• No results found

Europa om de hoek: Een vergelijkend onderzoek naar de mate van europeanisering in grensgemeenten en niet-grensgemeenten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Europa om de hoek: Een vergelijkend onderzoek naar de mate van europeanisering in grensgemeenten en niet-grensgemeenten"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

2 Inhoudsopgave 1. Inleiding pp. 3 t/m 5 2. Theoretisch Kader pp. 5 t/m 11 3. Methodologie en dataverzameling pp. 12 t/m 14 4. Bevindingen 4.1 Enschede pp. 15 t/m 19 4.2 Haarlem pp. 19 t/m 21 5. Analyse 5.1 Hypothese 1 pp. 22 t/m 24 5.2 Hypothese 2 p. 25 5.3 Hypothese 3 pp. 25 - 26 6. Conclusie pp. 26 -28 7. Literatuurlijst pp. 29 - 32

(3)

3 1. Inleiding

Als Limburgse in de Randstad krijg ik zeer regelmatig de vraag of ik een Belgische of Duitse ben en studiegenootjes die een bezoekje aan Maastricht brengen wanen zich even in het buitenland. Uit eigen ervaring kan ik beamen dat er verschillen zijn in de cultuur en gebruiken en voelt Hasselt, waar niemand raar op kijkt van mijn accent, dichterbij dan de Randstad.

Ik woon in de Euregio Maas-Rijn, die nauw samenwerkt met de aanliggende grensregio’s in België en Duitsland. De gevolgen van deze grensoverschrijdende samenwerking zijn zichtbaar in de praktijk. Zo waren Duitse docenten op mijn middelbare school geen uitzondering. De Euregio heeft als doelstelling om de meertaligheid in de regio te bevorderen, in het bijzonder een betere kennis van de buurtalen Duits, Frans en Nederlands (Stichting Euregio Maas-Rijn, 2016). Naast onderwijs focust de Euregio zich ook op andere thema’s, zoals veiligheid en economie. Zij ontvangt veel geld uit het Interreg-fonds, een subsidieprogramma vanuit de Europese Unie (EU), om deze projecten te bekostigen (De Rooij, 2003, p. 108).

Door het ontstaan van de EU is er meer ruimte ontstaan voor samenwerking tussen subnationale overheden aan weerszijde van de Europese binnengrenzen. De Euregio’s, subsidieprogramma’s en het vrijgeven van de binnengrenzen dragen hieraan bij. De verwachting is dan ook dat gemeenten in een grensregio meer geëuropeaniseerd zijn dan gemeenten die niet in een grensregio liggen (Idem, p. 89). Toch blijkt uit het onderzoek van De Rooij dat dit niet het geval is. ‘Europa’ is weliswaar meer direct zichtbaar voor burgers die in een grensregio wonen, maar het lijkt erop dat de verschillen in de mate van europeanisering niet kunnen worden verklaard door het kenmerk van de ligging in een grensregio (Idem, p. 128). Daarnaast claimt de Rooij dat europeanisering van het lokale bestuur na 2002 zal verminderen, aangezien het budget voor Europese subsidies aanzienlijk kleiner wordt (De Rooij, 2002, p. 465).

Hoewel de meeste structuurfondsen inderdaad zijn ingekort (ROB, 2013, p. 26), zijn de fondsen voor Europese territoriale samenwerking (Interreg) met een sterk verhoogd budget voortgezet (Europa Nu, 2014). Daarnaast hebben sindsdien ook andere

(4)

4 veranderingen plaatsgevonden die er wellicht op wijzen dat de conclusies van de Rooij dertien jaar na dato niet meer gelden. Zo hebben gemeenten door de toenemende decentralisatie van overheidstaken in Nederland steeds meer taken en bevoegdheden gekregen. Daarnaast neemt de betekenis en invloed van Europese wet- en regelgeving toe, met name voor de decentrale overheden. Dit betekent dat het belang van de EU voor gemeenten in het algemeen steeds groter wordt (ROB, 2013, p. 15). Daarnaast zijn de mogelijkheden tot beleidsbeïnvloeding voor gemeenten toegenomen na het verdrag van Lissabon(Europa Decentraal, 2013). Op basis van deze ontwikkelingen wordt verwacht dat het lokale bestuur meer geëuropeaniseerd is dan ten tijde van het onderzoek van de Rooij, en grensgemeenten zich hierbij verder ontwikkeld hebben dan niet-grensgemeenten. Aangezien het Interreg-fonds waarvoor zij in aanmerking komen sterkt verhoogd is, in tegenstelling tot de andere beschikbare fondsen voor Nederlandse gemeenten. Daarbij hebben gemeenten gelegen in Euregio’s een voorsprong op beleidsbeïnvloeding en fondsenwerving door de contacten die ze door dit samenwerkingsverband verkrijgen (De Rooij, 2003, p. 114).

Naar aanleiding van deze ontwikkelingen worden de conclusies van De Rooij herzien in dit onderzoek. De hoofdvraag van deze scriptie luidt: Zijn grensgemeenten meer geëuropeaniseerd dan niet-grensgemeenten? Deze vraag bestaat uit twee aspecten. Ten eerste wordt onderzocht of gemeenten meer geëuropeaniseerd zijn dan ten tijde van het onderzoek van De Rooij. Ten tweede wordt geanalyseerd of de mate van europeanisering in grensgemeenten groter is dan in niet-grensgemeenten.

Europese integratie opent deuren voor het lokale bestuur. Gemeenten krijgen in toenemende mate mogelijkheden om een actievere rol te spelen in zowel de beleidsimplementatie als de beleidvorming van Europese wetgeving (Tatham, 2010, p. 76-77). Daarnaast biedt europeanisering gemeenten kansen om direct toegang te verkrijgen tot de EU om hun eigen belangen te behartigen (Kübker & Piliutyte, 2007, p. 366). Er wordt regelmatig geclaimd dat in veel gemeenten bewustzijn ontbreekt voor zaken in de EU die van belang zijn voor decentrale overheden, hierdoor blijven onbenutte kansen liggen (VNG, 2012; ROB, 2013, p. 8). Deze scriptie tracht een maatschappelijke bijdrage te leveren aan de vraag of de kansen die de EU biedt, zoals subsidies verwerven en belangenbehartiging, wel voor iedereen gelijk zijn. Of dat

(5)

5 bepaalde karaktereigenschappen van een gemeente, in dit onderzoek de grenslocatie, wellicht een voorsprong bieden in de mate van europeanisering en daardoor ook het benutten van kansen.

2. Theoretisch Kader

Het centrale begrip in dit onderzoek is europeanisering, oftewel de impact van de EU op lidstaten, kandidaat lidstaten en buurlanden. Een deel van europeaniseringsonderzoek analyseert hoe lidstaten de EU institutie vormgeven en het Europees beleid beïnvloeden, bij ander onderzoek ligt de focus op hoe de EU veranderingen teweeg breng in de organisatie, politiek en het beleid van de lidstaten (Börzel & Panke, 2015, p. 111). Het eerste deel komt overeen met de upload dimensie, dit wil zeggen dat het nationale of lokale bestuur hun belangen actief bekend maakt binnen de EU en zo het Europees beleid mogelijk vormgeeft. Het tweede deel komt overeen met de download dimensie, dit houdt in dat het beleid, praktijken en voorkeuren binnen bijvoorbeeld lokale overheden veranderen door de toepassing van het Europees beleid. (Marshall, 2005, pp. 672-673; Kübler & Piliutyte, 2007, pp. 367-370). De term europeanisering wordt op veel verschillende manieren gedefinieerd, maar het wordt breed gedeeld dat zowel de bottom-up als de top-down benadering moeten worden opgenomen in de definitie (Börzel & Panke, 2015, p. 111). De Rooij omschrijft het begrip europeanisering als: ‘een serie processen die tot gevolg heeft dat de Europese Unie een structureel element wordt in politiek-bestuurlijke instituties in een natiestaat’ (De Rooij, 2003, p. 16). Vervolgens stelt hij drie achtereenvolgende dimensies op voor de europeanisering van het lokale bestuur (Idem, p. 90):

1. Absorptie en implementatie van EU-regelgeving en EU-geld (oftewel downloading)

2. Proactieve pogingen om EU-beleid te beïnvloeden en belangen in de EU te behartigen (oftewel uploading);

3. Organisatorische aanpassingen aan de EU binnen de politiek-ambtelijke organisatie

(6)

6 Naast het feit dat deze definitie van europeanisering zowel de bottom-up als top-down benadering bevat, is het met oogpunt op de validiteit van dit vergelijkend onderzoek verstandig om de begripsomschrijving van De Rooij te hanteren.

Europese integratie heeft geleid tot het ontstaan van het concept multi-level governance (MLG), een benadering van de studie van Europese politiek, die de interactie tussen verschillende actoren die het Europese beleid beïnvloeden benadrukt (Cini & Borragàn, 2015, p. 411). MLG houdt in dat autoriteit wordt herverdeeld over verschillende lagen van bestuur die constant in interactie met elkaar zijn. Er is hierbij sprake van wederzijdse afhankelijkheid die gebaseerd is op horizontale verhoudingen (Hooghe & Marks, 2003, pp. 233 – 234). Er zijn auteurs die claimen dat de EU veranderd is van een systeem van soevereine staten naar een MLG (Leibfried, 2015, p. 271). Dit zou betekenen dat er sprake is van nieuwe politieke verhoudingen in de EU, waardoor Europees beleid tot stand komt door een wisselwerking tussen verschillende actoren op supranationaal, nationaal en subnationaal niveau (John, 2000, 881; Hooghe & Marks, 2001, p. 6). Er zijn ook auteurs die de groeiende invloed van subnationale overheden in twijfel trekken. Zij nemen waar dat het beleidsproces steeds meer een onderhandeling tussen bovenstaande drie partijen is (De Rooij, 2003, p. 10), maar stellen dat de nationale staat op Europees niveau nog steeds dominant is (John, 2000, p. 881; De Rooij, 2002, p. 465). Indien blijkt dat de mate van europeanisering van Nederlandse gemeente sinds 2002 is afgenomen, zullen gemeente zodoende minder invloed uitoefenen op het Europese beleid. Als gevolg daarvan zal de wederzijdse afhankelijkheid van de drie bestuurslagen verminderen en wordt de MLG benadering minder goed toepasbaar op de Nederlandse casus (De Rooij, 2003, p. 186). De conclusies die uit dit onderzoek vloeien dragen bij aan de discussie of de EU op weg is naar een systeem van MLG.

Daarnaast draagt dit onderzoek bij aan het hiaat aan kennis over europeanisering van lokale overheden. Over de mate waarin en de manier waarop nationale overheden aanpassingen hebben gedaan met betrekking tot Europese regelgeving is veel wetenschappelijke literatuur beschikbaar (Börzel & Panke, 2015, p. 111). Er is daarentegen veel minder bekend over europeanisering van lokale en regionale overheden (ROB, 2013, p. 22). Er is een aantal factoren bekend die van invloed zijn op de mate van europeanisering van decentrale overheden, onder andere de omvang van

(7)

7 de betrokken overheden, de inschatting van de kansen die de EU biedt, de beleidsprioriteiten en de mate van EU-bewustzijn van bestuurders en ambtenaren (Idem, p. 25). De wetenschappelijke kennis over de invloed van de locatie van een gemeente op de mate van europeanisering is gering. Bovendien spreken de beschikbare bronnen elkaar tegen. Zo stelt De Rooij dat grensgemeenten niet meer gebruik maken van EU-mogelijkheden dan niet-grensgemeenten (De Rooij, 2002, p. 464). Daartegenover wordt geclaimd dat Nederlandse grensgebieden een actievere houding innemen ten aanzien van het Europese beleid dan gebieden zonder ligging aan de grens (John, 2000, p. 883). Beide onderzoeken zijn redelijk gedateerd en met het oog op een aantal ontwikkelingen is de verwachting dat bepaalde conclusies niet meer gelden. Zo stelt De Rooij dat europeanisering zal afnemen, aangezien de EU-fondsen krimpen. De claim dat Europese subsidies de belangrijkste, al dan niet enige, drijfveer voor europeanisering is wordt vaak gemaakt (De Rooij, 2002,p. 464; John, 2001, p. 67; John, 2000, p. 879). Als uit dit onderzoek blijkt dat de gemeenten meer geëuropeaniseerd zijn dan ten tijde van De Rooij, kan geconcludeerd worden dat de veelgehoorde claim niet altijd geldt. Als blijkt dat er een verschil in de mate van europeanisering bestaat tussen grensgemeenten en niet-grensgemeenten kan geconcludeerd worden dat de toegang tot kansen die de EU biedt niet gelijk verdeeld zijn. Tot slot draagt dit onderzoek bij aan het, nog zeker niet complete, overzicht van bekende factoren die van invloed zijn op de mate van europeanisering van Nederlandse gemeenten.

In de inleiding zijn kort twee ontwikkelingen aan bod gekomen waarvan wordt verwacht dat deze van invloed zijn op de mate van europeanisering van gemeenten. Zoals al eerder vermeld wordt het ontvangen van Europese subsidies gezien als belangrijkste impuls voor europeanisering (De Rooij, 2002, p. 464). Deze subsidies worden gefinancierd uit de Europese Structuur- en Investeringsfondsen. In onderstaand figuur zijn de belangrijkste fondsen voor de periode 2014-2020 te zien (VNG, 2014, p. 18).

(8)

8 Bron: (VNG, 2014, p. 18)

Voor deze periode is het budget voor Nederland met ongeveer één derde gekort ten opzichte van de vorige periode en sinds 2002 is er een structurele daling waarneembaar. De oorzaak hiervan is de verschuiving van het zwaartepunt van de subsidies naar de sociaaleconomisch achterliggende gebieden in Midden- en Oost- Europese lidstaten (ROB, 2013, p. 26). Toch blijven de fondsen voor Nederlandse gemeenten, die kampen met bezuinigingen vanuit de nationale overheid, een belangrijk middel om lokale projecten te realiseren (ROB, 2013, p. 64). Daarbij worden niet alle Europese fondsen ingekort, zo wordt het fonds voor Europese Territoriale Samenwerking (Interreg) met sterk verhoogd budget voortgezet (Europa Nu, 2014). Dit is een speciaal subsidieprogramma dat wordt gefinancierd uit het Europese Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) (VNG, 2014, p. 20). Interreg is de verzamelnaam voor programma’s die internationale samenwerking tussen regio’s trachten te stimuleren. Deze samenwerking is voornamelijk gericht op economische ontwikkeling, bijvoorbeeld door gezamenlijke innovatie en kennisuitwisseling (Idem, p. 39). Nederlandse grensgemeenten komen met name in aanmerking voor het Interreg VA fonds waarin de focus ligt op grensoverschrijdende samenwerking. Nederland is bij vier programma’s betrokken, waaronder bijvoorbeeld de Nederland-Duitsland samenwerking. Het budget vanuit het EFRO fonds voor dit programma is €222 miljoen voor de periode 2014-2020. Gemeenten of andere instanties die in aanmerking willen komen voor deze subsidie moeten garant staan voor 50% cofinanciering (VNG,2014, pp. 41-42).

De tweede ontwikkeling die invloed heeft op de mate van europeanisering van gemeenten is de veranderende rol van de gemeenten in de afgelopen jaren. Door de

(9)

9 toenemende decentralisatie zijn steeds meer overheidstaken overgeheveld naar het regionale en lokale bestuur (ROB, 2013, p. 15). Daarnaast neemt de betekenis en invloed van Europese wet- en regelgeving toe. Veel Europese regelgeving is direct of indirect via de nationale regelgeving van toepassing op het lokale bestuur en op het moment wordt rond de zeventig procent van de EU-wetgeving uitgevoerd door decentrale overheden (ROB, 2013, p. 9). Hierdoor wordt steeds beter zichtbaar dat de regelgeving vanuit de EU veel invloed heeft op de dagelijkse praktijken van gemeenten. Zo kan een groot bouwproject zomaar worden stilgelegd als gevolg van het niet naleven van de regelgeving vanuit de EU. Er wordt verwacht dat gemeenten als het gevolg van deze ontwikkelingen bewuster worden van de impact van de EU. Hierdoor zullen ze meer redenen zien om de toegenomen regelgeving the beïnvloeden en lokale voorkeuren kenbaar te maken. Daarnaast nemen ook de mogelijkheden om een actievere rol te spelen in de beleidsimplementatie en –vorming van Europese wetgeving toe (Idem, p. 12). Vanuit de EU worden decentrale overheden steeds meer betrokken bij het beleidsproces. Het beginsel van lokaal en regionaal zelfbestuur is voor het eerst vastgelegd in het Verdrag van Lissabon (2007). Hierin is vastgelegd dat de Europese Commissie decentrale overheden verplicht in moet lichten over Europese wet- en regelgeving. Hierdoor is de positie van het lokale bestuur binnen Europa sterker geworden (Europa Decentraal, 2013).

Hypotheses

Zoals eerder aan bod is gekomen verwacht De Rooij dat de mate van europeanisering in het lokale bestuur na 2002 zal afnemen, aangezien de fondsen fors krimpen. Op basis van de in het vorige hoofdstuk toegelichte ontwikkelingen, kan verwacht worden dat Nederlandse gemeenten ondanks de krimpende Europese structuurfondsen, toch geëuropeaniseerd zijn. Ten eerste omdat niet alle fondsen waar Nederlandse gemeenten voor in aanmerking komen zijn ingekort (Europa Nu, 2014). Ten tweede omdat de redenen en mogelijkheden om een actieve rol te spelen in de Europese beleidsvorming zijn toegenomen. Hoewel het downloaden van Europese fondsen wellicht voor sommige Nederlandse gemeenten is afgenomen, wordt verwacht dat door de toenemende drijfveren tot uploading van eigen voorkeuren europeanisering in het algemeen toch is toegenomen.

(10)

10 Op basis van bovenstaande ontwikkelingen vloeit de volgende hypothese, met andere woorden een statement waarvan verwacht wordt dat het een feit is (Manheim et al., 2012, p. 27).

H1: Gemeenten zijn meer geëuropeaniseerd dan in 2002.

Naast een vergelijking in de tijd zal in deze scriptie ook een vergelijking tussen de mate van europeanisering in grensgemeenten en in niet-grensgemeenten gemaakt worden. Deze vergelijking wordt opgesplitst in het binnenhalen van EU-fondsen (downloading) en beleidsbeïnvloeding (uploading).

In tegenstelling tot de meeste structuurfondsen, zijn de fondsen voor Europese Territoriale Samenwerking (Interreg) met een sterk verhoogd budget voortgezet (Europa Nu, 2014). Grensoverschrijdende samenwerking staat hoog in het vaandel van de EU en deze wordt dan ook gezien als drijvende kracht voor samenwerkingsverbanden zoals Euregio Maas-Rijn (Perkmann, 2003, pp. 8-9). Het creëren van een grote Europese markt, waar nationale grenzen niet relevant zijn en waar vrij verkeer van arbeiders, goederen, diensten en kapitaal mogelijk is, was vanaf het begin de belangrijkste focus van het Europese integratieproces. Door de vooruitgang van het Europese integratieproces neemt de behoefte aan grensoverschrijdende samenwerking alleen maar toe voor de EU. Euregio’s dienen als middel om de stromen van grensoverschrijdende arbeid, goederen, diensten en kapitaal te bevorderen, maar ook om deze te controleren en om bijvoorbeeld taalkundige barrières te overwinnen(De Sousa, 2013, p. 672). Naast het feit dat grensgemeenten wellicht in aanmerking komen voor meer Europese subsidies dan niet-grensgemeenten, wordt verwacht deze zich ook actiever in zullen zetten om deze fondsen daadwerkelijk binnen te halen. Zij ontvangen namelijk al jaren subsidie uit het Interreg-fonds. Het verkrijgen van subsidies vanuit de EU in het verleden is de belangrijkste impuls voor een gemeenten om actieve fondsenwerving voort te zetten en hierdoor verder te europeaniseren (De Rooij, 2003, p. 172).

(11)

11 De tweede hypothese die in dit onderzoek wordt getest is als volgt:

H2: Grensgemeenten ontvangen relatief meer EU-fondsen dan niet-grensgemeenten

Volgens de Rooij wordt Brussel pas echt interessant voor lokaal bestuur wanneer het in aanmerking komt voor Europese subsidies (De Rooij, 2002, p. 464). Grensgemeenten ontvangen door hun ligging subsidie uit het Interreg-fonds om grensoverschrijdende samenwerking te bevorderen. Het ontvangen van EU-fondsen is een impuls om proactieve pogingen te doen om de belangen van de gemeenten te behartigen (De Rooij, 2003, p. 127). Op basis hiervan kan verwacht worden dat de beleidsbeïnvloeding vanuit grensgemeenten groter is dan vanuit niet-grensgemeenten. Daarnaast hebben grensgemeenten een grotere kans van slagen als het gaat om beleidsbeïnvloeding in de EU. De ligging in een Euregio heeft namelijk een positieve invloed op de belangenbehartiging, aangezien er al contact met EU-ambtenaren is en de ingangen voor beleidsbeïnvloeding beter bereikbaar. Mede hierdoor dienen grensregio’s meer initiatieven binnen de EU aan (John, 2000,p. 883). Door de ligging in een grensgebied is er in de meeste gevallen al een langere tijd sprake van grensoverschrijdende samenwerking om bijvoorbeeld gedeelde sociale en economische problematiek aan te pakken, infrastructuur te bevorderen en investeerders aan te trekken. Het bestaan van dergelijke grensoverschrijdende samenwerking over beleid binnen een Europees programma, zoals Euregio, verkleint wellicht de stap richting proactieve beleidsbeïnvloeding binnen de EU zelf. De samenwerking binnen verbanden zoals Euregio’s is sinds 2006 bevorderd vanuit de EU, door het creëren van de Grouping of Territorital Cooperation (EGTC), die de uniformiteit en legale stabiliteit van sub-nationale grensoverschrijdende samenwerking moet waarborgen (De Sousa, 2013, p. 670).

Uit bovenstaande bevindingen volgt de laatste hypothese:

H3: Grensgemeenten doen meer pogingen tot proactieve beleidsbeïnvloeding dan niet-grensgemeenten.

Hoe bovenstaande hypotheses getest zullen worden zal hieronder besproken worden in het hoofdstuk methodologie en dataverzameling.

(12)

12 2. Methodologie en dataverzameling

Deze scriptie is een vergelijkend onderzoek, zowel in de tijd als tussen twee gemeenten. Er zal een kwalitatieve benadering worden gebruikt om de data te analyseren. Het doel van dit onderzoek is te achterhalen of er een causaal verband bestaat tussen de ligging van een gemeente (onafhankelijke variabele) en de mate van europeanisering (afhankelijke variabele). Om het causaal verband te toetsten moeten casussen in een bepaald opzicht maximaal van elkaar verschillen, in dit geval de ligging in een grens al dan niet-grensgebied. De overige factoren die van invloed kunnen zijn moeten zo veel als mogelijk gelijk zijn (Verschuren & Doorewaard, 2007, p. 186). De grootte van een gemeenten is bijvoorbeeld een factor die bepalend is voor de mate van europeanisering binnen het lokale bestuur (De Rooij, 2002, p. 464). Vanwege het korte tijdbestek van dit onderzoek zal het aantal casussen beperkt worden tot één grensgemeente en één niet-grensgemeente die ongeveer hetzelfde aantal inwoners tellen. Aangezien er in dit onderzoek een vergelijking in de tijd wordt gemaakt met het onderzoek van De Rooij in 2002, is het noodzakelijk dezelfde casussen te selecteren. De Rooij onderzocht – van groot naar klein – de grensgemeenten Eindhoven, Enschede, Kerkrade, Delfszijl, Kesteren(Neder-Betuwe) en Son en Breugel. De niet-grensgemeenten die hij onderzocht waren Rotterdam, Haarlem en Renswoude.

Uit eerder vergelijkend onderzoek met De Rooij blijkt dat in de kleine gemeenten geen tot weinig veranderingen hebben plaatsgevonden ten opzichte van zijn onderzoek in 2002. Zo was in de gemeente Son en Breugel geen enkele vorm van europeanisering aanwezig (Van Oosten, 2015, p. 19). Dit zelfde was het geval in Kesteren. In de kleinste gemeenten Renswoude was daarentegen wel sprake van europeanisering. Bij de laatste gemeente kan in twijfel worden getrokken of Renswoude wel écht een kleine gemeente is, aangezien het zo nauw samenwerkt met andere (grotere) gemeenten (Van den Ouden, 2015, p. 23). Aangezien er in kleine gemeenten weinig tot geen sprake van europeanisering is en de ligging in een grens- al dan niet-grensgebied hier geen invloed op lijkt te hebben, is het interessant om te onderzoeken of dit verschil bij grotere gemeenten wel zichtbaar is. De een na kleinste niet-grensgemeenten die De Rooij onderzocht is Haarlem. Dat is met 155000 inwoners het best vergelijkbaar met de

(13)

13 grensgemeente Enschede die 158000 inwoners telt. Enschede en Haarlem zijn dus de meest voor de hand liggende casussen voor dit onderzoek.

Vanwege de geringe omvang en tijdbestek van dit onderzoek worden niet alle dimensies die de Rooij hanteert geanalyseerd. Aangezien de download en upload dimensie het meest relevant zijn, ligt hier de focus op (Marshall, 2005, p. 673-674). Daarnaast wordt verwacht dat de veranderingen die binnen deze dimensies hebben plaatsgevonden na het onderzoek van De Rooij juist van invloed zijn op zijn conclusies. Voor de download dimensie wordt uitsluitend het ontvangen van EU-geld onderzocht (De Rooij, 2003, p. 90).

Dit betekent voor de dataverzameling dat ten eerste gekeken zal worden voor welke Europese subsidies de gemeenten Enschede en Haarlem in aanmerking komen en vervolgens welke zij ook daadwerkelijk hebben ontvangen. Dit is dezelfde werkwijze als de Rooij destijds in zijn onderzoek hanteerde, zodat de gegevens goed vergelijkbaar zijn. In de onderstaande tabel 1 zijn de onderzoeksresultaten van De Rooij zichtbaar. De Rooij heeft het over verschillende doelstellingen. Deze worden opgesteld door de Europese Commissie om subsidies uit het Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESI) voor de periode 2000-2006 te verstrekken. De doelstellingen zijn voor de periode 2014-2020 enigszins anders geformuleerd, maar de inhoud is in principe nog steeds hetzelfde. Doelstelling 1 is opgesteld om economische ontwikkeling in achterliggende gebieden te stimuleren. Deze doelstelling is niet zichtbaar in onderstaande tabel en wordt ook vandaag de dag niet meer verstrekt in Nederland, aangezien het zwaartepunt van deze fondsen al een langere tijd is verschoven naar achterliggende gebieden in Midden- en Oost-Europese lidstaten. Doelstelling 2 staat voor competiviteit, werkgelegenheid en een algemene versterking van achterliggende regio’s. Doelstelling 2 is het belangrijkste voor Nederlandse gemeenten. De fondsen van onder andere het Europese Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en het Europees Sociaal Fonds (ESI) vallen onder deze doelstelling. De subsidies die hieruit voortkomen zijn het meest gewild bij gemeenten (VNG, 2014, p. 20; Idem, p. 35). Doelstelling 3 heeft sinds het verdrag van Lissabon (2007) een andere betekenis gekregen. Deze doelstelling streeft nu naar een intensievere territoriale samenwerking, in plaats van de faciliterende rol die het ten tijde van het onderzoek van De Rooij speelde in de modernisatie van onderwijs

(14)

14 en werkgelegenheid (De Rooij, 2002, 452). Daarnaast zal worden nagegaan voor welke speciale programma’s, zoals Interreg, de gemeenten in aanmerking komen en ontvangen. De verzamelde informatie over de ontvangen subsidies van gemeenten zal gebruikt worden voor de vergelijking in de tijd met het onderzoek van De Rooij (Hypothese 1). Om de hoeveelheid ontvangen subsidies van de gemeenten onderling te vergelijken, zal het percentage van de totale begroting worden gehanteerd (Hypothese 2).

Tabel 1: Absorptie van EU-fondsen (2001)

Enschede Haarlem

Ontvangst EU-fondsen: Doelstelling 2 Doelstelling 3 Doelstelling 3

Interreg Bron: (De Rooij, 2002, p. 454).

Om de toename of afname van pogingen tot proactieve beleidsbeïnvloeding sinds 2002 te meten (hypothese 1) en te onderzoeken welke gemeenten hier actiever mee bezig is (hypothese 3), wordt dezelfde indicatoren gebruikt als in het onderzoek van De Rooij. Zoals in tabel 2 te zien is wordt ten eerste gemeten of de gemeenten pogingen doen om de EU-regelgeving te beïnvloeden of lokale voorkeuren actief kenbaar maken door middel van lobby. Ten tweede wordt nagegaan of gemeente pogingen doen om EU-geld te verwerven en tot slot of ze een EU-lobbyist of EU-lobby kantoor in Brussel hebben (De Rooij, 2003, p. 110). De laatste twee indicatoren die de Rooij hanteerde zijn lidmaatschap in de Raad van Europese Gemeenten en Regio’s (REGR) en een zetel in het Comité van de Regio’s. Deze indicatoren worden buiten beschouwen gelaten in dit onderzoek. Nederlandse gemeenten worden namelijk tegenwoordig door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), waar elke Nederlandse gemeente lid van is, vertegenwoordigd in de REGR (CCRE, 2016). In het Comité van de Regio’s zijn er in totaal twaalf zetels voor Nederlandse gemeente, zes permanent en zes plaatsvervangend (CoR, 2016). Aangezien er 390 Nederlandse gemeenten zijn (VNG, 2016), is de kans op een zetel in het Commitée zeer klein. Op basis hiervan wordt in twijfel getrokken of dit een goede indicator is voor de europeanisering van gemeenten en is de afweging gemaakt deze niet te gebruiken.

(15)

15 In onderstaande tabel is zichtbaar dat in 2002 in Haarlem geen sprake was van proactieve beleidsbeïnvloeding, in Enschede daarentegen wel. De lobby is gericht op het binnenhalen van EU subsidies en wordt uitgevoerd door het Bureau Subsidies van de gemeenten. Hiervoor zijn dus geen speciale EU-ambtenaren voor in dienst (De Rooij, 2003, p. 112). Om hypothese 1 te toetsen zal onderstaand schema worden vergeleken met de gegevens die vandaag de dag beschikbaar zijn. Hypothese 3 zal getoetst worden door de gegevens van Enschede en Haarlem te vergelijken. Mocht er op basis van de indicatoren in onderstaand schema te weinig verschil optreden, zal worden gekeken naar het aantal EU-ambtenaren, lobbyisten etc.

Tabel 2: Pro-actieve pogingen om EU-beleid te beïnvloeden en belangen in de EU te behartigen (2001)

Enschede Haarlem

Pogingen beïnvloeding

EU-regelgeving? Nee Nee

Pogingen verwerving

EU-geld? Ja Nee

EU-lobby kantoor? Nee Nee

EU-lobbyist? Nee Nee

Bron: (De Rooij, 2002, p. 457).

De verzameling van de data voor dit onderzoek zal voornamelijk bestaan uit het inkijken van openbare documenten van de gemeenten Enschede en Haarlem. Documenten die van belang zijn voor dit onderzoek zijn onder meer, jaarrekeningen, begrotingen, kadernota’s, raadsnotulen en beleidsnota’s. De meest recente beschikbare gegevens over het downloaden van EU-fondsen is te vinden in documenten uit 2014, deze zullen dan ook geanalyseerd worden. Om het uploaden van europeanisering te meten zullen de meest recente gegevens worden gebruikt. Tevens zijn in Haarlem enkel voor 2014 de verworven subsidies in beeld. Naast de analyse van schriftelijke data zal er ook persoonlijk contact worden opgenomen met verantwoordelijke ambtenaren binnen de gemeentelijke organisatie van de casussen in kwestie.

(16)

16 3. Bevindingen

3.1 Enschede

Onder de gemeente Enschede valt naast de stad Enschede ook de dorpen Lonneker, Boekelo, Usselo en Glanerbrug. De gemeente is gelegen in de provincie Overijsel en met 158000 inwoners de twaalfde gemeente van Nederland. De gemeente Enschede werkt samen in de Regio Twente en maakt deel uit van de EUREGIO. De EUREGIO is al sinds 1958 actief en daarmee het oudste grensoverschrijdend samenwerkingsverband in Europa. De basis daarvoor is het verbond van 129 Duitse en Nederlandse steden, gemeenten en (Land-)Kreise in het grensgebied (Euregio, 2016).

3.1.1 Downloaden

Enschede heeft in 2014 een bedrag van 6.358.761 euro aan Europese subsidies ontvangen. Het grootste deel hiervan is afkomstig uit het ESF fonds en een klein deel wordt gefinancierd uit het Horizon2020 programma (Persoonlijke communicatie Hanneke Wielink, 26 mei 2016). Dit programma van de Europese Commissie heeft als doel Europees onderzoek en innovatie in het bedrijfsleven en kennisinstellingen te stimuleren (Europese Commisie, 2016). Gemeente Enschede heeft 372.843 euro ontvangen om het project EMPOWER in samenwerking met onder andere de Universiteit Twente uit te voeren. Het doel van dit project is om het gebruik van conventioneel aangedreven voertuigen in steden te verminderen, door het mobiliteitsgedrag van burgers te veranderen (Empower, 2016). Een ander voorbeeld is de 2.960.894 euro subsidie ontvangen uit het ESF fonds, Enschede heeft als centrumgemeente deze aanvraag ingediend in samenwerking met 14 andere Twentse gemeenten om het project Jongerenoffensief Twente te financieren. Het doel van dit project is om de jeugdwerkeloosheid te verminderen (Hof van Twente, 2013, pp. 8-9). Andere belangrijke fondsen voor de gemeente Enschede zijn het EFRO fonds en het Interreg programma. Hoewel er in 2014 geen subsidie uit het Interregfonds is ontvangen, heeft Enschede in de periode 2010-2016 een bedrag van 385.443 euro subsidie uit het Interreg programma verworven. Hiermee is onder andere een

(17)

17 fietssnelweg van Nederland naar Duitsland gefinancierd (Persoonlijke communicatie Hanneke Wielink. 26 mei 2016).

3.1.2 Uploaden

De lobby van gemeente Enschede is zowel gericht op het actief bekend maken van lokale voorkeuren en beïnvloeding van de regelgeving, als op het verwerven van EU-fondsen (Programmabegroting, 2014). Dit gebeurt individueel en in verschillende samenwerkingsverbanden. Er zullen twee recente voorbeelden worden toegelicht. Gemeente Enschede behoort tot de G32. Dit is een stedennetwerk van 37 (middel)grote steden in Nederland. Het belangrijkste doel is het behartigen van de gezamenlijke belangen van de deelnemende steden en kennisuitwisseling (G32, 2016). In dit verband heeft de gemeente Enschede deelgenomen aan de lobby voor de invulling van de structuurfondsen voor de periode 2014-2020. Andere deelnemers aan de werkgroepen waren de VNG, Interprovinciaal Overleg (IPO) en de G4. Vanuit de EU worden kaders voor de regelgeving in het nieuwe programma opgenomen. Via de raadswerkgroepen kan deze regelgeving beïnvloed worden. Daarnaast wordt gekeken welke thema’s volgens de werkgroepen moeten worden opgenomen in het nieuwe programma. Vanuit de G32 ligt de focus op een acceptabel programma voor steden. Toon Bom, voorzitter van de G32, geeft aan dat de belangen van Enschede zeker in het achterhoofd zitten, maar het in dit verband ook noodzakelijk is om naar het algemeen belang van steden te kijken. De uitkomst van het nieuwe programma voor de Europese structuurfondsen was zeer voordelig. Innovatie en duurzame energie zijn belangrijke speerpunten in het nieuwe programma’s, deze thema’s passen bij de economische structuur van Twente en Enschede (persoonlijke communicatie Toon Bom, 6 juni 2016).

Naast Nederlandse samenwerkingsverbanden hecht de gemeente Enschede veel waarde aan Europese en Internationale netwerken, zoals bijvoorbeeld EUROCITIES en UIPD. EUROCITIES is een netwerk van meer dan 130 grote Europese steden. Voor zes verschillende thema’s is een platform voor kennisuitwisseling gerealiseerd. Daarnaast wordt gestreefd naar Europese beleidsbeïnvloeding over verschillende thema’s die grote steden raken (Eurocities, 2016). De UITP is een voorbeeld van een internationaal netwerk gericht op een specifiek vakgebied, in dit geval voor het openbaar vervoer. Het

(18)

18 doel van deze organisatie is het nastreven van duurzame stedelijke mobiliteit (UITP, 2016). Om effectief te kunnen lobbyen is het van belang om deel uit te maken van internationale netwerken en congressen bij te wonen. Voor bijvoorbeeld het verwerven van Europese subsidies voor internationale projecten is het vaak noodzakelijk om samen te werken met internationale partners, deze kun je beter benaderen vanuit het opgebouwde netwerk (persoonlijk contact Marcel Meeuwissen, 6 juni 2016). Het tweede recente voorbeeld waarbij lokale belangen zijn behartigd is via het lidmaatschap van EUROCITIES. De Europese commissie wil een programma opstellen gericht op start-up’s. Het EUROCITIES forum is gevraagd hier gedachtes over uit te wisselen en de taak om een position-paper op te stellen is toegeschreven aan de Gemeente Enschede in samenwerking met Regio Twente. In dit voorstel heeft Gemeente Enschede lokale voorkeuren van de Regio Twente verwerkt, deze zijn aangedragen door onder andere de Universiteit Twente (Persoonlijke communicatie Toon Bom, 6 juni 2016). De gemeente is sinds 2002 gegroeid en kundiger geworden in het verwerven van Europese subsidies. Marcel Meeuwissen, actief binnen verschillende Europese projecten, geeft wel aan dat de mogelijkheden om subsidies te werven en lokale belangen kenbaar te maken de afgelopen vier jaar zijn afgenomen in Enschede. De reden hiervoor is het krimpende gemeentelijk budget. Hierdoor is er minder menskracht aanwezig om actief te lobbyen en bijvoorbeeld congressen bij te wonen. Volgens Meeuwissen is de inhoud heel goed op orde en heeft de gemeente veel thema’s die interessant zijn voor de EU, hier zou nog meer uitgehaald kunnen worden (Persoonlijke communicatie, 6 juni 2016).

De gemeente Enschede heeft geen EU-lobbyist in dienst en ook geen EU lobby kantoor gevestigd in Brussel. Binnen de provincie Overijssel is een EU-lobbyist in dienst die Regio Twente in haar portefeuille heeft. De Regio Twente heeft ook een lobbykantoor gestationeerd in Brussel, vanuit hier vindt regelmatig overleg plaats met partners in Twente en worden subsidiemogelijkheden aangedragen (Regio Twente, 2016). Toon Bom, senior adviseur internationaal vestigingsklimaat bij de gemeente Enschede, is drie jaar werkzaam geweest op het EU lobby kantoor van Regio Twente. Hij zet nu Europese lobby in om de lokale voorkeuren van Enschede te behartigen. Hiernaast zijn er nog zes ambtenaren, zoals subsidieadviseurs, die ‘Europa’ in hun takenpakket hebben (Persoonlijke communicatie Toon Bom, 6 juni 2016).

(19)

19 De ligging in de Euregio is voordelig voor zowel het downloaden, als uploaden van europeanisering (persoonlijke communicatie Toon Bom, 6 juni; persoonlijke communicatie Marcel Meeuwissen, 6 juni). Het verbeteren van de Duits-Nederlandse samenwerking, specifiek op het gebied van Economie en werkgelegenheid, staat hoog op de gemeentelijke agenda (Koers 053, 2016). Grensoverschrijdende samenwerking krijgt ook veel aandacht binnen de Europese Unie (Perkmann, 2003, pp. 8-9). De gemeente Enschede komt daarom voor veel programma’s in aanmerking. Om lokale belangen te behartigen is het van belang gehoord te worden in de Europese Unie. Dusdanig grote steden, zoals Amsterdam en Rotterdam, worden als vanzelfsprekend belangrijk geacht binnen de Europese Unie. Voor Enschede is het van belang zich te onderscheiden van andere middelgrote steden. Dit doen ze door zich te profileren als een kennisregio, met de ligging aan de grens als uniek kenmerk (Persoonlijke communicatie Marcel Meeuwissen, 6 juli 2016).

3.2 Haarlem

Onder de gemeente Haarlem valt naast de stad Haarlem ook het westelijke deel van het dorp Spaarndam. De gemeente telt 155000 inwoners en is daarmee de dertiende gemeente van Nederland. De gemeente maakt deel uit van de Metropoolregio Amsterdam (MRA). Dit is een informeel samenwerkingsverband van 32 gemeenten, de provincie Noord-Holland en Flevoland en de Stadsregio Amsterdam. De doelstellingen van het samenwerkingsverband zijn het behouden en versterken van de internationale concurrentiepositie, momenteel is MRA een van de vijf sterkste economische regio’s binnen Europa (MRA, 2016).

3.2.1 Downloaden

De gemeente Haarlem heeft de verworven subsidies uit Europese fondsen niet goed in kaart, mede daarom is het kennispunt subsidie binnen de gemeente opgericht. Het doel hiervan is om binnen de gemeente een beter beeld te creëren van de kansen die Europa biedt, aldus medewerker van het kennispunt (persoonlijke communicatie Priscilla Headley, 2 juni 2015). Andere aanpassingen die in het kader hiervan hebben plaatsgevonden worden besproken in de volgende paragraaf. Vanaf 2014 wordt er in de

(20)

20 jaarrekeningen een verantwoording opgenomen voor de ontvangen en aangevraagde subsidies (Collegebesluit, 2015, p. 3). In 2014 ontving de gemeente Haarlem een totaalbedrag van 1.555.936 subsidies. Dit waren drie Europese subsidies, gefinancierd uit het Europese Sociale Fonds (ESF). Dit fonds heeft als doelstelling het vinden van werk en het overstappen naar een nieuwe baan makkelijker te maken. Het ESF richt zich in het bijzonder op werklozen en gehandicapten (Europa Nu, 2016). Er is bijvoorbeeld een bedrag van 812.366 euro ontvangen voor het realiseren van het project Perspectief Leerwerkbedrijven Kennemerland. Haarlem maakt deel uit van de regio Zuid-Kennemerland en heeft als centrumgemeente deze subsidie aangevraagd. Dit project is een efficiente en effectieve keten in het passend onderwijs. De focus ligt op onderwijs in de praktijk, individuele zorgverlening op maat en werkervaring (Perspectief Leerwerkbedrijven, 2016).

3.2.2 Uploaden

De lobby van Haarlem is gericht op het verwerven van EU-fondsen en in mindere mate op de beïnvloeding van EU-regelgeving. Dit laatste gebeurt enkel in collectief verband (Persoonlijk contact Koen Rozemeijer, 7 juni 2016). Belangrijke Nederlandse netwerken voor Haarlem zijn de VNG, de G32 en de MRA. Literatuuronderzoek en interviews wijzen niet op Haarlemse participatie in Internationale netwerken. De VNG is actief in Brussel om de belangen van alle Nederlandse gemeenten te behartigen en advies over subsidiewerving te verlenen. Door haar omvang kan de VNG beleid proberen te beïnvloeden in Den Haag en Brussel (VNG, 2016). De gemeente neemt binnen de G32 deel aan de werkgroep Europa en heeft sinds 2014 ook aansluiting gevonden bij de werkgroep Europa van de MRA (Jaarverslag, 2014, p. 38). Dit is bewerkstelligd naar aanleiding van het actiepunt in de programmabegroting. Hier werd benadrukt dat het noodzakelijk is om meer bewustzijn voor Europese zaken te creëren zowel binnen als buiten de gemeentelijke organisatie. De voornaamste drijfveren hiervan zijn het bijdrage aan Europese doelstellingen voor economie en milieu en gebruik maken van de subsidiemogelijkheden voor lokale overheden (Programmabegroting, 2014, p. 47). Via de MRA is Haarlem snel op de hoogte van Europese ontwikkelingen (Jaarverslag, 2014, p. 38) en verwerft de gemeente ook regelmatig Europese financiering (Idem, p. 37). De

(21)

21 MRA is voor Haarlem dan ook de belangrijkste partner waarmee zij hun doelen de komende jaren wil bewerkstelligen (Collegebesluit, 2015, p. 5).

Tijdens de begrotingsbehandeling van2014 heeft de raad een Motie vastgesteld die het college vraagt een lobbyagenda op te stellen met een strategie voor de komende jaren. De aanleiding hiervoor is dat de gemeente enkele infrastructurele projecten niet van de grond krijgt, in tegenstelling tot andere gemeenten (Collegebesluit, 2015, p. 1). In het kader hiervan heeft er in 2015 ook een training plaatsgevonden om de lobbyvaardigheden van de ambtenaren te verbeteren (Persoonlijke communicatie Priscilla Headley, 2 juni 2015). Het voornaamste probleem waardoor de lobby in gemeente Haarlem tot nu toe niet goed uit de verf komt, is het ontbreken van een focus op specifieke belangen Er zijn veel zaken die een gelijk meewegen in de belangen afweging, maar er is geen overkoepelend kenmerk waardoor de gemeente op achterstand of in de schijnwerpers staat(Collegebesluit, 2015, p. 6). Hier wordt momenteel aandacht aan besteed, om te bewerkstelligen dat de Haarlemse belangen beter gehoord worden binnen bijvoorbeeld de EU. Er wordt ook gestreefd om het verwerven van Europese subsidies te verbeteren, dit onder andere door middel van een subsidiescan (Programmabegroting, 2014, p. 47). Het scannen van kansrijke subsidies vindt op alle beleidsterreinen plaats met ondersteuning van het kennispunt subsidie (College besluit, 2015, p. 3). Daarnaast wordt ook een externe subsidieadviseur betrokken. Hij biedt actief ondersteuning bij aanvragen, werving en lobby (Persoonlijke communicatie, Priscilla Headley).

De gemeente Haarlem heeft geen EU-lobbyist in dienst en ook geen EU-lobby kantoor gevestigd in Brussel. De MRA zet wel lobby in om de belangen in de metropoolregio te behartigen, hiervoor wordt onder meer gebruik gemaakt van het EU-lobby kantoor van de G4 en van de provincies in Brussel. Om de zes weken komt een groep ambtenaren uit Haarlem bij elkaar om over Europa-gerelateerde zaken te overleggen. Hier nemen maximaal dertien ambtenaren aan deel. Dit overleg is vooral bedoeld om te kijken of er standpunten vanuit Haarlem moeten worden meegegeven aan de MRA betreffende Europese lobby en andere Europese ontwikkelingen, zoals subsidietrajecten, in het netwerk te delen (Persoonlijke communicatie Koen Rozemeijer, 7 juni 2016).

(22)

22 4. Analyse

4.1 Hypothese 1

Uit de gegevens van De Rooij blijkt dan Haarlem in 2002 nauwelijks geëuropeaniseerd was. EU-zaken speelden geen noemenswaardige rol. Er werd uitsluitend doelstelling 3 geld ontvangen en de parttime coördinatie hiervan door een gemeentelijke ambtenaar zorgde ervoor dat he EU-thema in een enkel geval op de agenda van het gemeentebestuur kwam te staan. Naast de geringe aanwezigheid van de download dimensie, was er totaal geen sprake van upload europeanisering (De Rooij, 2013, p. 126). Hoewel regelmatig wordt geclaimd dat grote steden meer geëuropeaniseerd zijn dan kleinere steden, gaat deze regel voor Haarlem niet op. De meest voor de hand liggende reden daarvoor is dat Haarlem niet in aanmerking komt voor doelstelling 2 geld, waaronder de voor de gemeente de meest belangrijkste fondsen (EFRO en ESF) vallen. Dit betekent dat de gemeenten ook geen uitvoeringsprogramma’s voor projecten hoeft op te stellen, er hoeven dus geen speciale EU-ambtenaren worden aangesteld. Hierover merkte gemeentesecretaris Sleddering destijds op: ‘Het is het niet waard op EU-ambtenaren te benoemen of om een lobby op te zetten. Als er een gerede kans is dat er iets tegenover zou staan, zoals in Enschede, zouden we dat wel doen, maar we komen niet in aanmerking voor EU-geld en zullen er hoogstwaarschijnlijk in de toekomst ook niet voor in aanmerking komen’ (Idem, p. 127). Uit de verzamelde data weergegeven in tabel 3, blijkt dat de gemeentesecretaris het mis had.

Tabel 3: Vergelijking EU-fondsen in Haarlem (2001 en 2014):

Haarlem 2001 2014

Ontvangst EU-fondsen: Doelstelling 3 Doelstelling 2

De gemeente kwam in 2014 drie keer in aanmerking voor het ESF fonds, deze komt voort uit doelstelling 2. De fondsen uit deze doelstelling zijn het meest gewild bij gemeenten. In voorgaande jaren kwam Haarlem ook in aanmerking voor het EFRO fonds (Gemeente Haarlem, 2012, p. 2). Zoals in hoofdstuk 3 is besproken, is de inhoud van doelstelling 3 veranderd. Het is niet bekend voor welke andere fondsen de gemeente afgelopen jaren in aanmerking is gekomen, aangezien ze dit nog niet goed in beeld hebben. De gemeente Haarlem komt in tegenstelling tot in 2001 in aanmerking

(23)

23 voor de belangrijke structuurfondsen, er vindt dus meer downloading van europeanisering plaats.

Tabel 4: Vergelijking pro-actieve pogingen om EU-beleid te beïnvloeden en belangen in de EU te behartigen in Haarlem (2001 en 2016): Haarlem Haarlem Pogingen beïnvloeding EU-regelgeving? Nee Ja Pogingen verwerving EU-geld? Nee Ja

EU-lobby kantoor? Nee Nee

EU-lobbyist? Nee Nee

In tabel 4 is de verzamelde data over de beleidsbeïnvloeding weergegeven. Hierin is te zien dat ook de uploading van europeanisering sinds 2001 is toegenomen. Waar er vroeger slechts een ambtenaar verantwoordelijk was voor het coördineren van EU-subsidies. Is er nu een subsidie kennispunt opgericht en een externe subsidieadviseur in dienst om de verwerving van Europese subsidies te verbeteren. Daarbij komen dertien ambtenaren regelmatig bij elkaar om de ontwikkelingen met betrekking tot de EU te delen en om in samenwerking met de VNG, MRA en G32 lobbymogelijkheden te bespreken.

De Rooij constateerde in 2002 dat Enschede een van de sterkst geëuropeaniseerde casussen in zijn onderzoek was, samen met Rotterdam en Eindhoven. In deze gemeenten werden proactieve pogingen gedaan om EU-geld te verwerven en EU-aangelegenheden stonden structureel op de collegeagenda (De Rooij, 2003, p. 125). Enschede was destijds een voorbeeld van een gemeente waarin de lobby plaatsvond zonder speciale EU-lobbyisten of een EU-lobbykantoor. Het Bureau Subsidies had niet alleen een voorbereidende en uitvoerende taak; de ambtenaren van dit bureau lobbyden ook om subsidies voor de gemeente binnen te slepen (Idem, p. 112). In tabel 5 is te zien vanuit welke fondsen Enschede in 2014 subsidie heeft ontvangen.

Tabel 5: Vergelijking EU-fondsen in Enschede (2001 en 2014):

Enschede 2001 2014

Ontvangst EU-fondsen: Doelstelling 2 Doelstelling 2 Doelstelling 3 Interreg

(24)

24 Gemeente Enschede ontvangt nog steeds subsidies uit doelstelling 2 en het Interregprogramma. Daarnaast ontvingen ze subsidie uit het Horizon2020 programma van de Europese Commissie. Het subsidiebureau in Enschede heeft goed in beeld welke subsidies de afgelopen jaren zijn ontvangen. Vanaf 2010 kwamen deze uit het: ESF-fonds, EFRO-ESF-fonds, Interregprogramma, ELENA, Horizon2020 en Urban Innovative Actions (Persoonlijke communicatie Hanneke Wielink, 26 mei 2016). Omdat De Rooij in zijn onderzoek niet precies heeft gepresenteerd welk bedrag aan Europese subsidies iedere gemeente precies ontving, kan dit niet vergeleken worden. Wel kan worden aangenomen dat de gemeente Enschede subsidies verwerft uit meer programma’s. Tabel 6: Vergelijking pro-actieve pogingen om EU-beleid te beïnvloeden en belangen in de EU te behartigen in Enschede (2001 en 2014): Enschede Enschede Pogingen beïnvloeding EU-regelgeving? Nee Ja Pogingen verwerving EU-geld? Ja Ja

EU-lobby kantoor? Nee Nee

EU-lobbyist? Nee Nee

Gemeente Enschede was ten tijde van het onderzoek van De Rooij al actief om Europese subsidies te verwerven. Dit gebeurt nog steeds door ambtenaren werkzaam bij het subsidiebureau, maar tegenwoordig zetten ook beleidsambtenaren en ambtenaren externe betrekkingen lobby in om EU-fondsen te werven en lokale belangen te behartigen. Dit gebeurt ook in samenwerkingsverbanden, zoals de G32, waarin bijvoorbeeld mee wordt geschreven aan Europese programma’s. Er vindt tegenwoordig meer upload europeanisering plaats dan ten tijde van het onderzoek van de Rooij. De Rooij verwachtte dat de mate van europeanisering van het lokale bestuur zou afnemen na 2002. Dit blijkt op basis van bovenstaande gegevens niet het geval te zijn; zowel Enschede als Haarlem zijn meer geëuropeaniseerd. Hypothese 1, Gemeenten zijn meer geëuropeaniseerd dan in 2002, kan dus worden aangenomen.

(25)

25 4.2 Hypothese 2

In hoofdstuk twee zijn een aantal voordelen besproken die grensgemeenten hebben ten opzichte van niet grensgemeenten met het oog op het binnenhalen van subsidies. In de tabellen in de vorige paragraaf is zichtbaar dat de gemeente Enschede in ieder geval voor meer programma’s in aanmerking komt dan de gemeente Haarlem. Om precies te meten welke gemeente in 2014 meer subsidie heeft ontvangen is het totale bedrag en het percentage van begroting weergegeven in onderstaand tabel.

Tabel 7: Absorptie van EU-fondsen (2014):

Enschede Haarlem

Totaalbedrag Europese

subsidies: €6.358.761,- €1.555.936,-

Percentage van

begroting 2014*: 0,94% 0,36%

*(persoonlijke communicatie Hanneke Wielink, 8 juni 2016; Programmabegroting Haarlem, 2014, p. 10).

In het jaar 2014 heeft de gemeente Enschede meer subsidies ontvangen dan gemeente Haarlem. Om het verschil in de grootte van de begrotingen mee te nemen, die van Enschede is groter, is dit bedrag ook uitgedrukt in een percentage. Op basis van deze gegevens kan ook hypothese 2, Grensgemeenten ontvangen relatief meer EU-fondsen dan niet-grensgemeenten, worden aangenomen.

4.3 Hypothese 3

In hoofdstuk twee zijn ook gegevens aangedragen die erop wijzen dat grensgemeenten meer toegang tot de EU hebben om lokale belangen kenbaar te maken. Tabel 8 laat de resultaten zien die zijn voortgekomen uit de dataverzameling.

Tabel 9: pro-actieve pogingen om EU-beleid te beïnvloeden en belangen in de EU te behartigen (2014): Enschede Haarlem Pogingen beïnvloeding EU-regelgeving? Ja Ja Pogingen verwerving EU-geld? Ja Ja

EU-lobby kantoor? Nee Nee

(26)

26 Aan de hand van deze tabel lijkt het alsof de mate van upload europeanisering gelijk is. Toch is dit een vertekend beeld. De pogingen tot beleidsbeïnvloeding en het bekend maken van lokale belangen vindt in Haarlem namelijk veel minder plaats dan in Enschede. Op basis van literatuuronderzoek en persoonlijke contact met verantwoordelijke gemeentelijke ambtenaren is er geen enkele aanwijzing gevonden dat Haarlem individueel pogingen doet om het Europese beleid te beïnvloeden of belangen te belangen. Zij zijn afhankelijk van de VNG en MRA, waaraan zij hun lokale belangen kenbaar maken. Gemeente Enschede is in mindere mate afhankelijk van samenwerkingsverbanden zoals de VNG, dit komt mede door de ligging in de Euregio (VNG, 2013, p. 26). Daarnaast zijn er voorbeelden van Enschede bekend waaruit blijkt dat zij actief meeschrijven aan de programma’s binnen verbanden zoals de G32 en op deze manier hun lokale voorkeuren bekend maken. Verder opereert Enschede in tegenstelling tot Haarlem binnen verschillende Europese en internationale organisaties, zoals EUROCITIES. Deze verbanden blijken zeer waardevol te zijn voor enerzijds de download en anderzijds de upload dimensie van europeanisering. Tot slot is het subsidiebureau in Enschede een stuk verder ontwikkeld dan het pas opgezette subsidie kennispunt van Haarlem. Enschede heeft de informatie over subsidies beter in kaart, dit geeft hen ook een voorsprong in het verwerven van subsidies.

Op basis van bovenstaande bevindingen kan ook hypothese 3, grensgemeenten doen meer pogingen tot proactieve beleidsbeïnvloeding dan niet-grensgemeenten, worden aangenomen.

Conclusie

Dit onderzoek heeft een reflectie geleverd op het onderzoek van De Rooij uit 2002 en trachtte de vraag te beantwoorden of het lokale bestuur meer geëuropeaniseerd is dan ten tijde van zijn onderzoek. Daarnaast werd gemeten of de factor grensligging bepalend is voor de mate van europeanisering. In tegenstelling tot wat de Rooij verwachtte, zijn de onderzochte gemeenten meer geëuropeaniseerd dan in 2002. Dit kan onder andere verklaard worden door de veranderende rol van het lokale bestuur en het feit dat zij steeds meer in aanraking komen met de Europese wet en regelgeving. Verder blijkt uit

(27)

27 dit onderzoek dat de onderzochte grensgemeente meer geëuropeaniseerd is dan de onderzochte niet-grensgemeente. Uit deze bevindingen vloeien een aantal conclusies. Ten eerste wijst het feit dat gemeenten meer geëuropeaniseerd zijn dan ten tijde van het onderzoek van de Rooij erop dat er nog steeds sprake is van wederzijdse afhankelijkheid tussen de Europese Unie, Nederland en het lokale bestuur. De rol van de gemeenten binnen Europa is groter geworden en ze hebben veel taken van de nationale overheid overgenomen, dus dit geeft aan dat er zelfs meer sprake is van MLG in de Nederlandse casus dan in 2002 (De Rooij, 2003, p. 186). Een kanttekening die gemaakt moet worden, is dat de gemeenten weliswaar meer zijn geëuropeaniseerd dan in 2002, maar er sinds vier jaar in Enschede weer een daling heeft plaatsgevonden (persoonlijk contact Marcel Meeuwissen, 6 juni 2016). De oorzaak hiervan is het gekrompen gemeentelijk budget. Voor nader onderzoek zou het interessant zijn om te onderzoeken of er in meerdere gemeenten een daling van europeanisering heeft plaats gevonden. Daarnaast zou het waardevol zijn om de correlatie tussen het gemeentelijk budget en de mate van europeanisering verder te onderzoeken.

Ten tweede wijst de bevinding dat grensgemeenten meer geëuropeaniseerd zijn dan niet-grensgemeenten erop dat de toegang tot de EU niet gelijk is. Het blijkt dat karaktereigenschappen van een gemeente deze toegang kunnen bevorderen. Zij worden beter gehoord in de EU, omdat ze zich et het kenmerk grensligging kunnen onderscheiden van andere gemeenten en er vanuit de EU ook veel focus ligt op grensgebieden (Euregio, 2016). Dit betekent dat grensgemeenten meer toegang hebben tot de kansen die de EU biedt, zoals het behartigen van lokale belangen en het realiseren van projecten door middel van Europese subsidies. De onderzochte casussen zijn zorgvuldig geselecteerd, door andere factoren die van invloed zijn op europeanisering gelijk te houden. Toch moeten de getrokken conclusies met enige voorzichtigheid worden benaderd. De ene grensgemeenten is namelijk de andere niet. Zo stelt Toon Bom, senior adviseur internationaal vestigingsklimaat, dat de Euregio (Nederlands-Duitse grens) de sterkste van Nederland is. Het is een eigenstandige organisatie die ook naast het binnenhalen van subsidies veel belangen nastreeft binnen de regio. Dit komt onder andere door de vele jaren van ervaring en de organisatiestructuur. Daarnaast zijn de banden vanuit de gemeente Enschede met de Euregio ook heel sterk, dit geldt niet

(28)

28 voor iedere gemeente gelegen aan de grens. Het zou daarom zeer relevant zijn voor om nader te onderzoeken wat het effect van de grensligging op europeanisering is, door een grotere streekproef van gemeenten te selecteren. Daarnaast zou het ook interessant zijn de verschillen tussen de Euregio ’s in beeld te brengen.

(29)

29 Literatuur

Börzel, T.A. & Panke, D. (2015). Europeanization. In M. Cini & N.P.S. Borragán. (Red.), European Union Politics. (pp. 110 – 121). Oxford: Oxford University Press. CCRE (2016). http://www.ccre.org/associations. Geraadpleegd op 7 juni 2016. Committee of the Regions(CoR) (2016).

http://cor.europa.eu/en/about/nationaldelegations/Pages/delegation.aspx?cou ntry=Netherlands. Geraadpleegd op 7 juni 2016.

Empower (2016). http://empowerproject.eu/about-empower/concept/ Geraadpleegd op 5 juni 2016.

Euregio (2015). Groen licht voor pact voor de grensoverschrijdende arbeidsmarkt. http://www.euregio.eu/nl/persberichten/groen-licht-voor-pact-voor-de grensoverschrijdende-arbeidsmarkt. Geraadpleegd op 15 mei 2016

Euregio (2016). http://www.euregio.eu/nl/over-euregio/doelstellingen. Geraadpleegd op 5 juni 2016.

Eurocities (2016). http://www.eurocities.eu/eurocities/about_us. Geraadpleegd op 7 juni.

Europese Commissie (2016). http://www.keypoint.eu/nieuws/4232/EMPOWER_ _Stimuleren_van_duurzaam_gedrag.html. Geraadpleegd op 5 juni.

Europa Decentraal (2013). https://www.europadecentraal.nl/praktijkvraag/openbareorde-en veiligheidin-de-gemeente-en-het-europese-verdrag-van-lissabon/. Geraadpleegd op 9 april 2016. Europa Nu (2014). https://www.europanu.nl/id/vjasedzq2zym/subsidies_van_de_europese_unie_ 014_2020. Geraadpleegd op 16 april 2016. Europa Nu (2015). https://www.europa

nu.nl/id/vg9id54xf7rx/europees_sociaal_fonds_esf. Geraadpleegd op 8 juni 2016. G32 (2016). http://www.g32.nl. Geraadpleegd op 7 juni 2016.

Gemeente Enschede (2014). Programmabegroting.

http://vds04.novulo.com/budgetting/4-1-programma-economie-en werk101.aspx. Geraadpleegd op 3 juni 2016.

(30)

30 Gemeente Haarlem (2012). Blik op Europa in de periode 2014, 2020,

voortgansrapportage.

file://vuw/Personal$/Homes/13/s1397524/Downloads/2013407669%203.% 0Bijlage-%20Voortgangsrapportage%20Europastrategie%202014

2020%20(1).pdf . Geraadpleegd op 16 mei 2016. Gemeente Haarlem (2014). Jaarverslag.

https://gemeentebestuur.haarlem.nl/bestuurlijke-stukken/financiele stukken/jaarverslag. Geraapleegd op 6 juni. 2016.

Gemeente Haarlem (2014). Programmabegroting.

https://gemeentebestuur.haarlem.nl/bestuurlijke-stukken/financiele stukken/begroting. Geraadpleegd op 6 juni 2016.

Gemeente Haarlem (2015) Collegebesluit Bijlage 1: “Naar een lobbyagenda voor de gemeente Haarlem.”

https://gemeentebestuur.haarlem.nl/zoeken/naar%20een%20lobbyagenda%2 voor%20haarlem/. Geraadpleegd op 8 juni 2016.

Hof van Twente (2013). https://hofvantwente.pvda.nl/wp

content/uploads/sites/119/2014/01/Aanpak-jeugdwerkloosheid-Regio Twente-2013-2014.pdf. Geraadpleegd op 5 juni 2016.

Hooghe, L. & Marks, G. (2001). Multi-Level Governance and European Integration. Oxford: Rowman & Littlefield publishers.

Hooghe, L. & Marks, G. (2003). Unraveling the Central State, but How? Types of Multi-level Governance. American Political Science Review, 97(2): 233-342. John, P. (2000). The Europeanisation of sub-national governance. Urban Studies,

37(5/6), 877.

John, P. (2001). Local governance in western Europe. London: Sage. Koers 053 Enschede (2016). De begroting.

http://www.koers053.enschede.nl/actueel/samenwerking-met-duitsland. Geraadpleegd op 14 mei 2016.

Kübler, D., & Piliutyte, J. (2007). Intergovernmental relations and international urban strategies: constraints and opportunities in multilevel polities. Environment and planning C: government and policy, 25(3), 357-373.

Marshall, A. Europeanization at the urban level: local actors, institutions and the dynamics of multi-level interaction. Journal of European Public Policy, 12: 668-686.

Metropoolregio Amsterdam (MRA). http://www.metropoolregioamsterdam.nl/over mra. Geraadpleegd op 8 juni 2016.

(31)

31

Perkmann, M. (2003). ‘Cross-border regions in Europe: Significance and drivers of regional cross border co-operation’, European Urband and Regional Studies, 10(2): 154-171.

Perspectief Leerwerkbedrijven (2016). http://www.perspectief

leerwerkbedrijven.nl/index.php/over-perspectief. Geraadpleegd op 8 juni 2016. Raad voor het Openbaar Bestuur (2013), met Europa verbonden: Een verkenning van de

betekenis van Europa voor de gemeenten en provincies. Den Haag: ROB. Regio Twente (2016). http://www.regiotwente.nl/over-regio-twente/61-in

europa/lobby-brussel/eu-office-twente. Geraadpleegd op 3 juni 2016. Rooij, R.A.A., de (2002). The impact of European Union on local government in the

Netherlands. Journal of European Public Policy, 9(3): 447-467.

Rooij, R.A.A., de (2003). Nederlandse gemeenten en provincies in de Europese Unie. Gevolgen van het nationale EU-lidmaatschap voor subnationale overheden. Deventer: Kluwer.

Schakel, A. H., Hooghe, L. & Marks, G. (2015). Multilevel Governance and the State. In S. Leibfried. (Red.), The Oxford Handbook of Transformations of the State.

Oxford: Oxford University Press.

Sousa, L. D. (2013). Understanding European cross-border cooperation: a framework for analysis. Journal of European Integration, 35(6), 669-687.

Stichting Euregio Maas-Rijn (2016) http://www.euregio

mr.com/nl/themas/kennisinstituten. Geraadpleegd op 9 april 2016.

Tatham, M. (2010). With or without you? Revisiting territorial state-bypassing in EU interest representation. Journal of European Public Policy, 17(1): 76-99 UITP (2016). http://www.uitp.org/vision-mission. Geraadpleegd op 7 juni 2016. Van den Ouden, N. (2015). Europese Subsidies en Multi-level Governance. Universiteit

Leiden (niet gepubliceerd).

Van Oosten, A. D. E. (2015). Gevolgen van het Europees integratieproces op lokale beleidsvrijheid in Nederland 2007-2014. Universiteit Leiden.

Verschuren, P. J. M. & Doorewaard, H. (2007). Het ontwerpen van een onderzoek. Den Haag: Boom Lemma.

VNG (2012). Gemeenten en Europa: een partnerschap met potentie. Een serie van twaalf inspirerende interviews met bestuurders.

https://vng.nl/files/vng/publicaties/2012/20121017_eu_bestuurders_intervie s.pdf. Geraadpleegd op 9 april 2016.

(32)

32 VNG (2013). Kansen aan de grens. http://vds04.novulo.com/budgetting/4-1

programma-economie-en werk101.asp. Geraadpleegd op 9 juni 2016. VNG (2014). Europese Subsidiewijzer: 2014-2020.

https://vng.nl/files/vng/nieuws_attachments/2014/20140305_europese_subsi iewijzer.pdf. Geraadpleegd op 20 april 2016.

VNG (2016). https://vng.nl/vereniging/organisatie/directie-europa. Geraadpleegd op 8 juni 2016.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dus ik vind, dit moet echt gewoon bij de gemeente blijven en daar moet de provincie niet teveel, eigenlijk gewoon niet zoveel meer van te zeggen hebben. Maar om een vuist te

Gabapentine is niet geregistreerd voor gebruik bij het paard maar staat wel vermeld als ‘essentiële sub- stanties voor de behandeling van paarden’ (wachttijd van 6 maanden).. Bij

Het aantal bladeren onder de 1e tros gevormd was bij de koud en normaal opgekweekte planten vrijwel gelijk (+ 9)» maar de warm opgekweekte planten hadden 2 bladeren meer onder de

[r]

Een in de juiste richting gevelde boom kan worden aangekoppeld en vervolgens naar de sleepweg worden gesleept met zo min mogelijk wenden of keren.. Immers bij het wenden en

Daarnaast namen Concluderend kan gesteld worden dat het opleiding krijgen vooral de ook voor de vanaf 1964 nog eens 83 studenten, voor- onderwijs in de plantenveredeling aan de

Door het proefstation voor de champignoncultuur zijn monsters bereid voor het ringonderzoek naar het gehalte aan prochloraz met verschillende analyse methoden.. Op 17

Deze dertig leerlingen zijn geselecteerd op grond van hun inzet en motivatie tijdens het lesprogramma dat gericht is op het bevorderen van actief burgerschap en sociale