AFZETTINGEN WTKG 30(3),2009 64
Wat Miste nog
miste,
Siliquariidae
Een
wormvormige
slak
Tenagodus
obtusus
(Schumacher,
1817)
s.l. uit Miste
Henri Jansen*
In dit stuk ga ik in op de
naamgeving
vande wormslak uitMisteenop de
ecologie
vande familiewaartoe deze be-hoort(Siliquariidae). Vermoedelijk
betreft de slak uit Mistedesoort
Tenagodus
obtusus(Schumacher,
1817)
s.1.Tenagodus
obtusus(Schumacher,
1817)
s.l.Beschrijving
vanhetMiste-exemplaar
Het betrefteen
schelp
waarvan deeerste2a3windingen
niet
regelmatig zijn opgerold,
dit integenstelling
tot watinde literatuur beschreven wordt. Vanaf de
protoconch,
dieafgebroken
is(zie
foto4),
is de buislosjes opgerold (zie
foto 1en
2).
Dezevrij stevige
kalkbuis neemtregelmatig
in omvangtoe.De
schelp
is dextraalenheeft3,5
windin-gen, die dorsaalzijn afgevlakt. Op
delosgemaakte
buiszijn
vanafhetbegin
in delengte
lirae(kleine
axialeribjes)
aan-wezig
dieeeneersteaanzetzijn
voordegleuf,
die zich uitals een
ondiepe
vore(zie
foto3)
endie pas op tweederdegedeelte
vande laatstewinding
totontwikkeling
komt. Debuisvertoont
lateraal,
ventraaldoorlopende, onregelmatige
overdwarsescheurtjes
alsofje uitgedroogde
kleiplooit (zie
foto
5).
In breedste zinlijkt
de buis welrommelig
geboet-seerd.Groeilijnen zijn nauwelijks waarneembaar,
zelfs nietbij
eenvergroting
van40 maal(zie
foto2,
3 en5).
Afmeting: hoogte 7,9
mm,breedte 6mm.Apertura afgebroken, ovaal, 2,5
mmhoog,
3mmbreed.Opmerkingen:
Wat betreft de
gleuf: Bij
recenteTenagodus
soorten encomplete
fossieleexemplaren
istezien dattijdens
deont-wikkeling
vandeschelp
in de buiseenreeks vanellipti-sche
gaatjes zijn gevormd,
dieovergaanineenopen
gleuf
metmin ofmeer
getande
kanten. Danvolgt
een deelvande buismetzeersmalle
gladde gleuf
en aan het eindevande buis is de
gleuf
weergesloten, (zie
foto 6en7).
Vooreenvoorbeeldvan eenfossiele
Tenagodus waarbij
al welgaatjes zijn ontwikkeld,
zieMarquet (1997, pl. 3).
Twee andere
worm-achtige
slakken uit Miste werden doorJanssen
(1984)
beschreven. Het betroftweenauwverwantesoorten vande familie Vermetidae
Rafinesque,
1815,
Pe-taloconchus intortus(Lamarck,
1818)
enSerpulorbis
are-narius
(Linné, 1758).
Fossiele
Siliquariidae
enpaleogeografie
Baluk
(2006)
beschreef nieuwe vondstenvan eenTena-godus
uit het MioceenvanKorytnica, Polen,
envergeleek
diemet soortenuit de door hem eerder beschreven
oester-beddenvan dezelfde
vindplaats
uit deLysa
heuvels(Ba-luk, 1975).
Hoewel slechtbewaard,
beschouwt Balukzijn
vondsten als van dezelfdesoortals die uit het Mioceen
van
Grand,
BekkenvanWenen,
beschreven door Homes(1856)
en Schultz(1998),
alsook als die uit het PlioceenvanNoord-Italië
(Sacco,
1896).
De
Korytnica-exemplaren zijn
delenvanmerendeelsjuve-niele
schelpen,
de opengleuf
zoalsbij
volwassenexempla-rentezien is ontbreekt.
Bij
diejuveniele schelpen
is die al-leen herkenbaar alseenondiepe
voreop dewindingen
inhet
verloop
vandegroeilijnen.
Dat laatstegeldt
ook voorhet
exemplaar
vanMiste(zie
foto3).
Identieke sporenvande
gleuf zijn
waargenomen opvergelijkbare
delenvanderecente soort
Tenagodus ponderosus (Mörch,
1860).
Balukschreefook dat de
soortaanwijzing
vandeKorytnica
exemplaren
onzekerblijft.
Sterkgelijkende exemplaren
diemogelijk
totdezelfdesoortbehoren als die uit hetmateri-aalvan
Korytnica zijn gemeld
vanverschillendeEuropese
Mioceen
vindplaatsen
onder denaamTenagodus anguinus
(Linné, 1758) (is Siliquaria anguina (Lirmé, 1758)).
Cossmann &
Peyrot
(1922)
onderscheiddeneenapartevorm,
Tenagodus anguinus
var. miocaenicus in hetMio-ceen vanhet
Aquitaine
Bekken.Sacco
(1896)
beschreefexemplaren
uit Noord-Italiëonder denaam
Tenagodus anguinus (Linné, 1758) (is
T.obtusus).
DeEuropese
mioceneexemplaren
moeten toegewezenwordenaan,
hetzij Tenagodus
obtusus(Schumacher, 1817)
(zie
foto6) (zie
Wenz1939,p.680) of,
meerwaarschijn-lijk,
alsweBaluk(2006) volgen,
aanTenagodus
pondero-sus
(Mörch, 1860) (zie
foto7).
Dit op basisvanvergelij-king
metderecente soortTenagodus ponderosus Mörch,
1860
(zie
Abbott &Dance,1990,
p. 61 en
Wye, 1998,
p.68), waarbij zij
veronderstellen dat T.ponderosus
demio-cene voorouder is. Baluk
(2006)
hadeen voorkeurvoorde laatste
optie.
Uit hetgruis
vanMiste,datwein 2003 haddenverzameld,
kwameen voor
mij
onbekendegastropode. Lange tijd
wistik nieteensof het weleen
gastropode
betrof,hetzouook weleenSerpula
kunnenzijn.
Naenig speurwerk
kwam ikerachter dat heteenwormslak of betereenslitkokerhoren is uit de familie
Siliquariidae. Op
zoeknaarCancellariidaeop het internet vond ik een
link, http://www.geo.uw.edu.
pl/agp/table/pdf/56-2/baluk.pdf
(zie
Baluk2006)
metopplaat
5,fig.
1,
2‘mijn’ gastropode afgebeeld.
De zoektochtnaarde
juiste
naambleekeenuitdaging.
Fos-siele
Siliquaria schelpen
worden alleenopgrond
van deschelpstructuur gedetermineerd
omdat deprotoconch,
diede basisvormtvandeterminatievanrecente soorten,
door-gaansontbreekt in fossiele
exemplaren.
En daarwaardezewel
aanwezig
is in het fossiele materiaalontbreken deTenagodus ponderosus
(Mörch1860).
Uit; The Seashells of New South Wales
(website
vanDesBeechy).
Tenagodusobtusus(Schumacher,
1817).
Coll. Natuurh. Mus. Rotterdam:NMR 993000040461. Foto J. Trausel. 7 1en2 Het
Miste-exemplaar.
3,4en5 DetailsMiste-exemplaar.
6AFZETTINGEN WTKG 30(3),2009 66
Waar
ondergetekende
moeitemeeheeft,
is de relatietus-sende
verspreiding
van de fossiele T.ponderosus
inEu-ropa,als dieeralzou
zijn,
enzijn huidige verspreiding
inde PacificmetnameAustralië
(zie:
http://data.gbif.org/spe-cies/155
86637). Vergelijk
daarmee dehuidige verspreiding
vanT. obtusus in de MiddellandseZee:
http://data.gbif.org/
species/16123774).
In de
paleogeografie
vanhetMidden Mioceenwordtaan-genomendatergeen directe
verbinding
bestondtussendeParatethys
enhet Boreaalgebied.
Echter Kowalewskietal.
(2002)
noemenhet wel of niet bestaanvandezeverbin-ding
“unresolved”enDanielsetal.(1986)
gaan-op basis
vanhet
gelijktijdig
voorkomenvanspecifieke
foraminife-ren enandere
micropaleontologische
gegevens- uitvaneen
tijdelijke verbinding
tussenbeidegebieden.
Overeenkomsttussende
Korytnica-fossielen
metdie uit hetWeense bekkenen
Noord-Italië,
deTethys, lijkt mij
duide-lijk.
AlsTenagodus anguinus synoniem
staatvoor T.obtu-sus,ende zuid
verbinding
vandeTethys,
via het zuidoos-tenvande NoordAtlantischeOceaan,
methet Boreaalge-bied bekend isendenoord
verbinding
via het Duits-Poolselaagland aanwezig
was,zoudenwedeEuropese
Tenagodi-dae
exemplaren
het beste kunneninterpreteren
alsTenago-dus obtusus
(Schumacher, 1817)
s.1. Baluk(2006) verwijst
naar
afbeeldingen
ensummierebeschrijvingen
in Abbott &Dance
(1990,
p.61)
enWye (1998,
p.68).
Gezien degeo-grafische verspreiding ligt
hetvoor de hand dat hetMiste-exemplaar
moetwordentoegeschreven
aandesoortTena-godus
obtusus(Schumacher,
1817)
s.1.Marquet (1997,
p.10, pl. 3,fig.
4en1998,
p.51) beschrijft
ook de
problematiek
rond desoortaanwijzing.
Desoortisin het Noordzeebekken uiterst zeldzaamende
soortaan-wijzing
is dan ookonduidelijk, hij
voegtachterTenagodus
obtusus s.1. toe,waarmeehij aangeeft
dat denaaminrui-merezinmoetworden
opgevat.
Ook dat isuiteindelijk
nietbevredigend,
maarzolang
eronvoldoende materiaalvoor-handen
is, lijkt mij
diteengoede tussenoplossing.
Biologie
van dewormslakkenSlitkokerhorens
(Siliquariidae) zijn sponscommensalen
metonregelmatig gewonden schelp
en-bij
de subfamilieSi-liquariinae
- eenlateralegleuf.
Deschelpen
levensessiel,
ingebed
binnen hungastheren
dietotdeDemospongia
be-horen. De slitkokerhorens hebben de fundamentele
struc-turenvanweekdierenaangepastaandeze
levensstijl.
De ontroldeschelp, schelp-
enmantelsleuven, gespecialiseerde
operculum,
kieuw-endarmmorfologie
wordenuitgelegd
alsaanpassingen
aan eensessielelevenswijze, ingebed
insponsweefsel.
Detopvandeschelp
isingebed
in het spons-weefselendemondopening
isnaarde buitenkantgericht,
waardoor activiteiten als wateraan- enafvoerenhet
van-genvanvoedsel
mogelijk zijn.
De spons biedtlichamelijke
ondersteuning
enbescherming
tegenpredatoren.
De larvenvan de wormslak nestelen zich onderaan in de
sponsvanwaar ze
beginnen
metde bouw vandeschelp.
Daarom ook
zijn
deeerstewindingen
meestal ‘normaal’gedraaid.
Als deschelp
danzo grootis datze in dat deelvande spons zit datmeerflexibel
is,
en meeronderhevig
aande
stroming, krijgt
mendat fameuzewillekeurige
uit-draaien
(persoonlijke
comm. C.Vos,
2009gebaseerd
op dienscorrespondentie
metH. Morisson(Perth, Australia),
2007over een
Tenagodus ponderosus
diehij
zelfuit‘yel-low
sponges’ verwijderde).
Levend verzamelde dieren
zijn
in-situ waargenomenenbestudeerd binnen hun
gastheren
door Bieler(2004). Hij
heeft driesoorten
Siliquariidae
uit de subfamilieSiliqua-riinae
(zie fig.
1, A)
onderzocht. De drie leveningebed
ineenpaarsoortenhalichondriideenthrombide sponzen op
dieptes
die variërenvandegetijdenzone
totenkelehonder-denmeters. De dieren leven in allewarmere
zeegebieden.
Voor heteerstnam
hij
eenkortegecomprimeerde-S-vormi-ge
osphradium (het smaakorgaan),
eenanaleopening
in de achterstemantelholte,
enscherpe,
teverwaarlozeninwen-dige
radulawaarinvertegenwoordigers
vandeze familie.Microscopisch
kleinevoedseldeeltjes
worden uit hetwa-ter
gefilterd
door het ctenidium(kieuw),
dat zich ook heeftaangepastaanhet vangenvan
voedsel,
naastzijn
norma-le
respiratoire (ademhaling betreffend)
functie. Eenspeci-ale klier in devoet
produceert slijmdraden,
waarmeemi-cro-organismen, voedseldeeltjes,
worden gevangen. Dezevoedseldeeltjes
wordenovergebracht
door de cilia(tril-haartjes)
totaande mond. De radula is verkleindenwordtalleen
gebruikt
voorhet intrekkenvanhetvangsnoer.Alshet dier zich
terugtrekt
in deschelp
wordt dezeafgeslo-tendooreengroot,strak zittend
hoomachtig zuigervormig
operculum.
Devoetis sterkgereduceerd
enzijn enige
func-tie is de
ondersteuning
vanhetoperculum.
Hetoperculum
is bedektmetharenvanverschillendevormen en
fungeert
alseenfilteromtevoorkomen dat
grove
deeltjes
het cteni-diumverstoppen.De actief onderhouden relatie tussen dewaterstromingen
vande slakenspons, biedtwederzijdse
voordelen. De slak kan zich snel
terugtrekken
in de spons als deze wordtbelaagd,
enkeert daarnaweerterug
in‘eet-positie’. Bij
deze actie wordtgebruik gemaakt
vanhetwa-tervoerende
kanaalsysteem
vandegastheer.
Het afval wordtverwerkt in de mantelholteenkan de slak verlaten door de
gleuf
aande achterkantvan deschelp, daarbij
wordtver-meden dathetctenidium
verontreinigd
wordt. Detoegeno-men
waterstroming
levert demogelijkheid
op voorextravoedingsdeeltjes
voorde spons, voedsel-enafvaldeeltjes
die voortvloeienuitdeactiviteitvan deslak.
Volgens
Mörch(1860)
warendehuidige
vertegenwoordi-gersvanhet
subgenus
Tenagodus
s.s.gebonden
aanrotsenof
koralen, terwijl
alleen dievanhetsubgenus Siliquaria
sponzen bewoonden.
Vandaag
echterweten wedat alleSi-liquariidae
uitsluitend in sponzen levenenzich daar ookvoortplanten.
Bovendienkan de genusnaamSiliquaria
Bru-guière
nietlanger gebruikt
worden in decontextvandezeSlakken of wormen?
Siliquariidae
ontbereneenopgerolde
slakkenvormenwor-den daardoor
dikwijls
verward metschelpkokerwormen
(Serpulidae).
Diezeer vreemdevormen vandeSiliquarii-dae
hangen
samenmethunleefwijze
in sponzen.Grondig
onderzoekvande dieren maakt echterduidelijk
dat hetslak-ken
zijn
metprotoconch, mondopening
enradula. Deschelp-structuur vertoontgroteovereenkomstmetdievande
Turri-tellidae. De
schelpen
kunnen echter herkend worden alsbe-horendtotde familie
Siliquariidae
door hunonregelmatige
losse
windingen (een
in kleine ofgroteremateontroldespi-raal),
eenaanpassing
aanhet leven in sponzen.Deeerstepaar
windingen
vandeSiliquariidae zijn
meestalwel
netjes gewonden (zie
foto7).
Soorten uitde subfamilie
Siliquariinae
Anton1838,
hebbeneenreeksvan
elliptische gaatjes
en/ofeengleuf
overdeAFZETTINGEN WTKG 30(3),2009 68
tevande
schelp (zie
foto 7enfiguur 1, A).
Deze subfamiliebestaat uit drie genera;
Tenagodus Guettard,
1770,Pyxipo-ma
Mörch,
1860enPetalopoma Schiaparelli
2002.De soorten uit de subfamilie
Stephopominae
Bandel &Kowalke,
1997(zie fig.
1,B),
met de generaStephopoma
Mörch,
1860enCaporbis Bartsch,
1915 hebbeneenschelp
zondereen
gleuf. Bij
de laatste subfamilie vindt de deter-minatieplaats
doorherkenning
vandeschelpstructuur
vanhet
dier,
hetoperculum
endeprotoconch.
Verschillende
Siliquariidae
soortenhebben sterkgelijkende
schelpen.
Onderscheidgebeurt
op
grond
vandekarakteris-tieke haren op het
operculum.
Ookdiagnostisch
voorsoor-tenis de reeksvan
gaatjes
endegleuf,
maarexemplaren
vaneenzelfdesoortkunnen verschillende
gleuven
vormenalnaargelang
desoortsponswaarmee zesamenleven.Binnen de familie Turritellidaeheeft het genus Vermicula-ria ook eenontrolde
schelp,
deze dieren leven echter nietsessielenhebbengeen
gaatjes.
Ook onder de klasse
Polychaeta,
deborstelwormen, zijn
groependie
kalkrijke schelpen
vormen(zoals
de eerder ge-noemdeSerpulidae),
zekunnen daardoor verward wordenmetde
Siliquariidae
enVermetidae.Buisjes
vandezewor-menworden in het
gruis
van Mistegevonden,
metbuis-lengtes
vanminder daneenmillimetertoteenenkelecen-timetermeteendiametervankleiner dan
0,5
millimetertotwel 3 millimeter. Deze
buisjes zijn
lichtconisch,
hetlijkt
alsof
opeenvolgende
segmentenin elkaargeschoven zijn.
Classificatie
De in dit artikel
genoemde
mollusken behorentotdriefa-milies, vijf
generaenomvatten viersoorten.Klasse:
Gastropoda Cuvier,
1795Orde: Sorbeconcha Ponder &
Lindberg,
1997Superfamilie:
CerithioideaFérussac, 1822Familie: TürritellidaeLovén, 1847 Genus: Vermicularia
Lamarck,
1799Familie:
Siliquariidae Anton,
1838(zielig.
1)
Subfam.
Siliquariinae
Anton,1838 Genus:Tenagodus Guettard,
1770Tenagodus
obtusus(Schumacher,
1817)
Tenagodus ponderosus (Mörch,
1860)
Genus;
Pyxipoma Mörch,
1860Genus;
Petalopoma Schiaparelli,
2002Subfam.
Stephopominae
Bandel &Kowalke,
1997Genus:
Caporbis Bartsch,
1915Genus;
Stephopoma Mörch,
1860Familie: Vermetidae
Rafinesque,
1815Genus: Vermetus
Daudin,
1800Genus:
Serpulorbis Sasso,
1827Serpulorbis
arenarius(Linné,
1758)
Genus: PetaloconchusLea, 1843
Petaloconchus intortus
(Lamarck,
1818)
De
Polychaeta (borstelwormen)
vormen eenaparte
groepbinnen dit kader.
Dankwoord
Veel dank ben ik
verschuldigd
aanChris Vos uitScher-penheuvel
(België),
diemij
van extraliteratuur,
foto’sen
deskundig
commentaarvoorzag, website;http://www.
tunsandfigs.be/.
Natuurhistorisch Museum Rotterdambe-danktvoor de
afbeelding
vandeTenagodus obtusus,
col-lectienummer NMR993000040461,
fotograaf
J. Trausel. DesBeechy,
The Seashells of New SouthWales,
Australiëhttp://seashellsofnsw.org.au/index.htm,
voor hetbeschik-baar stellenvande fotovande
Tenagodus ponderosus
enverder heb ik dankbaar
gebruik gemaakt
vanzijn
artikelover
Siliquariidae.
Dataportal,
GlobalBiodiversity
Infor-mationFacility,
voordeverspreidingsatlas, http://data.gbif.
org/welcome.htm.
EricKaptein
voorkritischeopmerkin-genen
Mima, mijn
vrouw, voorhetcorrigeren
vande tekst. Tot slot bedank ik FrankWesselingh
voorhettoegankelij-ker makenvande tekst.
Literatuur
Abbott,
R.T. & S.P. Dance, 1990.Compendium
ofSea-shells,
411 p. AmericanMalacologist, Ine.,
Melbour-ne,Florida.
Baluk, W.,
1975. Lower Tortoniongastropods
ffomKo-rytnica, Poland;
Part I.Paleontologia
Polonica32,
pp.1-186.
Baluk, W.,
2006. Middle Miocene(Badenian) gastropods
ffom
Korytnica, Poland;
Part V Addendaetcorrigen-da ad Prosobranchia. Acta
Geologica Polonica,
vol.56,
no.
2,
pp. 177-220.Bieler,R.,
1992.Tenagodus
orSiliquaria? Linraveling
taxo-nomie confusion in marine “wormsnails”
(Cerithioidae;
Siliquariidae).
Nautilus106,
pp. 15-20.Bieler,
R.,2004. Sanitationwith spongeandplunger;
wes-ternAtlantic slit-wormsnails
(Mollusca:
Caenogas-tropoda:
Siliquariidae).
The LinneanSociety
ofBon-don, Zoological
Journal of the LinneanSociety
140,
pp.307-333.
Cossmann,
M. & A.Peyrot,
1922.Conchologie
néogéni-que de
TAquitaine
3(2),
pp. 385-396. Actade la Soci-été Linnéenne de Bordeaux.Dance, P, 1993.
Schelpen,
Degids
voorhet herkennenvan meerdan 500soortenzeeschelpen
uit de hele wereld. Bosch &Keunig,
Baam.Daniels,
C.H. v.,D.Spiegler
enI.Chica,
1986.Korrelati-on vKorrelati-on
Neogen-Stufen
Nordwestdeutschlands und derParatethys
durchUvigerinen (Foram.)
undBemerkun-genzum Orbulina-Datum,pp. 192-209: In TobienH,
(ed.),
Nordwestdeutschland imTertiar, Beitrage
zurregionalen
Geologie
derErde,
Band 18. Gebr.Bom-traeger,Berlin.
Glibert, M.,
1933.Monographie
de la faunemalacolo-gique
du Bruxellien des environs de Bruxelles. Mém.Mus.
Royal
d’Hist. Natur. d.Belgique
nr. 53, pp.Glibert, M,
1952. Faunemalacologique
du Miocène de laBelgique,
2.Gastropodes.
Inst.Royal
d.Sciences Natu-relles. d.Belgique,
Mém.121,
pp.1-197, pis.
1-10.Gould,
S.J., 1966. Notesonshellmorphology
and classi-fication of theSiliquariidae (Gastropoda).
The proto-conch and slit ofSiliquaria
squamata Blainville.Ame-rican Museum Novitates2263,
pp. 1-13.Homes,
M.,
1856. Die fossilen Mollusken desTertiaer-Beckensvon
Wien;
I Univalven.Abhandelung
derka-iserlich-königlichen
Geologischen
Reichsanstalt3,
pp.1-736.
Janssen,
A.W.,
1984. Mollusken uit het MioceenvanWin-terswijk-Miste,
451 p.KNNV, NGV,
R.G.M. Leiden.Kowalewski,
M,etal.,
2002. Multivariatehierarchicalana-lyses
of Miocene molluskassemblages
ofEurope;
Pa-leogeographic,
paleoecological,
andbiostratigraphic
implications. Geological Society
ofAmerica, Bulletin,
Vol.
114,
no.2,
pp. 239-256.Marquet,
R., 1997. PlioceneGastropod
faunas ffomKallo(Oost-Vlaanderen, Belgium).
Part 2.Caenogastropoda:
PotamididaetoTomidae. Contributionsto
Tertiary
andQuatemary Geology,
Vol. 34(1, 2),
pp 9-29.Marquet,
R., 1998. De PlioceneGastropodenfauna
vanKallo
(Oost Vlaanderen, België). Belgische Vereniging
voor
Paleontologie,
Publ.17,246
p.Antwerpen.
Mörch, O.,
1860. Review of the genusTenagodus
Guet-tar.
Proceedings
of theZoological Society
ofLondon,
28,
pp. 400-415.Morton, J.E., 1950. The Structure and
Adaptations
of the New ZealandVermetidae,
PartII,
The GeneraStepho-pomaand
Pyxipoma.
Trans.Roy.
Soc. NewZealand,
Vol.79,Partl,pp.
20-42.Morton,
J.E.,
enA. M.Keen,
1959. Anewspecies
ofSte-phopoma
(Siliquariidae: Mesogastropoda)
ffom theeastemAtlanticocean.Proc. Malac.
Soc.,
Vol.34,
pp. 27-36.Sacco, F., 1896. I molluschi dei terreni terziarii del
Pie-monte edella
Liguria,
Parte 20. 60 p. CarloClausen,
Torino.
Schültz, O.,
1998. TertiarfossilienÖsterreichs.Gold-schneckverlag.
Wenz, W.,1939.
Gastropoda
Teil3,Prosobranchia,
pp. 241-960: InSchindewolfO.H., (ed.),
Handbuch derPalaon-tologie,
6.Bomtraeger,
Berlin.Wye,
K.R., 1998. Theencyclopedia
ofShells,
288 p. Knic-kerbockerPress,
New York.*HenriJansen,