I
'é
.*
-\n
STHUCTOUR EN UITKOMSffiN VAN GEMENGDE HEDHIJVEH OP ZAMDGROKD
1952/53 t/m 1954/55
(With Summai7)
Samengesteld door
F.B. Born, ec. drs.
en
B.J. te Paske
"a
\ .
i.
Januari 1957
Afd. Bedrijfseconomisch Onderzoek Landbouw
I N H O U D S O P G A V E
Biz.
Overzicht van do tabellen 4
List of tables 6
Overzicht van de grafleken 8
List of graphs 9
Overzicht van de bijlagen 10
List of appendloes 10
Woord vooraf 11
Inleiding 12
HOOFDSTUK I
1 4Algemeen overzloht van de flnanoiële resultaten 14
HOOFDSTUK II 25
Kosten en opbrengsten van het bedrijf als geheel 25
§ 1. De Produkten, welke worden voortgebracht 25
§ 2. Enige besohouwingen over de produktiefaotoren
arbeid en kapitaal 26
a. De faotor arbeid 26
b. De faotor kapitaal
2$
§ 3« Totale kosten en opbrengsten 31
§ 4, Analyse van de kosten 32
a. Loonkosten 33
b . Veevoeder 34
c. Kunstmeststoffen 35
d. Pacht 36
e. Werktuig- en overige kosten 36
HOOFDSTUK III 38
De rundveehouderij 38
§ 5. De veebezetting 38
§ 6, De melkproduktie 38
§ 7. De melkprijs 41
§ 8. Vee- en vleesprijzen 43
§ 9. Het melkgeld per koe 46
§ 10. Omzet en aanwas 47
§ 11. De totale opbrengst van de rundveehouderij 49
§ 12. Graslandproduktle 50
§ 13. De bijkomende voederkosten 53
HOOFDSTUK IV 58
De varkenshouderij 58
§ 14.De omvang van de varkenshouderij 58
§ 15. Opbrengstprijs en kosten 59
§ 16. De flnanoiële resultaten 61
Elz.
HOOFDSTUK V 66
Je pluimveehouderij 66
§ 17. Be omvang van de pluimveestapel 66
§ 18. De eiproduktie en de eierprijs 67
§ 19. Voederkosten en opbrengsten 69
HOOFDSTUK VI 75
De verbouw van marktbaro gewassen • 75
§ 20. Het gebruik van het bouwland 75
§ 21. De opbrengsten van marktbare gewassen 75
HOOFDSTUK VII 79
Samenvatting van de analyse der bedrijfsresultaten 79
OVERZICHT VAU DE TABELIiEN
B l z .
No.
1. Se uitkomsten van gemengde zandbedrijven per ha
cultuurgrond 14
2. Indexcijfers van het gemiddelde arbeidsinkomen per ha 16
3. Bruto-opbrengsten en da verdeling hiervan over de
verschillende bedrijfsonderdelen 25
I 4. Arbeidsbehoefte en arbeidsbezetting 28
I 5. Index arbeidsbehoefte en arbeidsbezetting 29
| 6. Inventariswaarde op gemengde bedrijven 30
| 7. Indexoljfors van kosten en opbrengsten per ha 31
! 8. Kosten en opbrengsten per ha cultuurgrond 32
| 9. Kostensoorten in procenten van de totale kosten 32
• 10. Ontwikkeling per kostensoort 33
i
11
t
De ontwikkeling van het loon 33
'f
12. De ontwikkeling van loonkosten, loonniveau en de
. hoeveelheid arbeid 34
• ; 13. Indexoijfers voor prijzen van enkele mengvoeders 35
E
14. De ontwikkeling van de kosten van aangekocht voeder,
de voederprijzen en de verbruikte hoeveelheden 35
15. Index prijsbeloop van de belangrijkste kunstmeststoffen 35
! 16. Verbruik van meststoffen in kg zuiver per ha cultuurgrond 36
j 17. Ontwikkeling van de veebezetting 38
18. Melkproduktie in-kg per melkkoe 38
19. Index melkproduktie per koe en per ha 40
20. Vetgehalte van de melk 40
21. Kg melkvet per koe 40
22. Gemiddeld ontvangen melkprijzen 41
23. Prijsontwikkeling van cïenht- en gebruiksvee 43
24. Melkopbrengst in gld per molkkoe 46
25. Omzet en aanwas in gld per melkkoe 47
; 26. Bruto—opbrengst in gld por koe 49
27. Opbrengst rundvee verminderd met bijkomende voederkosten
in gld per ha grasland en voedergewassen 51
I 28. Feroentago gemaaid grasland 53
29. Kg zuivere stikstof per ha grasland 53
I 30. Bijkomende voederkosten in gld per koe 54
i 31. Gemiddelde varkensbozetting 58
!
! 32. Prijoontwikkeling van varkens on biggen 59
: 3 3 . R i c h t p r i j z e n voor 2e k w a l i t e i t baconvarkens 60
H
° - Biz.
34. Gebruik van voeder uit eigen 'bedrijf voor varkens 61
35. Opbrengst varkens per 100 gld voederkosten 61
36. Oemiddeld aantal hennen per bedrijf 66
37. Gemiddelde leg per hen 67
38. Gemiddelde prijs voor eieren, uitbetaald door ooöperaties 68
39. Gemiddelde opbrengstprijs per 100 eieren 68
40. Voederkosten in gld per hen 69
41. Gebruik van voeder uit eigen bedrijf voor pluimvee 71
42. Gemiddelde opbrengsten van pluimvee 72
43. Opbrengst pluimvee per 100 gld voederkosten 73
44. Bodemgebruik in prooenten van de totale oppervlakte 75
45. Waardering marktbare Produkten 76
46. MonopoliehoffIngen gedurende de boekjaren 1953/54 en
1954/55 77
47. Opbrengsten van enkele genassen in kg/ha|(aardappelen
in tonnen per ha) 78
48. Indexoijfers rundveehouderij 79
49. Indexcijfere varkenshouderij 81
50. Indexoijfers pluimveehouderij 81
51. Index kwantitatieve opbrengst marktbare gewassen 82
52. Index prijswaardering marktbare gewassen 82
53. Indexoijfers van het gemiddelde arbeidsinkomen per ha 83
54. Indexoijfers van de saldi per bedrijfsonderdeel per ha 83
- 6
LIST OP TABLES
Table nr. Pago nr. 1. Financial results per ha cultivated land from mixed farms on sandy
soils • 14 2. Index figures of the average lahour inoome per ha 16
3. Distribution of gross returns over the various enterprioes 25
4. Lahour requirements and lahour available 28 5. Index of lahour requirements and lahour availahle 29
6. The value of livestook and the newvalue of dead stook per ha cultivated land
7. Index-figures of total costs and total returns per ha cultivated
land 31 8. Total costs and returns per ha cultivated land 32
9. Cost items as a percentage of total costs 32
10. Development of the cost items 33 11. Development of basio-wages and social charges 33
12. Development of costs of lahour, level of wages and the quantity
of lahour 34 13. Index-figures of the prioes of some mixed feeds 35
14. Development of costs of purchased feeds, feed prioes and the
quantities used 35 15. Development of prices of the most important fertilizers 35
16. Usage of fertilizers in kg pure per ha cultivated land 36 17. Development of numbers of cattle per ha grassland and forage orops 38
18. Milk yield in kg per milkoow 38 19. Index milkyield per milkoow and per ha grassland and forage orops 40
20. Butterfat oontent of milk 40 21. Butterfat in kg per milkoow 40 22. Average pricos received per 100 kg milk and per 3,7 kg butterfat 41
23. Development of prioes of beefoattle and store oattle 43
24. Returns of milk in guilders per milkcow 46 25. Cattle credit (turnover and accretion) in guilders per milkoow 47
26. Cross returns per milkoow • 49 27. Returns from cattle above supplementary feed costs in guilders
per ha grassland and forage crops 51 28. Percentage of grassland area mown for hay, silage etc. 53
29. Kg chemical nitrogen per ha grassland 53 30. Supplementary feed costs in guilders per milkcow 54
31. Average numbers of sows for breeding and of fattening pigs per farm 58
32. Development of prices of pigs and piglets 59
Table nr ^ S6 n r
-33. Guaranteed prices of seoond quality baoon pigs (per kg dead weight) 60
34» Consumption of home grown feodstuffs for pigs 61 35. Returns from pigs as a percentage of feed oosts 61
36. Average size of hen-flock per farm 66 37« Average yield of eggs per hen 67 38. Average prices of eggs paid hy oo-oporativas 68
39« Average receipts per 100 eggs 68 40. Peed costs in guilders per hen 69 41. Consumption of home grown foodstuffs for poultry 71
42. Average returns per hen 72 43. Returns from poultry as a porcentage of feed costs 73
44. Cropping scheme as a percentage of the total area of cultivated land 75
45. Valuation of cash crops (in guilders per 100 kg) 76 46. Import-charges for coarse grains during the crop years 1953/54»
1954/55 77 47« Returns from the cash orops, rye, oats and potatoes 78
48. Index-figures of the dairy enterprise 79 49« Index-figures of the pig enterprise 81 50. Index-figures of the poultry enterprise 81
JJs. Index of yields of oash crops 82 52. Index of valuation of cash orops 82 53; Index-figures of the average labour income per ha cultivated land 83
54. Index-figures of the balanceH of the various farm enterprises per ha 83
8
-OVERZICHT VAN Dl GRAFIEKEN
No.
Blz.1. Do ontwikkeling van het arbeidsinkomen en van de uit-komsten der bedrijfsonderdelen in gld per ha
cultuur-grond 17 2. Niet toegerekende kosten per ha oultuurgrond 21
3. Vergelijking arbeidsinkomen met C.A.O.-loon per volwaardige
arbeidskracht 24 4. Index van kosten en opbrengsten per ha 31
5. Itelkproduktie in kg por melkkoe 39
6. Beloop van de melkprijs 41 7. Prijsbeloop eerste kwaliteit vette koeien aan de veemarkt
te Rotterdam 44 8. Seizoenpatroon in do aanvoer en in de prijs van vette
koeien aan de veemarkt te Rotterdam 45 9. Index melkopbrengst per koe (in gld en in kg) en index melkprijs
per 100 kg 47 10. Ontwikkeling omzet en aanwas en ontwikkeling veoprijzen 48
11. Opbrengst van de rundveehouderij in gld per melkkoe 49 12. Index opbrengst minus voeder voor rundvee per ha grasland en
voedergewassen 51 13. Index bijkomende voederkoston per koe 54
14. Ontwikkeling van het totale bedrag, prijs en hoeveelheid
van aangekooht krachtboeder per koe 55 15. Ontwikkeling van het totaalbedrag, prijs en hoeveelheid
van krachtvoeder uit eigen bedrijf per koe 56 16. Ontwikkeling melkprodukten en bijkomende ruwvoedorkosten
in gld per koe 56 17« Prijsindex van varkens en eiwitrijk varkenemeel 62
18. Biggenprijs in gld per 100 kg levend gewicht 63 19« Prijsverhouding vlees/meel en de opbrengst per 100 gld
voederkosten van de varkenshouderij 65 20. Index oier- en vooderprijzon on voederkoston 70
21. Prijsverhouding eieren/voeder in de opbrengst per 100 gld voeder 74
LIST OP GRAPHS
Graph nr. Page nr. 1. The development of the labour inoome and of the results of
the farm enterprises In guilders per ha cultivated land
(exclusive of indirect oosts) 17 2. Not allooatod oosts per ha cultivated land 21
3. Labour income in comparison with wages fixed by Collective Labour Agreement (C.A.O.-wagoe) per adult labourer and
per year 24 4. Index of oosts and returns per ha 31
5. Milk yield in kg per milkoow 39 6. Development of the milkprioe 41 7. Prioe fluctuations of first quality fat oows on the
oattle-market of Rotterdam 44 8. Seasonal pattern of supply and prioe of first quality fat
oows on the oattle-market of Rotterdam 45 9. Index of receipts from milk per milkoow, of yield per cow,
and of the prioe of milk per 100 kg 47 10. Development of cattle credit (turnover and aocretion) and
oattle prices 48 11. Returns from the dairy-enterprise in guilders per milkoow 49
12. Index of returns above feed oosts for cattle per ha grassland
and forage orops 51 13. Index of supplementary feed costs per milkoow 54
14. Development of the total amount, price and quantity of
purchased concentrates per milkoow 55 15. Development of the total amount, prioe and quantity of
home-grown concentrates per milkoow 56 16. Development of dairy products and supplementary roughage oosts
in guilders per milkoow 56 17. Price-index of pigs and pigmeal of high protein content 62
18. Price of piglets per 100 kg live-weight 63 19. Relation between the prices of meat and meal, and the
returnB from pigs as a percentage of feed oosts 65 20. Index of egg and feed prices and costs of feed 70 21. Relation between the prioes of eggs and feed, and the
returns from eggs as a peroentage of feed oosts 74
10
-OVERZICHT HER BIJLAGEN
Biz. No.
I. Bo uitkomsten van gemengde zandbedrijven, boekjaar 1952/53
t/m 1954/55 87 II. Bruto-opbrengst en de verdeling hiervan over de verschillende
bedrijfsonderdelen (boekjaar 1952/53 en 1953/54) 88
III. Verdeling in kostensoorten (in fo van de totale kosten) 89
IV. Ontwikkeling van de kostensoorten 90 V. Ontwikkeling van de veebezetting per 100 ha grasland en
voedergewassen 91 VI. Bijkomende voederkosten in gld per koe 92
VII. Garantietoeslagen op melk en rogge per ha cultuurgrond 93
LIST OP APPENDICES
Appendix nr. Page nr. I. The finanoial results of mixed farms on sandy soils,
May-April year 1952/53 to 1954/55 inclusive 87 II. Gross roturns and their spreading over the various
enterprises (May-April year 1952/53 and 1953/54) 88 III. Cost-items as percentages of the total oosts 89
IV. Development of the oost-items 90 V. Development of the live-stock population per 100 ha
grassland and forage crops 91 VI. Additional feed coBts in guilders per milkoow 92
VII. Guarantee-payments for milk and rye per ha cultivated
land 33
11
-WOOED VOORAF
Naast het statistisch verslag van alle hij het Landbouw-Eoonomisoh Instituut in administratie zijnde bedrijvon, dat
jaarlijks wordt gepubliceerd, verschijnen de verslagen per bedrijfstype.
Deze hebben een meer besohrijvend karakter en bevatten een analyse van de resultaten per bedrijfstype. (Gemengde bedrijven, weidebedrijven en akkerbouwbedrijven.)
Deze publikatle sluit aan bij de reeds eerder in de serie "Bedrijfseconomisohe Mededelingen" versohenen uitgaven onder de nummers 6 en 12.
Hierin werden de resultaten van 1948/49 t/m 1951/52 aan een onderzoek onderworpen. Thans zijn de boekhoudingen over 1952/53, 1953/54 en 1954/55 verwerkt en wordt bovengenoemde analyse van de resultaten voortgezet.
Be opzet van deze publikatle is in hoofdzaak gelijk gehouden aan die van vorige jaren.
Het hier gegevens cijfermateriaal is er voornamelijk op gerioht ontwikkelingstendenties aan te geven en bijzondere omstandigheden te beschrijven.
Sit verslag voor de gemengde bedrijven op zandgrond werd samengesteld door F.H. Born, eo.drs. en B.J. te Paske van de afdeling Bedrijfseoonomlsch Onderzoek LandboüwT
DE DIRECTEUR,
(Dr. J. Horring)
•s-Gravenhage, januari 1957
12
INLEIDING
Het aantal gemengde bedrijven op zandgrond, waarvan bedrljfs-boekhoudingen worden bijgehouden, was voor de jaren 1952/53 t/m
1954/55 reap. 843, 755 en 777 stuks. Zoals uit het onderstaande zal blijken zijn niet al deze bedrijven in dit verslag opgenomen.
Bovengenoemde bedrijven liggen verspreid over alle zandgebieden en behoren tot uiteenlopende typen en grootteklassen.
Men kan het totaal aantal in administratie zijnde bedrijven verdelen in verschillende groepen!
1. de kostprljsbedrijven, welke jaarlijks worden gebruikt voor de berekening van de kostprijzen van de Produkten van het ge-mengde zandbedrijf.
Deze bedrijven worden in overleg met het bedrijfsleven en met de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst gekozen en moeten de desbetreffende streek typeren.
Bij de keuze wordt er derhalve op gelet, dat deze bedrijven qua bedrijfsvorm en productieomstandigheden het gemiddelde van de streek vertegenwoordigen en dat de bedrijven "vakkundig geleid" zijni
2, de voorbeeld-en proefbedrijven
Deze bedrijven worden voor de Directie Akker- en Weidebouw of andere instellingen door het L.E.I, geadministreerd) ! 3. de onderzoekbedrljven
! Hieronder valt ook een aantal bedrijven voor rentabiliteits-j onderzoek, waarvan gezegd kan worden dat ze evenals de kostprirentabiliteits-js- kostprijs-i bedrkostprijs-ijven do desbetreffende streek mooten typeron, maar verder
zijn het bedrijven die met het oog op oen bopaald te onderzoekon faoet van de bedrijfsvoering of van de produktieomstandigheden zijn gekozen, (b.v. beregeningsbedrijven.)
In dit verslag zijn alle bedrijven, waarvan de bedrijfs-voering en de produktieomstandigheden te zeer van het gemiddelde I van de streek afweken, buiten beschouwing gelaten. Dit was o.m. i het geval met de voorboeld- en proefbedrijven en mot de bedrijven ' die in administratie zijn genomen voor speoiaal onderzoek. Bij : deze laatste bedrijven gaat het niet in de eerste plaats om het i "normale", maar zijn bijzondere voor bedrijfsstudie interessante
problemen van belang, zodat ook deze bedrijven buiten het kader van dit verlsag vallen. De onder punt 3 vallende bedrijven voor | rentabiliteitsonderzoek zijn uiteraard wel in dit verslag opgenomen.
Voorts konden alleen die bedrijven wordon opgenomen, waarvan | per grootteklasse voldoende bodrijven in administratie waren.
In totaal zijn voor de verschillende jaren de volgende j aantallen bedrijven in dit verslag opgenomen! voor het boekjaar j 1952/53 - 449 bedrijveni voor de jaren 1953/54 on 1954/55 resp. j 409 en 322 bedrijven.
> De bedrijven zJji op dezelfde wijze ingedeeld als in het I vorige verslag nl. per landbouwgebied gerangsohikt in
grootte-klassen van 4-7, 7-10, 10-15 en 15-25 ha. Niet in allo zandgebieden waren voldoende bedrijven in elk dezer grootteklassen besohikbaar. j Als minimumaantal per groep is weer 10 aangehouden, hetgeen op I ziohzelf reeds te laag moet worden geaoht. Voor de toekomst is | het vormen van representatieve groepen van vergelijkbare bodrijven ! van ten minste 30 à 40 gewenst.
Hot boekjaar voor de gemengde bedrijven op zandgrond loopt
van mei tot mei.
In het algemeen worden voor de verslagjaren de absolute
bedragen van de kengetallen vermeld, terwijl waar dit dienstig
leek, de ontwikkeling werd geschetst van 1948/49 af. Bij het
be-rekenen van indexoijfers werd steeds het gemiddelde over de
boek-jaren 1951/52 t/m 1953/54 op 100 gesteld. Hierbij werd, om de
invloed van nieuwe groepen bodrijven op de ontwikkelingstendens
uit te schakelen, steeds uitgegaan van dezelfde groepen bedrijven,
die vanaf 1948/49 in administratie waren.
Bij de beschrijving van de resultaten van de bedrijfsonderdelen
werd veelal uitgegaan van gemiddelden van alle grootteklassen
ge-zamenlijk.
Voor de jaren 1953/54 en 1954/55 werd op de melk een
garantie-toeslag verstrekt, terwijl voor het oogstjaar 1954 een garantie-toeslag per
ha geteeldorogge werd verleend. Deze toeslagen zijn in de opbrengsten
van genoemde jaren niet begrepen, maar worden in bijlage VII
af-zonderlijk vermeld. Uit deze bijlage blijkt dat genoemde toeslagen
van betrekkelijk geringe betekenis waren.
In het eerste verslag over de bedrijfsuitkomsten van de gemengde
bedrijven op zandgrond werd de vraag gesteld in hoeverre de aldus
gevormde groepen bedrijven gemiddelden konden opleveren, welke
voor de desbetreffende gebieden als representatief mochten worden
besohouwd. Se mening, dat de L.B.I.-boekhoudingen overwegend
betrekking hebben op de "betere"bedrijven, was nl. vrij algemeen.
Vastgesteld kon worden, dat de "L.E,I.-bedrijven" dooreen genomen
intensiever dan gemiddeld waren, hetgeen zioh uitte in een iets
hogere melkveebezetting, meer varkens en kippen en een hoger
peroentage intensieve gewassen. Tevens was ook het vetgehalte van
de melk gemiddeld iets hoger dan van alle aan fabrieken aangevoerde
melk.
De invloed hiervan op de financiële resultaten kon
vanzelf-sprekend niet quantitatief worden aangegeven, dooh de mening werd
uitgesproken, dat deze resultaten gemiddeld waareohijnlijk in
gunstige zin zouden afwijken van die van de grote massa der
be-drijven.
*
Het basismateriaal Voor dit verslag over de uitkomsten in
1952/53 t/m 1954/55 is in principe nog gelijk aan dat van de
voorgaande verslagen, zodat deze oonolusies ook thans dienen
te worden gehandhaafd.
De absolute hoogte van de uitkomsten van de
L.E.I.-bedrijven kan dus niet als maatgevend voor de uitkomsten van
de gehele landbouw worden beschouwd.
Dit verslag heeft dan ook slechts tot doel de ontwikkeling
van de bedrijfsuitkomsten van jaar tot jaar te sohetsen.
1) Dit basismateriaal is voor deze gemengde zandbedrijven ontleend
aan B.E.M. Ko. 20 "Statistisoh overzicht van de uitkomsten
van landbouwbedrijven".
14
HOOFDSTUK I
ALGEMEEN OVERZICHT VAN SE FINANCIËLE RESULTATEN
Tabel 1 geeft een samenvatting van de financiële resultaten
van de in dit verslag beschreven groepen gemengde zandbedrijven
over de boekjaren 1952/53 t/m 1954/55» Voor de diverse gebieden
en grootteklassen wordt gegeven het netto-overschot, het
gezins-inkomen en het arbeidsgezins-inkomen. Be ontwikkeling van de
bedrijfs-uitkomsten van het jaar 1948/49 af• uitgedrukt in indexcijfere van
het arbeidsinkomen, waarbij het jaar 1951/52 t/m 1953/54 op 100 is
gesteld, wordt gegeven in tabel 2.
Tabel 1
BE UITKOMSTEN VAN GEMENGDE ZANBBEBRIJVEN HSR HA CULTUURGROND
(boekjaar 1952/53 t/m 1954/55)
Friese Wouden
4- 7 ha
7-10 ha
10-15 ha
Drente
10-15 ha
Overljsel
4- 7 ha
7-10 ha
10-15 ha
De Graafsohap
7-10 ha
Be Veluwe
4- 7 ha
7-10 ha
10-15 ha
Noordbrabant
4- 7 ha
7-10 ha
10-15 ha
15-25 ha
Noord-Limburg
7-10 ha
10-15 ha
Netto
52/53
88
124
161
154
X 4 6
f.26
71
87
325
207
220
126
193
150
142
i
5
/.85
-oversohot '
53/54
/. 3
142
42
83
/. 50
/. 68
%
4
91
181
100
208
36
196
187
136
62
32
54/55
/. 350
/. 149
/. 174
/. 386
/. 364
1.
158
37
%
30
47
/. 204
113
95
96
/. 85
•
Gezinsinkomen
52/53
943
717
682
620
830
674
604
891
1159
752
700
814
803
662
594
700
597
53/54
871
730
567
549
852
638
536
90S
IO64
677
668
748
809
691
607
734
657
54/55
439
399
477
731
467
476
937
714
568
641
830
740
593
848
•
Arbe idsinkomen
52/53
96O
784
757
696
845
727
708
919
1193
799
744
840
830
693
618
745
601
53/54
903
803
626
636
863
684
644
937
1085
729
718
766
835
726
631
780
667
54/55
521'
497
540
745
536
588
969
767
619
652
855
768
624
877
1) /. betekent negatief
1044
f.
3630,-"
3415,-"
3595,-"
3485,-"
"
3425,-f.
H H H H H3740,-
3525,-
3740,-
3595,-
3530,-f.
»
H H H M4460,
4435,
4470,
4280,
4285,
4340*
Ter nadere toelichting zij vermeld, dat het netto-overschot herefcend is als het verschil tussen kosten en opbrengsten, waarbij: 1. alle bedrijven op pachtbasis zijn geplaatst;2. over het geïnvesteerde kapitaal in levende en dode inventaris voor het jaar 1952/53 4,5$ voor 1953/54 en 1954/55 4$ rento is berekend|
3. de investering in de dodo inventaris is bepaald op 60$ van de niouwwaarde|
4. gelijkwaardige dloron bij begin on einde van het boekjaar voor rundvee en pluimvee op hetzelfde prijsniveau zijn gewaardeerd, zodat de invloed van rpijsvorandoringen is goölimineerd) 5. de arboid van boor on gezinsleden is gewaardeerd tegen hot
land-arbeidersloon volgons C.A.O. Inolusief + 19% sooiale lasten zijn voor volwaardige mannelijko arbeidskrachten in deze boek-jaren de volgende bedragen in rekoning gebraoht:
52/53 53/54 J54/55 Friesland Drente . Ovorljsol Gelderland Noordbrabant Limburg
Do bepaling van het aantal arbeidskrachten kan niet stoeds even nauwkeurig en uniform gesohieden, zodat het netto-oversohot voor dezo gezinsbedrijven slechts oon betrekkelijke waarde heeft.
Het gezintiinkomon wordt gevormd door de opbrengsten minus kosten exclusief gewaardoord loon voor boor en gezinsleden.
Bit cijfer is uiteraard veel namflcourigor, maar kan voor do beoordeling van do bedrijfsresultaten niet los worden gezien van' het aantal medewerkende gezinsleden.
Het arboidsinkomen vormt do totale beloning van de arbeid en is dus gelijk aan de opbrengsten minus kosten exolusief loon.
Hierbij wordt dus de arbeid als kostenfactor buiten beschouwing gelaten, zodat do bovenvermelde moeilijkheden bij do vaststelling van het aantal arbeidskrachten hier geon rol spelen. Voor do gezinsbedrijven is het arbeidsinkomen derhalve de moest bruikbare maatstaf tor beoordeling van de bodrijfsultkomsten.
Vergelijking van het arbeidsinkomen per ha cultuurgrond in de aohtoreonvolgende jaron is het meest zinvol als de gemiddelde oppervlakte cultuurgrond van do groepen in do to vergelijken jaren, alsmede het aantal arbei&skraohton en hot loonniveau gelijk zijn gebleven. Met do opporvlakto ouituur grond en het aantal arbeidskrachten is dit globaal gonomen hot geval. De enige vorstorondo factor is het loonniveau, zodat aan hot slot van dit hoofdstuk nog oon vergelijking is gegeven van hot arboidsinkomen on het loonniveau.
In bijlage I is het geschatte aantal volwaardige arbeids-kraohton en het arboidsinkomen por volwaardige arbeidskracht gegeven, terwijl in dezo bijlage tovons de aantallen in dit verslag opgenomen bedrijven per groottoklaase wordt vermeid. Bovendien worden do uitkomsten per bedrijf gegeven. Hot aantal bedrijven is voor sommige groopon klein. Doordat ouio deelnomors afvallen en nieuwe worden gekozen heeft ool~ moor malen eon wisseling van bedrijven plaats. Konerzijds is dezo doorstroming wolkom, omdat de invlood var. do nauwe samenwerking mot do Voorlichtingsdienst op dozo bedrijven in de oijfsrs dan minder kan doorwerken, ander-zijds wordt de continuïteit van de cijfers er door verstoord.
~*
16
De tussen haakjes geplaatste oijfars bij de aantallen bodrijven in bijlage I geven inzioht in de mate van de oontinuïteit.
Het verloop van het arbeidsinkomen wordt in tabel 2 gegeven. Tabel 2 INDEXCIJFERS VAN HET GEMIDDELDE ARBEIDSINKOMEN PEE HAfel/52 t/m 53/54-100)
Friese Wouden Drente Overijsel De Graafschap De Veluwe Noordbrabant Noord-Limburg 7-15 ba 10-15 ba 7-15 ha 7-10 ha 7-10 ha 7-15 ha 7-10 ha 48/49 87 60 76
,
84 68 67 49/50 96 83 94.
87 79 91 50/51 85 86 82.
80 86 97 Si/52 95 108 99 108 97 104 110 52/53 107 100 104 95 106 97 93 53/54 98 92 97 97 97 99 97 54/55 71 • 78 81 100 102 104 109 In grafiek 1 ia dit verloop nog eens' grafisoh uitgezet tezamenmet de totale bruto-opbrengsten minus aangekocht voer en de opbrengsten verminderd met de bijkomende voederkosten (aangekooht + eigen bedrijf) van de rundveehouderij, de opbrengsten minus de totale voederkosten van de varkenshouderij en pluimveehouderij en de bruto-opbrengsten van de marktbare gewassen (verkocht on vervoederd). Deze "saldi" van de
afzonderlijke seotoren van het gemengde bodrijf kunnen een inzioht verschaffen in de uitkomsten van deze onderdelen en hun samenhang met het arbeidsinkomen.
In de boekhouding worden over het algemeon de kosten niet ge-splitst naar boirijfsonderdelem alleen de voederkosten maken hierop een uitzondering. De saldi geven dus feitelijk aan in welke mate elke prèduktieriohting een bijdrage levert tot dokking van de niet toegerekende kosten per ha cultuurgrond.
Tot deze niet toegerekende kosten behoren dan alle kosten die voor het bedrijf worden gemaakt behalve de voederkosten en de arbeidskosten. Do arbeidskosten behoren voor deze bodrijven ook tot de niet toegerekende kosten, maar deze zijn hier buiten b e -sohouwing gebleven, omdat het arbeidsinkomen het verschil is tussen opbrengsten en kosten exclusief loon. Hot loon wordt hiorbij dus als inkomen gezien.
Do hoogte van deze niet toegerekende kosten wordt in de grafiek aangegeven door het verschil van de totale opbrengsten minus aangekocht voeder en het arbeidsinkomen (T - A ) .
DE ONTWIKKELING VAN HET ABB EIDSINKOMEN EN VAN OLD PER HA
OPPERVLAKTE
Gld.
I600r-1500
1400
1300
1200
1100
1000
900
800
-700.
600-500.
400.
300.
20C-s
-V
d I
ft- »••; 1 t I
.••* \50/ 51/ 52/ 53/
51 52 53 54
Do Wouden
T
-A . .
547
55
j, I
'±i£
1 1
»/
v^-j _Jïi
50/ 51/ 52/ 53/ 54/
51 52 53 54 55
De Veluwo
50/ 51/ 52/ 53/ 54/
51 52 53 54 55
OveriJBel
Totaal opbrengsten minus aangokooht veevoeder per ha
Arbeidsinkomen per ha oultuurgrond
R»« • Opbrengst minus bijkomende voederkoston rundvee per ha
V«"- • —• Opbrengst minus voederkosten varkens per ha oultuur—
P-»
•
> Opbrengst minus vooderkosten pluimvee per ha
oultuur-H.,_... . Bruto-opbrongst marktbare gewassen + overige opbrengten
18
-Q r a f i e k 1 SB UITKOMSTEN DER BEDRIJFSONDERDELEN IN
CULTUURGROND GROEP 7 - 10 HA
g l d .
1600
1500
|-UOO
I3OO 1200 1100-1000
900
800
700
600
500
400
300
200
100
R ^
\ /
\ /
\..»y.
50/ 51/
152/ 5 3 / 5 4 /
51 52 53 54 55
De Graafschap
cultuurgrond
oultuurgrond
grond
grond
per ha cultuurgrond
.v.
/ :
R
-P»
> • • •50/ 5 1 / 5 2 / 53/ 5 4 /
51 52 53 54 55
Noordbrabant
R--P \
/
...-•'•v
50/ 51/ 5 2 / 5 3 / 5 4 /
51 52 53 54 55
Hoord-Limburg
608
DE ONTWIKKELING VAU HET ARBEIDSINKOMEN EN
IN GLD FER HA CULTUURGROND
Old.
1400
1300
-1200
1100
1000
900
800
7OO
600
500
400
300
200
100
\
^
A A
M.-
-' \
V_._. . —
Pt- > 4 4BJ/
vi.,
1_
• . . • ^ • • • ' • *_1 I L
w
•V.-T
H1 N /
/ V
50/ 51/ 52/ 53/ 54/ 50/ 51/ 52/ 53/ 54/ 50/ 51/ 52/ 53/ 54/
51 52 53 54 55 51 52 53 54 55 51 52 53 54 55
Do Wouden Overijsel De Veluwe
T» Totaal opbrengsten minus aangefcooht veevoeder per ha oultuur
A» • • Arbeidsinkomen per ha cultuurgrond
R" •- • Opbrengst minus bijkomende voederkosten rundvee per ha oultuur
V- •- •—• Opbrengst minus voederkosten varkens per ha cultuurgrond
P» • * Opbrengst minus voederkosten pluimvee per ha oultuurgrond
U „•_ _... Bruto-opbrengst marktbare gewassen + overige opbrengsten por
20
Grafiek I ( v e r v o l g )
VAU DE UITKOMSTHI DER BEDRIJFSONDERDELEN
OPPERVLAKTE GROEP 10 - 15 HA
G] 1400 1300 1200 1100 1000900
800
700 600500
400
300
200 100 0d.
T
-—' 1
|
-|-A//
"^V*
-
s
-V , » ^ „.-»•-•—. ïr_.
(--~i»'-'
f-r •
T
-k /
-
p ^
- l /
l £
^
* '
1 1 1 1. 1
50/ 51/ 52/ 53/ 54/
51 52 . 53 54 55
Drente
50/ 51/ 52/ 53/ 54/
51 52 53 54 55
Noordbrabant
grond
grond
ha cultuurgrond
608
De ontwikkeling van deze kosten is in de grafiek moeilijk af to lezen, omdat do grootte ervan moot worden vastgesteld als het verschil van 2 andere kengetallen. Derhalve is in grafiek 2 de ontwikkeling van dezo niet toegerekende kosten nog eens afzonder-lijk gegeven. Hierbij is uitgegaan van oen gemiddelde ontwikkeling, omdat dozo kosten voor alle gebieden ongeveer hetzelfde beloop te zien govon.
Grafiek 2
NIET T0EGEHEKEND3 KOSTEN 1ER HA CULTUURGROND
g l d . 6 0 0 500 400 300 200 100 7 - 10 ha . . 10 - 15 ha 50/51 51/52 52/53 53/54 54/55
Het blijkt dat de niet toegerekende kosten geleidelijk stijgen, hetgeen betekent dat bij gelijkblijvende saldi het arbeidsinkomen toch nog daalt. In Drento b.v. zien we in 1954/55 het totaal van de saldi (T) dalen. Do niet toegerekende kosten daarentegen stijgen« Dit hooft tot gevolg, dat het arbeidsinkomen sterker daalt dan het totaal van do saldi.
In grafiok 1 is de ontwikkeling van het arbeidsinkomen en de uitkomsten per bedrijfsonderdool (exclusief niet toegerekende kosten) alloon gogevon voor oen aantal groepen van bodrijven In de grootteklasse 7-10 ha on 10-15 ha.
Bij de bespreking van de bodrijfBuitkomsten is het dienstig het verloop van het arbeidsinkomen te bezien en dit in verband te brengen met hot verloop van do onderdelen en de belangrijkheid van deze onderdelen voor het desbetreffende gebied.
In de ï'-?iese Woudon wordt 75$ van de bruto-opbrengBten uit do rundveehouderij verkregen.
Grafiek 1 laat zion, dat hot arbeidsinkomen en de opbrengsten minus do bijkomende vooderkosten voor hot rundvee praktisch parallel lopen. Ook in Overijsel en de Voluwe zion wij een sterke oorrelatie tussen de bruto-opbrongston uit de rundveehouderij verminderd met de bijkomondo voederkosten en het arbeidsinkomen. De andere seotoren van het gomengde bodrijf zijn hior echter belangrijker dan in
- 22
üit de grafiek blijkt verder, dat het arbeidsinkomen van Drente, de Graafschap, Noordbrabant en Limburg in meerdere mate samenhangt met de opbrengsten van de marktbare gewassen dan met het saldo van de rundveehouderij. In deze gobiedr.n is de akkerbouwseotor belangrijker dan in de hierboven besproken gebieden (Friese Wouden, Overijsel en de Veluwe), zodat de gesignaleerde samenhang hieruit kan worden verklaard.
In 1952/53 is er een stijging van het arbeidsinkomen in de Friese Wouden, Overijsel en de Veluwe. Verschillende factoren hebben hierop hun invloed uitgeoefend. De rundveehouderij gaf blijkens grafiek 1 t.O.v. het voorgaande jaar stijgende resultaten te zien o.a. ten gevolge van de sterk gestegen melkprijs. De
slechte resultaten van de varkenshouderij werden in 1952/53 voor Overijsel on de Veluwe moer dan geoompenseerd door de gunstige uitkomsten van de rundveehouderij en door de relatief zeer gunstige resultaten van de pluimveehouderij,
In de Graafschap, Drente, Noordbrabant en Noord-Limburg daalt het arbeidsinkomen in 1952/53. In deze gebieden zijn de akkerbouw-sector en de varkenshouderij gezamenlijk relatief belangrijker dan in de overige gebieden. Hoewel de rentabiliteit van de rundvee-houderij en de pluimveerundvee-houderij ook in deze gebieden stijgt, wordt deze stijging door de daling van de uitkomsten van de varkens-houderij en in sommige gebieden ook van de akkerbouwseotor, meer dan te niet gedaan.
In 1953/54 daalt het arbeidsinkomen t.o.v. het voorgaande jaar in bTjna alle gebieden. Deze daling wordt o.a. veroorzaakt door de daling van de rentabiliteit van de akkerbouwseotor en het afnemen van do resultaten van de rundveehouderij.
De varkenshouderij geeft een belangrijke verbetering in de resultaten te zien, terwijl de pluimveehouderij nog een geringe stijging vertoont. In die gebieden waar de rundveehouderij een relatief kleiner en de varkenshouderij een relatief groter . aandeel heeft in de totale bedrijfsresultaten, is de daling van
het arbeidsinkomen het geringst.
De Graafschap, Noordbrabant en Koord—Limburg geven zelfs een geringe stijging van het arbeidsinkomen per ha te zien.
In het boekjaar 1954/55 daalt het arbeidsinkomen t.o.v. het voorgaande jaar in de Friese" Wouden, Drente en Overijsel. In dit boekjaar dalen de resultaten van de rundveehouderij en de varkenshouderij belangrijk, terwijl ook dé uitkomsten van de pluim-veehouderij gemiddeld lager waren. Do resultaten van de marktbare gewassen daarentegen waren belangrijk beter dan het voorgaande jaar.
7.n Noordbrabant, Noord-Limburg, de Veluwe en de Graafschap is de invloed van de akkerbouwgewassen in dit jaar zo belangrijk, dat per saldo nog een stijging van het arbeidsinkomen per ha wordt vorkregen.
De daling van hot arbeidsinkomen in Drente, waar ook do marktbare gewassen belangrijk zijn, kan per saldo v/orden verklaard uit het feit, dat de aardappelprijs in 1954/55 relatief laag was. In dit gebiod worden nl. meer aardappelen verbouwd dan in de andero gebieden mot een belangrijke akkerbouwseotor, Hierdoor bleef do opbreng3t van de narktbare gewassen gemiddeld genomen
achter bij ds overige gebieden met een belangrijk areaal markt-baro gewassen.
Da hierboven beschreven ontwikkeling van de uitkomsten van de gemengde bedrijvsn op zandgrond is geschetst door het verloop van het _arbeidsi:r£çomen gedurende de verslagjaren na te gaan.
In dit arbeidsinkomen is de kostenfactor loon ook als inkomen opgenomen. Gedurende de verslagjaren «as het algemeen loonpeil en het loonniveau van de landarbeider zeer in beweging. Een stijging van het loonpeil van de vaste arbeider-veeverzorger
zal geen invloed hebben op het beloop van het arbeidsinkomen, maar zal wel de winst bij de bepaling waarvan het loon als kosten-faotor is opgenomen, in belangrijke mate beïnvloeden.
Op deze gemengde bedrijven komt overwegend gezinsarbeid voor. Bet is interessant te weten in welke mate de ontwikkeling van de beloning van de boer en zijn gezinsleden gelijke tred hoeft ge-houden met de ontwikkeling van de beloning van de landarbeider.
Hiertoe is in grafiek 3 het arbeidsinkomen per volwaardige arbeidskracht, vergeleken met het C.A.O.-loon voor de arbeider-veeverzorger (inclusief sociale lasten).
Hoewel, zoals reeds eerder werd opgemerkt, het bepalen van het aantal volwaardige arbeidskraohten op deze gezinsbedrijven met moeilijkheden gepaard gaat, kan de vergelijking over een aantal jaren wel plaats hebben, omdat mag worden aangonomen, dat telken-jare eventueel dezelfde fout zal worden gemaakt. Dit zal het ontwikkelingsbeeld dus niet verstoren.
Grafiek 3 toont aan dat het loonniveau van 1950/51 af steeds stijgende is, terwijl het arbeidsinkomen por arbeidskraoht in verschillende gebieden een daling te zien geeft gedurende de laatste twee jaar.
In 1954/55 is het veelal zelfs zo, dat het arbeidsinkomen per volwaardigo arbeidskraoht daalt beneden het landarbeidersloon. Sleohts in enkele gebieden (de Oraafsohap en Noordbrabant) is nog een positieve marge te constateren. Wanneer men bedenkt, dat uit deze marge nog de vergoeding voor bedrijfsleiding moet worden bestreden, dan is het duidelijk, dat ook in deze gebieden van winst nauwelijks sprake is.
In sommige gebieden (de Oraafsohap, Noordbrabant en Koord-Limburg) stijgt het arbeidsinkomen per man ook nog in 1954/55» Deze stijging is hier eohter niet zo sterk als de stijging van het loonniveau, zodat ook hier van een relatieve daling gesproken moet worden.
In die gebieden waar de rundveehouderij de belangrijkste plaats inneemt (Friese Wouden, Overijsel, de Veluwe) is zowel voor het boekjaar 1953/54 als voor het jaar 1954/55 sprake van een daling van het arbeidsinkomen per man.
Z4 Ol A i n r H t — 3> O •o •ri f)
>
5
5
i n i H 1 o r-t <DS
OS
5
m • H 1 c-c o •a1
© (=1 • V y ' X. / v« /Y
A
\ i
C \v
i i i i • ^ • * N* S N. yS/S
/ \
f \
'
V A
^ \ \
\ \
> "\
i i i i •v - ^ *"^ ^^
r^
/ \
\ *
\ i
\ \
> \
\
1 1 k 1 1 V\ \
\
l/ \
(
\
i i i i pM h -f > • » M fi Pi o h ri m Pi o Ja • <D O • M to ri fi H W 1 ri • r i - d • 0}P* 8 °. »'
^g ns
o t>1
11
1 1 1 1>
1 l I 1-.
-
\A
-.
.
1 . / • > -v ^
-_
.
1 n -' • s / ^J-V-J I I l 1 L \ t n • -^t- i n i n roin in ^ r n CM m i n
. -
w rH m, -°
o \ i nh-V H
- A H
o o i n«tf
o o o • * o o i n m o o o r r , O O i n CM- K / - J
|m g
HOOFDSTUK I I
KOSTEN EN OPBRENGSTEN VAN HET BEDRIJF ALS GEHEEL
§ 1 . D e P r o d u k t e n w e l k e w o r d e n v o o r t
-g e b r a c h t
De Produkten, welke het gemengde zandbedrijf voortbrengt z i j n
In hoofdzaak melk (met a l s nevenopbrengst omzet en aanwas
rund-v e e ) , rund-varkensrund-vlees, eieren en akkerbouwprodukten. De betekenis
van elk dezer produktlerlchtlngen v a r i e e r t naar gebied en b e d r i j f e
-grootte en i s ook van bedrijf t o t bedrijf zeer v e r s o h i l l e n d . De
verhouding tussen de verschillende produktieriohtingen wordt o . a .
gekarakteriseerd door de procentuele verdeling van de
bruto-opbrengst, waarvan tabel 3 voor het jaar 1954/55 sen overzicht
g e e f t . Voor do jaren 1952/53 en 1953/54 z i j n deze gegevens i n
b i j l a g e I I vermeld. Uit deze tabel b l i j k t , dat het rundvee v e e l a l
de belangrijkste inkomstenbron i s . De verkoop van
akkerbouw-produkten i s daarentegen meestal gering.
Hen dient h i e r b i j te bedenken, dat de betekenis van de
rundvee-houderij n i e t zonder meer kan worden gemeten aan het aandeel i n de
bruto-opbrengsten. Doordat de rundveehouderij n l . r e l a t i e f v e e l
arbeid vraagt, i s haar betekenis voor het inkomen van deze gemengde
bedrijven groter dan u i t bovenstaande o i j f e r s b l i j k t .
Tabel 3
BRUTO-OPBRENGSTEN EN DE VERDELING HIERVAN OVER DE VERSCHILLENDE
BEDRIJFSONDERDELEN
Friese Wouden
7-10 ha
10-15 ha
Drente
10-15 ha
Overijael
4 - 7 ha
7-10 ha
10-15 ha
De Graafsohap
7-10 ha
De Veluwe
7-10 ha
10-15 ha
Noordbrabant
4 - 7 ha
7-10 ha
10-15 ha
15-25 ha
Noord-Limburg
7-10 ha
Boekjaar 1
Totale opbr.
i n gld / ha
1813
1503
1492
2802
2115
1929
3004
2617
2298
2022
2232
I9O8
1496
2204
Rundvee
77
77
51
43
51
49
33
42
47
30
35
40
43
23
954/55
Varkens
*
13
16
13
25
25
27
39
22
20
34
35
30
23
32
Pluimvee
*
6
1
6
28
19
14
24
30
27
27
19
15
11
26
Vork.marktb
en ov.opbr.
4
6
30
4
5
10
4
6
6
9
11
15
23
19
.gew.
in %
26
-I
J e Woudeni Deze 'bedrijven hebben gemiddeld + 85$ grasland + j
kunstwoiden. Be meeste inkomsten worden dan ook u i t rundvee v e r
-kregen en bedragen ruim 70$ van de b r u t o - o p b r e n g s t . Verdor
h e e f t h i e r a l l e e n de varkenshouderij nog enige b e t e k e n i s . Be
pluimveehouderij i s a l l e e n op de k l e i n e r e b e d r i j v e n enigermate
van b e l a n g .
Brentei Beze b e d r i j v e n hebben v e e l meer bouwland. Be v a r i a t i e
i n de bouwland-graslandverhouding i s over het algemeen i n Brente
g r o o t . Op de deelnemende gemengde bedrijven l e v e r t het rundvee
h i e r e c h t e r 50$ van de inkomsten. I n afwijking van de moeste
andere zandgebieden i s h i e r de verkoop van marktbare
akkerbouwprodukton van b e t e k e n i s , h l . ruim 30$, de oonsumptie en p o o t
-aardappelen nemen i n deze s e o t o r de b e l a n g r i j k s t e p l a a t s i n .
Be pluimveehouderij i s h i e r weinig b e l a n g r i j k . Be varkenshouderij '
i s h i e r wel van b e t e k e n i s ( £ 15$ van de b a t e n ) . I n Z.W.-Brente
komen v e l e b e d r i j v e n met een zeer b e l a n g r i j k e varkenshouderij
voor, deze behoren e o h t e r meest t o t hot zuivere graslandtype
en komen n i e t i n onze a d m i n i s t r a t i e voor.
O v e r l j s e l en Veluwei Be oppervlakte grasland bosleiat h i e r + 70$
en het aandeel van h e t rundvee i n de opbrengst b l i j f t i e t s beneden
de 5°$. Be v a r k e n s - on pluimveehouderij z i j n van v e e l meer b e t e k e n i s
dan i n de n o o r d e l i j k e zandstreken. Be verkoop van marktbare gewassen
i s vooral op de k l e i n e r e b e d r i j v e n weinig b e l a n g r i j k .
Be Graafsohapi Het rundvee en de varkens leveren h i e r e l k ongeveer
35?& van h e t bruto-inkomen en h e t pluimvee +_ 25$. Het bouwlandareaal
( ± 45$ van de oppervlakte cultuurgrond) s t a a t v r i j w e l geheel t e n
d i e n s t e van de v e r e d e l i n g s p r o d u k t i e .
Be z u i d e l i j k e zandgebiedoni I n deze gebieden i s , evenals i n Brente
h e t percentage bouwland hoog n l . boven de 50$« De v e r d e l i n g der o p
-brengsten over rundvee, varkens, pluimvee en bouwlandprodukten
v e r t o o n t h i e r ( v o o r a l i n Limburg) meer g e l i j k m a t i g h e i d dan i n de
andere zandgebieden.
§ 2 . E n i g e b e s c h o u w i n g e n o v e r d o p r o
-d u k t i e f a o t o r e n a r b e i -d e n k a p i t a a l
a . Be f a c t o r a r b e i d
Be gemengde zandbsdrijven dragen z o a l s bekend i n meerderheid
h e t k a r a k t e r van g e z i n s b e d r i j v e n . Be hoeveelheid beschikbare
a r b e i d s k r a c h t i s derhalve een i n hoge mate constante grootheid
on heeft a l s zodanig b e l a n g r i j k e invloed op de b e d r i j f s v o e r i n g .
I n de boekhoudingen wordt de handenarbeid van de boer en
gezinsleden zo goed mogelijk onder de kosten i n rekening g e b r a c h t .
Be waardering geschiedt d a a r b i j op b a s i s van de geldende c o n t r a c t
-lonen ( i n c l u s i e f s o c i a l e l a s t e n ) van l a n d a r b e i d e r s , omdat deze
c o n t r a c t l o n e n a l s de a l t e r n a t i e v e opbrengstwaarde kunnen worden
beschouwd. Be beloning van de ondernemersarbeid wordt n i e t onder
de kosten opgenomen, daar hiervoor geen objeotiove w a a r d e r i n g s
-maatstaf beschikbaar i s . Het n e t t o - o v e r s c h o t z a l dus o.a a l s
b e l o n i n g voor deze ondernemersarbeid moeten worden g e z i e n .
Be b e p a l i n g van de loonpoot voor gezinsleden l e v e r t , zoals
r e e d s eerder werd opgemerkt, bopaaldo moeilijkheden op. Indien
h e t b e d r i j f s r e s u l t a a t wordt u i t g e d r u k t i n do vorm van arbeidsinkomen
( c . q . gezinsinkomen), worden deze moeilijkheden omzeild. I n d i t
v e r s l a g i s de analyse van de b e d r i j f s u i t k o m s t e n u i t g e v o e r d door
h e t verloop van hot arbeidsinkomen over de v e r s l a g j a r e n na t e gaan.
De loonpost wordt op deze manier niet als kostenfactor mede-gerekend, zodat de reeds genoemde bezwaren, zoals de juiste waardering der handenarbeid o.d., volledig worden uitgosobakeld.
Bij de beschouwing van de resultaten kan de factor arbeid echter niet worden verwaarloosd. Vandaar, dat voor ieder bodrijf in het kador der boekhouding in de eerste plaats wordt getraoht het aantal arbeidskrachten zo goed mogelijk vast te stellen.
Allereerst wordt het aantal beschikbare, niet omgerekende arbeidskrachten bepaald. Dit aantal heeft betrekking op alle arbeidskrachten in het bedrijf. Voor de vrouwelijke arbeidskrachten wordt de beschikbare tijd gelijkgesteld aan de werkelijk gewerkte tijd. Se berekening kan met onderstaand voorbeeld worden aangegeven: boer, gehele jaar beschikbaar 1,- arbeidskracht
zoon van 17 jaar, gehele jaar beschikbaar 1,- " boerin, 20$ van het jaar medegewerkt in bedrijf 0,20 " doohter van 19 jaar, 40$ v/h jaar medegewerkt 0,40 " losse arbeider van 18 jaar, halfjaar
medege-werkt 0,50 "
Totaal 3,10
Deze niet omgerekende arbeidskrachten worden daarna met behulp van normen omgerekend tot volwaardige arbeidskrachten.
Se normen zijn ontleend aan de collectieve arbeidsovereenkomsten.
Hannen Volwaardigheid in
$ van volw. arb.
Vrouwen Volwaardigheid in
$ van volw. arb.
23 jaar
22 .,
21 ••
20 "
19 "
18 '•
17 "
16 "
15 "
14 "
en
H ti ti H it tt H n nouder
H H ti H H H H H H100
95
90
85
80
70
60
50
45
40
23 j
22
21
20
19
18
17
16
15
aar
»
M II II II"
II 11en
n»
n n n n n nouder
n n n n n ii"
n65
'65
65
65
65
45
40
35
30
Aantal omgerekende arbeidskrachten
Boer, gehele jaar beschikbaar 1,- manjaren Zoon van 17 jaar, gehele jaar beschikbaar 0,60 Boerin, 20$ van het jaar medegewerkt in het bedrijf 0,13
Sochter van 19 jaar, 40$ v/h jaar medegewerkt 0,26 Losse arbeider van 18 jaar halfjaar medegewerkt 0,35
Totaal 2,34 Na de omrekening resulteert uit bovenstaand voorbeeld na afronding dus 2,3 manjaar.
Is het aantal manjaren bekend, dan kon o.a. het arbeidsinkomen per manjaar worden berekend. Het zal duidelijk zijn dat, ondanks de objeotieve berekeningswijze, de nauwkeurigheid van dit cijfer nog beperkt blijft, doch dat het v>or beoordeling van de bedrijfs-resultaten niettemin van belang kan zijn. De gemiddelde inkomens per man zijn in bijlage I daarom volledigheidshalve vermeld.
Het aldus vastgestelde aantal beschikbare arbeidskrachten, vormt het "arbeidsaanbod" op ds beürijvan. :3en belangrijk element voor de beoordeling van de bedrijfsvoering is de verhouding tussen arbeidsaanbod en arbeidsbohoafte. Om do "arbeidsbekoefte" te bepalen üijn op basis van notities ovor het arbeidtvorbruik van bepaalde bedrijven arboidsnormen opgesteld. Doze z.g. "standaard-uren" zijn ontleend aan tijdschrijyingen van gemengde bedrijven op zandgrond in do grootteklasso 10-15 ha.
Hieronder volgt oen overzicht van do normen, -»elke bij de beretar-ngen van de arboidsbohoefte zijn gebruikt:
Standaarduren voor gemengde bedrijven per ha (of per dier)
Granen 225 per ha Graslandverzorging 65 per ha Hals 600 per ha Hooien 80 per ha Aardappelen 700 per ha Kuilen 75 per ha Bi6ten 700 per ha Melkkoeien + jongveo 275 per koe Knollen 180 per ha Werkpaarden 175 per dier Diverse groen- Kosivarkena 40 per dier voeders en nage- Tokzeugen 100 per dier wassen 90 por ha Pluimvee 4 per dier
Aan de hand van het bedrijfsplan kan nu met behulp van deze normen de totale arbeidsbehoefte van osn bedrijf worden berekend. Delen wij nu deze totals arboidsbehoofto door het aantal beschikbare manjaren, dan krijgen wij het acjital standaarduren por man (arbeids-effeot).
De aldus verkregen cijfers zijn in de oorste plaats nuttig om van jaar tot jaar de ontwikkeling van de arbeidsbehoefte te kunnen volgen, zolang ten minste geen rekening behoeft te worden gehouden met uitbreiding van de mechanisatio en verandering van de werkmethoden. Voor hot toetsen van de doelmatigheid van de aangewende arbeid op de bedrijven, hoeft het gebruik van uniforme normen grote bezwaren. Men' zou hier de norrnon mooten differentieren naar de speciale omstandigheden. T a b e l 4 AEBEIDSBEHOEÏTE KH AKBEIESB!JZETTIHC1 Friese Wouden 4- 7 ha 7-10 ha 10-15 ha Drente 10-15 ha Ovorijsel 4- 7 ha 7-10 ha 10-15 ha De Graafschap 7-10 ha De Veluwe 4- 7 ha 7-10 ha 10-15 ha Noordbrabant 4- 7 b» 7-10 ha 10-15 ha 15-25 ha Noord-Limburg 7-10 ha 10-15 ha Arbeidsbehoofte Standaardu per ha 52/53 710 625 560
515
735 665 5ri5720
880 635 615 670 635 555 505 650 570 53/54 740 675 550520
785 670 605745
875 650 635 685 625 570 530 685 565ron
54/55 6455'i'.'
545
795 650 625755
685 630 650 670ca
530
710
Arboidsbo zottlnß
Omgerok
kracht
52/53
2,4
1,8
1,6
1,6
2,5
2,1
1,8
2,4
2,5
1,7
1,5
2,1
1,9
1,6
1,4
2,2
2,0
m&o
arbeide-en por 10 ha
53/54
2,4
1,8
1,6
1,6
2,5
2,0
1,7
2.3
2,5
1,3
1,4
2,1
1,3
1,5
1,4
1,8
54/55
1,8
1,4
1,6
2,5
1,9
1,8
2,2
1,9
1,4
2'o 1,8 1,6 1,3 2>
1 Arboidsoffect Standaarduren por volv/.arb.kracht 1) 52/53 3000 3500 3400 3200 3000 3200 3300 3000 3500 3800 4100 3200 3400 3400 3600 2900 2900 53/54 3100 3800 3500 3300 3200 3400 35OO 3200 35OO 37OO 4400 3300 3400 37OO 3800 3300 3200 54/55 3600 3800 34OO 3200 35OO 3600 3500 370Ó 46OO 3300 38OO 38OO 4200 3400Tabel 4 geeft een overzicht van de gemiddelde arbeidsbehoefte en de arbeidebezetting van de bedrijven, waaruit het gemiddelde aantal etandaarduren per man (arbeidseffect) resulteert.
Om een overzicht te geven van de ontwikkeling van de arbeids-behoefte en de arbeidsbezetting op de gemengde zandbedrijven geven wij hieronder enige verhoudingscijfers, waarbij 1951/52 t/m 1953/54 op 100 is gesteld. Deze oijfers hebben betrekking op het reken-kundig gemiddelde van de overeenkomstige cijfers van 9 groepen bedrijven waarvan de gegevens over zeven jaren beschikbaar zijn.
Tabel 5 INDEX AEBEIDSBEHOEFTE EN AKBEIDSBEZETTINO
1951/52 t/m 1953/54 - 100
1948/49
1949/50
1950/51
1951/52
1952/53
1953/54
1954/55
Arbeidsbehoefte
s t . u . / ha
82
91
96
99
99
102
104
Arbeidsbezetting
manj.per 10 ha
97
101
100
99
102
99
98
Arbeidseffect
s t . u . per man
85
91
96
9 998
103
106
De arbeidsintensiteit van de bedrijven neemt do laatste jaren geleidelijk nog iets toe, terwijl de arbeidsbezetting ongeveer op hetzelfde niveau blijft. Het arbeidseffect geeft dus ook een • stijging te zien.
b. De factor kapitaal
Tabel 6 geeft een indruk van de omvang van de inventaris op de gemengde zandbedrijven, zoals deze in het raam van de boek-houdingen worden vastgelegd. Het vee is in principe steeds op marktwaarde gewaardeerd. De inventaris werd op 60$ van de nieuw-waarde gesteld,
In de eerste plaats komt hieruit naar voren, dat do kapitaals-intensiteit toeneemt naarmate de bedrijven kleiner zijn. De totale inventariswaarde is in het boekjaar 1952/53 bijna overal iets toe-genomen, in het boekjaar 1953/54 is deze toeneming belangrijker, terwijl 1954/55 gemiddeld op hetzelfde niveau is gebleven. In de eerste twee gevallen is de stijging in hoofdzaak toe te schrijven aan de post dode inventaris. In het laatste boekjaar steeg de waarde van de dode inventaris eveneens, maar daarentegen daalde die van de levende inventaris.
30
-INVENTARISWAARDE OF GEMENGDE BEDRIJVEN
Tafcel 6 F r i e s e Wouden 4 - 7 ha 7-10 ha 10-15 ha Drente 10-15 ha O v e r i j s e l 4 - 7 ha 7-10 ha 10-15 ha Ce Oraafsohap 7-10 ha Be Velune 4 - 7 ha 7-10 ha 10-15 ha Noordbrabant 4 - 7 ha 7-10 ha 10-15 ha 15-25 ha Noord-Llmburg 7-10 ha 10-15 ha Index rek.gem. 51/58 t/m 53/54 - 100 2) Waarde per ha grond 52/53 1560 1390 1210 880 1390 1330 1140 1470 1850 1300 1300 1130 1060 970 850 950 710 98 v e e s t a p e l o u l t u u r -53/54 1560 1560 1260 860 1480 1370 1180 1510 1940 1250 1350 1130 1100 950 840 1030 750 102 54/55 143Ô 1180 850 1520 1300 1160 1500 134Ó 1330 1060 1100 980 820 1040 100 Nieuwwaarde dodo i n v e n t a r i s per ha cultuurgrond 52/53 720 550 450 340 520 610 540 700 530 400 500 620 480 450 490 600 480 97 53/54 790 710 510 400 680 720 620 790 580 390 470 720 560 540 560 780 490 114 54/55 72Ô 480 510 630 630 610 930 46Ô 490 750 63O 680 540 730 120 Totaa] waard« L i n v e n t a r i s per ha o u l -tuurgrond 1) 52/53 1990 1720 1480 1180 1700 1700 1460 1880 2170 1540 1600 1500 1350 1230 1140 1310 1000 99 53/54 2030 1980 156O 1100 1890 1800 1550 1990 2280 1490 1630 156O 1440 1270 1170 1500 1050 104 54/55 1860 1470 1150 1900 1680 1530 2060 I62Ô 1620 I5OO 1480 1390 1140 1480 104
He inventariswaarde zegt niets omtrent de vermogenefositio van de hoer. De bedrijfseconomische boekhouding zoals die thans wordt gevoerd geeft hierin geen inzicht. In hoeverre grond en gebouwen en andere bedrijfsmiddelen al of niet eigendom zijn van de desbetreffende hoeren en in hoeverre buiten het landbouwbedrijf van vermogen sprake is, wordt nl. buiten beschouwing gelaten 3 ) . Voor alle bedrijven worden ds kosten van grond en gebouwen tegen pachtwaarde onder de kosten gebracht. Over de invontariswaarde (berekend als in tabel 5, d.w.z. op basis van vervangingswaarde) wordt rento berekond (voor het boekjaar 1952/53 is dit 4ÏJt, voor 1953/54 on 1954/55 4 $ ) .
1) Exolusief grond en gebouwen) de gemiddelde invontariswaardo van de dode inventaris is gestold op 60$ van de nieuwwaardo.
2) In het algemeen bestaan er grote bezwaren togen het berekenen van landelijke gemiddelden op basis van dit materiaal, vooral waar het absolute oijfers betreft. Indien deze gemiddelden in do vorm van een verhoudingsoijfer worden gebruikt om de ontwikkeling in do loop van de jaren aan te geven, zijn doze bezwaren minder groot, indien althans alle groepen min of moer dezelfde tendens vertonen. Van dergelijke indexcijfers voor gemiddelden van stoods dezelfde groopon zal in dit verslag dan ook meermalen gebruik worden gemaakt.
3) Zie hiervoor rapport No. 213 van het L.E.I. ovar "De financiële positie van landbouwbedrijven in Hedorland".