• No results found

Van Robuuste Natuur tot Herstel Ecologische Veerkracht in de Rijkswateren : een analyse over de mogelijkheden van het gebruik van Infographics als een handreiking voor het realiseren van herstel ecologische veerkracht en extra dynamiek in de Rijkswateren

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Van Robuuste Natuur tot Herstel Ecologische Veerkracht in de Rijkswateren : een analyse over de mogelijkheden van het gebruik van Infographics als een handreiking voor het realiseren van herstel ecologische veerkracht en extra dynamiek in de Rijkswateren"

Copied!
84
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)Wageningen Environmental Research. D e missie van Wageningen U niversity &. Postbus 47. nature to improve the q uality of life’ . Binnen Wageningen U niversity &. Research is ‘ To explore the potential of. 6700 AB Wageningen. bundelen Wageningen U niversity en gespecialiseerde onderzoeksinstituten van. T 317 48 07 00. Stichting Wageningen Research hun krachten om bij te dragen aan de oplossing. www.wur.nl/environmental-research. van belangrijke vragen in het domein van gezonde voeding en leefomgeving.. Research. Met ongeveer 30 vestigingen, 5.000 medewerkers en 10.000 studenten behoort Rapport 2860. Wageningen U niversity &. ISSN 1566-7197. instellingen binnen haar domein. D e integrale benadering van de vraagstukken. Research wereldwijd tot de aansprekende kennis-. Van Robuuste Natuur tot Herstel Ecologische Veerkracht in de Rijkswateren Een analyse over de mogelijkheden van het gebruik van Infographics als een handreiking voor het realiseren van herstel ecologische veerkracht en extra dynamiek in de Rijkswateren. en de samenwerking tussen verschillende disciplines vormen het hart van de unieke Wageningen aanpak.. J.A. Veraart, J.G. Timmerman, H.J. de Lange, M.P.C.P Paulissen, M. Bogers, A. Spijkerman, N.C. Holz Amorim de Sena.

(2)

(3) Van Robuuste Natuur tot Herstel Ecologische Veerkracht in de Rijkswateren. Een analyse over de mogelijkheden van het gebruik van Infographics als een handreiking voor het realiseren van herstel ecologische veerkracht en extra dynamiek in de Rijkswateren. J.A. Veraart, J.G. Timmerman, H.J. de Lange, M.P.C.P Paulissen, M. Bogers, A. Spijkerman, N.C. Holz Amorim de Sena. Dit onderzoek is uitgevoerd door Wageningen Environmental Research in opdracht van en gefinancierd door het ministerie van Economische Zaken, in het kader van het Beleidsondersteunend onderzoekthema ‘Natuurambitie Grote Wateren’ (projectnummer BO-11.018.01-006). Wageningen Environmental Research Wageningen, januari 2018. Rapport 2860 ISSN 1566-7197.

(4) J.A. Veraart, J.G. Timmerman, H.J. de Lange, M.P.C.P Paulissen, M. Bogers, A. Spijkerman, N.C. Holz Amorim de Sena, 2017. Van Robuuste Natuur tot Herstel Ecologische Veerkracht in de Rijkswateren; Een analyse over de mogelijkheden van het gebruik van Infographics als een handreiking voor het realiseren van herstel ecologische veerkracht en extra dynamiek in de Rijkswateren. Wageningen, Wageningen Environmental Research, Rapport 2860. 80 blz.; 9 fig.; 2 tab.; 108 ref. Referaat NL Dit project heeft zich gericht op het formuleren van een eerste handreiking voor waterbeheerders, Provinciaal bevoegd gezag en natuurterreinbeheerders in en rondom de Rijkswateren voor het realiseren van extra ruimte voor natuurlijke dynamiek, in combinatie met de uitvoering van de Natura 2000-beheerplannen (soortbeschermingsdoelen) en KRW-maatregelen in de Rijkswateren. Deze eerste handreiking is vormgegeven in een serie Infographics, ontwikkeld in dialoog met het ministerie van Economische Zaken, Rijkswaterstaat, kennisinstellingen, natuurterreinbeheerders en verschillende stakeholders betrokken in het NKWK-programma en LIFE IP Delta Natuur. In dit rapport worden de ontwikkeling van de Infographics en de onderliggende analyse omschreven. Referaat UK This report describes the development of a series of Infographics which were developed as an instrument to discuss the concept of ecological resilience with stakeholders and experts at the interface between water management and nature conservation. The Infographics were developed in dialogue with Rijkswaterstaat, knowledge institutes, regional authorities (Provinces, water boards) and nature conservation organizations. These stakeholders were all involved in the National Knowledge Programme Water and Climate (NKWK) and LIFE-IP Delta Nature. Trefwoorden: Veerkracht, Robuuste Natuur, Handreiking, Infographics, waterbeheer, Natura 2000, klimaatverandering Collegiale toets: Dr. Froukje Boonstra (Wageningen Environmental Research). Dit rapport is gratis te downloaden van https://doi.org/10.18174/432555 of op www.wur.nl/environmental-research (ga naar ‘Wageningen Environmental Research’ in de grijze balk onderaan). Wageningen Environmental Research verstrekt geen gedrukte exemplaren van rapporten. 2017 Wageningen Environmental Research (instituut binnen de rechtspersoon Stichting Wageningen Research), Postbus 47, 6700 AA Wageningen, T 0317 48 07 00, E info.alterra@wur.nl, www.wur.nl/environmental-research. Wageningen Environmental Research is onderdeel van Wageningen University & Research. • Overname, verveelvoudiging of openbaarmaking van deze uitgave is toegestaan mits met duidelijke bronvermelding. • Overname, verveelvoudiging of openbaarmaking is niet toegestaan voor commerciële doeleinden en/of geldelijk gewin. • Overname, verveelvoudiging of openbaarmaking is niet toegestaan voor die gedeelten van deze uitgave waarvan duidelijk is dat de auteursrechten liggen bij derden en/of zijn voorbehouden. Wageningen Environmental Research aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.. Wageningen Environmental Research Rapport 2860 | ISSN 1566-7197 Foto omslag: Het pontje bij de Neder-Rijn in Wageningen (Foto: Jeroen Veraart).

(5) Inhoud. 1. 2. Woord vooraf. 5. Samenvatting. 7. Introductie. 11. 1.1. Achtergrond. 11. 1.2. Doelstelling. 12. 1.3. Aanpak en leeswijzer. 15. Nut en noodzaak van een handreiking. 16. 2.1. Interviews – doel en aanpak. 16. 2.2. Resultaten interviews. 17. 2.2.1 Definitie van robuuste natuur. 17. 2.2.2 Kansen en knelpunten in relatie tot robuuste natuur in de huidige praktijk 2.2.3 Beheer en onderhoud van Rijkswateren en Robuuste Natuur. 17 18. 2.2.4 Kennisbehoefte. 19. 2.2.5 Nut en noodzaak van een Handreiking robuuste natuur. 19. 2.2.6 Vormgeving en communicatie/hoe zou de handreiking eruit moeten zien? 19 2.3 3. 20. Bijdrage van KRW en NATURA 2000 aan Robuuste Natuur in de Rijkswateren 21 3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5 4. Conclusies en aanbevelingen. Inleiding en achtergrond. 21. 3.1.1 Inleiding. 21. 3.1.2 Natura 2000. 21. 3.1.3 Kaderrichtlijn Water. 21. Werkwijze. 22. 3.2.1 Verzamelen en afbakenen. 22. 3.2.2 Scoringscriteria. 22. KRW-maatregelen en Robuuste Natuur. 24. 3.3.1 Aanpak. 24. 3.3.2 Hoog scorende maatregelen. 24. 3.3.3 Laag scorende maatregelen. 25. 3.3.4 Discussie. 26. Natura 2000-beheerplannen en Robuuste Natuur. 26. 3.4.1 Aanpak. 26. 3.4.2 Hoog scorende maatregelen. 26. 3.4.3 Laag scorende maatregelen. 27. 3.4.4 Discussie. 27. Conclusies en aanbevelingen. 27. Ontwikkeling Infographics. 29. 4.1. Introductie. 29. 4.2. Infographic over het algemene begrippenkader. 31. 4.3. Infographics IJsselmeergebied en Markermeer. 34. 4.4. Zuidwestelijke Delta: opgaven en oplossingen per bekken. 37. 4.5. Natuurdoelen in het Eems-Dollard estuarium. 39. 4.6. Rivierengebied. 41. 4.7. Juridische speelruimte voor herstel dynamiek. 43. 4.8. Vispassages, KRW en Natura 2000. 46.

(6) 5. Conclusies en aanbevelingen. 48. Literatuur. 52. Bijlage 1. Ecologische Veerkracht: Begrippen en definities. 57. Bijlage 2. Vragenlijst interviews. 63. Bijlage 3. Scoringstabellen expertoordeel Robuustheid KRW/NATURA 2000. 65. Bijlage 4. Extra Infographic Markermeer. 79.

(7) Woord vooraf. Deze studie maakt onderdeel uit van het meerjarig BO Programma Natuurambitie Grote Wateren (BO NAGW), dat loopt van 2015 tot en met 2020. Dit meerjarige onderzoeksprogramma is gestart naar aanleiding van de publicatie van de Rijksnatuurvisie en de Natuurambitie Grote Wateren (NAGW) in 2014. In 2015 is door het ministerie van Economische Zaken de wens uitgesproken dat het gedachtegoed uit de Natuurambitie, het streven naar ‘robuuste natuur’ en extra dynamiek in de grote wateren, mee zou moeten worden genomen in de besluitvorming over het waterbeheer in de Rijkswateren en de aangrenzende natuurgebieden. Daartoe heeft het ministerie van Economische Zaken gebiedenteams samengesteld voor het rivierengebied, de Zuidwestelijke Delta, het Waddengebied en het IJsselmeergebied. De samenwerking tussen het ministerie van Economische Zaken, het ministerie van Infrastructuur en Milieu, Rijkswaterstaat, de Natuurterrein-beherende organisaties, RVO en kennisinstellingen wordt steeds beter. Deze rapportage was niet gerealiseerd zonder de samenwerking met bovengenoemde partijen in netwerken, zoals het Deltaprogramma, LIFE IP Delta Natuur en het Nationaal Kennis en Innovatieprogramma Water en Klimaat (NKWK). Bijzondere dank gaat uit naar alle leden van de EZ NAGW gebiedenteams, de directie Kennis (Jan Huinink), Joost Backx (Rijkswaterstaat-WVL), RVO (Erik-Jan van der Meer), LIFE IP Deltanatuur (Wendy Olivier), Deltares (o.a. Gerda Lenselink & Ruurd Noordhuis) en WUR-collega’s die constructief hebben meegedacht over de opzet van de Infographics (o.a. Marlies Sanders, Martin Baptist, Marijn Tangelder, Marjolein Sterk, Marcel Pleijte, Mariëlle van Riel en Martin Baptist). We zijn ook dank verschuldigd aan Renze van Och die in het begin meegeholpen heeft bij het ontwerp van de Infographics. Daarnaast danken wij natuurlijk ook de deelnemers aan de verschillende workshops, de respondenten van de interviews en Froukje Boonstra voor het reviewen van het conceptrapport (collegiale toets). 18 oktober 2017 De auteurs. Wageningen Environmental Research Rapport 2860. |5.

(8) 6|. Wageningen Environmental Research Rapport 2860.

(9) Samenvatting. Context In 2014 heeft EZ de Natuurambitie voor de Rijkswateren gepubliceerd en is ook de Rijksnatuurvisie verschenen. Beide presenteren perspectieven op een toekomstbestendige natuur in de Rijkswateren, die aansluit bij natuurlijke processen in synergie met andere gebruiksfuncties en anticipeert op autonome ontwikkelingen zoals klimaatverandering. Dit wordt ‘Robuuste Natuur’ genoemd. Tegelijkertijd heeft Rijkswaterstaat de behoefte om het begrip ‘Ecologische Veerkracht’ handen en voeten te geven. De wens van het ministerie van Economische Zaken (formulering van een Handreiking Robuuste Natuur) en de behoefte van Rijkswaterstaat om het begrip ‘Ecologische Veerkracht’ te operationaliseren, hebben veel met elkaar gemeen. Maar het is van belang om er rekening mee te houden dat beleidsmakers, beheerders, stakeholders en onderzoekers verschillende beelden hebben bij de termen ‘robuuste natuur’ en ‘ecologische veerkracht’ en verschillende criteria gebruiken om deze te beoordelen. Dit heeft ertoe geleid dat het uiteindelijke eindproduct er anders uitziet dan vooraf verwacht. Doel Dit project maakt onderdeel uit van het meerjarig BO-onderzoeksprogramma ‘Natuurambitie Grote Wateren’ (BO NAGW) en heeft verkend hoe een eerste handreiking voor het realiseren van robuuste natuur, herstel ecologische veerkracht met extra ruimte voor natuurlijke dynamiek in combinatie met de uitvoering van de Natura 2000-beheerplannen (soortbeschermingsdoelen) en KRW-maatregelen in de Rijkswateren vormgegeven kan worden. De beoogde doelgroepen van de Handreiking waren Rijkswaterstaat, natuurterreinbeheerders (met een taakstelling in of rondom de Rijkswateren), aangrenzende waterschappen en provincies. Gedurende de loop van het project werd tevens duidelijk dat ook adviesbureaus, aannemers en omgevingsmanagers bij gemeenten tot de doelgroep zouden moeten behoren. Daarbij zijn vervolgens de volgende (aangepaste) deelvragen gebruikt: a.. Welke verwachtingen en wensen hebben de beoogde doelgroepen bij een handreiking ‘Robuuste natuur’/’Herstel Ecologische Veerkracht’?. b.. Wat zijn de ontwerpcriteria/ecosysteem-randvoorwaarden voor maatregelen gericht op realisatie van robuuste natuur of herstel van ecologische veerkracht die moeten worden nagestreefd in de Deltawateren, Rivieren, IJsselmeergebied en Wadden volgens de beoogde doelgroepen en welke kennisbehoeften hebben zij hierbij?. c.. Welke eisen stelt robuuste natuur of een ecologisch veerkrachtig watersysteem aan het beheer en onderhoud van de grote wateren?. d.. Hoe kunnen robuuste natuur of maatregelen gericht op het herstel van de ecologische veerkracht gecombineerd worden in uitvoeringsprojecten (MIRT, HWBP) met de opgaven voor Natura 2000 en KRW? Zijn hiertoe illustratieve voorbeelden te vinden?. e.. Hoe zou de handreiking vormgegeven kunnen worden, gegeven de uitkomsten van de analyse naar aanleiding van deelvraag (a) tot en met (d)?. Het project heeft daarbij gekeken naar de Zuidwestelijke Delta, het Rivierengebied, het IJsselmeergebied en de Waddenregio. Aanpak Er is eerst bij de beoogde doelgroepen verkend in welke vorm en met welke inhoud er behoefte is aan een handreiking robuuste natuur/herstel ecologische veerkracht. Daartoe zijn interviews uitgevoerd. Tegelijkertijd is er een inventarisatie gemaakt van geplande KRW- en Natura 2000-maatregelen in de Rijkswateren voor de periode 2016-2021 en de periode daarna. De maatregelen zijn gescoord (expertoordeel) op basis van vijf kenmerken die relevant zijn voor robuuste natuur en herstel ecologische veerkracht. Deze analyse was bedoeld als hulpmiddel om een aantal voorbeelden te selecteren voor gebruik in een eerste handreiking die, bij voorkeur, ook illustreren hoe vigerend beleid. Wageningen Environmental Research Rapport 2860. |7.

(10) kan bijdragen aan langeretermijndoelen voor natuur in de Rijkswateren en wat deze maatregelen betekenen voor ecologische veerkracht. De gemaakte selectie betekent niet dat de overige maatregelen geen bijdrage kunnen leveren aan robuuste natuur of het versterken van ecologische veerkracht. Daarnaast heeft het projectteam deelgenomen aan bijeenkomsten, georganiseerd in het kader van de onderzoekslijn ‘Duurzaam beheer grote Wateren’ binnen het Nationaal onderzoeksprogramma Water en Klimaat (NKWK), het LIFE IP-programma Deltanatuur en is er een Synthese-workshop georganiseerd. Parallel aan bovengenoemde activiteiten zijn ideeën over ecologische Veerkracht en/of robuuste natuur uitgewerkt in Infographics voor verschillende Rijkswateren. In de netwerkbijeenkomsten zijn concepten van de Infographics gebruikt en is hierop feedback gevraagd. Verwachtingen en wensen ten aanzien van een handreiking (conclusies deelvraag 1) De ambitie van het ministerie van Economische Zaken EZ om robuuste natuur in de Rijkswateren te realiseren met daarin extra ruimte voor natuurlijke dynamiek in combinatie met de uitvoering van de Natura 2000-beheerplannen, soortbeschermingsdoelen en KRW-maatregelen, werd in alle interviews onderschreven. Er werden wel knelpunten benoemd, zoals de beschikbaarheid van financiële middelen en de vaak gescheiden aanpak van natuurdoelen en wateropgaven. Over ‘nut en noodzaak’ van een handreiking wordt wisselend gedacht. Veel respondenten geven aan dat er voldoende (theoretische) kennis aanwezig is over robuuste natuur en dat men die kennis weet te vinden. Medewerkers bij terreinbeheerders en provincies geven echter ook aan dat de kloof tussen theoretische ecologische kennis en het natuurbeheer toch nog vaak groot is. Er is tevens behoefte aan expertise die helpt bij het vertalen van wensbeelden voor water en natuur naar (technische) maatregelen om daar te komen. Deze waarneming was de reden om de Handreiking te gieten in de vorm van een serie Infographics (zie aanbevelingen). Ontwerpcriteria en ecosysteem-randvoorwaarden (conclusies deelvraag 2) Als eerste is er een schetsmatig overzicht gemaakt van aspecten/ontwerpcriteria die veel gebruikt werden binnen de netwerken van LIFE IP Delta Natuur en NKWK programmalijn ‘Duurzaam beheer Grote Wateren’: waterkwaliteit, versterken dynamiek, diversiteit (habitat en soorten), versterken connectiviteit, duurzaam medegebruik en ecologische veerkracht. Er ook nog andere ontwerpcriteria mogelijk of varianten op de gepresenteerde aspecten, deze zijn in de Infographics met vraagtekens weergegeven. Er zijn verschillende conceptuele raamwerken om een watersysteem of ecologische systeemanalyse uit te voeren. De gevisualiseerde aspecten/ontwerpcriteria kunnen een waterbeheerder of natuurterreinbeheerder helpen bij het kiezen van het instrumentarium om effecten van maatregelen nader te kwantificeren. Een kennisvraag hierbij is of de bestaande concepten ook kunnen helpen om het begrip ‘Ecologische Veerkracht’ praktisch toepasbaar te maken. Ecosysteemsysteem-randvoorwaarden hangen af van de lokale condities, beheer, de ecologische opgave en de ecologische ambities voor het betreffende watersysteem. Uit de interviews, de synthese workshop en uit de sessies in het kader van NKWK en LIFE IP Deltanatuur blijkt dat er op dit punt veel kennisbehoeften zijn om deze randvoorwaarden uit te drukken in een getal of in concrete maatregelen. Dit onderzoek heeft niet geleid tot de formulering van ecosysteem-randvoorwaarden voor de beschouwde Rijkswateren (Zuidwestelijke Delta, Rivierengebied, IJsselmeergebied en Waddenzee). De integrale en kwalitatieve methodologische aanpak was daar niet geschikt voor. In deelonderzoeken binnen het BO-programma ‘Natuurambitie Grote wateren’ (BO NAGW) wordt er echter wel aandacht besteed aan specifieke ecosysteem randvoorwaarden voor de Grevelingen (terugkeer getijde), Markermeer (Marker Wadden), Waddenzee (zandsuppleties) en Rivierengebied (Rivierverruiming). Robuuste natuur, beheer en onderhoud (conclusies deelvraag 3) De volgende aandachtspunten zijn naar voren gebracht: • De inrichting en het beheer van een ecologisch robuust watersysteem zouden zo moeten zijn dat het systeem zichzelf in stand houdt, dus dat er minimale eisen zijn voor beheer en onderhoud (interviews).. 8|. Wageningen Environmental Research Rapport 2860.

(11) • Voordat een systeem na een ingreep hersteld is tot een situatie waarin het zichzelf in stand kan houden, kan wel extra beheer en onderhoud noodzakelijk zijn om, bijvoorbeeld, zeldzame soorten de kans te geven zich te herstellen tot een populatiegrootte die tegen een stootje kan (workshop). • Consequenties van ingrepen om extra dynamiek in een watersysteem te verkrijgen voor beheer en onderhoud komen pas naar voren bij de uitvoering van de ingreep. De expertise van terreinbeheerders op dit punt wordt nog te weinig meegenomen bij beleidsverkenningen. • Een ander punt is dat er discussie is wie het beheer en onderhoud van de oeverzones rondom de Rijkswateren gaat betalen. De Provincies wensen vaak grotere eenheden natuurterrein, maar er zijn veel minder partijen voor deze grote terreinen die dat willen (en kunnen) beheren (capaciteit, budget). KRW en Natura 2000 en realisatie robuuste natuur/herstel veerkracht (conclusies deelvraag 4) De KRW-Natura 2000-inventarisatie is gedaan om een aantal interessante voorbeelden op gestructureerde wijze te kiezen ter inspiratie. Deze voorbeelden kunnen gebruikt worden in een handreiking of uitgewerkt worden in een Infographic. Deze selectie betekent dus niet dat niet gekozen KRW/Natura 2000-maatregelen geen bijdrage aan robuuste natuur zouden kunnen leveren. Verschillende KRW- en Natura 2000-maatregelen gericht op (gedeeltelijk) herstel van het getijde in de Deltawateren dragen bij aan robuuste natuur en herstel ecologische veerkracht. Ook maatregelen die gericht zijn op het herstel van verbindingen en vismigratiemogelijkheden van binnenwater, tot rivier naar zee bieden ook veel potenties voor het realiseren van robuuste natuur en/of het herstel van ecologische veerkracht in de Rijkswateren. Dat geldt ook voor inrichtingsmaatregelen zoals het herstel van riviertakken, die zorgen voor verbinding tussen de droge en de natte natuur en Natura 2000maatregelen gericht op zonering van recreatie of visserij. Wat in de verschillende Rijkswateren mist, is een integraal perspectief: wat is het effect van het gehele maatregelenpakket (KRW, Natura 2000, overig) op de ecologische veerkracht? Bovendien staan soms maatregelen met elkaar op gespannen voet. Voorts werd bij de Synthese-workshop naar voren gebracht dat kansrijke maatregelen om ecologisch herstel op grotere schaal te realiseren bij de uitwerking van KRW en Natura 2000 in het verleden afgevallen zijn, mede gegeven wensen ten aanzien van economisch medegebruik. Vormgeving van de handreiking: Infographics ter Inspiratie (conclusies deelvraag 5) De handreiking bestaat nu uit een serie Infographics en dit achtergrondrapport. Deze keuze is gemaakt omdat uit de interviews bleek dat er – met name de natuurterreinbeheerders – vooral behoefte is aan een ‘vertaling’ van beschikbare theoretische kennis over ecosysteem-randvoorwaarden naar de praktijk toe. Tevens werd in de Synthese-workshop aangegeven dat aan een ‘handreiking’ vaak een formele rol heeft bij gebiedsontwikkeling en uitvoeringsprojecten in het waterbeheer. Tot slot spelen er nog veel wetenschappelijke onzekerheden die het formuleren van eenduidige ontwerpcriteria complex maken. Door de Handreiking te presenteren in de vorm van een serie Infographics is geprobeerd om een inspiratiebron of discussieobject te creëren die behulpzaam is bij het bedenken van maatregelen gericht op herstel van ecologische Veerkracht in de Rijkswateren. In deze voorbeelden is ook geprobeerd om beschikbare relevante theoretische ecologische kennis op eenvoudige wijze te visualiseren zonder afbreuk te doen aan de complexiteit. De volgende Infographics zijn ontwikkeld: (1) Robuuste Natuur & Veerkracht in de Rijkswateren; (2) Natuurdoelen en Duurzame Visserij in het IJsselmeergebied; (3) de huidige en gewenste situatie van het Markermeer; (4) de opgaven in de Zuidwestelijke Delta; (5) Herstel estuariumnatuur in de EemsDollard met kansen voor Economische medegebruik; (6) veerkrachtige robuuste natuur in het rivierengebied; (7) Juridische speelruimte Natura 2000 voor herstel veerkracht & Dynamiek; (8) synergie tussen KRW en Natura 2000 en langetermijnnatuurambities. De Infographics zijn tot stand gekomen zijn door middel van expertoordeel, consultatie (interviews, workshops), aanvullend literatuuronderzoek en door concepten te gebruiken in NKWK en LIFE IP Deltanatuur-bijeenkomsten. Het was een meerwaarde om concepten van de Infographics direct te gebruiken in de bijeenkomsten van NKWK en LIFE IP Deltanatuur, omdat het hierdoor mogelijk werd om sneller boven water te krijgen welke begrippen, ontwerpcriteria, processen en systeemgrenzen betrokkenen (deels onbewust) gebruiken bij het beoordelen van ‘Ecologische Veerkracht’ en ‘Robuuste Natuur’. Bij het vormgeven van de Infographics is er gezocht naar een compromis tussen eenvoud en. Wageningen Environmental Research Rapport 2860. |9.

(12) aanvullende wensen van gebruikers die volgde uit de feedback. De belangrijkste leerervaringen bij dit ontwerpproces waren: • Een Infographic is, qua communicatiemiddel, het krachtigst wanneer deze zo eenvoudig mogelijk wordt gehouden met een heldere hoofdboodschap en zo min mogelijk tekst. Eerst is gezocht om de vereenvoudiging te realiseren door een deelaspect van een watersysteem in een Infographic eruit te lichten of een specifieke maatregel. In de bijeenkomsten werd vaak aangegeven dat deelnemers bepaalde maatregelen of ecologische processen misten in de concept-Infographics. Deze aanvullingen verhoogden weer de complexiteit van de visualisatie. In dit project is er in een iteratief proces gezocht naar een compromis tussen eenvoud en aanvullende wensen van gebruikers. De meerwaarde van de Infographics zat dus vooral in het actieve gebruik in bijeenkomsten. • Juridische formuleringen, zoals een Arrest van een Rechter, komen heel nauw en zijn in tekst bijna niet te vereenvoudigen. • Voor sommige wetenschappelijke begrippen geldt dat soms ook. In dit project bleek het bijvoorbeeld moeilijk om ‘getijslag’ en het begrip ‘Ecologische Draagkracht’ te formuleren in vereenvoudigde bewoordingen. • In de kernboodschap bleek het soms toch gewenst om een vraag centraal te stellen in plaats van een stelling. • Het toevoegen van dierensymbolen, de introductie van de Radartjes en de ‘Mighty Seven’ brachten nieuw begrip over ecologische veerkracht, zowel bij de opstellers van de Infographic als bij de gebruikers. Aanbevelingen • Bij de oorspronkelijke opdrachtformulering is ons gevraagd om een Handreiking ‘Robuuste natuur’ op te stellen voor het water- en natuurbeheer in en rondom de Rijkswateren. Op basis van onze analyse doen wij de aanbeveling om in het vervolg te spreken over een Infographic-reeks met de titel ‘Inspiratie voor herstel van ecologische veerkracht in de Rijkswateren’. Deze titel en vormgeving sluiten meer aan bij de doelgroep en is minder formeel dan een Handreiking. • Er is er een praktijkgroep nodig om verder toe te kunnen werken naar een gedeeld beeld over ecologische veerkracht, bijbehorende randvoorwaarden voor economisch gebruik en maatregelen die hieraan bij kunnen dragen. De Infographics kunnen daarbij instrumenteel zijn. Het is aan te bevelen om hierbij aan te haken bij een bestaand platform of website, zoals LIFE IP Delta Natuur, NKWK Duurzaam Beheer Grote Wateren of OBN. • Wanneer er een meer gedeeld beeld en begrip is over de (on)mogelijkheden om herstel van ecologische veerkracht te realiseren en de onderliggende processen te begrijpen, wordt het pas mogelijk om ecosysteem-randvoorwaarden (soortendiversiteit, draagkracht) te formuleren. De Infographics zijn hiervoor goede hulpmiddelen om deze discussie te voeren tussen experts, praktijk en beleid. • Parallel hieraan blijft het noodzakelijk om de wetenschappelijke onderbouwing van processen en relaties die bijdragen aan de ecologische veerkracht van de Rijkswateren te vergroten, met name de verdere ontwikkeling van kwantitatieve maatregel-effectrelaties, het begrip over de rol van terugkoppelingsmechanismen en de interacties met de omgeving en medegebruik.. 10 |. Wageningen Environmental Research Rapport 2860.

(13) 1. Introductie. 1.1. Achtergrond. In de afgelopen eeuwen is er flink gesleuteld aan de Nederlandse Rijkswateren. De rivierlopen zijn aangepast om het water zo snel mogelijk naar zee af te voeren, een deel van de voormalige Zuiderzee is ingepolderd en in de mondingen van de IJssel, Rijn, en Maas is de invloed van zee teruggedrongen. Alleen de Schelde, de Nieuwe Waterweg en de Eems staan nog in directe verbinding met de zee. Parallel hieraan is de kennis over het ecologisch functioneren van de Nederlandse grote wateren enorm toegenomen bij betrokken beheerders en experts. Er zijn in de afgelopen decennia allerlei maatregelen genomen gericht op de verbetering van de waterkwaliteit, waterveiligheid, zoetwatervoorziening en natuurwaarden. Hieruit zijn veel succesverhalen op te tekenen, maar er zijn ook maatregelen die niet tot het gewenste resultaat hebben geleid. De ecologie van de Rijkswateren kan soms verrassend reageren op ingrepen of een externe verstoring. Dit komt mede omdat de Rijkswateren sterk gemodificeerde en gereguleerde watersystemen zijn met een veerkracht die niet te vergelijken is met een natuurlijk ecosysteem. Ontwikkelingen die aanleiding geven tot het overwegen van een Handreiking Robuuste natuur Het begrip ‘Robuuste Natuur’ wordt gehanteerd in de Natuurambitie Grote Wateren (NAGW) van het Ministerie van Economische Zaken. De NAGW is voortgevloeid uit de Rijksnatuurvisie (2014).De kern van de Rijksnatuurvisie is de omslag in denken: van natuur beschermen tégen de samenleving naar natuur versterken mét de samenleving. De visie zet in op een betere benutting van natuur, op ruimte voor natuurlijke dynamiek en op een grotere zeggenschap van en zelforganisatie van mensen (Ministerie van Economisch Zaken 2014). De Natuurambitie Grote Wateren (NAGW) bouwt voort op deze omslag van denken. Tegelijkertijd is ook duidelijk dat economisch medegebruik ook grenzen stelt aan de ruimte voor natuurlijke dynamiek. In dit krachtenveld opereert de NAGW. In 2016 zijn hiertoe door het ministerie van Economische Zaken gebiedenteams geformeerd voor het Rivierengebied, de Zuidwestelijke Delta, het Waddengebied en het IJsselmeergebied die met een netwerk aanpak het gedachtegoed van de NAGW proberen in te bedden in de uitvoering van water- en natuurbeheer in de Rijkswateren. De netwerk aanpak betekent dat de gebiedenteams gericht/selectief meedraaien in aanpalende beleids- en uitvoeringstrajecten waarin het kansrijk is het gedachtegoed uit de NAGW in te bedden en waarbij een handreiking behulpzaam kan zijn. Voorbeelden van uitvoeringsprojecten waarin EZ het gedachtegoed uit de NAGW probeert in te bedden, zijn o.a. project-overstijgende verkenningen voor dijken in het Waddengebied binnen het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP), het programma Kustgenese II (Deltaprogramma), de Gebiedsagenda IJsselmeergebied (Nationaal Waterplan 2016) en het project Marker Wadden. Uit eerder onderzoek is gebleken dat de inhoudelijke samenhang tussen de doelen uit de NAGW, Deltaprogramma, Nationaal Waterplan en bijbehorende uitvoeringsprogramma’s het grootst is bij rivierverruimingsprojecten, projecten die gedeeltelijk herstel van estuariene dynamiek beogen en projecten die uitgaan van de ‘Building with Nature’-benadering (Veraart et al. 2016). Het hoge tempo van de uitvoering van waterveiligheidsmaatregelen en de financieringsvoorwaarden bijvoorbeeld beperken vaak de mogelijkheden voor het inbedden van maatregelen gericht op herstel van ecologische veerkracht op projectniveau. Andersom kan een te strenge interpretatie van de natuurwetgeving mogelijkheden voor het verbeteren van de waterveiligheid remmen (Broekmeyer en Pleijte, 2016). Niet alleen het uitvoeren van nieuwe maatregelen kan robuuste natuur dichtbij brengen, er liggen ook kansen in het beheer en onderhoud en de onderliggende taakverdeling (Van Hattum et al. 2016). Voor de EU-richtlijnen Natura 2000 en Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn er tevens een groot aantal maatregelen voorzien om de ecologische kwaliteit van de Rijkswateren te verbeteren voor de periode 2016-2021 en daarna.. Wageningen Environmental Research Rapport 2860. | 11.

(14) In de kaderrichtlijn Water zijn er doelen geformuleerd voor de waterkwaliteit in de Rijkswateren en maatregelen die deels al zijn uitgevoerd of gepland zijn om te nemen voor 2027. In het Rijnstroomgebied is de waterkwaliteit (nutriënten) vanaf het midden van de jaren tachtig van de vorige eeuw aanzienlijk verbeterd in de Rijkswateren, maar nog niet alle doelen zijn gerealiseerd (Van Gaalen et al. 2016). Een groot deel van de Rijkswateren is ook Natura 2000-gebied en kent doelstellingen ter behoud en verbetering van habitattypen en leefgebieden van soorten. Een deel van de Natura 2000-doelen blijft moeilijk om te realiseren in de Rijkswateren, ondanks de verbeterde waterkwaliteit (Rijkswaterstaat 2016). Vanuit dit oogpunt is het nuttig zijn om te kijken of er een handreiking ‘Robuuste Natuur’ te formuleren is voor ingrepen die meer gericht zijn op het realiseren van extra dynamiek, beïnvloeding van ecologische processen en herstel van het voedselweb in de Rijkswateren. Rijkswaterstaat is (mede)verantwoordelijk voor het aanwijzen, opstellen en uitvoeren van Natura 2000-beheerplannen voor de Deltawateren, Eems-Dollard, Grensmaas, IJsselmeergebied, Noordzeekustzone, Vlakte van de Raan, Voordelta en de Waddenzee. In 2016 en 2017 is er gewerkt aan de (ontwerp) Natura 2000-beheerplannen en de vaststelling hiervan in samenwerking met Provincies, Waterschappen, Natuurterreinbeheerders en het ministerie van Economische Zaken. De Natura 2000-beheerplannen worden na vaststelling om de zes jaar herzien. Ook hierbij kan een handreiking ‘Robuuste Natuur’ behulpzaam zijn om te kunnen evalueren of de voorgenomen Natura 2000-maatregelen bijdragen. Tevens leeft er bij Rijkswaterstaat een behoefte om het concept ‘Ecologische Veerkracht’ praktisch toepasbaar te maken voor het water- en natuurbeheer, bijbehorende monitoring en beleidsevaluatie. Daaraan wordt gewerkt in het Nationaal Kennisprogramma Water en klimaat (NKWK) binnen het thema ‘Duurzaam Beheer Grote Wateren’. Eerder is binnen het beleidsondersteunend onderzoek ook onderzocht welke rol ‘natuurlijkheid’ in het huidige natuurbeleid en -beheer speelt en hoe deze rol is veranderd in de afgelopen decennia. Er wordt steeds meer nagedacht over een nieuwe werkwijze voor de formulering en prioritering van coherente en toekomstbestendige natuurdoelen in Natura 2000-gebieden door aandacht te geven aan landschap ecologische samenhang, uitwijkmogelijkheden, interacties en natuurlijke dynamiek. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen systeemkarakteristieke en niet-karakteristieke natuurdoelen. Binnen de karakteristieke doelen kan onderscheid gemaakt worden tussen kwetsbare en robuuste doelen (Bijlsma et al. 2016).. 1.2. Doelstelling. Het oorspronkelijke verzoek was om een handreiking ‘Robuuste Natuur’ te formuleren gericht op het realiseren van extra ruimte voor natuurlijke dynamiek in combinatie met de uitvoering van de Natura 2000-beheerplannen (soortbeschermingsdoelen) en KRW-maatregelen. De beoogde doelgroep van de Handreiking waren Rijkswaterstaat, natuurterreinbeheerders (met een taakstelling in of rondom de Rijkswateren) en aangrenzende waterschappen en provincies. Bij de start van het project werd echter al snel duidelijk dat Rijkswaterstaat, bij voorkeur, in haar communicatie liever spreekt over ‘Herstel Ecologische Veerkracht’ in plaats van een ‘Robuuste Natuur’. Ook bleek gedurende de loop van het project dat sommige respondenten binnen de doelgroep andere ideeën hadden over de noodzaak van een handreiking en de vormgeving hiervan zoals initieel beoogd. Daarbij zijn vervolgens de volgende (aangepaste) deelvragen gebruikt: a.. Welke verwachtingen en wensen heeft de beoogde doelgroep bij een handreiking ‘Robuuste natuur’/’Herstel Ecologische Veerkracht?. b.. Wat zijn de ontwerpcriteria/ecosysteemrandvoorwaarden voor maatregelen gericht op realisatie van robuuste natuur of herstel ecologische veerkracht die moeten worden nagestreefd in de Deltawateren, Rivieren, IJsselmeergebied en Wadden volgens de beoogde doelgroep en welke kennisbehoeften hebben zij hierbij?. 12 |. Wageningen Environmental Research Rapport 2860.

(15) c.. Welke eisen stelt robuuste natuur/ecologisch veerkrachtig watersysteem aan het beheer en onderhoud van de grote wateren?. d.. Hoe kan robuuste natuur of maatregelen gericht op het herstel van de ecologische veerkracht gecombineerd worden in uitvoeringsprojecten (MIRT, HWBP) met de opgaven voor Natura 2000 en KRW? Zijn hieruit illustratieve voorbeelden te halen die te gebruiken zijn in de Handreiking?. e.. Hoe zou de Handreiking vormgegeven kunnen worden, gegeven de uitkomsten van de analyse naar aanleiding van deelvraag (a) tot en met (d)?. Het project heeft daarbij gekeken naar de Zuidwestelijke Delta, het Rivierengebied, het IJsselmeergebied en de Waddenregio. De wens van het ministerie van Economische Zaken (formulering van een Handreiking Robuuste Natuur) en de behoefte van Rijkswaterstaat om het begrip ‘Ecologische Veerkracht’ te operationaliseren hebben veel met elkaar gemeen. Tegelijkertijd is het bij het beantwoorden van de bovenstaande deelvragen ook belangrijk om rekening te houden met het feit dat actoren en onderzoekers verschillende beelden bij robuuste natuur en ecologische veerkracht hebben. Bovendien worden verschillende criteria en definities gebruikt om Robuustheid of Ecologische Veerkracht te beoordelen of in te schatten (Sanders et al. 2016a). Voor sommigen actoren zijn de begrippen inderdaad uitwisselbaar, terwijl wetenschappers wijzen op de verschillen en, bij voorkeur, een van de twee begrippen gebruiken (Box 1.1). Bij de uitvoering van dit project is er dus afgeweken van de oorspronkelijke opdrachtformulering. De handreiking is uiteindelijk vorm gegeven in een serie Infographics en een achtergrondrapport (dit rapport). De Infographics kunnen gezien worden als een inspiratie en discussiemiddel om tot een breder gedeeld beeld te komen over robuuste natuur en ecologische veerkracht. In het vervolg (BO2017/BO2018) zal deze serie van Infographics uitgebreid worden. Ze zijn al gebruikt binnen het LIFE IP Programma Delta Natuur en het NKWK.. Wageningen Environmental Research Rapport 2860. | 13.

(16) Box 1.1 De begrippen ‘Robuuste Natuur’ en ‘Ecologische Veerkracht’ In de Rijksnatuurvisie (ministerie van Economisch Zaken 2014) wordt robuuste natuur gezien als een veerkrachtige, toekomstbestendige natuur met lage beheerlasten en haalbare doelen, die maximaal aansluit bij natuurlijke processen, die op natuurlijke wijze kan meebewegen met veranderende omstandigheden – zoals door het klimaat – en die de invloed van de samenleving kan verdragen en daarin kan gedijen. In het onderzoek naar kansen voor meer natuurlijkheid in Natura 2000-gebieden wordt robuuste natuur gedefinieerd als een ecosysteem die invloeden of fluctuaties in zijn omgeving kan doorstaan of overleven en die door natuurlijke processen en duurzaam medegebruik op gebiedsniveau niet wezenlijk zal veranderen (Bijlsma et al. 2016). Ten slotte is geconcludeerd door Sanders et al. (2016) dat robuuste natuur een veerkrachtige, niet al te kwetsbare natuur is met een redelijke mate van zelfregulatie door ruimte voor het optreden van natuurlijke processen, die bij voorkeur ook een of meer ecosysteemdiensten levert. Voor terrestrische ecosystemen wordt verder toegelicht dat robuuste natuur ten opzichte van wildernis minder gevoelig is voor menselijk medegebruik; ten opzichte van halfnatuurlijke natuur wordt in robuuste natuur minder beheerd voor behoud van cultuurlandschappen (Sanders et al. 2016a). Veerkracht wordt in deze omschrijvingen herhaaldelijk aangehaald. Veerkracht is een multidimensionaal concept (Grimm 2016); een veelgebruikte definities is het vermogen van een ecosysteem om verstoring te absorberen en zich tijdens veranderingen te reorganiseren, zodat het dezelfde functies, structuur, identiteit en terugkoppelingen behoudt (Folke et al. 2004). Hierbij kan veerkracht beschouwd worden als een eigenschap van een systeem, die bepaalt hoeveel verstoring geabsorbeerd kan worden, met als resultaat of het systeem wezenlijk verandert of niet. De grote (wetenschappelijke) uitdaging ligt in het feit dat er voor veerkracht niet een eenduidige meting uit te voeren is zoals voor temperatuur of zuurstofconcentratie. In Bijlage 1 wordt een toelichting gegeven op verschillende aspecten en indicatoren van veerkracht en de samenhang ertussen. Door onderzoekers van de Resilience Alliance (Resilience Alliance 2015) wordt nog veel breder over veerkracht nagedacht. Het gaat over de dynamiek in complexe, adaptieve systemen, onzekerheid over gebeurtenissen (onvoorspelbare weersextremen) en hoe een gemeenschap om kan gaan met verandering en het juist kan omarmen. In populaire woorden: veerkracht is de eigenschap om te kunnen blijven bestaan en verder te ontwikkelen in een altijd veranderende omgeving (Folke, 2016).. Figuur 1.1. Illustratie van begrippen die onderzoekers, betrokken bij de NKWK Community of Practice. ‘Duurzaam beheer Grote Wateren’, gebruiken om in Google informatie te vinden over ecologische veerkracht.. 14 |. Wageningen Environmental Research Rapport 2860.

(17) 1.3. Aanpak en leeswijzer. De volgende stappen zijn doorlopen bij de uitvoering van dit project: Inventarisatie van wensen over nut en noodzaak van een handreiking bij de doelgroep Om tot een goede en bruikbare handreiking te komen, is eerst bij de beoogde doelgroepen verkend in welke vorm en met welke inhoud er behoefte is aan een ‘handreiking robuuste natuur’. Daartoe zijn interviews uitgevoerd (hoofdstuk 2). Bijdragen van KRW- en/of Natura 2000-maatregelen aan robuuste natuur en herstel ecologische veerkracht (hoofdstuk 3) Ten bate van deelvraag (d) is er een inventarisatie gemaakt van geplande maatregelen in de Rijkswateren, waarbij is uitgegaan van vastgestelde en concept-Natura 2000-beheerplannen voor Natura 2000 op basis van de beschikbare documentatie in 2016. Voor de inventarisatie van de KRWmaatregelen in de Rijkswateren is gebruikgemaakt van het ‘Beheer- en Ontwikkel Plan voor de Rijkswateren 2016-2021. De analyse heeft zich gericht op maatregelen die voor de periode 2016-2021 of de periode daarna zijn gepland. Maatregelen die in een eerdere fase zijn uitgevoerd, zijn buiten beschouwing gelaten. Alle geplande maatregelen en maatregelen uit beide richtlijnen zijn geëvalueerd met expertoordeel op basis van vijf kenmerken (paragraaf 3.2) die relevant zijn voor robuuste natuur. Deze scoringscriteria zijn gebruikt als hulpmiddel. De selectie is slechts bedoeld om, met hulp van een aantal voorbeelden, een eerste handreiking te kunnen maken. De voorbeelden illustreren hoe ook vigerend beleid kan bijdragen aan robuuste natuur of veerkracht. De gekozen voorbeelden betekenen niet dat de overige maatregelen geen bijdrage kunnen leveren aan robuuste natuur. Interacties met NKWK– Duurzaam beheer Grote Wateren & LIFE IP Deltanatuur (hoofdstuk 4) In aanvulling op de interviews heeft het projectteam deelgenomen aan de onderzoekslijn ‘Duurzaam beheer grote Wateren’ binnen het Nationaal onderzoeksprogramma Water en Klimaat (NKWK). Daartoe zijn in 2016 meerdere informele CoP-bijeenkomsten georganiseerd met inbreng van Wageningen Environmental Research (Alterra), Wageningen Marine Research (IMARES), Rijkswaterstaat (WVL) en Deltares. Voorts is deelgenomen aan de workshop ‘Robuuste natuur en Natura 2000’ die door WUR en EZ is georganiseerd op 26 april 2016. In het najaar van 2016 is het LIFE IP-programma Deltanatuur van start gegaan met een driedaagse Kick-off (31 oktober-2 november 2016). In overleg met de kwartiermakers van LIFE IP Delta Natuur heeft het projectteam: • een overzicht gemaakt van relevant BO-onderzoek en contactpersonen in het kader van Robuuste Natuur/Veerkracht in relatie tot de Rijkswateren voor LIFE IP; • deelgenomen aan de Kick-off driedaagse (kennis-carrousel); • een workshop over het spanningsveld tussen Natura 2000-doelen en toelaten van meer dynamiek. Formuleren, verdiepen en vormgeven van de Handreiking (hoofdstuk 4 en 5) De ideeën over ‘Ecologische Veerkracht’ en ‘Robuuste natuur’ die in deze bijeenkomsten voorbijkwamen, zijn daarbij verwerkt in de Infographics, tezamen met de inbreng vanuit de interviews en Synthese-workshop (Timmerman et al. 2016). De Synthese-workshop werd op 30 november 2017 georganiseerd met als doel om de resultaten van de KRW-Natura 2000-analyse, Interviews) en de vanaf maart ontwikkelde concept-Infographics te valideren en om nogmaals feedback te verzamelen.. Wageningen Environmental Research Rapport 2860. | 15.

(18) 2. Nut en noodzaak van een handreiking. Auteurs: Marieke de Lange, Marion Bogers. 2.1. Interviews – doel en aanpak. Om tot een goede en bruikbare handreiking te komen, is eerst bij de beoogde doelgroep verkend in welke vorm en met welke inhoud er behoefte is aan een ‘handreiking robuuste natuur’. Vooraf is verondersteld dat de doelgroep bestaat uit water- en natuurbeheerders die betrokken of verantwoordelijk zijn voor het realiseren van de natuurdoelen in de Rijkswateren, maar ook het bevoegd gezag. Voor het natuurbeheer zijn de provincies vaak het bevoegd gezag. Er zijn elf interviews uitgevoerd onder waterbeheerders, natuurterreinbeheerders en provincies (bevoegd gezag) waarbij veertien personen geïnterviewd zijn (Tabel 2.1). De keuze van de respondenten is gebaseerd op spreiding tussen grote wateren, spreiding tussen waterbeheerder, natuurbeheerder en bevoegd gezag, en spreiding tussen beleid en praktische uitvoering van de KRWen Natura 2000-beheerplannen van de grote wateren. De interviews moeten worden gezien als een steekproef. De interviews zijn volgens een vooraf opgestelde vragenlijst uitgevoerd (Bijlage 2).. Tabel 2.1. Enige karakteristieken van de respondenten.. Organisatie. Functie. Rijkswater. Rijkswaterstaat. Projectmanager Beheerplan Natura 2000a,. IJsselmeer. Senior adviseur ecologiea. IJsselmeer b. Projectmanager Afsluitdijk. Waddenzee, IJsselmeer. Adviseur ecologieb. geen specifiek rijkswater. Senior adviseur. Eems-Dollard. Projectleider. Grote rivieren. Ecoloog. Grote rivieren. Natuurmonumenten. Beleidsmedewerker, opsteller beheervisie Marker Wadden Markermeer (Marker Wadden). Noord-Holland. Beleidsmedewerker, KRW en Markermeer-dijken. Markermeer. Zuid-Holland. Coördinator KRWc. Deltawateren c. Beleidsmedewerker natuur. Deltawateren. Gelderland. Projectleider / coördinator Natura 2000. Rijntakken, IJsselmeer/randmeren. Fryslân. Projectleider vismigratierivier. Waddenzee. RVO. Programmamanager Natura 2000. geen specifiek rijkswater. Totaal. 14 personen. A, b en c geeft aan dat deze personen tezamen zijn geïnterviewd.. 16 |. Wageningen Environmental Research Rapport 2860.

(19) 2.2. Resultaten interviews. 2.2.1. Definitie van robuuste natuur. Een van de doelen van de interviews was om duidelijk te krijgen welk beeld de respondent heeft bij robuuste natuur en in welke mate dit al dan niet overeenkomt met de laatst geformuleerde definitie van robuuste natuur uit het BO-onderzoek van 2016 (Bijlsma et al. 2016): Robuuste natuur kan invloeden of fluctuaties in haar omgeving doorstaan of overleven en zal door natuurlijke processen en duurzaam medegebruik op gebiedsniveau niet wezenlijk veranderen. De respondenten onderschrijven het deel van de definitie dat robuuste natuur invloeden van buitenaf kan doorstaan. Ze geven de volgende aanvullingen hierop: • Robuuste natuur is minder kwetsbaar, minder verstoringsgevoelig, een systeem dat zichzelf in stand houdt, met weerstand tegen negatieve invloeden van de omgeving. • Robuustheid kan ook worden uitgelegd als de robuustheid van het systeem zo groot maken dat de kwetsbare natuur toch beschermd blijft tegen de menselijke invloeden. • Stevige natuur die niet reageert op de eerste afwijking of maatregel in negatieve zin. Natuur waar je niet voortduren hoeft in te grijpen d.m.v. beheer of inrichting. Natuur die aansluit bij natuurlijke processen. Er worden ook de volgende kanttekeningen op de definitie gemaakt: • In de definitie zit een vorm van wensdenken, dat als er iets gebeurt de natuur zich kan herstellen. • Robuuste natuur is niet maakbaar en is niet te vangen in randvoorwaarden. • Filosofisch gezien is natuur altijd robuust, want zij kan zich altijd aanpassen. Als je dit verder doordenkt, is robuuste natuur de natuur die ertegen kan dat de mens constant veranderingen in de randvoorwaarden aanbrengt. • Het is een vaag begrip, er bestaan veel verschillende beelden bij robuuste natuur, wordt er wel hetzelfde bedoeld? Het is belangrijk om concreet te maken wat robuuste natuur is, op welke ruimtelijke schaal en welke tijdschaal. Voor beleidsmakers betekent het vaak goedkoop beheer. Er moet voor gezorgd worden dat het werkveld op één lijn komt met het beleid. • Het niet wezenlijk veranderen van natuur laat zich moeilijk rijmen met het feit dat er altijd dynamiek is in de randvoorwaarden: zeespiegelstijging, bodemdaling, maatschappelijke ontwikkelingen. Discussie De opmerkingen van de respondenten geven aan dat het begrip ‘robuuste natuur’ nu nog vooral een beleidsinvulling heeft. Het heeft een doel in zich, een wensbeeld. De opgave is om het begrip robuuste natuur te verbinden met enerzijds beleidsdoelstellingen (zoals in NAGW voor 2050 geformuleerd) en anderzijds gebruik te maken van de ecologische (wetenschappelijke) kennis van stabiele ecosystemen, waarbij stabiliteit wordt beschreven in drie aspecten: weerstand, herstelvermogen en persistentie (zie Bijlage 1 voor omschrijving definities).. 2.2.2. Kansen en knelpunten in relatie tot robuuste natuur in de huidige praktijk. In de interviews zijn verschillende knelpunten genoemd in de huidige manier van werken. Afhankelijk van de werkplek en functie van de respondent kunnen deze knelpunten als volgt gegroepeerd worden: • Vanuit Rijkswaterstaat en de provincies wordt geld vaak als knelpunt benoemd. Er zijn wel ambities, maar geen financiële middelen om deze te realiseren. • Het (ontbreken van) draagvlak bij omwonenden wordt ook ervaren als knelpunt. • De provincies noemen daarnaast dat de bestuurlijke samenwerking met de verschillende ministeries lastig is. • Zowel terreinbeheerders als provincies ervaren een knelpunt in de huidige sectorale benadering in beleid, wetgeving en vergunningverlening. Er is geen afstemming van beleidsdoelen vanuit het Rijk, beleidsdoelen zijn sectoraal en soms strijdig met elkaar. Hierbij wordt het programma Stroomlijn (Krinkels-CSO and Rijkswaterstaat 2014) als voorbeeld genoemd, waarbij door de respondent gesteld wordt dat het waterveiligheidsbeleid de bestaande en nieuwe natuur belemmert.. Wageningen Environmental Research Rapport 2860. | 17.

(20) • Vanuit de terreinbeheerders wordt genoemd dat het opstellen van een Natura 2000-beheerplan in het verleden vaak een moeizaam proces is gebleken. Het vergt veel tijd om tot consensus te komen met de omgeving en economische belangen. Het toepassen van het begrip Robuuste Natuur zal, daar bovenop, een omschakeling in denken vragen bij het formuleren van Natura 2000-beheerplannen. Een respondent geeft bijvoorbeeld aan dat er voor het beheerplan van de Marker Wadden geen doelen op soortniveau zijn vastgesteld. In plaats daarvan worden habitats genoemd met ecologische vogelgroepen die daarbij horen en enkele indicatorsoorten. Deze aanpak past in de denkwijze over robuuste natuur. In de gesprekken worden ook mogelijke oplossingsrichtingen aangegeven. De verschillende suggesties richten zich op het verbreden van de aanpak, van sectoraal en korte termijn naar integraal en lange termijn. Opvallend is dat veel van de suggesties gaan over visie en beheer van de Rijkswateren op regionaal niveau en veel minder over maatregelen gericht op het realiseren van robuuste natuur, in de daarvoor aangewezen (Natura 2000-) gebieden: • Voor veel gebieden zit de oplossing (of het vergroten van ecologische veerkracht) in het gebied om het Natura 2000-gebied heen. Dat geeft de mogelijkheid om externe invloeden te mitigeren, zoals invloeden op waterkwaliteit en waterkwantiteit vanuit de landbouw. De mogelijke oplossingen zoals bufferstroken en peilbeheer liggen vaak buiten het Natura 2000-gebied. • Integratie van de natuurdoelen en andere gebruiksdoelen (inclusief veiligheid) in een afgewogen langetermijnbeeld dat ook recht doet aan alle belangen én gedragen wordt in lange termijn beleid en bestuur. • Natura 2000-beheerplannen ambitieuzer maken: niet alleen de focus op instandhoudingsdoelen leggen maar ook op uitbreidingsdoelen en ruimte bieden om te experimenteren met andere habitattypen en soorten. • Het hebben van een langetermijnvisie, dit wordt met name genoemd voor het IJsselmeergebied. Veel regionale respondenten geven aan dat het van belang is dat deze visie gedragen wordt door alle betrokkenen op rijksniveau: EZ, RWS en I&M, mét het nodige budget. • Ook wordt er door dezelfde respondenten belang aan gehecht dat het rijksbeleid vanuit de verschillende ministeries op elkaar afgestemd is en aansluit bij het werkveld. Bij Rijkswaterstaat wordt dat niet als knelpunt benoemd.. 2.2.3. Beheer en onderhoud van Rijkswateren en Robuuste Natuur. Dit onderwerp is met name in de interviews met terreinbeheerders en provincies aan bod gekomen, maar niet in de interviews met Rijkswaterstaat. In eerdere studies binnen het BO-programma NAGW zijn beheer en onderhoud uitgebreid aan bod gekomen, zoals in de studie Leerpunten Ruimte voor de Rivier (Hartgers et al. 2016). Het onderwerp is ook aan bod gekomen in interviews over meekoppelkansen voor Natuur in het Deltaprogramma (Van Hattum et al. 2014; Veraart et al. 2016) en voor Hollands Noorderkwartier (Van Hattum et al. 2015). De volgende aandachtspunten komen uit de interviews met terreinbeheerders en provincies naar voren: • Onder een robuust systeem wordt verstaan dat de inrichting zo zou moeten zijn dat het systeem zichzelf in stand houdt, dus dat er minimaal beheer en onderhoud nodig is. • Als knelpunt wordt benoemd dat een terreinbeheerder soms in een lastige situatie zit, aan het eind van de beslisketen. Als voorbeeld wordt hiervan genoemd de uitvoering van de vegetatielegger (Box 2.1). • Een ander punt is dat er discussie is wie het beheer gaat betalen. De provincies wensen vaak grotere eenheden natuurterrein, maar er zijn veel minder partijen voor deze grote terreinen die dat willen (en kunnen) beheren (capaciteit, budget).. Box 2.1 De toepassing van de vegetatielegger (Rijkswaterstaat 2014b)in het rivierengebied en dynamische processen De vegetatielegger van Rijkswaterstaat stelt dat de maximale ruwheid ‘glad’ moet zijn bij hoogwater op de locaties waar het water (bij het onderlopen van de uiterwaarden) het hardst stroomt. Een van de respondenten gaf aan dat dit bijna onmogelijk is om te realiseren in combinatie met natuurbeschermingsdoelen. Juist op deze plaatsen zitten allerlei zeldzame soorten. De vegetatielegger is moeilijker uit te voeren wanneer je meer ruimte wil bieden aan dynamische processen. Pas in het stadium van beheer worden dit soort problemen duidelijk en niet in het beleidsformuleringsproces. Bovendien wordt de stroombaan theoretisch bepaald met modellen; het lijkt er daardoor op dat de praktijk zich aanpast aan de theorie.. 18 |. Wageningen Environmental Research Rapport 2860.

(21) 2.2.4. Kennisbehoefte. In de interviews is ook de kennisbehoefte gepeild die nodig is voor het realiseren van robuuste natuur. De respondenten van Rijkswaterstaat geven allen aan dat er binnen Rijkswaterstaat voldoende kennis beschikbaar is bij personen en bij projecten. Mocht de kennis er niet zijn, dan wordt deze ingekocht bij externen. Men is voldoende op de hoogte om dan te weten bij welke partij de kennis wel beschikbaar is. Vanuit de terreinbeheerders wordt aangegeven dat er in het OBN-netwerk (Vereniging van Bos- en Natuurterreineigenaren 2017) veel kennis beschikbaar is. Als knelpunt wordt aangegeven dat de kennis vaak versnipperd is en dat er verschillende interpretaties mogelijk zijn. Ook wordt aangegeven dat er wel voldoende kennis is, maar dat het vaak misgaat in de uitvoering. De respondenten van de provincies geven aan dat ze de kennis uit verschillende bronnen betrekken: rapporten, collega’s en inhuur van externen. Bij de provincies is de kennis en de wens aanwezig om robuuste natuur te realiseren. De brug naar de praktijk wordt als lastig ervaren: hoe kom je bij je wensbeeld, hoe krijg je dat ecologisch en technisch voor elkaar, welke valkuilen en risico’s zijn er? Samenvattend kan geconstateerd worden dat er in Nederland voldoende theoretische kennis aanwezig is over robuuste natuur. Echter, deze kennis is versnipperd aanwezig, waarschijnlijk daardoor wordt de kennis op verschillende manieren geïnterpreteerd en is de kennis niet voor iedereen even makkelijk beschikbaar. Bij de terreinbeheerders en de provincies wordt als knelpunt ervaren dat de brug van theorie naar praktijk lastig is, dat het vaak misgaat in de uitvoering, omdat door bezuinigingen de kennis niet meer naar de uitvoerende partijen kan stromen.. 2.2.5. Nut en noodzaak van een Handreiking robuuste natuur. De respondenten van Rijkswaterstaat geven aan geen behoefte aan een handreiking te hebben. De kennis is beschikbaar binnen Rijkswaterstaat, er is geen handreiking voor nodig om die te ontsluiten. De respondenten van de terreinbeheerders geven aan dat er al meerdere instrumenten beschikbaar zijn, zoals de SNL-applicatie voor het opstellen van natuurbeheerplannen(BIJ12 and Subsidiestelsel Natuur en Landschap (SNL); 2017). Voor het rivierengebied wordt aangegeven dat de inrichtingsconcepten van Smart Rivers bruikbaar zijn (Wereld Natuur Fonds et al. 2015). RVO meldt dat Dienst Landelijk Gebied in het verleden een handreiking in de vorm van een kapstok gebiedsprocessen (Pleijte et al. 2014) heeft ontwikkeld, die ook voor het realiseren van robuuste natuur gebruikt zou kunnen worden. Dit geldt met name voor het opstellen van Natura 2000-beheerplannen waarbij voor een integrale gebiedsaanpak gekozen wordt. Het nut van een handreiking wordt gezien als een hulpmiddel met aanwijzingen om een systeem te kunnen laten ontwikkelen/bijsturen naar een wensbeeld. Vanuit de provincies wordt de verwachting uitgesproken dat het met een handreiking in de toekomst beter mogelijk zal zijn om de aspiraties te verduidelijken en aan te geven hoe je die bereikt. Dat kan door een technische insteek te kiezen, het beschrijven van maatregelen, onderbouwd met maatregeleffect relaties indien die beschikbaar zijn. Bij de respondenten van Rijkswaterstaat, waar geen kennisbehoefte is, er ook geen behoefte aan een handreiking. Bij de respondenten bij RWS die wel een kennisbehoefte hebben, is er wel een (variërende) behoefte aan een handreiking. Met name in het vertalen van het wensbeeld naar (technische) maatregelen om daar te komen.. 2.2.6. Vormgeving en communicatie/hoe zou de handreiking eruit moeten zien?. Over welke vorm de handreiking zou moeten krijgen, geven de respondenten een redelijk eenduidig beeld: • Geen nieuw of apart platform. Het aansluiten bij een bestaand platform of website is het wenselijkst, om ervoor te zorgen dat er niet nog meer versnippering van kennisaanbod is. Bijvoorbeeld aanhaken bij het platform binnen Rijkswaterstaat voor het waterbeheer van de Grote Wateren of de NKWK Community of Practice ‘Duurzaam beheer Grote Wateren’(Backx and Wulfraat 2017).. Wageningen Environmental Research Rapport 2860. | 19.

(22) • Verbinden in het veld. Bijvoorbeeld in de vorm van workshops/veldwerkplaatsen/bijeenkomsten in het veld. Ecologie is geen ‘harde’ wetenschap, het gaat vaak om inschattingen en verwachtingen gebaseerd op expertoordeel. Het overbrengen van de nuance daarin, met name voor de gevoelige/onzekere onderdelen, gaat het best door persoonlijk contact. Hiermee kunnen ook de verschillende interpretaties van robuuste natuur bij elkaar gebracht worden en kan er een brug geslagen worden tussen beleid en beheer en tussen wetenschap en praktijk. • Wetenschappelijke onderbouwing onderliggende processen en relaties. Wat ontbreekt, zijn met kennis onderbouwde, kwantitatieve maatregel-effectrelaties. Een van de (meerdere) voorbeelden die in de interviews aan bod kwamen: ‘Hoeveel herstel van getijde (cm) is noodzakelijk om de ecologische veerkracht van Grevelingen duurzaam te herstellen?’ Zo zijn er voor alle wateren vergelijkbare relevante kennisvragen. Een van de respondenten gaf aan dat ‘het stelsel herstelmaatregelen’ dat ontwikkeld is in het kader van de programmatische aanpak stikstof (PAS) hierbij als voorbeeld kan dienen. Dit stelsel is wetenschappelijk gereviewd en biedt een state-of-theart overzicht van de beschikbare kennis over de effectiviteit van beoogde PAS-maatregelen (ministerie van Economische Zaken 2015). Ook voor andere initiatieven, zoals Deltaprogramma Agrarisch Waterbeheer, is een stelsel van kwantitatieve maatregel-effectrelaties belangrijk om te kunnen voldoen aan KRW- en/of Natura 2000-doelen.. 2.3. Conclusies en aanbevelingen. De wens van EZ is dat er een ‘handreiking robuuste natuur’ komt gericht op het realiseren van robuuste natuur. De beoogde doelgroep van zo’n handreiking zijn de water- en natuurbeheerders die betrokken of verantwoordelijk zijn voor het realiseren van de natuurdoelen in de Rijkswateren, en het bevoegd gezag. Voor het natuurbeheer zijn dat vaak de provincies. Bij deze beoogde doelgroep is door middel van interviews verkend in welke vorm en met welke inhoud er behoefte is aan een ‘handreiking robuuste natuur’. Uit deze interviews volgt: De ambitie van EZ om robuuste natuur te realiseren met daarin extra ruimte voor natuurlijke dynamiek in combinatie met de uitvoering van de Natura 2000-beheerplannen (soortbeschermingsdoelen) en KRW-maatregelen, wordt door alle respondenten onderschreven. Bij de doelgroep is momenteel geen eenduidig beeld wat er precies bedoeld wordt met het begrip ‘robuuste natuur’. Er worden meerdere knelpunten gesignaleerd in de huidige praktijk. De belangrijkste zijn te weinig financiële middelen voor het realiseren van ambities en de huidige sectorale aanpak waarbij natuurdoelen gescheiden zijn van andere doelen, zoals waterveiligheid. De kansen voor robuuste natuur worden vergroot als beleid en beheer zich richten op het verbreden van de aanpak, van sectoraal en korte termijn naar integraal en lange termijn. De respondenten geven aan dat er voldoende (theoretische) kennis aanwezig is in Nederland over robuuste natuur. Bij de terreinbeheerders en de provincies wordt als knelpunt ervaren dat de brug van theorie naar praktijk lastig is. Hun ervaring is dat projecten vaak misgaan in de uitvoering. Er is een wisselende behoefte aan een handreiking, die samenhangt met de kennisbehoefte. De respondenten die geen kennisbehoefte hebben, hebben ook geen behoefte aan een handreiking. Bij de respondenten die wel een kennisbehoefte hebben, is er wel een (variërende) behoefte aan een handreiking. Met name wordt genoemd het vertalen van het wensbeeld naar (technische) maatregelen om daar te komen. Over de vorm van de handreiking bestaat een grote mate van consensus: • Niet een nieuw platform opzetten, maar aanhaken bij een bestaand platform of website; • Beelden en definities van robuuste natuur bij elkaar brengen door persoonlijk contact in de vorm van veldbezoeken; • Verder versterken van de wetenschappelijke onderbouwing van onderliggende processen en relaties.. 20 |. Wageningen Environmental Research Rapport 2860.

(23) 3. Bijdrage van KRW en NATURA 2000 aan Robuuste Natuur in de Rijkswateren. Auteurs: Jos Timmerman & Maurice Paulissen. 3.1. Inleiding en achtergrond. 3.1.1. Inleiding. Voor de EU-richtlijnen Natura 2000 en Kaderrichtlijn Water (KRW) is een groot aantal maatregelen voorzien voor de periode 2016-2021 en daarna. Sommige maatregelen kunnen bijdragen aan het creëren of versterken van robuuste natuur, waarmee de mogelijkheid wordt gecreëerd de opgaven voor Natura 2000 en KRW te combineren met de doelen voor robuuste natuur. Uit een inventarisatie uit 2014 (Van Hattum et al. 2014) en de ex-ante-evaluatie van de KRW in 2014 (Coalitie Natuurlijke Klimaatbuffers 2014) blijkt dat er veel kansen zijn voor het combineren van water- en natuuropgaven. Ook zijn er indicaties (Van Hattum et al. 2016) dat er veel kansen liggen om het gedachtegoed van de Natuurambitie Grote Wateren vorm te geven in de diverse uitvoeringsprojecten in de periode 20152021. In dit hoofdstuk wordt beschreven in welke mate maatregelen, die genomen worden in het kader van de Europese richtlijnen Natura 2000 en Kaderrichtlijn Water, bij kunnen dragen aan het creëren of versterken van robuuste natuur in de Rijkswateren. Onder beide richtlijnen lopen programma’s van maatregelen om de doelen onder de richtlijnen te realiseren. Aan de hand van een vijftal criteria is onderzocht in hoeverre individuele maatregelen onder deze richtlijnen in de Rijkswateren bij kunnen dragen aan het creëren of versterken van robuuste natuur.. 3.1.2. Natura 2000. Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden waarin belangrijke flora en fauna voorkomen, gezien vanuit een Europees perspectief, op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie. Dit netwerk vormt de hoeksteen van het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. Natura 2000 is niet enkel ter bescherming van gebieden (habitats), maar draagt ook bij aan soortenbescherming. Doelstelling is dat het verlies aan soorten planten en dieren in 2020 is gestopt en zo veel mogelijk hersteld. In juridische zin komt Natura 2000 voort uit de Europese Vogelen Habitatrichtlijnen van respectievelijk 1979 (EEG 1979a) en 1992 (EEG 1992). Het Natura 2000netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Op basis van de Natuurbeschermingswet van 1998 dient voor de gebieden die definitief zijn aangewezen binnen drie jaar een Beheerplan Natura 2000 te worden gepubliceerd. Dat beheerplan is vervolgens zes jaar geldig (daarna volgt een nieuw plan of bijstelling van het vorige plan). De beheerplannen omvatten alle maatregelen om de natuurdoelen voor het betreffende gebied te halen. De oorspronkelijke doelstelling in Nederland was dat er per december 2013 beheerplannen zouden zijn voor alle 162 gebieden. Deze doelstelling is om uiteenlopende redenen niet gehaald, maar in 2016 is een groot deel van de beheerplannen tenminste in concept gereedgekomen.. 3.1.3. Kaderrichtlijn Water. De Kaderrichtlijn Water (EC 2000) is een Europese richtlijn die voorschrijft dat de waterkwaliteit van de Europese wateren vanaf 2015, maar uiterlijk in 2027, aan bepaalde eisen moet voldoen. De richtlijn is in 2000 van kracht geworden en heeft een aantal oude richtlijnen, zoals de drinkwaterrichtlijn (EEG 1975), de viswaterrichtlijn (EEG 1978) en de schelpdierwaterrichtlijn (EEG. Wageningen Environmental Research Rapport 2860. | 21.

(24) 1979b), geïntegreerd en vervangen met de bedoeling meer eenheid in de regelgeving te brengen. De richtlijn gaat uit van – internationale – stroomgebieden, soms verder samengevoegd tot stroomgebiedsdistricten. Hiermee is de zorg voor water per definitie grensoverschrijdend geworden. Voor Nederland gaat het om het stroomgebied van respectievelijk Schelde, Maas, Rijn en Eems. De richtlijn bepaalt dat de EU-lidstaten voor elk stroomgebied gezamenlijk actieprogramma’s moeten opstellen waarin alle aspecten van water aan de orde moeten komen. In de praktijk worden nationale actieprogramma’s opgesteld, waarna in gezamenlijke actieprogramma’s acties worden opgenomen die een duidelijk grensoverschrijdende invloed hebben. In de actieprogramma’s zijn de diverse maatregelen opgenomen om de doelstellingen van de richtlijn te halen.. 3.2. Werkwijze. 3.2.1. Verzamelen en afbakenen. Voor het verzamelen van de geplande maatregelen in de Rijkswateren is uitgegaan van de vastgestelde en conceptbeheerplannen voor Natura 2000. De vastgestelde Natura 20001. beheerplannen zijn beschikbaar via internet . De concept-Natura 2000-beheerplannen zijn opgevraagd bij Rijkswaterstaat. Voor deze studie is gebruikgemaakt van de volgende (ontwerp)beheerplannen: Deltawateren (Rijkswaterstaat 2015b), Waddenzee (MinIenM 2015), IJsselmeergebied (Platteeuw et al. 2016), Rijntakken (Provincie Gelderland 2015), Zwarte water en Vecht (Provincie Overijssel 2015). Voor de inventarisatie van de KRW-maatregelen in de Rijkswateren is gebruik gemaakt van het ‘Beheer- en Ontwikkel Plan voor de Rijkswateren 2016-2021’ (BPRW 2016-2021) (Rijkswaterstaat 2. 2015a) en met name de bijbehorende factsheets . Voor elk waterlichaam is een factsheet gemaakt, waarin voor het betreffende waterlichaam wordt aangegeven welke maatregelen in de periode 20092015 zijn uitgevoerd en welke voor de periodes 2016-2021 en 2022-2027 zijn gepland. In de analyse zijn alle waterlichamen uit de factsheets behorend bij het BPRW 2016-2021 meegenomen. De analyse heeft zich gericht zich op de geplande maatregelen, maatregelen die voor de periode 2016-2012 of de periode daarna zijn gepland. Maatregelen die in een eerdere fase zijn uitgevoerd, zijn buiten beschouwing gelaten. Ook zijn maatregelen die zich uitsluitend richten op onderzoek niet meegenomen in de evaluatie, omdat onderzoek niet direct bijdraagt aan realisatie van een nieuwe situatie. Wel kan onderzoek uiteindelijk op termijn leiden tot maatregelen die bijdragen aan robuuste natuur. De evaluatie van de maatregelen is gebaseerd op het oordeel van experts, waarbij de scoringscriteria gebruikt zijn als hulpmiddel. Op deze manier is een eerste selectie gemaakt van maatregelen die veel potentie hebben om bij te dragen aan robuuste natuur. De selectie is gemaakt om een eerste handreiking te kunnen maken aan de hand van voorbeelden. De gekozen voorbeelden betekenen niet dat de overige maatregelen geen bijdrage zouden kunnen leveren aan robuuste natuur.. 3.2.2 Scoringscriteria Alle geplande maatregelen en maatregelen in uitvoering zijn voor beide richtlijnen gescoord op vijf verschillende kenmerken die relevant zijn geacht voor robuuste natuur. De vijf kenmerken zijn dynamiek, onderhoud, veerkracht ten opzichte van het klimaat, veerkracht ten opzichte van menselijke invloeden en connectiviteit (Sanders et al. 2016b).. 1 2. Vastgestelde en concept beheerplannen zijn te vinden via http://www.natura2000.nl/pages/kaartpagina.aspx Te downloaden via https://staticresources.rijkswaterstaat.nl/binaries/KRWfactsheets%20behorend%20bij%20het%20Bprw%202016-2021_tcm21-72099.pdf. 22 |. Wageningen Environmental Research Rapport 2860.

(25) Tabel 3.1. Overzicht van de criteria en de wijze van scoren.. Criterium. Toelichting. Scoring. Dynamiek. maakt de maatregel dynamiek in het systeem. Maatregelen die de dynamiek bevorderen,. mogelijk of verhoogt deze de dynamiek? Het toelaten. scoren 1, indifferente maatregelen een 0,. Onderhoud:. van getij of het creëren van overloopgebieden. maatregelen die de dynamiek beperken. bevordert bijvoorbeeld de dynamiek.. scoren -1.. is de maatregel onderhoudsarm of vergt deze veel. Maatregelen die geen of zeer weinig. onderhoud? Eenmalige maatregelen die geen of. onderhoud vergen (onderhoudsarm),. nauwelijks verder onderhoud vergen, zijn. scoren 1, maatregelen die enig onderhoud. onderhoudsarm.. vergen scoren 0, maatregelen die regelmatig onderhoud vergen (bijv. regelmatig maaien) scoren -1.. Veerkracht – klimaat:. Maatregelen die klimaatveerkracht. draagt de maatregel ertoe bij dat het systeem. invloeden van klimaatverandering kan opvangen? Het bevorderen, scoren 1, maatregelen die gaat dan met name om demping van extreme. veerkracht-neutraal zijn scoren 0,. weersomstandigheden.. maatregelen die veerkracht verminderen. draagt de maatregel ertoe bij dat het systeem. Maatregelen die de veerkracht ten opzichte. scoren -1. Veerkracht – mens:. menselijke invloeden kan opvangen? Het gaat om. van menselijke invloeden bevorderen,. maatregelen die helpen om verstoring door menselijk. scoren 1, maatregelen die veerkracht-. ingrijpen (recreatie, bevissing etc.) tegen te gaan of. neutraal zijn scoren 0, maatregelen die. te verminderen. Bijvoorbeeld vispassages kunnen. veerkracht verminderen scoren -1.. helpen om effecten van bevissing te verminderen. Connectiviteit:. draagt de maatregel ertoe bij dat er een betere. Maatregelen die connectiviteit bevorderen,. verbinding ontstaat met de omringende gebieden?. scoren 1, maatregelen die connectiviteit-. Het kan dan gaan om bijvoorbeeld gradiënten of. neutraal zijn scoren 0, maatregelen die de. vispassages, maar ook om andere verbindende. connectiviteit verminderen scoren -1.. maatregelen. Het uiteindelijke scoringsresultaat loopt van 5 tot -5. Dit scoringsresultaat moet echter niet worden beschouwd als een kwantitatieve beoordeling, maar als een prioritering. Maatregelen die hoog scoren, dragen waarschijnlijk het meest bij aan het creëren van robuuste natuur. De uitvoering van een specifieke maatregel, bijvoorbeeld, kan echter zodanig zijn dat een afwijkend resultaat verkregen wordt. De kenmerken staan niet volledig los van elkaar, maar beïnvloeden elkaar. De veerkracht ten opzichte van het klimaat, bijvoorbeeld, wordt vergroot door gebieden met elkaar te verbinden, ofwel door de connectiviteit te vergroten. Of het vergroten van heterogeniteit en gradiënten, waarmee de veerkracht ten opzichte van het klimaat wordt vergroot, kan bijvoorbeeld gerealiseerd worden door de dynamiek te vergroten. Een zekere mate van ‘dubbeltelling’ is daardoor onvermijdelijk.. ‘Dynamiek’ gaat over verandering in tijd en plaats van processen en patronen. Bij een grotere natuurlijke dynamiek komen meestal verschillende ontwikkelingsstadia (bijvoorbeeld van pioniervegetatie tot climaxvegetatie) naast elkaar voor. Dynamiek binnen ecosystemen is daarom nodig voor het handhaven van een zekere soortenrijkdom. Een systeem met een grotere dynamiek heeft een grotere heterogeniteit en is minder gevoelig voor verstoringen, omdat er continue verstoringen plaatsvinden (Bakker 2012; PBL 2010; RLI 2013). Ook geeft het ministerie van Economische Zaken in haar Natuurambitie Grote Wateren aan te streven naar robuuste ecosystemen met een hoge mate van heterogeniteit (EZ 2014a). Een grotere dynamiek van het systeem wordt daarom als een positieve eigenschap voor robuuste natuur gezien. ‘Onderhoud’ gaat over de mate van inspanning die nodig is om een systeem in stand te houden. Robuuste natuur wordt mede gezien als natuur die zichzelf grotendeels onderhoudt en dus lage beheerlasten heeft (EZ 2014b). ‘Veerkracht ten opzichte van het klimaat’ gaat over de mate waarin de natuur bestand is tegen of in staat is zich te herstellen van effecten van de dynamiek die veroorzaakt wordt door klimaatverandering. Enerzijds gaat het om grotere weersextremen, anderzijds om de veranderingen. Wageningen Environmental Research Rapport 2860. | 23.

(26) op de langere termijn. Robuuste natuur moet daarmee ook een natuur zijn die past bij en zich aanpast 3. aan het veranderende klimaat (EZ 2014a; EZ 2014b). ‘Veerkracht ten opzichte van menselijke invloeden’ gaat over de mate waarin de natuur bestand is tegen of in staat is zich te herstellen van menselijke invloeden. Robuuste natuur wordt geacht minder gevoelig te zijn voor menselijk medegebruik (Sanders et al. 2016b); ‘In robuuste natuur kunnen bezoekers naar hartenlust struinen’ (EZ 2014a). Vergroten van de veerkracht draagt daarmee bij aan robuuste natuur. ‘Connectiviteit’ gaat over de mate waarin verschillende gebieden met elkaar in verbinding staan en/of uitwisseling kan plaatsvinden tussen gebieden. Als er een goede verbinding is met andere gebieden, zal na een verstoring sneller herstel optreden door migratie vanuit die andere gebieden. Robuuste natuur is daarmee gebaat bij verbetering van de connectiviteit (EZ 2014a).. 3.3. KRW-maatregelen en Robuuste Natuur. 3.3.1. Aanpak. De KRW-maatregelen zijn alle geclassificeerd naar vergelijkbare maatregelen. De classificaties zijn voorzien van een zogenaamde SGBP (Stroom Gebied Beheer Plan) omschrijving. Deze indeling is in belangrijke mate gebruikt voor het identificeren van kansrijke maatregelen. Het gaat dus niet om individuele maatregelen, maar om typen maatregelen. Een aantal KRW-maatregelen scoort maximaal, dus wordt positief beoordeeld op alle vijf kenmerken. Dit zijn: • het aanleggen van nevengeulen; • de aanleg van speciale leefgebieden flora en fauna; • het verbreden van (snel)stromend water en/of hermeanderen van watergangen. Maatregelen die laag scoren op robuustheid zijn het uitvoeren van actief visstands- of schelpdierstandsbeheer en het uitvoeren van op waterkwaliteit gericht onderhouds-/maaibeheer (water en natte oever). Daarbij moet worden opgemerkt dat niet altijd alle maatregelen met eenzelfde classificatie hetzelfde scoren. Dit zal voor de classificatie ‘aanpassen van het streefpeil’ verderop in de tekst worden uitgewerkt.. 3.3.2. Hoog scorende maatregelen. De maatregel met SGBP-omschrijving ‘aanleg van nevengeul’ betreft vaak het (eenzijdig) aantakken van een strang en/of het herstellen van verbindingen. Deze maatregel wordt positief beoordeeld op dynamiek, omdat bij verschillende waterstanden verschillende gebieden onder water komen te staan. Dit is niet meer beperkt tot de directe omgeving van de hoofdstroom. Hiermee ontstaat meer variatie in processen en patronen; er ontstaat een groter aantal habitatelementen, dat voor en grotere diversiteit in flora en fauna zorgt. Ook vormen aangetakte strangen en meestromende nevengeulen een kraamkamer voor stroomminnende vissoorten (Dorenbosch et al. 2011). Deze maatregel wordt ook positief beoordeeld op onderhoud. Door spreiding van de hoeveelheid water in ruimte en tijd wordt de druk op de beschermende infrastructuur (kaden en dijken) minder en kan, na de eenmalige ingreep, met minder onderhoud worden volstaan. De maatregel draagt bij aan het vergroten van de veerkracht voor klimaat3 door de spreiding van de hoeveelheid water in ruimte en tijd; zowel zware regenval als langdurige droge perioden worden gedempt. Dit werkt ook door op langere termijn. Verder vergroot de maatregel de veerkracht voor menselijke invloeden. Doordat een meer gevarieerd, maar onderling verbonden systeem ontstaat, kan herstel van verstoring door menselijke invloed sneller plaatsvinden. Ten slotte vergroot de maatregel de connectiviteit. Het (weer) verbinden met een 3. Natuur kan klimaatbestendiger worden gemaakt door ((Sanders et al. 2016b; Vonk et al. 2010)): 1.. Gebieden met elkaar te verbinden om het migreren van soorten mogelijk te maken.. 2.. De heterogeniteit en gradiënten vergroten in natuurgebieden en omringend landschap.. 3.. De standplaatscondities in natuurgebieden verbeteren en daarbij zo veel mogelijk gebruikmaken van natuurlijke landschapsvormende processen.. 24 |. Wageningen Environmental Research Rapport 2860.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze waterkwaliteit moet minstens voldoen aan de richtwaarden die zijn vastgelegd voor het watertype “matig zuur meer” (Zm) ,waartoe het Stijnsven behoort volgens

Er zijn tijdens de survey 2 mosselstrata (M1 & M2) en 3 kokkelstrata (K1 t/m K3) onderscheiden met ieder een andere verwachting voor het aantreffen van de mosselen en

Integrating general skills into a first-year programme for medical students can be a daunting task. Medical students are typically negative towards learning content that is related

Solvent extraction and separation of hafnium from zirconium using Ionquest 801 Zr:Hf ratio 1:1–100:1 with all feed solutions containing 0.2 g/l Hf and the corresponding amount of

• een hoog totaal-P gehalte in de bodem (voorwaarde) zorgt via primaire productie door planten (proces) voor een woekering van ondergedoken waterplanten (toestand), mits er

Door teloorgang van het tradionele beheer als visteeltvijver, waarbij periodieke droogleggingen de vorming van een uitgebreide sliblaag tegengingen, en door de aanvoer van

Verwacht wordt dat dit niet alleen belangrijk is voor de biodiversiteit maar ook voor het estuarine functioneren, door de rol die dit soort gebieden spelen in de nutriëntencycli