• No results found

Gebruik van vochtrijke bijproducten. Een literatuurstudie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Gebruik van vochtrijke bijproducten. Een literatuurstudie"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Gebruik van vochtrijke bijproducten.

Een literatuurstudie

Ronald Scholten en Martin Rijnen, PV

-::: Een ‘naslagwerk’, waarin zowel praktische aspecten, onderzoeksresultaten als de specifie-ke specifie-kenmerspecifie-ken van bijproducten en hun invloed op dierprestaties en -gezondheid worden beschreven, ontbreekt tot op heden. Het Praktijkonderzoek Varkenshouderij heeft daar-om een literatuurstudie uitgevoerd naar het gebruik van vochtrijke bijproducten.

Het Nederlandse varken is het afgelopen decenni-um uitgegroeid tot een recycler van formaat, die op jaarbasis circa 6 miljoen ton bijproducten herge-bruikt, waarvan 2,3 miljoen ton vochtrijke ducten. Voerkostenverlaging is dé reden om bijpro-ducten te gaan voeren. Daarnaast worden dikwijls voordelen ten aanzien van technische resultaten en gezondheid geclaimd. De vraag naar (onafhankelij-ke) informatie over vochtrijke bijproducten neemt toe. Het Praktijkonderzoek Varkenshouderij heeft een literatuurstudie uitgevoerd naar vochtrijke bij-producten met hierin veel aspecten, zoals praktisch gebruik, experimenten, fermentatie en specifieke kenmerken.

Specifieke kenmerken van vocht- en koolhy

draatrijke bijproducten

Koolhydraatrijke bijproducten hebben enkele speci-fieke opslagcondities: vaak warm geleverd, opslag enkele dagen tot weken, frequent geroerd. Bovendien hebben ze specifieke kenmerken: grote koolhydraatfractie, vochttijk, zuur, lage buffercapaci-teit, veel organische zuren, melkzuurbacteriën. Deze condities en kenmerken dragen mogelijk bij aan de verbetering van de technische resultaten en de gezondheid van varkens die gevoerd worden met vochtrijke bijproducten, In dit artikel zullen de be-langrijkste specifieke kenmerken van vocht- en kool-hydraatrijke bijproducten behandeld worden,

Kool hydraatfractie

De koolhydraati-actie kan onderverdeeld worden in zetmeel, suikers en niet-zetmeel-koolhydraten (NSP). Tijdens de vertering of fermentatie worden

de koolhydraten door enzymen afgebroken tot glu-cose. Bij fermentatie wordt de glucose door micro-organismen afgebroken, waarbij fermentatie-pro-dutten, zoals melkzuur, azijnzuur en ethanol wor-den gevormd. Bijproducten zoals tatwezetmeel, aardappelstoomschillen en wei bevatten relatief veel koolhydraten. Een deel hiervan zal tijdens de opslag worden afgebroken, Hierbij worden dan organische zuren gevormd.

Vochtrijk

Het optreden van speendiarree blijft een groot pro-bleem in de varkenshouderij. Diverse onderzoeken hebben aangetoond dat in de dunne darm van pas gespeende biggen vlokatrofie optreedt. Het optre-den van vlokatrofie maakt biggen vatbaar voor diar-ree. De voeropname na het spenen lijkt een belang-rijke factor te zijn bij het wel of niet optreden van speendiarree. Er zijn enkele aanwijzingen dat het voeren van vochtrijk voer (brij) een hogere voer-opname geeft en mogelijk daardoor preventief werkt tegen speendiarree. Deze preventie komt mogelijk ook voort uit het feit dat het voer vochtrijk is. Daardoor is voerverandering bij de overgang van zoog- naar opfokperiode minder groot. Het meren-deel van de koolhydraatrijke bijproducten wordt in vochtrijke vorm afgezet. Omdat de aanwezigheid van vocht een vereiste is voor fermentatie, vormen vochtrijke bijproducten en brijvoeders een milieu waarin fermentatie mogelijk is.

Zuurtegraad en organische zuren

De pas gespeende big is niet in staat om voldoende maagzuur te produceren. Hierdoor raakt de

(2)

eiwit-vertering verstoord, wat de vermenigvuldiging van E. coli in de maag en dunne darm bevordert en kan resulteren in diarree. Daarom is het aanzuren van biggenvoeders, door toevoeging van organische zu-ren, intensief onderzocht. In het algemeen resulteert de toevoeging van organische zuren in betere tech-nische resultaten (tabel 1) en een betere gezond-heid. Uit een proef, uitgevoerd door het Pr-aktijkon-derzoek Varkenshouderij, blijkt dat melkzuur en azijnzuur kwantitatief de belangrijkste zuren zijn die in koolhydraatrijke bijproducten voorkomen, In de literatuurstudie worden verschillende (mogelijke) werkingsmechanismen van organische zuren be-schreven,

Buffercapaciteit

De buffercapaciteit van een rantsoen is een belang-rijke bepalende factor voor de pH in de maag van een dier na voeropname. Grondstoffen met een hoge buffercapaciteit zorgen ervoor dat de pH in de maag na voeropname niet snel daalt, hetgeen bij biggen de vertering negatief kan beinvloeden. De buffercapaciteit varieert enorm tussen grondstoffen; granen hebben een lage en eiwitrijke grondstoffen een hoge buffercapaciteit. Er is weinig informatie over de buffercapaciteit van bijproducten. Uit een onderzoek van het Praktijkonderzoek Varkenshou-derij blijkt dat tatwezetmeel, aardappelstoomschil-len en wei een buffercapaciteit van 60 tot 80

milli-equivalent per kg product hebben. Deze zeer lage buffercapaciteit draagt wellicht bij aan de reductie van het sterftepercentage en het kleiner aantal big-gen dat tebig-gen oedeemziekte werd behandeld. Dit bleek wanneer biggen op het Varkensproefbedrijf te Sterksel een mix van tarwezetmeel en wei kregen in plaats van drinkwater.

Melkzuurbacteriën

Melkzuurbacteriën komen wijd verspreid voor en spelen een belangrijke rol in de fermentatie van bij-voorbeeld zuurkool en salami. Op momenten van stress, zoals bij spenen, is het mogelijk dat de darm-flora verstoord raakt, resulterend in maagdarmpro-blemen. De melkzuurbacteriën die via het voer wor-den opgenomen hebben mogelijk een probiotische werking. Dit wil zeggen dat ze bijdragen aan een goede maagdarmflora en daarmee aan een gezond maagdarmkanaal. Melkzuurbacteriën komen ver-spreid in het gehele maagdarmkanaal van varkens voor en vormen een belangrijke barrière tegen schadelijke bacteriën, zoals E. col; en Salmonella. Voche- en koolhydraatrijke bijproducten en gefer-menteerde brijvoeder-s bevatten hoge aantallen melkzuurbacteriën. Het verstrekken van een rant-soen met vochtrijke bijproducten en/of een gefer-menteerd brijvoer, kan mogelijk een bijdrage leveren aan de vermindering van maagdannproblemen.

n

Tabel 1: Effect van azijnzuur en melkzuur op de technische resultaten van biggen (uitgedrukt als % van de controlegroep)

Referentie Zuur Concentratie Ad lib Groei Voeropname

Voeder-zuur (%) F) (%) conversie (%)

Roth & Kirchgessner (1988)

Azijnzuur 0,9 ja - 2,l - l,7 + IJ

l,8 ja + 1,2 - 0,9 - l,7

287 ja + 4,0 + 0,8 - 2,9

Cole et al. ( 1968) Melkzuur 0,8 nee + 8,4 + l,8 - 7,0 Roth et al. (1993) Melkzuur 0,8

16 2,4 ja + 4,7 + 6,l + l,2 ja + 8,l + 6,l - l,8 ja + 7,3 + 54 - l,8 25 VOEDING

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

een vrijwel gelijke oppervlakte als één cirkelplot met een straal van 15 m ni. Echter bij deze oppervlakte heeft een recht- hoekig plot een grenslengte van 110 m, terwijl

Geen effect van hergebruik drainwater op productie Er was geen verschil in productie (kerst 2013) tussen de behandelingen met hergebruik van drainwater en de controle

De lage hoeveelheid substraat in OM-arme bodems lijkt gecompenseerd te worden door een hoge microbiële activiteit per g C, waardoor zowel respiratie als netto N-mineralisatie

De huiskavel daarentegen, wordt vooral gebruikt voor grasland met relatief hoge mestgiften.. Dit leidt tot een onge- lijkmatige verdeling van organische stof

• Helaas waren de resultaten van de diverse behandelingen (Bacillus subtilis, Compete Plus en steriel Compete plus) dusdanig wisselend dat er geen harde uitspraken over gedaan

Dit gegeven plus het feit dat op rantsoen L de beren in de B-periode niet sneller groeiden dan de borgen, ondersteunen de opmerkingen over de eiwitbehoefte van beren gemaakt

De spreiding in de percentages goed gesorteerde vruchten liggen bij de MAF en bij de Greefa Universal ongeveer twee keer zo hoog als bij de Greefa Tol. Het blijkt, dat bij

[r]