Introductie
tot
de
Scaphopoda
II: oorsprong
en
ontwikkeling
Aad
Bastemeijer
*Inleiding
Deontwikkeling
van deScaphopoda
Zoals ik hierboven al heb aangegeven ziter eengroot
stra-tigrafisch
intervaltussenhetontstaanvandeeerstemollus-ken in het
vroegeCambriumen
verschijnen
vandeoud-ste
Scaphopoda
in het Carboon(bijna
200miljoen jaar).
In de literatuur worden echter wel enkelescaphopoden
uitoudere
tijdvakken genoemd
zoals uit hetOrdovicium,
De-voon en
recentelijk
zelfs uit het Siluurmaardezetoewij-zingen zijn
veelaltwijfelachtig.
Het oudst bekende fossieldat wordt
toegeschreven
aandeScaphopoda
isRhytioden-talium
kentuckyensis Pojeta
&Runnegar,
1979(afb. 2).
Ditiseen
middelgroot
lichtgekromd buisje
meteenschijnbaar
gladde schelp
enisgevonden
inafzettingen
uit het middenOrdoviciumvan de
Verenigde
Staten. De overeenkomstmet de
Scaphopoda
wordtinmiddels door demeesteon-derzoekers in
twijfel getrokken
omdat nietuitgesloten
isdat heteen
wormhuisje
betreft(afb. 3).
Ook deidentifica-tievande
enig
andere bekendescaphopode
uit hetOrdo-vicium,
nl.‘Plagioglypta’
iowaensisBretsky
&Beming-ham,
1970(afb. 4)
wordt intwijfel getrokken
omdat ditfossiel sterk
lijkt
opeenaantal andere(uitgestorven)
mol-luskengroepen. Recentelijk zijn vrijwel
allescaphopoden
uit de
periode
vóór het Carboon ‘ontmaskerd’ alsworm-huisje
of zelfs alsnautilusachtige (afb. 5).
Het isbijzonder
omtezien dat de
schelpen
vande KionoceratinaeHyatt
inZettel,
1900Dentalium-achtige
vormenhebbenaangeno-men.Deze
nautilusachtigen
behoordentotde welbekende familievande OrthoceratidaeMcCoy,
1844,een zeersuc-cesvolle groep
tijdens
het Paleozoicum. De fossielenvande
Dentalium-achtige
nautiloidenzijn
echteraltijd
te her-kennenaandevoor deCephalopoda
zo kenmerkendein-deling
in kamers. Ook ontbreekt de relatief dikkeschelp-In heteerste deelvan de reeks artikelenover de
Scapho-poda
ben ikingegaan
op debiologie
enmorfologie
vandeze mollusken
(zie Afzettingen
WTKG2006,27
pp. 36-41).
Zoals aangegevenbetreft het de kleinste groepvande Molluscametzo’n 500 bekendesoorten.We hebbengezien
hoe het dier leeftmet
zijn buisvormige schelp ingegraven
in de bodemvan dezee enzich voedtmetforaminiferen
enandere
voedseldeeltjes.
De
Scaphopoda zijn
deenige
groepvande Mollusca dierelatieflaat in de
geologische geschiedenis verschijnt.
Alleoverige
groepenvandeMollusca,
zoalsbijvoorbeeld
deBi-valvia
(tweekleppigen), Gastropoda (slakken)
ofCephalo-poda (inktvisachtigen), zijn
in deloop
vanhet Cambriumontstaanuit
primitieve
mollusken diebehorentotde klassevande
Monoplacophora.
Deze kenmerken zich door kleineeenvoudige
ietsgebogen
conischeschelpen
enzijn
meest-al nietgroterdan enkele milimeters.
Oppervlakkig gezien
zijn
dezeschelpen vergelijkbaar
met de kleineEmarginu-la-soorten diewe
bijvoorbeeld
kennen uit de Plioceneaf-zettingen
rondAntwerpen.
Binnen deMonoplacophora
wa-renhet vooral desoortenbinnende
uitgestorven
groepvande Helcionelloida
(afb.
laenb)
die in het vroegenmiddenCambriumtot grote bloei
kwamen,
waarnazeook weereven snel van het evolutionaire
podium
verdwenen. Hetzijn
de oudst bekendevertegenwoordigers
vande Molluscavanwaaruitnagenoegalle andere mollusken
zijn
ontstaan.Vreemd
genoegkomen de
Scaphopoda
pasvoorvanafhetCarboonenis de
oorsprongvandezegroepdaarmeenog steeds
onderwerp
vandiscussie. In ditdeel zal ikingaan
op demeest recente inzichten rond deze kwestie.
1a Helcionella subrugosa (d’Orbigny, 1852)
Frankrijk(internet)
1b Latouchella accordionata Runnegar& Jell,
1976. Midden Cambruim,Australië (Pojeta& Runnegar, 1985)
2 Rhytiodentalium kentuckyensis Pojeta&
Runnegar,1979
3 Eenwormhuisje opge-bouwd uit zand-en ko-raalkorrels (Lamprell&
Healy, 1998)
4 ‘Plagioglypta’iowaensis Bretsky &Bemingham,
1970
5 Kionoceras sp. New
Mexi-co,USA(Kueas&
wandmet
kruislings georiënteerde kristallen,
eentypisch
kenmerkvande
Scaphopoda
dattijdens
hetfossilisatiepro-ces veelal bewaard is
gebleven.
De oudsteenmetzekerheid
geïdentificeerde scaphode
isProdentalium
raymondi Young,
1942 uit het onderCar-boonvan Texas
(afb. 6).
Deschelp
heefteenlengte
vanruim 30cm meteen
schelpdikte
vanca.8mm enisdaar-meedegrootstesoortdie ooit bestaan heeft. De
schelp
is versierdmeteengrootaantalfijne lengteribben (afb. 6).
Uit het vroege CarboonvanAustralië kennenwedaarentegen
eenaantalzeerkleine soorten metkenmerken diewenunog steeds
tegenkomen
bij
de moderneScaphopoda:
ge-ringde schelpen (afb. 7), schelpen
metfijne lengteribben
en een
apicale spleet (afb. 8), gladde schelpen (afb. 9)
enschelpen
meteenpijpje
die deapexafsluit(afb. 10).
Vanmeetafaankenden de
Scaphopoda
dus aleengrote ver-scheidenheidaanvormen.Vrijwel
directnahetverschijnen
vandeScaphopoda
aanhet
begin
vanhet Carboonzijn
tweebelangrijke
evolutio-naire
lijnen
teonderscheiden:1 de
asymmetrische
multicostatesoorten met velefijne
lengteribben, ondergebracht
in hetgenusProdentalium
Young, 1942;
2 de
geringde (en gladde) Dewto/m/w-achtigen,
ondermeerondergebracht
in hetgenus
Plagioglypta Pilsbry
&Sharp,
1897.De
lijn
vanProdentaliumkan zonderonderbreking
wor-den
doorgetrokken
tot hetrecente genus FissidentaliumFischer,
1885. Dit is duseen zeeroude conservatievelijn
enkan zelfs worden
aangemerkt
als de hoofdstamvandeScaphopoda
vanwaaruit deoverige scaphopoden
zichont-wikkeld hebben. Pas
tijdens
hetKrijt
ontstaandepaucico-statevormenmeteenkleiner aantal ribben. In de
loop
vanhet Tertiairontstaan tenslotte de ‘echte’ Dentaliumsmet
een
symmetrische, sculptuur
bestaande uitca. 10 ofmin-der ribbenen ontstaan de
vier-,
zes- enachthoekige
vor-mendie de
hedendaagse
Scaphopoda-fauna’s
domineren.Uit de
geringde
vormenzijn vermoedelijk
al snel deglad-de
scaphopoden
ontstaan.De Gadilida wordenvoor het eerst
aangetroffen
in hetKrijt.
De oudst bekendevertegenwoordiger
isGadila
gaul-tina
(Gardner, 1878)
uit het Gault(onder Krijt)
vanEnge-land
(afb. 11).
In deloop
vanhet Tertiair ontstonden demeeste families binnen de
Gadilida,
zoals CadulusPhi-lippi, 1844,
DischidesJefffeys, 1867, Polyschides Pilsbry
&
Sharp,
1898,
PulsellumStoliczka, 1868,
etc. Desubor-de
Entalimorpha
Steiner1992,waartoe derecentemedi-terrane soortEntalina
tetragona
(Brocchi, 1814) (afb. 12)
behoort,
vormtwaarschijnlijk
de schakel tussen deDen-taliidaende Gadilida.
Zij
bezitteneenDentalium-achtige
schelp
die versierd ismetlengteribben,
maardeanatomie vanhet dier isgelijk
aande Gadilida.In
algemene
zin kunnenwestellen dat deScaphopoda
ge-durende het Paleozoïcumenhet Mesozoïcum binnen de
mariene fauna’sslechts eenzeer
marginale positie
inna-men.Aan het eindevanhet Permnamhet aantal
scapho-poden
ooknogeens drastisch af als
gevolg
van degroteuitstervingsgolf
diedestijds
ca. 90%van hettoenmalige
Scissuradentalium runnegari
Pipadentaliumprotruberans
11 (Gardner,
1878) (internet)
Entalina tetragona
6 Prodentalium raymondi Young, 1942 Australië 7 8 Fissidentalium longistriatum Yoo, 1988 Australië 9 Yoo, 1988 Australië Yoo,1988 Australië 10 Plagioglypta nummerosa Gadilagaultina Yoo, 1988 Australië 12 (Brocchi, 1814) (internet)
leven
wegvaagde.
Gedurende het Mesozoïcumblijft
hetaantalsoorten zeer
beperkt.
Vanaf het Paleoceen zienweeen
geleidelijke
toename vanhet aantalscaphopoden (afb.
13).
Aan hetbegin
vanhet Eoceenen aanhetbegin
vanhetMioceen zienwe een
scherpe
toenamein de diversiteitvande
Scaphopoda.
Derecente Holocene faunavertoontech-terdegrootste diversiteit
op
generiek
niveau. Hetgrootstaantalsoortenwerd echter reeds bereikt
tijdens
hetTorto-nien
(laat Mioceen).
Het ontstaanvan de
Scaphopoda
Lange tijd
wasdewetenschap
ervanovertuigd
dat deBi-valvia
(tweekleppigen)
nauwverwantwaren aandeScap-hopoda aangezien
descaphopode
in hetembryonale
stadi-um een
schijnbaar tweekleppig schelpje
ontwikkelt. Menisersteedsvan
uitgegaan
dat de Bivalvia endeScapho-poda
afstamdenvan eenuitgestorven
klassevantweeklep-pige mollusken,
dezogenaamde
RostroconchiaRunnegar
&
Pojeta
1974. Inmiddelszijn
erduidelijke aanwijzingen
dat deBivalvia zichineenveel
vroegerstadium
afsplitsten
vande hoofdstamvande Molluscaenslechts in deverte verwant
zijn
aandeScaphopoda.
Evenmin is hetembryo-nale
schelpje
vandescaphopoden
echttweekleppig
inte-genstelling
tot watheellang
werdgedacht.
Op
basisvanhet onderzoekvangenetisch
materiaalisvastkomente staandat de
Scaphopoda
vanallegroepenbinnen de Molluscameestnauwverwant
zijn
aandeCephalopo-da
(inktvisachtigen). Op
zich is dat nietzovreemd aange-zienScaphopoda
in het bezitzijn
van eenkop,
weliswaarinzeer rudimentairevorm omdat
zij ingegraven
zijn
inhet sediment. Ook bezitten
zij
eenaantaltentakels,
dezo-genaamde captacula
dieenigszins vergelijkbaar zijn
metdearmen vandemeer
primitieve inktvisachtigen
zoals deNautilus
Linné,
1758. Tenslotte is ook de musculatuurvande
Scaphopoda vergelijkbaar
metdievandeCephalopoda.
Inrecente literatuur wordtverwezennaarde vroeg
Cam-Arceodomus glabrata 14
15 Conocardium
(Baston, 1962) (Pojeta&
Runnegar,1976);
a:lateraalaanzicht;b: dorsaalaanzicht;c:ventraal aanzicht en d: achteraanzicht.
brische
Monoplacophora (zoals
deHelcionelloida,
afb. 1op
pagina
10)
ende Rostroconchia uit het laterePaleozoï-cumals demeest
kansrijke
kandidatenominaanmerking
tekomen als vooroudervan de
Scaphopoda.
In ditver-band is de ordevan de Conocardioidavande
Rostrocon-chiaeenzeer
belangrijke
groep. De meestrelevante
ver-tegenwoordigers
van deze conocardioide molluskenzijn
Arceodomus
Pojeta
&Runnegar,
1976(afb. 14)
enCono-cardium
Bronn,
1835.De Rostroconchia
In
tegenstelling
totde echtetweekleppigen
warendeRos-troconchia
pseudotweekleppig.
Erlijkt
inderdaadsprake
tezijn
van eentweetalkleppen
maardiewaren aande dorsalezijde (rug) stevig
aanelkaar verbondenmeteenharde,
kalk-achtige verbinding.
Deschelpen
vande Rostroconchiawa-rendus nietteopenen zonder deze
brug
tebreken. Slechtsbij hoge uitzondering (minder
dan5%)
wordenafzonder-lijke kleppen
vande Rostroconchiaaangetrofïen.
Datiseenduidelijke aanwijzing
datbeidekleppen
zeerstevig
metel-kaar verbondenwaren. Dat is
waarschijnlijk
ook dever-klaring
waarom deRostroconchia,
integenstelling
totdeBivalvia,
geensluitspieren, ligament
of slot kenden. Menvermoedt dat de
schelp groeide
doordat het dieropzwel-deen zode verkalkte
brug
tussen de beidekleppen
brak.Hierna had het dier de ruimteomverder
groeien
enwerduiteindelijk
ook debrug
tussenbeidekleppen
hersteld. Ditproces kon zich meerderemalenherhalen zoals is
gebleken
bij
enkelegoed
bewaardgebleven exemplaren.
De volwassen
schelp
vande Rostroconchia bestaat uit driedelen
(afb.15):
1 degrote
opening
aan devoorzijde,
de"bek',2eencentrale deel waarin het dierwoonten
3 eensmal
buisvormig
rostrumaandeachterzijde
vandeschelp.
De Rostroconchia hadden
vermoedelijk
eenlevenwijze
die min ofmeer
gelijk
was aandeScaphopoda.
Zij
had-denwaarschijnlijk
eenrudimentairekop
en eensterkont-wikkeldevoet.Daarmee wisten
zij
zich integraven in hetsedimentvanwaaruit
zij
hun voedsel haalden.Vermoede-lijk
warende Rostroconchia ook in het bezitvan eenradulawaarmee
organische voedseldeeltjes
werdenfijngemalen.
Met hetrostrumaande
achterzijde
hieldenzij
contact methet openwateren hierdoor werdvers water
aangevoerd
voorde
zuurstofvoorziening
en de afvoervanafvalstof-fen, geheel
naaranalogie
met deScaphopoda.
De
Scaphopoda
endeRostroconchiaEenvande meest
opmerkelijke
delenvan deschelp
vande
Scaphopoda
is deprotoconch (afb.
16).
Deze bestaatuiteen
tweelobbig schelpje
dataande ventralezijde
ge-sloten ismeteen
duidelijke
sutuur.Aan deachterzijde
be-vindt zich eenkort
pijpje,
hetzogenaamde
fumariumenaande
voorzijde
ontstaatuiteindelijk
debuisvormige
vol-wassen
schelp.
Hoeweler
sprake lijkt
tezijn
van eentweekleppig
embry-onaal
schelpje,
is ditonjuist.
Hetembryonale schelpje
ont-staataande dorsale
zijde (mg)
vanuiteenklier die hetkalk-achtige schelpmateriaal
afscheidt.De lateralezijden
vandeembryo groeien
sneller dan devoor- enachterzijde
waar-door de mantel het dier
geleidelijk
omsluitgevolgd
door desamensmelting
vanhetschelpje
aande ventralezijde
vande
protoconch.
Hetschelpje
bestaat dus uit één stuk. Deplaats
waarde beidezijden
vanhetschelpje
samenkomenis herkenbaar alseen
duidelijk
zichtbaresutuur. Paswan-neerde mantelende
zijden
vanhetembryonale schelpje
aaneengegroeid zijn
ontstaathet fumariumendeaanzet totde
buisvormige
teleoconch(afb. 17).
17 Ontwikkelingsstadiavanhet larve-stadium van een
Scaphopodemetprotoconch (Wanninger, 2001); hetmetwittepuntjesgemarkeerdedeel bijfase 1 is het embryonale schelpje
16 Schematisch model van eenprotoconchvande
Waarschijnlijk zijn
deScaphopoda
ontstaanalsafsplitsing
vande
Conocardioida,
demeestontwikkelde orde binnen deklassevandeRostroconchia. De overeenkomsttussende conocardioide
schelp
- enspecifiek
methet genusAr-ceodomus
(fig.
14 op pag.12)
- endeprotoconch
vandescaphopode
iszeerfrappant.
Er wordt verondersteld dat descaphopode
is ontstaandoor deverplaatsing
vanhetvol-wassenstadiumvan eenconocardioide
schelp
naardeem-bryonale
fasevandescaphopode.
Dit fenomeen wordt in debiologie
neotoniegenoemd.
Het centrale deelvande
protoconch
komtovereenmethetcentrale bolle deelvande conocardioide
schelp,
hetftuna-riummethetrostrumende teleoconchvande
scaphopode
is de
langgerekte buisvormige
versievandegapende
ope-ning
aandevoorzijde
vande conocardioide rostroconch.Deze ‘bek’ heeft in demeeste
gevallen
eensculptuur
be-staande uit ribben die
vergelijkbaar
is met desculptuur
van de oudste
Scaphopoda (afb. 18,
zie ookfig.
14 en 15op
pagina 12).
De overgangvande Rostroconchianaarde
Scaphopoda
zalhoogst waarschijnlijk
ergensin het Devoon hebbenplaats-gevonden
omdat deConocardioida,
de Rostroconchia diehet best
vergelijkbaar zijn
metdeprotoconch
vandeScap-hopoda,
voor heteerstvoorkomentijdens
het Devoon.Als deze
hypothese
correctis,
dan heeft ditconsequenties
voor de
plaats
van deScaphopoda
binnen hetrijk
van deMollusca. Het is dan het niet
langer gerechtvaardigd
deScaphopoda
opgelijk
niveautehandhaven als deGastro-poda
enBivalvia. Dat betekent datzij gereduceerd
moetenwordentoteenordevande Rostroconchia.
De Helcionelloida
(Monoplacophora)
en deScaphopoda
Al
vrij
snel in het Cambrium ontstondenermollusken dieeen grote
gelijkenis
vertoonden metdeScaphopoda.
Deschelpen
vande Helcionelloida(zie
afb. 1 oppagina 10),
ontwikkelden zich in
hoog
temponaar meerlanggerekte
vormen.
Bij
enkelesoorten,zoalsbijvoorbeeld
Eotebennaviviannae
Peel,
1991(afb. 19)
uit het middenCambrium,
is deventrale
zijde
vandeschelp
zosterknaarelkaartoegegroeid
dat deze min ofmeer eengesloten
buisvormt.De
volgroeide protoconch
vandescaphopode
metdeaan-zetvan de teleoconch laat zich
goed vergelijken
methetmodelvanEotebenna viviannae. In beide situaties wordt
de fase
gemarkeerd
wanneerhet dier zich defhitiefin dezeebodem
vestigt.
Ditproces
ligt
duswaarschijnlijk
ookten
grondslag
aandeontwikkeling
vandelanggerekte
vor-men vande Helcionelloida. De oudere variantenvan
Eo-tebenna
Runnegar
&Jell,
1976(afb. 20)
vertonendaaren-tegenmeer
gelijkenis
met eenvroegerontwikkelingssta-diumvande
protoconch
van eenscaphopode
wanneerhetschelpje
nogtwee laterale lobben kentende larve nog invrij
inhetwater zwemt.Er
zijn
in het Cambriumook nog anderevormenvan Hel-cionelloida bekendmeteenlanggerekte schelpvorm.
Diezijn waarschijnlijk
ontstaanalsgevolg
van eenvergelijkba-re
ontwikkeling,
zoalsbijvoorbeeld
desoorten vanhetge-nusYochelcionella
Runnegar
&Pojeta,
1974(afb. 21). Zij
ontwikkeldeneen soort‘snorkel’ die boven de zeebodemuitstak. Aan de
onderzijde
vandesnorkel,
die infunctio-neel
opzicht vergelijkbaar
ismethet fumariumvan depro-toconchvandeScaphopoda,
is deschelp
vandeYochelcio-nellidae
samengegroeid
meteenduidelijk
zichtbare naad.Om de
voedseldeeltjes
tekunnen bereiken diedieper
warenSchematisch model
vandeovergang
vande Conocardioi-deschelp(links)naar
deprotoconchvande Scaphopoda(rechts) 19 20 sp.(Peel 2006) 21 sp. (Peel 2006) 22 Pinnocarislapworthi Eotebenna viviannae 23 Peel 1991(Peel, 2006) Hippocardium Eotebenna Yochelcionella Etheridge,1878 (Peel 2006) sp.(internet)
ingegraven
in de moddermoestende Cambrischemollus-keneen meer
langgerekte schelpvorm
ontwikkelen.Deze functionele
analogie
komenweooktegenbij
deoude-reRostroconchiauit het Ordovicium. Een mooi voorbeeld is de
langgerekte schelp
vanhet genus PinnocarisEtheridge,
1878
(afb. 22).
Integenstelling
totde latere Rostroconchiazoals ArceodomusenConocardiumbehoort Pinnocaristot
devroegste en meest
primitieve
ordevan deRostrocon-chia,
dezogenaamde
RibeirioidaKobayashi,
1933.Pin-nocaris werd
lange tijd
beschouwd als de directevoorou-dervande
Scaphopoda,
ietswatrecentelijk
isafgewezen.
De
belangrijke
argumentendaarvoorzijn
depositionering
en
tegengestelde
oriëntatievandeprotoconch
van Pinno-caris invergelijking
totdeprotoconch
vandeScaphopoda
enhetgrote
stratigrafische
intervaltotaanhetverschijnen
vandeeerste
Scaphopoda
aanhetbegin
vanhet Carboon(ca.
100miljoen jaar).
Toch isergeen
bewijs
dat deScaphopoda
de directenaza-ten
zijn
vande Helcionellioida. Deze groep sterft immersuitaanhet eindevan het midden Cambrium. De
tijd
tus-sen het uitstervenvan de Helcionelloidaenhet
verschij-nenvande
Scaphopoda
in het Carboon(ruim
170miljoen
jaar)
istegrootomzo’n directeverwantschap
te veronder-stellen. Het is veelwaarschijnlijker
dat deScaphopoda
derechtstreekse
afstammelingen zijn
vande Conocardioida.De Rostroconchia op hun beurt
zijn
echter welontstaanuit helcionelloide vooroudersblijkens
devormvande proto-conch vandeRostroconchia.Bij
demeesterostroconche mollusken is deenkelvoudige protoconch tijdens
degroei
verdwenen,
maarbij
enkelefamilieszoals deHippocardi-idae
Pojeta
&Runnegar,
1976 is deprotoconch
bewaardgebleven (afb. 23).
Hetblijkt
dat ditembryonale schelpje
identiek is aandevormvande Cambrische
Helcionelloi-da,
waarmeedeverbinding
isgelegd
tussendehelcionel-loide
Monoplacophora
endeScaphopoda
via deconocar-dioide Rostroconchia.
Literatuur
Bastemeijer,
A.F.W.E. 2006. Introductie tot deScapho-poda
I:biologie
enmorfologie.
In:Afzettingen,
27;
pp. 36-41.
Bretsky,
RW. &Bermingham,
J.J. 1970.Ecology
of the Paleozoicscaphopod
genus
Plagioglypta
withspecial
referenecetothe ordovician ofeastern Iowa. In:Jour-nal of
Paleontology,
44;pp. 908-924.
Engeser, T.S., Riedel,
F. &Bandel,
K. 1993.Early
ontoge-netic shells ofrecentand fossil
Scaphopoda.
In:Scripta
Geologica, Special
Issue,2;Proceedings.
Symposium
‘MolluscanPalaeontology’.
11thInternationalMalaco-logical Congress, Siena, Italy,
30thAugust
- 5thSep-tember
1992;
pp. 82-100.Emerson,
W.K. 1962. A classification ofthescaphopod
mol-lusks. In: JournalofPaleontology,
36: pp. 461-482.Engeser,
T.S. &Riedel,
F. 1996. The evolution of theScap-hopoda
and theimplications
for thesystematics
of theRostroconchia
(Mollusca).
In:Mitteilungen
desGeolo-gisch-Palaontologisches
Institut des UniversitatsHam-burg, 79;
pp.117-138.Gentile,
ER.J. 1974. Anewspecies
of Dentalium ffom thePennsylvanian
ofeastemKansas. In: Journal ofPale-ontology, 48;
pp. 1213-1216.Holland,
C.H. &Yochelson,
E.L. 2000. Dentaliuminoma-tum
M’Coy,
1844,isnot ascaphopod.
In: Irish Journal of EarthScience,
18;
pp. 123-125.Holland,
C.H. &Yochelson,
E.L. 2002.Supposed
IrishlowerCarboniferous
scaphopods.
In: Irish Journal of EarthScience, 20;
pp.83-86.
Kues, B.S.,
Mapes,
R.H. &Yochelson,
E.L. 2006.Nauti-loid-scaphopod homeomorphy
in the late Palaeozoic ofthe United States. In:
Lethaia,
39;pp. 91-93.Lamprell,
K.L. &Healy
J.M. 1998. A revision of theScap-hopoda
fromAustralianwaters(Mollusca).
In: Recordsof the Australianmuseum.
Supplement
24; 1-189.Miller,
A.K. 1949. Agiant scaphopod
from thePennsyl-vanian of Texas. In: Journal of
Paleontology,
23;
pp.387- 391.
Morris,
N.J. 1967. Mollusca:Scaphopoda
and Bivalvia. In:Harland,
W.B.e.a.ed. The Fossil Record. Asymposium
with documentation.
Londen;
pp.469-477.
Palmer,
C.P. 1988.Scaphopods,
cladistics and evolution. In:the
Conchologists’Newletter,
105;
pp. 101-104.Palmer,
C.P. &Steiner,
G. 1998.Scaphopoda.
In:Beaesley,
P.L., Ross, G.J.P. &Wells, A.,eds. Mollusca: The
sou-tern
Synthesis.
Part A. Vol5,
X: 431-447.Peel,J.S. 2004. Pimocaris and the
origin
of theScapho-pods.
In: ActaPalaeontologica Polonica,
49;pp. 543-550.Peel,
J.S. 2006.Scaphopodization
in Palaeozoic molluscs.In:
Palaeontology,
49;pp. 1357-1364.Pojeta,
J. &Runnegar,
B. 1976. Thepaleontology
of theRostroconch Mollusks and the
early history
of thePhy-lum Mollusca.
Geological Survey
ProfessionalPaper,
nr.968.
Washington.
Pojeta,
J. &Runnegar,
B. 1979.Rhytiodentalium
kentucky-ensis,a new genus andnew
species
of ordoicianscap-hopod,
and theearly history
ofscaphopod
mollusks. In: Journal ofPaleontology, 53;
pp. 530-541.
Pojeta,
J. &Runnegar,
B. 1985. Theearly
evolution of theDiasome Molluscs. In;
Tmeman,
E.R. &Clarke,
M.R.The Mollusca. Vol. 10: Evolution.
Reynolds,
PD. 2002. TheScaphopods.
In:Southward,
A.J. e.a.eds. Advacesin Marine
Biology.
Molluscan Radiation. Lesser known branches. Amsterdame.a.;137-236.
Rogalla,
N.S. &Amler,
M.R.W. 2003.Biogeographical
dis-tributionpattemsin Mid- and Late Palaeozoic Conocar-dioida
(Mollusca: Rostroconchia).
In: Cour.Rohra, D.M.,
Blodgett,
R.B. &Baichtalc,
J. 2006.Scap-hopoda
from the AlexanderTerrane,Southeast Alaska. The firstoccurrenceofScaphopoda
in the Silurian. In:Palaeoworld,
15;pp. 211-215.Runnegar,
B. andPojeta,
J. 1974 Molluscanphylogeny;
the
paleontological
viewpoint,
Science 186,no.4161pp.311-317.
Scarabino,
V. 1995.Scaphopoda
of theTropical
Pacific and Indian oceans, withdescription
of 3newgeneraand 42new
species.
In;Bouchet,
P. ed. Résultats desCampag-nes Musorstom. Volume 14. In: Mémoires du Musée
national d’Histoire
naturelle,
167 ; 189-379.Steiner,
G. 1992.Phylogeny
andclassification ofScapho-poda.
In: Journal of MolluscanStudies, 58;
pp.385-400.
Steiner,
G. 1995. Larval andjuvenile
shells of four NorthAtlantic
scaphopod species.
In: AmericanMalacologi-cal
Bulletin,
11;pp. 87-98.Steiner,
G &Dreyer,
H.(2002),
Cephalopoda
andScap-hopoda
aresistertaxa- anevolutionary scenario,
Jah-resversammlung
der DZG in Halle 2002.Steiner,
G. &Dreyer,
H. 2003. Molecularphylogeny
ofScaphopoda
(Mollusca)
inferred ffom 18S rDNAse-quensces:supportfora
Scaphopoda-Cephalopoda
cla-de. In;Zoologica Scripta, 32;
pp. 343-356.Steiner,G. &
Reynolds,
P.D. 2003. Molecularsystematics
of theScaphopoda.
In:Lydeard,
C. &Lindberg,
D.R.Molecular
systematics
andPhylogeography
ofMol-lusks;
pp. 123-139.Tenery,
J.H. &Rowett,
C.L. 1979. Newspecimens
ofPro-dentalium
raymondi Young
(Scaphopoda)
from thePennsylvanian
of Texas. In: Journal ofPaleontology,
53;
pp. 164-168.Toomey,
D.F. 1957. GiantScaphopod fragment
from the lowerstrawn(Pennsylvanian)
of North-central Texas.In: Journal of
Paleontology,
31;pp. 457-461.Wanninger,
A. 2001.Micromorphology
andgene expres-sion inmuscleand shell
development
of theMollus-ca. PhD.
Yancey,
T.E. 1973. Anew genus of Permiansiphonoden-talid
scaphopods,
and itsbearing
on theorigin
of thesiphonodentaliidae.
In: Journal ofPaleontology,
47;pp. 1062-1064.
Yochelson,
E.L. 1978,An alternativeapproach
to thein-terpretation
of thephylogeny
of ancientmollusks,
Ma-lacologica,
17;
pp. 165-191.Yochelson,
E.L. 1999a. Devonian DentaliummartiniWhit-field, 1882,
isnotamollusk huta worm.In: Journal ofPaleontology,
73;pp. 634-640.Yochelson,
E.L. 1999b.Rejection
of CarboniferousQuasi-dentalium
Shimansky,
1974 from thePhylum
Mollusca.In: Journal of
Paleontology, 73;
pp. 63-65.Yochelson,
E.L. 2002.Restudy andreassignment
ofDenta-lium
antiquum Goldfuss,
1841(Middle Devonian).
In:Palaontologische Zeitschrift, 76;
pp. 297-304.Yochelson,
E.L. 2004. DentaliumsaturniGoldfuss,
1841(Eifelian: Mollusca): complex
issues fromasimple
fos-sil. In:Palaontologische Zeitschrift, 78;
pp. 97-102.Yoo,E.K. 1988.