• No results found

Aanlegmethoden voor een beplanting met verschillende loofhoutsoorten in grasland op zware klei

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Aanlegmethoden voor een beplanting met verschillende loofhoutsoorten in grasland op zware klei"

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

AANLEGMETHODEN VOOR EEN BEPLANTING MET VERSCHILLENDE LOOFHOUTSOORTEN IN GRASLAND OP ZWARE KLEI

F.Th.J.Hoksbergen

RIJKSINSTITUUT VOOR ONDERZOEK IN DE BOS- EN LANDSCHAPSBOUW "DE DORSCHKAMP"

WAGENINGEN

Rapport nr. 170

1978

(2)

3

-INHOUD 1. Inleiding 2. Object 3- Proefopzet 'i. Resultaten

'i. 1. Technische uitvoering 4.2. Aanslag 4.3. Tijden 5. Relatieve kosten 6. Conclusies 7- Bijlagen: foto's Blz

5

6

7

9

9

10 14 18 22

(3)

- 5

1. INLEIDING

Ervaringen in de praktijk hebben laten zien dat het machinaal planten direct in de grasmat op zandgronden kan leiden tot redelijk geslaagde beplantingen. De praktijk gaat er echter vanuit dat op de

zwaardere kleigronden veelal een grondbewerking noodzakelijk is. Grond-bewerking op deze gronden heeft tot gevolg dat bij een natte periode

de percelen moeilijk met machines te berijden zijn. Betreft het gras-land op zware klei dan zou het intact laten van de grasmat de perio-de van uitvoering minperio-der weersgevoelig maken. Om te beoorperio-delen of een grondbewerking nodig is bij de aanleg van beplantingen in graslanden op zware klei en om diverse aanlegmethoden op hun produktiviteit en kosten te onderzoeken is in het plantseizoen 1975/1976 in de ruilver-kaveling Nijmegen-noord nabij Beuningen een proef uitgevoerd. Hierbij zijn verschillende aanlegmethoden toegepast zowel op bewerkte als onbewerkte grond.

(4)

6

-2. OBJECT

Het proefobject 4 ha grasland op matig zware tot zeer zware klei (50%<2 u) is ingeplant overeenkomstig een aangepast plan van de Gront-mij (zie figuur 1 ) .

Figuur 1. Proefobject met de daarbij behorende plantvakken, houtsoorten, leeftijden, maten en plantafstanden

LEGENDA

A

A

A

D

G

D

D

A

A

D

populierebeplanting

plantafstand: 6.00 m tussen de rijen 7-00 m in de rijen

A 270 Populus cv.Robusta lengte 150-200 cm B 250 Populus cv.Oxford lengte 150-200 cm C 170 Populus cv.Androscoggin lengte

15O-2OO cm te planten inl.loofhout; totaal 4lOO stuks plantafstand: 2.00 m tussen de rijen

1.00 m in de rijen 10% zw. els 2 j 15% es 2 j 35% inl.eik 2 j 10% veldesdoorn 2 j 15% meidoorn 3 j 10% sleedoorn 3 j 5% hondsroos 2 j eenjarig bewortelde stek 410 stuks 615 stuks 1435 stuks 410 stuks 615 stuks 410 stuks 205 stuks in de randrijen als windsingel, later kappen

in groepen van 35-60 stuks, ongemengd te planten gemengd in de randen,.te planten in groepen van

10-20 stuks

In de populierebeplanting

ongemengd inlands loofhoutsortiment; totaal 12800 stuks 95% zw. els 2 j 12160 stuks

5% gr. wilg 1 j 640 stuks plantafstand: 2.00 m tussen de rijen

1.00 m in de rijen in driehoeksverband

(5)

j. PKOKKOPZKT

De grondbewerking heeft op vijf gedeelten plaatsgevonden (zie figuur 2 ) . De grondbewerking hield in: de graszode kapot frezen (5 cm d i e p ) , daarna ploegen ( 25 cm diep) en voor het planten opnieuw frezen (20-25 cm d i e p ) .

ft,...:.;... .w. bewerkt

onbewerkt

Figuur 2. Overzicht van de bewerkte en onbewerkte gedeelten.

Machines en gereedschappen

Voor het machinaal planten van struiken zijn vier verschil-lende typen eenrijige plantmachines ingezet nl:

Vink : grondfrees, vorentrekker, twee aanaarders en twee aandrukwielen Bosploeg : schijfkouter, ploeg, vorentrekker en een aandrukwiel

Heidemij: : schijfkouter, vorentrekker en aandrukwiel

Quickwood : een intermitterend hydraulisch bediende plantarm met twee aandrukwielen

(6)

8

-Voor het handplanten van struiken zijn de halfronde plantschop en de kleispade gebruikt en bij het onbewerkte gedeelte is tevens de combinatie tweemansmotorboor + spade ingezet (boor 0 28 c m ) .

Bij het planten van populieren zijn vier methoden toegepast, nl.: - machinaal plantgaten boren 0 47 cm + spade

- machinaal plantgaten woelen 0 45 cm + spade - kleispade

- halfronde plantschop.

De proef is in herhalingen opgezet en binnen de herhalingen is de onderlinge plaats geloot van de toegepaste werkmethoden op het

bewerkte en onbewerkte gedeelte. Voor een overzicht hiervan zie figuur 3'

A. halfronde plantschop B. kleispade

C. tweemans motorboor

o n b e w e r k t $:*Sx?£?>3 b e w e r k t

5. machinaal boren + spade 6. woelen + spade 7. kleispade 8. halfronde plantschop 1. Vink 2. Bosploeg 3. Heidemij 4. Quickwood plantmachines

Figuur 3. Tekening met de plaats waar de diverse machines c.q. gereed-schappen zijn ingezet

(7)

- 9

4. RESULTATEN

4.1. Technische uitvoering

De Quickwood plantmachine is uitgevallen. Deze machine was niet in staat het intermitterend plantelement in de onbewerkte grond te krijgen. De plantmachine werd dan opgelicht en de banden van de trek-ker slipten. Op het bewerkte gedeelte werden de meeste planten birj

#

het terugkomen van het plantelement uit de grond mee teruggenomen en op de grond gegooid. Daarom is besloten de Quickwood plantmachine te vervangen door de Vink plantmachine.

Plantçjaten

De grondboor achter de trekker had een 0 van 47 cm en de boor-diepte was 50 cm. De geboorde gaten bleven goed open. Op de bewerkte grond bestond het eerste gedeelte tot 30 cm uit kruimelige grond, daaronder tot 50 cm diep werden er door de boor plakken grond naar boven gebracht. Op de onbewerkte grond kwamen kluiten grond naar bo-ven tot + 25 cm, daaronder tot 50 cm werden het plakken. Voor het be-werkte en onbebe-werkte gedeelte was er sprake van een smeereffect in de onderste helft van het plantgat.

De afmetingen van de gewoelde gaten zijn 0 45 cm en diep 40 cm. Na het woelen bleef het merendeel van de gaten gevuld met grond. Op de bewerkte grond was het bovenste gedeelte kruimelig tot. 30 cm, daar-onder van 30 tot 40 cm werden het kluiten. Op de onbewerkte grond be-stond het eerste gedeelte uit zoden, de rest waren kluiten. Het in-zetten van de woeler op onbewerkte grond ging slecht door de hoge weerstand van de grond.

De tweemansmotorboor 0 28 cm, boordiepte 30 cm is alleen op het onbewerkte gedeelte ingezet. Het snijmes van de boor liep bij de inzet in de zode vol met gras. De grond uit de bovenste helft van het plant-gat bestond na hot boren uit kluiten, de onderste helft uit kleinere plakken grond. In het onderste gedeelte was er sprake van een smeer-effect aan de rand van het plantgat.

De gegraven plantgaten met de kleispade en de halfronde p l a n t s u )p hadden een afmeting van 20 x 20 x 20 cm bij struiken, en 30 x 30 x 30 cm bij populieren. De grond uit de gegraven plantgaten op het bewerkte ge-deelte voor de struiken bestond uit kruimelige grond, voor de populie-ren bestond de laatste 5 cm uit kluiten. Op het onbewerkte gedeelte

(8)

10

bestond de gegraven grond uit kluiten die kapot gestoken werden.

4 . 2 . Aanslc

-3_

Na één groeiseizoen is de aanslag (eind september) van de ver-schillende houtsoorten bepaald, ni. de levende, dode en opnieuw

uitgelopen planten. De opnieuw uitgelopen planten waren aanvankelijk bovengronds ingestorven, maar liepen in de loop van het jaar bij de

wortelhals weer uit. Zij zijn als aparte groep opgenomen. De procentu-ele verdeling van levende, dode en opnieuw uitgelopen planten zijn per houtsoort zowel voor het machinaal als voor het handplanten weer-gegeven in tabel 1. De aanslag van de populiereklonen is eveneens in deze tabel opgenomen. Tevens is de procentuele verdeling van levende, dode en opnieuw uitgelopen soorten naar methode van aanleg weergegeven in tabel 2, evenals de procentuele aanslag van de populiereklonen.

Naast het overduidelijke verschil tussen bewerkt en onbewerkt is in tabel 1 opvallend dat de es op het bewerkte gedeelte bij machi-naal en handplanten een hoog sterftepercentage heeft. Dit kan een gevolg zijn van de slechte kwaliteit van de essen. Op het onbewerkte terrein zien we bij handplanten met name bij de els en wilg een ho-ger percentage uitval dan bij eik en es en overige struiken. Dit zou kunnen betekenen dat els en wilg droogte gevoeliger zijn dan eik, es en enkele soorten struiken..

Vermeldenswaard is nog het verschil tussen twee- en driejarige els. Op bewerkte grond slaat de tweejarige els beter aan. Onder de

veel slechter onbewerkte omstandigheden slaat de driejarige els, voor-al bij de plantmachines, beter aan.

Uit de statistische verwerking van de gegevens is bij het machi-naal planten van de verschillende soorten er steeds een verschil ge-vonden ten gunste van het bewerkte gedeelte, 19% dood op het bewerkte en 89% op het onbewerkte gedeelte. Verschillen tussen de machines zijn minder duidelijk, Er is bij de meeste houtsoorten een vaste volg-orde gevonden in een oplopend slagingspercentage n lv de Heidemij-,

de Vink- en de bosploegplantmachine. Hieruit kan alleen worden geconclu-deerd dat de bosploegplantmachine beter resultaat opleverde dan de Heidemij plantmachine.

(9)

i • 3 -H OJ Ol •* a-&. c *> a. -H o 3 o ^ o •C ï • 3 - l 01 O o, o u ï .O O ï R O •O « +> o +> <-• o Os - * sO 00 so CM O l CO CO - * sO sO Cs Cs sD - * Os C s | CO * +J f " , *tf *"• t - ^ vX> r^ \T\ rH M> \D -# *"* IA r-o CM CM H) MJ| » - O) -H m ^H E 01 * OJ 01 CO m i H M Cs Is- CO -* co CS. -* t~-rs, o CM S D C O C O Os 0 0 CTs Cs O - * 0 | 00 rn CM 0 | rf O CM c \ 00 CO O CM Cs sOl SO CM ^ 1 CM so in col so IA ~l w 3 a o a IS +> o sO CM in t*-t-- sO i n Is- m SO SO o! +> O in en CTs CO n n cö r^ -* oo •o •o o cc •o c E o

(10)

H-> X u eu ï Ol J 3 C 0 *> X u <D Ï m £1 T H - H ed « <-> cd C 0 cd v a ï • 3 - l CU CU • H 0 ) C V * a -n 0 3 o a i 0 T3 T3 C 0 > * Ol ^4 T - I -H a « « -H -P c o cd v « * • 3 - l Ol CU • H ö ) C V S R 0 , - H 0 3 •o 0 ^ 0 •a c Ol > <* eu r - * c cu - p c cd " H a —* A c « eu C X "-* - H £ 3 U U cd w S en O a* - O T l CO CO T H m I A -* *"* ON O o i r-" r-CU c - w £ u cd E •H C cd <-* eu x e •* > r * -* IN» O l 0 0 r^ o 0 ] ON m r~ i H ^ 0 1 t > -ai c • H a o td B +> C cd a a i eu 0 *-» a. ca O CÛ o m CO o g o o T H N 0 [ N -CO * e n CM OS ai c • H Ü td S +> c cd a •r~i - H 3 0) T3 • H 0) X cd cd - p 0 +> t - c NO 0 1 e n ~ OS CO o ^ ^ ^H et) a +> 0 +> I A r^ Ov CM 01 o T-» o NO T3 T H CU •o Td ' - 4 s eu e j i C cil V c c cd ai - H . * a - H TJ 3 C U cd <-> J 3 » CO CO NO CM CO CO o *"* c"N CM ï - c rt 0 1 rt I A IM e n NO Q, 0 £ o 0) - p E cd - H 0 . CU •o s 0 u C|H f H cd s 17-r> NO sO e n c o * - l T H co co o r H CM T H t N -CJ T - l vO 01 V cd a ta CU ^H JÜ O r-NO CM - c CO T - l w 1 1 1 1 u 0 0 o u 0 +> 0 B m e cd e CU CU X +J « ed 0 +> | N -t n o IM I A J -CO w T H ^_^ r H ed ed +> 0 +> T H T H IM 0 1 O l . -NO O l O l NO •a P H a> • a T3 • H S a c a> u Ol 't4 T H 3 0 a c ^ CU c + j eu c u cd eu -» > a, — NO NO -* T H NO I A e n N O I A CM t ^ T H ON eu •O ed a w + c eu u 0 a ON NO e n T H 0 1 NO I A O l - O I A J1 T H 0 1 I A t N -eu •O ed 0 , +• c eu ^H CU O * NO NO T H T4 r-CO ^ I A NO ey. r i ON 0 1 t N -tu •a id a to •H eu r H ^ NO NO CO CO NO - J CM -* I A r--* ON | CO a 0 G U en +J c ed ^H a CU •a c 0 u c-H T H ed £ ed id +> 0 +> t~-NO 01 ON NO NO I A 0 1 ^^ T H id id +> 0 +> T H m CM 0 0 T H T H CO •o T H eu •a •a •H B eu CD

(11)

- 13

Ook voor het handplanten is een verschil gevonden ten gunste van het bewerkte gedeelte, 2 6 % dood op het bewerkte en 8 4 % dood op het on-bewerkte gedeelte. Er is echter geen noemenswaardig verschil tussen halfronde plantschop, kleispade en de combinatie tweemansmotorboor + spade. De kwaliteit van het plantwerk op onbewerkte grond is slechter dan op bewerkte grond, doordat de grond bestaat uit kluiten met daar-tussen lucht. Dit kan verdroging van de grond en wortels tot gevolg hebben, waardoor de situatie voor de beworteling erg ongunstig wordt.

Ook bij populieren slaat het plantsoen beter aan op het bewerkte gedeelte, 11 % dood op het bewerkte en 6 6 % dood op het onbewerkte ge-deelte. Ten aanzien van het planten van populieren is voor het

be-werkte en onbebe-werkte gedeelte afzonderlijk geen verschil gevonden tus-sen de methoden van aanleg. Verschillen tustus-sen methoden per kloon zijn statistisch geanalyseerd en zijn niet significant.

Van de populieren op de onbewerkte gedeelten zijn een maand na aanleg de plantspiegels behandeld tegen het onkruid. Een gedeelte van de plantspiegels is gespit (oppervlakte 75 * 75 cm, een steek d i e p ) , de rest van de plantspiegels is chemisch behandeld (oppervlakte 75 x 75 cm met dalapon ,8 k g / h a ) . Bij de chemische behandeling is het sterftepercentage hoger dan bij gespitte plantspiegel behandeling.

Hoewel de situatie in het jaar van aanleg door de extreme droog-te vrij ongunstig is geweest, geven de tabellen 1 en 2 duidelijk droog-te zien dat op dit type gronden, grondbewerking zonder meer noodzakelijk is om een beplanting aan te leggen.

Inboeten_1277_

In het onbewerkte deel is een jaar na aanleg alsnog eenzelfde grondbewerking toegepast als bij het bewerkte gedeelte in het eerste jaar. Voor de struiken de gehele oppervlakte en voor de populieren stroken van twen motor breed. De aanslag is aan het eind van het groeiseizoen opgenomen en de resultaten zijn in tabel 3 weergege-ven.

(12)

- 1 4

Tabel 3. Slaging na inboeten. Procentuele verdeling van levende-, dode en opnieuw uitgelopen soorten

bandplanten

struiken * 94 els en wilg 100

bewerkt gedeelte levend dood opnieuw

% uitgelopen % gemiddeld 97 Veren P. 'Oxford' 92 P.'Robusta' 95 P.'Androscog- 98 gin' 2 1 0 6** 4* * 1* * gemiddeld 95 4* * totaal aantal 2733 1941 4674 139 165 67 371

* eik, es, els, wilg, meidoorn, veldesdoorn en hondsroos ** door reeën beschadigd

Onder de duidelijk gunstiger weersomstandigheden van 1977 zijn opnieuw ingeplante gedeelten erg goed aangeslagen (op bewerkte grond!)

4,3. Tijden

In tabel 4 zijn de tijden voor diverse bewerkingen op het be-werkte en onbebe-werkte gedeelte weergegeven.

(13)

15

Tabel 4. De gemiddelde normtijden, inclusief algemene tijden (35% voor handplanten en 4 0 % voor frezen, ploegen, boren, woelen en ma-chinaal planten)

bewerkt

Igrondbewerking min/ha

onbewerkt

frezen, Ie keer 5 cm diep, 2.00 breed 174 ploegen,2 schaar 25 cm diep,O,70 m

breed 333

[ f r e z e n , 2e k e e r 25 cm d i e p , 2 . 0 0 b r e e d 476

p l a n t g a t e n b o r e n , w o e l e n m in/100 stuks min/100 stuks

boren 0 47 cm,diep 50 cm woelen 0 45 cm,diep 40 cm boren 0 28 cm,diep 30 cm ^___ ( tweemansmotorboor ) 55 38 60 49 54

machinaal planten één element inclusief

nawerk min/100 planten iin/l00 planten

Vink plantmachine Bosploeg plantmachine Heidemij plantmachine 6 , 9 9,5 1 3 , 7 9 , 9 1 0 , 8 1 2 , 4 h a n d p l a n t e n l o o f h o u t e x c l . u i t z e t t e n m i n / 1 0 0 p l a n t e n l i n / l O O p l a n t e n ( h a l f r o n d e p l a n t s c h o p k l e i s p a d e

kleispade (in geboorde gaten 0 28 cm, diep 25 cm) 70 72 187 169 68

handplanten populieren incl. uitzetten min/lOO planten lin/lOO planten halfronde plantschop

kleispade

spade in gewoe]de gaten spade in geboorde gaten

370 402 337 286 503 567 4l0 353

(14)

16

Tabel 4. (vervolg)

bewerkt Onderhoud Ie jaar (rijafstand 2 m) min/are maaien met eenassige trekker,

maai-breedte 1 m. Tussen de rijen 1.70 m maaien

+ maaien met zeis in de r i j , 0,3 m

frezen met twee-assige trekker, 9,8 werkbreedte frees 1 m. Tussen de

rijen 1,7 m frezen + hakken in de i*ij2 0,3 m 21,6 onbewerkt min/are 3,2 9,6

Uit tabel 4 blijkt het volgende:

- Machinaal planten. De produktie van de plantmachines is gemiddeld lager op de onbewerkte grond. Om een zo goed mogelijke sluiting van de wortels in de stugge grond, c.q. zode te verkrijgen was een lage plantsnelheid wenselijk.

- Handplanten. De produktie op onbewerkte grond ligt beduidend lager dan op bewerkte grond. Op het onbewerkte gedeelte is er sprake van bijzonder zwaar plantwerk in de stugge grond.

- Verschil aantal uren machinaal ten_opzichte_van_handplanten. Op het bewerkte gedeelte is er een flink tijdsverschil tussen machinaal-en handplantmachinaal-en. Het machinaal plantmachinaal-en kost gemiddeld 6,7 uur per ha x 3 (chauffeur, planter en nawerker) = totaal 20,1 manuren/ha. Het handplanten kost totaal 47,3 manuren/ha.

- Populieren. Bij het planten van populieren is er zowel op het bewerkte als het onbewerkte gedeelte een lage produktie. Voor volledig hand-werk is de planttijd op het onbehand-werkte gedeelte 39% hoger dan op het bewerkte gedeelte. Voor het planten in geboorde of gewoelde gaten is de planttijd op het onbewerkte gedeelte 2 2 % hoger dan op het

bewerk-te gedeelbewerk-te. De planttijd voor het planbewerk-ten met de kleispade is op hot bewerkte' godoolto 8% hoger dan voor de halfronde plantschop. Ui j <le hull'rondo plantschop was hot mogelijk om do voot op de schop te plaatsen, om zodoende makkelijker in de grond te komen. Op bewerkt

(15)

- 17

terrein is de planttijd van populieren in gewoelde gaten 18% hoger dan de planttijd in geboorde gaten. De hogere planttijd is hoofdzakelijk een gevolg van het gedeeltelijk uitgraven van de gewoelde grond uit het plantgat.

(16)

18

5. RELATIEVE KOSTEN

In de tabellen 5 en 6 zijn de relatieve kosten voor grondbewer-king en aanleg voor het bewerkte en onbewerkte deel weergegeven. Voor de kostenvergelijking is uitgegaan van 4000 planten per ha. De plant-afstand had moeten zijn 2 x 1 meter, is 5000 stuks per ha. Doordat al-le plantmachines gemiddeld op 1,25 meter in de rij hebben geplant en 2 meter tussen de rijen (dat is 4000 stuks per ha) is in het model

voor zowel hand- als machinaal planten gerekend met 4000 stuks per ha. Voor het machinaal planten zijn drie personen ingezet, chauffeur, planter en een nawerker. Voor de populieren is in het model gerekend met het plantverband 7 x 6 meter (238 stuks/ha).

Voor de kostenberekening is uitgegaan van de volgende bedragen per uur:

loonkosten medio 1978 (incl.soc.lasten) trekker + boor

trekker + woeler

trekker f ploeg, 2 scharen (0,7 m breed) trekker t- frees, 2 m breed

trekker + bosploegplantmachine trekker + Vink plantmachine

trekker +• Heidemij plantmachine, één element

ƒ 2 1 , — 1 8 , 1 8 , -18,50 2 1 , — 2 3 , — 2 3 , —

23,--Tabel 5. Relatieve aanlegkosten van loofhout, exclusief kosten plant-materiaal (de totale kosten van grondbewerking en planten met de Vink plantmachine zijn op 100 gesteld)

MACHINAAL PLANTEN Vink plantmachine bosploegplantmachine Heidemij plantmachine ( 1 element) HANDPLANTEN Halfronde plantschop kleispade tweemans motorboor + spade bewerkt grondbe-werking i

63

63

63

63

63

planten

37

51

73

91

94

totaal 100 114

136

154

157

onbewerkt boren -— -216 planten

53

58

66

244

220

88

totaal

53

58

66

244

220

304

(17)

19

-Uit tabel 5 blijkt het volgende: Machinaal planten

De kosten van de grondbewerking alleen al zijn 7% hoger dan de kosten van het machinaal planten op onbewerkte grond. De totale kosten van grondbewerking + planten op bewerkte grond zijn 98% hoger dan de kosten van planten op onbewerkte grond.

Voor de plantmachines is er een vaste volgorde van lage naar hoge kosten zowel op het bewerkte- als op het onbewerkte gedeelte. De Vink plantraachine is het goedkoopst, daarna komt de bosploegplantmachine

en vervolgens de Heidemij plantmachine. De verschillen tussen deze plant-machines zijn geringer voor het onbewerkte en worden groter voor het be-werkte gedeelte.

Opgemerkt dient echter te worden dat de Vink plantmachine door het aanwezige freesmechanisme gevoeliger is voor storingen dan de andere plantmachines. Tijdens de uitvoering kwamen twee grote storingen voor waarmee bij de vaststelling van de produktiviteit geen rekening is ge-houden.

De Heidemij plantmachine kan ook met twee elementen planten. De produktie neemt dan toe met 4 0 % (normen S B B ) . Dit betekent een kosten-verlaging van ca 10%.

llandplanten

Op bewerkte grond zijn de plantkosten met handgereedschap 6 0 %

lager ten opzichte van de plantkosten op de onbewerkte grond. De

totale kosten grondbewerking + planten op bewerkte grond zijn 33% la-ger ten opzichte van de plantkosten op onbewerkte grond. Op het be-werkte gedeelte is de kleispade 2% duurder dan de halfronde plant-schop en op het onbewerkte gedeelte is de kleispade 10% goedkoper dan de halfronde plantschop.

Motorhandboor + spade

De motorhandboor is uitsluitend ingezet op het onbewerkte ge-deelte. Door de hoge kosten van het boren is deze aanlegmethode van struiken inrf 1 icient ten opzichte van volledig handplanten. Do mot>i -handboor i spade is 31% duurder.

Vergelijkir.g^hand- ten opzichte van machinaal planten

Duidelijk blijkt dat door gebruik te maken van een plantmachi-ne (met één element) de plantkosten met 2 5 % worden verlaagd op be-werkte grond en met 7 5 % op onbebe-werkte grond.

(18)

2 0 1 T3 C 0 u 0 ) c cd > fi eu -p to o X Q) rH (B -P 0 -l-> 0) « l - l cd m r . <u -p (d S -p c id rH ft c 0) -p ta 0 JU <H 0) •H (0 3 -H ü X 0) •* u <D • H i - I 3 ft 0 ft c cu -p to 0 X o> 0) P - I c <d (S <u > O) • i H -p <d r-t CC vO i—i CU .o <d e ^ T3 CU -P 03 a) 05 O o T H ft 0 c •r> •H ft 0 & O 10 - p c (d i—i ft cu •o c 0 u <M P H (d J3 CU T I -l-> 11) E C cu +> c cd i - i ft c 0) 0> c • H .* u <u * CU J3 -P Jd r . CD S cu J3 C O -p JS -. 01 * <u ja u <0 •H r H 3 O O P c cu p c cd r H °1 rH CS -P O -p c CU -p s cd rH ft c CU r H cu 0 * c CU r , O £1 rH cd cd -p 0 -p c cu -p c cd rH ft e CU r H CU O * c CU SH O j a i O) 05 ß c -a -H c •* o b u 2 o> * * 4 C\ -# en -# 1 1 O O rH t H en 1 1 o NO

a"

o Ä o ta -p c cd JH ft cu •a c 0 u <H r^ cd Ä 0 0 -* 0 0 -* 1 1 en O T H -* en 1 1 ON NO CU "0 cd ft (0 •H CU —1 X en -# I A en co i -# O T H O 0 ] ND 1 CTv NO CU T3 cd ft ta + c O) •-H cu 0 _ £ . ON en o en 1 ON rH o rH -# CM 1 0 0 ON ND CU •a cd ft ta f c cu r . 0 -1°

(19)

21

-Voor het planten van populier blijkt uit tabel 6 dat de totale kosten van grondbewerking + planten op bewerkte grond 136% hoger zijn dan de kosten van het planten op onbewerkte grond. De plantkosten op het onbewerkte gedeelte alleen al zijn 37% lager dan de kosten van de grondbewerking. Tussen de methoden onderling bestaan geringe kosten-verschillen. Op onbewerkte grond leidt de combinatie boor + spade tot de laagste kosten. Na grondbewerking kan het beste alleen met de half-ronde plantschop worden geplant.

(20)

- 22

6. CONCLUSIES

Gebleken is dat de aanslag van verschillende loofhoutsoorten (berk, eik, es, els wilg, diverse struiken en populiereklonen 'Oxford', 'Robusta' en 'Androscoggin') op het bewerkte gedeelte veel gunstiger was dan op het onbewerkte gedeelte. Op de bewerkte grond bedroeg het percentage dode planten bij machinaal planten 19%» bij handplanten 26% en bij het planten van populier 11%. Op het onbewerkte gedeelte waren deze percentages resp. 8 9 % , 8 4 % en 66%.

Hoewel de situatie in het jaar van aanleg door de extreme droogte vrij ongunstig is geweest, geven de bovengenoemde verschillen in aan-slag voldoende reden om aan te nemen dat op dit type gronden (gras-land op matig zware tot zeer zware klei, 5 0 % <, 2 ja) een grondbewer-king noodzakelijk is.

Verschillen in aanslag tussen de toegepaste methoden kon alleen worden aangetoond bij het planten met plantmachines. De bosploegplant-machine gaf een betere aanslag te zien dan de Heidemij plantbosploegplant-machine. Met de Quickwood plantmachine kon in het geheel niet worden geplant. Laten we de aanslag even buiten beschouwing en kijken we alleen naar de kosten dan blijken de aanlegkosten van loofhout (exclusief populier) met behulp van de plantmachine op onbewerkte grond het laagste te zijn. Het blijkt dat de grondbewerkingskosten (frezen, ploegen, frezen) ongeveer gelijk zijn aan de kosten van het machi-naal planten op onbewerkte grond.

In vergelijking met machinaal planten op onbewerkte grond zijn

de aanlegkosten van machinaal planten op bewerkte grond tweemaal zo hoog, de aanlegkosten voor handplanten op bewerkte grond driemaal zo hoog en de aanlegkosten op onbewerkte grond viermaal zo hoog. Plan-ten met behulp van een motorhandboor op niet bewerkte grond is Plan- ten-slotte de duurste methode (ongeveer vijfmaal de goedkoopste methode). Bovenstaande geldt voor het gebruik van eenrijige plantmachines. Dit zijn o.a. de Vink- en de bosploegplantmachine. De Heidemij machine kan ook met twee of zelfs met drie elementen worden uitgerust, waar-door bij gunstige omstandigheden de kosten nog meer kunnen worden verlaagd.

Bij het planten van populieren zijn de aanlegkosten op bewerk-te grond ruim tweemaal zo duur als op niet bewerkbewerk-te grond. De grond-bewerkingskosten alleen al zijn hoger dan de plantkosten. Tussen de methoden onderling bestaan geringe verschillen.

(21)

23

-Tenslotte kan worden gezegd dat gezien de aanslagcijfers op dit type gronden een grondbewerking noodzakelijk lijkt voor zowel populier als voor het andere loofhout. Daarbij kan de aanleg, indien de weers-omstandigheden het toelaten, het beste worden uitgevoerd met een plant-machine. Gezien de moeilijke berijdbaarheid bij nat weer kan het aan-beveling verdienen de laatste grondbewerking het frezen niet in zijn ge-heel ineens uit te voeren, maar gefaseerd (d.w.z. afgestemd op de dag-produktie van de plantmachine).

Bij de aanleg van populier alléén is een bewerking van de gehele oppervlakte overbodig. Het bewerken van ca 2 meter brede stroken is voldoende. Het planten kan daarna het beste plaatsvinden met de half-ronde plantschop.

(22)

n » . v v • ' " • : ; • " . ' •

'^mé-- ••

' • • ' - . .•'.. ' .:,•""•" ^v;P'---''V-'.r v

*iv

l

S|I|Sl

.lltjiï ' sRïïvvv

liiiifi

" ' , ' P ' V - ' ' . r - - ' : > . ; > ' ; « v ; v $ v h SE .•••..••••••••..,••..•,...• ,.•••,."• .•.:•.•. ••.••••:..,.:•.. ..>,..:••••••::.. • • • : .•..•••..••.•.•••••.•:•.•••,.••.•••..•' •

•':'ï.3*v.::. v•>;••«-;••,'•¥.• ;<&•'••:; ^?^^u••;.•••'• •••::: v & S r ' • ^ « ; . n ï . u & > : #

.vifC^^^-'SS^^^^^y-Ä^'-•••'.i^. .'••••• :-:^ ''Sr;?':.••--vv;v :J-;,.J:Ç:, %,Ä-."VÄ'«g- •,;:.; ;..„,'.;•.-r»,.«-./^r>«&^^:?,s3;i?.i?, •"•':,•..-">.. *v'.r.*v:.:vi":.'- • ^ • ^ ^ • " ^ • • . . Y ^ i-i*.'-P o p u l i e r en e l s g e p l a n t op h e t o n b e w e r k t e g e d e e l t e . B i j p o p u l i e r 66% u i t v a l en b i j e l s c a 90% u i t v a l . Y Y ! "'•vi.* •..YCYKY

Populier en els geplant op het bewerkte gedeelte. B i j populier 1 1 % uitval en bij els ca 2 0 % u i t v a l .

(23)

0) +> X c u o <U >+» Q) 0) ß SI e <i> o ra G -P -H 0) S •H -p e 0) at •H a O 0) cd -o E -(-> -Ö+> cd Ä r-l ü ft-H •H • o Û) •H ra E 0) +> T i Tl •H h 0) O x is • +> » u i ; -O -O 3

o S

cd CD > cu ra P C • o cd i H . Cl <u cu <u +> o ,Q .-I T i •p <u o C O N cd TS i - l CU CU dn TOT!

iiïli

iilllll

^•:'•"' J?•••• ;:~jl&0 l i $ $ ï : © i 7

(24)

\ : &• • » , : : > 0) •p i-H cu (D CO (!) +> u m r* 0 •Q B O •p tu X! Ü •H Ö •H X, o S +> X c •H > Q) C > T3 [fi a CD P. CD • H T3 E U O (M cd ü •P O -p •p SH O It O O > -p c cd r-i ft O Q

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In Vlaanderen komt de soort vooral voor in de Kempen (Kalmthoutse Heide, Groot en Klein Schietveld, valleigebied van de Kleine en de Grote Nete, de heidegebieden

Gebieden Aantal Aantal Oppervl. Zuid Kennemerland De Bloembollenstreek Rijnland 3. Overige gebieden in Noord-Holland 4. De oppervlakte met tulpen bedroeg op deze bedrijven

Aan het begin van de proef werd weinig stikstof in het grondmonster aangetroffen (1,3 mmol NO3 + NH4 per 1 extract), maar waar het hier een gestoomde klei­ grond betreft moet het

(1986:10) hierdie werk as &#34;(d)ie eerste en (by my wete enigste) volwaardig histories-kritiese uitgawe&#34; beskou, kan dit om verskeie redes eerder as 'n Anglo-Amerikaanse

2 Hoewel we in de gezondheidszorg bereid zijn een stukje doelmatigheid op te offeren ten behoeve van meer rechtvaardigheid, omdat ook ouderen, mensen met

For this reason, the Botswana history syllabus has never articulated a need for teaching diverse histories, because the official view is that Botswana history is a

The quantitative research method and its functions and the different questionnaires used in this study, namely Psycones and Employer's perspective: Measure of psychological