Dunning
publiceerde
zijn
vondst
in
1980.'?In
mijn
herinnering
ging hetnieuws
de halvewereld
ove!
was het voorpaginanieuwsin
binnen-
enbuitenland. Maar voor Philips, voor de platenmaatschappù, waren de gevolgen
minder
glorieus.
Tegelijk met het boek
waarin Dunning
zijn
ontdekking onderbouwde brachtPhilips
een opnameuit
met het befaamde kame¡orkestI
Musici.
Dunning had debui
al
zien hangen.'Zozls
rozen door een anderenaam
niet
geurigerworden
danze
zijn',
zo
sch¡eefhij
bezrverendin
de begeleidendetel$t,
'zo
blijfl
ook
een muziekstlÌk even welluidendof
het nudoor
X
ofY
geschreven is.'Helaas, zo werkt het meestal niet, we hoeven maarte denken aan het Rembrandt Research Projeot. De platen verkochten matig,
al had Philips nog beide componisten, Van Wassenaer én Pergolesi, op de hoes vermeld.s
Niet alleen het koperspubliek, ook de Nederlandse musicologen reageerden
verdeeld. Sommigen vroegen
zich af
of
Dunning
zijn
huiswerk had gedaan, hadhij
erwel
een schriftkundigebij
gehaald? Anderen vonden alle ophef, al die aandacht in de media, niet chique.{Uiteindelijk
werd pasin
1993, duszo'n
derlien
jaar
later, onder redactievan
de musicologenRudolf
Rasch en KeesVlaardingerbroek, een bundel uitgebracht die geheel aan Van Wassenaer was gewijd.5 Maar ook de Nede¡landse
historici
reageerden niet al te enthousiast.In
dit tijdschrift,
bijvoorbeeld,
is nooit
eenbijdrage
opgenomenover
Van WassenaeroHetzellde geldt
voor
de Blquwdrukken,het
ijkpuntenboek vanJoost
Kloek
en Wijna.ndMijnhardt. Zelfs
in
deze indrukwekkende synthese,met aandacht voor het achttiende-eeuwse muziekleven. wordt Van Wassenaer
niet één keer genoemd.
Het
is
een opmerkelijke
lacune.Immers,
als
deze Overijsselse (maartoch vooral
in
Den Haagverblijvende)
graaf erin slaagde om naastzijn
vele bestuurlijke verplichtingen-
hij
wasvóór
1740 onder mee¡ hoogheemraadDunî,lmz, Coun¡ Uúico Wlheln lon Wasienaet.
Zoals dat ook door Ðdcre n¡ìâtschâppijen werd gedâan. Een opnâme uit 1983, met de Acâdemy of St. Martin-i¡-the-Fields, vermeldde 'Wassenaer attrib- Pergolesi'; een op¡amc ùit 1984, mct I Mùsici de MonlréâI, ven¡eldde zelfs 'Wåssenåer, 6 Pergoìesi Conce.tr A.monici'. Phiìips vemeìdde Pergolesi eeßt. Voor ccn samcnvatting v¡ìn dc vcrschill€nde reâcties, zie RùdolfRæch, 'Vân uniek tot Unico',49 Het op Twickel a¿¡geiroffèn danùsc.iptNas geen autogrãalì Nel was hetvoorzienvan een ongesiSDeerdo notitie wâârin Vân Wassenâer zichzelfaânwees als de compo¡jst. Voor die úoLitie en een a¿¡tãì ka¡ttekenrngen in hcl manùscrilt had Dumins w€l deselük sckiflkùndigen ingeschakeld.
R¿sch en Vìaa¡di¡gerbroek, Uh¡.o Wlhelh vah W¿ssekde4 met ieder hvee b¡d¡agcn d¡oegen ook de histoncùs J. AaLbers en de kunsthistoricus LJ. van de¡ Klooster b1j. Aalbers nam ook verschiìlende bijdFsen voor zijn rcküins D IIerck wn s¡anà, ca¡ geschiedonis vrìn ach! eeuwen f¡ìmilie Vân Wass€noer Op het Snaak en Distincti¿-cong¡es hreld Renge. de Bruin ee¡ lezing over de Durtse Orde BalÜc van Uhecht, nel ruime âandåcht voor Vân Wâssenaer eerst als coâdjütor, lâte¡ als landcomm¿ndeur van de orde- De lezins, evenals een amt¿l andero beldsrijkc b¡dnscn ad hct cong¡cs is gepublicec¡d in Joarbaek tittur 16 QA09),34-s3.
Over
habitus
en de
codes
va;n
honnêtetéi
de
wereld
van
de achttiende-eeuwse adel
verkend
Heman
RoodenburgTaking the Dùtch nobleman and composer Unico Wilhelm van Wassenaer (1692-l'766) ¿;s, ø, case in poiût, this article argues that a serious cullu¡al history of the eighteenth century elites is still lacking.
It
draws attention to the still prominentt'iotioÍ of honxêtet¿: of well-educated r¡en and women dabbling
in
the arts andsciences
of
thei¡da¡
displaying such cultural câpitalin
the
leisure hours but invariably poiûting out that they we¡e not 'of the p¡ofession' themselves. Adopting Pierre Bourdieu's habitus concept ìn its original, phenomenological sense,it
alsodiscusses the recent impo¡tant jnvestigations on cabinets
of
curiosities aûd theoverused cliché olthe Dutch burger.
Zo'n
dertigj aar geleden,in
1979,trofde
musicoloog Albert Du nn ¡ng een aantal Nederlandse kunsthistoriciin
een Parijs hotel. Het werd een gedenkwaardige ontmoeting. Aan tafel, in het restaurant, ging het al gauw ove¡ de methodischeverschillen
tussen de twee disciplines, met name over het beperkte nut vanstij lanalyse in de muziekgeschiedenis. Als er
twijfels
zijn aan wie eenwerkmoet
worden toegeschreven, dan biedt het traceren van de 'hand' van de componistzelden uitkomst. Anders dan
in
de kunstgeschiedenis, zo betoogde Dunning, moetenmuziekhistorici
altrjd
met
externebewijzen
komen.Als
voorbeeldnoemde
hij
de zes ConcertiAmonici,
die sinds ongeveer 1830 meestal werdentoegeschreven aan de Italiaanse componist Giovanni Battista Pergolesi (1710-1136).
Zelf
hadhij
andere componisten naar voren geschoven, maar zonderexteme argumenten kwam ook
hij
er nietuit.
Op dat moment herinnerde eenvan de
kunsthistorici
zich een handschrift dathij
ooit
was tegengekomen op kasteelTwickel, bij
het Twentse stadje Delden. Het had misschien iets met dekwestie van doen. Dat had het zeker. De
ConcertiAmonici
bleken geschrevente
zijn
door een Nederlandse edelman, graafUnico Wilhelm
van Wassenaer Obdam (1692- 1766).Hij
had ze gecomponeerd tussen 1725 en 1740 en hìj had ze telkens, navoltooiing,
met eenklein
muziekgezelschapin
Den Haag tengehore gebracht. Daa¡ ve¡schenen ze ook
in
1740in
druk, zonder vetmeldingvan
ziin
naam.rc
:
é:
van Rijnland, raad ter
Admùaliteit
op de Maas en bewindhebberbij
de VOC-ook nog eens deze bijzondere concerten te componeren, met al hun ltaliaanse,
Franse en Duitse inspiratie, dan zou dat toch nieuwsgierig moeten maken naar
zijn
opvoeding,zijn familie
enzijn
algehele culturele omgeving.In
welkeambiance konden de ConÇerti ontstaan? Wat was dit
voor
'dilettantisme'? Wat wa¡en Van Wassenaer en alle andere herenin zijn
tijd,
zoweluit
de adellijke als de patricischefamilies,
muzikaalof
ande¡szins aan hun stand verylicht?Om met Pieffe
Bourdieute
spreken, hoe verwierwen en hanteerdenzij
hun culturele kapitaal? En hoe filnctioneerde dit kapitaal, hun interesse niet.alleenin
de kunsten maar ook in de wetenschappen van huntijd,
in het opbouwen en verstevigen varl hun sociale kapitaal, de nationale en jntemationale netwerkenwaa¡in deze vooraanstaande families zich bewosen? Hoe werden hun kinderen
hierin
opgevoed?Zulke
vragenzljn
niet zo heel veel
gesteld, nochrond
Van Wassenaer noch rond de achttiende-eeuwse elites in het algemeen. Naar de adel is vooral de laatste decen¡ianieuw
onderzoekvericht.
Geblekenis
datzij
ook
nogin
de zeventiende en achttiende eeuw de machtsstructuen buiten de stedenwist
te domineren, buiten deprovincie Holland
zelfs op gewestelijk niveau.T Maax er isrelatief weinig
bekend oyer de achttiende-eeuwse adel enook
deregentenfamilies, waar het
hun
culturelewereld
beheft-
hun opvoeding enscholing, hun omgangsvormen, hun boeken- en kunstbezit, hun
'liefliebberen'
in
de
kunsten
en
wetenschappen,hun
intemationale
oriëntatie
of
hun educatiereizen,de
voor de
zonennog
steedsverplichte Grand
Tour
naa¡Duitsland,
Frankrijk
of Italië.3Anders
gezegd,waar het
voor
de
achttiende eeuw aanontb¡eekt
endat geldt niet
minder
voor de Zuidelijke
Nederlanden
is
een
serieuze culh.rurgeschiedenis van al deze families, met watmij
betreft een stevig accentop de biografie. Hoe t¡ansformeerden
zij,
in
hun streven zich te yestigenofte
handhaven temidden
van alle
ande¡e vooraanstaande families, hun. cultureel kapilaal in sociaal kapitaal, en omgekeerd? En welke rol speelden kwesties van smaak, distinctie en habitus? In de volgende bladzijdenwil
ik zo'n hoognodigeõ
!
q g Ê aVoor twee goede overzichten, zie Price, 'Thc Dutch nobiliry'; Skeng, 'De adel in de Republiek'. In 1993 we¡d ook de Wcrkgocp Adelsgeschiedenh opgericbt. ùitgeelste.vân het hierboven âl vermcldc jaarboek I4lâ/s en de reeks Adelsgeschieden is
Dankzü het vemieuwende, in de jâletr ncscnris opeekomen onde¡zoek naa. de lfoeg-fnodeme kunst- en râriteitc¡l¿bincttcn, onhvikkelt zich langzamerh¿rd wel een cultureel peßpectief; zic nün opmcrkinger aan ¡et er¡d vân dit ânikel. Zie voo¡ts ,/¡¡¡ar; voor do Ncdc¡iandcrs en hùn crand Toù., zie nog steeds F¡a¡k-Vân West¡ienen, ,e G¡oore Zor¡.
cultuurgeschiedenis bepleiten en
ik
zou daar graag Bourdieu's,dikwijls
maar ten dele begrepen, opvattingen over habitusbij
betrekken.Het
isvooral
eenverkenningvan de mogelijkheden, gebaseerd op de al beschikbare
litemtuur
lk
heb geen archiefonderzoek
venicht,
al is in de familie-archievenongetwijfeld
nog veel
tevinden. Ook
hebik
mij
beperkttot
de
familie
Van WassenaerObdam, en dan met name
tot Unico Wilhelm,
zijn
oudere broer graaf JohanHendrik (1ó83-1745), en hun 'halve
familielid',
graaf Willem Bentinck(1704-1772). Tussen 1719
er
1726 trad Iohan Hendrik op als dìens voogd.Hij
deed dat opvezoek
vanWillem's
moeder, Jane Maúha Temple. Ze was de weduwevan Hans
Willem
Bentinck, gmafvan Pofiland. Ze was nog steeds als hof'dame verbonden aan het Engelse hof.Habitus,
hexis enBourdieu
Onder antropologen en sociologen maken begdppen a1s habitus
of
sociaal,cultureel en sl.,¡nbolisch kapitaal
al
geruimetijd
deeluit
van het theoretischerepefioire.
Minder
bekend is echter dat Bourdieu,bij
het îormuleren van zìjn habitus-begrip,in
sterkemate beinvloed
werd door de
twintigste-eeuwsefenomenologie,
in
het bijzonder door Maurice
Merleau-Ponty,voor
wre lichaam en geest nauw ve¡bonden warenmet
elkaar. Naasthet
denken vanMerleau-Ponty speelde
ook
hetwerk
vanMa¡cel
Mauss eenrol,
vooral zijn
beschouwing over de techniques
du
corps,waarit hij
al over habitus sprak.' Maa¡ het is toch vooral hun fenomenologische îormuleringbij
Bourdieu die de noties habitus en 'hexis' (verwijzend naar de lichamelijke aspekten van habihrs)een onmiskenbare meerwaarde verleent
in
het culhruhistorische
onderzoek naar het vroeg-modeme Eùropa. Immers, de toenmalige elites hanteerdenin
de woorden van Roy Porter eerder een 'psychosomatisch' dan een cartestaans wereldbeeld.ro
Ook voor
hen wa¡en lichaam en geest sterk vervlochten met elkaar, zoals dat opdit
momentvooral in
het historischeondezoek
naax dezintuigen
ende
emoties steeds sterker naar vorenkomt. Ook
da¿r worden fenomenologische inzichten toegepast.rrHabitus, aldus Bourdieu,
wordt
letterlijk'ingelijfd',
wordt geïncor?oreerd.Ëg
E õ ã 9 t0 llMaùss, 'ltchniques du coQs'; over Boudicù en Merlea!-Pa y, zieL¿ne. P¡ete Bouùieu,91, 100-103, 125; Roodenbùrg, 'Piene Boùdieu'i zie ook de biJdrage van Dorothee Slurkenboom tn dtt Dunmcr Porter, "'Barely toùch'ng",47 49.
Het gaat om
vormeî
val
embodiment enjuist
daarover komen we regelmatiggegevens
tegen
rn
vroeg-modeme
bronnen
zoals
manierenboeken
enopvoedingsgeschriften
maar
evengoedook
egodokumenten.Het
gaat
danbijvoorbeeld om het incorporeren van een rechte, zelfbewuste lichaamshouding
of
van de
gewenstemanieren
van
bewegen
en
gebaren.
Lichamelijke inspanningenals
dansen, schermenof
paardrijden warenhier
expliciet
opgericht,
althars
waar het de jongensbetrof.
In
al die fysieke
bezigheid konde
juiste
lichaamshoudingletterlijk
worden
ingesletentotdat ze
als geheel'natuurlijk'
ert'ongedwongen' overkwam.De meisjes werden onderworpen aan een andeq incorporerend regime. Ze kregen uitsluitend dansles, waarbij hen de meer atletische stappen en sprongen
werden
ontzegd.r2Hun
rechtehouding
(of
mqintíen,
zoalshet nog
steedsin
detwintigste
eeuwwerd
genoemd)werd
grotendeels afgedwongen door het korset, dat zein
tegenstellingtot
de jongensook
na hun kinderjaren, in principevoor
de rest van hun leven, bleven dragen. Sommige kinderenuit
deelite kregen zells corrigerende korsetten aangemeten, vooral als ze problemen
hadden met hun rug. Een van hen was Charlotte-Sophie von Aldenburg
(1715-1800), de loekomstige echtgenote
var Willem
Bentinck.Maar het
waren
evengoed dejuiste
omgangsvo¡menof
de kunst
vanhet converseren
die
de kinderenvan
deelite al
vroegop
dezewijze
kegen
bijgebracht, net zo lang tot ze een automatisme, een 'tweede natuur', geworden waren. Behalvein
manierenboekenen
pedagogische geschriflen vinden wezulke gegevens nogal eens inteksten overde
uiterlijke
welsprekendheidofover
de schilderkunst. Maar ook in egodokumenten, bijvoorbeeld de aantekeningen van Constantijn Huygens over
zijn
eigenjeugd en die van zijn kìnderen,wordt
regelmatig aan
vormet
yaî
embodiment gerefereerd.rlE¡ waren misschien ook periodes waa¡in meer dan anders over habitus
of
hexis werd nagedacht- Zoligt
het voor de hand datbij
grote maatschappelijkeveranderingen zoals de Franse
Revolutie
datwat
merendeelspreflexief,
alseen tweede natuur, functioneerde,
juist
weer voorwerp van
reffectie we¡d.Een treffend voorbeeld is een
brief
dieBelle
vanZuylen
in
1795 scbreef aanBenjamin Constart.
Hun
opmerkelijke
vriendschapzou pas eindigen
metl2
13
¡
j
Ove¡ korsetrcn bczien vanùit een fè¡one¡oLogisch, deels op Bourdieù geënt peßpectiet zie Co¡ne¡ton, How Soc¡et¡es R¿n¿nber, 104; zie ook Roodcnbùg, 'Two i¡coqrorutory regimes'.
RoadeîbìJfe, Elo.tuence of rhe 8o4\ 77 112; daa. ook (p. 80) het verhaal van C¡arlotte-Sothie von Aldcnburg eD vergelijkba¡e gev¿lìen. FIet we.d ùiteradd al vefeìd in de faaie docù¡ne¡tairc romÐ van Hell^ Haasse. Mevtuuw Bentin.k.
haar dood tien
jaar
later,in
1805, maar deRevolutie
bracht een duideltjkeverwijdering.
Geëmotioneerdscheef Belle:
'Mon
malheur
veut
quej'aie
trouvé vohe physionomie changée. Vos cheveux plats, vos culottesjaunes, vos parfums, ce
billet
d'hier qui
est ambré,tout
a portécoup.'En
ze stelde vast: 'Fussiez-vous plus aimable cent Fois. vous êtes autre.'roIn
de
maandendaarvoo¡
had
Constant
zijn
tweedemuze
gevonden,Madame de Staël, met wie Belle zelf
weinig
op had. In haarbrief
signaleerdeze Constant's nieuwe ideeën, ze oordeelden
nu
geheel verschillendover
de Terreur. Toch dacht ze dat hetriet
zozeerzijn
ideeën waren diehem'anders'
maakten. Het was vooral dat ze zelfs belichaamd werdenin zijn
voorkomen:in
zijn
platte haren,zijn
gele broeken enzijn
watertjes; geheel anders dan haar eigen verschijning: haar 'vodden'of
'guenilles'.r5 Meer nog danverwijdering
bespeurdeBelle
vewreemding.Het
was een kwestie van habitus geworden,zijn
overhrigingen zaten veel dieper dan ze dacht.Richten we ons op de culturele wereld van de vroeg-moderne elites, dan
lijken
me dit soort fenomenologischetrivia (inclusiefhet
oÍhopedische korsetvan
Charlotte
von
Aldenburg)
essentieel.Habitus
en,
meer
nog,
sociaal,cultureel
of
s)¡mbolisch kapitaalzijn
de laatste decendaook
onderhistorici
vertrouwde begrippen geworden.r6
Nog
onlangs onderzocht Bianca Chen hetsociale kapitaal van de Deventer magishaat en oudheidkundige
Gisbet
Cuper (1644-1716), tot wiens uitgebreide netwerk ook JohanHen&ik
va¡r Wassenaer behoorde.rTMaarwatdoorgaans ontbreeld in zulke op Bourdieu geënte studies iseen serieuze bespreking van hethabitus-begrip, met aandacht voor aspecten van embodimenf. Hzl¡i1c.ts zit diep, is weliswaar niet aangeboren maa¡ kan evenmin
eventjes worden aangeleerd,
bijvoorbeeld
door er een manie¡enboekje op nate slaan, Het gaat telkens om een geheel van geihcorporeerde automatismen, zoals kinderen, als ze eenmaal hebben leren fletsen
of
meer passendbij
de wereld van Unico Wilhelm enzijn
standsgenoten-
als ze eenmaal hebben leren dalsen, schermenofpaardrijden,
daar niet meerbij
hoeven na te denke¡ ìsc 5 Ë e ð t4 15 1',] t8
De Chamère/co¡stant, C¿r¿ry ondance, 435 (11jarúan 1795); in het co¡sres-prosramma werd dezelfde pæsâge âângehâald door Joke Hemsen.
Voor de kleding rond dc Frânse revolìrtìe, zie Ribei¡o, Fash¡a, ú rhe Frcnch Rerolurioni Pellegr\n, Let úteñenß rle Id l¡bertë.
Búkq What is Cult'ural Hßtott)?,56-57; voor ccn vroege receltie jn Nederlå¡d, ze bil voorbeeld
Sch6ldt, oh de eet rdn ¡le fah¡lie, 10-11, 193-195i voor een recente reccpti.e, zle T|ppe, 'Een echte Owrijssehchnan ,25-2'7 : zie ook Dorothcc Stukenbooû, elders i¡ dit nùnmer
Chen, 'DiggiDg for A¡tiquities' (lnet dank Mn Edc Jorì¡k, dic nc attendeerde o! hâar a¡tikel). Lrne, P¡¿ú¿ Rourrl¡eu,IOO 103; Roodenbu4, 'Piere Boürdieu'.
t
t
ë
Het ging
evengoed om andere Íechniques du corps,bijvootbeeld
om hetleren bespelen van de
luil,
deviool ofhet
klavecimbelofom
het leren tekenen,schilderen en boetseren. Zoals de voomanstaande fa¡nilies zich realiseerden, het weten te beoordelen van een kunst- of muziekwerk vereiste een
zorgluldig
opgebouwde competentie.Het vroeg
om
de
juiste
omgangsvormen, omtheoretische
bagageén
om
ambachtelijke
bagage-
wat
Pamela
Smithheeft
omscbrevenals
'al1isa.nal knowledge'.reAlleen vanuit
zo'n
brede,geihcorporeerde competentie,
vanuit
dit
belichaamde culturele kapitaal, koneen werk naar behoren geduid en met gelijkgestemden, met andere 'kenners',
besproken worden, zoals dat ook voor hun interesse in de natuurwetenschappen
gold. Het
zelf
'liefhebberen'in
de kunsten en wetenschappenwerd
nog hetmeest gewaardeerd.
Het
was een kwestievan
habihrs,van
onderdompelingal
vankinds af
aanin
een wereld van cultuur. Het wasook
eer kwestie vanpolitesse
e4
meer nog, varl honnêteté'. hoe de herenjuist in
hunvrije
uren,in
hun'otium',
geacht werden met alle goede omgangsvormen van dien hunbrede maa¡
nooit
specialistische kennis van de kunsten en wetenschappen te demonstreren.'Otium'en 'negotium'
Had
Unico
Wilhelmzijn
identiteit pdjsgegeven, hadhij
zijn
naam eenvoudiglaten vermelden
op de
Coûcerti
Armonici,
dan had
h¡
Dunning
en zijn
collega's heel wat werk bespaard. Maarhij
heeft dat niet gedaanenjuist
dat is veelzeggend. Het tekent hem als eenwate honnête homme.Het titelblad verstekt wel
ande¡e namen. Deuitgeve¡
bijvoorbeeld, wasCarlo
Ricciotti
(ca.1681-1756), een bekendeverschijning
in
Den
Haag.In
1740
werkte
hij
al zo'n vier
decennia als muziekmeesterbij
verschillende,elkaar opvolgende operagezelschappen
in
de stad.Ricciotti
droeg de Concediop
aanWillem Bentinck,
toenal
eenbelangrijk politicus,
dieook
nog eensbekend stond om zijn liefde voor de muziek. Maar e¡was nog een andere reden
waarom
Ricciotti
juist
aan hem de uitgave had opgedragen. Zoals Dunningkon
vaststellen, maakten beiden deeluit
vanhet
Haagse muziekgezelschapdat de conce¡ten telkens uitvoerde
in
Den Haag.Ricciotti
speelde de eersteviool, terwijl
Bentinck
hetklavecimbel zal
hebben bespeeld.Andere
ledenwaren
Bentinck's
jongerebroer
Carel en,tot
diensdood
in
1727,wellicht
Unico's
zwager, Guido Pape, ma¡kiesvan
Saint-Auban.Ricciotti
hadUnico
19 Vgl Sñith, Ba¿ly rl the A íian.
al
herhaaldetijk
gevraagdof
hij
de muziek mocht
ùitgeven, maarhet
\Masuiteindehjk Bentinck die
her¡
zove¡
keeg.
Ook
stemdehij
e¡in toe
dat de Concal1i dan maax aan hem werden opgedragen, toenUnico
zelfs dat verzoekvan Ricciotti had afgewezen. Zoals de componist het zelfverwoordde in zün zo
belangrijke, op Twickel aangetroffen
notitie: 'C'est
ainsi que ces concerts sont devenus publiés, conhe monintention.'
Enhij
voegde er, hoogst bescheiden,aan toe: 'I1
ij
a du passable, du mediocre, du mauvais'.'?oHet was eeD kwestie van etiquette, van subtiele codes die jutst de honnête homme hoog
irhet
vaandel had staan. Ook RudolfRaschwijst
daarop. Zoalsh¡
schrijft, 'In
de zeventiende en achttiende eeuw paste het een heer van stand, belast met openbare ambten, niet om muziek in druk te laten verschijnen,alsof
hij
een muziekmeester, een ambachtsmaa was.Hij
mocht zich met
muziek bezighouden, maardit
mochl nooit
professionele vormen aannemen.'2rDit
gold
al
voor
Huygens,die
in
1647 eveneens zonder naamsvermeldingzijn
Pathodia sacra et
profana
occupatiplbliceerde,
wat we kunnen vertalen a1s'gewijde
en wereldse liederenvan
een druk bezetman'.
Evenmin als Unicowenste Huygens, hoveling en diplomaat, bekend te staan als een ambachtsman, een componist om den brode. Toen
hij
een exemplaar van zrjnPathodía
aaî
Christina van Zweden
liet
bezorgen, moest haarvooml
worden duidelijk
gemaakt dat
hij
geen beroepsmusicus was ('queje
suis nullement musiciende profession'), dat
hij
zich
slechts ontspandein
de muziek('ne fay
que medélasser') temidden
van
andere,gewichtiger
zaket22 Huygens speeldéluit
en daarin namhij
dezelfde codesin
acht. Toenhij
op
zijn
eenentwintigste, meereizendin
eendiplomatieke missie, mocht
optredenvoor
JacobI
van Engeland, liethij
nadrukkelijk weten slechts een 'lieflrebber' te zijn. Dekoning
prees hem dan ook omzijn
spel, 'sans toutefois estre de metier'.21Historici
definiëren
zulke
interessesal
gauw als louter
ontspanning,als
onschuldig
tijdverdrijf.
Ze
worden dan
gerubdceerdonder kopjes
als'ontwikkeling
en ontspanning', 'aangename bezigheden'of zelfs
'hobbies'.Maar
juist
voor de
honnête hommewaren
ze
verre
var
onschuldig.
Hij
moestzich
onderscheidenin zijn
ambtelijke
werkzaamheden, bijvoorbeeld als diplomaatof
magistraal, maarhij
kon zich
pas tenvolle
onderscheidenin
het
belichaamdeen
geobjectiveerde culturelekapitaal
dathij
daarburtenGecitcerd ì¡ Dùmì¡8, C¿rr¡ Uhtco øUhelm wk Wßsehoer 8-R¿sch, 'Unico Wilbelñ va¡ W¿ssenae¡',82-83.
lbidem,83.
Rooderbùte, Eloqùence al the Bo.l!, 55, 66 67 . 20
21 22 23
demonst¡eerde. De codes
var
honnêteté slelden otium steedsbover\ negotium.Ogenschijnlijk
ontspanning,vroeg
juist
otium
om
de
gootst
mogelijke aandacht,want
daarwerd het
belangrijkste culturele kapitaal
verwolven,of
hetnu
samen muziek makenbetrof
of
allerlei
andere vormen var' ot¡um, zoals de saloncultuur met haar verfijnde omgangsvormen en conversatiekunst,het dansen, schermen, tennissen
of
paardrijden, het aanleggen van kunst- enrariteitenverzamelingen
of
het liefhebberenin
de kunsten en wetenschappenin
het
algemeen.Bij
deze laatste
bezighedenwaren
goede, zorgr.uldigsamengestelde bibliotheken onontbeerlijk. Helaas
zijn
die,wat
de Republiek betreft, zowel voor de zeventiende alsvoor
de achttiende eeuw nog teweinig
onderzocht.2aDe
codes waxenverre
van
nieuw,
ze
gingen
merendeelsterug
tot
dezestiende eeuw. Essentieel was
bijvoorbeeld
Baldassa¡e Castiglione'sIlåro
del
cortegiano (1528),
dat
vaak
in
een Franseen later
ook
Nede¡landseverlaling in veel Noord-Nederlandse (en
waarschijnlijk
ook Zuid-Nederlandse)bibliotheken
aanwezigis
geweest. Huygens, bijvoorbeeld, bezat een Franseuitgave
uit
1585 en hrj kendezijn
Castiglione goed.'?5 Inzijn
O/14, verschenenin
1625, signaleerdehij
hoe de machtigen zich minderlijken
te richten op hoehun ondergeschikten hun ambt vervullen dan hoe
zij
hunwije
tijd
besteden.'?6Het ging al niet
anders aan het door Castiglione verbeeldehof.
ZoalsFra¡k
Lanham liet zien, werd daar al gesteld
dalîretnegoÍium
î1aar otium de meeste aandacht vroeg.27 Schrijvend over deinvloed
van Castiglione op het hof van Elizabethl,
meende ook Frank Whigham: 'The evidence suggests t}tatcouttieß
were indeed so serious as to be continually and resolutely purposeful
in their
pastimes.' Enhij
vewolgde: 'They played because play was in fact work,play
would
take them to the top or keep them there; they knew that, becausetheir
play would be taken sedously, they too must take
it
so.'?3Kenmerkend voor Castighone's corteg¡ano was
zijn
sprezzatura.Hij
werdgeacht zich thuis te voelen
in
alle kunsten en wetenschappen, maa¡ alleen als'liefhebber',
als virtuoso, naastal
zijn
andereverplichtinget, zljn
negotium.En
hij
moest sprezzatura etaleren:hij
moestzijn
kennis en
vaardighedenhaast achteloos
toneû, alsof het hem allemaal kwam
aangewaaid, hoeveel24 25 26 27 2u
t
g 7 a =Verselik Roodctrbùlg, -Eloquence of the Boclt, haordsúk 2.
Ibideú,37; Leeflnñeld, ¡¿)A¿ns owt howli ge .
Hüygeß, Otíoruù libri sex,
L^nh^ñ, Mar¡res aj Eloquùce, 151 .
Whlgtuñ, Añhitbn ah.l Piv¡lege,8A 93.
HONNETtrTû DE WNRELD V^N DE AC¡ITTII]NDIJ.IJIiUWSI AI)IiI, VIi]ìIi IiNI)
inspanning ofmisschien wel jaren van moeizame oefening achter die achteloze
façade verborgen mochten
liggen.
Kem
van het
spel was de voorgewendebescheidenheid. Huygens
was daar
een meesterin.
Zùn
gedichten waren slechts 'beuselingen' , sottißes , d¡yertiss ements o1, zoalshij
zij n O/la beschreef,'verzen
van
weinig
inhoud,
legeklanken'(versus
inopesrerum,
nugaeque canorøe).2e EnookUnico
beheerste het spel:'Il
ij
a du passable, du mediocre, du mauvais'.Een opvoeding
in
de achttiende eeuwHoe werden
hij
enWillem Bentinck
opgevoed? Ove¡Unico's
kinderjaren is helaas maarweinig
bekend.Zijn
moeder,Adriana
Sophiavan
Raesfelt 1ca.1650-1694), overleed al toen
hij
tweejaar
oud was, waama vermoedelijk eentante,
jonkvrouw
Agnesvan
Wassenaer Obdam (1635-1698), een deel varlde opvoeding
voor
haar rekening nam. Ze was bevdend metMary
Stuafi, de echtgenole van prinsWillem
III,
enbleefmet
haar corresponderen totMary's
doodin
1694.In
een autobiogruûsch fragment keek Agnes nog eens te¡ug opde
muziek-
en schilderlessenuit
haarjeugd: 'Je
me suismis à
aprendre la peinhrre etla musique.'En
ze voegdeet
uiteraaxd zeer bescheiden, aan toe:'J'ay
assée réussi àl'un
et I'autre pour y pouvoir trouver quelque satisfaction'.Als
volwassenehad ze nog
een
anderevoomame
'liefhebberij', Op
hetlandgoed
Zuidwijk,
een van de vele familiebezittingen, hiel d. zezichbezig
met het planten en kweken van de tuinen en bomen. De tuinen waren vermaard.Na
haar dood zette Johan Hendrik de traditie voort.3oAgnes heeft
waarschijnlijk
het muziekonderwij s aan haar neven en nichten geregeld. Verschillende leraren werden ingehuurd, onderwie
de
componisten
organistQuirinus
van
Blankenburg
(1654-1739).In
1707,toen Unico
een
jaar of
vijftien
was, reisdehij
mee metzijn
drie zussen naar Düsseldorf,waar hun vader, Jacob
var
Wassenaer Obdam (1645-1114), benoemd was als ambassadeur aan hethof
van keuworst
JohannWilhelm. De
anderhalfjaar
die
Unico
er zouverblijven
nlJLlenzijn
muzikaleontwikkeling ongetw¡feld
hebben
gevormd.
Het hof
kende een bloeiend muziekleven,
met
tal
vanItaliaanse componisten en muzikanten. Händel bezocht Düsseldorf
in
1711;Corelli
droegzijn
Concerti Grossi, opusVI, aal
de keurvorst op. DaamaastRoodenblJrg, Eloque ce ofthe Bodr,67-68.
Vân der Klooster 'Unico Wilheìm', 91-93. 29
was Johan¡
Wilhelm
evenalszijn
schoonvader, CosimoIII
de'Medici,
eenbefaamd verzamelaar
Hij
kochtbijvoorbeeld
de gehele antiquiteitencollectievan de
Nijmeegse predikant Johames Smetius.3'Terug
in
de
Republiekbegon
Unico
in
1710, onder toezicht van de Fransman François Carner,zrln
rechtenstudie
in
Leiden. Maarhij
nam ook tekenlessenbij
de schilder Joshua de Grave (1643-1712) en klavecimbellessenbij
Van Blankenburg.32Zo'n
tien jaar later was Carrier weer de gouverneur vanWillem
en Carel Bentinck, nam ookWillem
lesbij
Van Blankenburg en namhij
vioolles brj Ricciotti.33Unico's
studiejaren zullenweinig verschild
hebbenvan
die vanWillem,
al
uitten
zowelzijn
gouvemeur alszijn
voogd geregeld hun bezorgdhetd. Zesignaleerden
Willem's al te
groteliefde voor
derijkunst. Zelfs
in
dewinte¡
washij
tussen de lessen door nogin
de stal te vinden, waarhij
dan naar toeliep in
eenhalf
dichtgeknoopte kamerjapon.Ook ging
hij
tennissen en washij
voortdurend bezig met muziek.Hoewel
hij
slechtsdrie
keerin
de week lesmocht
nemen, volgdehij
iedere dagzowel
zang- als klavecimbellessenen nam
hij
Ricciotti
er nogbij. In
de avonden ginghij
dan weer langsbij
eenlokale muziekhandelaar.3a Verzamelen zat hem ook al in het bloed.
Hij
schreefenthousiast naa¡
zijn
moeder, toenhij
hetwerk
van Humphrey P¡ideaux had gelezen over de antieke beelden bijeengebracht door Thomas Howard(1585-ló46).
graaf van Arundel.'sDe klachten over
Willem
daterenuit
1722 en 1'723, misschien maaktehij
toen al muziek met Unico. Tweej aar later waren erregelmatig muziekavondjes, bij Unico ofJohan Hendrik, die eveneens het klavecimbel bespeelde. Daarnaast
bezochten
Unico
enWillem in
het gezelschapvan
familie
de Franse operain
Den Haag.36 Toonde JohanHendrik
zich bezorgdin
zijn
berichten aan degravin van Pofiland , zell kon
zlj
de muzikale bevlogenheid van haa¡ zoonwel
waarderen:'je
suis très touchéqu'il
se faite une affaire entìre d'une chosequi
ne devet que
lui
sewir
pour une délassement, apprès ces études'. Belast metde opvoeding van de kinderen van George
II
zal ookzij
geweten hebben hoe'délassement'en het daarin te tonen culh]Iele kaoitaal
altiid
boven hetwerk
L
l
werd
gesteld. DatWillem
zlch
dzaral
op voorbereidde deed haarkennelijk
goed.rT
Unico
hadzijn
Grand Tour, doorFrankijk
enltalië, al
in
de jaretrl7I7-1718 volbracht.
Als Willem
in
1726 aanzljn
edtcatiereis begint, reisthij
meteen nieuwe gouvemeur, de hugenoot Moses Bernège.38 Ook diens brieven
zijn
interessant.
Willem
is nog steeds gesteld op jagen en paardrijden. InLunéville,
aan hethof
van hertogLeopold van
Lotharingen (1679-1729),volgt
hij
nj-en
schermlessen aande plaatselijke
qcadémieeî
gaathij
dikwijls
met
devorst
enzijn
gevolg opjacht.
Zoals Bemège bericht,Willem's rijkunst,
zijn
zit
en houding, maaktenindruk
aan hethof:
'il
estle mieux
monté de tousceux
qui
accompagnent SonAltesse'.
Maar ook op de dansvloer en metzijn
conversatie en klavecimbelspel,
in
al deze 'délassement', kwamhij
goed voorde dag.
Aan
de volgende hoven is het vooral de muziek waarinWillem zich
kon onderscheiden. In
Mamheim,
waar keuworst KarlPhilip
(1681-1742)zijn
residentie had gevestigd, musiceerde hij met diens dochter Elisabeth.
Late¡
aan hethofvanAugust
de Sterke in Dresden, werd een eigen klavecimbel geregeldvoor
de gast.En ook
in
Rome,in
zrjt
zeven kame¡s tellende appartement, beschikte Willem over een eigen klavier. Daar nam hij ookweer les.3e Opvallendis
zijn
lofvoor
de jonge Frederik de Grote, alshij
inBerlijn verblijft.
Zoalshij
bericht aan zijn moeder, 'The Prince ismightily
handsome, genteel,well
made,exfiemely polite and very tall for his age'. Zulke waardering voor de
uiterlijke
verschijning,
voor
de geihcorporeerde elegantie, wasook
in
de zeventiende-eeuwse Republiek gebruikelijk.aoOnderweg bezocht
Willem takijke'cuiriositeiten
kabinetten',
somsonderhouden
door
de
vofft
zelf,
zoals landgraafKar[ von
Hessen-KasselQ654-1730). Toch kwamen de kunsten en wetenschappen nog het meest aan
bod
in ltalië,
waar
Willem ruim
veedien
maandenzou
blijven.arIn
Romeraalcte
hij
bevriend met baronPhilipp von
Stosch (1691-1757), een befaamd verzamelaa¡ en oudheidkundige (maar ook geheimagent voor deEngelscl
cn,in
de woorden van Jonathan Israel, een 'legendary deist, fteemasona¡d
open homosexual').4'?Zijn
collectie cameeën, gemmen en antiek glaswerk omvatte3l 32 33 l5 36 =
Vân Getder 'Liefhebbers en geleerde lùiden',277. Van der Klooster 'Unico Wilhelm', 104.
Ofunico ook als kind al weld ondenvozen door Vân BlanÌenburg is ondìr¡delijk; de bewaùd seblevEn rekeningen bet¡effen slechrs de jarer '80 en '90 van de zoventicnde eeuw Zie Râsch, 'Unico Wiìhelú', s4; rded, 'van ùniek to Unico',27.
Geyl,'Ee¡ opvoeding'. 256-258.
Schúmøú, The Bentin.kt, 130.
ceyl, 'Een opvoeding', 234, 259, 264; Rasch, 'Van ùniek to Unico',
25-ó-Rasch, 'Van uiek to Unico',24-25, 310 n-3Ì.
Schazmù¡, The Rentincks , 134; Dicl¡onat)), 7A-80
VanHttreL Wi eù Bent¡nck vdn Rhoon,23-35,45.
Schàzmaú, The Bekt¡h¿ks, I 34- 135, Roodoburs, ¿1¿4u¿,¿e oî the Body, t09.
yú Hùfiel.,li eø Rentin.k wn Rhooh, 22, 30.
Is.ael, Ra¿ical Enlightennekt, 133. .]] ìi ¡! .1... i:
.l:
ll -¿ 37 38 39 4l 42zo'n
10.000 stuks.Ook
cone-spondeerde
hij
met
deNeder-landse
verzamelaar
FrançoisFagel
(1659-1748),
grifûer
van
de
Staten-Generaal, diehij
geregeld
van
boeken,gemmen
en
kunst
voorzag.Hij
had Fagel, die
zelf
eengrote
collectie
penningenen
schilderijen bezat,
lerenkennen tijdens
zijn reis
doorde
Republiek.asVon
Stoschleidde
Willem rond
in
deantieke
omgeving van
Rome.Ook
toonden
de
ka¡dinalenOlivieri, Albani en
Gualtierihun collecties
aanWillem
enmaakte
hij
kennis met
ka¡-dinaal
Colonna,
een
ver-dienstelijk
violist en
een vanHändel's op&achtgeveß tijdens
diensverblijf in
Rome.Willem
begeleiddehem aan het
klavier
Tussen de bedrijven door namhij
iedere ochtend lessen Italiaans, bouwkunst en archeologie.ooHet was een uiterst kostbare Tour, ook omdat Willem van alles kocht
'qui'il
ûouve
de beau et de bongout'.
Bij
elkaar moet de reis enige tienduizendenguldens hebben gekost, maar Bemège toonde zich tevreden. Op
zijn
reis had Vy'illem zich bewogen tussen 'toutes les persorures de la premièrecondition'.
En
hij
had zich de eisen van 'politesse' geheel eigen gemaakt, als geen anderwist
hij
te behagen:'Il
n'ajamais
manqué personne a quiil
a eu envie de plaire n'épargnantni
attentionni
politesse la plus rafinée etla
plusétomarte'.
Water zo gerafûneerd was aan
Willem's
manieren veÉelt Bemège er nietbij,
maarhij
roemtzijn
gave om anderen hun meest verborgen gedachten te ontlokken.Hij
spreekt va.nzijn
'souplesse inconcevable às'insinue¡
dans les coeurs etO\TR ÉABNUS EN DE CODES V^
45
Clyaillé, Dß/s¡nulatiottsi Súde\ Dissi ulat¡on.4ó
Gecitee¡d in Vaû der Klooster 'Daniel Marot', 136. Het betrefi hier de oùdheidkundise Cha¡les Césrìr Aàùdelot de Dairyal ( 1ó48,1 722). Het citaâ! is ontleerd^ú zi,jD De I ut iîë des voyag¿.r, voor hcL ccisr Van der Klooste! Unico Wilhelm van wassenaer',96.
lbidcm, 137;97-Ibìdem,96.
Beide citatetr itr Vm dø Veen, "'Dtt klain vertrek ",253.
à
tirer
del'âme
des autres tres cequ'ils
ont de plus caché'.Zelf
zalWillem
behoedzamerzijn
geweest. Hetzijn
de codes var. sìmulationeî
dissimulation.Nauw
verbondenmet de kunst
van het
behagenwerden
ze al
uitgebreidbesproken door Castiglione, Baltasar Gracián en vele anderen.a5
Zljn
aandachtvoor
de kunst- en rariteitenkabinetten zalWillem van
ztln voogd hebben meegekegen.Ook
dat culturele kapitaalkon
deuren openen,zoals
het
in
Rome
ook
ruimschoots
gebeurde. JohanHendrik en
Unicogroeiden
in
eenzelfdeomgeving
op. Hun
vader bezat
al
een
bijzonderecollectie kunst,
waa¡ondereen serie
wandtapütenmet
jachtvoorstellingen naar ontwerpen van Rubens.De bibliotheek
moet eveneensaanzienlijk zijn
geweest.In
1686 berichtte een Franse oudheidkundige:'Monsieur le
Baronde Wassenaer Seigneur
d'Obdam
a une Bibliotheque nombreuse'.a6In
1714,bij zijn
overlijden, gingen bibliotheek en verzameling over op Johan Hendrik,die
zelfal
een eigen kabinet had aangelegd,in
1706 bezocht en geprezen door Gisbertus CuperaT Behalve beeldhouwwerk, tekeningen, gemmen, mineralenen daamaast nog eens porselein en lakwe¡k zowel
uit
China als Japan, bevatte het kabinet een indrukwekkende collectie schilderkunst. Hetbetofmaar
liefst
elf
Rembrandts, achttienVa¡
Ostades en voorts werken van Jan Breughel de Oude, Gerard Dou, Philips vanDijk,
Piete¡ Hardimé, Gabriël Metsu,Willem
van Mieris, Rubens, Steen, Van de¡ Werff en Wouwerman. Van derWerffheeft
hij
mogelijk ontmoet aan hethofin
Düsseldorf.asIn
1723 verhuisde deze gehele verzameling mee naar het door DanielMarot
gebouwde stadspaleis aan de
Kneuterdijk, nu
zetelvan
de Raadvan
State.Kennelijk
liet JohanHenddk in
later jaren nog maar weinig bezoekers toe.In
1739 verzuchtte Fagelin
eenbrief
aan Von Stosch, dathij
daarmoeilijk
overdeed
('il
n'est pas facile en ces choses').4'q Ook Fagel beschouwde zichzelf als honnête homme.Hij
uitte zich
haast achteloos overwat
hij
verzameld had. Zoalshij
Von Stosch vertelde, het was plezierig iets te bezitten dat arderenniet
bezaten.Hij
omscbreefzijn
levenshouding als 'De faire mondevot
et d'estre honneste homme et bon ami.'50ì
ry
E
a
Vâr dd Vee¡, 'Dit klâin Ve¡¡îek' ,252 253.
và¡A]Jtre\ Im eñ Bekr¡nckvan Rhoon. 46-4E: I¡Eú.l|s, Dictionary. Ta 79
47 4E 49 50
N ¡u!\r tsrÉ Dr \\4 R| D v4!
en gekoesterd
werd
een vooral op het werk van Bourdieu georiënteerde aanzetvoor
een serieuze cultuurgeschiedenisvan
dezefamilies.
Er
was duidelijk
sprake van continuiteit, bijvoorbeeldin
het ideaal van de honnête homme(of
honnête.femme), dal ook al in het zeventiende-eeuwse Nederland ruimschootsbeleden werd. En ook
na
1750hjld
althans het liefhebberenin
de kunsten en wetenschappen nog lang nietvoorbij.
De tradit¡e werd bijvoorbeeld voóftgezet doorBelle
vanZuylen
en door Josina, barones van Boetzelaer (1'133-179'l).Ook
zij
schrevenmuziek
'tff
ontspanning'.De
laatste, hofdamebij
prinsWillem
V, was bovendien een vaardig portrettiste. Ze deelde beide interesses met prinses Anna, weduwe vanWillem
IV, en met haar dochter Carolina.s'?Wat
zij
allen meekregen was een hoogst exclusieve opvoeding, zeker waarhet de jongens
behol
De G¡and Tour was een kostba¡e aangelegenheid, maar dat gold tevens voor de vele privélessen en het toezicht van gouvemeurs. Maarook
deuitkomst
was exclusief: de opvoedingwerd
letterlijk
geïncorporeerd en manifesteerde zich zelfs ongewild, zoals in Marcel Proust's aristocmtischepersonage Robert de Saint-Loup, als een tweede natuur.53
Rest de waag waaxom een cultuurgeschiedenis van de achttiende-eeuwse
elites
zo
lang ontbroken heeft, waarom zoweinig
vanhun
cultu¡ele wereldis
onderzocht.Het
heeft ongetwijfeld te
makenmet het
overbekende maartegelijk
zo benauwende beeld van Nederland als eenbij
uitstek burgerlijke
natie.
Het
beeld stamtin
aønzelal
uit
de achttiende eeuw,werd
gekoesterdin
de negentiende eeuw, en werd nog eens, met onderling zeer uiteenlopende accenten, neergezetdoor Simon
Schamaen
Herman Pleij.5aTegelijk
heeft JohanHuizinga het beeld nog
het
sterkstverwoo¡d. Zoals
hij
meendein
Nederlqndit
geestesmerkt'Of
wij
hoog
of
laag springen,wij
Nederlanderszijn
allenburgerlijk,
van den notaris tot den dichter en van den ba¡ontot
den proletadër.'ss Dezelfde gedachte beheerslzijn
Nederland's beschavingin
de zeventíende eeuw, maar hel rs een al te vervlakkende gedachte.Het
culturele kapitaal dat deadellijke
en patricische families zo graagin
stelling brachtenin
hun
onderlinge
omgangwas
medetegen Huizinga's
buger,
tegen
de koopmansstand, gericht. Juistin
dat belichaamde en geobjectiveerde kapitaal,ä
I
52 53 54 55 l I ÉLaten
we
tenslottenog
eenblik
werpen
op
de bibliotheek
die
JohanHendrik
in
1 7 1 4 had overgenomen en diein
17 50 ,vijf
jaar nazljn
dood, doorUnico
naa¡ deveiling
werd gebracht. De catalogus geeft zeker geenvolledig
beeld. Slechts een deel van de bibliotheek werd toen geveild en ,,yat helemaalontbreekt
zijn de
132
ongepubliceerdemanuscripten
nagelatendoor
de'Orde van Tombago'.
Dit
literuire
gezelschap, opgerichtin
1703 en nu eensbijeenkomend in Den Haag, dan weer op kasteel Twickel, werd gevormd door tien dames en drie heren, allen van adel.
'Grootkanselier'was
Johan Hendrik. Wat het genootschap naliet waren burleske, satirische enook wel
scabreuze teksten ontleend aan anderen.5r Toch is de veilingcatalogusvatbelang.
Zozljn
er ve¡schillende titels, gewijd aan deeisetvanpolitesse
of de conveßatiekunst.Daterend uit
dejaren
1690tot
1710 zullen ze de opvoeding van JohanHend¡ik
enUnico
mede hebben bepaald.Het
best verlegenwoordigd
zijn
de
verhandelingenvan
Jean-BaptisteMorvan
de Bellegarde(1648-f734), bijvoorbeeld
zijn
Rëflexionssur
ce qui peutplaire
ou
déplaíre (1690; 1" ed. 1688),zljn
Modèles des conversat¡onspour
les personnes polies (1697) enziln Réflexions sur Ia polítesse des moeurs(1699).
Ook
vinden
we
Lq
belle
éducation (1694),
geschrevendoor
een ardere Franse geestelijke, Laurent Bordelon (1653-1730), en dlerLs Cqrqctèresnaturelles des homme.r ( 1692). Verwante Tltels
zljî
Les díférens caractères desfemmes (1699) van
Jea¡re-Michelle
de Pringy (1660-1709) en de Réfexionssur
les eleffautsd'qutru¡
(169'7)van
PascalVilließ
(1648-17281. Onder de oudere boeken vinden we een Franse editieuit
1592 van Stelano Gtøzzo'sLa
ciy¡le conyersafione, Antoine de Courtin's Tlaité de la paresse ou
I'qrî
de bienemployer le temps (1674) en Bemard Lamy's
La
rhetorique ouI'art
deparler
(1699; 1" ed. 1675). Ze worden vermeld tussen andere, voor de hand liggendetitels,
zoalsLes arts
de I'homme d'ápëeou
IeDict¡onaire
du gentilhomme (1680) van GeorgeGuillet
de Saint-Georges (1625-1705) en deDevoirs
des mqîtres et domestíqaes (1688) van Claude Fleury (1640-1723).Beslu¡t
In
het
voorgaandeheb
ik
een verkenning
willen
bieden
varì zowel
het belichaamde als het geobjectiveerde culturele kapitaal, zoals datin
de eerstehelft van de achttiende eeuw
in
adelliike en þatricische families bevorderd5l De Vries, 'Dichten ìs zrlvef, lE7; Hanou, 'Mâteriâal voo¡ de kennis van
Rabelais',4-\Ietzel^ú, Ftoù Ptivate to Publi¿
Spheres,105-158-Vgl Connerto¡, ,?op ,locp r¡es Reùeùber,89.
zio, naâ¡! alle ândere I item hrùr vooml Te v€lde eD Aels, 'Inleiding'.
ir.ret
al
zijn
exclusiviteit,
kondenzij
zich
onderscheiden van de toevalligrijk
geworden burgerman.s6
Bladeren we doorly'¿ derland's bes chaving dan lij kt alles haast in tegenspraak
met
wat
hierboven werd geschetst.Op
zoek naar een gedeglde Nederlandse'volksaard',
onderscheiddeHuizinga'echt
Nederlandse eigenschappen' als'eenvoud, spaarzaamheid en
zindelijkheid,
en als menwil,
ook nuchterheid, prozaïschenzin,
alledaagschheid'.5? De zoektocht 1agvoor
de hand, zekerin
dejaren
dertig waa¡in het boekal geleidelijk
tot
stand kwam.Met
die voor de jarendefiig
begrijpelijke maar tochwel
erg naar binnen gerichteblik bleef
er
weinig
ruimte
voor
enige aristocratischeof
intemationaal georiënteerdecultuur
Huygens, bijvoorbeeld,werd
nagenoeg weggescbreven.Ook al
washij zijn
gehele car¡ière verbonden aan het Haagsehof
en washij
een ware honnête homme,voor Huizinga washij
een 'echte Hollandsche burger',hij
had'niets van een hoveling'.53
Hof
en adel we¡den uiteraa¡d gesignaleerd doorHuizinga,
maar daarIag
bepaald
niet
het
zwaartepuntvan
het
'sociale en
intellectueeleleven'.
Datlag
in
de
koopmansstand,in
de ha¡d
werkende burgerij.seDe
adel
burtenhet
gewestHolland werd nog
het meestterzijde
geschoven:'Wil
men
een groep noemen, die noch productief noch receptief sterkbij
het cultuurprocesbetrokken was, dan zou het veeleer de landadel der oostelijke provinciën
zijn,
op hun afgelegen sloten levendein
hunprimitief
agrarische belangen'.60Met
dergelijke,
al te
schsrpe formuleringen verdweendê
adel nagenoeguit
hetzicht. Dat
gold nog eens te meervoor zowel
de adel als het patriciaatin
deachttiende eeuw. lmmers, aan het einde
van
de zeventiende eeuw bespeurdeHuizinga
nog
slechts'cultuurverzwakking', een'algemeene
geestelijkeinzinking',
die
deels tewijten
was aan de aristocratische pretentiesvan
hetpatriciaat.6r
De inzinking
zou
al zrjn
ingezet
rond
1670,na
Rembrandt's dood.De
Lairesse moethet
ontgelden,zo
ook
'het
kabinetvan
naturaliën, dat schieronmisbaff
werd omzijn
fatsoen op te houden'.62 Maarvanuit
het huidige kunsthistorische onderzoekkijken
we nu anders naa¡ De Lairesse enzijn
tijdgenoten, zoals we ook een ande¡ beeldgekegen
hebben van de veleN HoNNÈrûTÛ: D[ r)t¡lìll]LD v Nl)li^(ln'lliNr)1l.1llrWSl1^l)lll,vlrll(llNl)
kunst- en rariteiteokabinetten. een beeld waarin de culturele betekenis van adel en
patricië$
ruimschoots wordt belicht.Geinspireerd door het
werk
varr,bijvoorbeeld,
PaulaFindlen
en PamelaSmith
ma
ook
door de
vemieuwende tentoonstellingDe
wereld
binnenhandbereik" gehouden
in
1992in
het AmsterdamsHistorisch
Museum,zijn
vooral
de afgelopenjaren
belalgrijke
studies verschenenvan
onder andere Jozien Driessen-Van het Reve,Florike
Egmond,Anne
Goldgar,Eric
Jo¡ink, Luuc Kooijmans, Marion Peters en Bert van de Roemer6i Wat hun onderzoeklaat zien is dat de kabinetten nog wel met iets meer te maken dan met '1àtsoen'.
Ze
speelden een wezenlijkerol in
de opkomstvari
de natuurwetenschappenén, met
het
'liefhebberen'van
de Europese elites, stondenzij
steedsin
hetteken van de
juìste
omgangsvormen en de codes van honnêteté. Zoals Petersin
haar onlangs verschenen boek over Nicolaes Witsen signaleerde,ook
hij
sprak slechts van
zijn
'vodderùen', alshij
het had overzijn
tientallenjaren van verzamelen enondezoek.4
Amsterdams magishaat en bewindhebberbij
deVOC, kende ook hrj de waarde van
'otium'en
geveinsde bescheidenheid.Over de auteur
Herman Roodenbulg is als hoofd vân de afdeling Nederlandse etnoÌogie ve¡bonden
aan
het
Meertens Instituùt.Hij is
tevensbijzondq
hoogleraar Histolische Anfopologie aan de Vrije Universiteit te Amste¡dam en momenteel hoofd¡edacteurvan De Achttiende Eeuw E-mail: herman.roodenbug@meertens.knawnl
Geraadpleegde
bronnen
enliteratuu
r
Peter
Buke,
lyhctt is Cuhural History? (Cambridge 2004).Cøt.llogus Partß B¡bl¡othecae illusrrissimi Comitis de Wqssenaer et Obtlam (DenHaag
1750).
Jean-Pie¡re Cavalllé, Dis/simulatíotxs.
J
les-Césnr I/anini, Frafiçois dela
Mothe le Vayer Gabriel Naudé,Louß
Machonel
Torqualo Accetto: Religíon, morale et pol¡tique auWIIIe
siècle (Pais 2002).Isabelle de Cha¡riè¡e/Benjamin Constant, Correspondance I787-1805. Editiolt établie, préfacëe et atxnotée par Jean-Daniel Candar* @arijs 1996).
Diesse¡-Van let Reve, ,e kunstkanela, Egñond, ¿¿¿ bekek.le Schereninget; Goldgt, Tulìpnanial
Ioti¡k, aoeck det Natære,Koo'jnans, De .loodsku stenaar;Peteß, De wize koopùon. Pereß, De þijze koophan,151.
c,l 56 57 58 59 60 6l 62 E ç
t
3¡
Zie ook Roodenbu¡g, 'Elegant DùÎc¡?'. Hiizi¡g , N¿.Ieidh.l! beschoving, 103 Huizinga. Nede and s be\ h¿v¡a8. 5E. l0J.
Idem,59; over Huygens en Hùrzinga, rje ook Roodenburg, 'Elegút Dùtch?'.
Hvtig, Ne.le/lon¿ :t besch@ing, 65. Ibidem, 166-llJ.
O}ER HABITUS EN DE CODES VAN I]ONNÉTET¡; DE
2 c
Bianca Chen, 'Digging forAntiquities with Diplomatsr cisbert Cuper (1644-1716) and his Social Capital', ,Republics of Letters: A Journal
for
the Study of Kûowledge, Politics and the ÀrtsI
(2009), 1 : http://rofl.stanford.edr.¡,/node/36.Paul Connerton,
llop
Socielies Remeüber (Cambridge 1989).Jozien Driessen-Van het Reve, De kunstkamerc vafi Petel de Grote. De Hollcmdse inbreng, gereconslrueerd uit brieven wn Albelt Seba en Johann Daniel Schumacher
uit
dejare
lT ll-1752 (Hilversùm 2006).Albert Dun¡ing,
CountUnico Whelm
van
Wassenaer (1692-1766):A
MasterUnmasked or the Pergolesi-Ricciotti Puzzle Solved (Buren 1980).
Albert Du¡ning, Count
U
ico
Wrlhelm van Wassenae¡. and the Coficerti Amonrct (Wassenaar 1990).Florike Egmond, Een bekende Scheveninger Adriaen Coenen en
zijn
Visboeck van I 5 73 (Det\ Hãag 199'1).Anna Frank-Van Westrienen,
De
GrooleTour
Tekening van de educat¡ercß clerNederlanders in de zeventiende eeat (Amsterdam 1983).
Roelof
van
Gelder, 'Liefhebbersen
gelee¡de luiden. Nede¡landse kabinetten enhun bezoekers', inr Ellinoor Bergvelt e¡l Renée Kistemaker,
De
'wereld'btnnen handbereik. Nederlandse kunst- en rariteitefiveøamel¡nget4 1585- 173 5 (Zwolleeî
Amsterdam 1992) 259-293.
Pieter Geyl, 'Een opvoeding in de achttieûde ee.'j,r¡', Bij.lragen voor I4iderlarulßche Geschiedenis en Oudheidkuûde 9 (1992) 233-268.
Hella
Haasse, Mevrouw Bentinckof
onverenigbaarheidraû
karakter: eetx ware ges chiedeni s (Amsterdam 791 8).André Hanou, 'Materiaal
voü
deke¡¡is
van Rabelais en diens werk tijdens de Nederlandse Verlichting,l\' , Fcticts et Dits 29 @pnl20}3) 2-8.Willemina Catharina vaíH.ljffel, lnllem Bentinck van Rhoon. Zijn persoonlijkheid eû
leye
l725-1757 (Deí Haag 1923).JohaíHlrizrng , Nederland s geestesmerk,herziene ùitgave (Leiden 1946).
lohanHllizrnga, Nederlandk beschaving in de zeventiende eeØr, (Haarlem 1941).
Constantijn Hùygens, Otiorvm libr¡ ser. Poèlnataür.ij sermonijs, stili, argumenti
(DeÍ
Haag 1625).
A
D¡ctiokary oJ British andlrish
Travelers ¡nltaly
1701-1800, compiledfrom
the Brinsley Ford Archtue by John Ingamells Q\ew Haven en Londen 1997).Jonatha¡
I$ael,
Radícal Enlightenment: Philosophy and the Mak¡ng of Modemity1 6 5 0 ^ 1 7 5 0 (Oxfot d 2001).
Eric Jorrnk, Het Boeck der Natuere. Nederlandse geleerden en de wonclercû van Gods
Schepping, 1 575- 1 7 1 5 (Leider2007).
Jeremy F. Lane, Pierre Bourd¡eu: A Ctitical Introduction (Loîden2010).
Luuc Kooijmans, De doodskunsÍenaar De anatotuische lessen van Frederik Ruysch
(Amsterdam 2004).
L.J. va¡ de¡ Klooster, 'DaniëlMa¡ot en de g¡aaf van Wassenaer Obdam. Rondom een
btief t;'it l7 11' , Bulletin Kon inklij ke Oudheidkundíge Bond 7 4 (797 5) 125- 134.
L.J. van der Klooster, 'Unico Wilhelm
va¡
Wassenaerin
zün cùltu¡elemilieu',
in: Rudolf Rasch en Kees Vlaardingerb¡oek (ed.), Unico Wilhelmwn
Wassenaer: componist en staatsma (Zlttphen 1993) 8'7-l2l,
Fn¡kLanham, The Motives of Eloquence: L¡terctt Rheloric in the Renaissance (New Haven en Londen 1976).
Ad
Lee¡intveld, Huygens over hovel¡ngen. EersÍeDr
J.A.
WorpJezikg Nootbùrg 1994).Marcel Mauss, 'Les tecbniques dtt corps', Journal de Psychologie 32 (1934)
w.
3/4, 271-293.Helen H. Metzelaar, -From Ptivale lo Public Spheres: Exploring Womefi 3 Role in DuÍch Musical Life from c. 1700 to c. 1880 and Three Case Studies (Utxecht 1990).
Nicole Pellegrin, Zes rêtements de la lùerté. Abécéda¡rc des praliques vestimentaires en France de 1780 à 1800 (Ais-en-Provence 1989).
Ma¡ion Peters, De wijze koopman. Het wereldwijde
o
derzoek vctn Nicol.les Witsen( 1 6 4 1 - 1 7 1 7
),
burgeme e stq
en VOC -b ew indhebb er van Ams tetdam (Amsterdam 20 r0).Roy Porter, "'Barely Touchiûg": A Social Perspective on Mind and Body', in: George
S. Rousseau (ed.), The Language of Psyche: Mind and Body in Enl¡ghtenmeltt
Thoughr @erkeley I q90) 45-80.
J.L. P¡ice, 'The Dutch Nobiliry in the Seventeerth aûd Eighteenth Cennries', in: H.M. Scott (ed.), The European Nobilities in the Sewnlee th and Eighteenth Centur¡es,
deel
I
(Westem Europe) (Londen en New York 1995) 82-113.Rudolf Rasch, 'Van uniek to Unico. De Concerti armonici van Unico Wilhelm van
Wassenaer', in: Rudolf Rasch en Kees Vlaa¡dingerbroek (eds.), Unico Whelm van
Wassenaer: componist eû staatsmaû (Zrufphen 1993) 15-50.
Aileen Ribeiro, Fasllon in the French Revolutioh (Londer. 7988).
Bert van der Roemer, D¿ gesch¡kte natuur Theorieën over natu
r
en kunstin
de rerzamelingvan
zeldzaamhedenvaû
Simo
Schijnvoet (1652-1727) (diLss. Uûiversiteit vatr Amsterdam 2005).Herman Roodenburg, The Eloquence ofthe Body: PerspecÍives on Gesture ih the Dulch
Repu b lic (Zw olle 2004).
Ernofoot l'7 (2004) nt. l-2,215-226.
Herman Roodenburg, 'Elegant Dutch? The Reception
of
Castiglione's Coñegønoin
Seventeenth-Certùry Netherlands', in: Melissa Calaresu e.a (ed.), EtploñngCubural H¡story: Essays in Honoù of Peter Burke (Lotden 2010) 265-288. Herman Roodenburg, 'Two Incorporatory Regimes: On Co¡sets, Dancing and Habitus
in Eaxly Modem Europe', te verschijnen 201l.
Paùl-Emile Schazmann, The Bentincks: The Hislory of a
E
ropea
Family (Londeît97 6).
C. Schmidt, Om de eer van de fam¡lie. Het geslacht Teding van Belkhout 1500-1950,
een sociologische benadering (Amsterdam 1986).
Pamela
H.
Smith, Zl?e BodyoÍ
the Altisan:Art
cLnd Experience¡n
the Sc¡entifrcRevo lu tion (Cbicago 2004).
Jon R. Snyder, Dissimulafion and the
C
lturc of Secrecy in Early Modem Europe (Berkeley 2004).Jean Streng, 'De adel in de Republiek', nrtus lO (2003)'l l-101.
Klaas
Tippe,
'Een echte Overijsselschman'. FrederikAllard
Ebb¡hge Wubben(1791-1874): burge4 bestuurder
en
historicusin
eentarale
omgeving (diss. Rüksuniversiteit croningen 2010).Jaap van der Veen,
"'Dit
klain Vertrek bevat een Weereld vol Gevoel". NegentigAmste¡damme¡s en hun kabinetten', in: Ellinoo¡ Be¡gvelt en Renée Kistemaker, De 'wereld'binnen handbele¡k. Nederlandse kunst- en rar¡te¡tekvetzcmelingen,
1585-1 735 (Zwolle en AmsteÃam 1992) 232-258 .
He¡k te Velde en Remieg Aerts, 'Inleiding', in I Remieg Aerts en Henk te Velde (ed.), De stùl van de burger Oyer Netlerlandse butgerlijke cultuut l,afiaf de middeleeuwen
(Kampen 1998) 9-27.
Ma¡leen de V¡ies, 'Dichten is zilver, zwijgen is goud. Vrouwerl in lette¡k-undige genootschappen, l'1'72-1800' , De Achfliende Eeuw
3l
(1999) l8'1 -213 .Frank
Wligham,lzöilion
andPliùlege:
The Socnl Tropes of Elizabethan CourtesyTheory (Berkeley 1984).
å 3