• No results found

Overtuigende metaforen?! Een onderzoek naar de invloed van metafoorgebruik en eigen effectiviteit op de eigen effectiviteit met betrekking tot preventiemaatregelen.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Overtuigende metaforen?! Een onderzoek naar de invloed van metafoorgebruik en eigen effectiviteit op de eigen effectiviteit met betrekking tot preventiemaatregelen."

Copied!
30
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bachelorscriptie: overtuigende metaforen?!

Een onderzoek naar de invloed van metafoorgebruik en eigen effectiviteit op de

eigen effectiviteit met betrekking tot preventiemaatregelen |

Bachelor thesis: convincing metaphors?!

A study on the influence of metaphor use and self-efficacy on self-efficacy

concerning preventive measures

Daphne Pleijers s4613325

LET-CIWB351 Bachelorscriptie Gudrun Reijnierse

(2)

Samenvatting

Metaforen kunnen de manier waarop wij denken beïnvloeden. Hier wordt veelvuldig gebruik van gemaakt in gezondheidscampagnes. De effectiviteit van metaforen wordt onder andere beïnvloed door persoonlijke, reeds bestaande opvattingen met betrekking tot het brondomein van de metafoor, zoals angst (Landau, Cameron & Arndt, 2018). Het inspelen op angst blijkt echter niet altijd effectief te zijn om de gedragsintentie om preventiemaatregelen te nemen te verhogen (Hauser & Schwarz, 2015). Als alternatief is de eigen effectiviteit een belangrijke voorspeller gebleken van de gedragsintentie voor het nemen van preventiemaatregelen (De Vries, Lezwijn, Hol, Honing, 2005). De rol die metaforen spelen in het verhogen van de eigen effectiviteit is echter nog niet bekend. In dit onderzoek is onderzocht welke invloed metafoorgebruik en de eigen effectiviteit met betrekking tot het brondomein van de metafoor op de eigen effectiviteit met betrekking tot een preventiemaatregel hebben. Participanten kregen een tekstje met of zonder metafoor te lezen waarbij het opsmeren van zonnebrandcrème als preventiemaatregel tegen huidkanker werd beschreven. Participanten werden verdeeld in twee groepen gebaseerd op hun eigen effectiviteit (laag of hoog) met betrekking tot het brondomein van de metafoor. Een tweeweg univariate variantie-analyse liet geen significant interactie-effect van metafoorgebruik en eigen effectiviteit met betrekking tot het brondomein van de metafoor zien. Wel is er een hoofdeffect van de eigen effectiviteit met betrekking tot het brondomein van de metafoor gevonden. Deze resultaten impliceren in lijn met bestaand onderzoek (Good & Abraham, 2011) dat het nuttig kan zijn om in gezondheidscampagnes in te spelen op de eigen effectiviteit met betrekking tot preventiemaatregelen. Het blijft echter de vraag of metafoorgebruik hier een rol in kan spelen.

Aanleiding

Huidkanker is de meest voorkomende kankersoort in Nederland. In 2017 werden 16.182 mensen gediagnosticeerd met een vorm van huidkanker (Integraal Kankercentrum Nederland, 2018). Onbeschermd zonnen kan leiden tot een verhoogde kans op huidkanker op latere leeftijd (KWF Kankerbestrijding, z.d.a). Het is daarom van belang om effectieve campagnes met betrekking tot beschermd zonnen te ontwikkelen. Deze campagnes moeten mensen ervan overtuigen dat ze beschermende maatregelen moeten nemen als ze de zon in gaan.

Metaforen kunnen een middel vormen om ons te overtuigen in gezondheidscampagnes. In ons dagelijks leven komen we regelmatig, al dan niet bewust, in aanraking met metaforen. Metaforen worden ook al regelmatig gebruikt in campagnes gericht op gezondheid en preventie. Het gebruik van een metafoor zou er namelijk toe kunnen leiden dat de intentie, dat wil zeggen

(3)

3

de mate waarin men de wens heeft om een bepaald gedrag uit te voeren (Fishbein & Yzer, 2003), positief beïnvloed wordt (Scherer, Scherer & Fagerlin, 2015).

Het oproepen van angst is essentieel om gezondheidsgedrag te veranderen (Witte, 1992). Een metafoor die regelmatig gebruikt wordt en waarin angst wordt opgeroepen is de ‘kanker is een vijand’-metafoor. Met deze metafoor wordt kanker metaforisch beschreven als een vijand waartegen men moet vechten. De ‘kanker is een vijand’-metafoor blijkt echter niet altijd even effectief te zijn. De metafoor verlaagt namelijk de intentie om zelfbeperkende preventiemaatregelen te nemen, zoals het eten van minder rood vlees (Hauser & Schwarz, 2015). Daarnaast werkt de metafoor alleen intentieverhogend voor mensen die een hoge angst voor vijanden hebben (Landau et al., 2018). Het gebruiken van een fear appeal, gericht op het oproepen van angst, in een metafoor werkt dus niet altijd intentieverhogend.

Het inspelen op de mate waarin iemand zichzelf in staat acht om het gedrag uit te voeren (Fishbein & Yzer, 2003), de eigen effectiviteit, zou daarentegen wel effectief kunnen zijn om gezondheidsgedrag te veranderen. Het inspelen op de eigen effectiviteit kan de intentie van adolescenten om preventiemaatregelen te nemen verhogen (De Vries et al., 2005). Over de rol die metaforen hierin spelen is nog niets bekend. In deze studie zal daarom onderzoek worden gedaan naar de mate waarin metaforen gericht op het verhogen van de eigen effectiviteit een invloed hebben op de eigen effectiviteit met betrekking tot een preventiemaatregel. Dit zal onderzocht worden in de context van huidkankerpreventie. Dit onderzoek kan daarmee een bijdrage leveren aan het ontwikkelen van efficiënte gezondheidscampagnes.

Theoretisch Kader Metaforen in gezondheidscampagnes

Gezondheidscampagnes zijn gericht op het veranderen van gezondheidsgedrag. Een campagne is effectief wanneer het individu het in de campagne gepromote gedrag uitvoert. Een manier om gezondheidscommunicatie in campagnes effectief te maken is door het gebruik van een metafoor. Metaforen kunnen ons beïnvloeden en overtuigen; ze helpen ons om “het ene ding in termen van het andere ding te begrijpen en ervaren” (Lakoff & Johnson, 1980, p. 6; vertaling DP). Het ding dat we daarbij proberen te begrijpen en ervaren in termen van het andere ding is het doeldomein, en het ding waarmee we het andere ding proberen te begrijpen is het brondomein. Om het doeldomein te begrijpen in termen van het brondomein, wordt er kennis overgedragen van het brondomein naar het doeldomein. Ten gevolge van deze kennisoverdracht, maken we inferenties, ofwel entailments (Robins & Mayer, 2000). Deze entailments kunnen ervoor zorgen dat we op een manier die consistent is met de entailments gaan nadenken over het

(4)

doeldomein. Een voorbeeld hiervan is de inferentie die men in het onderzoek van Robins en Mayer (2000) maakte bij het zien van de metafoor ‘handel is oorlog’. Entailments die gelinkt waren aan het concept OORLOG zijn terugvechten en het nemen van beschermende maatregelen tegen de vijand. Deze entailments werden vervolgens gelinkt aan het concept HANDEL. Wanneer vervolgens de vraag gesteld werd of handelstarieven ingevoerd moesten worden, waren mensen die de metafoor ‘handel is oorlog’ hadden gezien in grotere mate vóór het invoeren van deze tarieven dan mensen die de metafoor ‘handel is tweerichtingsverkeer’ hadden gezien. TWEERICHTINGSVERKEER leidde namelijk tot andere entailments dan OORLOG, bijvoorbeeld elkaar tegemoetkomen (Robins & Mayer, 2000). Op deze manier benadrukken en verhullen verschillende metaforen verschillende aspecten van het doeldomein.

Binnen de gezondheidscommunicatie zijn metaforen effectief gebleken om de gedragsintentie om preventiemaatregelen te nemen te verhogen. Bijvoorbeeld, het metaforisch beschrijven van de griep in termen van een beest, een rel, een leger of onkruid zorgde voor een hogere bereidheid om zich te laten vaccineren dan wanneer de griep zonder metafoor werd beschreven (Scherer et al., 2015). De frequentie waarmee men zich eerder had laten vaccineren, had hier een modererende rol in. Bij individuen die zich regelmatig lieten inenten tegen de griep had het metaforisch beschrijven van de griep wel effect; bij individuen die zich altijd of nooit lieten inenten tegen de griep had dit geen effect. Andere mogelijke mediators of moderators (onder andere de ervaren ernst van de griep, de ervaren impact van de griep en de persoonlijke controle over de griep) bleken geen significante modererende of mediërende rol te hebben (Scherer et al., 2015). Uit het onderzoek van Scherer et al. (2015) blijkt dus dat het gebruik van een metafoor de gedragsintentie voor gezondheidsgedrag kan verhogen.

Metaforen en fear appeal

In gezondheidscampagnes wordt vaak getracht angst op te roepen om mensen het gewenste gedrag uit te laten voeren (Soames Job, 1988). Volgens het Extended Parallel Processing Model is angst namelijk noodzakelijk om gezondheidsgedrag te veranderen (Witte, 1992). Angst kan opgeroepen worden door middel van een fear appeal. Als er gebruikgemaakt wordt van een fear

appeal, wordt de boodschap in twee fasen verwerkt (Witte, 1992). In de eerste fase schat men

de dreiging in. Dit gebeurt door de ernst van de bedreiging en de waarschijnlijkheid dat men met deze bedreiging te maken krijgt in te schatten. Vervolgens wordt er in de tweede fase ingeschat in welke mate de voorgestelde maatregel efficiënt is om het probleem te voorkomen. Hierbij wordt gekeken naar de waarschijnlijkheid dat de maatregel het probleem echt helpt voorkomen en naar de mate waarin men zichzelf in staat acht om de aangegeven maatregel toe te passen.

(5)

5

Alleen wanneer zowel de dreiging als de doeltreffendheid van de voorgestelde maatregel als hoog ingeschat worden, zal er danger control plaatsvinden. De fear appeal in de boodschap heeft dan het gewenste effect en de boodschap wordt geaccepteerd; de voorgestelde oplossing zal toegepast worden (Witte, 1992).

Het oproepen van angst kan door middel van een metafoor gedaan worden, een voorbeeld van zo’n metafoor is kanker is een vijand. Wanneer deze metafoor vergeleken wordt met een andere metafoor (kanker is onbalans) en een niet-metaforische conditie, blijkt deze metafoor niet even effectief te zijn voor alle typen preventiemaatregelen (Hauser & Schwarz, 2015). De ‘kanker is een vijand’-metafoor leidde niet tot hogere intenties met betrekking tot het nemen van zelfversterkende maatregelen (bijvoorbeeld minimaal dertig minuten beweging per dag) dan de ‘kanker is onbalans’-metafoor of de niet-metaforische conditie. Zelfversterkende maatregelen kunnen gelinkt worden aan het vechten tegen of het aanvallen van vijanden, omdat deze het lichaam sterker maken tegen vijanden. Daarnaast bleek de ‘kanker is een vijand’-metafoor te zorgen voor lagere intenties om zelfbeperkende maatregelen (bijvoorbeeld het minder eten van rood vlees) te nemen dan de ‘kanker is onbalans’-metafoor of de niet-metaforische conditie.

Wanneer er echter sprake was van een metaforische fit tussen het probleem en de oplossing (bijvoorbeeld “zelfversterkende maatregelen versterken het vermogen van het lichaam om tegen kanker te vechten” (Hauser & Schwarz, 2015, p. 72; vertaling DP)), bleek de ‘kanker is een vijand’-metafoor wel tot hogere intenties voor het nemen van zelfversterkende maatregelen te leiden dan voor het nemen van zelfbeperkende maatregelen. Deze intenties waren echter niet significant hoger in vergelijking met de andere twee condities. De ‘kanker is onbalans’-metafoor, zonder fear appeal, verhoogde wel de intentie om zelfversterkende maatregelen te nemen (Hauser & Schwarz, 2015). Het gebruiken van een metafoor die gericht is op het oproepen van angst, blijkt dus niet altijd even effectief te zijn.

Hauser en Schwarz (2015) hielden in hun onderzoek geen rekening met individuele verschillen in angst voor het brondomein VIJANDEN.Landau et al. (2018) deden dit wel. Zij lieten zien dat de effectiviteit van een metafoor ook afhankelijk is van persoonlijke, reeds bestaande kennis en opvattingen met betrekking tot het brondomein van de metafoor door de rol van emotie en metaforische fit in gezondheidscampagnes gericht op de preventie van huidkanker te onderzoeken. Hierbij werd gekeken naar de mate waarin individuele verschillen in angst voor het brondomein van de metafoor leidden tot verschillen in de gedragsintentie voor het nemen van preventiemaatregelen tegen huidkanker. Er werd een tekst met metafoor (de zon is vijand) vergeleken met een tekst zonder metafoor. Voorafgaand aan het zien van de tekst werd de

(6)

individuele angst voor vijanden gemeten. Mensen met een hoge angst voor vijanden bleken banger te zijn voor de zon als deze metaforisch geframed was als vijand dan mensen met een lage angst voor vijanden.

De metafoor bleek effectiever te zijn wanneer zowel probleem als oplossing door middel van een metafoor geframed waren. Het nemen van beschermende maatregelen als oplossing tegen UV-straling werd metaforisch beschreven in termen van een pantser dat je beschermt tegen de straling van de zon. Er werd niet alleen gebruikgemaakt van een verbale metafoor, maar er werd ook een visuele metafoor toegevoegd. Participanten in de metaforische conditie kregen een afbeelding van een pantser te zien, participanten in de niet-metaforische conditie kregen een afbeelding van een fles zonnebrandcrème te zien. Wanneer er gekeken werd naar metaforische fit in combinatie met emotie (angst), bleek dat metaforen minder effectief (minder angst voor de zon, lagere intentie om zonnebrand te gebruiken en lagere betalingsbereidheid voor zonnebrand) waren voor mensen met een hoge angst voor vijanden wanneer er geen metaforische fit was. Bij mensen met een lage angst voor vijanden had metaforische fit geen invloed op de angst voor de zon, de intentie om zonnebrand te gebruiken, of de betalingsbereidheid voor zonnebrand. Het onderzoek van Landau et al. (2018) laat dus zien dat emotie en persoonlijke, reeds bestaande opvattingen met betrekking tot het brondomein van de metafoor een belangrijke rol spelen in de overtuigingskracht van metaforen gericht op kankerpreventie.

Met de resultaten van het onderzoek van Hauser en Schwarz (2015) wordt de gedachte dat het gebruik van een fear appeal zorgt voor hogere gedragsintenties met betrekking tot gezondheidsgedrag verworpen. Verschillende metaforen leiden tot verschillende resultaten. Daarnaast leiden ook verschillen in persoonlijke opvattingen met betrekking tot het brondomein van de metafoor tot verschillende resultaten voor de ‘kanker is een vijand’-metafoor (Landau et al., 2018). Het gebruik van een metafoor met fear appeal zoals de ‘kanker is een vijand’-metafoor kan de effectiviteit van een gezondheidscampagne juist schaden. Een vijand’-metafoor gericht op iets anders dan het oproepen van angst door middel van een fear appeal, zoals het geval is bij de ‘kanker is onbalans’-metafoor, zou tot andere resultaten kunnen leiden.

De rol van de eigen effectiviteit in gezondheidsgedrag

Een mogelijk alternatief voor het oproepen van angst is het inspelen op de eigen effectiviteit door middel van een metafoor. De eigen effectiviteit is de mate waarin “het individu zichzelf in staat acht om het aangeraden gedrag uit te kunnen voeren, zelfs als er meerdere omstandigheden of barrières zijn die het uitvoeren van dit gedrag lastig kunnen maken” (Fishbein & Yzer, 2003, p. 165; vertaling DP). De eigen effectiviteit is, naast de attitude en de waargenomen norm, een

(7)

7

van de determinanten van de intentie (Fishbein & Yzer, 2003). Aangezien daadwerkelijk uitgevoerd gedrag naar aanleiding van een gezondheidscampagne lastig te meten is, wordt er vaak naar de voorspeller van gedrag gekeken: de intentie (Scherer et al., 2015; Hauser & Schwarz, 2015; Landau et al., 2018). Voor een positieve intentie moeten alle determinanten van de intentie positief zijn (Fishbein & Yzer, 2003). Aangezien de intentie als variabele wordt gemeten om de effectiviteit van gezondheidscampagnes vast te stellen, is het van belang om de rol van de afzonderlijke determinanten in de context van gezondheidscampagnes te onderzoeken. Het inspelen op een van de determinanten kan namelijk het verschil maken voor een positieve intentie wanneer twee van de determinanten al positief zijn en één determinant nog negatief is. Door ervoor te zorgen dat deze negatieve determinant ook positief wordt, wordt de intentie positief.

Het specifiek inspelen op de eigen effectiviteit in gezondheidscampagnes gericht op het promoten van preventiemaatregelen kan zorgen voor een positieve gedragsintentie (Good & Abraham, 2011). Zo kan er op de eigen effectiviteit met betrekking tot preventiemaatregelen tegen huidkanker ingespeeld worden door meer informatie te geven over het gebruik van zonbeschermingsmiddelen, bijvoorbeeld “Je kunt een klein flesje zonnebrandcrème bij je dragen, zodat je het niet vergeet” (Good & Abraham, 2011, p. 806; vertaling DP). Een boodschap over huidkanker gepresenteerd in combinatie met informatie gericht op het verhogen van de eigen effectiviteit met betrekking tot het opsmeren van zonnebrandcrème, zoals in het voorbeeld, leidde tot hogere intenties om preventiemaatregelen toe te passen dan wanneer er geen informatie met betrekking tot de eigen effectiviteit werd gegeven (Good & Abraham, 2011).

Ook onder Nederlandse studenten is de eigen effectiviteit een belangrijke voorspeller gebleken van intenties om zich te beschermen tegen de straling van de zon (De Vries et al., 2005). In een telefonisch interview werden overtuigingen met betrekking tot zonbeschermingsmiddelen en huidbeschermend gedrag gemeten. Studenten moesten tijdens het interview onder andere vragen beantwoorden met betrekking tot het nemen van huidbeschermende maatregelen tegen de zon en hun eigen effectiviteit met betrekking tot deze maatregelen (het opsmeren van zonnebrandcrème, het opzoeken van de schaduw en het dragen van beschermende kleding). Alle drie de preventiemaatregelen werden voorspeld door een positief ingeschatte eigen effectiviteit (De Vries et al., 2005).

Er is dus wel al onderzoek gedaan naar de rol van de eigen effectiviteit in gezondheidscampagnes en gezondheidsgedrag, maar dit is nog niet gedaan in combinatie met metaforen. Het is nog niet bekend of het gebruik van een metafoor de eigen effectiviteit kan

(8)

verhogen. De verwachting is echter dat wanneer er door middel van een metafoor wordt ingespeeld op de eigen effectiviteit (net als bij de ‘kanker is een vijand’-metafoor) persoonlijke, reeds bestaande opvattingen met betrekking tot het brondomein van de metafoor zullen leiden tot verschillen in effectiviteit van de metafoor (Landau et al., 2018). Er wordt verwacht dat individuele verschillen in eigen effectiviteit met betrekking tot het brondomein van een metafoor leiden tot verschillen in effectiviteit van metafoorgebruik. Als men een hoge eigen effectiviteit met betrekking tot het brondomein heeft, zou dit door middel van de inferenties die men maakt, overgedragen kunnen worden op de eigen effectiviteit met betrekking tot het doeldomein. Bijvoorbeeld, als het regelmatig doen van health check-ups beschreven wordt in termen van het regelmatig vervangen van de olie in de auto, dan zal iemand die regelmatig de olie in zijn/haar auto vervangt, zijn/haar eigen effectiviteit met betrekking tot het regelmatig doen van health

check-ups hoger inschatten dan iemand die dit niet doet (Landau et al., 2018).

De vraag is of het inspelen op de eigen effectiviteit door middel van metaforen ervoor kan zorgen dat de eigen effectiviteit met betrekking tot een preventiemaatregel positief beïnvloed wordt. Daarnaast is het de vraag of individuele verschillen in eigen effectiviteit met betrekking tot het brondomein van de metafoor leiden tot verschillen in effectiviteit van de metafoor. Als metaforen en persoonlijke verschillen in eigen effectiviteit met betrekking tot het brondomein inderdaad invloed blijken te hebben op de eigen effectiviteit, dan kan dit een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van efficiënte gezondheidscampagnes. In het huidige onderzoek wordt daarom de volgende onderzoeksvraag gesteld:

In hoeverre beïnvloeden metafoorgebruik en de eigen effectiviteit met betrekking tot het brondomein van de metafoor de eigen effectiviteit met betrekking tot een preventiemaatregel?

De onderzoeksvraag zal aan de hand van de volgende deelvragen beantwoord worden voor zonnebrandcrème:

1. In hoeverre verschilt de eigen effectiviteit met betrekking tot de preventiemaatregel bij een hoge versus lage eigen effectiviteit met betrekking tot het brondomein van de metafoor?

2. In hoeverre leidt het gebruik van een metafoor versus niet-metafoor tot verschillen in eigen effectiviteit met betrekking tot de preventiemaatregel?

3. In hoeverre is er een interactie-effect van metafoorgebruik en eigen effectiviteit met betrekking tot het brondomein van de metafoor op de eigen effectiviteit met betrekking tot de preventiemaatregel?

(9)

9

Methode Materiaal

Het materiaal van het experiment bestond uit twee versies van een tekstje waarin het opsmeren van zonnebrandcrème als preventiemaatregel voor huidkanker werd beschreven. In deze tekstjes is de onafhankelijke variabele Metafoorgebruik gemanipuleerd.

De eerste versie van de tekst bevatte geen metafoor en was letterlijk beschreven:

Zonnebrandcrème beschermt je tegen de risico’s die verbonden zijn aan onbeschermd zonnen. Ook als je maar 10 minuten in de zon bent, moet je toch zonnebrandcrème opsmeren om te voorkomen dat je verbrandt omdat je niet ingesmeerd bent. De zon kan namelijk altijd op jouw huid stralen, ook als het bewolkt of minder warm is. Zonnebrandcrème moet je dus, ook al ben je maar 10 minuten buiten, altijd aanbrengen om te voorkomen dat je huid verbrandt door de UV-straling. Verbranding beschadigt de huidcellen en huidkanker kan hier jaren later het gevolg van zijn. Het wordt aangeraden om zonnebrandcrème een half uur voordat je naar buiten gaat op te smeren en dit iedere twee uur te herhalen.

De informatie die gebruikt is om dit tekstje te schrijven is afkomstig van de website van KWF Kankerbestrijding (KWF Kankerbestrijding, z.d.a; KWF Kankerbestrijding, z.d.b).

De tweede versie van het tekstje was vergelijkbaar, maar bevatte een metafoor waarin het opsmeren van zonnebrandcrème werd beschreven in termen van het gebruiken van fietslampjes:

Zonnebrandcrème is als een fietslampje dat je beschermt tegen de risico’s die verbonden zijn aan fietsen in het donker. Ook al fiets je maar 10 minuten in het donker, je doet toch je fietslampjes aan om te voorkomen dat er ongelukken gebeuren doordat automobilisten jou niet zien. De zon kan namelijk altijd op jouw huid botsen, ook als het minder warm

of bewolkt is. Ook zonnebrandcrème moet je dus, ook al ben je maar 10 minuten buiten, altijd aanbrengen om te voorkomen dat je huid verbrandt door de UV-straling. Verbranding beschadigt de huidcellen en huidkanker kan hier jaren later het gevolg van zijn. Het wordt aangeraden om zonnebrandcrème een half uur voordat je naar buiten gaat op te smeren en dit iedere twee uur te herhalen.

Er is gekozen voor een metafoor die past bij de belevingswereld van studenten: het

opsmeren van zonnebrandcrème is als het gebruiken van fietslampjes in het donker. Dit is een

(10)

gebruiken van fietslampjes. Daarmee kunnen bepaalde kenmerken van het gebruiken van fietslampjes overgedragen worden op het opsmeren van zonnebrandcrème door de inferenties die gemaakt worden bij het lezen van een metafoor. Beide zaken zijn preventiemaatregelen. Zonnebrandcrème wordt gebruikt om de huid te beschermen tegen het risico op verbranding en daarmee het risico op huidkanker te verlagen. Fietslampjes worden door fietsers gebruikt om door automobilisten gezien te worden en daarmee de kans op ongelukken te verkleinen. Daarnaast moeten beide middelen regelmatig gebruikt worden en niet slechts eenmalig zoals andere preventiemaatregelen (bijvoorbeeld het instellen van een toegangscode op een telefoon). Zonnebrandcrème moet elke keer gebruikt worden als je naar buiten gaat wanneer de zon op is, ook als het bewolkt is, sneeuwt of minder warm is. Ook fietslampjes moeten elke keer gebruikt worden als je gaat fietsen wanneer het donker is of schemert.

De metafoor werd meteen al in de eerste regels van het tekstje uitgebreid beschreven in de schuingedrukte stukken (participanten kregen geen schuingedrukte tekst te zien). De rest van het tekstje was gelijk aan het tekstje zonder metafoor. De metafoor is vooraan in het tekstje geplaatst, omdat metaforen een grotere invloed hebben op de manier waarop informatie verwerkt wordt als ze vroeg in het verwerkingsproces gepresenteerd worden (Sopory & Dillard, 2002; Thibodeau, Hendricks & Boroditsky, 2017).

Participanten

120 participanten hebben deelgenomen aan het experiment. Drie participanten werden uitgesloten van analyse omdat zij te lang over het invullen van de vragenlijst hadden gedaan (meer dan twintig minuten). In de analyses zijn daarom uiteindelijk de resultaten van 117 participanten meegenomen.

In tabel 1 zijn de demografische gegevens van de participanten weergegeven. Alle 117 participanten waren tussen de 18 en 25 jaar oud. Van de 117 participanten waren er 85 vrouw, 30 man en 2 participanten behoorden tot de categorie overige. Alle participanten waren student. Het grootste deel van de participanten studeerde aan de universiteit (69), daarnaast studeerden 31 participanten aan het hbo en 17 aan het mbo. De participanten waren gelijk verdeeld over de condities voor wat betreft geslacht en opleidingsniveau. Uit een χ2–toets tussen Geslacht en Conditie bleek geen verband te bestaan (χ2 (6) = 3.89, p = .693). Uit een χ2–toets tussen Opleidingsniveau en Conditie bleek geen verband te bestaan (χ2 (6) = 3.20, p = .783).

(11)

11

Tabel 1. Demografische gegevens van de participanten (leeftijd, geslacht en opleidingsniveau). % participanten (N) Leeftijd 0-17 jaar 0 (0) 18-25 jaar 100 (117) 26-99 jaar 0 (0) Geslacht Vrouw 73 (85) Man 25 (30) Overige 2 (2) Opleidingsniveau wo 59 (69) hbo 26 (31) mbo 15 (17) Onderzoeksontwerp

De mate waarin de eigen effectiviteit met betrekking tot de preventiemaatregel beïnvloed wordt door metafoorgebruik en de eigen effectiviteit met betrekking tot het brondomein van de metafoor is onderzocht door middel van een 2x2 experiment. Er was sprake van een tussenproefpersoonontwerp: elke participant maakte deel uit van een van de vier condities.

De afhankelijke variabele Eigen effectiviteit met betrekking tot de preventiemaatregel (het opsmeren van zonnebrandcrème) is gemeten op intervalniveau. De onafhankelijke variabelen Eigen effectiviteit met betrekking tot het brondomein van de metafoor (het gebruik van fietslampjes; hoge of lage eigen effectiviteit) en Metafoorgebruik (metafoor of niet-metafoor) zijn gemeten op nominaal niveau.

De eigen effectiviteit met betrekking tot het brondomein kon voorafgaand aan het experiment niet worden vastgesteld; het betrof een proefpersoonkenmerk dat vastgesteld moest

(12)

worden op basis van de vragenlijst. De eigen effectiviteit met betrekking tot het brondomein is daarom eerst gemeten als continue variabele op intervalniveau, vervolgens is er een dichotome variabele van gemaakt op nominaal niveau. Dit is gedaan met behulp van een mediaan split. De mediaan van de Eigen effectiviteit met betrekking tot het brondomein is vastgesteld op 6. Vervolgens zijn de 66 participanten die een score van 6 of hoger hadden, ingedeeld bij de categorie Hoge eigen effectiviteit met betrekking tot het brondomein en de 51 participanten die een score lager dan 6 hadden, zijn ingedeeld bij de categorie Lage eigen effectiviteit met betrekking tot het brondomein.

Voor de onafhankelijke variabele Metafoorgebruik is er onderscheid gemaakt tussen een conditie met metafoor en een conditie zonder metafoor, net als in het onderzoek van Landau et al. (2018). Dit is gedaan om vast te kunnen stellen of de eigen effectiviteit met betrekking tot de preventiemaatregel daadwerkelijk beïnvloed werd door het lezen van een metafoor.

Instrumentatie

Eigen effectiviteit met betrekking tot het opsmeren van zonnebrandcrème

De afhankelijke variabele Eigen effectiviteit met betrekking tot het opsmeren van zonnebrandcrème is op een zevenpunts likertschaal gemeten aan de hand van de schaal van Fishbein en Ajzen (in Hoeken, Hornikx & Hustinx, 2012). De oorspronkelijke schaal van Fishbein en Ajzen is hiervoor passend gemaakt voor het opsmeren zonnebrandcrème:

- “Ik ben er zeker van dat ik in het vervolg als ik buiten ben, met regelmaat zonnebrandcrème op kan smeren.” (‘onwaar-waar’)

- “Of ik in het vervolg als ik buiten ben, met regelmaat zonnebrandcrème opsmeer, heb ik volledig in eigen hand” (‘zeer mee oneens-zeer mee eens’)

- “Als ik dat echt wil, dan kan ik in het vervolg als ik buiten ben met regelmaat zonnebrandcrème opsmeren” (‘onwaarschijnlijk/waarschijnlijk’)

- “Er staat mij niets in de weg om in het vervolg als ik buiten ben met regelmaat zonnebrandcrème op te smeren.” (‘zeer mee oneens /zeer mee eens’)

De betrouwbaarheid van Eigen effectiviteit met betrekking tot het gebruik van zonnebrandcrème bestaande uit vier items was adequaat: α = .71.

Eigen effectiviteit met betrekking tot het gebruik van fietslampjes

Om het participantkenmerk Eigen effectiviteit met betrekking tot het brondomein (het gebruik van fietslampjes) vast te stellen, zijn soortgelijke stellingen gebruikt (eveneens gebaseerd op de schaal van Fishbein en Ajzen (in Hoeken, Hornikx en Hustinx, 2012)). Voor het gebruik van

(13)

13

fietslampjes zijn onderstaande stellingen passend gemaakt en geformuleerd op een zevenpunts likertschaal:

- “Ik ben er zeker van dat ik iedere keer als ik fiets in het donker, mijn fietslampjes aan doe.” (‘onwaar/waar’)

- “Of ik iedere keer als ik fiets in het donker, mijn fietslampjes aan doe, heb ik volledig in eigen hand.” (‘zeer mee oneens/ zeer mee eens’)

- “Als ik dat echt wil, dan kan ik iedere keer als ik fiets in het donker, mijn fietslampjes aandoen.” (‘onwaarschijnlijk/waarschijnlijk’)

- “Er staat mij niets in de weg om iedere keer als ik fiets in het donker, mijn fietslampjes aan te doen.” (‘zeer mee oneens/zeer mee eens’)

De betrouwbaarheid van Eigen effectiviteit met betrekking tot het gebruik van fietslampjes bestaande uit vier items was adequaat: α = .77.

Overige vragen met betrekking tot risicomijding

Naast de vragen om de afhankelijke en onafhankelijke variabele te meten zijn er ter afleiding enkele vragen gesteld met betrekking tot andere preventiemaatregelen. Twee van deze vragen (met betrekking tot het gebruik van voorbehoedsmiddelen en het op slot doen van de kamer/huis) werden bevraagd met behulp van de schaal van Fishbein en Ajzen (in Hoeken, Hornikx en Hustinx, 2012). Daarnaast werden er enkele ja/nee-vragen gesteld met betrekking tot risicomijdend gedrag (zie Bijlage A voor de complete vragenlijst).

Manipulatiecheck: ervaren formulering van het tekstje

Daarnaast is de Ervaren formulering van het tekstje (metaforisch of niet-metaforisch) geoperationaliseerd met de volgende vraag: “Hoe was het opsmeren van zonnebrandcrème volgens jou geformuleerd?”

Daarbij werden er twee vijfpunts semantische differentialen gegeven: - ‘beeldend-concreet’

- ‘figuurlijk-letterlijk’

De betrouwbaarheid van Ervaren formulering van het tekstje bestaande uit twee items was adequaat: α = .75.

Procedure

Het experiment is afgenomen in Qualtrics. Participanten konden via een anonieme link die verspreid was via sociale media toegang krijgen tot de vragenlijst, deze konden zij individueel invullen wanneer zij hier tijd voor hadden. Voordat de participanten aan het experiment

(14)

begonnen, kregen zij informatie over de voorwaarden die verbonden waren aan het meedoen aan het experiment. Deze voorwaarden hielden in dat de participant minimaal 18 jaar moest zijn en toestemming moest geven voor het (anoniem) verwerken van zijn gegevens. Participanten moesten akkoord gaan met deze voorwaarden om met het experiment te kunnen beginnen.

Het experiment ging van start met enkele algemene vragen met betrekking tot geslacht, leeftijd en opleidingsniveau. Participanten die niet binnen de leeftijdscategorie 18-25 jaar vielen, of geen student waren aan de universiteit, de hogeschool of het mbo, werden doorverwezen naar het eind van de vragenlijst. Hier kregen zij de volgende boodschap te zien: “Helaas behoor jij niet tot de doelgroep van dit onderzoek. Toch bedankt dat je wilde deelnemen!”

Participanten die wel binnen de doelgroep van het onderzoek vielen, kregen vervolgens een korte inleiding te zien waarin verzocht werd de vragen naar eerlijkheid in te vullen (zie vragenlijst in de Bijlage A voor alle details). Er werd in de inleiding verder niets vermeld over het doel van het experiment. In het vervolg van het experiment werd participanten gevraagd om enkele stellingen te beoordelen met betrekking tot hun eigen effectiviteit met betrekking tot verschillende preventiemaatregelen: het gebruik van voorbehoedsmiddelen, het gebruik van fietslampjes en het op slot doen van huis/kamer.

Vervolgens beantwoordden de participanten vier ja/nee-vragen over het toepassen van enkele preventiemaatregelen: het hebben van een brand/rookmelder, het afschermen van profielen op sociale media, het afplakken van de webcam op een laptop en het instellen van een toegangscode op de mobiele telefoon. Afgezien van de vraag over de eigen effectiviteit met betrekking tot het gebruik van fietslampjes, werden al deze vragen ter afleiding van het brondomein van de metafoor gesteld opdat de participanten vervolgens bij het lezen van het tekstje niet doorhadden waar het om ging. Na het invullen van deze vragen, heeft Qualtrics de participanten willekeurig aan een van de twee tekstcondities toegewezen (met of zonder metafoor). De participant kreeg de opdracht om het tekstje (met of zonder metafoor) aandachtig door te lezen. Na het lezen van het tekstje moesten participanten aangeven hoe vaak ze zonnebrandcrème opsmeren (op een schaal van nooit tot heel vaak). Daarna beoordeelden de participanten de stellingen over de eigen effectiviteit met betrekking tot het opsmeren van zonnebrandcrème. Vervolgens moesten de participanten beoordelen hoe zij de formulering van het opsmeren van zonnebrandcrème hadden ervaren. Na afloop van het experiment kregen de participanten de volgende boodschap te zien: “Bedankt voor je deelname aan het onderzoek!”. Participanten kregen geen verdere informatie over het doel van het experiment. Participanten deden er gemiddeld 4 minuten en 27 seconden over om de complete vragenlijst in te vullen.

(15)

15

Statistische toetsing

Het effect van de onafhankelijke variabelen op de eigen effectiviteit met betrekking tot de preventiemaatregel is vastgesteld door middel van een tweeweg univariate variantie-analyse in SPSS. De geslaagdheid van de manipulatie is vastgesteld middels een t-toets met onafhankelijke waarnemingen. De controlevariabele Frequentie waarmee zonnebrandcrème gesmeerd wordt, is getoetst door middel van een eenweg univariate variantie-analyse.

Resultaten Manipulatiecheck

Uit een t-toets van Metafoorgebruik (metafoor of niet-metafoor) op Ervaren formulering van het opsmeren van zonnebrandcrème (niet-metaforisch of metaforisch) bleek een significant verschil tussen participanten die het tekstje met metafoor hadden gelezen en participanten die het tekstje zonder metafoor hadden gelezen wat betreft de Ervaren formulering van het opsmeren van zonnebrandcrème (t (98.97) = 5.84, p < .001). Participanten die het tekstje met metafoor hadden gelezen (M = 3.31, SD = 1.18), bleken de formulering van het opsmeren van zonnebrandcrème als meer metaforisch te zien dan participanten die het tekstje zonder metafoor hadden gelezen (M = 2.21, SD = .81). De manipulatie van de onafhankelijke variabele Metafoorgebruik (metaforisch of niet-metaforisch) was daarmee geslaagd.

Controlevariabele

De controlevariabele Frequentie waarmee zonnebrandcrème wordt opgesmeerd, is getest met een eenweg variantie-analyse. Uit een eenweg variantie-analyse van Conditie op Frequentie met betrekking tot het opsmeren van zonnebrandcrème bleek geen significant hoofdeffect van Conditie (F (3, 113) = 1.78, p = .155). De condities verschilden niet met betrekking tot de frequentie waarmee zonnebrandcrème opgesmeerd wordt. De gemiddeldes voor de frequentie waarmee zonnebrandcrème gesmeerd werd, lagen tussen 3.00 en 3.54 (zie tabel 2). Dit betekent dat de participanten in alle condities gemiddeld soms (3) tot vaak (4) zonnebrandcrème opsmeerden.

(16)

Tabel 2. Gemiddelden en standaarddeviaties (tussen haakjes) met betrekking tot de Frequentie waarmee zonnebrandcrème wordt gesmeerd (1 = nooit, 5 = heel vaak).

Hoge eigen effectiviteit Lage eigen effectiviteit

Metafoor n = 33 Niet-metafoor n = 33 Metafoor n = 24 Niet-metafoor n = 27 Frequentie waarmee zonnebrandcrème wordt gesmeerd 3.33 (.85) 3.33 (.82) 3.54 (.83) 3.00 (.92) Hoofdanalyses

Om vast te stellen in hoeverre metafoorgebruik en de eigen effectiviteit met betrekking tot het brondomein van de metafoor een invloed hebben op de eigen effectiviteit met betrekking tot een preventiemaatregel, is er een tweeweg univariate variantie-analyse uitgevoerd.

Uit de tweeweg variantie-analyse van Metafoorgebruik (wel of geen metafoor) en Eigen effectiviteit met betrekking tot het gebruik van fietslampjes (hoog of laag) bleek geen significant hoofdeffect van Metafoorgebruik (F (1, 113) < 1). Er bleek een significant hoofdeffect van Eigen effectiviteit met betrekking tot het gebruik van fietslampjes. (F (1, 113) = 10.39, p = .002). Participanten met een hoge eigen effectiviteit met betrekking tot het gebruik van fietslampjes (M = 6.00, SD = .75) hadden een hogere eigen effectiviteit met betrekking tot het opsmeren van zonnebrandcrème dan participanten met een lage eigen effectiviteit met betrekking tot het gebruik van fietslampjes (M = 5.43, SD = 1.17). En er trad geen interactie op tussen Metafoorgebruik en Eigen effectiviteit met betrekking tot het gebruik van fietslampjes (F (1, 113) < 1). De gemiddelde eigen effectiviteit met betrekking tot het opsmeren van zonnebrandcrème (zie tabel 3) verschilde niet significant voor de vier condities en was hoog (de gemiddelde eigen effectiviteit lag tussen 5.41 en 6.09).

(17)

17

Tabel 3. Gemiddelden en standaarddeviaties (tussen haakjes) per conditie van de Eigen effectiviteit met betrekking tot het opsmeren van zonnebrandcrème (1 = laag, 7 = hoog).

Metafoor Niet-metafoor Totaal

Hoge eigen effectiviteit met betrekking tot het brondomein

6.09 (.74) n = 33 5.92 (.76) n = 33 6.00 (.75) n = 66

Lage eigen effectiviteit met betrekking tot het brondomein

5.41 (1.01) n = 24 5.44 (1.32) n = 27 5.43 (1.17) n = 51 Totaal 5.70 (1.06) n = 57 5.80 (.92) n = 60 Conclusie

Het theoretisch doel van de huidige studie was om beter inzicht te krijgen in de manier waarop metaforen op de determinanten van gedrag kunnen inspelen, en specifiek in hoe ze de eigen effectiviteit kunnen beïnvloeden. Een bijkomend doel was om een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van effectieve gezondheidscampagnes. De eigen effectiviteit is een belangrijke voorspeller gebleken voor preventiemaatregelen (De Vries et al., 2005; Good & Abraham, 2011) en persoonlijke, reeds bestaande kenmerken met betrekking tot het brondomein beïnvloeden de effectiviteit van een metafoor (Landau et al., 2018). Verder bouwend op deze inzichten onderzocht de huidige studie in hoeverre de eigen effectiviteit met betrekking tot een preventiemaatregel beïnvloed wordt door metafoorgebruik en de eigen effectiviteit met betrekking tot het brondomein van deze metafoor door antwoord te geven op de volgende vraag: In hoeverre beïnvloeden metafoorgebruik en de eigen effectiviteit met betrekking tot het

brondomein van de metafoor de eigen effectiviteit met betrekking tot een preventiemaatregel?

Deze vraag zal beantwoord worden door eerst antwoord te geven op de deelvragen.

1. In hoeverre verschilt de eigen effectiviteit met betrekking tot de preventiemaatregel bij een hoge versus lage eigen effectiviteit met betrekking tot het brondomein van de metafoor?

(18)

Uit de resultaten is gebleken een significant verschil in eigen effectiviteit met betrekking tot de preventiemaatregel tussen studenten met een hoge en lage eigen effectiviteit met betrekking tot het brondomein van de metafoor (het gebruik van fietslampjes) gebleken. Indien de participant een hoge eigen effectiviteit met betrekking tot het brondomein van de metafoor had, dan leidde dit tot een hogere eigen effectiviteit met betrekking tot het opsmeren van zonnebrandcrème dan wanneer de participant een lage eigen effectiviteit had met

betrekking tot het brondomein.

2. In hoeverre leidt het gebruik van een metafoor versus niet-metafoor tot verschillen in eigen effectiviteit met betrekking tot de preventiemaatregel?

Er bleek geen verschil te zijn in eigen effectiviteit met betrekking tot de preventiemaatregel tussen studenten die het tekstje met of zonder metafoor hadden gelezen. Het gebruik van een metafoor leidde niet tot een hogere eigen effectiviteit met betrekking tot het opsmeren van zonnebrandcrème.

3. In hoeverre is er een interactie-effect van metafoorgebruik en eigen effectiviteit met betrekking tot het brondomein van de metafoor op de eigen effectiviteit met betrekking tot de preventiemaatregel?

Er bleken geen interactie-effect te zijn. Indien een participant een metafoor las en een hoge eigen effectiviteit met betrekking tot het brondomein van de metafoor had, leidde dit niet tot andere resultaten dan bij participanten in andere condities.

Na een antwoord te hebben gegeven op de deelvragen, kan er een antwoord op de onderzoeksvraag geformuleerd worden. Het onderzoek toont aan dat er geen rol is voor metaforen in het verhogen van de eigen effectiviteit met betrekking tot een preventiemaatregel. Ook de eigen effectiviteit met betrekking tot het brondomein van de metafoor hadden geen invloed op de effectiviteit van de metafoor. De eigen effectiviteit met betrekking tot een andere preventiemaatregel (het brondomein van de metafoor) heeft wel een invloed op de eigen effectiviteit met betrekking tot een preventiemaatregel.

Discussie Verklaringen voor de resultaten

In deze sectie zal een verklaring gegeven worden voor respectievelijk het gevonden hoofdeffect van de Eigen effectiviteit met betrekking tot het brondomein, het uitgebleven hoofdeffect van Metafoorgebruik en het uitgebleven interactie-effect.

(19)

19

Uit de resultaten bleek een hoofdeffect van de Eigen effectiviteit met betrekking tot het brondomein op de Eigen effectiviteit met betrekking tot de preventiemaatregel. Een hogere eigen effectiviteit met betrekking tot het gebruik van fietslampjes leidde tot een hogere eigen effectiviteit met betrekking tot de preventiemaatregel. Dit gevonden hoofdeffect zou verklaard kunnen worden door het feit dat het gebruiken van fietslampjes en het opsmeren van zonnebrandcrème beide preventiemaatregelen zijn. Bepaalde mensen nemen misschien meer preventiemaatregelen dan andere mensen en hebben daardoor dan misschien eerder een hoge eigen effectiviteit voor beide preventiemaatregelen. In het onderzoek van Landau et al. (2018) hadden de afhankelijke en onafhankelijke variabele ook betrekking op hetzelfde domein: angst. Zij onderzochten de invloed van individuele verschillen in angst met betrekking tot het brondomein van de metafoor op de effectiviteit in het verhogen van angst voor huidkanker van de ‘kanker is een vijand’-metafoor. Om vast te kunnen stellen of het daadwerkelijk de angst voor vijanden (het brondomein van de metafoor) was die een invloed had op de angst voor huidkanker hebben zij naast angst voor vijanden ook angst in het algemeen gemeten door de angst om betrokken te raken bij een auto-ongeluk te bevragen. Er bleek dat meer angst in het algemeen leidde tot meer angst voor huidkanker. Dit zou doorgetrokken kunnen worden naar het huidige onderzoek om het gevonden hoofdeffect te verklaren; een hogere eigen effectiviteit met betrekking tot preventiemaatregelen in het algemeen, kan leiden tot een hogere eigen effectiviteit met betrekking tot het opsmeren van zonnebrandcrème.

Een hoofdeffect van metafoorgebruik op de eigen effectiviteit met betrekking tot de preventiemaatregel werd niet gevonden. Eerdere onderzoeken, bijvoorbeeld Scherer et al. (2015) en Landau et al. (2018), vonden wel een effect van metafoorgebruik in gezondheidsboodschappen voor metaforen met een fear appeal. Uit het onderzoek blijkt daarmee dat het inspelen op iets anders dan angst niet effectief is. Dit hoeft echter niet zo te zijn; een verklaring voor het feit dat er geen effect van metafoorgebruik is gevonden, kan zijn dat de gebruikte metafoor niet passend genoeg was - ook al was de manipulatie wel geslaagd. Het tekstje met metafoor ging nu enkel in op het feit dat het opsmeren van zonnebrandcrème vergelijkbaar is met het gebruiken van fietslampjes omdat beide maatregelen elke keer als het nodig is opnieuw toegepast moeten worden. Good en Abraham (2011) speelden in hun onderzoek wel direct in op de eigen effectiviteit door te beschrijven hoe eenvoudig het eigenlijk is om zonnebrandcrème te gebruiken; dit verhoogde de effectiviteit van campagnes gericht op het promoten van preventiemaatregelen wel. Wellicht had het huidige onderzoek ook directer in kunnen spelen op de eigen effectiviteit door een andere formulering van de metafoor. Dit

(20)

had bijvoorbeeld gedaan kunnen worden door een vergelijking te maken met iets dat net zo makkelijk is als het opsmeren van zonnebrandcrème en dit ook expliciet te benoemen.

Een andere mogelijke verklaring voor het uitgebleven hoofdeffect van metafoorgebruik kan zijn dat de participanten al een hoge eigen effectiviteit hadden voor het opsmeren van zonnebrandcrème. Uit het onderzoek van Scherer et al. (2015) bleek dat de effectiviteit van metafoorgebruik gemodereerd werd door de frequentie waarmee men zich al liet inenten tegen de griep. In het huidige onderzoek zou iets vergelijkbaars het geval kunnen zijn met de eigen effectiviteit met betrekking tot de preventiemaatregel die mensen al hadden alvorens het lezen van het tekstje. De eigen effectiviteit voor het opsmeren van zonnebrandcrème lag namelijk tussen 5.41 en 6.09 (op een schaal van zeven) voor de verschillende condities. Ook de groepen die geen metafoor zagen, hadden dus een hoge eigen effectiviteit met betrekking tot het opsmeren van zonnebrandcrème. Een metafoor had dus wellicht geen (grote) invloed meer op de eigen effectiviteit met betrekking tot het opsmeren van zonnebrandcrème.

Het verwachtte interactie-effect van Metafoorgebruik en Eigen effectiviteit met betrekking tot het brondomein op de Eigen effectiviteit met betrekking tot de preventiemaatregel werd niet gevonden. De resultaten van dit onderzoek spreken hiermee bestaand onderzoek tegen waaruit bleek dat persoonlijke, reeds bestaande opvattingen met betrekking tot het brondomein van de metafoor een invloed hebben op de effectiviteit van metaforen (Landau et al., 2018). Er werd verwacht dat wanneer de participant de metafoor las, zou de inferentie gemaakt moeten worden dat hij/zij een hoge eigen effectiviteit heeft met betrekking tot het gebruik van fietslampjes en daardoor misschien ook wel een hoge eigen effectiviteit zou kunnen hebben voor het opsmeren van zonnebrandcrème. Het zien van de metafoor én het hebben van een hoge eigen effectiviteit met betrekking tot het brondomein zou de eigen effectiviteit met betrekking tot het opsmeren van zonnebrandcrème dan positief moeten beïnvloeden. Dit zou echter verklaard kunnen worden door het feit dat de participant tijdens het lezen van de metafoor niet voldoende gestimuleerd werd om na te denken over zijn/haar eigen effectiviteit met betrekking tot het brondomein omdat de metafoor niet passend genoeg gemanipuleerd was, zoals eerder beschreven.

Al met al, toont dit onderzoek in samenspraak met het onderzoek van Good en Abraham (2011) aan dat het nuttig kan zijn om in gezondheidscampagnes in te spelen op de eigen effectiviteit met betrekking tot de voorgestelde preventiemaatregel. Er blijkt namelijk dat een hoge eigen effectiviteit met betrekking tot de ene preventiemaatregel leidt tot een hoge eigen effectiviteit met betrekking tot een andere preventiemaatregel. Het inspelen op de eigen

(21)

21

effectiviteit met betrekking tot een preventiemaatregel die past in de belevingswereld van de doelgroep van een campagne (zoals in dit onderzoek is gedaan met het gebruik van fietslampjes) kan de eigen effectiviteit met betrekking tot een andere preventiemaatregel positief beïnvloeden. Aangezien de eigen effectiviteit één van de determinanten van de gedragsintentie is, kunnen daarmee ook de gedragsintentie en uiteindelijk het daadwerkelijk gedrag positief beïnvloed worden.

Beperkingen van het onderzoek

Een beperking van het onderzoek betreft het feit dat de eigen effectiviteit met betrekking tot het brondomein enkel is gemeten na afloop van het lezen van het tekstje. Aangezien er geen voor- en nameting is gedaan, kan er niet met zekerheid worden gezegd wat de invloed van metafoorgebruik was op de eigen effectiviteit met betrekking tot de preventiemaatregel.

De methode die gebruikt is om de participanten in twee groepen in te delen voor de onafhankelijke variabele Eigen effectiviteit met betrekking tot het brondomein, vormt een tweede beperking van het onderzoek. Dit is gedaan middels een mediaan split opdat er twee enigszins gelijke groepen zouden ontstaan. Participanten die een score onder de mediaan van Eigen effectiviteit met betrekking tot het brondomein hadden, werden ingedeeld bij de groep met een lage eigen effectiviteit en de overige participanten werden bij de groep met een hoge eigen effectiviteit ingedeeld. Bij de interpretatie van de resultaten van dit onderzoek moet er echter rekening gehouden worden met het feit dat de mediaan voor de eigen effectiviteit met betrekking tot het gebruik van fietslampjes op zes lag (op een schaal van zeven). De vergelijking tussen de twee groepen is wel gemaakt, maar er was niet echt sprake van een groep met een ‘lage’ eigen effectiviteit. Deze groep had in feite een eigen effectiviteit van minder dan zes: deze lag gemiddeld op 4.77. De groep met een hoge eigen effectiviteit had een gemiddelde eigen effectiviteit van 6.55. De eigen effectiviteit van de groep met een hoge eigen effectiviteit lag dus wel hoger dan de groep met een lage eigen effectiviteit, maar het gemiddelde van de groep met een lage eigen effectiviteit lag nog steeds boven het midden van de schaal (3.5).

Aanbevelingen voor vervolgonderzoek

Voorafgaand aan dit onderzoek, was er nog niets bekend over de rol van metaforen in het verhogen van de eigen effectiviteit met betrekking tot preventiemaatregelen. Uit dit onderzoek blijkt geen effect van metaforen op de eigen effectiviteit. De vraag is of er hier geen rol voor metaforen in is, of dat dit enkel het geval is voor dit onderzoek. Vervolgonderzoek zou zich ook kunnen richten op de rol van metaforen in het verhogen van de eigen effectiviteit om bij

(22)

te dragen aan de ontwikkeling van effectieve gezondheidscampagnes. Hierbij zou de metafoor directer gericht kunnen worden op het inspelen op de eigen effectiviteit dan in dit onderzoek gebeurd is, zoals bij de verklaring van de resultaten reeds kort beschreven is. Daarnaast zou de gekozen metafoor een preventiemaatregel kunnen beschrijven waarvoor men een minder hoge eigen effectiviteit heeft dan de preventiemaatregel in het huidige onderzoek. Een metafoor kan dan misschien een grotere invloed uitoefenen, omdat er meer ruimte is om de eigen effectiviteit te veranderen.

Uit eerder onderzoek bleek dat persoonlijke, reeds bestaande opvattingen met betrekking tot het brondomein van een metafoor leiden tot verschillen in effectiviteit van de metafoor (Landau et al., 2018). Dit onderzoek vond hier geen interactie-effect voor met betrekking tot de eigen effectiviteit. Vervolgonderzoek zou meer inzichten kunnen verkrijgen over de invloed van persoonlijke, reeds bestaande opvattingen met betrekking tot het brondomein op de effectiviteit van metaforen door te kijken naar andere gedragsdeterminanten uit het model van Fishbein en Yzer (2003). Een voorbeeld van een gedragsdeterminant die onderzocht zou kunnen worden, is de neiging te voldoen (motivation to comply), oftewel “de mate waarin men bereid is om aan de wensen van anderen gehoor te geven” (Hoeken, Hornikx & Hustinx, 2012, p.42). De neiging te voldoen is een belangrijke voorspeller gebleken van de intentie om condooms te gebruiken (Boyd & Wandersman, 1991). De rol die een metafoor heeft in het verhogen van de neiging te voldoen, zou op een manier vergelijkbaar met het huidige onderzoek onderzocht kunnen worden.

Literatuurlijst

Boyd, B., & Wandersman, A. (1991). Predicting undergraduate condom use with the

Fishbein and Ajzen and the Triandis attitude-behavior models: Implications for public health interventions. Journal of Applied Social Psychology, 21(22), 1810-1830. doi: 10.1111/j.1559-1816.1991.tb00506.x

De Vries, H., Lezwijn, J., Hol, M., & Honing, C. (2005). Skin cancer prevention: Behaviour and motives of Dutch adolescents. European Journal of Cancer Prevention, 14(1), 39–50. doi: 10.1097/00008469-200502000-00006

Fishbein, M., & Yzer, M.C. (2003). Using theory to develop effective health interventions.

Communication Theory, 13(2), 164-183. doi: 10.1111/j.1468-2885.2003.tb00287.x

Good, A., & Abraham, C. (2011). Can the effectiveness of health promotion campaigns be improved using self-efficacy and self-affirmation interventions? An analysis of sun protection messages. Psychology & Health, 26(7), 799-818. doi:

(23)

23

10.1080/08870446.2010.495157

Hauser, D.J., & Schwarz, N. (2015). The war on prevention: Bellicose cancer metaphors hurt (some) prevention intentions. Personality and Social Psychology Bulletin, 41(1), 66 -77. doi: 10.1177/0146167214557006

Hoeken, H., Hornikx, J., & Hustinx, L. (2012). Overtuigende teksten: Onderzoek en ontwerp. Bussum: Coutinho.

Integraal Kankercentrum Nederland. (2018). Cijfers over kanker. Geraadpleegd van https://www.cijfersoverkanker.nl/selecties/dataset_2/img5a9e8ad1d729a?type=bar KWF Kankerbestrijding. (z.d.a). De zon en huidkanker. Geraadpleegd van

https://www.kwf.nl/preventie/Zon-verstandig/Pages/de-zon-en-huidkanker.aspx KWF Kankerbestrijding. (z.d.b). Wist je dat. Geraadpleegd van

https://www.kwf.nl/voorkomen/zon-uv-huidkanker/zonnebrandcreme/Pages/wist-je-dat.aspx

Lakoff, G., & Johnson, M. (1980). Metaphors we live by. Chicago: University of Chicago Press. Landau, M.J., Arndt, J., & Cameron, L. (2018). Do metaphors in health messages work?

Exploring emotional and cognitive factors. Journal of Experimental Social Psychology,

74(1), 135-149. doi: 10.1016/j.jesp.2017.09.006

Robins, S., & Mayer, R.E. (2000). The metaphor framing effect: Metaphorical reasoning about text-based dilemmas. Discourse Processes, 30(1), 57-86.

doi: 10.1207/S15326950dp3001_03

Scherer, A. M., Scherer, L. D., & Fagerlin, A. (2015). Getting ahead of illness: Using metaphors to influence medical decision making. Medical Decision Making, 35(1), 37-45. doi: 10.1177/0272989X14522547

Soames Job, R.F. (1988). Effective and ineffective use of fear in health promotion campaigns.

American Journal of Public Health, 78(2), 163-167.

Sopory, P., & Dillard, J. (2002). The persuasive effects of metaphor: A meta-analysis. Human

Communication Research 28(3), 382-419.

doi: 10.1111/j.1468-958.2002.tb00813.x

Thibodeau, P. H., Hendricks, R.K., & Boroditsky, L. (2017). How linguistic metaphor scaffolds reasoning. Trends in Cognitive Science, 21(11), 852-863. doi:

10.1016/j.tics.2017.07.001

Witte, K. (1992). Putting the fear back into fear appeals: The extended parallel processing model.

(24)

Bijlage Bijlage A.

Vragenlijst

Je wordt uitgenodigd om deel te nemen aan een onderzoek onder studenten. Meedoen aan het onderzoek houdt in dat je een online vragenlijst gaat invullen. Het invullen van de vragenlijst kost ongeveer 5 minuten. De gegevens worden volledig anoniem verwerkt.

Je doet vrijwillig mee aan dit onderzoek. Daarom kun je op elk moment tijdens het invullen van de vragenlijst je deelname stopzetten. Alle gegevens die we bij jou verzameld hebben, worden dan definitief verwijderd.

Door te klikken op de knop ‘Ik ga akkoord’ geef je aan dat je: bovenstaande informatie hebt gelezen

vrijwillig meedoet aan het onderzoek 18 jaar of ouder bent

Als je niet mee wilt doen aan het onderzoek, kun je op de knop 'Ik wil niet meedoen' klikken.

o

Ik ga akkoord

o

Ik wil niet meedoen Wat is je leeftijd?

o

0-17 jaar

o

18-25 jaar

o

26-99 jaar Ben je student?

o

Ja, aan de universiteit

o

Ja, aan het hbo

o

Ja, aan het mbo

o

Ja, overige

(25)

25 Wat is je geslacht?

o

Man

o

Vrouw

o

Overig

Bedankt dat je deelneemt aan het onderzoek. De vragenlijst bestaat uit enkele stellingen en tekstjes. Gelieve alle vragen naar eerlijkheid in te vullen. Er zijn geen goede of foute antwoorden.

Beoordeel onderstaande stellingen over het gebruik van voorbehoedsmiddelen Hoe vaak gebruik jij voorbehoedsmiddelen als je seks hebt?

o

Nooit

o

Zelden

o

Soms

o

Vaak

o

Altijd

o

Niet van toepassing

Ik ben er zeker van dat ik iedere keer als ik seks heb, voorbehoedsmiddelen gebruik

1 (1) 2 (2) 3 (3) 4 (4) 5 (5) 6 (6) 7 (7)

Onwaar

o

o

o

o

o

o

o

Waar

Of ik iedere keer als ik seks heb, voorbehoedsmiddelen gebruik, heb ik volledig in eigen hand

1 (1) 2 (2) 3 (3) 4 (4) 5 (5) 6 (6) 7 (7) Zeer mee oneens

o

o

o

o

o

o

o

Zeer mee eens

(26)

Als ik dat echt wil, dan kan ik iedere keer als ik seks heb voorbehoedsmiddelen gebruiken

1 (1) 2 (2) 3 (3) 4 (4) 5 (5) 6 (6) 7 (7)

Onwaarschijnlijk

o

o

o

o

o

o

o

Waarschijnlijk

Er staat mij niets in de weg om iedere keer als ik seks heb, voorbehoedsmiddelen te gebruiken

1 (1) 2 (2) 3 (3) 4 (4) 5 (5) 6 (6) 7 (7) Zeer mee oneens

o

o

o

o

o

o

o

Zeer mee eens

Beoordeel onderstaande stellingen over het gebruik van fietslampjes Hoe vaak gebruik jij fietslampjes als je fietst in het donker?

o

Nooit

o

Zelden

o

Soms

o

Vaak

o

Altijd

o

Niet van toepassing

Ik ben er zeker van dat ik iedere keer als ik fiets in het donker, mijn fietslampjes aan doe

1 (1) 2 (2) 3 (3) 4 (4) 5 (5) 6 (6) 7 (7)

Onwaar

o

o

o

o

o

o

o

Waar

Of ik iedere keer als ik fiets in het donker, mijn fietslampjes aan doe, heb ik volledig in eigen hand

1 (1) 2 (2) 3 (3) 4 (4) 5 (5) 6 (6) 7 (7) Zeer mee oneens

o

o

o

o

o

o

o

Zeer mee eens

(27)

27

Als ik dat echt wil, dan kan ik iedere keer als ik fiets in het donker, mijn fietslampjes aandoen

1 (1) 2 (2) 3 (3) 4 (4) 5 (5) 6 (6) 7 (7)

Onwaarschijnlijk

o

o

o

o

o

o

o

Waarschijnlijk

Er staat mij niets in de weg om iedere keer als ik fiets in het donker, mijn fietslampjes aan te doen 1 (1) 2 (2) 3 (3) 4 (4) 5 (5) 6 (6) 7 (7) Zeer mee oneens

o

o

o

o

o

o

o

Zeer mee eens

Beoordeel onderstaande stellingen over het op slot doen van jouw kamer/huis. Hoe vaak doe jij jouw kamer/huis op slot als je weggaat?

o

Nooit

o

Zelden

o

Soms

o

Vaak

o

Altijd

o

Niet van toepassing

Ik ben er zeker van dat ik iedere keer als ik wegga mijn kamer/huis op slot doe.

1 (1) 2 (2) 3 (3) 4 (4) 5 (5) 6 (6) 7 (7)

Onwaar

o

o

o

o

o

o

o

Waar

Of ik mijn kamer/huis iedere als ik wegga op slot doe, heb ik volledig in eigen hand.

1 (1) 2 (2) 3 (3) 4 (4) 5 (5) 6 (6) 7 (7) Zeer mee oneens

o

o

o

o

o

o

o

Zeer mee eens

(28)

Als ik dat echt wil, dan kan ik iedere keer als ik wegga, mijn kamer/huis op slot doen.

1 (1) 2 (2) 3 (3) 4 (4) 5 (5) 6 (6) 7 (7)

Onwaarschijnlijk

o

o

o

o

o

o

o

Waarschijnlijk

Er staat mij niets in de weg om iedere keer als ik wegga, mijn kamer/huis op slot te doen.

1 (1) 2 (2) 3 (3) 4 (4) 5 (5) 6 (6) 7 (7) Zeer mee oneens

o

o

o

o

o

o

o

Zeer mee eens

Ik heb een brand-/rookmelder op mijn kamer.

o

Eens

o

Oneens

o

Niet van toepassing

Ik heb mijn profielen op sociale media afgeschermd.

o

Eens

o

Oneens

o

Niet van toepassing

Ik heb de webcam van mijn laptop afgeplakt met een stickertje.

o

Eens

o

Oneens

(29)

29

Ik heb een toegangscode ingesteld op mijn mobiele telefoon.

o

Eens

o

Oneens

o

Niet van toepassing

Lees onderstaand tekstje afkomstig uit een voorlichtingsfolder aandachtig door.

Zonnebrandcrème is als een fietslampje dat je beschermt tegen de risico’s die verbonden zijn aan fietsen in het donker. Ook al fiets je maar 10 minuten in het donker, je doet toch je fietslampjes aan om te voorkomen dat er ongelukken gebeuren doordat automobilisten jou niet zien. De zon kan namelijk altijd op jouw huid botsen, ook als het minder warm of bewolkt is. Ook zonnebrandcrème moet je dus, ook al ben je maar 10 minuten buiten, altijd aanbrengen om te voorkomen dat je huid verbrandt door de UV-straling. Verbranding beschadigt de huidcellen en huidkanker kan hier jaren later het gevolg van zijn. Het wordt aangeraden om zonnebrandcrème een half uur voordat je naar buiten gaat op te smeren en dit iedere twee uur te herhalen.

Lees onderstaand tekstje afkomstig uit een voorlichtingsfolder aandachtig door.

Zonnebrandcrème beschermt je tegen de risico’s die verbonden zijn aan onbeschermd zonnen. Ook als je maar 10 minuten in de zon bent, moet je toch zonnebrandcrème opsmeren om te voorkomen dat je verbrandt omdat je niet ingesmeerd bent. De zon kan namelijk altijd op jouw huid stralen, ook als het bewolkt of minder warm is. Zonnebrandcrème moet je dus, ook al ben je maar 10 minuten buiten, altijd aanbrengen om te voorkomen dat je huid verbrandt door de UV-straling. Verbranding beschadigt de huidcellen en huidkanker kan hier jaren later het gevolg van zijn. Het wordt aangeraden om

zonnebrandcrème een half uur voordat je naar buiten gaat op te smeren en dit iedere twee uur te herhalen.

Beoordeel onderstaande stellingen over het gebruik van zonnebrandcrème. Hoe vaak smeer jij zonnebrandcrème op als je de zon in gaat?

o

Nooit (1)

o

Zelden (2)

o

Soms (3)

o

Vaak (4)

(30)

Ik ben er zeker van dat ik in het vervolg als ik buiten ben, met regelmaat zonnebrandcrème op kan smeren.

1 (1) 2 (2) 3 (3) 4 (4) 5 (5) 6 (6) 7 (7)

Onwaar

o

o

o

o

o

o

o

Waar

Of ik in het vervolg als ik buiten ben met regelmaat zonnebrandcrème opsmeer, heb ik volledig in eigen hand. 1 (1) 2 (2) 3 (3) 4 (4) 5 (5) 6 (6) 7 (7) Zeer mee oneens

o

o

o

o

o

o

o

Zeer mee eens

Als ik dat echt wil, dan kan ik in het vervolg als ik buiten ben met regelmaat zonnebrandcrème opsmeren.

1 (1) 2 (2) 3 (3) 4 (4) 5 (5) 6 (6) 7 (7)

Onwaarschijnlijk

o

o

o

o

o

o

o

Waarschijnlijk

Er staat mij niets in de weg om in het vervolg als ik buiten ben met regelmaat zonnebrandcrème op te smeren. 1 (1) 2 (2) 3 (3) 4 (4) 5 (5) 6 (6) 7 (7) Zeer mee oneens

o

o

o

o

o

o

o

Zeer mee eens

Beantwoord de volgende vragen over de tekst over zonnebrandcrème die je eerder in dit onderzoek gelezen hebt.

Hoe was het opsmeren van zonnebrandcrème volgens jou geformuleerd?

1 (1) 2 (2) 3 (3) 4 (4) 5 (5)

Beeldend

o

o

o

o

o

Concreet

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Prestatiebekostiging kan ongetwijfeld een bijdrage leveren aan de doelmatigheid van werken en handelen binnen het openbaar bestuur. De introductie van een dergelijk

CEO: Accessing support funds Both: Coordinating research work at the firm and collaboration on projects with the university Interviewees from focal universities

Ir,s subject, the Nederlandsche Zuid-Mrikaansche SpootWegmaarschappij (NZASM), has never before been the exclusive subject of research. The company's hisrory does feature

By fitting a two-frequency LK model to the extracted SdH oscillations, and taking into account the appropriate phase shift for the Fermi pocket under study, we conclude that the

Eerder onderzoek met CA-bewaring Chinese Kool (van Wijk, 1993) heeft uitgewezen, dat deze bewaarmethode een toename van kwaliteit I geeft en een veel groenere kool. Door

Door de verschillende soorten bij genoemde temperaturen te bewaren en half maart in een kas bij 18 °C te zetten kon bloei worden verkregen vanaf half april (warm bewaarde soorten)

Voor het ontwikkelen van het schattingsmodel is het van belang dat de gehanteerde relaties binnen het model (bijvoorbeeld tussen de uitkomsten van het LP-onderdeel en

Divergent Quiescent Transition Systems (DQTSs) are labelled transition sys- tems that model quiescence, i.e., the absence of outputs or internal transitions, via a special