder weegt dan het voordeel (Minton & Schrand, 1999).

Vreemd vermogen is vermogen dat van een externe partij afkomstig (oftewel

geleend) is en die binnen een bepaalde periode terugbetaald dient te worden. In de praktijk voorzien vooral financiële instellingen (bijvoorbeeld banken) ondernemingen van vreemd vermogen. Voordat het vreemd vermogen verstrekt wordt, beoordelen financiële instellingen onder andere de solvabiliteit van een onderneming om de kredietwaardigheid en de

leningsvoorwaarden te kunnen bepalen. De solvabiliteit weergeeft de verhouding tussen het eigen vermogen en het vreemd vermogen. Bij een solvabele onderneming is er sprake van een hogere eigen vermogen, waardoor de onderneming in staat is om te kunnen voldoen aan de verplichtingen (Citron, 1992).

Er zijn verschillende vormen mogelijk om vreemd vermogen te financieren. De meest bekende financieringsvormen die door ondernemingen worden aangegaan om te kunnen investeren in bedrijfsmiddelen zijn bancaire-leningen, achtergestelde leningen en leasing. Van deze drie vormen is leasing in de afgelopen decennia erg populair geworden onder ondernemers. Zo blijkt uit het onderzoek van Yan (2006) dat een toename in de lease-financieringen leidt tot een afname in de overige vreemd vermogen lease-financieringen van een onderneming. Gezien de scope (IFRS 16) van dit onderzoek wordt hierna alleen leasing verder toegelicht.

Leasing en/of lease is een vorm van een krediet waarbij de lessor (kredietverstrekker) een actief gedurende een overeengekomen termijn tegen een vooraf afgesproken

vergoeding ter beschikking stelt aan de lessee (kredietnemer) (Lin et al., 2013). Alleen met dit laatste onderscheidt een lease-financiering zich van de andere twee vormen van

financiering, die daarentegen worden aangegaan om activa aan te kunnen kopen en niet alleen om te gebruiken. Daarentegen wordt bij een lease-financiering het geleasede actief ook voor 100% gedekt, terwijl bij de overige financieringsvormen de onderneming maar een deel gefinancierd krijgt en het resterende deel zelf moet inbrengen om de bedrijfsmiddelen aan te kunnen kopen (Kamer van Koophandel, z.d). Steeds meer ondernemingen kiezen er bewust voor om bedrijfsmiddelen te leasen, doordat er vele voordelen aan ten grondslag liggen ten opzichte van de aankoop van bedrijfsmiddelen middels eigen vermogen of een andere vorm van vreemd vermogen. In het volgende hoofdstuk worden deze voor– en nadelen verder toegelicht.

(13)

2.2 Leasing

2.2.1. Lease-financiering

Zoals in de paragraaf hiervoor is beschreven, maken ondernemingen steeds vaker gebruik van een lease-financiering bij het investeren in bedrijfsmiddelen in plaats van een aankoop middels eigen vermogen of een andere vorm van vreemd vermogen. Op deze manier staan de liquiditeitsposities van ondernemingen minder onder druk, doordat deze vorm van financiering de volledige aanschafwaarde van het actief financiert. Ondernemingen kunnen tevens in kwalitatievere activa investeren, die anders onbetaalbaar of duurder zouden zijn voor een onderneming (Kamer van Koophandel, z.d.). Bovendien heeft leasing nog vele andere voordelen waardoor ondernemingen een aankoop steeds vaker links laten liggen.

2.2.2. Voor- en nadelen

Eerdere onderzoeken tonen aan dat een lease-financiering leidt tot belastingvoordeel (Lasfer & Levis, 1998), vermindering van het financieel risico dat rust op het eigendom van het geleasede actief (Graham, 2000; Durocher, 2008) en lagere faillissementskosten (Barclay & Smith, 1995; Yan, 2006). Bovendien geeft de keuze om te leasen in plaats van te kopen werkkapitaal vrij voor ondernemingen, om bijvoorbeeld andere kapitaalbehoeften te kunnen financieren. De kosten voor de lease blijven gedurende de leaseperiode ook grotendeels constant, wat ondernemingen hulp biedt bij het verkrijgen van inzicht in de uitgaven tijdens het opstellen van een budget. Verder is lease een groot voordeel voor ondernemingen die opereren binnen een sector waarbij een hoog risico bestaat op veroudering, bijvoorbeeld als gevolg van technologische ontwikkelingen. Uit het onderzoek van Graham (2000) blijkt tevens dat er voor leases geen waarborgen vereist zijn en ondernemingen die in financiële moeilijkheden zitten of pas zijn opgericht, sneller aan een financiering kunnen komen door een lease-financiering (Krishnan & Moyer, 1994).

Naast alle voordelen heeft een lease-financiering ook zijn nadelen. Zo betaald de lessee in de leasekosten een marge voor het geleasede actief, evenals de kosten van het risico voor veroudering en kan het dus worden gezien als een financiering tegen hogere kosten. Verder wordt indien de financiële positie van de lessor verslechterd of de lessor failliet gaat, het gebruik van het geleasede actief door de lessee ontzegd, waardoor de lessee in moeilijkheden kan komen. Aangezien de lessee bij een leaseovereenkomst niet de eigenaar wordt van het geleasede actief, kan de lessee hier ook geen wijzigingen in

aanbrengen. Bij een aankoop zou de koper het actief kunnen wijzigen of verkopen om bijvoorbeeld het nut ervan te vergroten.

(14)

Overigens kunnen er overige kleine nadelen ontstaan door het aangaan van een lease-financiering doordat de lessee hierdoor een aantal voordelen mist, zoals bijvoorbeeld het recht op een investeringsaftrek. Ook moet de lessee in de meeste gevallen een boete betalen als de leaseovereenkomst tussentijds wordt opgezegd.

Niet alle voor- en nadelen die gebonden zijn aan leaseovereenkomst zijn in dit hoofdstuk uitgewerkt, maar alleen de belangrijkste. In Tabel 1 hieronder worden meer voor- en nadelen kort weergegeven:

(15)

2.3 Huidige leasestandaard

2.3.1. IAS 17

De IAS 17 is per 1 januari 2005 in werking getreden en heeft als doel het geven van

grondslagen voor de financiële verslaggeving van alle soorten leases, waaronder waardering en toelichting (Săcărin, 2017; Deloitte, z.d.), maar met uitzondering van de

leaseovereenkomsten die gelden voor mineralen, olie, aardgas en soortgelijke

regeneratie/herstellende bronnen en licentieovereenkomsten voor video's, toneelstukken, patenten, manuscripten films, auteursrechten/copyrights en soortgelijke items (IAS 17.2). De IAS 17 biedt ook geen grondslagen voor de financiële verslaggeving van de volgende geleasede activa (IAS 17.2):

 Vastgoed dat als belegging dient en op basis van fair value, zoals in IAS 40 wordt beschreven, wordt gewaardeerd.

 Vastgoedbeleggingen die middels operational lease worden verstrekt door lessors. Hiervoor wordt verwezen naar datgeen wat in IAS 40 wordt beschreven.

 Biologische activa die middels financial lease wordt aangehouden door lessees. Hiervoor wordt verwezen naar datgeen wat in IAS 41 wordt beschreven.

 Biologische activa die middels operational lease worden verstrekt door lessors. Hiervoor wordt verwezen naar datgeen wat in IAS 41 wordt beschreven.

2.3.2. Classificatiemodel

De IAS 17 kent een classificatiemodel waarbij een lease geclassificeerd dient te worden als een financial lease of een operational lease (Hsieh & Su, 2015). Een financial lease is “een leaseovereenkomst waarbij de voor- en nadelen verbonden aan het eigendom geheel of nagenoeg geheel door de lessee worden gedragen en het juridische eigendom kan, maar hoeft niet uiteindelijk te worden overgedragen door de lessor aan de lessee” (IAS 17.4). Zoals de naam al zegt ligt de nadruk op het financieringskarakter van de overeenkomst en is het een vorm van vreemd vermogen financiering.

Bij een operational lease wordt er minder accent gelegd op de financieringsaspecten van de overeenkomst. De nadruk bij deze leasevorm wordt gelegd op het tijdelijk kunnen beschikken over het geleasede actief voor de bedrijfsvoering van de lessee. De IAS 17.4 definieert operational lease als “alle leaseovereenkomsten die niet als financial lease kwalificeren”. Operational lease komt grotendeels overeen met een huurovereenkomst dat volgens Nederlands recht wordt gedefinieerd als, dat de lessee het geleasede actief kan

(16)

gebruiken, zonder de voor- en nadelen van de eigendom geheel of nagenoeg geheel te dragen. Zo zorgt de lessor bijvoorbeeld voor het volledige onderhoud van het geleasede actief en vervanging bij eventuele uitval.

Wie, lessor of lessee, de voor- en nadelen draagt die verbonden zijn aan het eigendom van het geleasede actief is bepalend voor de classificatie van een

leaseovereenkomst als financial lease of operational lease. Dit wordt ook wel de

economische realiteit genoemd. Een aantal voordelen die verbonden zijn aan het eigendom zijn: waardestijging van het actief, realisatie van de restwaarde van het actief en een

winstgevende exploitatie gedurende de economische levensduur van het actief. Een aantal nadelen die verbonden zijn aan het eigendom zijn: waardedaling van het actief, verlies op actief door overcapaciteit, verlies op actief door technologische veroudering of verlies op actief doordat minder opbrengsten worden gegeneerd door gewijzigde economische omstandigheden (IAS 17.7).

Indien een leaseovereenkomst aan één van de onderstaande punten voldoet, valt deze als een financial lease te classificeren (IAS 17.10 en IAS 17.11):

 Aan het einde van de leaseperiode gaat de eigendom van het geleasede actief over naar de lessee.

 De lessee heeft het recht om het geleasede actief tegen een bedrag onder de verwachte reële waarde te kopen vanaf het moment dat dit recht voor het eerst kan worden

uitgeoefend. Bij het aangaan van de leaseovereenkomst bestaat er een redelijke mate van zekerheid over dat deze optie, bargain purchase option, zal worden uitgeoefend door lessee.

 De leaseperiode dient het belangrijkste deel van de economische levensduur van het geleasede actief te omvatten.

 De contante waarde van de leasebetalingen is (nagenoeg) gelijk aan de reële waarde van het geleasede actief op het moment van het aangaan van de leaseovereenkomst.  Het geleasede actief is specifiek, waardoor het alleen geschikt is voor gebruik door

lessee.

 Lessee vergoedt het verlies dat is ontstaan als gevolg van een tussentijdse opzegging van de leaseovereenkomst door de lessee aan de lessor.

 De voor- en nadelen van de waardeveranderingen in de reële waarde komen voor rekening van de lessee.

 Lessee heeft na afloop van de leaseperiode het recht om het geleasede actief opnieuw te leasen tegen een leaseprijs onder de marktconforme leaseprijs.

(17)

2.3.3. Verwerking financial lease

Het geleasede actief dient bij een financial lease te worden geactiveerd en de financiële verplichtingen ten aanzien van de lessor dienen te worden gepassiveerd. De initiële

verwerking van het geleasede actief vindt plaats tegen de reële waarde op het moment van het aangaan van de leaseovereenkomst. Indien de contante waarde van de minimale leasebetalingen lager is, dient activering tegen de contante waarde van de minimale leasebetalingen plaats te vinden. Met behulp van de impliciete rentevoet wordt de contante waarde bepaald. Als dit praktisch gezien niet mogelijk is dient de marginale rentevoet te worden gebruikt (IAS 17.20). Naast het geleasede actief dienen volgens de IAS 17.20 ook de totale initiële directe kosten van de lessee te worden geactiveerd tijdens de initiële

verwerking. Dit zijn de (meer)kosten die direct gerelateerd zijn aan de leaseovereenkomst. Na de initiële verwerking vindt jaarlijks vermindering plaats van het geleasede actief middels afschrijvingen en van de verplichting middels aflossingen.

De periodieke leasebetalingen worden uitgesplitst naar een aflossingsbestanddeel en een rentebestanddeel. De berekening dient plaats te vinden op basis van de effectieve-rentemethode, maar om praktische redenen mag hiervan worden afgeweken (IAS 17.25). Het rentebestanddeel wordt ten laste gebracht van de winst-en-verliesrekening van de lessee. Ook de jaarlijkse afschrijvingen dienen ten laste van de winst-en-verliesrekening te worden gebracht (IAS 17.27). De afschrijvingen en waardeveranderingen van het geleasede actief vindt plaats volgens de bepalingen die voor de materiële vaste activa van toepassing zijn. Bij aanvang van de leaseovereenkomst is er nog geen sprake van kasstromen, want het geleasede actief en de financiële verplichtingen die daar tegenover staan worden

tegelijkertijd verwerkt in de balans. Vanaf het moment dat de periodieke leasebetalingen plaatsvinden is er sprake van (uitgaande) kasstromen. Volgens IAS 7.17 dient de lessee de betalingen op te nemen onder de financieringsactiviteiten. Inzake het rentebestanddeel wordt niet specifiek aangegeven of deze afgesplitst dient te worden en verantwoord mag worden onder de operationele activiteiten.

In de jaarrekening dient de lessee ten aanzien van de financial lease de volgende toelichtingen te verschaffen (IAS 17.31):

 De boekwaarde per balansdatum voor elke categorie activa.

 De minimale toekomstige leasebetalingen (inclusief contante waarde) voor de perioden: o Niet langer dan een jaar na balansdatum.

o Langer dan een jaar en niet langer dan vijf jaar na balansdatum. o Langer dan vijf jaar na balansdatum.

 Het vermelden van het voorwaardelijke deel van het bedrag van de in de winst-en-verliesrekening verantwoorde leasetermijnen.

(18)

Een andere vereiste van de IAS 17 is dat er een algemene beschrijving dient te worden gegeven van de door de lessee aangegane leaseovereenkomsten met de belangrijke contractbepalingen, waarbij tevens een indicatie van het belang van de verschillende leaseovereenkomsten wordt gegeven.

2.3.4. Verwerking operational lease

Bij een operational lease wordt het geleasede actief niet in de balans van de lessee als bezitting geactiveerd. Daarnaast worden de financiële verplichtingen ten aanzien van het geleasede actief ook niet gepassiveerd. Daarentegen dient de lessee wel in de toelichting op de jaarrekening een mededeling te doen van de verplichtingen die over langere perioden tot bedragen van betekenis zijn aangegaan. Volgens IAS 17.35 dient een lessee de volgende informatie te verschaffen inzake de operational lease in de toelichting op de jaarrekening:  De minimale toekomstige leasebetalingen voor de perioden:

o Niet langer dan een jaar na balansdatum.

o Langer dan een jaar en niet langer dan vijf jaar na balansdatum. o Langer dan vijf jaar na balansdatum.

 Het totaal naar verwachting te ontvangen minimale toekomstige leasebetalingen inzake de niet (tussentijds) opzegbare leases op balansdatum.

 De in de winst-en-verliesrekening verwerkt leasebetalingen (en eventuele ontvangsten) uitgesplitst naar minimale leasebetalingen, voorwaardelijke betalingen en ontvangsten.  Indien er geen uitsplitsing mogelijk is zoals hiervoor beschreven:

o Afzonderlijke toelichting van de betalingen ten aanzien van de minimale leasebetalingen die geen overige bestanddelen bevatten.

o Vermelden dat de toegelichte bedragen ook bestaan uit betalingen voor niet-leasebestanddelen die uit de overeenkomst voortvloeien.

Net als bij de financial lease is het voor de operational lease ook een vereiste van de IAS 17 om een algemene beschrijving te geven van de door de lessee aangegane

leaseovereenkomsten met de belangrijke contractbepalingen, waarbij tevens een indicatie van het belang van de verschillende leaseovereenkomsten wordt gegeven.

De periodieke leasebetalingen komen lineair over de leaseperiode ten laste van de winst-en-verliesrekening van de lessee. Indien een ander toerekeningssystematiek dan het lineaire model tot meer inzicht leidt kan van het hiervoor genoemde worden afgeweken (IAS 17.33). Als er elementen van vooruitbetaling zijn opgenomen in de leasetermijnen, dan dienen deze elementen te worden geactiveerd onder de balanspost overlopende activa met

(19)

vergoeding van de lessor aan de lessee ter stimulering om een leaseovereenkomst af te sluiten, door de lessee als een vermindering van de leasekosten lineair over de leaseperiode te worden verwerkt. Indien een ander toerekeningssystematiek dan het lineaire model tot meer inzicht leidt, kan van het hiervoor genoemde worden afgeweken. In het

kasstroomoverzicht van de lessee worden de periodieke leasebetalingen van een

operational lease verwerkt als operationele kasstromen. 2.3.5. Leases in de praktijk

Uit de voorgaande hoofdstukken is gebleken dat ondernemingen steeds vaker voor een lease-financiering kiezen doordat er meerdere voordelen aan ten grondslag liggen ten opzichte van andere financieringsvormen of een aankoop middels eigen vermogen. Maar zo blijkt uit het onderzoek van Beattie et al. (2000) dat onder leases meer aandacht is voor de

operational lease, omdat de omvang van deze leasevorm bij ondernemingen dertien keer zo

groot is als die van de financial lease. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de ene

leaseclassificatie (operational lease) van de IAS 17 interessanter is voor ondernemingen dan de andere leaseclassificatie (financial lease) van de IAS 17. Zo hebben eerdere

onderzoeken aangetoond waarom ondernemingen operationeal lease interessanter kunnen vinden, namelijk:

Ondernemingen die operational leases aanwenden behalen betere financiële ratio’s ten opzichte van ondernemingen die financial leases hanteren (Beattie et al., 1998; Tahtah, 2009). Met behulp van operational lease kunnen ondernemingen betere ratio’s zoals, debt-to-equity ratio of Return on Assets (hierna: ROA), behalen doordat deze vorm niet in de balans wordt verantwoord. Dit houdt in dat zowel het geleasede actief als de financiële verplichting die daartegen staat niet uit de balans valt op te maken. Bij het beoordelen van de financiële ratio’s wordt naar de schuldpositie gekeken van een onderneming en indien er sprake is van een operational lease, is de schuldpositie derhalve te laag verantwoord in de balans (Backhuijs et al., 2012). Daarnaast lopen ondernemingen door operational leases minder risico’s over het eigendom, doordat het geleasede actief geen juridische, maar economische eigendom is (Graham, 2000). Bovendien tonen de onderzoeksresultaten van diverse onderzoeken in het algemeen aan dat operational lease tot een off-balance-sheet financiering en winstverbetering leidt (Durocher, 2008; Fülbier et al., 2008; Duke et al., 2009; Fitó et al., 2013). Zo kunnen ondernemingen dus kiezen voor een operational lease om de jaarrekening mooier te presenteren dan deze in de werkelijkheid is (Lim et al., 2003) oftewel ondernemingen worden door de negatieve implicaties van een financial lease op de

financiële gegevens, gemotiveerd om voor een operational lease te kiezen (Claeys & Claeys, 2017). Beatty et al. (2010) toont daarnaast aan dat ondernemingen die grotere

(20)

financieringsbeperkingen hebben of recent zijn opgericht een grotere neiging hebben om

operational leases te gebruiken, zoals ook de ondernemingen die een lagere accounting

kwaliteit hebben. Het is echter belangrijk om te weten dat de resultaten van de onderzoeken die in deze paragraaf zijn beschreven, afhankelijk zijn van de gebruikte sample (in het algemeen of gericht op één of meerdere sectoren), de gebruikte methode (constructive

method, factor method of beide) en de geanalyseerde ratio’s (Morales-Diaz &

Zamora-Ramirez, 2018).

2.3.6. Kritiek IAS 17

De classificatie als financial lease of operational lease onder de IAS 17 speelt een belangrijke rol in de problematiek van deze standaard, die in de afgelopen jaren tot veel kritiek heeft geleid van diverse partijen. Zo wordt een financial lease in de balans

verantwoord als een met schuld gefinancierde actief. Daarentegen is bij een operational

lease sprake van een off-balance financiering, waarmee wordt geduid opdat deze niet in de

balans wordt verantwoord. Alleen de periodieke leasebetalingen worden ten laste van de winst-en-verliesrekening gebracht en de operational leases worden medegedeeld in de toelichting op de jaarrekening.

Het classificatiemodel van de IAS 17 biedt volgens Claeys & Claeys (2017) veel ruimte voor flexibiliteit. De ondernemingen krijgen namelijk de mogelijkheid om transacties te classificeren naar eigen belang, waardoor gelijkwaardige leaseovereenkomsten door

ondernemingen op verschillende manieren kunnen worden verwerkt. Hierdoor ontstaat tevens een gebrek aan vergelijkbaarheid (Reither, 1998; Beattie et al., 2006). Bovendien hebben ondernemingen volgens MacGregor (1996) op deze manier de mogelijkheid om de financiële gegevens, inclusief de ratio’s, onder controle te houden. Dit kan ertoe leiden dat de onderliggende economische realiteit van de financiële gegevens geen getrouw beeld meer weergeven (MacGregor, 1996). Daarnaast bestaat er volgens Claeys & Claeys (2017) een conflict tussen de IAS 17 en het door de IASB ontwikkelde ‘Conceptual Framework’, doordat de IAS 17 niet voldoet aan de kwaliteitsnormen van dit framework. Dit wordt veroorzaakt doordat de betrouwbaarheid en andere kwalitatieve aspecten (Tabel 2) van de financiële gegevens volgens deze standaard onvoldoende worden gewaarborgd.

(21)

Kwaliteitsnorm Bijhorende vereiste IAS 17 Vergelijkbaarheid De informatie die gerapporteerd wordt,

moet vergeleken kunnen worden met gelijkwaardige informatie van een andere onderneming.

Niet mogelijk ten gevolge van de ‘flexibele’ classificatie.

Controleerbaarheid De gerapporteerde informatie moet de onderliggende economische gegevens op een betrouwbare manier

weergeven, zodat onafhankelijke partijen tot gelijke conclusies kunnen komen.

Voorbeeld: Door het erkennen van een operationele lease i.p.v. een financiële lease, wordt de

economische waarde/realiteit van een onderneming niet altijd correct voorgesteld.

Tabel 2: Kwaliteitsnormen waarin IAS 17 faalt (Claeys & Claeys, 2017).

Kortom, volgens Claeys & Claeys (2017) is het voor belanghebbenden lastig om een juiste indruk te verkrijgen van de door de onderneming (operational) geleasede actief en de

daaraan gerelateerde leaseverplichting, is het complex om ondernemingen te vergelijken die

operational leases hanteren met die activa aankopen middels vreemd vermogen of leasen

middels financial lease.

Verder toont Beattie et al. (2000) aan dat ondernemingen een grotere omvang aan

operational lease hebben in de jaarrekening dan aan financial lease. Ook blijkt uit onderzoek

van het Securities and Exchange Commission in 2015 (hierna: SEC) (Claeys & Claeys, 2017), dat van de 30.000 beursgenoteerde ondernemingen die rapporteren onder IFRS of US GAAP, bijna de helft operational leases rapporteert in de jaarrekening. Daarnaast werden door deze beursgenoteerde ondernemingen zo een 3,3 triljoen USD aan leases

gerapporteerd, waarvan 2,8 triljoen USD (85%) in de jaarrekening geclassificeerd werd als

operational lease.

Echter varieert de significantie van de informatie die wordt misgelopen als gevolg van de operational lease naarmate het land/de regio van de onderneming en de industrie waarin de onderneming opereert. De ruimte- en luchtvaartsector, transport en logistiek, reizen (toerisme) en recreatie en de retail zijn de industrieën die het meest gebruik maken van

operational lease. In vergelijking tot andere industrieën hebben deze sectoren bovendien ook

een hogere omvang aan operational leases. Zo hebben deze industrieën een gemiddelde score van meer dan 10% bij de verhouding operationele leases ten opzichte van de totale activa (Claeys & Claeys, 2017).

Deze onderzoeken wijzen erop dat problematieken van de IAS 17, die ontstaan als gevolg van het classificatiemodel, significant en relevant zijn. Zo ontstaat er een vraag naar een nieuwe standaard die deze problemen opvangen.

(22)

2.4 Agency theory

2.4.1. Theorie

De agency theory of principaal-agenttheorie is een theorie die de relatie beschrijft tussen de

principal (opdrachtgever) en de agent (opdrachtnemer). Deze relatie ontstaat als gevolg van

een delegatie van de beslissingsrechten vanuit de principal naar de agent, doordat de

principal niet over voldoende tijd en kennis beschikt (Erbetta et al., 2013). De agency theory

is van toepassing op alle relaties met ondergeschikten zoals werkgever en werknemer, aandeelhouder en directie, parlement en regering en dergelijke. Voor dit onderzoek wordt alleen rekening gehouden met de relatie tussen de aandeelhouder en de directie.

De agency theory heeft twee basis veronderstellingen. De eerste veronderstelling is dat de principal en de agent niet alleen gezamenlijke belangen maar ook eigen belangen hebben, waardoor tegengestelde belangen ontstaan tussen beide partijen. Met andere woorden, de principal streeft andere belangen na dan de agent. De tweede veronderstelling is dat de principal de activiteiten van de agent niet volledig kan controleren, doordat de

principal onvoldoende informatie heeft over de gang van zaken. De agent beschikt

daarentegen wel over alle informatie, doordat de agent de taken uitvoert en dichter zit op de dagelijkse gang van zaken. Deze informatievoorsprong leidt tot een voordeel voor de agent en wordt ook wel de informatie-asymmetrie genoemd. Dit voordeel kan leiden tot diverse inefficiënties binnen de onderneming (Jensen & Meckling, 1976).

2.4.2. Relevantie

De agency theory weergeeft dus de informatiekloof tussen de investeerders en de directie. De zekerheid die standaardzetters en accountants verschaffen komen deze informatiekloof ten goede. Zo heeft de IASB als doel het komen tot eenduidige standaarden die op

internationaal niveau toegepast kunnen worden. Hierdoor ontstaat meer transparantie, waardoor ondernemingen onderling makkelijker vergelijkbaar zijn. De IASB hecht veel waarde aan deze standaarden doordat de financiële verslaggeving een belangrijke bron is voor belanghebbenden zoals investeerders, om een oordeel te kunnen vormen over de financiële positie en prestaties van een onderneming en zo de informatiekloof te verkleinen (AFM, z.d.).

(23)

De IAS 17 is in de afgelopen jaren regelmatig bekritiseerd door de IASB en de FASB. Zo gingen de kritieken met name over het classificatiemodel, namelijk de classificatie als

financial lease of operational lease. Een leaseovereenkomst is een overeenkomst waarbij de

lessee het gebruikersrecht van een actief (leaseobject) krijgt voor een overeengekomen periode tegenover een bepaalde vergoeding aan de lessor (IAS 17.4). Het gebruikersrecht en de leaseverplichtingen voldoen aan de definitie van een activa en schuld, maar bij een

operational lease worden deze rechten en verplichting niet verwerkt in de balans in

tegenstelling tot de financial lease (Van den Bergh, 2013). Dit verschil leidt tevens tot een slechte vergelijkbaarheid, doordat soortgelijke leaseovereenkomsten op twee verschillende manieren verwerkt kunnen worden (IASB, 2009). Er kan geconcludeerd worden dat de IAS 17 niet het doel van de IASB nastreeft en er een noodzaak is voor een nieuwe standaard.

Als reactie op deze tekortkoming is in januari 2016 de IFRS 16 gepubliceerd. De primaire doelstelling van deze nieuwe leasestandaard is het bevorderen van de transparantie en de vergelijkbaarheid. Als gevolg hiervan verdwijnt het classificatiemodel en alle

leaseovereenkomsten zullen in het vervolg als een financial lease worden behandeld. Zo wordt er meer inzicht verschaft in de operationele bezittingen en de financiële verplichtingen van een onderneming. Hiermee wordt de tekortkoming onder de IAS 17, dat gebruikers geen reëel beeld kunnen schetsen van de financiële verplichtingen die ondernemingen hebben, weggenomen. Doordat er tevens geen verschillende verwerkingsmethoden meer bestaan onder de IFRS 16, kunnen banken en investeerders ondernemingen onderling beter met elkaar vergelijken (Keij, 2017). Kortom, de IFRS 16 zal bijdragen aan het verkleinen van de informatiekloof tussen de onderneming en diverse belanghebbenden, door meer inzicht te verstrekken.

(24)

2.5 Nieuwe leasestandaard

2.5.1. Ontwikkeling IFRS 16

De lessee verstrekt door toepassing van de IAS 17 geen relevante informatie, wat tot een getrouw beeld van deze transacties zou moeten leiden. De problematiek van de IAS 17 is derhalve relevant. Om die reden zag de IASB de noodzaak om de huidige standaard onder de loep te nemen en noteerde in juli 2006 de IAS 17 op de takenlijst (Deloitte, z.d.).

De IASB en de FASB besloten om in dit proces samen te gaan werken met als doel om tot één uniforme standaard te komen. Het doel van het introduceren van een nieuwe standaard door de IASB en de FASB was om de kritiekpunten (tevens beschreven in H.3.6 Kritiek IAS 17) op de huidige standaarden (IAS 17 en ASC 840) te adresseren, namelijk dat:  Economisch gelijkwaardige leasecontracten op verschillende manieren worden verwerkt,

waardoor de vergelijkbaarheid in het geding komt.

 De activa (geleasede actief) en passiva (financiële verplichting) wordt onder de

operational lease niet in de balans van de lessee verantwoord, waardoor de balans niet

de werkelijke situatie weergeeft van de onderneming.

Zo publiceerden de IASB en de FASB in maart 2009 een “Discussion Paper Leases” met voorlopige overzichten, waarop al snel een voorstel voor een nieuwe leasestandaard volgde in augustus 2010, middels een “Exposure Draft Leases”. Doordat in dit voorstel grote

aanpassingen zijn geïntroduceerd ten aanzien van de huidige standaard, is er veel kritiek ontvangen van verschillende partijen waardoor de IASB en de FASB in juli 2011 de intentie aankondigen om het voorstel te herzien en opnieuw te presenteren. Zoals beloofd is in mei 2013 een herziene ontwerpstandaard (“Exposure Draft Leases”) gepubliceerd (Deloitte, z.d.). Ook op het herziene ontwerpstandaard van 2013 hebben de IASB en de FASB meer dan 600 commentaarbrieven ontvangen.

Gedurende de besprekingen over de ontwerpstandaard van de IASB en de FASB en de verschillende commentaarbrieven die als reactie hierop ontvangen zijn, heeft de IASB besloten de leaseclassificatie van de IAS 17 niet meer te gebruiken. Lessees zullen in het vervolg slechts één model kennen, tenzij er sprake is van een “kleine activa” (<5.000 USD) of van een lease met een looptijd korter dan één jaar. Deze zullen vooralsnog verwerkt worden op een methode die gelijk is aan de operational lease. Dit voorstel is in januari 2016 ondergebracht in de IFRS 16, die van toepassing is op de boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2019 (Keij, 2017; Săcărin, 2017). De IAS 17 mag tot die tijd nog gebruikt worden door ondernemingen, maar zal per 1 januari 2019 definitief worden vervangen door de IFRS

(25)

hebben hierbij de keuze om de “volledige-retrospectief methode” of “beperkt-retrospectief methode” te gebruiken. Om dit proces te vergemakkelijken zijn door de IASB diverse praktische handreikingen geïntroduceerd.

Het doel van de samenwerking om tot één uniforme standaard te komen is vervallen, doordat de FASB ervoor heeft gekozen om het classificatiemodel van de Accounting

Standards Codification 840 (hierna: ASC 840) aan te houden, maar onder te brengen in een nieuwe schild, de ASC 842. Het classificatiemodel wordt gebaseerd op de criteria zoals beschreven in de IAS 17. De FASB typeert alleen een financial lease als een Type A-lease en de operational lease als een Type B-lease.

Zowel bij de IASB als bij de FASB blijft er nog wel een classificatiemodel gelden voor lessors. Dit zal op dezelfde manier plaatsvinden als onder de IAS 17. Doordat onder de IFRS in de toekomst een verschillende behandeling ontstaat voor de lessor en de lessee is er geen sprake meer van een spiegelbeeldige verwerking van de lease. De IASB heeft de prioriteit alleen gesteld op het wijzigen van de off-balance accounting van operational leases bij lessees, doordat er weinig kritiek was op de accounting van de lessors.

2.5.2. Veranderingen voor lessees

Alle leases, met uitzondering van die met een looptijd korter dan één jaar of “kleine activa” (<5.000 USD), wordt vanwege het feit dat er een recht ontstaat op het gebruik van het actief, deze als een activa erkend. Bij de initiële verwerking van het actief wordt tegelijkertijd een financiële verplichting opgenomen in de balans voor de toekomstige betalingen. Zowel het actief als de verplichting wordt gewaardeerd op basis van de contante waarde.

Jaarlijks verminderd de waarde van het actief doordat er (meestal lineair) op wordt afgeschreven. De afschrijvingskosten komen ten laste van de winst-en-verliesrekening en dienen afzonderlijk te worden gepresenteerd. Daarentegen neemt de financiële verplichting ook jaarlijks af als gevolg van de aflossing (betaling minus rentekosten) die plaatsvindt. De rentekosten worden bepaald op basis van de effectieve-rentemethode en worden vervolgens ten laste van de winst-en-verliesrekening gebracht. Dit heeft als gevolg dat de totale

leasekosten aan het begin van de leaseperiode hoger zijn dan aan het einde van de leaseperiode. Geconcludeerd kan worden dat de verwerking van alle leases, met

uitzondering van die met een looptijd korter dan één jaar of “kleine activa” (<5.000 USD), gelijk is aan de verwerking van de financial lease onder de huidige standaard, IAS 17.

(26)

2.5.3. Kritiek IFRS 16

Claeys & Claeys (2017) geven aan dat door de kapitalisatie van operational leases een “boekhoudkundige fictie” zal worden gecreëerd, want het geleasede actief dient als eigendom in de jaarrekening te worden verantwoord, terwijl de onderneming misschien helemaal niet van plan is om het geleasede actief aan het einde van de leaseperiode te kopen. In hetzelfde onderzoek wordt uitgelegd dat de focus bij de ontwikkeling van IFRS 16 lag op de transparantie en vergelijkbaarheid en dat hierdoor teveel conceptueel is nagedacht en weinig is gekeken naar het resultaat in de werkelijkheid. Want ondernemingen hadden met een financial lease namelijk het doel een actief te leasen om dit aan het einde van de leaseperiode te kunnen kopen. Ondernemingen hadden met een operational lease het doel een actief gedurende een bepaalde periode te gebruiken, zonder dit aan het einde van de leaseperiode te kunnen kopen.

(27)

2.6 Kosten en baten IFRS 16

2.6.1. Algemeen

Invoering van de IFRS 16 heeft tot meerdere vraagtekens geleidt, met name bij

ondernemingen over welke baten en lasten gemoeid zijn aan de implementatie ervan. De IFRS 16 heeft invloed op alle ondernemingen die IFRS toepassen, in het algemeen zijn dit beursgenoteerde ondernemingen en hun dochterondernemingen, en natuurlijk alléén die

(operational) leasecontracten hebben (Arval, 2017). Voor ondernemingen zullen de lasten in

het begin hoog zijn, in verband met de implementatiekosten, maar zullen daardoor eenmalig heel hoog zijn. De baten die er tegenover staan zullen daarentegen op langere termijn zijn (Claeys & Claeys, 2017).

2.6.2. Baten

Het doel van de IASB is om met de IFRS 16 ervoor te zorgen dat de financiële verslaggeving van ondernemingen van hogere kwaliteit worden. Kwaliteit wordt in de ogen van de IASB vertaald naar een verbetering van de vergelijkbaarheid van soortgelijke ondernemingen en transparantie. In het vervolg wordt het gemakkelijker voor belanghebbenden om een vergelijking te maken en een vollediger beeld te vormen van de activa en passiva van een onderneming (Arval, 2017).

Voor dit onderzoek zijn investeerders en vreemd vermogen verschaffers de

belangrijkste belanghebbenden. De consistente behandeling van alle leaseovereenkomsten draagt bij aan een getrouw beeld van de financiële verslaggeving. Volgens Claeys & Claeys (2017) beschikken investeerders en vreemd vermogen verschaffers over transparantere informatie inzake de schuldgraadpositie en het gebruik van kapitaal, om op die manier een goede investeringskeuze te maken. Voorheen moesten investeerders en vreemd vermogen verschaffers diverse complexe modellen gebruiken onder de IAS 17 om ondernemingen onderling met elkaar te kunnen vergelijken. Voor de minder ervaren belanghebbenden komt de IFRS 16 de vergelijkbaarheid ten goede. Maar ook voor de ervaren belanghebbenden wordt het in het vervolg gemakkelijker om deze vergelijking te kunnen maken. Bovendien zal het risico op foute inschattingen van belanghebbenden door het gebruik van diverse

modellen (die gebaseerd zijn op schattingen) dalen, doordat ondernemingen zelf de benodigde informatie al volledig zullen verstrekken. Met de komst van de IFRS 16 zal de verwerking van de leasecontracten in de jaarrekening veel meer lijken op de verwerking van een aangekochte actief middels vreemd vermogen. Ook ontstaat er een uniforme methode

(28)

om leasecontracten in de jaarrekening te verwerken, waardoor de vergelijkbaarheid wordt verbeterd tussen soortgelijke ondernemingen.

Voor ondernemingen kan de IFRS 16 een voordeel zijn als ondernemingen bewuster omgaan met de relevantie van leases. Dit kan er namelijk toe leiden dat ondernemingen de huidige leaseportefeuille gaan herstructureren, waardoor de financiële en operationele keuzes kunnen worden geoptimaliseerd.

2.6.3. Lasten

De lasten worden voornamelijk gevormd door implementatiekosten, wat bestaat uit de lasten van onder andere het opzetten van systemen en processen, het bepalen van de

verdisconteringsratio en de communicatie en vorming (IFRS, 2016). De implementatiekosten zijn eenmalig en de omvang is afhankelijk van de onderneming. Verder vergen de

implementatiekosten een enorme werklast, doordat in dit proces, ook wel het transitieproces, veel afdelingen binnen de onderneming betrokken raken. Ondernemingen dienen inzicht te krijgen in onder andere de huidige leaseportefeuilles en dienen:

 De huidige leaseovereenkomsten te toetsen aan de IFRS 16.

 Huidige IT-systemen te veranderen of nieuwe systemen op te bouwen om aan de gewijzigde informatievereisten te voldoen.

Daarnaast worden ondernemingen geconfronteerd door de invoering van IFRS 16 met steeds terugkerende kosten. Dit komt doordat de kapitalisatie van operational leases onder andere leidt tot een frequente bepaling van de bijhorende verdisconteringsvoeten en het herzien van leasecontracten (Claeys & Claeys, 2017).

(29)

2.7. Impact IFRS 16

2.7.1. Significante veranderingen

“The changes which the standard brings will be an eye-opener for management and their CEO’s. They will be surprised at how many leases they have on the balance sheet and the knock-on effect it will have in terms of finance and key-ratio’s” (Claeys & Claeys, 2017).

Uit bovenstaande citaat blijkt dat de invoering van IFRS 16 zal leiden tot een

aanzienlijke verandering in de financiële verslaggeving van ondernemingen, waardoor deze meer transparantie zal bieden. Ondernemingen zullen aan de diverse belanghebbenden moeten verklaren “waarom” de cijfers significant anders zijn. In de paragrafen hierna wordt beschreven welke veranderingen in de financiële verslaggeving worden verwacht.

2.7.2. Sectoren

Om te beginnen is het belangrijk om te weten dat niet alle sectoren gebruikmaken van

leasecontracten en/of niet binnen het bereik van de IFRS vallen. Deze ondernemingen zullen geen effecten ervaren van de invoering van IFRS 16. Voor ondernemingen die wel

leasecontracten hebben en binnen het bereik van de IFRS vallen, wordt door de Europe Economics (2017) tussen de omvang van de impact en de omvang van de leaseportefeuille een lineair verband verwacht. Volgens een studie van de IASB (IFRS, 2016) zullen

gemiddeld 50% van deze ondernemingen een impact ondervinden. Deze 50% wordt

voornamelijk gevormd door de ruimte- en luchtvaartsector, transport en logistiek en de retail. Een ander onderzoek van PWC uit 2015 (Claeys & Claeys, 2017), toont tevens aan dat de kapitalisatie van de operational leases bij ruim 3.000 ondernemingen heeft geleid tot de hoogste stijging van de Earnings Before Interest, Taxes, Depreciation, and Amortization (hierna: EBITDA) in de ruimte- en luchtvaartsector, transport en logistiek en de retail.

2.7.3. Balans

De IFRS 16 vereist dat alle operational leases in het vervolg op dezelfde manier worden verwerkt in de financiële verslaggeving als de financial leases. Door de kapitalisatie van de

operational leases zullen ondernemingen een toename ervaren in de (materiële vaste) activa

en in de schulden en daarmee dus een toename van het balanstotaal (Săcărin, 2017). De schuld wordt uitgesplitst in een kortlopend deel (<1 jaar) en een langlopend deel (>1 jaar). Daarnaast kan een daling worden verwacht in het eigen vermogen van de ondernemingen.

(30)

Deze afname wordt veroorzaakt doordat de boekwaarde van het geleasede actief in verhouding tot de daaraan gekoppelde schuld, sneller zal dalen. De waarde van het

geleasede actief neemt steeds af als gevolg van de jaarlijkse afschrijving. De schuld neemt jaarlijks af middels een aflossing, maar neemt ook toe doordat de interest in omvang steeds verder afneemt. Aan het einde van de leaseperiode loopt de waarde van het geleasede actief echter glad tegen de schuld die er tegenover staat.

2.7.4. Winst-en-verliesrekening

Er wordt geen effect verwacht op het resultaat van ondernemingen als naar de gehele leaseperiode wordt gekeken. Dit heeft als reden dat de omvang van de totale kosten onder de IFRS 16 gelijk zijn aan die onder de IAS 17 (Săcărin, 2017). Het resultaat en de kosten verschillen daarentegen wel per boekjaar onder de IFRS 16, vergeleken met de IAS 17. Onder de IAS 17 worden alle kosten als “operational cost” beschouwd in de winst-en-verliesrekening. De IFRS 16 splitst deze kosten uit naar financiële kosten (rente) en afschrijvingskosten. Het verschil in de verwerking van de kosten leidt tot een significante toename van de Earnings Before Interest and Taxes (hierna: EBIT) en EBITDA.

2.7.5. Financiële ratio’s en kasstromen

Net als het resultaat blijven de totale kasstromen over de gehele leaseperiode gelijk (Săcărin, 2017). Alleen de presentatie van de verschillende kasstromen wordt anders. Zo zullen de kasstromen in de operationele activiteiten afnemen en de kasstromen in de financieringsactiviteiten toenemen.

Volgens Bouma (2016) zijn de meest gangbare financiële ratio’s voor het vergelijken van de kengetallen voor en na de kapitalisatie van leases: debt-to-asset, debt-to-equity, current ratio, interest expense coverage, ROA en return on equity (hierna: ROE). Deze kengetallen worden hierna nader toegelicht:

 De debt-to-asset ratio geeft aan in welke mate de bezittingen van een onderneming gefinancierd zijn met vreemd vermogen. De debt-to-asset ligt tussen de 0 en de 1 en hoe dichter deze bij de 0 zit, hoe interessanter dit is voor de investeerders. Diverse

onderzoeken tonen aan dat kapitalisatie van operational lease leidt tot een verslechtering van de debt-to-asset (Durocher, 2008).

 De debt-to-equity ratio geeft de verhouding aan tussen het vreemd vermogen en het eigen vermogen van een onderneming. Een lagere debt-to-equity geeft aan dat de

(31)

wordt derhalve door investeerders positiever ervaren (Fülbier et al., 2008). De

kapitalisatie van operational leases leidt tot een hogere debt-to-equity (Săcărin, 2017).  Met behulp van de current ratio is het mogelijk om te beoordelen in hoeverre

ondernemingen in staat zijn om op korte termijn aan de (kortlopende) verplichtingen te voldoen. Hoe hoger de current ratio, hoe sterker het liquiditeitspositie van een

onderneming, des te beter voor investeerders (Duke et al., 2009). Durocher (2008) en Săcărin (2017) hebben aangetoond dat eveneens de current ratio verslechterd als gevolg van de kapitalisatie.

 De interest expense coverage ratio beoordeeld in hoeverre ondernemingen op basis van operationele inkomen de interest kunnen betalen. Bij deze financiële ratio wordt meestal de debt-to-asset ratio en/of debt-to-equity ratio aanvullend gebruikt om een beter beeld te kunnen vormen (Duke et al., 2009). Investeerders vinden een hogere interest expense coverage ratio aantrekkelijker. De kapitalisatie van operational leases leidt tot een verslechtering van deze ratio als gevolg van hogere interestkosten.

 De ratio’s die niet geheel onbelangrijk zijn voor investeerders, zijn de ROE en ROA. Deze ratio’s geven de winstgevendheid aan van een onderneming. De ROE geeft aan hoeveel winst een onderneming maakt met het geïnvesteerde eigen vermogen. De ROA geeft aan hoe goed ondernemingen de bezittingen gebruiken voor het genereren van winst. Bij een hogere ROE en ROA zijn investeerders eerder bereid om te investeren (Durocher, 2008; Fito et al., 2013). Bovendien blijkt uit het onderzoek van Durocher (2008) dat het effect van de kapitalisatie op de winstgevendheid per sector zal variëren.

2.7.6. Marktwaarde

De veranderingen in met name de solvabiliteitsratio’s hebben effect op de beeldvorming van investeerders over de onderneming (Fito et al., 2013). De solvabiliteit geeft de verhouding aan tussen het vreemd vermogen en het eigen vermogen. De solvabiliteit wordt door investeerders gebruikt om de financiële gezondheid van een onderneming te beoordelen.

Uit een ander onderzoek blijkt dat de veranderingen in de solvabiliteitsratio’s als gevolg van kapitalisatie van de operational leases geen impact heeft op het beeld van de investeerders (Boatsman & Dong’s, 2011). Als verklaring hiervoor wordt in dit onderzoek gegeven dat goed geïnformeerde investeerders rekening houden met operational leases, die niet in de balans zijn verantwoord. Dit betekend dat de marktwaarde nagenoeg gelijk zal blijven (Fülbier et al., 2008; Bouma, 2016) na invoering van de IFRS 16.

(32)

2.7.7. Verwachte impact

Investeringen

Met de komst van IFRS 16 wordt de vergelijkbaarheid verbeterd, doordat het verschil tussen de financiële verslaggeving van ondernemingen die activa direct aankopen middels vreemd vermogen en van ondernemingen die activa leasen verder wordt verkleind. Dit kan voor ondernemingen een stimulans vormen, om de leaseportfolio’s te herstructureren en in het vervolg de voorkeur te geven aan het kopen van een actief in plaats van te leasen (Claeys & Claeys, 2017). Hieruit kan opgemaakt worden dat met de komst van IFRS 16,

ondernemingen over zullen gaan op het kopen van activa in plaats van leasen, vanwege het vervallen van de rapportage voordelen.

Er zijn echter meer voordelen gemoeid met leases waaronder een aantal belangrijke: liquiditeitsposities (kasstromen) van ondernemingen staan minder onder druk,

ondernemingen kunnen in kwalitatievere activa investeren en ondernemingen houden werkkapitaal over voor overige investeringen (zie H.2.2 voor- en nadelen). Daardoor is het niet aannemelijk dat ondernemingen om enkel het vervallen van de rapportage voordelen over zullen gaan tot kopen. Bovendien zullen de sectoren die de grootste impact zullen ondervinden als gevolg van de IFRS 16 niet massaal het investeringsbeleid aanpassen, doordat deze ondernemingen grote leasecontracten hebben lopen waarover zij geen

eigendomsrisico’s willen lopen en dit derhalve bewust hebben uitbesteed aan de lessors. Om deze redenen wordt in het huidige onderzoek verwacht dat de komst van de IFRS 16 geen invloed zal hebben op de keuze van ondernemingen om te leasen.

Financieringen

Uit een vragenlijst van de Autoriteit Financiële Markten (2017) (hierna: AFM) aan 58 ondernemingen, blijkt dat het overgrote deel (ongeacht grootte of sector) een grote impact zal ervaren als gevolg van de IFRS 16. De solvabiliteitsratio’s maar ook de EBITDA en rentedekking kunnen deel uitmaken van de leningsvoorwaarden die een onderneming heeft afgesloten met de bank (bankconvenanten). Door de wijzigingen in deze kengetallen kan de IFRS 16 gevolgen hebben op de leningsvoorwaarden en daarmee de financieringspositie van de ondernemingen (Ernst & Young Accountants, 2018).

Uit het onderzoek van Altamuro et al. (2014) blijkt daarentegen dat banken bij het aangaan van de lening, de operational leases van ondernemingen meenemen om de leningsvoorwaarden te kunnen bepalen. Dit zou betekenen dat ondernemingen niet in moeilijkheden zullen komen voor zowel bestaande als nieuwe bankleningen, doordat al

(33)

Banken houden zowel bij bestaande als bij toekomstige leningsvoorwaarden al rekening met

operational leases, waardoor de IFRS 16 niet zal leiden tot een gevaar in de compliance met

de bankconvenanten van een onderneming.

Beloningen

Ondernemingen definiëren zowel korte als lange termijn doelstellingen. Om deze

doelstellingen te kunnen behalen dienen ondernemingen de personeelsleden en bestuurders te sturen in de gewenste richting en te motiveren. Om dit te kunnen verwezenlijken maken ondernemingen gebruik van key performance indicators (hierna: KPI’s). KPI’s zijn

parameters om de prestaties van een onderneming in kaart te kunnen brengen. Middels deze parameters kunnen ondernemingen vervolgens beoordelen in hoeverre de

doelstellingen zijn gerealiseerd.

In dit onderzoek ligt de focus op de accounting van leases, derhalve worden alleen de daartoe als relevant beschouwde KPI’s beschreven. Zo omvatten de accounting prestatie-indicatoren volgens meerdere studies meestal de ROA, Return On Equity (hierna: ROE), EBIT, EBITDA, winstmarge en operationele en vrije kasstromen (Erbetta et al., 2013). Als gevolg van de invoering van IFRS 16 zullen een aantal belangrijke kengetallen wijzigen, zoals de ROA (daling), de ROE (daling), EBIT (stijging) en EBITDA (stijging) (Ernst & Young Accountants, 2018). Derhalve wordt in het huidige onderzoek een impact verwacht op de bonussen en/of processen omtrent de bonusregelingen.

(34)

3. Methodologie

3.1 Onderzoeksmethode

De IFRS 16 treedt per 1 januari 2019 in werking. Dit betekent dat er nog geen data en theorieën beschikbaar zijn die de werkelijke effecten van de nieuwe leasestandaard

weergeven. Om in dit onderzoek de impact van de IFRS 16 op investeringen, financieringen en beloningen van ondernemingen te onderzoeken, is gebruik gemaakt van een kwalitatieve onderzoeksmethode. Hierbij zijn de achterliggende gedachten van ondernemingen

geanalyseerd.

3.2 Verzamelen van data

De achterliggende gedachten van ondernemingen zijn verzameld middels een

semigestructureerd interview. Bij een semigestructureerd interview worden algemenere vragen geformuleerd, waarvan afgeweken kan worden door bijvoorbeeld door te vragen als het antwoord niet duidelijk is of de respondenten iets interessants vertellen. Hierdoor komt meer gedetailleerde informatie naar voren. Een semigestructureerd interview heeft

daarentegen wel een lagere validiteit dan een gestructureerd interview.

Om voldoende betrouwbare resultaten te verkrijgen uit de interviews, diende de streekproef voldoende groot te zijn. Hoe kleiner de steekproef, hoe groter de invloed van één respondent is op de resultaten en daarmee op de gehele populatie. De omvang van de steekproef is afhankelijk van verschillende factoren zoals de omvang van de populatie, de onderzoeksmethode en de beschikbare tijd. Voor dit onderzoek is een steekproef bepaald van acht respondenten. Om tot acht respondenten te komen zijn eerst meer dan twintig jaarverslagen beoordeeld of deze voldoen aan de vereisten, namelijk dat de onderneming beursgenoteerd (IFRS) is en daarnaast gebruik maakt van (operational) leases. Op basis hiervan zijn in totaal vijftien ondernemingen geselecteerd die relevant zijn voor dit onderzoek. Van deze vijftien ondernemingen hebben drie ondernemingen aangegeven niet mee te willen werken aan het onderzoek en vier ondernemingen hebben aangegeven dat de IFRS 16 geen materiële impact heeft. De resterende acht bedrijven hebben aangegeven anoniem mee te willen werken aan het onderzoek. De respondenten zijn geselecteerd op basis van hun functie binnen de onderneming en zijn vernoemd van A t/m H.

(35)

Gedurende de maand mei (2018) zijn de respondenten geïnterviewd in een persoonlijk gesprek (face-to-face interview). Het voordeel van een persoonlijk interview is dat de respondenten om uitleg kunnen vragen wanneer een vraag niet duidelijk is en hierdoor zal minder snel een vraag worden overgeslagen. Door de toelichting op de vragen zullen de respondenten de vragen ook beter interpreteren. Dit komt de betrouwbaarheid van het onderzoek ten goede. Daarnaast voegt een persoonlijke interview meerwaarde toe, doordat de interviewer de respondenten ziet en hoort. Zo kan de interviewer sneller bepalen of de respondenten serieus en integer zijn, waardoor de verklaringen betrouwbaarder zijn.

3.3 Analyseren van data

Nadat de interviews hebben plaatsgevonden, zijn deze gecodeerd om de resultaten te kunnen analyseren. De codering heeft in vier stappen plaatsgevonden. De eerste stap was het samenvattend transcriberen van de interviews. Dit houdt in dat de antwoorden van de respondenten niet letterlijk, maar samenvattend zijn uitgeschreven middels de gesproken opnames. Daarna volgde het proces van “open coderen”, waarbij er codes (labels) zijn gehangen aan de verschillende stukken fragmenten binnen de getranscribeerde interviews. De “open codering” is gebruikt om te kunnen achterhalen wat het hoofdthema per fragment was. De derde stap was het “axiaal coderen” van de fragmenten. Hiervoor is gebruik gemaakt van de codes die in de vorige stap zijn gehangen aan de fragmenten. Deze codes zijn met elkaar vergeleken en bij elkaar gevoegd, zodat er een overkoepelende code ontstaat. Hieruit zijn vervolgens een aantal hoofdcategorieën naar voren gekomen die in de laatste stap selectief zijn gecodeerd. Dit houdt in dat de hoofdcategorieën uit de vorige stap gebruikt zijn om de theorie op te bouwen, door verbanden te leggen tussen alle gevonden data (codes).

(36)

4. Resultaten

4.1 Onderzoek

In dit onderzoek is door middel van interviews onderzocht of de IFRS 16 impact heeft op de investeringen, financieringen en beloningen van ondernemingen. Voor deze drie elementen zijn vooraf verwachtingen opgesteld. Hierbij werd geen impact verwacht op de investeringen en financieringen en wel een impact verwacht op de beloningen. De interviews zijn

gedurende de maand mei (2018) gehouden met in totaal acht respondenten van acht verschillende beursgenoteerde ondernemingen in Nederland. Dit aantal leidt tot de

verkrijging van voldoende betrouwbare informatie voor dit onderzoek. De resultaten zijn als volgt samengevat (gecodeerd) en zullen vervolgens nader worden toegelicht:

INTERVIEW INVESTERINGEN FINANCIERINGEN BELONINGEN VERWIJZING

A X X  Bijlage 1 B  X  Bijlage 2 C  X  Bijlage 3 D  X  Bijlage 4 E  X n.v.t. Bijlage 5 F X X  Bijlage 6 G  X  Bijlage 7 H  X  Bijlage 8

Tabel 3: gecodeerde resultaten van het onderzoek.

4.2 Investeringen

Om de achterliggende gedachten van ondernemingen omtrent investeringen te kunnen analyseren is de volgende vraag gesteld: Verwacht u dat de invoering en toepassing van de

IFRS 16 effect zal hebben op de keuze om te leasen?

Uit de meeste interviews (Tabel 3) is gebleken dat door ondernemingen een impact wordt verwacht van de IFRS 16 op de keuze om in de toekomst te blijven leasen. Deze verwachte impact houdt verband met een andere vraag uit het interview dat gaat over of ondernemingen tevreden zijn met de komst van de IFRS 16. Hieruit blijkt namelijk dat ondernemingen bij de implementatie te maken hebben (gehad) met een voordeel waarop niet was geanticipeerd. Ondernemingen dienen immers alle leaseovereenkomsten te inventariseren en in het systeem te verwerken, zodat de activa en financiële verplichtingen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het directielid dat dit onderzoek heeft ingesteld staat voor de taak de aandeelhouders te overtuigen van de wenselijkheid om als eerste bedrijf over te stappen op een meer

De vreemdeling weet niet op voor- hand wie zijn vrienden en zijn vijanden zijn, en de anderen weten niet wat hij is (hij weet het zelf niet).. Hij is niet in te delen, hij hoort

Moge het zijn uit liefde tot het gebod van de God van hemel en aarde dat wij u willen wijzen op het heilzame dat voor ons allen is gelegen in een Bijbelse invulling van de zondag,

De wethouder heeft deze week (38) nog aan de heer van Kesteren medegedeeld dat de gemeente Greveling wil aankopen en dat hij geen

Het is mogelijk om een bouwvergunning in twee fasen aan te vragen. In de eerste fase vindt de planologische toetsing plaats en wordt het bouwplan getoetst aan welstandseisen. In

Het Woord van het begin is vlees geworden, Gods daadkracht ligt heel kwetsbaar in een stal.. Redding voor

Het plan is geënt op voorkoming van verpaupering en leegstand, het plan doet recht aan uw centrumplan, het plan is ontwikkeld met de meeste zorg voor het straatbeeld (het straat-

De sterke wind heeft ze op doen waaien en nu vliegen ze wild in