M. Lambrechts
Column
Financiële participatie, ruimer bekeken
Op dit ogenblik wordt in België een wetgeving voorbereid inzake de financiële participatie van werknemers. De participatie kan geschied en onder de vorm van cash dan wel onder de vorm van aandelen. Bij winstuitkering in cash wordt 13,07 % afgehouden als RSZ-bijdrage van de werknemer en een roerende voorheffing van 25 %. Bij participatie in aandelen is alleen een roerende voorheffing van 15 % verschul digd. De werknemer krijgt bij een uitkering in aandelen dus meer, maar hij draagt hier na tuurlijk ook een hoger risico.
Het recente debacle van het Vlaamse spraak- technologiebedrijf Lernout en Hauspie maakt de vakbonden nog wantrouwiger tegenover fi nanciële participatie dan ze al waren. Zo rie pen onlangs de twee grote vakbondskoepels, ACV en ABVy van twee grote bedrijfssectoren - Chemie en Metaal - op om onder geen be ding bedrijfsonderhandelingen te starten over formules van winst- of kapitaalparticipatie (De Standaard, 12/12/2000, p. 19).
Van werkgeverszijde wordt gematigd positief gereageerd op het regeringsvoorstel. Men is minder enthousiast over de opgelegde invoe- ringsmodaliteiten, zoals het verplicht afsluiten van een collectieve arbeidersovereenkomst of het ondertekenen van een toetredingsakte. Aan de andere kant is men tevreden omdat via deze nieuwe systemen van financiële participa tie de fiscale en sociale druk op de lonen wat gematigd kan worden. Uiteindelijk is dit de es sentie van het nieuwe wetsvoorstel, dat voor het overige de eigendomsstructuren van de on derneming en de medezeggenschap van de werknemers ongemoeid laat.
Terecht werd opgemerkt1 dat het Belgische
wetsontwerp schril afsteekt met wat in de om ringende landen op dit domein werd gereali seerd. Een brede maatschappelijke of politieke discussie over ondernemingsdemocratie is in dit land totaal afwezig. Het gaat in België uit sluitend over (para)fiscale optimalisatie van voordelen aan werknemers en dit heeft niets van doen met het echte debat over participatie, zoals dit in andere landen wordt gevoerd. Daar gaat het wel degelijk over de wijze waarop een deel of het geheel van de medewerkers van een onderneming op een structurele manier wordt betrokken in het beleid en de resultaten van de onderneming.
In dit verband kan verwezen worden naar het debat dat in Nederland op dit ogenblik wordt gevoerd over de rol van de onderne mingsraad bij de benoeming van de commissa rissen in de vennootschappen met het struc tuurregime.2 In Duitsland worden dan weer door Kanselier Schröder verschillende maatre gelen voorgesteld om het systeem van de M it bestimmung een 'lifting' te geven.3
Maar ook op Europees vlak zit men niet stil. Zo is er, na de Europese top van Nice, ein delijk een doorbraak in het dossier van de Eu ropese vennootschap. Bij de intentie tot op richting van een vennootschap moet voortaan gepraat worden met een commissie die bestaat uit werknemers uit al de lidstaten waar men actief is en die proportioneel samengesteld is. Als binnen zes maanden geen akkoord wordt bereikt over het overlegmodel, dan moeten specifieke regels worden gevolgd, die er vaak toe zullen leiden dat het meest participatieve model wordt toegepast.4
Financiële participatie moet dus een logisch
* Mark Lambrechts is voorzitter van het Directiecomité van de HBK-Spaarbank
Column
verlengstuk krijgen in structurele participatie. De achterliggende redenering is daarbij dat mijn geldelijke betrokkenheid mij gevoeliger zal maken (en dus ook verantwoordelijker) voor het reilen en zeilen van de onderneming.
Overigens staat deze onderneming niet los van de maatschappij. Bij de echte participatieve ondernemingen zullen de medewerkers van het bedrijf ook vaak bereid zijn te delen met de minstbedeelden. Een historisch voorbeeld is Scott Bader, een vooraanstaand producent van polyester harsen en polymeren, een bedrijf in handen van de werknemers, waarbij een groot deel van de winst wordt afgestaan aan liefdadi ge doeleinden.5
In dit verband loont het ook de moeite te verwijzen naar het recente Franse wetsont werp van 1 /8 /2 0 0 0 over het ondernemings- spaarplan (épargne salariale). In een dergelijk spaarplan is er zowel een bijdrage van de werk nemer als van de werkgever. Welnu, wanneer de werknemers bereid zijn om hun spaarmid- delen ter beschikking te stellen van de soli daire economie, dan wordt de werkgever be
vrijd van fiscale lasten voor het deel dat hij bij - draagt in een dergelijk spaarplan. Een dergelij ke overheidsmaatregel stimuleert het delen van de werknemer tot in de derde graad: niet alleen in het resultaat, in het beleid, maar ook in de ontvoogdingsstrijd van de zwakkere medebur ger. Dit is de weg voor de participatie in de 21ste eeuw.
Noten
1 Derijcke, L., 'Sociaal-economisch jaaroverzicht 2000. Sleuren aan de actieve welvaartstaat', Jaar
b o ek Personeel en Organisatie, 2000, p. 196.
2 Kalse, E., 'Alle macht in evenwicht, maar niet in spiegelbeeld', NRC-Handelsblad, 5/1/2001, p.
14.
3 Millot, L., 'Un lifting pour la cogestion alle mande', Libération, 18/12/2000, p. 22.
4 Crauwels, H., 'Hoe een Europese onderneming oprichten?', Tiends, 18/1/2001, p. 86.
5 Schumacher, E.F., Hou het klein. Een econom i
sche studie waarbij de m ens w eer meetelt, 1973,
Baarn, Ambo, p. 263.