Achtergrond studie
Hoewel de Hollandse kust één van de meest bestudeerde kusten ter wereld is, is de morfologische ontwikkeling op verschillende tijdschalen nog maar weinig beschreven in kwantitatieve termen en indicatoren. Dat vormde aanleiding voor een analyse van de kustontwikkeling van de Zuid-Hollandse kust tussen het Noordzeekanaal en de Nieuwe Waterweg in de periode 1965 tot 2010.
Aanpak
De onderzoekers bestudeerden de kustontwikkeling aan de hand van verschillende groepen indicatoren. Om inzicht te krijgen in de korte termijn veiligheid bepaalden zij de kans op doorbraak van de eerste (buitenste) duinenrij en de lengte van de
eroderende kust. Voor informatie over de veiligheid op middellange termijn stelden zij de trend vast in de ontwikkeling van de ‘momentane kustlijn’. Dit is de actuele positie van de kustlijn, die wordt berekend uit de zandinhoud van een deel van het kustprofiel (tussen circa +3 m NAP en -5 m NAP). Een beeld van de lange termijn veiligheid werd verkregen door veranderingen in het volume zand op verschillende waterdieptes te bepalen ten opzichte van de uitgangspositie in 1990. Tenslotte werden veranderingen in de ruimte voor natuur en recreatie bepaald aan de hand van de positie van de duinvoet en de breedte van het droge strand. De informatie werd verkregen uit de jaarlijkse serie dwarsprofielen langs de kust (JARKUS raaien) en door (model) berekeningen.
Ontwikkeling van de
Zuid-Hollandse kust
Sinds 1990 zijn er langs de Zuid-Hollandse kust ongeveer 80 miljoenen kubieke meters zand aangebracht. Deltares onderzocht de invloed van dat zand op de veiligheid van de kust en op de ruimte voor natuur en recreatie.
Samenvatting van het rapport ‘The state of the coast; case study: South Holland‘ (Alessio Giardino, en Giorgio Santinelli, Deltares, 2013).
De kust van Zuid-Holland
De Zuid-Hollandse kust kent weinig verschil tussen eb en vloed. Het is een ´golf gedomineerde kust’. Dat wil zeggen dat vooral golven de ontwikkeling van de kust bepalen, in tegenstelling tot ‘getij gedomineerde kusten’, waar getijstromingen de meeste invloed uitoefenen. Omdat de kust van nature onderhevig is aan erosie, zijn er allerlei maatregelen genomen om achteruitgang van de kust tegen te gaan. Denk daarbij aan strandhoof-den, strekdammen en zandsuppleties. Zandsup-pleties zijn niet allen uitgevoerd in het programma Kustlijnzorg om de kustlijn op zijn plek te houden (sinds 1990 ca. 42 miljoen kubieke meter), maar ook voor andere doelen zoals de duincompensatie (ruim 5 miljoen m3 zand), kustversterkingen van onder meer de Delflandse kust (> 10 miljoen m3 zand) en de zandmotor (ruim 21 miljoen m3 zand).Eerder, in de jaren zeventig, is de kust bij Hoek van Holland al verbreedt met 19 miljoen m3 zand, de zogenaamde Van Dixhoorn Driehoek.
Figuur. Voor het onderzoek is de Zuid-Hollandse kust in subvak-ken verdeeld: 8 (noordelijkste) vakken voor de kust van Rijn-land en 5 vakken voor de kust van Delfland.
Februari 2014
Resultaten en conclusies
De resultaten laten zien dat de zandsuppleties een positief effect hebben gehad op de indicatoren. De kans op het doorbreken van de eerste duinenrij is op de meeste plaatsen tien keer zo klein geworden, wat betekend dat de veiligheid is toegenomen.
Ook de veiligheid op middellange en lange termijn is verbeterd. De erosieve trend die voor 1990 optrad is omgeslagen in een aangroeiende trend. De kustlijn schoof tussen 1990 en 2010 gemiddeld 50 meter zeewaarts. Verder nam het volume zand in de ondiepe kustzone (-1 m tot -8 m NAP) in het algemeen toe. Over de zone waar het water dieper is dan 8 meter zijn helaas weinig gegevens beschikbaar.
Uit de resultaten blijkt tevens dat het droge strand langs de kust van Zuid-Holland sinds 1990 gemiddeld 3 meter breder is geworden en dat ook het duingebied is gegroeid. De voet van de eerste duinenrij is sinds gemiddeld 60 meter zeewaarts verschoven (zie figuur voor de duinvoetverplaatsing per jaar). Deze ontwikkelingen creëren extra oppervlak en daarmee extra ruimte voor recreatie en natuur. Of deze effecten blijvend zijn hangt af van het toekomstig tempo van zandsuppleties en de herverdeling van zand in het kustprofiel onder invloed van stormen en morfologische processen.
Voor sommige locaties hebben de zandsuppleties pas sinds 2000 een positief effect op de indicatoren. Blijkbaar waren daar de gesuppleerde volumes zand in de jaren 90 niet voldoende voor het onderhoud van de kust. Sinds 2000 is dit omgeslagen en is er lokaal zelfs meer zand gesuppleerd dan strikt noodzakelijk voor de korte termijn veiligheid.
De studie wijst verder uit dat niet alleen zandsuppleties de ontwikkeling van de kustlijn bepalen. Ook harde constructies zoals havendammen hebben grote invloed. De kust ten zuiden van de havendammen van IJmuiden bijvoorbeeld is aangegroeid, zonder dat er zandsuppleties zijn uitgevoerd. Daarnaast spelen natuurlijke factoren een rol bij de kustontwikkeling, zoals storm, zeespiegelstijging en bodemdaling. Tenslotte bepaalden de onderzoekers in welke gebieden de zandsuppleties het meest efficiënt zijn geweest. Daarvoor wogen zij kosten van de suppleties af tegen de toename van veiligheid en ruimte. De studie leverde daarmee bruikbare inzichten op over de effecten van eerdere zandsuppleties en stormen op de morfologische indicatoren van de Hollandse kust. Kustbeheerders kunnen deze kennis gebruiken bij het plannen van toekomstige zandsuppleties.
Trend in de ontwikkeling van de duinvoet (DF) voor de kust van Rijnland (links) en Delfland (rechts). Duidelijk is te zien dat duinvoet zeewaarts is verschoven en dat dit effect het sterkst optreedt langs de Delflandse kust.
Zie ook: Giardino A, Santinelli G, Vuik V, 2014. Coastal state indicators to assess the morphological development of the Holland coast due to natural and anthropogenic pressure factors. Ocean & Coastal Management 87, 93-101.