• No results found

Fosfaatrechten van invloed op melkvee én akkerbouw?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Fosfaatrechten van invloed op melkvee én akkerbouw?"

Copied!
79
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

2019

Lelystad

28 juni 2019 – Steven de Rijk

(2)

Afstudeeronderzoek Fosfaatrechten van invloed op melkvee én akkerbouw? 28 juni 2019

Afstudeeronderzoek

Auteur:

Steven de Rijk

derijk.steven@gmail.com

Student Aeres Hogeschool Dronten AO

Bedrijf:

Boerenbusiness Middendreef 281a 8333 GT Lelystad www.boerenbusiness.nl

Afstudeerdocent:

Dhr. Ir. Kees Westerdijk k.westerdijk@aeres.nl

Onderzoeker – Hogeschoolhoofddocent

Lelystad, 28 juni 2019 Revised version

Dit rapport is gemaakt door een student van Aeres Hogeschool als onderdeel van zijn/haar opleiding. Het is géén officiële publicatie van Aeres Hogeschool. Dit rapport geeft niet de visie of mening van Aeres Hogeschool weer. Aeres Hogeschool aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor enige schade voortvloeiend uit het gebruik van de inhoud van dit rapport.

(3)

Afstudeeronderzoek Fosfaatrechten van invloed op melkvee én akkerbouw? 28 juni 2019 Dit rapport betreft de rapportage en de resultaten van mijn afstudeeronderzoek. Door middel van mijn afstudeeronderzoek laat ik zien dat ik hbo-bekwaam ben. Mijn afstudeeronderzoek doe ik tijdens mijn afstudeerstage bij het online mediabedrijf Boerenbusiness. Het bedrijf biedt mij de mogelijkheid het onderzoek breed uit te zetten, waardoor het resultaat van het onderzoek relevant kan zijn voor zowel de melkveehouderijsector als de akkerbouwsector.

Al vanaf dat ik een kleine jongen was weet ik dat ik graag boer wil worden. Vanaf mijn middelbare schoolperiode heb ik daarom ook voor agrarisch onderwijs gekozen. In mijn schoolperiode heb ik veel stages gelopen op veel verschillende agrarische bedrijven. Een overeenkomst tussen deze bedrijven was steeds dat het familiebedrijven waren. Op deze bedrijven met hun familiaire

bedrijfsvoeringen is de samenwerking uiterst belangrijk. Niet alleen binnen de gezinnen zie ik sterke samenwerkingen maar ook tussen families. Binnen dorpen en bepaalde streken is het al vaak ‘ons kent ons’, maar hieruit lijken ook serieuze zakenrelaties te ontstaan.

Ik ben van mening dat deze samenwerkingen, vanuit familiebanden of door zakelijke relaties, van grote waarde zijn voor de agrarische sector en misschien zelfs een stempel drukken. Er bestaan veel samenwerkingen tussen melkveehouders en akkerbouwers. Ondanks deze sterke samenwerkingen lijken deze samenwerkingen geen agendapunt te zijn voor de nationale politiek. De wetgeving, waaronder het fosfaatrechtenstelsel, lijkt in mijn ogen dikwijls druk uit te oefenen op deze

samenwerkingen. Daarnaast vraag ik me ook af of het fosfaatrechtenstelsel deze samenwerkingen kan versterken.

Bij het opstellen van dit onderzoeksrapport heb ik begeleiding van Kees Westerdijk gehad, waarvoor ik hem wil bedanken. Ook bedank ik Boerenbusiness en mijn collega’s voor het bieden van een platform voor het uitzetten van het onderzoek.

Steven de Rijk

(4)

Afstudeeronderzoek Fosfaatrechten van invloed op melkvee én akkerbouw? 28 juni 2019 Inhoudsopgave ... 4 Samenvatting ... 5 Summary ... 6 1 Inleiding ... 7 1.1 Context ... 7 1.2 Raakvlakken ... 9 2 Materiaal en methode ... 12 3 Resultaten ... 15

3.1 Invloed van het fosfaatrechtenstelsel op het areaal voedergewassen ... 16

3.2 Invloed van het fosfaatrechtenstelsel op de concurrentie op de grondmarkt ... 19

3.3 Invloed van het fosfaatrechtenstelsel op de beschikbaarheid van drijfmest ... 22

3.4 Ervaring samenwerking met de tegenovergestelde sector... 24

4 Discussie ... 28 4.1 Methode ... 28 4.2 Resultaten ... 28 5 Conclusie en aanbevelingen ... 31 5.2 Aanbevelingen ... 32 Bibliografie ... 33 Bijlagen ... 35

Bijlage I Enquête inclusief traject ... 36

Bijlage II Tekst bijgaand met enquête ... 41

(5)

Afstudeeronderzoek Fosfaatrechten van invloed op melkvee én akkerbouw? 28 juni 2019 De Nederlandse agrarische sector bestaat voor bijna de helft uit melkvee en akkerbouwbedrijven. Een groot deel van deze bedrijven werken samen met een bedrijf uit de andere sector. Voor

sommige samenwerkende partijen is de samenwerking zelfs zo vanzelfsprekend, dat het niet meer zo wordt ervaren. De samenwerkingen, naast het gezamenlijke gebruik van machines, kent drie

raakvlakken; grond, voedergewassen en mest. Grond is voor beide sectoren van belang, de akkerbouwer teelt hier zijn gewassen en de melkveehouder teelt hier gewassen voor zijn melkveestapel. Voedergewassen worden geteeld door zowel akkerbouwbedrijven als

melkveebedrijven. Voor de akkerbouwer zijn deze voedergewassen van belang in zijn gewasrotatie, voor de melkveehouder dienen deze voedergewassen als hoogwaardig voer. Mest is voor beide sectoren van belang, maar de melkveehouder is genoodzaakt het overschot aan mest af te voeren. De invoering van het fosfaatrechtenstelsel raakt de individuele melkveehouder. Hierdoor is het niet uit te sluiten dat ook de akkerbouwer door de samenwerking de invloed van het

fosfaatrechtenstelsel opmerkt. Wat is dan de invloed van het fosfaatrechtenstelsel op de samenwerking tussen melkveehouders en akkerbouwers?

Een onderzoek die betrouwbaar is voor de gehele melkveehouderij en akkerbouwsector moet meer dan 380 respondenten hebben. Door de enquête die is verspreid onder 20.000 melkveehouders en akkerbouwers met een response van 1.200 heeft het onderzoek een betrouwbaarheid van meer dan 95%. Uit het onderzoek blijkt dat het fosfaatrechtenstelsel met name invloed heeft op de productie van mest en de hoeveelheid benodigde grond. Hierdoor stijgt de concurrentie op de grondmarkt maar tegelijk komt er ook juist meer ruimte voor samenwerkingen. Er hoeft minder mest te worden afgevoerd door een daling van de veestapel, dit wilt zeggen dat de concurrentie op dit gebied juist daalt. Het belang voor de afname van voer neemt af omdat melkveehouders eerder voldoende voer van eigenland hebben. Beide sectoren hebben baat bij een goede samenwerking ook al hebben ze andere belangen.

(6)

Afstudeeronderzoek Fosfaatrechten van invloed op melkvee én akkerbouw? 28 juni 2019 The Dutch agriculture sector consists of almost half of dairy farms and crop farmers. A large amount of these farmers, from different sector, work together. For some of these collaborating parties is the collaboration so obvious, that they do not experience it like this. The collaboration, besides joint usage of machinery, knows three common grounds; land, feed crops and manure. Land is for both sectors of interest, the crop farmer uses it to grow crops and the dairy farmer uses it to grow feed crops for his livestock. Feed crops are grown by both crop famers and dairy farmers. For the crop farmers these feed crops are of importance in the crop rotation, for the dairy farmers serve these feed crops as high quality feed. Manure is for both sectors of importance, however the dairy farmer is forced to dispose the surplus of manure.

The introduction of the phosphate rights (fosfaatrechtenstelsel) touches the individual dairy farmer. Because of this, it is not possible to exclude the influence of the phosphate rights on the crop farmer because of the collaboration between these sectors. What is the influence of the phosphate rights on the collaboration between the dairy farmers and the crop farmers?

A research which is reliable for the whole dairy and crop sector has to have over 380 respondents. The survey, which was spread among 20.000 dairy farmers and crop farmers, has a response of 1.200 which means that this research has a reliability of more than 95%. This research shows that the phosphate rights in particular influence the production of manure and the amount of needed land. Therefore, the competition on the land market rises, yet at the same time there is more space for collaborations. There is less manure to be disposed because of the reduction of the livestock, which means the competition in this area also decreases. The interest in purchasing feed declines since the dairy farmers are able to grow enough feed on their own land. Both sectors have an advantage by a good collaboration even when they have their own needs.

(7)

Afstudeeronderzoek Fosfaatrechten van invloed op melkvee én akkerbouw? 28 juni 2019 In Nederland zijn in totaal ruim 55.800 landbouwbedrijven, hiervan zijn 10.930 bedrijven

akkerbouwbedrijven en 15.470 melkveebedrijven (CBS, 2018). Beide sectoren bij elkaar zijn bijna de helft van alle landbouwbedrijven in Nederland. Bijna 20% van de totale landbouwbedrijven bestaan uit akkerbouwbedrijven, voor melkveebedrijven geldt 28%. Het aantal gecombineerde bedrijven laten sinds het begin van de 21ste eeuw een daling zien, vanaf 2017 is er een lichtstijging. Volgens het

Centraal Bureau voor Statistieken (2018) beschikken alle landbouwbedrijven bij elkaar over een landbouwareaal van bijna 1,8 miljoen hectare. 1,3 miljoen hectare is in gebruik door akkerbouw en melkvee. Akkerbouw heeft 35% in gebruik, melkvee heeft 65% in gebruik. Het gemiddelde inkomen over alle sectoren binnen de landbouw in het jaar 2018 was € 41.500,- per onbetaald

arbeidsjareneenheid (OAJE). Zowel akkerbouw als melkvee zitten onder dit gemiddelde. Een gemiddeld akkerbouwbedrijf had een inkomen van € 37.500,- in 2018. Voor een gemiddeld melkveebedrijf ligt met € 30.400,- het inkomen lager dan het gemiddelde van de

akkerbouwbedrijven (Economisch resultaat, 2018).

1.1 Context

Bedrijfsvoering

Bedrijven in beide sectoren zijn ingesteld op het behalen van winst. De verkoop van producten zijn de voornaamste inkomstenbronnen op de bedrijven binnen beide sectoren. Binnen de

melkveesector is de productie van melk de voornaamste inkomstenbron. Voor akkerbouw geldt dat de inkomsten gegenereerd worden uit meerdere product stromen. De meest geteelde gewassen in Nederland zijn aardappelen, granen en suikerbieten (Rijksoverheid, 2015).

Melkveebedrijven en akkerbouwbedrijven raken elkaar op drie vlakken. Het overschot aan mest op de melkveebedrijven is voor akkerbouwbedrijven een voedingsstof voor de gewassen. In 2018 is er 11,1 miljoen rundvee drijfmest afgevoerd (Mestmarkt Mestvervoer, 2018). In Nederland zijn de meest geteelde energierijke diervoedergrondstoffen (korrel)mais en graan (Nevedi, 2016). De landbouwgronden van melkvee en akkerbouw kunnen met elkaar worden uitgewisseld. Dit zijn overig ook de enige twee sectoren die kunnen uitwisselen. Landbouwgrond binnen de

tuinbouwsector is bestemd voor meerderjarige of vaste teelten, al dan niet onder glas. Fosfaatrechtenstelsel

Per ingang van 2018 is het fosfaatstelsel van kracht voor het houden van melkvee en jongvee bestemd voor melkvee. De fosfaatrechten hebben als doel de landelijke fosfaatproductie onder het toegestane productieplafond te krijgen. Dit plafond is vastgesteld op de fosfaatproductie in 2002 (84.9 miljoen kg fosfaat voor melkvee) (Evaluatie Meststoffenwet, 2009). Het is een eis van de Europese commissie om een maximale productie vast te stellen, het fosfaatplafond voor de melkveehouderij is vastgesteld door de LTO en de NZO (Hekman, 2017).

Het fosfaatrechtenstelsel is onderdeel van de meststoffenwet. In deze wet staat omschreven hoe er om moet worden gegaan met dierlijkenmeststoffen en de productie hiervan. De referentiedatum voor de fosfaatrechten is vastgesteld op 2 juli 2015. Er zijn uitzonderingen voor melkveehouders die het bedrijf hebben overgenomen, melkvee hadden uitgeschaard en buitengewone omstandigheden. Het aantal te houden stuks melkvee is afhankelijk van het aantal fosfaatrechten die het

melkveebedrijf in bezit heeft (Raad van State, 1986). Het aantal te houden dieren wordt ook beïnvloed door de melkproductie en het ureum in de melk, deze factoren bepalen de fosfaatproductie in kilogrammen.

(8)

Afstudeeronderzoek Fosfaatrechten van invloed op melkvee én akkerbouw? 28 juni 2019 In 2017 is er een maatregel geïntroduceerd om

onder het fosfaatplafond te komen die door de melkveehouderij in datzelfde jaar is overschreden. Deze regeling houdt in dat ieder bedrijf een reductie van de melkveestapel doorvoert (Van Dam, 2017). Door deze reductie is de

melkveestapel in 2017 met 4.2% gekrompen. Het areaal grasland en voedergewassen zijn met 2.5% gekrompen. Het areaal akkerbouw is in dit jaar met 1.37% gestegen. Voor het aantal hectares en dieren in 2017 en 2018 wordt verwezen naar tabel 1.1 (CBS, 2018).

Voeder-mestovereenkomsten

Melkveebedrijven mogen sinds 2016 niet groeien in het aantal dieren zonder hiervoor grond aan te wenden. Er mag maximaal 20 kg fosfaat overschot per hectare zijn volgens de Wet grondgebonden groei. Er mag alleen met meer overschot worden geproduceerd als een deel daarvan grondgebonden is. Er is een voorstel gedaan die voorziet in de invoering van mestovereenkomst. De voeder-mestovereenkomst heeft als doel dat de hoeveelheid mest die in de overeenkomst is opgenomen in mindering wordt gebracht op het bedrijfsfosfaatoverschot. De mest wordt dan geplaatst op de grond van een akkerbouwer, de melkveehouder krijgt voer van de akkerbouwer terug. Dit voorstel is niet geaccepteerd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Schouten, C. 2018). De reden hiervoor ligt in het feit dat de fosfaatrechten de uitbreiding van de omvang van het

melkveebedrijf al beperken. Doormiddel van voeder-mestovereenkomsten zou de melkveehouderij maximaal 26% kunnen groeien, de fosfaatrechten beperken deze groei. (Silvis et al., 2017)

Gecombineerde opgave

Ieder jaar wordt door alle agrarische bedrijven de Gecombineerde opgave ingevuld. De gegevens voor de

landbouwtelling en de mestwetgeving worden opgegeven (RVO, 2019). Zowel melkveehouders als akkerbouwers vullen in de Gecombineerde opgave het aantal hectares cultuurgrond in. Op deze hectares mogen zij dat groeiseizoen mest plaatsten. Er is een mogelijkheid tot het intekenen van elkaars grond maar er kan elk groeiseizoen maar één gebruiker zijn. Door een verschuiving te maken in welk bedrijf de percelen intekent kan, zonder

dierlijke mest aan of af te voeren, het areaal waarop mest wordt geplaatst omhoog. (Zie tabel 1.2) Dit geeft een voordeel in de gewassenrotatie van de akkerbouwer. De melkveehouder krijgt meer grond in beheer waardoor de melkveehouder kan voldoen aan de wet grondgebonden groei. De akkerbouwer kan laag solderende gewassen uitsluiten van zijn bouwplan door deze te ruilen met tijdelijk grasland van de melkveehouder. Op een deel van de percelen die vrijkomen kunnen hoog salderende gewassen worden geteeld. Een ander deel kan de melkveehouder opnemen in zijn beheer voor het plaatsten van rundvee mest.

Tabel 1.1 Aantal hectares en dieren 2017 en 2018 (CBS, 2018)

(9)

Afstudeeronderzoek Fosfaatrechten van invloed op melkvee én akkerbouw? 28 juni 2019 De bodemvruchtbaarheid neemt toe door het toedienen van mest. Bij het scheuren van grasland komt nitraat en koolstof vrij. Deze emissies kunnen een gevaar vormen voor de waterkwaliteit en het klimaat. Het scheuren van blijvend grasland produceert meer emissie dan het jaarlijks roteren met bouwland (De Wolf et al.,2018).

Grondgebruik

Tussen 2012 en 2015 kreeg ruim 15.000 hectare landbouwgrond een andere besteming. Het grootste deel van deze hectares is bestemd als open natuur, het andere deel voor bebouwing (Van Doorn, 2018). Sinds 1960 is de grondprijs bijna 3 keer zo hoog geworden en in verhouding meer gestegen dan de inflatie (Frajon, et al., 2013). In figuur 1.1 is het verloop van de reële grondprijs zichtbaar vanaf 1970 tot 2012.

Mestgebruik

Tussen 2010 en 2018 is de bijdrage voor het afvoeren van mest verhoogt. De ophaal bijdrage is gebaseerd op vraag en aanbod van de markt. Organische mest toedienen op akkerbouwland heeft een positief effect op het

bodemleven en benutting van stikstof. Mest alleen is niet voldoende maar ook het bouwplan en de

grondbewerking spelen een rol (Bloem, Koopmans & Schils, 2017).

1.2 Raakvlakken

Uit de theorie blijkt dat melkveebedrijven en akkerbouwbedrijven raakvlakken hebben. Van oudsher zijn de bedrijfsvoeringen met elkaar vermengd, met in de basis de gemengde bedrijfsvoeringen. Deze gemengde bedrijven zijn in de naoorlogse jaren sterk afgenomen. De bedrijfsvoeringen van beide bedrijfssoorten hebben als doel winst te behalen. De melkveehouderij en akkerbouw is met elkaar verbonden op drie gebieden; grond, mest en voer. Beide bedrijven hebben belang bij grond om te kunnen groeien in omvang van het bedrijf. Dierlijke meststoffen zijn een belangrijke basis voor de groei van voedergewassen en akkerbouwgewassen. Akkerbouwbedrijven plaatsen de mest van melkveehouderijbedrijven die meer mest produceren dan dat zij zelf kunnen plaatsen. Het

fosfaatrechtenstelsel heeft invloed op de melkveehouderijsector en raakt individuele bedrijven in de

Figuur 1.1 Ontwikkeling van de grondprijs (euro/ha) (Frajon, Silvis, vader, Voskuilen & Agricola, 2013)

Figuur 1.2 Ontwikkeling van de ophaalbijdrage rundveedrijfmest (euro/kub) (Dataview, 2018)

(10)

Afstudeeronderzoek Fosfaatrechten van invloed op melkvee én akkerbouw? 28 juni 2019 bedrijfsvoering. Doordat melkveehouderhijbedrijven en akkerbouwbedrijven verbonden zijn met elkaar heeft het fosfaatrechtenstel ook invloed op de bedrijfsvoering van akkerbouwbedrijven. Het fosfaatrechtenstelsel is een landelijk beleid en daarmee ook sector overschrijdend, met uitzondering van knelgevallen. De reductie van de landelijke veestapel wordt vaak op nationaal weergeven. Echter zit er verschil in reductie het reductiepercentagae tussen de verschillende melkveehouderij bedrijven, en de invloed hierop. Hierdoor is de impact door de reductie van het fosfaatrechtenstelsel voor ieder melkveebedrijf specifiek. De individuele impact van het

fosfaatrechtenstelsel op de melkveehouderijbedrijven en de, door de samenwerking hieraan verbonden, akkerbouwbedrijven is de aanleiding voor dit onderzoek.

Impact van het fosfaatrechtenstelsel

De invoering van het fosfaatrechtenstelsel heeft impact op de samenwerkingen tussen

melkveehouder en akkerbouwer. Deze impact kan zowel ten positieve zijn voor de samenwerking tussen de melkveehouderijbedrijven en de akkerbouwbedrijven als negatief. Het onderzoeken naar de impact op de samenwerkingen kan een relevante bijdrage leveren aan de evaluatie van het fosfaatrechtenstelsel voor beide sectoren.

Niet alleen is het relevant om de impact op de samenwerking te onderzoeken maar ook wat de veranderingen inhouden die deze impact maken. Deze veranderingen kunnen binnen de raakvlakken (grond, mest en voer) van de verschillende bedrijven liggen. De relevantie van het onderzoek naar de impact op de raakvlakken is dan bedrijfsspecifiek gericht. Ook heeft het fosfaatrechtenstelsel door de veranderingen in de samenwerking impact op landelijke onderwerpen zoals onder anderen

biodiversiteit en vergroening. Gevolgen voor de samenwerking

Dat melkveehouderijbedrijven en akkerbouwers raakvlakken hebben wordt duidelijk uit de

onderzoeksrapporten die geschreven zijn. Deze onderzoeken zijn uitgevoerd op provinciaal niveau en geven veelal de mogelijkheden van samenwerkingen weer, geeft De Wolf aan (persoonlijke

mededeling, 2019). Het fosfaatrechtenstelsel is in 2018 ingevoerd, over de invloeden ervan is nog weinig bekend. Het is niet bekend hoeveel melkveebedrijven en akkerbouwerbedrijven

samenwerken. De invulling van deze samenwerkingen zijn niet bekend, aan te nemen is dat er veel verschillende vormen van samenwerking zijn. Het is niet duidelijk wat de veranderingen zijn binnen de samenwerkingen als gevolg van de invoering van de fosfaatrechten.

Vraagstelling

De hoofdvraag als basis voor dit onderzoek is: wat is de impact van het fosfaatrechtenstelsel op de

samenwerking tussen melkveehouders en akkerbouwers in Nederland? Deze vraag is opgesplitst in 4

deelvragen. Drie deelvragen zijn gebaseerd op de drie raakvlakken die er de tussen melkveehouderij en akkerbouw sector zijn. Eén deelvraag is gebaseerd op de inhoud van samenwerking tussen deze sectoren.

- Wat is de invloed van het fosfaatrechtenstelsel op het areaal voedergewassen en landbouwgewassen?

- Wat is de invloed van het fosfaatrechtenstelsel op de concurrentie op de grondmarkt tussen melkveehouders en akkerbouwers?

- Wat is de invloed van het fosfaatrechtenstelsel op de beschikbaarheid van dierlijke drijfmest en strorijke mest?

(11)

Afstudeeronderzoek Fosfaatrechten van invloed op melkvee én akkerbouw? 28 juni 2019 Deze vier deelvragen onderbouwen de hoofdvraag om tot een resultaat te komen (Elling, Andeweg, De Jong & Swankhuisen, 2010).

Definities en afbakening

Binnen de hoofdvraag zijn verschillende begrippen geformuleerd. Deze definities zijn verschillend te interpreteren door verschillende groeperingen. Omdat het onderzoek zich richt op de agrarische sector staan alle begrippen in een agrarische context. Het Juridisch woordenboek Lycaeus (2019) omschrijft een ‘samenwerking als het richten van een inspanning van twee of meer personen of instanties op hetzelfde doel’. Deze definitie wordt aangehouden in het onderzoeksrapport. Onder een melkveehouder en een akkerbouwer wordt één persoon of meerdere personen verstaan. Bij bedrijven die als rechtspersoon bijvoorbeeld een b.v. voeren worden de bestuurders als personen verstaan die de samenwerking aangaan.

Per regio kan de invulling van een samenwerking verschillen. In de verschillende gebieden van Nederland worden door de melkveehouders en akkerbouwers de vormen van samenwerking anders ervaren. Zelfs binnen een samenwerking kan de ervaring van de samenwerking verschillen tussen beide partijen (De Wolf, persoonlijke mededeling, 2019). In het onderzoek wordt rekening gehouden met wat de samenwerking inhoudt voor de respondenten maar de eerdergenoemde definitie wordt aangehouden.

Binnen de agrarische sector zijn 5 bedrijfstyperingen te onderscheiden. Deze vijf bedrijfstyperingen zijn weergeven in tabel 1.3. Als er meer dan 2/3 van de Standaardopbrengsten (SO) van een bedrijf uit één van deze vijf bedrijfstyperingen komt, dan betreft het bedrijf een gespecialiseerd bedrijf (Everdingen & Wisman, 2018). Een specialisatie graad van meer dan 2/3 op één van de vijf bedrijfstyperingen heeft in dit rapport de term ‘hoofdtak’. Evaluatie van het fosfaatrechtenstelsel

De resultaten uit het onderzoek moeten antwoord geven op de deelvragen. De deelvragen

beantwoorden de hoofdvraag van het onderzoek. De conclusie van het onderzoek moeten bijdrage aan de evaluatie van het fosfaatrechtenstelsel. Om het onderzoek onderdeel te laten zijn van de evaluatie van het fosfaatrechtenstel moet het onderzoek representatief zijn voor de

melkveehouderij- en akkerbouwsector. Beide sectoren tellen bij elkaar 26400 bedrijven, dit is ook de populatie voor het onderzoek. Bij 95% betrouwbaarheid moet de steekproefgrootte 379

respondenten zijn. 1. Akkerbouw 2. Tuinbouw 3. Blijvende teelten 4. Graasdieren 5. Hokdieren

Tabel 1.3 Vijf bedrijfstyperingen (Everdingen & Wisman, 2018)

(12)

Afstudeeronderzoek Fosfaatrechten van invloed op melkvee én akkerbouw? 28 juni 2019 Het onderzoek richt zich op de invloed van het fosfaatrechtenstelsel op de samenwerking, gezien door de bril van de melkveehouders en akkerbouwers. Naar verwachting zou er uit een kwantitatief onderzoek van deze omvang geen verband kunnen worden gevonden omdat er veel verschillende factoren meespelen. Aanvankelijk zou het onderzoek dus van kwalitatieve aard zijn. De

onderzoeksresultaten zijn verkregen door middel van een kwalitatieve enquête die is verspreid onder een steekproef van de populatie. Echter, door de grote response van de enquête was het niet

mogelijk de resultaten kwalitatief te toetsten. Er is gekozen voor een kwalitatieve statistische

toetsmethode die onderbouwd is met een kwantitatieve interpretatie van de resultaten. De enquête is bijgevoegd in bijlage I.

Aanpak per deelvraag

Per deelvraag is omschreven waar onderzoek naar is gedaan en hoe er tot een antwoord is gekomen. Alle deelvragen worden getoetst door een kwalitatief onderzoek.

- Wat is de invloed van het fosfaatrechtenstelsel op het areaal voedergewassen en landbouwgewassen?

Er is onderzocht of de agrarische bedrijven grotte veranderingen hebben doorgevoerd in hun areaal voedergewassen of landbouwgewassen die herleid kunnen worden naar de invoering van het fosfaatrechten stelsel. In de enquête is gevraagd naar het areaal voerder en landbouwgewassen in twee verschillende periodes, 2015-2017 en 2018-2019. Er is gevraagd naar een schatting van het areaal landbouwgewassen in deze periodes. Er is gevraagd naar de reden waarom het areaal gestegen is of juist is gedaald.

- Wat is de invloed van het fosfaatrechtenstelsel op de concurrentie op de grondmarkt tussen melkveehouders en akkerbouwers?

Er is onderzocht hoe melkveebedrijven en akkerbouwbedrijven de concurrentie ervaren voor en na de invoering van het fosfaatrechtenstelsel. Er is gevraagd of de melkveehouders en akkerbouwers grond hebben aangekocht of verkocht in de periode 2015-2017 en 2018-2019, en wat de reden hiervan is geweest. Er is gevraagd of er concurrentie wordt ervaren en wat de reden is dat deze concurrentie wordt ervaren.

- Wat is de invloed van het fosfaatrechtenstelsel op de beschikbaarheid van dierlijke drijfmest en strorijke mest?

Er is onderzocht of er een verschuiving is te zien in de beschikbaarheid van dierlijke meststoffen. Ook is er onderzocht of er een verschuiving is te zien tussen de beschikbaarheid van drijfmest en strorijke mest. Er is gevraagd of de deelnemers mest hebben aangevoerd/afgevoerd in de periode 2015-2017 en 2018-2019. Er is gevraagd wat de reden is van de aan en afvoer van deze meststoffen. Er is gevraagd wat de beschikbaarheid is van drijfmest en strorijke mest.

- Hoe ervaren melkveehouders en akkerbouwers samenwerkingen met de andere sector?

Er is onderzocht wat de samenwerking voor beide sectoren inhoudt. Er is gevraagd hoe de respondent de samenwerking binnen de agrarische sector zou formuleren. Er is gevraagd of er samenwerkingen zijn ontstaan of zijn verbroken in deze periodes en wat de reden hiervan is.

(13)

Afstudeeronderzoek Fosfaatrechten van invloed op melkvee én akkerbouw? 28 juni 2019 Doel van de enquêtevragen

In de onderstaande tabel 2.1 wordt per vraag het doel weergeven. De vragen zijn specifiek voor beide sectoren. In tabel 2.1 worden de vragen voor de melkveesector weergeven. Het doel van de vragen voor de akkerbouwsector zijn idem. De respondenten die in de enquête invullen dat zij een andere bedrijfsvoering voeren dan melkvee of akkerbouw krijgen enkel de vragen 44 en 70 te zien (zie bijlage I).

Vraag

Doel

Wat is de hoofdtak van uw bedrijf? Ontdekken of het gaat om een melkveebedrijf of een

akkerbouwbedrijf.

Wat was het gemiddelde areaal voedergewassen in de jaren 2015-2017?

Ontdekken wat de hoeveelheid hectares waren voor de invoering van het fosfaatrechten stelsel.

Wat was het gemiddelde areaal voedergewassen in de jaren 2018-2019?

Ontdekken wat de hoeveelheid hectares zijn na de invoering van het fosfaatrechten stelsel.

Waarom is het areaal verkleind/vergoot? Ontdekken of fosfaatrechten de reden waren voor het

vergoten of verkleinen van het areaal.

Is er in de jaren 2015-2017 land uitgewisseld met een akkerbouwer?

Ontdekken of er een vorm van samenwerking was met een akkerbouwer voor de invoering van het

fosfaatrechtenstelsel.

Is er in de jaren 2018-2019 land uitgewisseld met een akkerbouwer?

Ontdekken of er een vorm van samenwerking is met een akkerbouwer na de invoering van het

fosfaatrechtenstelsel.

Waarom bent u gestopt/begonnen met het uitwisselen van land? Wat is de reden waarom u land uitwisselt?

Ontdekken wat de reden is voor het wel of niet uitwisselen van land? En wat de reden is dat een uitwisseling is gestopt of begonnen voor of na de invoering van de fosfaatrechten.

Is er in de jaren 2015-2017 land aangekocht of verkocht? Ontdekken hoe hoog de concurrentie op de grondmarkt

was voor de invoering van de fosfaatrechten.

Is er in de jaren 2018-2019 land aangekocht of verkocht? Ontdekken hoe hoog de concurrentie op de grondmarkt is

na de invoering van de fosfaatrechten.

Wat was de reden voor de transactie in land? Ontdekken of de fosfaatrechten de reden was voor het

doen van een transactie in land.

Als u op dit moment land zou willen kopen, is er dan voldoende aanbod in de omgeving?

Ontdekken hoe hoog de huidige concurrentie is op de grondmarkt.

Voerde u mest af in de periode tussen 2015 en 2019? Ontdekken of er mest wordt afgevoerd.

Voert u strorijke mest of drijfmest af? Ontdekken om welke mestsoort het gaat.

Hoeveel mest werd er gemiddeld afgevoerd in de jaren 2015-2017?

Ontdekken hoeveel mest er was afgevoerd voor de invoering van de fosfaatrechten.

Hoeveel mest werd er gemiddeld afgevoerd in de jaren 2018-2019?

Ontdekken hoeveel mest er is afgevoerd na de invoering van de fosfaatrechten.

Wat is de reden dat u meer/minder mest afvoert dan eerder?

Ontdekken of fosfaatrechten de reden zijn voor het meer of minder afvoeren van mest.

Heeft u afspraken vastgelegd in contracten met een akkerbouwer over de volgende onderwerpen? (Voedergewassen, landruil en mest)

Ontdekken hoeveel afspraken (binnen samenwerkingen) zijn vastgelegd in contracten.

Voor hoeveel jaar zijn deze contracten vastgelegd? Ontdekken voor hoeveel jaar contracten zijn vastgelegd

binnen samenwerkingen.

Verleent u diensten aan een akkerbouwer? Ontdekken of er binnen samenwerkingen (land mest en

voer) ook diensten aan elkaar worden verleend.

Zijn deze diensten betaald of met gesloten beurs? Ontdekken of de diensten worden verleend met een

gesloten beurs of dat er een vergoeding voor staat.

Formuleer uw definitie van een samenwerking tussen een melkveehouder en akkerbouwer?

Ontdekken of er een overeenkomst is tussen de persoonlijke definities van samenwerking.

In welke provincie is uw bedrijf gelegen? Ontdekken wat het verschillen/overeenkomsten zijn

tussen verschillende gebieden.

(14)

Afstudeeronderzoek Fosfaatrechten van invloed op melkvee én akkerbouw? 28 juni 2019 Betrouwbaarheid van de enquête

Aan het begin van de enquête is gevraagd of de respondent akkerbouw of melkvee als hoofdtak van zijn bedrijf heeft. Omdat een combinatie van verschillende bedrijfstypes de mate van de impact van het fosfaatrechtenstelsel (op bedrijfsniveau) kan beïnvloeden zijn bedrijven met een gecombineerde bedrijfsvoering niet meegenomen in het onderzoek. Aan alle bedrijven die een gecombineerde bedrijfsvoering voeren, akkerbouwbedrijven die een vorm van veehouderij hebben of

melkveebedrijven die een vorm van akkerbouw/blijvende teelt/tuinbouw hebben is vermeld dat de enquête niet voor hun is bedoeld. De enquête is anoniem maar er was een vrijblijvende mogelijkheid tot het achterlaten van contactgegevens. Eventueel kon er met deze respondenten contact worden opgenomen voor een toelichting. In bijlage I is een uitgewerkte versie van de enquête ingevoegd. Het onderzoek is uitgevoerd onder een populatie van 26.400 melkveehouderij en

akkerbouwbedrijven. De percentuele verdeling van deze populatie is 59% melkveehouderijbedrijven en 41% akkerbouwbedrijven. De steekproefgrootte dient bij een betrouwbaarheid van 95% een grootte te hebben van 379 respondenten.

De enquête is verspreid via het medium van Boerenbusiness met een bereik van 10.000

melkveehouderij en 10.000 akkerbouw gerelateerde contacten. Naar verwachting is 60% van beide groepen uitvoerend melkveehouder of akkerbouwer. De potentiele steekproefgrootte van de populatie is 12.000 respondenten. Naar schatting en op basis van de eerder verstuurde enquêtes binnen het medium was de verwachte response 3-5%. Het verwachte aantal respondenten ligt tussen de 360 en 600. Het uiteindelijke aantal respondenten van de enquête is 1.213.

Verspreiding en verwerking enquête

De enquête is verspreid via de mail naar alle melkvee en akkerbouw gerelateerde contacten van het online mediabedrijf Boerenbusiness. Daarbij is een inleidende tekst verstuurd (zie bijlage II) met uitleg over het onderwerp van de enquête en een motivatie om de enquête in te vullen. Via de link konden de respondenten de enquête invullen op de website van Boerenbusiness. De enquête bestaat uit 22 vragen, de vervolgvraag is afhankelijk van de eerder gegeven antwoorden. Het traject is in bijlage I omschreven. De deelnemer kan alleen door naar de volgende vraag als de vraag is beantwoord. De enquête is verwerkt via Limesurvey.

Verwerking en toetsing resultaten

De kwalitatieve resultaten zijn statistisch weergeven en zijn verwerkt in SPSS. De antwoorden van de open vragen worden kwalitatief geïnterpreteerd (Rea & Parker, 2014). De kwalitatieve resultaten, dat wilt zeggen; alle multiple choice vragen zijn getoetst door middel van de sample T-test in Excel. Deze toetsing geeft de significatie weer. De kwantitatieve resultaten worden weergeven als frequencies. Bij meerdere variabelen worden de resultaten weergeven in een crosstab.

(15)

Afstudeeronderzoek Fosfaatrechten van invloed op melkvee én akkerbouw? 28 juni 2019 In het volgende hoofdstuk worden de resultaten uit de enquête weergeven. 1.213 respondenten hebben de enquête ingevuld. Van 51 enquetes is de data niet juist doorgekomen, het valide aantal respondenten is 1.162. Hiervan hebben 699 respondenten aangegeven dat zij een

melkveehouderijbedrijf hebben. 339 respondenten hebben aangegeven dat zij een akkerbouwbedrijf hebben. 124 respondenten hebben aangeven dat zij een andere vorm van een agrarisch bedrijf voeren dan melkvee of akkerbouw.

Allereerst worden de resultaten van het onderzoek naar de hoofdtak en de ligging van het bedrijf weergeven. Vervolgens worden de resultaten weergeven per deelvraag. De resultaten worden apart weergeven voor zowel melkvee als akkerbouw. In bijlage III zijn de open antwoorden van de

respondenten ingevoegd.

Hoofdtak van het bedrijf per provincie

Tabel 3.1 Response

Tabel 3.2 Hooftak per provincie

De grootste groep melkveehouderijrespondenten bevind zich in Overijsel en Gelderland. Hierna volgt Friesland en Noord-Brabant. Voor de akkerbouwrespondeten bevind de grootste groep zich in Zeeland, hierna volgt Flevoland. De grootste groep respondenten die hebben aangegeven dat ze een ander soort bedrijf hebben dan een melkveebedrijf of een akkerbouwbedrijf bevind zich in

(16)

Afstudeeronderzoek Fosfaatrechten van invloed op melkvee én akkerbouw? 28 juni 2019 Veel voorkomende antwoorden bij een andere bedrijfsvoering dan melkveehouderij of akkerbouw zijn te onderscheiden in: jongveeopfokker, varkenshouder of pluimveehouder. Voor een totaal overzicht van de gegeven antwoorden wordt verwezen naar bijlage IIIa.

3.1 Invloed van het fosfaatrechtenstelsel op het areaal voedergewassen

In deze paragraaf worden de resultaten met betrekking tot deelvraag 1 Wat is de invloed van het

fosfaatrechtenstelsel op het areaal voedergewassen en landbouwgewassen? beschreven.

Areaal cultuurgrond melkvee

Tabel 3.3 Stijging of daling van het areaal cultuurgrond bestemd voor melkvee ten opzichte van voor 2017

Ruim 27 procent van de respondenten geeft aan dat het areaal is vergroot na 2017 ten opzichte van voor 2017. Slechts 8 procent geeft een daling aan van het areaal. De grootste groep respondenten geeft aan dat het areaal gelijk is gebleven. (zie tabel 3.3) Het verschil tussen het aantal uitgewisselde areaal voor 2017 ten opzichte van na 2017 is P = 0.2183, niet significant.

Veel voorkomende antwoorden als reden voor een daling van het areaal zijn dat er minder vee word gehouden. Reden voor het vergroten van het areaal zijn voornamelijk de aankoop van grond, diepere redenen worden er nauwelijks genoemend. Voor een totaal overzicht van de gegeven antwoorden wordt verwezen naar bijlage IIIb.

Areaal cultuurgrond akkerbouw

Tabel 3.4 Stijging of daling van het areaal cultuurgrond bestemd voor akkerbouw ten opzichte van voor 2017

Ruim 20 procent van de respondenten geeft aan dat het areaal is vergroot na 2017 ten opzichte van voor 2017. Van de respondenten geeft 10 procent een daling aan van het areaal. De grootste groep respondenten geeft aan dat het areaal gelijk is gebleven. (zie tabel 3.4) Het verschil tussen het aantal uitgewisselde areaal voor 2017 ten opzichte van na 2017 is P = 0.3674, niet significant. (zie tabel 3.4) Veel voorkomende antwoorden als reden voor een daling van het areaal zijn dat er los huurland of pacht is,welke is opgezegd. Reden voor het vergroten van het areaal zijn voornamelijk de

mogelijkheid tot het huren van meer land of uitbreiding. Voor een totaal overzicht van de gegeven antwoorden wordt verwezen naar bijlage IIIc.

(17)

Afstudeeronderzoek Fosfaatrechten van invloed op melkvee én akkerbouw? 28 juni 2019 Uitwisseling cultuurgrond melkvee

Tabel 3.5 Stijging of daling van uitwisseling van cultuurgrond met akkerbouwers ten opzichte van 2017

Het grootste deel van de respondenten geeft aan geen uitwisseling van cultuurgrond te hebben met een akkerbouwer. Ruim 27 procent geeft aan zowel voor als na 2017 een uitwisseling te hebben met een akkerbouwer. 4,6 procent van de respondenten geeft aan een uitwisseling te zijn begonnen na 2017. 3 procent van de respondenten geeft aan te zijn gestopt met een uitwisseling. (zie tabel 3.5) Het verschil tussen het aantal uitgewisselde areaal voor 2017 ten opzichte van na 2017 is P = 0.4959, niet significant.

Reden voor het stoppen van een uitwisseling zijn uiteenlopend, echter is er een overeenkomst te zien in antwoorden die aangeven dat het land “beter” benut kan worden voor de melkkoeien. De uiteenloping van antwoorden geldt ook voor de redenen waarom respondenten zijn begonnen. Hier is echter een overeenkomst te zien tussen deelnemers die meer land nodig hadden voor de plaatsing van mest of minder voer nodig hadden omdat er minder vee aanwezig was. Het meest opgegeven antwoord van respondenten die eerder al uitwisselde en dit ook nog voortzetten is de

vruchtwisseling, hierbij wordt ook het vernieuwen van grasland genoemd. Redenen om niet uit te wisselen zijn dat er geen akkerbouwers in de buurt zijn of de grond niet geschikt is. Ook wordt er door een kleinere groep benoemd dat er geen behoefte aan is. Voor een totaal overzicht van de gegeven antwoorden wordt verwezen naar bijlage IIId.

Uitwisseling cultuurgrond akkerbouw

Tabel 3.6 Stijging of daling van uitwisseling van cultuurgrond met melkveehouders ten opzichte van 2017

Het grootste deel van de respondenten geeft aan geen uitwisseling van cultuurgrond te hebben met een melkveehouder. Ruim 29 procent geeft aan zowel voor als na 2017 een uitwisseling te hebben met een akkerbouwer. 2,9 procent van de respondenten geeft aan een uitwisseling te zijn begonnen na 2017. 6,4 procent van de respondenten geeft aan te zijn gestopt met een uitwisseling. (zie tabel 3.6) Het verschil tussen het aantal uitgewisselde areaal voor 2017 ten opzichte van na 2017 is P = 0.4927, niet significant.

(18)

Afstudeeronderzoek Fosfaatrechten van invloed op melkvee én akkerbouw? 28 juni 2019 Reden voor het stoppen van een uitwisselingen zijn uiteenlopend veel zijn negatief over de manier hoe veeboeren hun land bewerken. Bij de redenen waarom er wordt gestart met een uitwisseling zijn de vruchtwisseling en omdat het mogelijkheden kan bieden. Het meest opgegeven antwoord van respondenten die eerder al uitwisselde en dit ook nog voortzetten is de vruchtwisseling, hiernaast wordt ook veel het vergoten van het aardappelareaal genoemd. Redenen om niet uit te wisselen zijn dat er geen akkerbouwers in de buurt zijn of de grond niet geschikt is. Er word ook genoemd dat er geen behoefte aan is. Voor een totaal overzicht van de gegeven antwoorden wordt verwezen naar bijlage IIIe.

(19)

Afstudeeronderzoek Fosfaatrechten van invloed op melkvee én akkerbouw? 28 juni 2019

3.2 Invloed van het fosfaatrechtenstelsel op de concurrentie op de

grondmarkt

In deze paragraaf worden de resultaten met betrekking tot deelvraag 2 Wat is de invloed van het

fosfaatrechtenstelsel op de concurrentie op de grondmarkt tussen melkveehouders en akkerbouwers?

beschreven.

Transactie van land melkvee

Tabel 3.7 Transacties van land door melkveehouders voor en na 2017

Bijna 60 procent van de respondenten heeft aangegeven geen transacties te hebben gedaan voor en na 2017. Bijna 30 procent van de respondenten geeft aan voor 2017 land te hebben aangekocht maar na 2017 geen transactie te hebben gedaan. Bijna 12 procent van de respondenten geeft aan land te hebben aangekocht voor en na 2017. 5,5 procent van de respondenten geeft aan geen transactie te hebben gedaan voor 2017 maar wel te hebben aangekocht na 2017. 1,3 procent geeft aan geen transactie te hebben gedaan voor 2017 maar wel te hebben verkocht na 2017. (zie tabel 3.7) Het verschil tussen het aantal uitgewisselde areaal voor 2017 ten opzichte van na 2017 is P = 0.5000, niet significant.

De meest genoemde redenen voor het doen van geen transacties is geen geld of geen grond

beschikbaar. De voornaamste reden voor het aankopen van land voor 2017 is uitbreiding en aanbod. De reden voor de aankoop van land voor en na 2017 is voornamelijk grondgebondenheid. Voor een totaal overzicht van de gegeven antwoorden wordt verwezen naar bijlage IIIf.

(20)

Afstudeeronderzoek Fosfaatrechten van invloed op melkvee én akkerbouw? 28 juni 2019 Transactie van land akkerbouw

Tabel 3.8 Transacties van land door akkerbouwers voor en na 2017

Ruim 66 procent van de respondenten heeft aangegeven geen transacties te hebben gedaan voor en na 2017. Ruim 15 procent van de respondenten geeft aan voor 2017 land te hebben aangekocht maar na 2017 geen transactie te hebben gedaan. Bijna 11 procent van de respondenten geeft aan land te hebben aangekocht voor en na 2017. 3 procent van de respondenten geeft aan geen transactie te hebben gedaan voor 2017 maar wel te hebben aangekocht na 2017. 1,3 procent geeft aan geen transactie te hebben gedaan voor 2017 maar wel te hebben verkocht na 2017. (zie tabel 3.8) Het verschil tussen het aantal uitgewisselde areaal voor 2017 ten opzichte van na 2017 is P = 0.4922, niet significant.

De meest genoemde redenen voor het doen van geen transacties is geen geld of geen grond beschikbaar. De voornaamste reden voor het aankopen van land voor 2017 is uitbreiding. Dit geld ook voor de respondenten die hebben aangegeven dat ze voor en na 2017 land hebben gekocht. Voor een totaal overzicht van de gegeven antwoorden wordt verwezen naar bijlage IIIg.

(21)

Afstudeeronderzoek Fosfaatrechten van invloed op melkvee én akkerbouw? 28 juni 2019 Aanbod van land per provincie

Tabel 3.9 Aanbod van land per provincie

Tabel 3.10 Samenvatting verwerking

In Friesland geeft slechts 60 procent aan dat er onvoldoende land beschikbaar is. In Flevoland, Groningen en Gelderland geeft meer dan 80 procent van de respondenten aan dat er onvoldoende land beschikbaar is. Landelijk geeft bijna 72 procent aan dat er onvoldoende land beschikbaar is voor aankoop op de korte termijn. (zie tabel 3.9 en 3.10)

(22)

Afstudeeronderzoek Fosfaatrechten van invloed op melkvee én akkerbouw? 28 juni 2019

3.3 Invloed van het fosfaatrechtenstelsel op de beschikbaarheid van drijfmest

In deze paragraaf worden de resultaten met betrekking tot deelvraag 3 Wat is de invloed van het

fosfaatrechtenstelsel op de beschikbaarheid van dierlijke drijfmest en strorijke mest? beschreven.

Strorijk mest en drijfmest melkvee

Tabel 3.11 Afvoer van mestsoorten melkvee

Ruim 83 procent van de respondenten geeft aan alleen drijfmest af te voeren. Bijna 2 procent geeft aan alleen strorijke mest af te voeren. 15 procent van de respondenten geeft aan beide soorten mest af te voeren. Het aantal valide respondenten ligt boven de 375, de betrouwbaarheid is hoger dan 95%. (zie tabel 3.11)

Strorijk mest en drijfmest akkerbouw

Tabel 3.12 Aanvoer van mestsoorten akkerbouw

Ruim 60 procent van de respondenten geeft aan alleen drijfmest aan te voeren. Ruim 5 procent geeft aan alleen strorijke mest aan te voeren. 31 procent van de respondenten geeft aan beide soorten mest aan te voeren. (zie tabel 3.12)

(23)

Afstudeeronderzoek Fosfaatrechten van invloed op melkvee én akkerbouw? 28 juni 2019 Hoeveelheid afgevoerde mest melkvee

Tabel 3.13 Stijng of daling van de hoeveelheid afgevoerde mest door melkveehouders ten opzichte van voor 2017

Van de respondenten geeft 43,2 procent aan dat de hoeveelheid afgevoerde mest ten opzichte van voor 2017 gelijk is aan na 2017. 37,1 procent geeft aan dat de afvoer van mest na 2017 minder is dan voor 2017. 19,7 procent geeft aan dat de afvoer van mest meer is dan voor 2017. (zie tabel 3.13) Het verschil tussen de hoeveelheid afgevoerde mest voor 2017 ten opzichte van na 2017 is P = 0.4083, niet significant. (zie tabel 3.13)

De meest voorkomende redenen voor het afvoeren van minder mest is minder vee of meer land. Een kleine groep noemt concreet de fosfaatrechten als reden. Daartegenover worden als redenen voor het afvoeren van meer mest, het houden van meer vee of minder land genoemd. Voor een totaal overzicht van de gegeven antwoorden wordt verwezen naar bijlage IIIh.

Hoeveelheid aangevoerde mest akkerbouw

Tabel 3.14 Stijng of daling van de hoeveelheid aangevoerde mest door akkerbouwers ten opzichte van voor 2017

Van de respondenten geeft 72,5 procent aan dat de hoeveelheid afgevoerde mest ten opzichte van voor 2017 gelijk is aan na 2017. 14,7 procent geeft aan dat de afvoer van mest na 2017 minder is dan voor 2017. 12,7 procent geeft aan dat de afvoer van mest meer is dan voor 2017. (zie tabel 3.14) Het verschil tussen de hoeveelheid afgevoerde mest voor 2017 ten opzichte van na 2017 is P = 0.1599, niet significant. (zie tabel 3.14)

De meest voorkomende redenen voor het aanvoeren van minder mest is minder plaatsingsruimte, waarbij met name fosfaat als beperkende factor wordt gezien. De redenen voor het aanvoeren van meer mest zijn uiteenlopend. Voor een totaal overzicht van de gegeven antwoorden wordt verwezen naar bijlage IIIi.

(24)

Afstudeeronderzoek Fosfaatrechten van invloed op melkvee én akkerbouw? 28 juni 2019

3.4 Ervaring samenwerking met de tegenovergestelde sector

In deze paragraaf worden de resultaten met betrekking tot deelvraag 4 Hoe ervaren melkveehouders

en akkerbouwers samenwerkingen met de andere sector? beschreven.

Afname van voedergewassen

Tabel 3.15 Afspraken afname van voedergewassen melkvee

Van de 716 melkvee gerelateerde respondenten geven 72 respondenten aan wel afspraken te hebben vast gelegd in een contract voor de duur van één jaar voor de afname van voedergewassen. 6 respondenten geven aan contracten te hebben vast gelegd voor langer dan een jaar. 33

respondenten geven aan geen afspraken te hebben vastgelegd in een contract maar wel jaarlijkse afspraken te maken. 14 personen geven aan een alternatief te hebben voor de duur van de afspraken. (zie tabel 3.15)

Gebruik van land

Tabel 3.16 Afspraken gebruik van land melkvee

Van de 716 melkvee gerelateerde respondenten geven 69 respondenten aan wel afspraken te hebben vast gelegd in een contract voor de duur van één jaar voor het gebruik van land. 9

respondenten geven aan contracten te hebben vast gelegd voor langer dan een jaar. 7 respondenten geven aan geen afspraken te hebben vastgelegd in een contract maar wel jaarlijkse afspraken te maken. 7 personen geven aan een alternatief te hebben voor de duur van de afspraken. (zie tabel 3.16)

(25)

Afstudeeronderzoek Fosfaatrechten van invloed op melkvee én akkerbouw? 28 juni 2019 Afzet van mest

Tabel 3.17 Afspraken afzet van mest melkvee

Van de 716 melkvee gerelateerde respondenten geven 90 respondenten aan wel afspraken te hebben vast gelegd in een contract voor de duur van één jaar voor de afzet van mest. 8

respondenten geven aan contracten te hebben vast gelegd voor langer dan een jaar. 14 responenten geven aan geen afspraken te hebben vastgelegd in een contract maar wel jaarlijkse afspraken te maken. 12 personen geven aan een alternatief te hebben voor de duur van de afspraken. (zie tabel 3.17)

In bijlage IIIj worden de alternatieve mogelijkheden benoemd door de respondenten die hebben aangegeven een andere optie te hebben voor de duur van de contracten.

Afname van voedergewassen

Tabel 3.18 Afspraken afname van voedergewassen akkerbouw

Van de 355 akkerbouw gerelateerde respondenten geven 23 respondenten aan wel afspraken te hebben vast gelegd in een contract voor de duur van één jaar voor de afzet van mest. 2

respondenten geven aan contracten te hebben vast gelegd voor langer dan een jaar. 27 responenten geven aan geen afspraken te hebben vastgelegd in een contract maar wel jaarlijkse afspraken te maken. 8 personen geven aan een alternatief te hebben voor de duur van de afspraken. (zie tabel 3.18)

(26)

Afstudeeronderzoek Fosfaatrechten van invloed op melkvee én akkerbouw? 28 juni 2019 Gebruik van land

Tabel 3.19 Afspraken gebruik van land akkerbouw

Van de 355 akkerbouw gerelateerde respondenten geven 37 respondenten aan wel afspraken te hebben vast gelegd in een contract voor de duur van één jaar voor de afzet van mest. 2

respondenten geven aan contracten te hebben vast gelegd voor langer dan een jaar. 2 respondenten geven aan geen afspraken te hebben vastgelegd in een contract maar wel jaarlijkse afspraken te maken. 6 personen geven aan een alternatief te hebben voor de duur van de afspraken. (zie tabel 3.19)

Afzet van mest

Tabel 3.20 Afspraken afzet van mest akkerbouw

Van de 355 akkerbouw gerelateerde respondenten geven 45 respondenten aan wel afspraken te hebben vast gelegd in een contract voor de duur van één jaar voor de afzet van mest. 2

respondenten geven aan contracten te hebben vast gelegd voor langer dan een jaar. 9 responenten geven aan geen afspraken te hebben vastgelegd in een contract maar wel jaarlijkse afspraken te maken. 9 personen geven aan een alternatief te hebben voor de duur van de afspraken. (zie tabel 3.20)

In bijlage IIIj worden de alternative mogelijkheden benoemd door de respondenten die hebben aangegeven een andere optie te hebben voor de duur van de contracten.

(27)

Afstudeeronderzoek Fosfaatrechten van invloed op melkvee én akkerbouw? 28 juni 2019 Diensten melkvee

Tabel 3.21 Diensten betaald of onbetaald melkvee

Ruim 49 procent van de respondenten geeft aan dat de diensten die hij/zij verricht betaald zijn. Bijna 46 procent geeft aan dat de diensten die hij/zij verricht onbetaald zijn. 5,1 procent van de

respondenten heeft een alternatief. (zie tabel 3.21)

In bijlage IIIK is een overzicht van de alternatieven weergeven. Diensten melkvee

Tabel 3.22 Diensten betaald of onbetaald akkerbouw

63 procent van de respondenten geeft aan dat de diensten die hij/zij verricht betaald zijn. 26 procent geeft aan dat de diensten die hij/zij verricht onbetaald zijn. 11 procent van de respondenten heeft een alternatief. (zie tabel 3.22)

(28)

Afstudeeronderzoek Fosfaatrechten van invloed op melkvee én akkerbouw? 28 juni 2019 In het volgende hoofdstuk worden de methode uit hoofdstuk 2 en de resultaten uit hoofdstuk 3 bediscussieerd. Aan de hand van de discussie wordt een conclusie geformuleerd.

4.1 Methode

De vooraf opgezette onderzoeksmethode is niet geheel aangehouden. Uiteraard kan er niet van worden uitgegaan, dat bij voorbaat een onderzoek precies op dezelfde wijze wordt uitgevoerd als van tevoren bedacht. Echter zijn wel de gewenste resultaten behaald. Dit wil zeggen dat er nuttige en bruikbare informatie is verkregen.

De aanpak om vanuit de deelvragen de enquête vragen te formuleren is een goede methode om het doel van de enquête voor ogen te houden. Het doel van de enquête vragen komt overeen met de resultaten. Echter het opstellen van de enquête vergt veel expertise. In het geval van dit onderzoek is hier ondersteuning geboden van derde.

Kwalitatief en kwantitatief

Aanvankelijk was het de bedoeling het onderzoek kwalitatief te toetsten doormiddel van een analyse van de open antwoorden. Door de grote omvang van de response is dit niet mogelijk geweest. Hierin wijkt de uitvoering af van de methode. Zowel een kwalitatief onderzoek als een kwantitatief

onderzoek zijn nuttig. Echter uit de inleiding bleek dat een kwantitatief onderzoek niet zou voldoen. Dit omdat er op een individueel bedrijf zoveel meer factoren mee spelen dan alleen fosfaatrechten. Een verband tussen de verschillen die optreden en de fosfaatrechten zou dan naar verwachting niet kunnen zijn gevonden.

Vanwege de hoge response is er toch besloten de resultaten statistisch te verwerken en te toetsen. Een kwalitatieve toetsing zou in de omvang van dit onderzoek niet passend zijn. Om het argument weg te nemen dat kwalitative resultaten geen verband kunnen aantonen, zijn deze resultaten kwantitatief onderbouwd. De redenen die de respondenten hebben opgegeven kunnen aangeven of een verschil, welke gevonden is uit de statistische toets, het gevolg is van de fosfaatrechten.

Betrouwbaarheid en significatie

De betrouwbaarheid van het onderzoek is hoog. Wat betreft het gehele onderzoek is, gezien de populatie (26400) en de steekproefgrootte (379) de betrouwbaarheid hoger dan 95%. Er is in geen geval een significant verschil aangetoond tussen de variabelen voor 2017 en na 2017.

4.2 Resultaten

Uit de resltaten blijkt dat het grootste deel van de melkvee gerelateerde respondenten uit Overijsel, Gelderland, Friesland en Noord-Brabant komen. Dit is mogelijk logisch te verklaren door de

hoeveelheid melkveehouders die zich in deze gebieden bevinden. Het grootste aantal akkerbouw gerelateerde respondenten bevindt zich voornamelijk in Zeeland en Flevoland, de grootste akkerbouw gebieden van Nederland.

Deelvraag 1: Wat is de invloed van het fosfaatrechtenstelsel op het areaal voedergewassen

en landbouwgewassen?

Zowel het areaal cultuurgrond bestemd voor melkveehouderij als het areaal cultuurgrond bestemd voor akkerbouw laat geen significant verschil zien tussen de periode voor de invoering van het fosfaatrechten stelsel als na de invoering van het fosfaatrechten stelsel. Wel wordt er genoemd dat de daling van het areaal cultuurgrond bestemd voor melkvee komt doordat er minder vee wordt gehouden. Uit de theorie blijkt dat het aantal koeien in Nederland is afgenomen door invoering van het fosfaatrechtenstelsel. Voor het areaal cultuurgrond bestemd voor akkerbouw is de daling van

(29)

Afstudeeronderzoek Fosfaatrechten van invloed op melkvee én akkerbouw? 28 juni 2019 cultuurgrond groter dan bij het areaal cultuurgrond bestemd voor melkvee. Hier wordt als reden opgegeven dat er minder land beschikbaar is door de stop van los huurland en pacht.

Eén van de meest voorkomende redenen voor melkveehouders om land uit te wisselen zijn om grasland te vernieuwen. Deze reden blijkt niet eerder uit theorie maar is weldegelijk een goede onderbouwing om een samenwerking aan te gaan. Redenen van melkveehouders om te beginnen aan uitwisseling van land zijn omdat er minder voer nodig is, en het land dus meer opbengt als dit gebruikt kan worden door een akkerbouwer. Vooral akkerbouwers zijn negatief over de manier waarop melkveehouders hun land bewerken en hoe zij omgaan met de bodem. Ook is er in veel gevallen simpelweg geen melkveehouderij in de buurt waardoor afstand de beperking is. Het succes van slagen van de uitwisseling is daarnaast ook afhankelijk van de grondsoort, niet iedere

melkveehouder kan grond wisselen met een akkerbouwer of andersom.

Deelvraag 2: Wat is de invloed van het fosfaatrechtenstelsel op de concurrentie op de

grondmarkt tussen melkveehouders en akkerbouwers?

De resultaten geven niet direct een hogere concurrentie weer tussen de twee sectoren door middel van de fosfaatrechten. Opmerkelijk is dat ondanks de invoering van de fosfaatrechten,

melkveehouders aangeven land te hebben gekocht na de invoering van de fosfaatrechten en daarbij als reden aangeven uit te willen breiden. Melkveehouders die voor de invoering van het

fosfaatrechtenstelsel land hebben aangekocht ter uitbreiding hebben dit mogelijk gedaan met de verwachting dat de wetgeveing naar grondgebondenheid zou neigen. Dit komt echter niet direct uit de redenen naar voren, in een diepte interview zou wel kunnen worden doorgevraagd. Het is niet duidelijk te verklaren of de uitbreiding in de akkerbouwsector gevolg is van het fosfaatrechten stelsel.

In Flevoland en Groningen blijkt de grootste vraag naar koopland. Opmerkelijk is dat er juist in Friesland de minste vraag is naar koopland terwijl zowel Flevoland als Groningen grenzen aan deze provincie. Ook in Gelderland is de vraag naar koopland hoog. Over het algemeen laten de resultaten zien dat er meer vraag is dan aanbod. Dit effect beïnvloed de grondprijs, maar stimuleert tevens de concurentie.

Deelvraag 3: Wat is de invloed van het fosfaatrechtenstelsel op de beschikbaarheid van

dierlijke drijfmest en strorijke mest?

Uit de resultaten blijkt dat drijfmest de voornaamste afgezette mest is. Drijfmest is homogener en hierdoor nauwkeuriger te bemonsteren en toe te dienen op het land. Daarnaast brengt het transport van drijfmest minder kosten met zich mee dan het transport van strorijke mest. De resultaten laten zien dat de akkerbouwsector meer strorijke mest aanvoert dan dat de melkveehouderij sector afvoert. Daartegenover staat dat de melkveehouderij meer drijfmest afvoert dan dat de akkerbouwsector plaatst.

Er is geen significant verschil tussen de afvoer van mest voor en na de invoering van het

fosfaatrechtenstelsel. Wel voert meer dan 35 procent van de melkveehouders minder mest af dan voor de invoering van het fosfaatrechtenstelsel, zij geven hiervoor als voornaamste reden; het houden van minder vee. Uit de theorie blijkt dat het fosfaatrechtenstelsel het aantal melkkoeien in Nederland heeft laten dalen. Toch is de markt er nog steeds opgericht dat er meer aanbod van drijfmest is dan vraag. Dit komt omdat akkerbouwers ook mest kunnen aanwenden uit andere sectoren.

(30)

Afstudeeronderzoek Fosfaatrechten van invloed op melkvee én akkerbouw? 28 juni 2019

Deelvraag 4: Hoe ervaren melkveehouders en akkerbouwers samenwerkingen met de andere

sector?

Jaar op jaar contracten zijn de meest voorkomende afspraken die zowel door melkveehouders als akkerbouwers worden gemaakt. Voor de melkveehouderij geldt dat voor de afzet van mest en het gebruik van land het meeste wordt vastgelegd in een contract. Dit geldt tevens ook voor de akkerbouwsector. Hier is het echter wel meer om het even of de afspraken voor de afname van voerdergewassen is vastgelegd in een contract.

Melkveehouders verrichten bijna evenveel diensten voor betaald als onbetaald. Akkerbouwers verrichten meer diensten betaald. Slechts 1 op de 3 akkerbouwers verricht een dienst onbetaald. Onbetaald geldt dat het werk met een gesloten beurs wordt verricht en dat er even goed wat tegen over staat. Uit de alternatieven blijkt dat een combinatie van betaald en onbetaald kan zijn dat aan het einde van het jaar de gemaakte uren worden verrekend.

Er is aan de respondenten gevraag hun definitie de geven van een samenwerking. Deze resultaten zijn niet meegenomen in het onderzoek omdat de verwerking van deze resultaten niet binnen de omvang van het onderzoek past. Wel kan er gesteld worden dat de in hoofdstuk 1 geformuleerde samenwerking aangehouden kan worden als definitie.

(31)

Afstudeeronderzoek Fosfaatrechten van invloed op melkvee én akkerbouw? 28 juni 2019 Veel melkveehouders en akkerbouwers werken samen. Deze samenwerking is belangrijk voor de uitwisseling en de concurrentie voor de raakvlakken: grond, voerdergewassen en mest. Doordat het fosfaatrechtenstelsel invloed heeft op de individuele melkveehouder zal dit door de raakvlakken binnen de samenwerking ook invloed hebben op de akkerbouwer. Het onderzoek is opgebouwd aan de hand van de deelvragen. In het volgende hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de hoofdvraag:

wat is de impact van het fosfaatrechtenstelsel op de samenwerking tussen melkveehouders en akkerbouwers in Nederland?

5.1 Conclusie Minder vee

Uit discussie blijkt dat er minder land nodig is voor de melkveehouderijsector. Hiervoor wordt door een aanzienlijk deel aangegeven dat dit komt door het houden van minder vee. Het houden van minder vee is toe te schrijven aan invoering van het fosfaatrechtenstelsel. Zonder het fosfaatrechten stelsel zou niet alleen de nationale melkveestapel gelijk gebleven zijn, maar zelfs verder zijn gegroeid. Tevens is er minder mest afgevoerd na de invoering van het fosfaatrechtenstelsel. Hiervoor is ook als reden aangegeven dan er minder vee wordt gehouden, wat eveneens weer kan worden

toegeschreven aan het fosfaatrechtenstelsel. Het houden van minder vee heeft ook als resultaat dat er minder voer nodig is, wat anders door akkerbouwers zou kunnen worden geteelt.

Concurrentie grondmarkt

Uit de discussie blijkt dat de concurrentie op de grondmarkt, door heel Nederland, meer vraag dan aanbod kent, wat tevens geen onbekend gegeven is. In Groningen en Flevoland is de concurrentie het hoogst. Terwijl in Friesland de concurrentie juist lager is. In Groningen zijn het aantal

akkerbouwers en melkveehouders gelijk, zo blijkt uit de resultaten. In Flevoland zijn er aanzienlijk meer akkerbouwers dan melkveehouders. In Friesland is de situatie juist omgekeerd. De reden voor de lage concurrentie in Friesland kan een gevolg zijn van het houden van minder vee, door de invoering van het fosfaatrechtenstelsel.

Strorijke mest

Uit de resultaten blijkt dat er minder rundveemest aangeboden wordt door het houden van vee, vanwege de invoering van het fosfaatrechtenstelsel. Echter, is er nog geen sprake van een te kort omdat akkerbouwers mest uit andere sectoren kunnen aanvoeren. Akkerbouwers voeren meer strorijke mest aan ten opzichte van drijfmest, dan melkveehouders afvoeren.

Verschillende belangen

Uit het onderzoek wordt niet direct duidelijk hoe melkveehouders en akkerbouwers de

samenwerking ervaren. Wel kan er worden gesteld dat beide sectoren andere belangen hebben bij een samenwerking. De melkveehouder is meer gericht op de korte termijn, de akkerbouwer op lange termijn. Uiteindelijk is de akkerbouwer wel negatiever over samenwerking als melkveehouders.

Uit het onderzoek blijkt dat het fosfaatrechtenstelsel invloed heeft op het aantal dieren dat mag worden gehouden. Het houden van minder vee heeft impact op de hoeveelheid mest die wordt geproduceerd. Het houden van minder vee heeft impact op het areaal dat nodig is voor voedergewassen en daarmee ook op de grond die niet meer nodig is voor het telen van voedergewassen. Doordat de concurrentie op de grondmarkt is verminderd kan er enerzijds meer ruimte komen voor samenwerking, anderzijds is er minder behoefte naar

(32)

Afstudeeronderzoek Fosfaatrechten van invloed op melkvee én akkerbouw? 28 juni 2019

5.2 Aanbevelingen

Er zijn geen significante verschillen aangetoond in het onderzoek, hierdoor kan het verschil wat door de fosfaatrechten is veroorzaakt niet wetenschappelijk worden onderbouwd. Echter is de

betrouwbaarheid van het onderzoek hoog door de hoge response op de enquête. Het onderzoek kan voor zowel de melkveehouderijsector als de akkerbouwsector als onderbouwing dienen.

Aanbevelingen voor de sector

Uit het onderzoek blijken kansen voor de melkveehouderijsector om meer strorijke mest af te zetten. De mogelijkheden en de intresse zouden hiervoor verder moeten worden onderzocht. Zowel de melkveehouderijsector als de akkerbouwsector is gebaat bij een onderzoek naar de finaciële voordelen van het gebruik van strorijke mest. Voordelen kunnen zijn; een verlaging van de afzetkosten en het indirecte voordeel van de positieve effecten van strorijke mest in de bodem. Doordat er minder grond nodig is voor het winnen van ruwvoer is er minder draagvlak voor een samenwerking tussen een akkerbouwer en een melkveehouder. Daartegenover staat echter wel dat er meer ruimte is voor uitwisseling van land. Meer onderzoek zal nodig zijn naar de voordelen van een samenwerking bij extensieve bedrijven.

Er dient verder onderzoek te worden gedaan naar de verschillen in samenwerking tot de

verschillende regio’s. Met name voor de provincies Flevoland en Friesland liggen er mogelijkheden. Vervolg onderzoek

Dit onderzoek kan aanleiding geven tot het doen van verder onderzoek op één van de onderwerpen. Tijdens verder onderzoek kan er dieper worden ingegaan op bepaalde onderwerpen. Een smaller onderzoeksgebied zal bijdrage aan de kwaliteit van de conclusie.

Het doen van diepte-interviews zou een passende vorm zijn om achterliggende redenen van een bepaalde verandering in de bedrijfsvoering te onderzoeken.

(33)

Afstudeeronderzoek Fosfaatrechten van invloed op melkvee én akkerbouw? 28 juni 2019 Agrimatie. (2018). Economisch resultaat. Geraadpleegd op 6 februari 2019, van

https://www.agrimatie.nl/ThemaResultaat.aspx?subpubID=2232&themaID=2272&indicatorID=2046 Bloem, J., Koopmans, Chris., & Schils, R. (2017). Effect van mest op de biologische bodemkwaliteit in

de Zeeuwse akkerbouw. Geraadpleegd op 5 april 2019, van http://edepot.wur.nl/425171

CBS. (2018). Landbouw; economische omvang naar omvangsklasse, bedrijfstype [CBS]. Geraadpleegd op 6 februari 2019, van

https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/80785ned/barv?ts=1549629873081

CBS. (2018). Landbouw; gewassen, dieren en grondgebruik naar hoofdtype, regio. Geraadpleegd op 28 maart 2019, van https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/80783ned/table?dl=15236 Dam, M.H.P. van. (2017). Regeling fosfaatreductieplan 2017. Geraadpleegd op 29 maart 2019, van https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/regelingen/2017/02/17/regeling- van-de-staatssecretaris-van-economische-zaken-houdende-invoering-van-de-verplichting-tot-betaling-van-een-geldsom-regeling-fosfaatreductieplan-2017/stcrt-2017-9915.pdf

Dataview. (2018). Mestmarkt Mestvervoer [DCA Dataview]. Geraadpleegd op 6 februari 2019, van https://databank.dca.nl/?tbl=33

Doorn, A.J. (2018). Minder landbouwgrond, meer natuur. Geraadpleegd op 4 april 2019, van https://www.boerenbusiness.nl/grond/artikel/10880680/minder-landbouwgrond-meer-natuur Elling, R., Andeweg, B., Jong, J. de., & Swankhuis, C. (2010). Rapportagetechniek (vierde druk). Groningen: Noordhoff Uitgevers.

Everdingen, W. van., & Wisman, A. (2018). NSO-typering 2018. Geraadpleegd op 6 mei 2019, van https://library.wur.nl/WebQuery/wurpubs/fulltext/465323

Frajon, H., Silvis, H., Vader, J., Voskuilen, M., & Agricola, H. (2013). Prijs hoger dan waarde van

landbouwgrond. Geraadpleegd op 5 april 2019, van

https://www.pbl.nl/sites/default/files/cms/publicaties/pbl_2014_Rijs_hoger_dan_de_waarde_van_l andbouwgrond_1290.pdf

Hekman, G. (2017). Het (fosfaat) plafond is bereikt, en nu?. Geraadpleegd op 28 maart 2019, van https://www.greeni.nl/webopac/MetaDataEditDownload.csp?file=2:143750:1

Nevedi. (2016). Wijzer over grondstoffen. Geraadpleegd op 6 februari 2019, van

https://assets.nevedi.nl/p/229376/Grondstoffenwijzer%20Nevedi%20versie%202016%20(LR)(2).pdf Raad van State. (1986). Meststoffenwet. Geraadpleegd op 28 maart 2019, van

https://wetten.overheid.nl/BWBR0004054/2019-01-01#HoofdstukV

Rea, L. M., & Parker R. A. (2014). Designing and conducting survey research. (vierde druk). San Francisco: Jossey-Bass.

Rijksoverheid. (2015). Land- en tuinbouw: ruimtelijke spreiding, grondgebruik en aantal bedrijven,

1980-2014. Geraadpleegd op 6 februari 2019, van

https://www.clo.nl/indicatoren/nl2119-agrarisch-grondgebruik-

RVO. (2018). Gecombineerde opgave. Geraadpleegd op 29 maart 2019, van https://mijn.rvo.nl/gecombineerde-opgave

(34)

Afstudeeronderzoek Fosfaatrechten van invloed op melkvee én akkerbouw? 28 juni 2019 Schouten, C. (2018). Informatie over toezegging TO2428 inzake voer-mestcontracten. Geraadpleegd op 29 maart 2019, van

https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/kamerstukken/2018/04/20/kamer

brief-over-duidelijkheid-voer-mestcontracten/kamerbrief-over-duidelijkheid-voer-mestcontracten.pdf

Silvis H., Luesink H., Reijs J., Koeijer T. van., & Daarselaar C. (2017). Quickscan amendement

voeder-mestovereenkomsten. Geraadpleegd op 29 maart 2019, van

https://www.eerstekamer.nl/overig/20180420/quickscan_amendement_voeder/document Tweede kamer der Staten-Generaal. (2010). Evaluatie meststoffenwet. Geraadpleegd op 28 maart 2019, van https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28385-189.pdf

Wolf, P. de., Dijk, W. van., & Klompe, K. (2018). Samenwerking tussen agrarische sectoren in

Noord-Holland. Geraadpleegd op 5 april 2019, van

(35)
(36)

Afstudeeronderzoek Fosfaatrechten van invloed op melkvee én akkerbouw? 28 juni 2019

Enquête

inclusief traject

Vraag 1

Wat is de hoofdtak van uw bedrijf? Melkvee Ja, naar a vragen Akkerbouw Ja, naar b vragen Anders.. ja, naar vraag 11

a vragen b vragen

Vraag 2a

Wat was het gemiddelde areaal

voedergewassen in de jaren 2015-2017? .. hectare

Vraag 3a

Wat was het gemiddelde areaal

voedergewassen in de jaren 2018-2019? .. hectare

Vraag2b

Wat was het gemiddelde areaal

landbouwgewassen in de jaren 2015-2017? .. hectare

Vraag 3b

Wat was het gemiddelde areaal

landbouwgewassen in de jaren 2018-2019? .. hectare

Als het antwoord op vraag 2 hoger is dan op vraag 3 -> 4X Als het antwoord op vraag 2 lager is dan op vraag 3 -> 4Y

Vraag 4X

Waarom is het areaal verkleind? Vraag 4Y

Waarom is het areaal vergoot? Vraag 5a

Is er in de jaren 2015-2017 land uitgewisseld met een akkerbouwer?

Ja/Nee Vraag 6a

Is er in de jaren 2018-2019 land uitgewisseld met een melkveehouder?

Ja/Nee

Vraag 5b

Is er in de jaren 2015-2017 land uitgewisseld met een melkveehouder?

Ja/Nee Vraag 6b

Is er in de jaren 2018-2019 land uitgewisseld met een melkveehouder?

Ja/Nee

Als het antwoord op vraag 5 ‘ja’ is en op vraag 6 ‘nee’ -> vraag 7X Als het antwoord op vraag 5 ‘nee’ is en op vraag 6 ‘ja’ -> vraag 7Y

Als het antwoord op vraag 5 en 6 ‘ja’ is -> vraag 7W

Als het antwoordt op vraag 5 en 6 ‘nee’ is -> vraag 7Z en vraag 16yb Vraag 7X

Waarom bent u gestopt met het uitwisselen van land? Vraag 7Y

Waarom bent u begonnen met het uitwisselen van land? Vraag 7W

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In summary we propose seven new feature types: (1) Local Azimuthal Binary Patterns (LABPs) (2) Local Depth Phase Quantisers (LDPQs) (3) Local Azimuthal Phase Quantisers (LAPQs)

Daarbij zijn er ook kansen voor agro-productie- parken of anderzijds geïntegreerde systemen gelegen nabij de stad, die gedurende het hele jaar verse producten produceren (van

Voor het bedrijf dat mengvoeder aankoopt (bedr.org. Ille en IV) is zowel uitge- gaan van droging en opslag op eigen bedrijf als bij derden conform de uitgangspunten

Bij de sarnenstelling van deze gegevens is bedacht dat in rijke landen een groot gedeelte van de primaire produktie wordt gebruikt in de veeteelt-sector, zodat

Indien het simulatiemodel nog eens wordt gebruikt voor de berekening van het warmteverbruik in een gemiddeld jaar inclusief het gevelverlies, maar dan met een lekverlies wat van

Considering that there were significant differences in perception on safety vision and safety culture among priority levels, a further test determined which of the

onder leiding van die onderwyser, self die probleem opstel. Vervolgens moet die klas self die probleem van alle kante belig, sodat 'n aantal hoofvrae opgestel

Werkdruk: door de hectiek van de dag en veel aanloop van mensen met vragen moet er nog wel eens werk mee naar huis genomen worden, omdat daar binnen de kantoorwerkuren niet