• No results found

Wat Miste nog miste, Siliquariidae Een wormvormige slak Tenagodus obtusus (Schumacher, 1817) s.l. uit Miste

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Wat Miste nog miste, Siliquariidae Een wormvormige slak Tenagodus obtusus (Schumacher, 1817) s.l. uit Miste"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

AFZETTINGEN WTKG 30(3),2009 64

Wat Miste nog

miste,

Siliquariidae

Een

wormvormige

slak

Tenagodus

obtusus

(Schumacher,

1817)

s.l. uit Miste

Henri Jansen*

In dit stuk ga ik in op de

naamgeving

vande wormslak uit

Misteenop de

ecologie

vande familiewaartoe deze be-hoort

(Siliquariidae). Vermoedelijk

betreft de slak uit Miste

desoort

Tenagodus

obtusus

(Schumacher,

1817)

s.1.

Tenagodus

obtusus

(Schumacher,

1817)

s.l.

Beschrijving

vanhet

Miste-exemplaar

Het betrefteen

schelp

waarvan deeerste2a3

windingen

niet

regelmatig zijn opgerold,

dit in

tegenstelling

tot watin

de literatuur beschreven wordt. Vanaf de

protoconch,

die

afgebroken

is

(zie

foto

4),

is de buis

losjes opgerold (zie

foto 1en

2).

Deze

vrij stevige

kalkbuis neemt

regelmatig

in omvangtoe.De

schelp

is dextraalenheeft

3,5

windin-gen, die dorsaal

zijn afgevlakt. Op

de

losgemaakte

buis

zijn

vanafhet

begin

in de

lengte

lirae

(kleine

axiale

ribjes)

aan-wezig

dieeeneersteaanzet

zijn

voorde

gleuf,

die zich uit

als een

ondiepe

vore

(zie

foto

3)

endie pas op tweederde

gedeelte

vande laatste

winding

tot

ontwikkeling

komt. De

buisvertoont

lateraal,

ventraal

doorlopende, onregelmatige

overdwarse

scheurtjes

alsof

je uitgedroogde

klei

plooit (zie

foto

5).

In breedste zin

lijkt

de buis wel

rommelig

geboet-seerd.

Groeilijnen zijn nauwelijks waarneembaar,

zelfs niet

bij

een

vergroting

van40 maal

(zie

foto

2,

3 en

5).

Afmeting: hoogte 7,9

mm,breedte 6mm.

Apertura afgebroken, ovaal, 2,5

mm

hoog,

3mmbreed.

Opmerkingen:

Wat betreft de

gleuf: Bij

recente

Tenagodus

soorten en

complete

fossiele

exemplaren

istezien dat

tijdens

de

ont-wikkeling

vande

schelp

in de buiseenreeks van

ellipti-sche

gaatjes zijn gevormd,

die

overgaanineenopen

gleuf

metmin ofmeer

getande

kanten. Dan

volgt

een deelvan

de buismetzeersmalle

gladde gleuf

en aan het eindevan

de buis is de

gleuf

weer

gesloten, (zie

foto 6en

7).

Voor

eenvoorbeeldvan eenfossiele

Tenagodus waarbij

al wel

gaatjes zijn ontwikkeld,

zie

Marquet (1997, pl. 3).

Twee andere

worm-achtige

slakken uit Miste werden door

Janssen

(1984)

beschreven. Het betroftweenauwverwante

soorten vande familie Vermetidae

Rafinesque,

1815,

Pe-taloconchus intortus

(Lamarck,

1818)

en

Serpulorbis

are-narius

(Linné, 1758).

Fossiele

Siliquariidae

en

paleogeografie

Baluk

(2006)

beschreef nieuwe vondstenvan een

Tena-godus

uit het Mioceenvan

Korytnica, Polen,

en

vergeleek

diemet soortenuit de door hem eerder beschreven

oester-beddenvan dezelfde

vindplaats

uit de

Lysa

heuvels

(Ba-luk, 1975).

Hoewel slecht

bewaard,

beschouwt Baluk

zijn

vondsten als van dezelfdesoortals die uit het Mioceen

van

Grand,

Bekkenvan

Wenen,

beschreven door Homes

(1856)

en Schultz

(1998),

alsook als die uit het Plioceen

vanNoord-Italië

(Sacco,

1896).

De

Korytnica-exemplaren zijn

delenvanmerendeels

juve-niele

schelpen,

de open

gleuf

zoals

bij

volwassen

exempla-rentezien is ontbreekt.

Bij

die

juveniele schelpen

is die al-leen herkenbaar alseen

ondiepe

voreop de

windingen

in

het

verloop

vande

groeilijnen.

Dat laatste

geldt

ook voor

het

exemplaar

vanMiste

(zie

foto

3).

Identieke sporenvan

de

gleuf zijn

waargenomen op

vergelijkbare

delenvande

recente soort

Tenagodus ponderosus (Mörch,

1860).

Balukschreefook dat de

soortaanwijzing

vande

Korytnica

exemplaren

onzeker

blijft.

Sterk

gelijkende exemplaren

die

mogelijk

totdezelfdesoortbehoren als die uit het

materi-aalvan

Korytnica zijn gemeld

vanverschillende

Europese

Mioceen

vindplaatsen

onder denaam

Tenagodus anguinus

(Linné, 1758) (is Siliquaria anguina (Lirmé, 1758)).

Cossmann &

Peyrot

(1922)

onderscheiddeneenaparte

vorm,

Tenagodus anguinus

var. miocaenicus in het

Mio-ceen vanhet

Aquitaine

Bekken.

Sacco

(1896)

beschreef

exemplaren

uit Noord-Italiëonder de

naam

Tenagodus anguinus (Linné, 1758) (is

T.

obtusus).

De

Europese

miocene

exemplaren

moeten toegewezen

wordenaan,

hetzij Tenagodus

obtusus

(Schumacher, 1817)

(zie

foto

6) (zie

Wenz1939,p.

680) of,

meer

waarschijn-lijk,

alsweBaluk

(2006) volgen,

aan

Tenagodus

pondero-sus

(Mörch, 1860) (zie

foto

7).

Dit op basisvan

vergelij-king

metderecente soort

Tenagodus ponderosus Mörch,

1860

(zie

Abbott &

Dance,1990,

p. 61 en

Wye, 1998,

p.

68), waarbij zij

veronderstellen dat T.

ponderosus

de

mio-cene voorouder is. Baluk

(2006)

hadeen voorkeurvoor

de laatste

optie.

Uit het

gruis

vanMiste,datwein 2003 hadden

verzameld,

kwameen voor

mij

onbekende

gastropode. Lange tijd

wist

ik nieteensof het weleen

gastropode

betrof,hetzouook weleen

Serpula

kunnen

zijn.

Na

enig speurwerk

kwam ik

erachter dat heteenwormslak of betereenslitkokerhoren is uit de familie

Siliquariidae. Op

zoeknaarCancellariidae

op het internet vond ik een

link, http://www.geo.uw.edu.

pl/agp/table/pdf/56-2/baluk.pdf

(zie

Baluk

2006)

metop

plaat

5,

fig.

1,

2

‘mijn’ gastropode afgebeeld.

De zoektochtnaarde

juiste

naambleekeen

uitdaging.

Fos-siele

Siliquaria schelpen

worden alleenop

grond

van de

schelpstructuur gedetermineerd

omdat de

protoconch,

die

de basisvormtvandeterminatievanrecente soorten,

door-gaansontbreekt in fossiele

exemplaren.

En daarwaardeze

wel

aanwezig

is in het fossiele materiaalontbreken de

(2)

Tenagodus ponderosus

(Mörch1860).

Uit; The Seashells of New South Wales

(website

vanDes

Beechy).

Tenagodusobtusus(Schumacher,

1817).

Coll. Natuurh. Mus. Rotterdam:

NMR 993000040461. Foto J. Trausel. 7 1en2 Het

Miste-exemplaar.

3,4en5 Details

Miste-exemplaar.

6

(3)

AFZETTINGEN WTKG 30(3),2009 66

Waar

ondergetekende

moeitemee

heeft,

is de relatie

tus-sende

verspreiding

van de fossiele T.

ponderosus

in

Eu-ropa,als dieeralzou

zijn,

en

zijn huidige verspreiding

in

de PacificmetnameAustralië

(zie:

http://data.gbif.org/spe-cies/155

86637). Vergelijk

daarmee de

huidige verspreiding

vanT. obtusus in de MiddellandseZee:

http://data.gbif.org/

species/16123774).

In de

paleogeografie

vanhetMidden Mioceenwordt

aan-genomendatergeen directe

verbinding

bestondtussende

Paratethys

enhet Boreaal

gebied.

Echter Kowalewskiet

al.

(2002)

noemenhet wel of niet bestaanvandeze

verbin-ding

“unresolved”enDanielsetal.

(1986)

gaan

-op basis

vanhet

gelijktijdig

voorkomenvan

specifieke

foraminife-ren enandere

micropaleontologische

gegevens- uitvan

een

tijdelijke verbinding

tussenbeide

gebieden.

Overeenkomsttussende

Korytnica-fossielen

metdie uit het

Weense bekkenen

Noord-Italië,

de

Tethys, lijkt mij

duide-lijk.

Als

Tenagodus anguinus synoniem

staatvoor T.

obtu-sus,ende zuid

verbinding

vande

Tethys,

via het zuidoos-tenvande NoordAtlantische

Oceaan,

methet Boreaal

ge-bied bekend isendenoord

verbinding

via het Duits-Poolse

laagland aanwezig

was,zoudenwede

Europese

Tenagodi-dae

exemplaren

het beste kunnen

interpreteren

als

Tenago-dus obtusus

(Schumacher, 1817)

s.1. Baluk

(2006) verwijst

naar

afbeeldingen

ensummiere

beschrijvingen

in Abbott &

Dance

(1990,

p.

61)

en

Wye (1998,

p.

68).

Gezien de

geo-grafische verspreiding ligt

hetvoor de hand dat het

Miste-exemplaar

moetworden

toegeschreven

aandesoort

Tena-godus

obtusus

(Schumacher,

1817)

s.1.

Marquet (1997,

p.

10, pl. 3,fig.

4en

1998,

p.

51) beschrijft

ook de

problematiek

rond de

soortaanwijzing.

Desoortis

in het Noordzeebekken uiterst zeldzaamende

soortaan-wijzing

is dan ook

onduidelijk, hij

voegtachter

Tenagodus

obtusus s.1. toe,waarmee

hij aangeeft

dat denaamin

rui-merezinmoetworden

opgevat.

Ook dat is

uiteindelijk

niet

bevredigend,

maar

zolang

eronvoldoende materiaal

voor-handen

is, lijkt mij

diteen

goede tussenoplossing.

Biologie

van dewormslakken

Slitkokerhorens

(Siliquariidae) zijn sponscommensalen

met

onregelmatig gewonden schelp

en-

bij

de subfamilie

Si-liquariinae

- eenlaterale

gleuf.

De

schelpen

leven

sessiel,

ingebed

binnen hun

gastheren

dietotde

Demospongia

be-horen. De slitkokerhorens hebben de fundamentele

struc-turenvanweekdierenaangepastaandeze

levensstijl.

De ontrolde

schelp, schelp-

en

mantelsleuven, gespecialiseerde

operculum,

kieuw-en

darmmorfologie

worden

uitgelegd

als

aanpassingen

aan eensessiele

levenswijze, ingebed

in

sponsweefsel.

Detopvande

schelp

is

ingebed

in het spons-weefselende

mondopening

isnaarde buitenkant

gericht,

waardoor activiteiten als wateraan- enafvoerenhet

van-genvanvoedsel

mogelijk zijn.

De spons biedt

lichamelijke

ondersteuning

en

bescherming

tegen

predatoren.

De larvenvan de wormslak nestelen zich onderaan in de

sponsvanwaar ze

beginnen

metde bouw vande

schelp.

Daarom ook

zijn

deeerste

windingen

meestal ‘normaal’

gedraaid.

Als de

schelp

danzo grootis datze in dat deel

vande spons zit datmeerflexibel

is,

en meer

onderhevig

aande

stroming, krijgt

mendat fameuze

willekeurige

uit-draaien

(persoonlijke

comm. C.

Vos,

2009

gebaseerd

op diens

correspondentie

metH. Morisson

(Perth, Australia),

2007over een

Tenagodus ponderosus

die

hij

zelfuit

‘yel-low

sponges’ verwijderde).

Levend verzamelde dieren

zijn

in-situ waargenomenen

bestudeerd binnen hun

gastheren

door Bieler

(2004). Hij

heeft driesoorten

Siliquariidae

uit de subfamilie

Siliqua-riinae

(zie fig.

1, A)

onderzocht. De drie leven

ingebed

in

eenpaarsoortenhalichondriideenthrombide sponzen op

dieptes

die variërenvande

getijdenzone

totenkele

honder-denmeters. De dieren leven in allewarmere

zeegebieden.

Voor heteerstnam

hij

eenkorte

gecomprimeerde-S-vormi-ge

osphradium (het smaakorgaan),

eenanale

opening

in de achterste

mantelholte,

en

scherpe,

teverwaarlozen

inwen-dige

radulawaarin

vertegenwoordigers

vandeze familie.

Microscopisch

kleine

voedseldeeltjes

worden uit het

wa-ter

gefilterd

door het ctenidium

(kieuw),

dat zich ook heeft

aangepastaanhet vangenvan

voedsel,

naast

zijn

norma-le

respiratoire (ademhaling betreffend)

functie. Een

speci-ale klier in devoet

produceert slijmdraden,

waarmee

mi-cro-organismen, voedseldeeltjes,

worden gevangen. Deze

voedseldeeltjes

worden

overgebracht

door de cilia

(tril-haartjes)

totaande mond. De radula is verkleindenwordt

alleen

gebruikt

voorhet intrekkenvanhetvangsnoer.Als

het dier zich

terugtrekt

in de

schelp

wordt deze

afgeslo-tendooreengroot,strak zittend

hoomachtig zuigervormig

operculum.

Devoetis sterk

gereduceerd

en

zijn enige

func-tie is de

ondersteuning

vanhet

operculum.

Het

operculum

is bedektmetharenvanverschillendevormen en

fungeert

alseenfilteromtevoorkomen dat

grove

deeltjes

het cteni-diumverstoppen.De actief onderhouden relatie tussen de

waterstromingen

vande slakenspons, biedt

wederzijdse

voordelen. De slak kan zich snel

terugtrekken

in de spons als deze wordt

belaagd,

enkeert daarnaweer

terug

in

‘eet-positie’. Bij

deze actie wordt

gebruik gemaakt

vanhet

wa-tervoerende

kanaalsysteem

vande

gastheer.

Het afval wordt

verwerkt in de mantelholteenkan de slak verlaten door de

gleuf

aande achterkantvan de

schelp, daarbij

wordt

ver-meden dathetctenidium

verontreinigd

wordt. De

toegeno-men

waterstroming

levert de

mogelijkheid

op voorextra

voedingsdeeltjes

voorde spons, voedsel-en

afvaldeeltjes

die voortvloeienuitdeactiviteitvan deslak.

Volgens

Mörch

(1860)

warende

huidige

vertegenwoordi-gersvanhet

subgenus

Tenagodus

s.s.

gebonden

aanrotsen

of

koralen, terwijl

alleen dievanhet

subgenus Siliquaria

sponzen bewoonden.

Vandaag

echterweten wedat alle

Si-liquariidae

uitsluitend in sponzen levenenzich daar ook

voortplanten.

Bovendienkan de genusnaam

Siliquaria

Bru-guière

niet

langer gebruikt

worden in decontextvandeze

(4)

Slakken of wormen?

Siliquariidae

ontbereneen

opgerolde

slakkenvormen

wor-den daardoor

dikwijls

verward met

schelpkokerwormen

(Serpulidae).

Diezeer vreemdevormen vande

Siliquarii-dae

hangen

samenmethun

leefwijze

in sponzen.

Grondig

onderzoekvande dieren maakt echter

duidelijk

dat het

slak-ken

zijn

met

protoconch, mondopening

enradula. De

schelp-structuur vertoontgroteovereenkomstmetdievande

Turri-tellidae. De

schelpen

kunnen echter herkend worden als

be-horendtotde familie

Siliquariidae

door hun

onregelmatige

losse

windingen (een

in kleine ofgroteremateontrolde

spi-raal),

een

aanpassing

aanhet leven in sponzen.

Deeerstepaar

windingen

vande

Siliquariidae zijn

meestal

wel

netjes gewonden (zie

foto

7).

Soorten uitde subfamilie

Siliquariinae

Anton

1838,

hebben

eenreeksvan

elliptische gaatjes

en/ofeen

gleuf

overde

(5)

AFZETTINGEN WTKG 30(3),2009 68

tevande

schelp (zie

foto 7en

figuur 1, A).

Deze subfamilie

bestaat uit drie genera;

Tenagodus Guettard,

1770,

Pyxipo-ma

Mörch,

1860en

Petalopoma Schiaparelli

2002.

De soorten uit de subfamilie

Stephopominae

Bandel &

Kowalke,

1997

(zie fig.

1,

B),

met de genera

Stephopoma

Mörch,

1860en

Caporbis Bartsch,

1915 hebbeneen

schelp

zondereen

gleuf. Bij

de laatste subfamilie vindt de deter-minatie

plaats

door

herkenning

vande

schelpstructuur

van

het

dier,

het

operculum

ende

protoconch.

Verschillende

Siliquariidae

soortenhebben sterk

gelijkende

schelpen.

Onderscheid

gebeurt

op

grond

vande

karakteris-tieke haren op het

operculum.

Ook

diagnostisch

voor

soor-tenis de reeksvan

gaatjes

ende

gleuf,

maar

exemplaren

van

eenzelfdesoortkunnen verschillende

gleuven

vormenalnaar

gelang

desoortsponswaarmee zesamenleven.

Binnen de familie Turritellidaeheeft het genus Vermicula-ria ook eenontrolde

schelp,

deze dieren leven echter niet

sessielenhebbengeen

gaatjes.

Ook onder de klasse

Polychaeta,

de

borstelwormen, zijn

groependie

kalkrijke schelpen

vormen

(zoals

de eerder ge-noemde

Serpulidae),

zekunnen daardoor verward worden

metde

Siliquariidae

enVermetidae.

Buisjes

vandeze

wor-menworden in het

gruis

van Miste

gevonden,

met

buis-lengtes

vanminder daneenmillimetertoteenenkele

cen-timetermeteendiametervankleiner dan

0,5

millimetertot

wel 3 millimeter. Deze

buisjes zijn

licht

conisch,

het

lijkt

alsof

opeenvolgende

segmentenin elkaar

geschoven zijn.

Classificatie

De in dit artikel

genoemde

mollusken behorentotdrie

fa-milies, vijf

generaenomvatten viersoorten.

Klasse:

Gastropoda Cuvier,

1795

Orde: Sorbeconcha Ponder &

Lindberg,

1997

Superfamilie:

CerithioideaFérussac, 1822

Familie: TürritellidaeLovén, 1847 Genus: Vermicularia

Lamarck,

1799

Familie:

Siliquariidae Anton,

1838

(zielig.

1)

Subfam.

Siliquariinae

Anton,1838 Genus:

Tenagodus Guettard,

1770

Tenagodus

obtusus

(Schumacher,

1817)

Tenagodus ponderosus (Mörch,

1860)

Genus;

Pyxipoma Mörch,

1860

Genus;

Petalopoma Schiaparelli,

2002

Subfam.

Stephopominae

Bandel &

Kowalke,

1997

Genus:

Caporbis Bartsch,

1915

Genus;

Stephopoma Mörch,

1860

Familie: Vermetidae

Rafinesque,

1815

Genus: Vermetus

Daudin,

1800

Genus:

Serpulorbis Sasso,

1827

Serpulorbis

arenarius

(Linné,

1758)

Genus: PetaloconchusLea, 1843

Petaloconchus intortus

(Lamarck,

1818)

De

Polychaeta (borstelwormen)

vormen een

aparte

groep

binnen dit kader.

Dankwoord

Veel dank ben ik

verschuldigd

aanChris Vos uit

Scher-penheuvel

(België),

die

mij

van extra

literatuur,

foto’s

en

deskundig

commentaarvoorzag, website;

http://www.

tunsandfigs.be/.

Natuurhistorisch Museum Rotterdam

be-danktvoor de

afbeelding

vande

Tenagodus obtusus,

col-lectienummer NMR993000040461,

fotograaf

J. Trausel. Des

Beechy,

The Seashells of New South

Wales,

Australië

http://seashellsofnsw.org.au/index.htm,

voor het

beschik-baar stellenvande fotovande

Tenagodus ponderosus

en

verder heb ik dankbaar

gebruik gemaakt

van

zijn

artikel

over

Siliquariidae.

Data

portal,

Global

Biodiversity

Infor-mation

Facility,

voorde

verspreidingsatlas, http://data.gbif.

org/welcome.htm.

Eric

Kaptein

voorkritische

opmerkin-genen

Mima, mijn

vrouw, voorhet

corrigeren

vande tekst. Tot slot bedank ik Frank

Wesselingh

voorhet

toegankelij-ker makenvande tekst.

Literatuur

Abbott,

R.T. & S.P. Dance, 1990.

Compendium

of

Sea-shells,

411 p. American

Malacologist, Ine.,

Melbour-ne,Florida.

Baluk, W.,

1975. Lower Tortonion

gastropods

ffom

Ko-rytnica, Poland;

Part I.

Paleontologia

Polonica

32,

pp.

1-186.

Baluk, W.,

2006. Middle Miocene

(Badenian) gastropods

ffom

Korytnica, Poland;

Part V Addendaet

corrigen-da ad Prosobranchia. Acta

Geologica Polonica,

vol.

56,

no.

2,

pp. 177-220.

Bieler,R.,

1992.

Tenagodus

or

Siliquaria? Linraveling

taxo-nomie confusion in marine “wormsnails”

(Cerithioidae;

Siliquariidae).

Nautilus

106,

pp. 15-20.

Bieler,

R.,2004. Sanitationwith sponge

andplunger;

wes-ternAtlantic slit-wormsnails

(Mollusca:

Caenogas-tropoda:

Siliquariidae).

The Linnean

Society

of

Bon-don, Zoological

Journal of the Linnean

Society

140,

pp.307-333.

Cossmann,

M. & A.

Peyrot,

1922.

Conchologie

néogéni-que de

TAquitaine

3

(2),

pp. 385-396. Actade la Soci-été Linnéenne de Bordeaux.

Dance, P, 1993.

Schelpen,

De

gids

voorhet herkennenvan meerdan 500soorten

zeeschelpen

uit de hele wereld. Bosch &

Keunig,

Baam.

Daniels,

C.H. v.,D.

Spiegler

enI.

Chica,

1986.

Korrelati-on vKorrelati-on

Neogen-Stufen

Nordwestdeutschlands und der

Paratethys

durch

Uvigerinen (Foram.)

und

Bemerkun-genzum Orbulina-Datum,pp. 192-209: In TobienH,

(ed.),

Nordwestdeutschland im

Tertiar, Beitrage

zur

regionalen

Geologie

der

Erde,

Band 18. Gebr.

Bom-traeger,Berlin.

Glibert, M.,

1933.

Monographie

de la faune

malacolo-gique

du Bruxellien des environs de Bruxelles. Mém.

Mus.

Royal

d’Hist. Natur. d.

Belgique

nr. 53, pp.

(6)

Glibert, M,

1952. Faune

malacologique

du Miocène de la

Belgique,

2.

Gastropodes.

Inst.

Royal

d.Sciences Natu-relles. d.

Belgique,

Mém.

121,

pp.

1-197, pis.

1-10.

Gould,

S.J., 1966. Notesonshell

morphology

and classi-fication of the

Siliquariidae (Gastropoda).

The proto-conch and slit of

Siliquaria

squamata Blainville.Ame-rican Museum Novitates

2263,

pp. 1-13.

Homes,

M.,

1856. Die fossilen Mollusken des

Tertiaer-Beckensvon

Wien;

I Univalven.

Abhandelung

der

ka-iserlich-königlichen

Geologischen

Reichsanstalt

3,

pp.1-736.

Janssen,

A.W.,

1984. Mollusken uit het Mioceenvan

Win-terswijk-Miste,

451 p.

KNNV, NGV,

R.G.M. Leiden.

Kowalewski,

M,et

al.,

2002. Multivariatehierarchical

ana-lyses

of Miocene mollusk

assemblages

of

Europe;

Pa-leogeographic,

paleoecological,

and

biostratigraphic

implications. Geological Society

of

America, Bulletin,

Vol.

114,

no.

2,

pp. 239-256.

Marquet,

R., 1997. Pliocene

Gastropod

faunas ffomKallo

(Oost-Vlaanderen, Belgium).

Part 2.

Caenogastropoda:

PotamididaetoTomidae. Contributionsto

Tertiary

and

Quatemary Geology,

Vol. 34

(1, 2),

pp 9-29.

Marquet,

R., 1998. De Pliocene

Gastropodenfauna

van

Kallo

(Oost Vlaanderen, België). Belgische Vereniging

voor

Paleontologie,

Publ.

17,246

p.

Antwerpen.

Mörch, O.,

1860. Review of the genus

Tenagodus

Guet-tar.

Proceedings

of the

Zoological Society

of

London,

28,

pp. 400-415.

Morton, J.E., 1950. The Structure and

Adaptations

of the New Zealand

Vermetidae,

Part

II,

The Genera

Stepho-pomaand

Pyxipoma.

Trans.

Roy.

Soc. New

Zealand,

Vol.79,Part

l,pp.

20-42.

Morton,

J.E.,

enA. M.

Keen,

1959. Anew

species

of

Ste-phopoma

(Siliquariidae: Mesogastropoda)

ffom the

eastemAtlanticocean.Proc. Malac.

Soc.,

Vol.

34,

pp. 27-36.

Sacco, F., 1896. I molluschi dei terreni terziarii del

Pie-monte edella

Liguria,

Parte 20. 60 p. Carlo

Clausen,

Torino.

Schültz, O.,

1998. TertiarfossilienÖsterreichs.

Gold-schneckverlag.

Wenz, W.,1939.

Gastropoda

Teil3,

Prosobranchia,

pp. 241-960: In

SchindewolfO.H., (ed.),

Handbuch der

Palaon-tologie,

6.

Bomtraeger,

Berlin.

Wye,

K.R., 1998. The

encyclopedia

of

Shells,

288 p. Knic-kerbocker

Press,

New York.

*HenriJansen,

Drakensteyn

14, 7608 TJAlmelo,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Teenstand as gevolg van verbarding en ongeloof van die kant van die J ode wat op kwaadsprekery uitloop, dwing Paulus om 'n ander bymekaarkom- plek te kry, en by vind

The explicit aim of this study was to understand the policy provision for continuing professional development training of Accounting teachers, and the extent to which teachers’

These principles will include the increased use of alternative dispute resolution in both civil and criminal law processes, the integration of restorative justice into the

As the particle size of the coal affects both the time required for full conversion, and the controlling mechanism involved during combustion, and as this in turn affects

comes into the equation. The fact that all networks relies on different levels of human intervention serves as motivation that it can serve as antecedents to its

The primary objective of this study is twofold: firstly to identify the independent variables with regards to Entrepreneurial abilities, the Macro environment, the

The specific peroxidase (POD) activity in the fourth trifoliate leaf harvested after 3 weeks of fumigation, had significant increases for 150 ppb treatments of both the PAN 1666

Dienste moet op grondvloer plaasvind, sodat lawaai dan daar gelokaliseer word en nie deur die Biblioteek versprei word nie.. ʼn Mens beweeg van geraas op die onderste vloer boontoe,