• No results found

antwoordCaribischGeb

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "antwoordCaribischGeb"

Copied!
51
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het Caribisch gebied

CSE-Examenkatern HAVO-VWO

Docentenhandleiding en antwoordenboek

(2)
(3)

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave... 2

Docentenhandleiding... 3

Antwoorden... 5

1.1 Het Caribisch gebied... 5

1.2 Ligging... 6 1.3 Verscheidenheid... 7 2.1 Bewegende aardkorst... 8 2.2 Vulkanen en aardbevingen...9 2.3 Zware buien... 10 2.4 Weinig verandering... 12 3.1 Bodem en erosie... 13 3.2 Plantengroei en vegetatiezones...14 4.1 Staatkundige achtergronden... 15

4.2 Externe relaties, politiek en cultureel...17

4.3 De politieke invloed van de VS...18

4.4 Economische relaties, handel en toerisme...20

4.5 Migratie en samenwerking... 21

5.1 Toerisme op de Caribische eilanden...22

5.2 De gevolgen van het toerisme...25

5.3 Jouw beeld van het Caribisch gebied...27

5.4 Toerisme en het geografisch beeld...28

6.1 Hispaniola... 29

6.2 fysische geografie Hispaniola... 31

6.3 vegetatie Hispaniola... 33

6.4 Bodem en bodemdegradatie... 34

6.5 Bodemerosie en bauxietvorming...36

6.6 import en export... 38

7.1 Kwetsbaar voor natuurrampen... 40

7.2 Aardbeving Haïti... 42

8.1 Bevolkingskenmerken... 44

8.2 sociaal culturele kenmerken... 46

8.3 Sociaal economische kenmerken...48

(4)

Het Caribisch gebied

CSE-Examenkatern HAVO-VWO

Docentenhandleiding

A1 Eindtermen

Het Centraal examen aardrijkskunde is verdeeld in een aantal domeinen. Het domein E, Gebieden, vermeldt als subdomein E1 De Caribische regio. De algemene vaardigheden hiervan zijn als volgt omschreven:

De kandidaat kan een samenhangend geografisch beeld van het Caribisch gebied beschrijven en analyseren en een beargumenteerde mening geven over maatschappelijke- en milieuvraagstukken in die regio. Het betreft:

a. de afbakening van het gebied analyseren, gebruikmakend van combinaties van relevante kenmerken;

b. sociaal-geografische en fysisch-geografische kenmerken en samenhangen in de regio; c. interne en externe relaties, met speciale aandacht voor de positie van de bij het Koninkrijk der Nederlanden behorende eilanden binnen de regio; d. een beargumenteerde mening over (geo)politieke, economische, sociaal-culturele en milieuvraagstukken. Hij betrekt daarbij aspecten van duurzame ontwikkeling en globalisering; e. een vergelijking tussen twee landen in het Caribisch gebied ten aanzien van landschap en milieu. Hij betrekt hierbij aspecten van duurzame ontwikkeling en globalisering.

De vergelijking tussen twee landen in het Caribisch gebied is slechts voor VWO bestemd. De betreffende teksten en opdrachten zijn in rode letters weergegeven. Als voorbeeld zijn Haïti en de Dominicaanse Republiek genomen.

Als gevolg van deze ordening zijn teksten en opdrachten niet strak thematisch of regionaal geordend. De verschillende fysisch- en sociaal-geografische onderdelen kunnen thematisch gezien verscheidene malen in verschillend verband aan de orde komen.

A2 Vormgeving

Het subdomein E1 is volgens een vast patroon ingedeeld: - een bladzijde tekst;

- een bladzijde met bronnen; dikwijls foto’s, vaak ook tabellen of tekstkaders; - een of twee bladzijden met opdrachten;

Elk hoofdstuk begint met een openingspagina met een grote foto en een opsomming van de titels van de paragrafen.

A3 Planning

Het subdomein omvat acht hoofdstukken, die gezamenlijk 30 paragrafen bevatten. Elke paragraaf werkt met het bovenstaande vaste patroon. In de eerste les van een paragraaf worden de tekst en de bronnen van die paragraaf besproken, tijdens de daaropvolgende tweede les maken de leerlingen de opdrachten. Dit kan in belangrijke mate, naar de keuze van de leerkracht, zelfstandig gebeuren. Elke paragraaf wordt op die manier in principe binnen twee lessen behandeld. Dit betekent dat voor het gehele subdomein 60 lessen nodig zijn. Voor de meeste hoofdstukken geldt dat zij in willekeurige volgorde aan de orde kunnen komen, maar dit vooral ter beoordeling van de leerkracht.

A4 Bronnen

De bladzijde met bronnen dient in principe ter verduidelijking van de tekst, maar veel bronnen zijn een toelichting op de tekst, bieden extra informatie of zelfs andersom, kunnen het uitgangspunt van de tekst zijn.

De bronnenbladzijde bevat relatief weinig kaartmateriaal. De reden hiervan is, dat verwacht wordt, dat de leerlingen in principe bij elke les de atlas Nos Isla i Nos Mundu gebruiken. Daarin staan de kaarten die de leerlingen als begeleiding zowel bij de tekst als ook bij het maken van de opdrachten nodig hebben. Indien nodig staat in de tekst en in de opdrachten de te gebruiken kaart met de titel of met het kaartnummer vermeld. Hiervoor wordt de algemene formulering ‘Gebruik kaart ...’ of ‘Zie kaart ...’ gebruikt. Bedoeld is dan steeds: uit de atlas Nos Isla i Nos Mundu. Opname op de bronnenpagina van kaarten die in de atlas staan, is hiermee dus overbodig.

(5)

A5 Differentiatie

Zoals hierboven al vermeld bevat het subdomein teksten en opdrachten voor zowel HAVO als VWO. De teksten en opdrachten die uitsluitend voor VWO bestemd zijn, hebben een rood gekleurde letter.

A6 Inhoud

Het subdomein begint met hoofdstuk 1, een inleiding in het Caribisch gebied. Uitgangspunt hiervan is hetgeen de leerling reeds weet of zou kunnen weten over de eigen regio. De insteek hiervoor is een stukje uit de locale literatuur. Het fragment leidt in eerste instantie naar de fysische geografie van het Caribisch gebied. Vandaar dat hoofdstuk 2 dit verder uitbouwt. Maar eerst moet de leerling een beeld hebben van de nauwkeurige ligging en de grote sociale verscheidenheid binnen het Caribisch gebied. Dit vormt dus ook nog een deel van hoofdstuk 1.

Hoofdstuk 3 geeft een toevoeging van de fysische geografie in bodem en vegetatie hetgeen weer nodig is om in de hoofdstukken 6 en 7 te kunnen werken, waar met als voorbeelden Haïti en de Dominicaanse Republiek, de fysische geografie wordt toegepast.

De sociaal- en economisch geografische onderwerpen staan in de hoofdstukken 4, 5 en 8. Migratie, politieke structuur, toerisme en beeldvorming zijn hier belangrijke uitgangspunten.

A7 Didactiek

De opdrachten zijn gerangschikt in opklimmende mate van geografische complexiteit. Vaak wordt aan het einde van een reeks opdrachten aan de leerling gevraagd zich een oordeel of een mening omtrent het aan de orde gekomen vraagstuk te vormen. Op deze opdrachten kunnen geen eenduidige

antwoorden worden gegeven. Ze zijn wel geschikt voor discussie in de klas. Als voorzet hiervoor wordt de leerling aan het einde van zo’n vragenreeks gevraagd zijn antwoord met dat van een medeleerling te vergelijken en vervolgens na te gaan of daardoor de mening wordt gewijzigd. Zo leert de leerling zelf te reflecteren op de eigen meningvorming, hetgeen belangrijk is om als burger in de maatschappij goed te kunnen functioneren.

Dick Elhorst

Hans de Jong

Stefan Röben

(6)

Antwoorden

1.1 Het Caribisch gebied

Antwoorden

1a Kleine Antillen

1b Vulkanisme, gemengde bevolking 2a Guadeloupe en Martinique 2b Montserrat

2c Recente en langdurige vulkaanuitbarsting 3a Montserrat

3b Vulkanisch actief, Engelse invloed 4b Montserrat

4c Daar is het zuidelijk deel van het eiland geëvacueerd en verlaten 5a De vulkaan stoot zwavel uit

5b Zwavel wordt er gewonnen 6a Nee

6b Bijna alle Kleine Antillen zijn vulkanisch 7a b Antwoorden kunnen verschillen per leerling 8a De gesproken taal van Suriname, het Sranan

8b Op de meeste Caribische eilanden wordt ook een vorm van Creoolse talen gesproken 8c Suriname behoort tot het Caribisch gebied

9a De Nederlandse Antillen behoren tot het Koninkrijk der Nederlanden 9b Nee

(7)

1.2 Ligging

Antwoorden 1a Tussen 27 en 10 NB 1b Tussen 85 en 59 WL 2a Bahana’s 2b Great Abaco 2c Barbados 2d Kitridge Point 2e Trinidad 2f Bonasse 2g Cuba 2h Pinar del Rio

3a Sommige staten op het vasteland rekenen zich ook tot het Caribisch gebied 3b-f Antwoorden kunnen verschillen per leerling

4a Cuba, Hispaniola, Jamaica

4b Puerto Rico, Saba, St Eustatius, Virgin Islands, St Kitts, Nevis, Montserrat, Guadeloupe, Dominica, Martinique, St Lucia, St Vincent, Greanada, Trinidad, Tobago

4c Curaçao, St Maarten, St Croix, Antigua, St Barthélemy

4d Bonaire, Aruba, Anguilla, Barbuda, Marie Galante, La Désiderade, Les Saintes 5a Drie

5b West – oost 5c Platentektoniek

5d Ja

6a Te geringe neerslag

6b Het ligt in de regenschaduw

7a-c Antwoorden kunnen verschillen per leerling 8a Kleine Antillen

8b Virgin Islands tot en met Guadeloupe 9a Nee

9b Windrichting

9c d Antwoorden kunnen verschillen per leerling 10 Antwoorden kunnen verschillen per leerling

(8)

1.3 Verscheidenheid

Antwoorden

1a Antwoorden kunnen verschillen per leerling 1b In en tussen de grotere plaatsen

1c Antwoorden kunnen verschillen per leerling

2 eiland afhankelijk van hoofdstad

Puerto Rico VS San Juan

Turks & Caicos Islands Verenigd Koninkrijk Cockburn Town Cayman Islands Verenigd Koninkrijk George Town Virgin Islands Verenigd Koninkrijk Road Town

Virgin Islands VS Charlotte Amalie

Virgin Islands Verenigd Koninkrijk Road Town Anguilla Verenigd Koninkrijk The Valley

Saba Nederland The Bottom

St Eustatius Nederland Oranjestad

St Maarten Nederland, Frankrijk Philipsburg, Marigot

St Barthélemy Frankrijk Gustavia

Montserrat Verenigd Koninkrijk Brades

Guadeloupe Frankrijk Basse Terre

Martinique Frankrijk Fort-de-France

Aruba Nederland Oranjestad

Curaçao Nederland Willemstad

Bonaire Nederland Kralendijk

3a Twaalf

3b Anguilla, The Valley

Cayman Islands, George Town

Turks & Caicos Islands, Cockburn Town Virgin Islands, Road Town

3c Jamaica

3d e Antwoorden kunnen verschillen per leerling 4a Puerto Rico

4b St Maarten, Antigua, Martinique, St Vincent en Barbados 5a St Maarten

5b Ja

5c Antwoorden kunnen verschillen per leerling 6a Denemarken

6b Plaatsnaam 7a Spanje

7b Spanje bezat toen alleen nog Cuba

7c De talen van de oorspronkelijke moederlanden zijn behouden gebleven 8a-f Antwoorden kunnen verschillen per leerling

9a Ja

(9)

2.1 Bewegende aardkorst

Antwoorden

1a Deel van de aardkorst 1b Subductie

2a St Eustatius is vulkanisch

2b De vulkaan in het zuiden is beter bewaard gebleven, de noordelijke vulkanen zijn sterker geërodeerd.

3a Stolling van lava onder water

3b De ondergrond van Curaçao bestaat uit stollingsgesteente: dieptegesteente en uitvloeiingsgesteente; het eiland ligt op een plaatrand

4a De plaatrand wordt er ingedrukt door subductie, door de bolvorm van de aarde krijgt deze een boogvorm

4b Aleoeten, Japan, Filipijnen, Indonesië, Nieuw-Zeeland

4c Ja

4d Zuid-Griekenland en de Alpen hebben een boogvorm. Daar vindt subductie plaats 5a West

5b West

5c Aan de zuidwestkant

5d Subjunctief van de Cocosplaat en de Nazcaplaat, deze bewegen in tegenovergestelde richting 5e De Caribische plaat beweegt langzamer dan de Amerikaanse plaat

5f Het lijkt daardoor of de Caribische plaat naar het oosten beweegt 6a Anguilla

6b Puerto Ricotrog

6c Bij de Dominicaans Republiek

6d Antwoorden kunnen verschillen per leerling 7a Oost

7b Barbados heeft geen vulkanen 7c Barbados

8a Nee

8b De oceaan was nog in wording

8c De equatoriale zeestroom kon ongehinderd tussen Noord- en Zuid-Amerika passeren 8d Platentektoniek en zeestromen

8e Nee

8f Deze zijn jonger dan 120 miljoen jaar

9a De Atlantische Oceaan is groter geworden, de Caribische plaat is gevormd en achtergebleven bij de westwaarts beweging van de beide Amerika’s

(10)

2.2 Vulkanen en aardbevingen

Antwoorden

1a Lava-uitvloeiing en spleeteruptie

1b Het vulkanisme bij een subductie is explosiever 2a St Vincent

2b Grote, brede krater met een kratermeer, een caldera dus 2c Ja

3a Stratovulkaan en/of caldera 3b Zuidwest

4a naam soort eruptie soort lava soort plaatgrens

stratovulkaan heftig as, lava convergent schildvulkaan rustig lava divergent spleeteruptie rustig lava divergent caldera explosief as, gloedwolk convergent Pliniaans explosief as, gloedwolk convergent 5a De lava stroomt uit een langgerekte scheur in de aardkorst 5b Dun vloeibaar

5c Divergente plaatrand 5d Divergente plaatrand

5e Hier staat de eruptie onder geringe druk 6a Anguilla, Barbuda, Antigua, Barbados 6b Ze liggen op het subductiecomplex

6c Ja

7a naam soort

lava dun vloeibaar andesiet taai

tuf en slakken explosief lavadom taai

7b Er is weinig dun vloeibare lava uitgevloeid 8a Er komen ook niet vulkanische gesteenten voor 8b Ja

8c Als de subjunctief naar het westen opschuift 9a Blauw

9b Ligt het verst naar het westen, daar is de oceanische plaat het diepst weggedoken

9c Ja

10a Oost

10b Er ligt geen eilandenboog

11a Er is sediment opgehoopt aan de landzijde van de magmatische zone 11b Nee

(11)

2.3 Zware buien

Antwoorden

1a De inter-tropische convergentiezone; hier stijgt de meeste warme lucht, doordat de verwarming door de zon hier het grootst is

1b Het Zuid-Amerikaanse continent is hier het breedst; het land warmt bij de hoogste zonnestand snel op

1c In de periode van hoogste zonnestand boven de evenaar, dus maart en september 1d maand gebied neerslag

januari Brazilië, Bolivia, Peru veel juli N Venezuela, N Colombia veel

2a Stijgende tropische lucht, zeewater van tenminste 27C, vrijkomende condensatiewarmte 2b De extra condensatiewarmte geeft extra energie

3a De route van Bret lag ten zuiden van de grens van de orkaanactiviteit 3b De Benedenwindse Eilanden

3c Het nabijgelegen vasteland veroorzaakt meer wrijving dan de zee, waardoor een orkaan al snel in kracht afneemt

4a Aswenteling van de aarde, de Corioliskracht 4b De lucht stijgt er

5a Hispaniola

5b Delen van het zuiden

5c Ligt in de regenschaduw van de bergen in de Dominicaanse Republiek ten opzichte van de noordoost passaat

5d De bergen zijn er minder hoog 6a De Benedenwindse Eilanden 6b Weinig hoogteverschillen 6c BS steppeklimaat 6d Ja

6e De jaarneerslag ligt weliswaar boven de 200 mm, maar de verdamping is groot; de meeste maanden hebben een negatief neerslagoverschot

7a land dag nr stadium windsnelheid in km per uur

Liberia 1 tropische depressie 30 Senegal 4 tropische depressie 40 Barbados 15 tropische storm 100 St Maarten 17 tropische orkaan 150 Puerto Rico 18 tropische orkaan 170

Cuba 23 tropische orkaan 180

Florida 25 tropische orkaan 140

7b Wellicht verschillen de getallen van de windsnelheid. De orkaan krijgt zijn grootste kracht boven de Caribische Zee door de grote warmte van het zeewater

8a Californië, midden Chili, Kaapstad, Middellandse Zeegebied, West-Australië, Zuid-Australië 8b Csa is geen tropisch klimaat

8c Oost-Afrika, West-Afrika, Kaapverdische Eilanden

8d Gebieden aan zee zonder veel hoogteverschillen en in de tropen

9a Gemiddelde jaarlijkse neerslagsom ligt tussen 300 en 500 mm, gemiddelde jaarlijkse temperatuur ligt tussen 25C en 30C

(12)

9c De gemiddelde jaartemperatuur is alle jaren vrijwel gelijk, de gemiddelde jaarlijkse neerslag kan sterk verschillen van jaar op jaar.

10a Tussen 1990 en 2010

10b Tussen 1940 en 1960 en tussen 1990 en 2010 10c Ja

10d Toename

10e Klimaatverandering, 1990-2010 is gemiddeld warmer dan de vorige eeuw 10f Wellicht

(13)

2.4 Weinig verandering

Antwoorden

1a De onderste 12-18 km van de atmosfeer 1b Tropopauze

1c 18 km

1d De dampkring wordt door de aarde van onderaf verwarmd 2a Het lagedrukgebied rond de evenaar

2b Daar is de verwarming gedurende het hele jaar het grootst waardoor daar de meeste lucht stijgt

3a Boven Brazilië

3b Boven de zuidelijke Atlantische en Grote Oceaan

3c De wind waait van het subtropisch maximum naar het equatoriaal minimum met een afwijking naar rechts op het Noordelijk Halfrond en naar links op het Zuidelijk Halfrond

4a Juist: dalende lucht wordt warmer waardoor de luchtvochtigheid afneemt en er geen neerslag valt

4b Onjuist: andersom, door de stijgende lucht bij de evenaar en de dalende lucht in de subtropen ontstaat de Hadleycel

4c Juist: de stijgende lucht koelt hoog boven de evenaar af, de aanwezige waterdamp condenseert.

5a De oost-west gerichte passaat boven de Grote Oceaan 5b Normaal

5c In de abnormale situatie valt de passaat bijna weg

6a Deze staat onder invloed van het subtropisch maximum boven de Grote Oceaan 6b Ja

6c Aflandige passaat

6d De landmassa is daar te klein en te smal

7a Dan kan de passaat omkeren en in een westenwind veranderen 7b Boven het vasteland van Zuid-Amerika ligt dan een lagedrukgebied 7c Woestijnklimaat

7d Er valt bijna nooit neerslag

7e De aflandige wind daalt vanaf de Andes, wordt warmer waardoor de luchtvochtigheid afneemt; lucht vanaf het subtropisch maximum stroomt er richting evenaar, wordt warmer waardoor de luchtvochtigheid afneemt

8a land maand windrichting neerslag temperatuur

Peru jan ZO weinig zeer hoog

juli W veel koel

Indonesië jan ZO veel hoog

juli W matig matig

8b Antwoorden kunnen verschillen per leerling 9a Nee

9b In de atlas staat slechts een gemiddelde circulatie

9c De luchtdruk boven Australië id dan hoger dan normaal, waardoor de lucht terug gaat stromen naar Zuid-Amerika

9d Een omgekeerde luchtstroming

(14)

3.1 Bodem en erosie

Antwoorden

1a Klimaat, vegetatie, moedermateriaal, tijd, reliëf, bodemleven, mens 1b Klimaat, vegetatie, tijd, bodemleven

1c Moedermateriaal en reliëf spelen slechts een locale rol, de tijd is te kort voor een belangrijke invloed van de mens

2a Een vuurrode diepe bodem met zeer veel uitspoeling 2b Klimaat

2c (A)BC

2d A dunne humuslaag, B dikke uitspoelingslaag, C diep gelegen moedermateriaal 3a Vorming van een kalkkorst door verdamping van het bodemvocht aan de oppervlakte 3b Er zijn voldoende mineralen

3c De plantenwortels kunnen niet door de kalkkorst dringen

4a Juist: aan de oppervlakte is extreme droogte waardoor zelf zouten uit een oplossing uitkristalliseren

4b Juist: in een tropisch klimaat versnellen hoge temperatuur en neerslag de bodemprocessen 4c Juist: een gleybodem ontstaat in alle klimaten bij stagnerend grondwater

4d Onjuist: door stagnerend grondwater kan geen uitspoeling plaatsvinden

5a b Bij lateritisatie is grote uitspoeling, het regenwater zakt omlaag, bij calcificatie stijgt het grondwater door verdamping naar de oppervlakte

6a gebied klimaat bodemvormend proces bodemsoort

Midden Venezuela tropisch lateritisatie oxisol

Noord Venezuela woestijn salinisatie aridisol

Curaçao steppe calcifiatie mollisol

Noord-Haïti tropisch lateritisatie oxisol

Trinidad tropisch lateritisatie oxisol

6b De verschillen zijn in de eerste plaats afhankelijk van het klimaat; in een tropisch klimaat versnellen hoge temperatuur en neerslag de bodemprocessen. In de woestijn stijgt grondwater naar de oppervlakte en verdampt daar, waardoor zouten uitkristalliseren. 7a gebied klimaat bodemvormend proces bodemsoort

Libië woestijn salinisatie aridisol

Sumatra tropisch lateritisatie oxisol

Frankrijk zeeklimaat podzolisatie spodosol

Groenland toendraklimaat gleyzatie histosol

Zambia tropisch lateritisatie oxisol

8a Noord Venezuela

8b Woestijnklimaat, de bodem is onvoldoende begroeid om erosie tegen te kunnen gaan 8c Vorming van geulen, afspoeling van de vruchtbare bovengrond, moeilijke vestiging van

planten 9a Oost 9b Steppe

9c Veel cultuurland, relatief weinig plantengroei 9d Mollisol

(15)

3.2 Plantengroei en vegetatiezones

Antwoorden

1a Hoe hoger je in het gebergte komt, des te kouder is het.

1b Hoeveelheid neerslag, aanwezigheid veel grondwater, moedermateriaal 2a De zone van laagblijvende planten in het gebergte boven de boomgrens 2b Het is er te koud

2c Tussen 3800 en 4500 meter hoogte

3a Dier- of plantensoort die slechts in een beperkt gebied voorkomt 3b Geïsoleerde gebieden

3c Afzonderlijke soorten die niet van buitenaf beïnvloed worden, kunnen gemakkelijk evolueren naar nieuwe soorten

4a Juist: het klimaat op de Bovenwindse eilanden is vochtiger dan op de Benedenwindse eilanden

4b Juist: de planten die onder vochtige omstandigheden groeien, verdringen eventuele droogteminnende soorten

4c Onjuist: de zon verwarmt het aardoppervlak en dat straalt de warmte weer uit. De oppervlaktewarmte verwarmt de dampkring van onderaf, dus hoe hoger des te kouder 4d Juist: epifyten groeien in dichte oerwouden hoog in bomen om meer licht op te vangen. In

droge klimaten is de vegetatie veel minder dicht dan in oerwouden, waardoor alle planten genoeg licht ontvangen

5a Tierra caliente, tierra templada, tierra templada, tierra nevada 5b Tierra caliente, tierra templada

5c De paramo ligt samen met de tierra fria in één hoogtezone 6a Mérida

6b De steppe reikt tot aan de kust 6c Tierra caliente

7a Er is geen hooggebergte boven 3800 m 7b Oosten

7c Regenwoud van het gematigd klimaat 8a Guadeloupe

8b Grootste hoogteverschillen 8c Nevelbos

8d Het ligt boven 1500 m hoogte 9a Kustvlakten

9b Warmste klimaat 9c Het ligt laag

(16)

4.1 Staatkundige achtergronden

Antwoorden

1a Guadeloupe, Martinique, Frans Guyana. 1b St. Martin, Saint-Barthélemy

1c De overzeese departementen hebben dezelfde status als een departement in Frankrijk zelf. Ze zijn ook onderverdeeld in arrondissementen, kantons en gemeenten. De overzeese gebiedsdelen hebben een soort zelfstandige status.

1d

-1e Frans Guyana staat niet op figuur 1

2a de Kaaiman eilanden, de Britse Maagdeneilanden, Montserrat, Anguilla en De Turks- en Caicoseilanden

2b Trinidad & Tobago, Grenada, Jamaica, St Lucia, Dominica, Barbados, St.Vincent & de Grenadines, St. Kitts & Nevis en Antigua & Barbuda

2c De overzeese gebieden (2a) behoren tot het Engelse koninkrijk en hebben net als de Franse overzeese gebieden wel een eigen bestuur. De eilanden(groepen) behorend tot het

gemenebest behoorden ooit tot het Britse rijk maar zijn nu zelfstandige landen.

2d

-3a Vóór 10-10-10: Aruba en de Nederlandse Antillen.

3b Aruba: alleen Aruba. De Nederlandse Antillen: Curaçao, Bonaire, St. Maarten, Saba en St. Eustatius

3c

-3c Landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden: Aruba, Curaçao, St. Maarten. Nederlandse gemeenten: Bonaire, Saba en St. Eustatius.

3d Met Nederland erbij uit 4 landen.

4a

-4b

-4c

-5a Deze (ei)landen zijn veel langer een Spaanse kolonie geweest dan de andere eilanden die onder Spaans gezag hebben gestaan.

5b 1 taal 2 architectuur

6a Neem onderstaand overzicht over in je schrift en vul het verder in. Eigen

grondwet Eigen ministerraad Officieel staathoofd Eigen bureauBuZa Betaal-middel OnderdeelVan EU Nederlandse overzeese gebiedsdelen Ja Ja Koningin van Nederland Nee Af (A) NAf (BC) $ (SSS) Nee Franse overzeese gebiedsdelen Nee (DOM)

Ja (COM) Nee (DOM)Ja (COM) Franse president Nee Euro Ja (DOM)Nee (COM) Britse

overzeese gebiedsdelen

Ja Ja Koningin van

(17)

6b Na 10 oktober 2010 zal er voor het koninkrijk der Nederlanden het een en ander zijn veranderd. Neem onderstaand overzicht over in je schrift en vul het verder in.

Eigen

grondwet Eigen ministerraad Officieel staathoofd Eigen bureau BuZa

Betaal-middel OnderdeelVan EU Nederlandse

overzeese gebiedsdelen (land)

Ja Ja Nee Nee Aruba: ?

Curaçao: ? St. M.: ? Nee Nederlandse overzeese gebiedsdelen (gemeente)

Nee Nee Nee Nee $ Nee

7a "nation building" is een fase in het proces van staatsvorming, waarbij in brede lagen van de bevolking loyaliteitsgevoelens ontstaan m.b.t. het gezag van de staat. Een volk moet zich langzamerhand ook “een volk” gaan voelen: politiek, sociaal, economisch en cultureel. 7b Na de onafhankelijkheid werd een land officieel afhankelijk van eigen mensen zonder

zelfstandige bestuurlijke ervaring, van eigen middelen (die veelal niet toereikend waren) en van het zelf opleiden van eigen mensen. (waarvoor geen goede scholen waren). Een instabiele politieke situatie en minder middelen (geld!) leidden vervolgens tot een economische terugval.

(18)

4.2 Externe relaties, politiek en cultureel

Antwoorden

1a St. Maarten is een eiland met een kleine oppervlakte. Toch is het al een paar honderd jaar verdeeld in een Frans deel en in een deel behorend bij ons koninkrijk. Hoe klein het eiland ook is, toch hebben beide delen een heel eigen ontwikkeling meegemaakt en zijn het vooral ook cultureel gezien 2 compleet aparte gebieden.

1b Met Saba, St. Eustatius en met Curaçao. In iets mindere mate met Bonaire en met Aruba. 1c Met Nederland en met de V.S.

1d Met Guadeloupe en met Martinique (en met Saint-Barthélemy) 1e Met Frankrijk

1f Ook al liggen sommige eilanden heel dicht bij elkaar, toch zijn ze niet op elkaar georiënteerd wanneer ze een andere koloniale overheerser hebben gehad. Daarentegen zijn ze meer georiënteerd op eilanden die soms 1000 km. verder weg liggen omdat ze met die eilanden wel gemeenschappelijke banden hebben vanwege het koloniale verleden.

2a Externe invloeden uit het verleden: Afrikaanse invloeden van de Afrikaanse slaven en Europees invloeden van de Europese overheersers.

2b Taal, muziek, keuken, architectuur, dans

2c Amerikanisering wil zeggen dat de culturele invloed van de V.S. steeds groter wordt: delen

van de Amerikaanse cultuur worden overgenomen in de bestaande cultuur.

2d Bron 8 geeft informatie over Amerikaanse TV-zenders. Deze zijn overal in het Caribisch gebied te ontvangen. Hoe meer deze worden bekeken hoe meer hetgeen ze laten zien wordt overgenomen als bekend, vertrouwd, of “normaal”. Oftewel: ze veranderen mede de cultuur in gebieden waar ze worden bekeken.

3a *bestuurlijke (politieke) verwevenheid, zoals bv. op het gebied van defensie en buitenlandse zaken

*familiebanden

*economisch: veel geld en goederenstromen gaan over en weer *goede verbindingen

3b Een voordeel: vanuit het voormalige koloniale moederland komen tegenwoordig steeds meer toeristen waardoor het (ei)land welvarender wordt. (ook andere voorbeelden mogelijk)

3c Een nadeel: veel jongen mensen studeren nog steeds in het voormalige koloniale moederland en komen vervolgens niet (meer) terug omdat ze daar een nieuw sociaal leven hebben opgebouwd of omdat ze daar meer mogelijkheden hebben op de arbeidsmarkt. (ook andere nadelen mogelijk)

4a 1: Drugsproducerende landen liggen dichtbij; 2: geografische ligging maakt dat smokkelwaar gemakkelijk te verplaatsen is; 3: eenmaal op de eilanden kan de drugs weer gemakkelijker doorgevoerd worden naar de Westerse landen waar genoeg vraag is.

4b De V.S. is een van de grootste afzetgebieden van drugs. 4c Criminaliteit die te maken heeft met geldstromen.

4d Er worden heel veel bedrijfjes opgericht in het Caribisch gebied waar zwart geld (geld waarover geen belasting wordt betaald) via ingewikkelde constructies gebruikt kan worden voor legale betalingen.

5a 1: Kleine handelaren uit Venezuela komen naar de ABC eilanden met goederen om daar te verkopen.

2: Antillianen gaan op vakantie naar Venezuela.

6a 1: er wordt reclame voor gemaakt op de TV (Amerikaanse zenders). Daardoor ontstaat er een vraag naar deze producten.

2: er komen veel Amerikaanse toeristen naar deze regio. Zij vragen naar specifieke Amerikaanse producten.

(19)

4.3 De politieke invloed van de VS

Antwoorden

1a de "Monroe doctrine" is een vorm van politiek bedrijven. Het houdt in dat de V.S. in die tijd minder invloed wilde van de landen uit Europa in de regio en tevens de eigen invloed wilde uitbreiden in de regio. De V.S. wilde dit bereiken door de landen uit Europa te verbieden om uitbreiding van de invloed van de V.S. tegen te werken.

1b De president van de V.S. die begon met deze politiek was president Monroe.

2a Hiermee wordt bedoeld dat een land (de V.S.) bij diplomatieke onderhandelingen dreigt met (militaire) acties wanneer niet wordt bereikt wat zij wil

2b In het begin van de 20e eeuw (± 1901 – 1910)

2c Noem 3 landen in het Caribisch gebied waar dit beleid werd toegepast door de VS 3a De FOL basis ligt vlakbij Venezuela (slechts ± 300 km van de hoofdstad Caracas) wat

betekent dat de V.S. van heel dichtbij militair materieel kan aansturen om Venezuela te

bedreigen.

3b Hij wil met deze opmerking proberen tweestrijd te zaaien tussen de bondgenoten (de V.S. en Europa).

3c Met de uitbreiding van militaire bases door de VS in Colombia zal de spanning tussen de V.S. en Venezuela verder oplopen. Aangezien wij bondgenoten zijn van de V.S. en onze (ei)landen vlak voor de kust van Venezuela liggen zal dat dus de relatie tussen Venezuela en onze (ei)landen doen verslechteren.

4a Met de FOL’s op onze eilanden hebben de Amerikanen een militair steunpunt in het zuiden van de Cariben en dus ook invloed in de lucht die veel verder zuidelijk reikt dan vanaf eigen grondgebied.

In 2010 loopt het 10-jarig contract over het gebruik van de vliegvelden tussen de VS en het koninkrijk der Nederlanden af. Inmiddels is bekend dat het contract verlengt wordt. Sommige politici van de Curaçao zijn tegen verlenging, anderen zijn vóór verlenging.

4b Een reden waarom mensen tegen verlenging van dit contract kunnen zijn: veel mensen zijn tegen het uitbreiden en controleren van de invloed van de V.S. in de regio. Ook kan de V.S. hiermee de oorzaak zijn van toenemende spanningen in de regio waar wij ongewild bij worden betrokken. (andere redenen ook mogelijk)

4c Een reden waarom mensen vóór verlenging van dit contract kunnen zijn: De V.S. zijn een sterke en stabiele bondgenoot in de regio die ons actief helpt bij de bestrijding van drugscriminaliteit. (andere redenen ook mogelijk)

5a Voorbeelden van “imperialisme” door de V.S.: 1 bezetting van Haïti van 1915 – 1934

2 bezetting van de Dominicaanse republiek van 1916 – 1924 en latere inmenging (1965) 3 staatsgreep in Grenada in 1983

4 aanhouden van de basis Guantanamo Bay op Cuba

5b Bij neokolonialisme heeft het voormalige moederland vaak nog steeds heel veel politieke invloed waardoor het woord “kolonialisme” nog steeds wordt gebruikt. Imperialisme betekent ook dat er vooral politieke invloed is vanuit een westers land.

6a Kapitalisme: vrije markteconomie; privébezit; alles wat je verdient is van jou. Verder kenmerkt het kapitalistisch systeem zich doordat er vrijheid van individu (meningsuiting, recht op eigendom) moet zijn.

Communisme: middelen en goederen zijn staatseigendom en worden door de staat eerlijk verdeeld onder alle burgers. Het communisme zoals wij dat kennen van de Sovjet-Unie en van Cuba heeft niet die vrijheid van individu doe het kapitalisme wel kenmerkt.

6b Amerika bevond zich al in staat van “koude oorlog” met de Sovjet-Unie. Wanneer deze laatste bondgenoot van Cuba zou worden dan zouden Russische raketten “in de achtertuin” van de V.S. komen te staan. En daarmee zou de militaire dreiging tegen de V.S. groter worden. 6c Guantanamo Bay.

(20)

6d Cuba mocht onafhankelijk worden maar wel met een aantal bindende afspraken waaronder de “eeuwige bruikleen” voor de marinebasis van Guantanamo Bay, die moesten zorgen voor blijvende Amerikaanse invloed en controle “.

6e Als gevangenis voor voornamelijk “terroristen” en als marinehaven. 6f Obama vindt dat de gevangenis moet worden gesloten.

(21)

4.4 Economische relaties, handel en toerisme

Antwoorden

1a Een knooppunt van handel en vervoer van internationaal belang 1b Daarheen en daarvandaan gaan export en import

1c De samenklontering van industrie en diensten is op elkaar ingesteld 2a Industrie, diensten, import en export zijn nog onvoldoende ontwikkeld 2b Uitbreiding van industrie en diensten

2c d Antwoorden kunnen verschillen per leerling

3a Bedrijfsterrein, olieraffinaderij, vliegveld, machines, fossiele brandstoffen 3b Klein

3c Achterland overzee is moeilijk op een kaart duidelijk te maken 3d e Antwoorden kunnen verschillen per leerling

4a Een groot deel van Europa 4b 350 miljoen

4c Rotterdam heft via rivieren landinwaarts een groot achterland; het aantal inwoners is veel groter

4d Antwoorden kunnen verschillen per leerling 5a Handel en industrie buitengaats

5b Veel zee rondom

5c Het ligt dichtbij het vasteland van Zuid-Amerika

5d Druk handelscentrum waar belastingvrij allerlei goederen kunnen gekocht en verkocht 5e Aan het Schottegat

5f Dichterbij het industriegebied 6a Verenigde Staten, Europese Unie 6b Fossiele brandstoffen

6c Groter

6d Meer handel in en verwerking van fossiele brandstoffen 7a Puerto Rico, Dominicaanse Republiek

7b Nee

(22)

4.5 Migratie en samenwerking

Antwoorden

1a Emigratie is verhuizing naar het buitenland, een remigrant keert terug uit het buitenland naar het eigenland

1b c Antwoorden kunnen verschillen per leerling

2a Urbanisatie is trek naar de stad, desurbanisatie is migratie uit de stad naar landelijke gebieden 2b Interregionale migratie

2c Nee

2d Internationale migratie doorgaans niet 3a Nee

3b Er is een te geringe trek van het platteland naar de stad 3c 29B

3d Het Ontwikkelingsplan schept ruimte voor desurbanisatie 3e 28

3f Antwoorden kunnen verschillen per leerling 4a 5 6 7 9 10 12-15

4b-d Antwoorden kunnen verschillen per leerling 5a Kleine eilanden

5b Er zijn onvoldoende opleidingsmogelijkheden en werkgelegenheid 5c-e Antwoorden kunnen verschillen per leerling

6a Antigua en Barbuda, Bahama’s, Barbados, Belize, Dominica, Grenada, Guyana, Haïti, Jamaica, Montserrat, St Kitts & Nevis, St Lucia, St Vincent en de Grenadinen, Suriname, Trinidad en Tobago

6b Belize 6c Guyana

6d Autonoom binnen het Koninkrijk der Nederlanden 6e Département d’outre mer van Frankrijk

7a Een lidstaat met veel industrie 7b Fossiele brandstoffen

7c Antwoorden kunnen verschillen per leerling 8a ACS landen

8b Bahama’s

8c Toerisme is conjunctuurgevoelig

8d Antwoorden kunnen verschillen per leerling 9a Mercosur

(23)

5.1 Toerisme op de Caribische eilanden

Antwoorden

1a Cruisetoerisme

1b Uitbreiding zou het ecosysteem sneller verstoren en de natuur zou zwaarder worden belast. 1c Omdat het cruisetoerisme ook geld in het laatje brengt. Denk aan de winkeliers, de

taxibedrijven (rondritten op het eiland), horeca. 1d souvenirwinkelier, taxichauffeur, frisdrankverkoper 1e hoteleigenaar, duikshophouder

2a aanlegplaats cruiseschepen, hotelzone. Deze symbolen wijzen op massatoerisme omdat beiden indicatoren zijn van grote(re) aantallen toeristen. Watersport en strand ook, maar dan alleen als er veel van deze symbolen op de kaart staan aangegeven.

2b Vogelreservaat, onderwaterpark, nationaal park. Gebieden waar veel natuur wordt beschermt kunnen slechts door kleine aantallen bezoekers worden bezocht. Watersport en strand ook, maar dan alleen als er weinig van deze symbolen op de kaart staan aangegeven.

2c Nee.

2d je ziet weinig symbolen die kenmerkend zijn voor massatoerisme. 3a 1 economisch: de prijzen gaan omhoog door de komst van de toeristen

2 cultureel: lokale bewoners worden er op aangekeken dat ze geen goed Engels spreken en dat de toeristen zich daarom niet goed duidelijk kunnen maken.

4a Aruba heeft ervoor gekozen zich zo in te richten dat ze veel toeristen kunnen ontvangen. Hiervoor hebben ze o.a. de infrastructuur op het eiland sterk verbeterd. Bonaire kiest voor het ecotoerisme, wat betekent dat er maar een beperkt aantal bedden beschikbaar zijn op het eiland en er dus maar een beperkt aantal toeristen tegelijk op het eiland kunnen verblijven. 5a Dit is een toeristenkaart omdat op deze kaart met symbolen vrijwel alleen maar items worden

aangegeven die voor de toeristen belangrijk zijn. 5b en wit-rode vlag: duikplaats

5c snorkel: snorkelplaats vliegtuig: vliegveld poppetje met bal: strand

paard: manege

vergrootglas: bezienswaardigheid

5d Als je kijkt naar deze kaart: vnl: om te duiken/snorkelen, voor watersport en om te genieten van de zee/strand. Algemeen: voor natuur, cultuur en het onderwaterpark

5e Schaal is 1: 60.000./ 1 cm is dus in wekelijkheid 0,6 km = 600 meter.

De kortste afstand tussen Bonaire en Klein Bonaire op deze kaart is ± 1,3 cm. De werkelijke afstand is dus 1,3 x 600m = 780 m.

6a In de dienstensector

6b Het toerisme is onderdeel van de dienstensector 6c Bahamas (Andros), Barbados, Curaçao.

6d Ja, ik verwacht dit het hier vooral toerisme betreft.

6e Eigen antwoord (kan 80% van de beroepsbevolking in andere bedrijven werken in deze sector?)

6f Nee

6g Ja (ondanks het negatieve antwoord bij vraag 6f.)

6h De eilanden met het hoogste aantal toeristen hebben, ondanks dit hoge aantal, ook nog een behoorlijk deel van de beroepsbevolking werkzaam in de 2 andere sectoren. Bij de eilanden van vraag 6c is dat niet het geval, vandaar het hoge percentage.

7a Zie antwoord van vraag 6h: grotere eilanden hebben meer oppervlak, dus meestal ook meer landbouw en meer mogelijkheden tot industrie. In deze sectoren werken dan dus ook meer mensen.

(24)

7c Ja, in Haïti komen ook veel minder toeristen. .

toerisme in 2006

Dominicaanse

republiek Bonaire Caribisch gebied aantal toeristen per vliegtuig 3.965.055 62.550 13.980.000 aantal toeristen per

cruiseschip 303.489 40.077 11.820.000

percentage aankomsten in de

zomer 62,4% 39,8% 40,1%

percentage aankomsten in de

winter 37,6% 60,2% 59,9%

totaal aantal toeristen 4.268.544 102.627 25.800.000

aantal kamers 59.082 1.175

-kamerbezetting 74,2% 61,0% 70%

Figuur 2 Toerisme op Bonaire en op de Dominicaanse Republiek

8a Bonaire: 40.077 : 1026,27 (1% van totaal aantal toeristen) = 39% Dominicaanse republiek: 303.489 : 42685,44 = 7%

8b Bij Bonaire is 39% van de toerist een cruisetoerist, bij de Dominicaanse Republiek is dat slechts 7%. Die 39% lijkt heel hoog, gezien het feit dat Bonaire vooral ecotoerisme

aanmoedigt. Het absolute cijfer geeft aan dat het nog altijd om slechts (ruim) 40.000 personen gaat, oftewel nog geen 15 cruiseschepen per jaar. Aangezien Bonaire maar een beperkt aantal bedden beschikbaar heeft zal het aantal toeristen per vliegtuig altijd relatief laag blijven t.o.v. het aantal cruisetoeristen.

Herkomst toeristen Dominicaanserepubliek Bonaire Caribisch gebied Amerika 27 % Amerika 42% Amerika 52%

Canada 13 % Canada 2 % Canada 8% Duitsland 6% Aruba 4 %

Italië 4 % Venezuela 3%

overig Europa 26% Nederland 30% Europa 24 % rest v/d wereld 24%

rest v/d wereld 19%

rest v/d wereld 16% Figuur 3 Herkomst toeristen

9a Nee

9b Het percentage toeristen uit Amerika is wel kleiner. Aangezien er in absolute aantallen veel meer toeristen naar de Dominicaanse republiek komen is het absolute aantal toeristen ook

(25)

10a Gevolgen voor: 1 infrastructuur 2 mate van vervuiling 3 waterverbruik

4 meer ruimte voor voorzieningen 10b Het verbeteren van de infrastructuur

11a Cruisetoerisme: deze toerist komt aan per cruiseboot en blijft slechts enkele uren op het eiland. Overnachten en eten gebeurt op de boot.

Verblijfstoerisme: de toerist komt aan met het vliegtuig en verblijft in een hotel. Hij/zij blijft 1-3 weken op het eiland en maakt gebruikt van veel verschillende voorzieningen.

11b Verblijfstoerisme

11c voorbeelden: bouwen van grote hotels/resorts; aanleggen van een golfbaan, aanleggen van wegen en parkeerplaatsen, bouwen van horecafaciliteiten.

(26)

5.2 De gevolgen van het toerisme

Antwoorden

1a Als een eiland afhankelijk is van de inkomsten uit één sector dan is er sprake van

eenzijdigheid. Mocht het in die ene sector niet goed gaan dan krijgt het land een economische terugval. Het is dus beter dat de inkomsten uit 2 of 3 sectoren komen. Dit verlaagt de

kwetsbaarheid van het land.

1b Meer problemen: Nederlandse Antillen, Aruba, Barbados, Anguilla e.a. Minder problemen:Cuba, Dominica, Jamaica, Dominicaanse republiek e.a.

1c De eerste groep is voor wat betreft de inkomsten voor 70% of meer afhankelijk van de dienstensector. Een groot gedeelte van deze inkomsten komen uit het toerisme.

De tweede groep heeft een veel betere verdeling over de 3 sectoren voor wat betreft de inkomsten van het land. Als er een economische crisis komt zullen deze landen dus minder in komsten verliezen dan de landen uit de 1e groep.

2a Economie: Meer toeristen betekent meer inkomsten, maar ook meer werk in die sector. Vandaar dat inwoners soms gaan verhuizen van het platteland naar de kust. Een nadeel is dat ze in drukke periodes heel veel uren maken in een week en in rustige periodes zitten ze zonder werk.

2b Cultuur: doordat hele gezinnen gaan verhuizen van het binnenland naar de kust verandert langzaam de cultuur en de traditie van de bevolking. Er is geen tijd meer om eigen tradities en gewoontes in ere te houden.

2c Politiek: de politici kiezen bij 2 opties meestal voor de meeste inkomsten. In dit geval dus voor de verdere ontwikkeling van het toerisme aan de kust. Het armere binnenland heeft hier onder te lijden omdat er te weinig geld overblijft voor (nood)hulp en voor vernieuwingen.

3a Doordat steeds meer mensen kiezen voor een baan in de toeristische sector en omdat de overheid te weinig investeert in vernieuwingen in de landbouw neemt de productie van voedsel niet toe. De productie richt zich steeds meer op eenzijdige producten zoals suikerriet. Hierdoor zal er steeds meer voedsel geïmporteerd moeten worden. Rijke landen zoals Amerika maken hier handig gebruik van.

4a Er wordt meer geëxporteerd dan geïmporteerd. En: export en import stijgen beiden.

4b Deze verhouding zal voor de meeste Caribische eilanden niet opgaan omdat op de meeste eilanden minder mensen in de landbouw en industrie werken wat betekent dat er minder geproduceerd wordt, en dus ook minder geëxporteerd dan in de Dominicaanse republiek. 4c 57 A: beroepsbevolking Caribisch gebied.

4b gevolgen met betrekking tot het milieu:eenzijdigheid in de landbouw en opkomst van het toerisme zorgen voor steeds meer verplaatsingen dus voor een steeds zwaardere belasting van het milieu.

4c gevolgen met betrekking tot de cultuur: eenzijdigheid in de landbouw en opkomst van het toerisme zorgt er voor dat steeds meer mensen ergens anders gaan wonen en zich anders gaan gedragen. Hun oorspronkelijk leefwijze verandert voorgoed.

5a Banen in de primaire sector: visser, rietsnijder, landbouwer, mijnwerker 5b Banen in de secundaire sector: fabrieksarbeider, metselaar

5c Het vergt grote investeringen om nieuwe industrie op te zetten die kan concurreren met bestaande industrie in andere landen. Meestal is er geen geld en/of geen know-how hiervoor aanwezig in het land. Het geld dat al te gebruiken is voor investeringen wordt gebruikt om het toerisme nog verder te ontwikkelen.

6a De landen zijn qua grootte aangepast aan de ecologische voetafdruk van de inwoners. Hoe groter de ecologische voetafdruk, hoe groter het land wordt.

6b Hoe meer de inwoners gebruiken (consumeren) in een land, hoe groter het land wordt. Zo valt op dat Afrika qua oppervlakte niet veel meer voorstelt..

(27)

-7 Op de kruising wordt er op de aarde evenveel geproduceerd als dat we opmaken. Daarna komen we uit balans: er is dan meer oppervlakte aarde nodig om te voorzien in de behoefte van alle mensen dan dat er beschikbaar is. We gebruiken dan meer dan dat we “teruggeven” of bewaren voor het nageslacht.

8 Maatregelen om het milieu te beschermen zijn altijd impopulaire maatregelen: de mensen moeten daarvoor een stapje terug doen. Resultaten worden pas na langere tijd zichtbaar: pas wanneer de huidige politici al lang niet meer regeren. Politici willen liever maatregelen nemen waarmee ze op korte termijn resultaat kunnen laten zien. Dat verhoogt de populariteit en verhoogt de dus de kans om opnieuw te worden gekozen.

(28)

5.3 Jouw beeld van het Caribisch gebied

Antwoorden

1a De wereld dichtbij ons is meer gedetailleerd omdat we die beter kennen. De wereld ver weg is meestal alleen maar in contouren aan te geven.

1b -

1c Hoogstwaarschijnlijk de kaart van het gebied waar je zelf woont

1d Je kent dat gebied zo goed dat het gedetailleerder in je hoofd zit dan een ander gebied. 2a Een beeld van armoede? (eigen antwoord)

2b Een beeld van een paradijselijk eiland waar het leven relaxt en sfeervol is? (eigen antwoord) 2c Eigen antwoord. Het eerste is voor veel mensen die daar wonen waarheid, het tweede is voor

veel toeristen die daar naartoe op vakantie gaan waarheid. Er zijn 2 waarheden, maar de tweede is gedeeltelijk in scene gezet om het de toerist naar de zin te maken.

3a Eigen antwoord. Waarschijnlijk niet. 3b 1: de temperatuur!

2: kost veel tijd en moeite om er te komen 3: kost veel geld om er te komen

4a “lokale visitekaartjes”: de aantrekkelijke dingen die typisch Cubaans zijn.

4b bijvoorbeeld: het invoeren van slaven. Of: Fidel Castro. Of: Che Guevara. Of: de overheersing van de Spanjaarden….

4c Eigen antwoord: bv: tegenwoordig vinden we het feit dat slaven uit Afrika zijn gehaald iets om ons voor te schamen. Of: Fidel Castro duld geen oppositie of tegenspraak van de bevolking, enz.

5a een positief beeld zal meer toeristen trekken waardoor de economie van een land aantrekt waardoor weer meer mensen vooruitzicht hebben op een (betere) baan

5b een positief beeld zal de huidige regering meer uitstraling naar buiten geven waardoor ze meer macht en aanzien krijgen.

5c een positief beeld zal bezoekers overhalen om meer geld uit te geven 6a eigen antwoord

6b eigen antwoord 6c Eigen antwoord.

7a Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: uitzicht op het pittoreske centrum (geen zeezicht)

7b Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: de lokale indianen staan voor een glimlachende authenticiteit (voor de toeristen worden Cubanen in een kostuum gehesen om een verplicht dansje te doen voor de toeristen.)

8a Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Altijd zon, mooie zandstranden, mooie mensen in badkleding, boulevards en winkelcentra, luxe, jet-set, enz.

8b Eigen antwoord.

8c Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: verblijfskosten zijn hoog, overlast van overvolle stranden, veel te drukke stad, dure winkels, enz.

(29)

5.4 Toerisme en het geografisch beeld

Antwoorden

1a Voorbeelden van antwoorden zijn:

Liggingskenmerk: 1: “Noordelijk gedeelte van het Caribisch gebied” 2: “de buurlanden zijn… enz.”

Gebiedskenmerk: 1: “het eiland heeft een tropisch klimaat. ..enz.” 2: naast een tropische vegetatie… enz.”

Bevolkingskenmerk: 1: “Jamaica heeft ca. 2,7 miljoen …enz.” 2: “ de officiële taal is…enz.” Relationeel kenmerk: 1: “95% is van Afrikaanse afkomst” 2: ?

1b Van het relationele kenmerk

1c Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Ja, dat denk ik wel want het betreft hier een opsomming van objectieve informatie; het betreft feiten, geen meningen.

2a

-2b zelf invullen. Kies een eiland en overleg dit met je docent voordat je begint!

2c Eigen antwoord

2d

-2e

-2f Eigen antwoord 2g Eigen antwoord

(30)

6.1 Hispaniola

Antwoorden

1a Eigen antwoord. Gedacht kan worden aan BNP/BBP, totale waarde export, totale waarde import, totaal ontvangen ontwikkelingshulp, percentage inwoners onder de armoedegrens, % werkzaam in de landbouw, etc.

2a. Vestigingskolonie: De kolonisator gaat daadwerkelijk in de kolonie wonen en wil deze verder ontwikkelen (VB Verenigde Staten, Canada, Australië)

Exploitatiekolonie: De kolonisator is alleen geïnteresseerd in de kolonie vanwege de grondstoffen en legt alleen infrastructuur aan om deze grondstoffen te kunnen ontginnen en exporteren.

b. Wanneer de kolonisten in de kolonie gaan wonen, zullen zij deze ook verder ontwikkelen (weliswaar voor eigen gebruik). Te denken valt daarbij aan infrastructuur, scholing, etc. Zo zijn de meeste Zuid-Amerikaanse kolonies gebruikt als vestigingskolonies en de meeste

Afrikaanse kolonies gebruikt als exploitatiekolonies. Na de onafhankelijkheid is er in de vestigingskolonies een betere basis voor ontwikkeling dan in de exploitatiekolonies. Dit verklaart voor een gedeelte het verschil in ontwikkeling tussen Zuid-Amerika en Afrika. c. De Fransen hadden ook kolonies in Afrika. Deze kolonies werden voornamelijk gebruikt als

exploitatiekolonies. Er werden voornamelijk grondstoffen en slaven geëxporteerd. De Spanjaarden hadden vrijwel alleen in Zuid Amerika zelf kolonies, de slaven die ze daar vonden gebruikten ze ook. Als er niet genoeg slaven waren moesten deze gekocht worden uit Afrika.

3a/b -Neerslag veel meer in Dominicaanse Republiek 67A, fysisch -Dominicaanse Republiek hogere Bergen 66, fysisch

-Haïti hogere bevolkingsdichtheid (264 om 165) 137 (andere gegevens van die kaart: levensverwachting, BNP), sociaal

-Meer tropisch loofbos in Dominicaanse Republiek, fysisch -Meer toerisme in Dominicaanse Republiek 67D, 57B, sociaal -Veel meer werk in primaire sector in Haïti 57A, fysisch

-Werkeloosheid >40% in Haïti, <40% in Dominicaanse Republiek, sociaal

-Haïti Franse kolonie/ Franse taal, Dominicaanse Republiek Spaanse kolonie/taal, sociaal

-Haïti eerder onafhankelijk (1804 om 1844), sociaal 4a. 1 DR: 197, H: 324

2 DR: 2,7 : 1 H: 18 : 1 3 DR: 1994 $ H: 437 $ 4 DR: 15,9 % H: 66 %

5a Voorbeelden van een juist antwoord zijn:

-Tegen: Er staat niet weergegeven hoeveel de landbouw opbrengt, dus kun je hier geen conclusies aan verbinden.

-Voor: In Haïti zijn gemiddeld 2,4 arbeiders nodig om 769 kg te produceren, terwijl men in de Dominicaanse Republiek met slechts 0,4 arbeiders per hectare 4.135 kilo produceert. Per Dominicaanse boer wordt dus gemiddeld 32 keer zoveel geproduceerd (2,4 : 0,4 x 4135 : 769) 5b. Een groot gedeelte van de landbouwgrond in Haïti is dusdanig uitgeput dat er niks meer op

verbouwd kan worden. Men gebruikt dus niet geschikte grond toch voor de landbouw. 6a Cuba: 100 inwoners / km2

Jamaica: 232 inwoners / km2

Dominicaanse Republiek: 165 inwoners / km2

Haïti: 264 inwoners / km2

(31)

bevolkingsdichtheid van Puerto Rico heeft te maken met de relatie tot de VS.

7a De kleine zelfvoorzienende boeren beschikken niet over voldoende mogelijkheden om te kunnen blijven bestaan. Dit komt deels door de uitgeputte landbouwgrond, maar ook door de goedkope ingevoerde landbouwproducten. De grote landeigenaren nemen de grond over en produceren vervolgens voornamelijk voor de export, omdat hier meer geld aan te verdienen is dan aan de lokale markt (de eigen bevolking is te arm)

7b Globalisering is het doorgaande proces van mondiale uitwisseling van mensen, geld, goederen en informatie.

7c Eenzijdigheid per land: Wanneer de producten naar voornamelijk naar één land worden geëxporteerd (in het geval van Haïti en de VS) is men sterk afhankelijk van dit land. Wanneer dit land de prijs verlaagd is er vaak geen gelegenheid om een ander land te vinden.

Eenzijdigheid naar product: In veel ontwikkelingslanden heeft men zich (afhankelijk van klimaat en aanwezige grondstoffen) gespecialiseerd in één product. Wanneer de wereldmarktprijs van dit product daalt, dalen dus meteen de inkomsten van het land als geheel sterk.

8a IMF=Internationaal monetair Fonds

8b Het IMF heeft als doelstelling het bevorderen van economische samenwerking, stabiele wisselkoersen en beheersing van internationale geldvoorraden

8c De rijst is goedkoper geworden, dus makkelijker in te kopen. Er wordt echter minder geld verdiend met de verkoop van de eigen rijst.

8d Met protectiemaatregelen worden maatregelen bedoeld die het eigen land beschermen. Door invoerrechten te heffen over producten worden deze producten duurder dan de lokale

producten en zijn de lokale producten dus relatief makkelijker te verkopen.

8e Het IMF kan alleen eisen stellen aan landen die zij een lening hebben verstrekt. Haïti heeft wel leningen bij het IMF, de VS niet. Daarnaast heeft de VS een veel belangrijkere stem binnen het IMF dan Haïti.

(32)

6.2 fysische geografie Hispaniola

Antwoorden

1a De Caribische plaat beweegt naar het westen. De Amerikaanse plaat beweegt ook naar het westen, maar met een grotere snelheid dan dat de Caribische plaat doet. Hierdoor beweegt de Caribische plaat ten opzichte van de Amerikaanse plaat naar het oosten.

1b Wanneer deze beweging door blijft gaan zullen de Benedenwindse eilanden over enkele miljoenen jaren ten zuidoosten van de Bovenwindse eilanden liggen.

1c De zwaardere Amerikaanse plaat duikt onder de lichtere Caribische plaat.

Op grotere diepte zal de zwaardere plaat en de daarop liggende sedimenten smelen. Het gesmolten gesteente zoekt een weg omhoog en er ontstaan kegelvulkanen (ook wel stratovulkanen genoemd). De Kleine Antillen zijn (restanten van) kegelvulkanen. 1d Subductie

2a. Reliëf (en overheersende windrichting)

De klimaten zijn ingedeeld op temperatuur en een (minimale) neerslag (droog = woestijn of steppe, nat is alle andere klimaten). Uit kaart 67A (eventueel, maar minder duidelijk 50A) blijkt dat er in de Dominicaanse Republiek veel meer neerslag valt dan op Haïti. De temperatuur is gelijk in beide landen, dit verklaart het savanne klimaat, in de Dominicaanse Republiek valt er echter veel meer neerslag dan in Haïti.

2b -hoogteligging -breedteligging

-overheersende wind- en zeestromen

-ligging ten opzichte van een groot wateroppervlak (zee) 2c A= aanlandige wind

B= loefzijde C= lijzijde

D= regenschaduw E= aflandige wind

2d Stijgingsregens: lucht stijgt op doordat het aardoppervlak verwarmd wordt en de lucht verwarmt.

Frontale regens: warme lucht stijgt op doordat de warme lucht tegen zwaardere, kouder lucht botst.

2e Koude lucht heeft een hogere dichtheid dan warme lucht (de “luchtdeeltjes” zitten dichter op elkaar per “stukje” lucht). Wanneer warme lucht (met waterdamp) stijgt, wordt deze kouder en is er minder plek voor waterdamp in de lucht en gaat de waterdamp condenseren (waterdamp wordt een waterdruppel)

3a De Antillen kennen een regenseizoen en een droge periode, maar zijn wel het gehele jaar door warmer dan 18 ̊C. De Antillen liggen te ver van de evenaar om het hele jaar regen te krijgen (stijgingsregen), maar dichtbij genoeg om de hoge temperatuur te verklaren.

3b De overheersend Noordoostelijke wind zorgt voor stuwingsregens aan de noordoostelijke kant van het gebergte (loefzijde) en voor een regenschaduwgebied ten zuidwesten van het

gebergte (lijzijde). De Kleine Antillen zijn echter te klein en bestaan als het ware alleen uit een loefzijde, de drogere lijzijde is de zee.

4a mariene afzettingsgesteenten (kalk / koraal)

4b Deze gesteenten zijn afgezet/bezonken in de zee. Later is het land omhoog gekomen, of de zeespiegel gedaald en is het gesteente aan de oppervlakte komen te liggen.

4c hitte en druk 4d -zandsteen : kwarts

-leisteen : schalie -kalksteen : marmer

(33)

5a Wanneer het warmer wordt op aarde zal de zeespiegel tijgen. Dit komt deels doordat er in een warmer klimaat meer ijs zal smelten in de poolgebieden. Dit gesmolten ijs komt uiteindelijk in de oceanen terecht, waardoor de zeespiegel gaat stijgen. De voornaamste oorzaak voor de zeespiegelstijging is echter het feit dat water warm water uitzet en dus meer ruimte in beslag neemt dan koud water.

5b Mariene terrassen bestaan uit koralen en zijn dus afgezet onder de zeespiegel. Wanneer deze terrassen boven de zeespiegel liggen moet de zeespiegel (relatief!) gestegen zijn.

(34)

6.3 vegetatie Hispaniola

Antwoorden

1a Hoog geboortecijfer en relatief klein oppervlak (er is geen andere plek om naartoe te gaan). 1b Men kapt bomen voor het creëren van landbouwgrond en ook als bouwmateriaal.

2a -Het bladerdek van de bomen zorgt ervoor dat de regen met minder kracht op de bodem terecht komt en daardoor rustig kan infiltreren.

-De wortels van bomen maken de grond los, waardoor het water makkelijker kan infiltreren. (Tevens houden de wortels de bodem vast, waardoor deze niet zo snel zal wegspoelen) 2b Door de ontbossing infiltreert het regenwater minder eenvoudig in de bodem. Gedurende een

regenbui zal het water dus meteen over de helling naar de rivier stromen. Daardoor is er wel heel even meer water in de rivier, maar komt er dus geen water in de grond. De rivier wordt niet meer aangevuld door het grondwater en het debiet daalt. (debiet = waterafvoer van een rivier).

2c Doordat er meer sediment in de rivier komt, past er minder water in de rivier. Gedurende een periode met veel neerslag kan de rivier niet alle regenwater opvangen en ontstaan er

overstromingen.

3a Kaart 51B: Bovenwinden: tussen de 900 en 1000 mm 3b Kaart 51B: Benedenwinden: tussen de 400 en 550 mm

3c -De overheersende wind en het reliëf zorgen voor meer stuwingsregens.

-De zeestromen zorgen voor relatief warmer water bij de Bovenwinden en dus meer verdamping

4a Sterke bevolkingsgroei 4b Bodemdegradatie door erosie

Bodemdegradatie door uitputting

4c Eigen antwoord leerlingen, voorbeeld van fysisch geografisch: er is al voldoende grondwater / doorlaatbaarheid van de bodem / bodem is te uitgeput voor landbouw / teveel reliëf / te weinig beschikbaar water

Voorbeeld van sociaal geografisch: gebrek aan geld / gebrek aan kennis 5a b Gebieden met veel reliëf daardoor krijgt het water een grotere stroomsnelheid

en weinig vegetatie, waardoor de bodem niet beschermd wordt (zie opdracht 2a)

5c De Dominicaanse Republiek kent weliswaar veel hooggelegen gebieden (kaart 66), deze zijn echter allemaal bedekt met bos (kaart 67B). Daarnaast kent de Dominicaanse Republiek veel vlakke laaggelegen gebieden (kaart 66)

6a Onhygiënisch water bevat bacteriën die ziektes kunnen veroorzaken. De meeste doden worden veroorzaakt door diarree.

6b Water filteren of koken / het aanleggen van waterleidingen

6c Het drinkwater op de Nederlandse Antillen wordt uit het zeewater gewonnen. 6d Deze methode kost veel geld, Haïti is te arm om dit te kunnen betalen.

6e Enkele resorts winnen op deze manier drinkwater, het meeste drinkwater wordt echter uit het grondwater gewonnen.

(35)

6.4 Bodem en bodemdegradatie

Antwoorden

1a Voorbeelden van juiste antwoorden zijn: -veel reliëf

-veel neerslag

1b Voorbeelden van juiste antwoorden zijn: -ontbossing

-bevolkingsdichtheid

-landbouwmethodes / bodemgebruik

2a - Neerslagregiem (ook wel neerslagvariabiliteit): Een grote variatie in neerslagregiem betekent dat er af en toe erg weinig neerslag en af toe heel veel neerslag valt. Een grote hoeveelheid neerslag kan moeilijk de bodem infiltreren, waardoor deze oppervlakkig afstroomt en de bodem erodeert.

- Temperatuur: Een hoge temperatuur zorgt voor een hoge omzettingssnelheid van organisch materiaal. Hierdoor ontstaan in relatief korte tijd veel voedingsstoffen. Dit zal de vegetatiegroei bevorderen. Bij te weinig neerslag ontstaat sneller korstvorming of verzilting.

- Fysische vruchtbaarheid: Een hoge fysische vruchtbaarheid zorgt ervoor dat de bodem veel water en lucht kan vasthouden en afvoeren indien nodig. Dit zal de vegetatiegroei bevorderen - Reliëf: Veel reliëf betekent veel hoogteverschil. Een groot hoogteverschil zorgt voor een snelle afstroom van (grond)water. Water met een grotere stroomsnelheid heeft een grotere eroderende werking.

2b -Verzuring: chemische vruchtbaarheid -Bodemuitputting: chemische vruchtbaarheid -Korstvorming: fysische vruchtbaarheid -Verzilting: chemische vruchtbaarheid

-Erosie: chemische en fysische vruchtbaarheid 2c Bodemerosie door water

2d Veel braakliggend land, veel reliëf en veel neerslag 3a IJzer (Fe)

3b Hoge temperatuur en matige zuurgraad

4a - Hoeveelheid neerslag: Veel neerslag zorgt bij een hoge infiltratiecapaciteit voor het uitspoelen van zouten, bij een lage infiltratiecapaciteit zal het bij voldoende verdamping juist voor verzilting zorgen, omdat het water kan verdampen en zouten achterblijven.

- Temperatuur: een hoge temperatuur zorgt voor meer verdamping en dus verzilting

- Infiltratiecapaciteit van de bodem: een hoge infiltratiecapaciteit zorgt voor het uitspoelen van zouten en gaat verzilting dus tegen.

4b Op de Benedenwinden

4c De Benedenwinden kennen veel minder neerslag, een slechtere infiltratiecapaciteit van de bodem.

4d Afhankelijk van de infiltratiecapaciteit zal een overschot aan water voor verzilting kunnen zorgen (zie redenering opgave 4a).

Irrigatie zorgt voor meer vegetatie en dus een betere bodembescherming en de toevoer van humus.

5a Toevoer van humus en het vasthouden van de bodem

5b De wortels maken de bodem lassen, zodat er voldoende ruimte is voor water en lucht. 5c Toevoeging van kunstmest

6a Kaart 66, 67A en 67B 6b Haïti

6c Veel neerslag, zorgt in combinatie met veel reliëf en weinig bodembedekking voor een sterke bodemerosie door water. De Dominicaanse Republiek kent weliswaar veel hooggelegen gebieden (kaart 66) en meer neerslag (67A), deze zijn echter allemaal bedekt met bos (kaart

(36)

66) waar de stroomsnelheid van het water gering zal zijn. Haïti bestaat vrijwel alleen uit cultuurgrond (67B) op hellingen(66). Cultuurgrond ligt af en toe braak en zal dus makkelijk geërodeerd kunnen worden bij veel neerslag (67A).

6d Meer neerslag in het noorden

6e Deze neerslag wordt veroorzaakt door stuwingsregens (67A). De overheersende wind is Noordoostelijk (51A) en zorgt voor regen aan de loefzijde (noordoostzijde) van de bergen op Hispaniola.

(37)

6.5 Bodemerosie en bauxietvorming

Antwoorden

1a Voorbeelden van goede antwoorden zijn: -Er worden meer bomen gekapt in Haïti

-Er valt meer neerslag in de Dominicaanse Republiek

-Er zijn strengere regels tegen het kappen van bomen in de Dominicaanse Republiek -De Dominicaanse Republiek heeft een hoger BNP dan Haïti

-De Dominicaanse Republiek heeft relatief minder reliëf dan Haïti.

1b De bodemvruchtbaarheid is hoger in de Dominicaanse Republiek dan in Haïti

2a b -Reliëf: relatief meer reliëf in Haïti zorgt voor snellere afvoer water en daardoor meer erosie. -Bodembedekking: minder bodembedekking in Haïti zorgt voor snellere afvoer water en daardoor meer erosie.

-De neerslag is hoger in de Dominicaanse Republiek en kan daar voor meer erosie zorgen. 2c d -Bodemgebruik: In Haïti is meer cultuurgrond, deze ligt af en toe braak, terwijl er in de

Dominicaanse Republiek meer bos is, deze beschermt de boden het hele jaar tege erosie. -BNP: Het BNP in de Dominicaanse Republiek is hoger, men heeft daar dus meer

geld om de bodem te beschermen dan in Haïti.

-De wetgeving: In de Dominicaanse Republiek zijn er strenge wetten tegen illegale houtkap. Er groeit dus meer bos dan in Haïti.

3a De bodem op een dusdanige manier gebruiken, zodat in de toekomst de bodem op dezelfde manier gebruikt kan worden.

3b Stripcropping zorgt ervoor dat er altijd een gedeelte van het land bedenkt is. Hierdoor kan regenwater nooit snel afstromen en de bodem eroderen.

3c d Voorbeelden van goede antwoorden zijn:

-aanplant bos: bos beschermt de bodem tegen erosie

-toevoegen van (kunst)mest voorkomt uitputting van de bodem

-Het jaarlijks planten van verschillende gewassen, waardoor verschillende voedingsstoffen worden opgenomen.

4a Aanplanten bos: boomwortels houden de bodem en dus de voedingstoffen vast 4b Irrigatie: vergroot de fysische vruchtbaarheid

4c Bemesting: vergroot de chemische vruchtbaarheid

4d Import landbouwgewassen: voorkomt overmatig landbouwgebruik en dus uitputting in eigen land

4e Toevoegen van kalk: voorkomt verzuring van de bodem

4f Wanneer de hoeveelheid irrigatiewater groter is dan de infiltratiecapaciteit van de bodem, zal het water verdampen voordat het kan infiltreren. Hierdoor kan verzilting ontstaan.

5a Een brandstof waarvan de CO2-uitstoot neutraal is (de aanplant van het gewas neemt net

zoveel CO2 op uit de atmosfeer als de verbranding van de brandstof aan de atmosfeer

toevoegt).

5b CO2 is een broeikasgas. Broeikasgassen houden de warmte die de aarde uitstraalt vast,

hierdoor kan de temperatuur op aarde gaan stijgen. 5c -Toename neerslagvariabiliteit

-Toename orkanen

-Zeespiegelstijging kan leiden tot overstromingen

5d -Afname van tropisch regenwoud door kap voor verbouw van biobrandstof. -Stijging van de voedselprijzen, omdat men biobrandstof verbouwt in plaats van voedsel.

5e Eigen antwoord leerling, te denken valt aan:

-biobrandstof blijft voor vervuiling zorgen, het is beter aan zonne-energie of windenergie te denken.

(38)

6a Hoge neerslag en temperatuur 6b Ouder

6c Rusland kent nu geen hoge neerslag en temperatuur. Het bauxiet moet dus gevormd zijn toen Rusland op een lagere breedte lag (Pangea).

7a -Laaggelegen gebied -Ingesloten tussen bergen

7b Door ontbossing ontstaat bij veel neerslag bodemerosie. Het regenwater neemt zand mee naar de rivieren die hierdoor dichtslibben (zie ook “aardverschuiving” in bron 22). Daardoor kan er minder water in de rivier en overstroomt het land sneller.

(39)

6.6 import en export

Antwoorden

1a De aanwezigheid van de vele resorts in combinatie met de stabiele politieke situatie, ligging dichtbij de Verenigde Staten en strand in combinatie met relatief groot binnenland.

1b Ligging aan de kust, hier liggen de grote resorts, omdat de meeste toeristen voor een strandvakantie komen. Daarnaast arriveren er veel toeristen per cruiseschip

1c De toeristen geven geld uit. Een (weliswaar klein) deel komt terecht bij de lokale bevolking. Zij kunnen voedselgewassen/souvenirs e.d. verkopen. Daarnaast wordt er in de buurt van de resorts de nodige infrastructuur aangelegd (wegen, elektriciteit, internet, maar ook

vuilophaaldiensten, etc.)

1d Stijging van de lokale voedselprijzen, omdat toeristen bereid zijn meer te betalen.

2a 9% van de export van de DR staat gelijk aan 20 % van de import van Haïti. (je zou kunnen stellen dat de economie van de Dominicaanse republiek dus meer dan twee keer zo groot is als de economie van Haïti. Kanttekening: de binnenlandse markt is niet bij deze berekening betrokken)

2b Het handelsbalanssaldo = export – import = 524 miljoen - 2.000 miljoen = -1,476 miljard dollar. 2c 12,14 miljard – 5,37 miljard = 6,77 miljard dollar

2d De Dominicaanse Republiek. Deze heeft weliswaar een groter tekort op de handelsbalans, maar tegelijkertijd veel meer middelen om dit tekort op te vullen (toerisme, export, etc.) 2e Eenzijdigheid per land: Wanneer de producten naar voornamelijk naar één land worden

geëxporteerd, is men sterk afhankelijk van dit land. Wanneer dit land de prijs verlaagd is er vaak geen gelegenheid om een ander land te vinden en dalen de inkomsten uit de export. 3a Haïti heeft een heel laag BNP, veel mensen hebben geen werk en verdienen te weinig om

rond te komen en proberen hun eigen voedsel te verbouwen (zelfvoorzienend) = primaire sector. (Het grote deel van de Haïtianen werkzaam in de tertiaire sector werkt in de informele sector)

3b Het hoogste percentage werkzaam in de primaire sector en het laagste percentage werkzaam in de tertiaire sector.

3c Hoe hoger het percentage mensen in de primaire sector hoe lager de BNP van het betreffende land.

3d De Nederlandse Antillen hebben een hoger percentage mensen werkzaam in de tertiaire sector en een lager percentage werkzaam in de primaire sector dan Nederland. Toch is het BNP van Nederland hoger.

3e Er is niet veel bruikbare landbouwgrond op de Nederlandse Antillen, dus relatief weinig werkgelegenheid in de primaire sector. (Het hoge percentage werkzaam in de tertiaire sector is deels informele sector).

4 De tekst vermeldt dat de Dominicaanse overheid met behulp van vrijhandelszones buitenlandse bedrijven stimuleert zich te vestigen in de Dominicaanse Republiek. 4a -relatief lage lonen vergeleken met het land van herkomst.

-gunstige belastingregels

-vaak soepelere regels betreffende milieu en ontslagrecht 4b Het creëert deviezen en werkgelegenheid

5a Deze export van de Antillen naar Haïti bestaat voornamelijk uit olie. Haïti produceert zelf geen olie.

6a Er is meer werkgelegenheid in de Dominicaanse Republiek dan in Haïti. Veel Haitianen werken zelfs illegaal in de Dominicaanse Republiek.

6b De officiële registratie is lang niet altijd correct. Daarnaast moet je kijken naar het gemiddelde inkomen van de mensen die wel werken

6c -daling beroepsbevolking / gebrek aan arbeidskrachten -daling werkeloosheid

(40)

7b 2,0 : 18.954.900.000 = 10,54 %

7c -lokale mensen krijgen een baan en kunnen van de inkomsten voedsel kopen

-nationaal komen er meer deviezen het land in. Deze kunnen gebruikt worden voor het importeren

van voedsel voor de bevolking.

7d Wanneer de bevolking te weinig verdiend 9doordat veel mensen geen eigen voedsel meer kunnen verbouwen (de landbouwgrond wordt gebruikt voor de export) kunnen zij het aanwezige voedsel niet kopen

8a Globalisering is het doorgaande proces van mondiale uitwisseling van mensen, geld, goederen en informatie.

8b De Haïtiaanse boeren werden door de internationale regels gedwongen hun varkens te laten afmaken.

8c De Amerikaanse boeren krijgen concurrentie van de veel goedkoper producerende boeren uit ontwikkelingslanden en vrezen dat hun duurdere producten niet meer gekocht zullen worden daar de Amerikaanse bevolking

Afbeelding

Figuur 2 Toerisme op Bonaire en op de Dominicaanse Republiek

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Nee, de Heere Jezus zegt hier duidelijk: ‘Indien dan Ik, de Heere en de Meester, uw voeten gewassen heb, zo zijt gij ook schuldig, elkanders voeten te wassen.. Met

Mannen zijn de laat- ste vijf jaar iets minder gaan wer- ken (-1u), ze besteden iets minder tijd aan ‘persoonlijke verzorging, eten &amp; drinken’ (-27’), ze doen iets

Er waren al tweetalige scholen in het voortgezet onderwijs, met merendeels Engels als andere taal, en nu komen er dus tweetalige basisscholen waarin niet alleen in het Nederlands,

Bij de op 5 maart gehouden voorlichtingsavond over de dijkverbeteringswerken te Waarde heeft u aandacht gevraagd voor de verkeersveiligheid in verband met het te verwachten

‘De belanghebbende die bevoegd was in belastingzaken hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire,

HET SCHAKELPUNT LANDELIJKE WERKGEVERS HEEFT MET ALBERT HEIJN EEN CONVENANT OPGESTELD VOOR

Wij vinden het belangrijk dat een pensioen fonds nadenkt over de communicatie en over de vraag wat passend is voor de deelnemers.. Net zo belangrijk is een eerlijk

Als het aantal per week gewerkte uren daalt tot gemiddeld 34,5 kunnen er volgens de econoom 1,65 miljoen werklozen in Duitsland aan de slag, waardoor het werkloosheidspercentage