• No results found

Pepernoten en representatie : een onderzoek naar de beleving van racisme in relatie tot zwarte piet

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Pepernoten en representatie : een onderzoek naar de beleving van racisme in relatie tot zwarte piet"

Copied!
67
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Pepernoten en representatie

Een onderzoek naar de beleving van racisme in relatie

tot zwarte piet

Jong, Anne de

Naam: Jordy Pama Studentnummer 6283357/10001617 Bachelorscriptie Algemene Sociale Wetenschappen Docent: A. De Jong Tweede Lezer: M. Dekker 23 juni ’14

(2)
(3)

Inhoudsopgave

Samenvatting... 3

Lijst van figuren... 3

Introductie ... 4 1. Probleemstelling ... 5 2. Vraagstelling ... 7 3. Methodologie ... 9 3.1 Interdisciplinariteit ... 9 3.2 Strategie ... 9 3.3 Onderzoeksdesign ... 9 3.4 Onderzoeksmethode ...10 3.5 Codeerschema ...11 3.6 Ethische kwesties ...11 3.7 Relevantie ...12 3.8 Doelstelling ...12

4. racisme: soorten, vormen en implicaties ... 13

4.1 Racisme ...13

4.2 Alledaags racisme ...15

4.3 Drogredeneringen in discussies over racisme ...18

5. Resultaten ... 20

5.1 Conceptuele duidingen van racisme ...20

5.2 Ervaringen, anekdotes en beleving van racisme ...23

5.3 de beleving van anderen ...28

Conclusie ... 31

Conclusie: zwarte piet als uiting van racisme...31

Discussie ...33

Reflectie ...34

Bibliografie ... 36

Digitale bronnen ...37

Bijlagen... 38

Lijst van respondenten ...38

Interviewschema ...38

Voorbeeld transcriptie tv-uitzendingen ...39

Voorbeeld transcripties blogs ...50

(4)

Samenvatting

Sinds het televisieoptreden van Quinsy Gario bij Pauw en Witteman in oktober 2013 is de discussie rondom zwarte piet in alle hevigheid losgebarsten. Gario geeft tijdens zijn televisieoptreden aan dat “de stem van de donkere Nederlander niet gehoord wordt”. Dit onderzoek tracht te luisteren naar deze stem door middel van de analyse van interviews, tv-programma’s en blogs. Door een analyse van blogs, interviews en tv-uitzendingen aan theorieën over racisme is een antwoord geformuleerd op de vraag: ‘Waarom is zwarte piet in de ogen van activisten een vorm van racisme?’ Het onderzoek laat zien dat activisten zwarte piet zien als een onderdeel van cultureel racisme en een symptoom van een grotere racismediscussie in Nederland. Deze discussie wordt niet gevoerd omdat de voorstanders van zwarte piet een onjuist idee een identiteit van onschuld, tolerantie en vrijheid met zich meedragen, veroorzaakt door gebrekkige historische kennis. Op deze wijze houden de voorstanders van zwarte piet vast aan een genormaliseerd cultureel systeem waar tegenstanders niet langer deel van uit willen maken. De verdediging van dit culturele systeem gaat gepaard met racistische uitspattingen, waarmee bewezen wordt dat racisme nog steeds aanwezig is in de Nederlandse samenleving.

Lijst van figuren

Figuur 1: selectie reacties op twitter over het optreden van Quinsy Gario bij Pauw en Witteman.

(5)

Introductie

De discussie over racisme in Nederland is eind 2013 aangewakkerd en is sindsdien prominent aanwezig in het maatschappelijk debat. Columnisten, politici en bekende Nederlanders geven en masse hun mening over de verschillende voorvallen welke al dan niet het label ‘racistisch’ zouden kunnen dragen. Gordon, in zijn rol als lid van de jury bij ‘Hollands Got Talent’, vroeg een deelnemer met Aziatisch uiterlijk of hij “nummer negenendertig met lijst” ging zingen, Jack Spijkerman noemde Humberto Tan tijdens de talkshow RTL Late Night “niet alleen donker maar ook nog dom” en PVV-leider Geert Wilders laat zijn aanhangers “minder, minder, minder” scanderen op de vraag of ze meer of minder Marokkanen willen. Na het antwoord aangehoord te hebben laat Wilders weten het te gaan regelen. Ten slotte is er de discussie bij Pauw en Witteman over zwarte piet, aangewakkerd door Quinsy Gario. Hij kwam naar het programma om een, zo bleek later, spraakmakende positie in te nemen: volgens Gario is zwarte piet racisme.

Dit laatste voorval, ‘zwarte piet is racisme’, is uitgemond in een van de grootste publieke debatten van de afgelopen tijd. Sterker nog, ‘Roet in het eten’, een actiegroep en radiozender van Quinsy Gario, en ‘Pietitie’, de snelst gelikete Pro zwarte piet Facebook-pagina ooit, werden bekroond met een issue-award1 . De Issue Award is de jaarlijkse prijs voor de persoon of organisatie die op opvallende, onconventionele manier een onderwerp maatschappelijk en politiek op de agenda zet.

De intensiteit van dit issue is de aanleiding geweest voor dit onderzoek. Een voor veel blanke Nederlanders onschuldige figuur én belangrijk cultureel fenomeen wordt bevraagd en bekritiseerd en houdt de gemoederen bezig. Voor tegenstanders is de figuur een herinnering aan kolonialisme en slavernij. Waarom zien zij dit zo?

1http://www.issuemakers.nl/issues/zwarte-piet-wint-issue-award-2014/

(6)

1. Probleemstelling

Op 7 oktober 2013 was Quinsy Gario te gast bij Pauw en Witteman om te vertellen over zijn strijd tegen zwarte piet.2 Gario, kunstenaar en activist, houdt zich al jaren bezig met racisme in Nederland en is bekend door zijn protesten tegen zwarte piet. In zijn openingsstatement vertelde hij dat zwarte piet staat voor “een koloniale oprisping uit een tijd van voor de afschaffing van de slavernij en ‘wij’ (de Nederlandse bevolking) voeren dit toneelstukje ieder jaar weer uit”. Jeroen Pauw antwoord hier op: “dat is zoals jij het ervaart”, waarop Quinsy Gario weer antwoordt dat dit “is zoals het eigenlijk is”. In dit korte stukje, nota bene het openingsstuk van het debat in het programma, strandt de discussie op een onvermijdelijk en essentieel punt: interpretatie.

Dit lijkt vaker de tendens te zijn. Tegenstanders van zwarte piet vinden zwarte piet racisme en beschuldigen hiermee, impliciet maar soms ook expliciet, sinterklaas-vierend Nederland van racisme. De voorstanders van zwarte piet zien sinterklaas en zwarte piet als een cultureel fenomeen en zijn boos om de beschuldigingen. Deze woede uit zich in racistische opmerkingen zoals te zien in de afbeeldingen hieronder.

figuur 1: selectie reacties op twitter over het optreden van Quinsy Gario bij Pauw en Witteman3

Het debat lijkt dus te stagneren door onbegrip van beiden kanten. Quinsy Gario betoogde bij Pauw en Witteman dat “de stem van de donkere mens of de donkere Nederlander” niet gehoord lijkt te worden. Dit onderzoek tracht naar deze stem te

2De uitzending is terug te kijken via

http://pauwenwitteman.vara.nl/media/301522

3 afbeeldingen van http://wijblijvenhier.nl/21293/racistische-reacties-anti-zwarte-piet-betoog-quinsy-gario/

(7)

luisteren en zo een deel van het onbegrip weg te nemen, hierdoor bijdragend aan een constructieve discussie.

(8)

2. Vraagstelling

Het onderzoek legt de focus op de interpretatie van activisten die zich inzetten tegen zwarte piet. Hierbij kan gedacht worden aan aanhangers van de “zwarte piet is racisme” actiegroep en daaraan gelinkte partijen, zoals ‘Roet in het eten’, ook van Quinsy Gario, en actiegroep Kick-Out zwarte piet, maar ook aan andere activisten die zich veelvuldig uitspreken tegen zwarte piet. Er is gekozen voor activisten omdat deze personen zeer actief in het debat zijn en zich zeer expliciet uitspreken tegen zwarte piet. Deze activisten en groepen verzetten zich tegen het volgens hen racistische symbool van zwarte piet en strijden voor een Sinterklaasfeest voor iedereen4. Waarop is de ervaring van zwarte piet als racistische figuur gebaseerd? Hoe voelt racisme? En waarom is zwarte piet hier een voorbeeld van, volgens de tegenstanders? Hierbij tracht het onderzoek de persoonlijke, dagelijkse ervaring van racisme bij activisten te ontdekken en te koppelen aan wetenschappelijke literatuur over racisme. De leidende vraag van dit onderzoek is dan ook:

“Waarom is zwarte piet in de ogen van activisten een uiting van racisme?”

Om een zo volledig mogelijk antwoord te geven op de hoofdvraag zullen een aantal deelvragen in dit onderzoek aan bod komen:

1. “Hoe definiëren activisten racisme?”

2. “Welke uitingen van racisme worden door activisten ervaren in de Nederlandse samenleving?”

3. “Hoe omschrijven activisten de zienswijze van voorstanders van zwarte piet?

Met de eerste deelvraag wordt getracht te begrijpen wat racisme volgens activisten inhoudt. Dit wordt vergeleken met definities van racisme in het theoretisch kader in hoofdstuk 4.

Met de tweede deelvraag wordt getracht aan het licht te brengen op welke momenten racisme ervaren wordt. Zijn het kleine voorvalletjes, bijvoorbeeld bij de

4 Blog van de actiegroep http://zwartepietisracisme.tumblr.com/

(9)

supermarkt, of grote confrontaties met een bedrijf of de overheid? Bij deze deelvraag zullen persoonlijke ervaringen van respondenten centraal staan en zal gekeken worden in hoeverre dit past in het bestaande beeld van racisme in de maatschappij zoals beschreven wordt in het theoretisch kader.

Met de derde deelvraag wordt de focus op zwarte piet gelegd. Vanuit beiden kanten van de discussie zal gekeken worden naar het fenomeen zwarte piet en met hulp van de respondenten zal er aandacht zijn voor het deel van de discussie waar volgens activisten geen aandacht voor is in het debat van de afgelopen maanden.

Met behulp van deze deelvragen zal een antwoord geformuleerd worden op de hoofdvraag. Met dit antwoord wordt een constructieve bijdrage geleverd aan de racismediscussie van de afgelopen maanden en het academisch onderzoek naar racisme in het algemeen. Dit wordt gedaan door een brug te slaan tussen een empirische component en een theoretische analyse met betrekking tot racisme.

(10)

3. Methodologie

3.1 Interdisciplinariteit

Dit onderzoek heeft een interdisciplinair karakter wat wilt zeggen dat er vanuit meerdere perspectieven naar de casus gekeken wordt en met de gecombineerde kennis van meerdere disciplines een antwoord gegeven wordt op de hoofdvraag van het onderzoek. Dit antwoord zou onmogelijk adequaat geformuleerd kunnen worden vanuit één enkele discipline, omdat de casus zwarte piet overduidelijk meerdere dimensies heeft: een culturele dimensie, als onderdeel van een volksfeest, een sociale dimensie door de volgens tegenstanders racistische kant van het fenomeen zwarte piet en ook een politieke kant, over het debat en de ontbrekende dialoog. Het is de geïntegreerde kennis van meerdere disciplines die er voor zorgt dat een complex en breed vraagstuk adequaat beantwoord kan worden (Repko, 2008).

Dit onderzoek maakt gebruik van een drietal disciplines: de sociologie met betrekking tot in- en uitsluiting, de antropologie met betrekking tot cultuur en identiteit en de conflictstudies met betrekking tot de ontbrekende dialoog en het conflict tussen deze culturele identiteit en de processen van in- en uitsluiting.

3.2 Strategie

Dit onderzoek is geïnteresseerd in de interpretaties van een bepaalde groep over een bepaald concept: activisten over zwarte piet en racisme. Daarom heeft dit onderzoek een kwalitatief karakter. Het doel van het onderzoek is (1) om te begrijpen hoe bepaalde individuen, actief in het uiten van hun mening, hun sociale wereld ervaren en (2) inzicht te krijgen in hun beleving van een sociaal fenomeen.

3.3 Onderzoeksdesign

Dit onderzoek analyseert uitspraken over racisme aan de hand van de mening van actievoerders met betrekking tot zwarte ziet. De figuur zwarte piet is op het eerste gezicht een eenvoudige figuur, maar de commotie rondom de figuur en het tweeledig karakter van de figuur, zoals beschreven door Helsloot (2013) in hoofdstuk 4, laat zien dat het een complex vraagstuk is. Daarom kan dit onderzoek een case study genoemd worden. Door zwarte piet als casus te nemen en te bevragen bij respondenten worden grotere tendensen van alledaags racisme in de Nederlandse maatschappij blootgelegd. De persoonlijke ervaring van racisme, openlijk en/of alledaags, toont ook mogelijke veranderingen in de vormen van racisme.

(11)

3.4 Onderzoeksmethode

De hoofdvraag van dit onderzoek is:

‘Waarom is zwarte piet in de ogen van activisten een uiting van racisme?’

Om tot een gedegen antwoord op deze onderzoeksvraag te komen zijn er semigestructureerd interviews gehouden met activisten. Er is bewust gekozen voor activisten omdat dit de mensen zijn die vaak wekelijks of zelfs dagelijks actief bezig zijn met het issue zwarte piet. Deze actieve houding impliceert ook een bepaalde mate van emotionele betrokkenheid bij het debat. Deze betrokkenheid is interessant voor dit onderzoek.

Er is bewust gekozen voor semigestructureerd interviews; deze stijl van interviewen biedt de mogelijkheid om dieper in te gaan op interessante opmerkingen en uitspraken van de respondenten. Door deze uitspraken te kunnen bevragen kan de nadruk worden gelegd op de ervaring van de respondent om zo meer begrip te krijgen voor de belevingswereld van de respondent. Uiteraard zijn er een aantal vragen opgesteld welke in ieder geval gevraagd zullen worden. Deze vragen komen voort uit de deelvragen en bieden een begin van waaruit er dieper in kan worden gegaan op de attitudes en interpretaties van de respondenten. Het interviewschema is te vinden in de bijlage.

De gesprekken met respondenten zijn aangevuld met digitale bronnen zoals blogs van activisten. Mogelijkerwijs valt er nieuwe of afwijkende informatie te verkrijgen uit het geschreven woord. Op sociale media worden stukken van deze blog veelvuldig gedeeld en kunnen daarom gezien worden als een onderdeel van de mening van de betreffende activist. Op deze wijze kan een zo breed mogelijk beeld gevormd worden van de mening van de respondenten. De volgende blogs zullen in de analyse betrokken worden:

Zwarte piet is racisme – blog http://zwartepietisracisme.tumblr.com/ Roet in het eten – blog http://roetinheteten.tumblr.com/ Blog Anja Meulenbelt http://www.anjameulenbelt.nl/weblog/

Ten slotte zijn ook uitzendingen van Pauw & Witteman en Nieuwsuur betrokken bij de analyse over de belevenis van zwarte piet. Hierbij ligt de nadruk op uitzendingen waar activisten aanwezig waren, zoals Quinsy Gario in Pauw & Witteman, maar zal ook aandacht besteed worden aan de argumenten van voorstanders van zwarte piet en de antwoorden van tegenstanders op deze argumenten. In principe is de werkwijze

(12)

van de analyse inductief, dat wilt zeggen: er wordt gewerkt vanuit de verzamelde data. Echter, zoals Bryman (2004) aangeeft is een kwalitatief onderzoek nooit slecht inductief of deductief. Ook in dit onderzoek zal continue schakeling tussen data en theorie plaats vinden.

3.5 Codeerschema

Het onderstaande codeerschema wordt gehanteerd bij het analyseren van de interviews, blogs en tv-uitzendingen. Het is mogelijk dat een uitspraak enige overlap heeft in type. Het is van groot belang dat tijdens het analyseren van de interviews altijd kritisch gekeken wordt naar mogelijk interessante opmerkingen. Indien een uitspraak van een respondent niet in een van de drie typen uitspraken past zal deze genoteerd worden als ‘overige’. Ook de uitspraken van het type ‘overige’ zullen geanalyseerd worden opdat er geen relevante informatie verloren gaat.

Type uitspraak: Kenmerken uitspraak: Relevant voor deelvraag:

A. Conceptuele duiding racisme

Een uitspraak waarbij het concept racisme vanuit de invalshoek van de respondent uitgelegd wordt.

1.

B. Ervaringen, anekdotes en beleving.

Een uiting van gevoel, verklaringen van emotie, een anekdote over een

(racistische) ervaring en de daarbij horende emotionele component.

2.

C. Belevingswereld anderen Een uitspraak waarbij inzicht in de belevingswereld van andere partij wordt getoond.

3.

D. Overige Uitspraken welke niet in

bovenstaande categorieën te plaatsen zijn.

Afhankelijk van de uitspraak.

Figuur 2: codeerschema

3.6 Ethische kwesties

Dit onderzoek belicht de subjectieve opvattingen van activisten tegen zwarte piet. De intentie van het onderzoek is om de opvattingen van een groep actievoerders beter te

(13)

begrijpen, en hierdoor een bijdrage te leveren aan het begrijpen van het standpunt van tegenstanders van zwarte piet. De intentie van het onderzoek is dan ook niet zozeer om aan te tonen dat zwarte piet racistisch is, maar wel om redenen aan te wijzen waarom zwarte piet als negatief en racistisch wordt ervaren door activisten en wat hier de onderliggende redenen voor zijn. Het is zaak dat de onderzoeker open staat voor de interpretatie van situaties die door respondenten als racistisch worden bestempeld. Mogelijkerwijs omschrijven respondenten voorvallen van racisme die voor de onderzoeker niet voor te stellen zijn; dit zijn momenten waar de onderzoeker kritische vragen moet stellen naar de racistische aard van het fenomeen zonder hierbij de ervaring van de respondent te bagatelliseren.

3.7 Relevantie

Op wetenschappelijk gebied hoopt dit onderzoek relevant te zijn door een bijdrage te leveren aan de lopende discussie over racisme en meer inzicht te geven in de belevingswereld van Nederlanders die zich racistisch bejegend voelen. Hiermee draagt het bij aan studies over minderheden in samenlevingen, de zogenaamde

subaltern studies. Dit begrip wordt verder uitgewerkt in hoofdstuk 4.

Dit onderzoek is maatschappelijk relevant omdat een groep in Nederland, volgens de activisten, zegt niet gehoord te worden. Het is van groot belang dat iedereen in Nederland zich gehoord en gerepresenteerd voelt, en daarom is het belangrijk onderzoek te doen naar eventuele gebreken hierin. Immers, een democratie is afhankelijk van een actief electoraat.

3.8 Doelstelling

Zoals hierboven al aan bod kwam geven activisten aan niet gehoord te worden. Sterker nog, volgens hen wordt “de stem van de zwarte medemens” niet gehoord. De doelstelling van dit onderzoek is het creëren van inzicht in de belevingswereld van activisten tegen zwarte piet en deze belevingswereld te analyseren met behulp van wetenschappelijke literatuur.

(14)

4. racisme: soorten, vormen en implicaties

4.1 Racisme

Racisme is een breed concept. Door te redeneren vanuit wat racisme in ieder geval niet is, komen Sawrikar en Katz (2010) tot een interessante definitie. Onderzoek van Sawrikar & Katz (2010) laat zien dat racisme in ieder geval niet per definitie gelijk staat aan white supremacy oftewel blanke superioriteit/heerschappij. Immers, de stelling dat alleen blanke mensen racistisch kunnen zijn is zelf een racistische stelling: blanken worden gegeneraliseerd op basis van een negatieve eigenschap, namelijk: alleen blanken hebben de ‘capaciteiten’ om racistisch te zijn (Sawrikar & Katz, 2010). Bovendien zou de definiëring ‘racisme = white supremacy’ kunnen zorgen voor een

white guilt oftewel blank schuldgevoel (Steele, 2006) bij blanken die zich bewust zijn

van het historisch en hedendaags verschil in sociaal vermogen. Volgens de definitie is een grotere social power oftewel sociaal vermogen immers inherent aan hun etniciteit: door historische ontwikkelingen is er een fundamenteel verschil in sociale capaciteit tussen blanken en zwarten. Blanken kunnen zich door het statement ‘racisme = white

supremacy’ niet inzetten voor vermindering van racisme omdat hun etniciteit de

aanleiding is van racisme en ze hun etniciteit niet kunnen veranderen. (Sawrik & Katz, 2010)

Maar wat is racisme dan wel? Sawrik & Katz (2010) definiëren racisme als volgt:

“Racism is a highly organised system of “race”-based group privilege [that is, ‘power’] that operates at every level of society and is held together by a sophisticated ideology of colour/“race” supremacy [that is, ‘prejudice’]. (Sawrik &

Katz, 2010)

Deze definitie belicht racisme van twee kanten: zowel het individu als het systeem wordt benoemd. Dit is van groot belang bij het definiëren, zo laten Sawrik en Katz (2010) zien, omdat het aantoont dat racisme een samenspel is tussen het individu en de sociaal-culturele opbouw van de samenleving. Racisme wordt hiermee niet gereduceerd tot een vaststaand fenomeen maar als een context-gevoelig fenomeen. Ook wordt er in deze definitie, door de nadruk te leggen op het individu, een mogelijkheid gecreëerd voor individuen om bewust te worden van hun vooroordelen

(15)

en hier mee om te gaan (Sawrik & Katz, 2010). Volgens deze definitie van Sawrik & Katz (2010) zou zwarte piet dus racisme zijn omdat de blanke man zijn privilege (power) gebruikt voor de in stand houding van het fenomeen. Dit privilege is gebaseerd op een complexe ideologie waarin ‘het blanke ras’ superieur is. Uit de interviews en inhoudsanalyse zal blijken of tegenstanders van zwarte piet racisme op de manier ervaren zoals deze omschreven is door Sawrik & Katz (2010).

De focus op verandering vanuit het individu door bewustwording van hun vooroordelen legt de oorzaak en een eventuele oplossing bij de cultureel dominante groep. De definitie van Sawrik & Katz (2010) lijkt te impliceren dat een verandering in de bewustwording voornamelijk plaats kan vinden bij de het deel van de bevolking dat vooroordelen heeft ten opzichten van andere groepen in hun maatschappij.

Subaltern Studies leggen de focus anders. Deze anti-essentialistische stroming,

gebaseerd op gedachtengoed van de marxistische denker Antonio Gramsci (1891-1937), probeert de geschiedenis niet te bekijken vanuit de elite maar vanuit de massa, specifiek vanuit het oogpunt van de subaltern, een persoon of groep in de onderlaag van de maatschappij (Atabaki, 2002). In the subaltern as subaltern citizen verandert Pandey (2006) de term subaltern in subaltern citizen. Pandey (2006) laat zien hoe de strijd van de subaltern zich voltrekt. Tot 200 jaar geleden streden deze onderdrukte groepen voor gelijkheid maar sinds de 20ste eeuw is deze strijd uitgebreid met een nieuwe eis: de erkenning van verschil of diversiteit (Pandey, 2006). Het technisch staatsburgerschap (het krijgen van een paspoort) staat niet meer centraal in de strijd, het zou in principe geen groot probleem hoeven zijn om burger te worden van een democratische samenleving, zo stelt Pandey (2006). Of dit gegeven in de praktijk ook blijkt te kloppen zou nader onderzocht moeten worden, maar volgens de wet zou iedereen de kans moeten krijgen om Nederlands staatsburger te kunnen worden. Nu de strijd om gelijkheid, in de vorm van technische staatsburgerschap, in principe beslecht is, is de strijd om erkenning van diversiteit en belonging oftewel ‘er bij horen’ een prominente rol gaan spelen (Pandey, 2006). In andere woorden: nu de

subaltern een staatsburger is geworden, wilt deze groep ook de mogelijkheden tot

constructie van hun identiteit en de controle over hun eigen geschiedenis zonder hierbij tegengehouden te worden door raciale restricties (Pandey, 2006).

(16)

4.2 Alledaags racisme

Het kan beargumenteerd worden dat openlijk racisme minder prominent aanwezig in de hedendaagse maatschappij dan 200 jaar geleden. Immers, opmerkingen als “het wordt tijd dat die janknegert weer een eigenaar krijgt”, waar de persoon lijkt te refereren aan de tijd waarin de zwarte man eigendom van de witte man was, zijn overduidelijk racisme maar deze opmerkingen worden slechts gemaakt bij extreme incidenten of momenten van hoog oplopende discussie. De openlijke ‘white supremacy’-propaganda is enorm afgenomen, schrijft Philomena Essed in 2002. Dit betekent echter niet, aldus Essed (2002), dat er geen racisme meer te vinden is in de maatschappij. Openlijk racisme heeft plaatsgemaakt voor everyday Racism (Essed, 2002). Everyday Racism oftewel alledaags racisme is een terugkerende en genormaliseerde vorm van racisme ingeprent in dagelijkse rituelen zoals in gesprekken, grappen en gedragingen (Essed, 2002). Het is een vorm van racisme die zich uit in het dagelijks discours in tegenstelling tot extreme incidenten (Walton, Priest & Paradies, 2013). Een gevolg hiervan, zo stelt Razack (1998), is dat ‘het ontkennen van racisme’ opgenomen is in het dagelijks discours van de common sense, het ‘gezonde verstand’. Deze gedachte heeft raakvlakken met het concept passief racisme, opnieuw van Essed (1984). Passief racisme, wat naast actief racisme kan bestaan, is een gelijke behandeling onder ongelijke omstandigheden. Dit betekent dat er geen rekening wordt gehouden met andere wensen van anderen, omdat de dominante groep zichzelf onbewust als de norm ziet (Essed, 1984). Actiegroepen, zoals ‘zwarte piet is racisme’, en activisten die worstelen tegen dagelijks raciaal onrecht ondervinden in hun acties veel tegenstand door deze ontkenning van racisme en de opname van deze ontkenning in het dagelijks discours (Razack, 1998). Immers, de activisten trachten verandering aan te brengen in een sociaal fenomeen wat voor een deel van de bevolking als niet bestaand beschouwd wordt. Dit gebrek aan erkenning kan gezien worden als een uiting van passief racisme omdat de dominante groep niet erkent dat racisme door de minderheid wordt ervaren. Dit komt omdat de ervaring van racisme door de minderheid niet past in de norm van de dominante groep (Essed, 1984).

Desmond en Emirbayer (2009) identificeren 2 vormen van alledaags racisme: institutioneel racisme en interpersoonlijk racisme. Deze twee vormen van alledaags racisme zijn beiden uitingen van raciale overheersing. Hier zijn paralellen te zien tussen de definitie van racisme in brede zin door Sawrik & Katz (2010), zoals die in

(17)

de vorige paragraaf beschreven is, en de omschrijving van raciale overheersing zoals omschreven door Desmond en Emirbayer (2009). Institutioneel racisme is volgens Desmond en Emirbayer (2009) gebaseerd op 4 soorten power, een term die we ook terugzien bij Sawrik & Katz (2010), vertaald als privilege/vermogen: (1) symbolisch vermogen om de ene groep als normaal en de andere groep als abnormaal te duiden; (2) politiek vermogen om bepaalde rechten van niet-blanken te onthouden en ongelijkheid in stand te houden; (3) sociaal vermogen om niet-blanken deels of volledig toegang te weigeren tot verenigingsleven; en (4) economisch vermogen waarbij blanken betere kansen op de arbeidsmarkt krijgen alsook eenvoudiger kunnen groeien in hun werk en financiële omstandigheden (Desmond en Emirbayer, 2009). Deze soorten vermogen zitten ingesleten in de dagelijkse gang van zaken bij instituties. Desmond en Emirbayer (2009) laten zo bijvoorbeeld zien hoe blanken een huis eenvoudiger en met meer winst verkopen dan niet-blanken.

Naast institutioneel racisme identificeren Desmond en Emirbayer (2009) ook interpersoonlijk racisme; het wisselen van stoel in een vliegtuig als men naast een Arabische man zit of het langzamer praten tegen een Aziatische kassière in de supermarkt. Interpersoonlijk racisme heeft vaak niets van doen met de intentionele gedachten maar is een onderdeel geworden van de common sense (Razack, 1998) en de manier van doen. Het zijn onbewuste aannames die het handelen sturen. Hier zien we ook het door Essed (2002) besproken alledaags racisme terug. Het essentiële verschil dat wordt aangewezen door Desmond en Emirbayer (2009) is dat institutioneel racisme aan de basis staat van interpersoonlijk racisme. Zij stellen dat de onbewust racistische common sense een resultaat is van het opgroeien in een institutioneel racistisch systeem (Desmond en Emirbayer, 2009). Met andere woorden: racisme in instituties zoals scholen en overheidsinstanties is de voedingsbodem voor onbewust interpersoonlijk racistische gedragingen zoals het afwijzen van een donkere man bij een sollicitatiegesprek.

Er is onderzoek gedaan naar het gebruik van ras in het discours in interviews, krantenartikelen en debatten maar het ontbreekt aan onderzoek naar het gebruik van ras en het praten over ras in het dagelijks leven, zo laat Nina Eliasoph (1999) zien. Dit theoretisch gebrek zien we ook terug in de racismediscussie rondom zwarte piet. Over het onderwerp zwarte piet zijn weinig theorieën te vinden. Veel korte essays en columns over zwarte piet, zoals die van Rob Wijnberg (‘wat we niet zien’,

(18)

Correspondent.nl5) en ‘hoofdpiet’ Erik van Muiswinkel6 stippen concepten als racisme, cultuur en identiteit wel aan maar missen, vanzelfsprekend voor een column of kort essay, een theoretische diepgang. Sommige essays, zoals die van Helsloot (2005, 2013) gaan dieper in op de theorieën en de historische achtergrond. Zo schrijft Helsloot (2013) dat zowel tegenstanders als voorstanders van zwarte piet de ambiguïteit van het onderwerp lijken te ontkennen en de discussie een vorm aanneemt van strategisch essentialisme. Dat wilt zeggen dat tegenstanders van zwarte piet de discussie voeren vanuit het oogpunt van ‘Black Identity’, een gevecht voor hun eigen identiteit, en de voorstanders van zwarte piet de discussie slechts voeren vanuit het oogpunt van ‘Nederlandse Culturele Identiteit’, een gevecht voor het behoud van de Nederlandse cultuur (Helsloot, 2013). Er is dus geen aandacht vanuit beide partijen voor de tweezijdigheid van het probleem, beargumenteert Helsloot (2013). Deze conclusie is echter problematisch in combinatie met de bovengenoemde analyse van Razack (1998). Als ‘de ontkenning van racisme’ namelijk opgenomen is in het discours of de common sense van het dagelijks leven is iedere discussie over racisme in Nederland vanaf het begin een ongelijk debat. Met andere woorden: als iedere vorm van racisme structureel wordt ontkent, worden activisten tegen racisme weggezet als onnodig en valt de dialoog stil.

Daarbij komt nog een waarschuwing, afgegeven door Kleinpenning en Hagendoorn (1993): volgens hun statistisch onderzoek zijn de verschillen tussen biologisch racisme; racisme gebaseerd op een veronderstelling dat getinte mensen biologisch inferieur zijn met betrekking tot bijvoorbeeld IQ, en symbolisch racisme; een veel subtielere vorm van racisme, een stuk minder scherp dan vaak wordt aangenomen. Volgens Kleinpenning en Hagendoorn (1993) mogen we niet aannemen dat het ‘andere soorten van racisme’ zijn, maar moet er ingezien worden dat subtiel of symbolisch racisme de eerste stap is in een proces naar biologisch racisme. Dit sluit aan bij de analyse van Trepagnier (2001), welke stelt dat het niet relevant is om te praten in een binaire verdeling van ‘racist’ en ‘niet racist’, maar dat het waardevoller is om de mate van racisme aan te geven door middel van een schaal van ‘minder

5 Column van Rob Wijnberg https://decorrespondent.nl/233/wat-we-niet-zien/7929342762-e6f5e066

6 Column van Erik van Muiswinkel

http://www.nrc.nl/nieuws/2013/10/22/hoofdpiet-maak-mij-minder-zwart-en-minder-knecht/

(19)

racistisch’ en ‘meer racistisch’. Deze schaal benadrukt het alledaags racisme en biedt mogelijkheden tot zelfreflectie: in plaats van de vraag “Ben ik racistisch of niet?” kan iemand zich afvragen “In welke mate ben ik racistisch?”. Dit zorgt voor bewustwording van iemands positie ten opzichte van de raciale verhoudingen en vermindert onbewust dagelijks racisme. (Trepagnier, 2001)

4.3 Drogredeneringen in discussies over racisme

De binaire verdeling van ‘racist’ en ‘niet-racist’ wordt ook door Desmond en Emirbayer (2009) benoemd. Zij omschrijven de binaire verdeling als één van de vijf drogredeneringen over racisme welke voorkomen in het racisme-debat. De binaire verdeling noemen zij de individualistische drogreden. Racisme wordt hier immers beschouwd als een intentioneel proces van ideeën en vooroordelen. Een persoon zou zichzelf hierdoor als niet-racistisch kunnen benoemen omdat de persoon geen racistische daad begaat. Het houdt echter geen rekening met vormen van racisme die door een samenleving heen gevlochten zitten, zoals institutioneel racisme (Desmond & Emirbayer, 2009).

Een tweede drogreden welke door Desmond & Emirbayer (2009) wordt geïdentificeerd is de legalistische drogreden. Hierbij beroept iemand zich op de wettelijke strafbaarstelling van racisme als argument voor het verdwijnen van racisme. Dat dit een drogreden is, spreekt voor zich: een daad verdwijnt niet door strafbaarstelling. Een strafbaarstelling van diefstal betekent niet dat diefstal niet meer voor komt. (Desmond & Emirbayer, 2009)

De derde drogreden bij racisme-debatten is de bewijs-drogredenering. In deze redenering wordt de aanwezigheid van donkere mensen op een invloedrijke positie gezien als een bewijs voor het verdwijnen van racisme. Hierbij bevestigd de uitzondering de regel aangezien niet-blanken nog steeds disproportioneel ondervertegenwoordigd zijn op invloedrijke posities (Desmond & Emirbayer, 2009).

De vierde drogredenering wordt door Desmond en Emirbayer (2009) de ahistorische redenering genoemd. Bij deze redenering, door de onderzoekers als uitermate incorrect bestempeld, wordt er niet onderkent welke vormende invloed historische feiten als gedwongen segregatie, kolonialisme en slavernij hebben gehad op de hedendaagse maatschappij (Desmond en Emirbayer, 2009).

Als laatste drogredenering in het racismedebat identificeert het onderzoek van Desmond en Emirbayer (2009) de onbeweeglijkheidsredenering. Hierbij wordt de

(20)

geredeneerd vanuit de aanname dat racisme niet verandert. Dit levert problemen op aangezien een gemeten afname van bijvoorbeeld raciaal geweld niet betekend dat racisme ook afgenomen is. Opnieuw wordt bij deze redenering geen rekening gehouden met eventuele nieuwe vormen van racisme (Desmond en Emirbayer, 2009).

(21)

5. Resultaten

In dit hoofdstuk worden alle bevindingen van de interviews en de inhoudsanalyse besproken. Dit zal gebeuren aan de hand van de deelvragen:

1. Hoe definiëren activisten racisme?

2. Welke uitingen van racisme worden door activisten ervaren in de Nederlandse samenleving?

3. Hoe omschrijven activisten de zienswijze van voorstanders van zwarte piet?

Bij iedere deelvraag zullen de bevindingen uit de kwalitatieve inhoudsanalyse van blogs, televisieprogramma’s en de interviews aan elkaar verbonden worden7. Ook worden de behandelde theorieën vergeleken met en gekoppeld aan de data om een zo grondig mogelijk antwoord te vinden op de deelvragen.

5.1 Conceptuele duidingen van racisme

Zowel uit de interviews als uit de analyse van de tv-programma’s en blogs komt een duidelijk beeld naar voren met betrekking tot de conceptuele duiding van racisme. Alle respondenten en bronnen omschrijven racisme tegenwoordig als subtiel en onbewust. Ook stippen respondenten geregeld onderdelen van racisme aan die overeenkomen met de definitie van racisme, gegeven door Sawrik & Katz (2010):

“Racism is a highly organised system of “race”-based group privilege [that is, ‘power’] that operates at every level of society and is held together by a sophisticated ideology of colour/“race” supremacy [that is, ‘prejudice’]. (Sawrik &

Katz, 2010)

De focus van deze definitie ligt bij (1) de complexiteit van het systeem, (2)ras-privilege of macht, (3) de aanwezigheid in alle lagen van de samenleving en (4)de ideologie van suprematie, gebaseerd op vooroordelen.

7

In de bijlage is een respondentenoverzicht te vinden waar per respondent kort wordt verteld wie de persoon is. Ook is er een overzicht van de gebruikte blogs en tv-programma’s te vinden.

(22)

Het racisme krijgt een specifieke benaming van een aantal respondenten: cultureel racisme (Esajas, mei 2014; Kaersenhout, april 2014). Hierbij ligt de focus niet langer op het biologische aspecten als reden voor racisme, zoals dit bij biologisch racisme wel is, maar op de cultureel dominante groep en haar macht over de culturele minderheden. Dit sluit aan op het tweede en vierde onderdeel van de definitie van racisme door Sawrik & Katz (2010), privilege of macht door de ideologie van suprematie. Eén van de respondenten omschrijft het specifiek als een methode waarbij witheid in stand wordt gehouden:

“Het is een systeem waarin mensen witheid in stand houden, met elkaar, voor elkaar. En heel veel daarvan gebeurd onbewust. Dus het is niet eens zozeer van, als je twee mensen daar heb zitten, ik kies… jou omdat je wit bent en jou omdat je zwart bent, maar ik kies jou omdat je bij mijn groep hoort.”

(Kaersenhout, april 2014)

Het cultureel racisme is ook zeer sterk institutioneel, zo stellen Esajas (mei 2014) en Kaersenhout (april 2014). Hierbij geeft Esajas een specifiek voorbeeld: de structurele onderwaardering in het onderwijs van kinderen met een migrantenachtergrond. Deze persoonlijke ervaring zal in paragraaf 7.2 nader bekeken worden. De andere behandeling welke mensen met een andere culturele achtergrond ten deel valt zit volgens de respondenten diep geworteld in de maatschappij. Kaersenhout (april 2014) stelt het als volgt:“Als je als zwarte op een positie komt en

je maakt een fout dan wordt je 2x zo hard afgerekend. Als je zwart bent en als je vrouw bent.” (Kaersenhout, april 2014). Daar voegt ze later nog aan toe als zwarte

vrouw onderaan de raciaal-sociale ladder staat. Met een wrang grapje concludeert ze tenslotte: “als ik helemaal op de bodem wil zitten dan zou ik én nog lesbisch moeten

zijn en gehandicapt.” (Kaersenhout, april 2014).

Het onbewuste, subtiele en institutionele karakter van cultureel racisme maakt het erg moeilijk om tegen te vechten. Dit sluit opnieuw aan op de definitie van racisme door Sawrik & Katz (2010) met betrekking tot de complexiteit van het systeem. Respondenten geven tijdens interviews en in de tv-programma’s aan dat racisme in the face makkelijker zou zijn. “dan weet je wie de vijand is, dan kun je

actie ondernemen” en “graag, in my face, prima”, zo stellen respectievelijk

(23)

Het cultureel racisme vindt zijn basis in het biologisch racisme, zo stellen de respondenten. Deze vorm werd vaak gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek naar bijvoorbeeld verschil in schedelvorm tussen blanken en niet-blanken. Aan dit verschil werd dan een verschil in intelligentie toegewezen. Een van de respondenten laat zien hoe diepgeworteld dit biologisch wetenschappelijk racisme zat:

“Hier heb je verlichte filosoof Voltaire over afrikanen: ze hebben een inferieure intelligentie, zijn niet in staat om geconcentreerd aandacht te schenken aan iets, mengen weinig met anderen en zijn niet in staat om de voordelen van of het misbruik van onze filosofie te begrijpen. Ja? David Hume: Negers van nature inferieur aan blanken, ze hebben nooit iets van waarde geproduceerd in de kunst, wetenschap of cultuur. Hegel: De neger vertoont de natuurlijke mens in zijn geheel wilde en ongetemde staat, ze hebben geen idee van eerbied en menselijke gevoelens. Kant: De negers van Afrika hebben van nature geen gevoel dat boven het banale uitstijgt. En zo kun je doorgaan, wetenschappelijk racisme.” (Esajas, mei 2014)

Deze biologische vorm van racisme zou getransformeerd zijn naar het eerdergenoemde subtiel cultureel racisme. Dit is een interessante conclusie van de respondenten. Immers, de theorie van Kleinpenning & Hagendoorn (1993) stelt dat subtiel racisme juist de eerste stap is in een proces naar biologisch racisme. Dit lijkt op het eerste gezicht een tegenspraak maar met behulp van de theorie van Desmond en Emirbayer (2009) kan worden aangetoond dat dit niet zo is. Respondenten laten zien hoe in de loop van de geschiedenis enkele racistische systemen zijn omgevormd en hun doorwerking hebben gevonden in de hedendaagse maatschappij. Dit betekent echter niet dat het biologisch racisme per definitie verdwenen is. Zoals Desmond en Emirbayer (2009) aantoonden is het ‘nieuwe’ institutionele racisme een voedingsbodem voor onbewuste interpersoonlijke racistische gedragingen. Het biologisch wetenschappelijk racisme uit de tijd van de slavernij heeft dus indirect het onbewust interpersoonlijk racisme veroorzaakt wat door respondenten ervaren wordt. Er zou op basis van de data bovendien nog een aanvulling gedaan kunnen worden op de theorie van Desmond en Emirbayer (2009) en Kleinpenning & Hagendoorn (1993): in sommige gevallen leidt het institutioneel racisme niet alleen tot onbewust interpersoonlijk racisme maar ook tot bewust interpersoonlijk racisme. Deze ervaringen zullen aan bod komen in de volgende paragraaf.

(24)

5.2 Ervaringen, anekdotes en beleving van racisme

De ervaringen van racisme door respondenten zijn zeer divers. Uit de analyse kwamen verschillende vormen naar voren: (1) een directe ervaring van racisme, een gebeurtenis op persoonlijk niveau, (2) de beleving, waarbij een situatie wordt omschreven die ‘racistisch aanvoelt’ maar waarbij de racistische beweegredenen niet evident aanwezig zijn en (3) een anekdote van racisme, op iets meer afstand van de persoon. Deze drie vormen vertonen overeenkomsten met de vormen van racisme omschreven door Desmond en Emirbayer (2009) aangevuld met een derde vorm welke naar voren kwam uit de data van de paragraaf 7.1, namelijk (1) bewust interpersoonlijk racisme, (2) onbewust interpersoonlijk racisme en (3) institutioneel racisme.

De eerste vorm zien we duidelijk terug bij de ervaring van Tara Flach (mei 2014). Tijdens een silent protest, een demonstratie waarbij niet gesproken wordt, tegen zwarte piet ervoer zij bewust interpersoonlijk racisme:

“Wat er met mij gebeurde, maar dat gebeurde bij iedereen wel in de rij: er was een oudere man, en die stond met z’n kleinkinderen denk ik, 20 meter verderop. En toen liet hij z’n kleinkinderen achter, kwam naar me toe en zei: “die nigger”. En toen liep hij weer weg.” (Flach, mei 2014)

Deze ervaring is overduidelijk bewust interpersoonlijk racisme: de man koos er bewust voor haar dit te vertellen. De strekking van zijn opmerking is ook overduidelijk racistisch: hij wenst haar dood omwille van haar huidskleur.

Ook Kearsenhout (april 2014) omschrijft een situatie van interpersoonlijk racisme wanneer ze in aanraking komt met de politie. Haar kinderen hebben kattenkwaad uitgehaald en worden door de politie naar huis gebracht. Vervolgens vindt de volgende situatie plaats:

“Mijn kinderen zijn licht, hij ziet mij, met locks [dreadlocks] ziet me aankomen, ik zie meteen in zijn blik: oh, daar gaan we weer. De kleur. Maar ik bleef rustig. En hij werd ongelofelijk agressief in zijn houding. Hij ging tussen mij en mijn dochter staan, mijn dochter was heel erg aan het huilen en heel bang, dus ik zei: mag ik even naar d’r toestappen om haar gerust te stellen? Mocht niet. Het was een en al agressie. En op een gegeven moment, ik bleef met hem argumenteren, en hij kon mijn

(25)

argumenten niet aan, het bleek dat ik gewoon slimmer was dan hij, en toen werd hij nog bozer! En toen werd ie fysiek. Dat liep uit de hand, ik had ook getuigen, en ik riep laat me los, waar slaat dit op. En hij liet me niet los.” (Kaersenhout, april 2014)

Deze situatie illustreert een onduidelijke scheidslijn tussen de eerste en de tweede vorm, bewust en onbewust interpersoonlijk racisme: Kaersenhout (april 2014) is er van overtuigt dat het racisme is en de houding en agressiviteit doen vermoeden dat dit inderdaad zo is maar de beweegredenen van de agent zijn onduidelijk. De respondente ziet dit gebrek aan bewijs ook en ervaart dit als negatief: “Weetje, ik heb eigenlijk

situaties meegemaakt waarin je het niet kunt bewijzen. En dat is heel erg heftig.”

(Kaersenhout, april 2014).

Mitchell Esajas (mei 2014) vertelt over een ervaring met racisme als hij gevraagd wordt om deel te nemen aan een debat bij debatcentrum ‘de Rode Hoed’. Het onderwerp van het debat was seksuele en culturele diversiteit en Esajas geeft aan geïnteresseerd te zijn en vraagt om meer informatie:

“Ok, mag ik wat extra informatie? Krijg ik die mail, wat staat er in die mail, als eerste vraag: “hoe noem je een neger?”. Ik viel bijna van m’n stoel, ik dacht: Wat the fuck weetjewel. What the hell is this!? (…) Ze weten waar het woord [neger] vandaan komt en dat het voor veel mensen beledigend is waar het vandaan komt, zeker. En nog kiezen ze ervoor een titel van een debat… weetje. Uhm, het debat zo te noemen. Dus willens en wetens hebben ze dat gedaan zogenaamd om te provoceren of te prikkelen.” (Esajas, mei 2014)

Opnieuw is hier een overlap tussen onbewuste en bewuste aspecten van racisme. Enerzijds, zo geeft Esajas (mei 2014) aan, weten ze waar het woord ‘neger’ vandaan komt en dat het beledigend kan zijn. Anderzijds toont de Rode Hoed een gebrek aan bewustzijn van de daadwerkelijke impact, zo stelt Esajas (mei, 2014): “Dat reflecteert

voor mij een gebrek van bewustzijn en dat mensen nog steeds via taal dit soort manieren van denken en spreken, racisme in stand houden”. Over dit gebrek aan

bewustzijn zal in paragraaf 7.3 nog aandacht besteed worden.

In Pauw en Witteman (uitzending van 23 november 2013) spreekt Anousha Nzume over een racistische ervaring waarbij haar kinderen betrokken waren. Hierbij gaat het over het vieren van Sinterklaas op school:

(26)

“Mijn oudste, dochter, die is op de leeftijd dat ze er niet meer in gelooft, maar ze krijgt wel te horen: je moeder is een negerin, en jij bent een allochtoon. Die is daar nu mee bezig. Mijn zoontje van 8, hij is geadopteerd, hij komt uit Suriname, daar is hij geboren, hij is donkerder dan ik, ja die wil niet bruin zijn. Weetje, die wil gewoon niet bruin zijn. En dan moet ik hem uitleggen dat het niet racistisch is, dat het leuk is.” (Nzume, Pauw en Witteman 23-11-2013)

Hier omschrijft Nzume hoe haar gezin te maken krijgt met racistische situaties welke direct in verband staan met zwarte piet. De situaties zelf zijn te omschrijven als bewust interpersoonlijk racisme, maar Nzume voegt er ook een institutionele component aan toe. Hierover zegt ze: ik kan het niet eens op m’n eigen manier vieren

want elke dag wordt mij verteld ondertussen hoe ik het moet vieren… op scholen, de scholen zeggen gewoon: wij volgen het beleid van de gemeente dus hoe kan de politiek er buiten blijven? (Nzume, Pauw en Witteman 23-11-2013). Ze is van mening

dat de politiek beleidsverandering zou moeten doorvoeren met betrekking tot de wijze waarop sinterklaas op scholen wordt gevierd. Bovendien beschrijft Nzume hier een van de privileges van institutioneel racisme (Desmond & Emirbayer, 2009), namelijk het symbolisch privilege om te bepalen wat normaal en abnormaal is. In dit geval is het normaal om Sinterklaas te vieren volgens de traditionele manier, en krijgt Nzume niet de kans om het anders te vieren dan via de norm.

Deze institutionele vorm van racisme is voor Esajas (mei, 2014) een van de zaken waar hij boos om kan worden.

“Wat mij wel boos kan maken af en toe is wanneer de mensen ontkennen dat dit soort dingen nog spelen en zich voor dom proberen te houden alsof iedereen gelijke kansen heeft. Dat kinderen nog steeds naar lager onderwijs worden gestuurd, dat kan me boos maken.” (Esajas, mei 2014)

Deze vorm van institutioneel racisme ziet hij ook terug in zijn eigen schooltijd. Op de computer laat hij schoolfoto’s van zichzelf zien: “Altijd de enigste donkere jongen in

de klas, dat is voor mij institutioneel racisme”. Op de vraag hoe het hem gelukt is aan

het systeem te ontsnappen, antwoord Esajas met: “ik heb geluk gehad, en mensen die

(27)

bereiken”. Hiermee is hij, in termen van Desmond en Emirbayer (2009), de

uitzondering die de regel bevestigd.

Anja Meulenbelt (Blog Anja Meulenbelt8) behandelt het institutioneel racisme op haar blog en laat met behulp van theorieën zien hoe “Mark makkelijker wordt

aangenomen dat Mohammed” en hoe donkere kinderen “op school veelvuldig geconfronteerd worden met de lage schooladviezen”.

Zowel de omschreven ervaring van Esajas als die van Meulenbelt heeft raakvlakken met twee van de vier soorten privileges uit de theoretische omschrijving van institutioneel racisme door Desmond en Emirbayer (2009). Vooral het sociaal privilege om niet-blanken deels of volledig toegang te weigeren tot verenigingsleven en het economisch privilege waarbij blanken betere kansen op de arbeidsmarkt krijgen zijn terug te zien in de antwoorden van de respondenten.

Quinsy Gario spreekt zich bij Pauw en Witteman (oktober, 2013) uit over een aanstaande wet, welke volgens hem kenmerken vertoont van institutioneel racisme: “Het moment dat de bosmanwet in werking treedt en ik als Antilliaan het land uit

gekickt zou kunnen worden omdat ik Antilliaan ben dan hebben we verschillende burgerschappen, dan hebben we verschillende typen Nederlanders”. De wet verdeelt

de Nederlandse bevolking op basis van afkomst en dit onderscheidt kan gezien worden als racisme, zo stelt Gario. Hier zien we opnieuw een van de privileges uit de definitie van institutioneel racisme (Desmond& Emirbayer, 2009) terug: het politieke privilege om bepaalde rechten van niet-blanken te onthouden.

Naast deze drie vormen van racisme is er nog een ander thema naar voren gekomen uit de analyse van de interviews, tv-programma’s en blogs: onzichtbaarheid. Kaersenhout omschrijft hoe zij is opgevoed om “zo min mogelijk aandacht op jezelf

te trekken, dus hou je mond dicht want je bent al anders”. Het debat rondom zwarte

piet is hiervoor het uitgelezen voorbeeld:

“(…) maar nu doet ie [de zwarte medemens] dus z’n mond open! En moet je

kijken wat er gebeurt, dan krijg je de spanning! Dat racisme is niet opeens nu, dat is er al die tijd al geweest. En die racistische uitlatingen en hoe die autochtone

8 Verwijst naar http://www.anjameulenbelt.nl/weblog/. Uit esthetische overwegingen

is de hyperlink uit de tekst gelaten. Dit geldt ook voor de volgende referenties naar Anja Meulenbelt Blog.

(28)

Nederlanders zich nu gedragen, iedereen is daar heel verbaasd over, ik niet! Het is altijd al aanwezig geweest. Maar je merkt het pas als er een clash is. Dan komt het pas tot uiting. Als iedereen heel netjes en braaf onzichtbaar is, keurig netjes in het gelid loopt gebeurd er niet zo veel. En dat is waarom je nu zo’n polarisatie krijgt.”

(Kaersenhout, april 2014)

Hier geeft de respondente aan dat het bewust racisme pas duidelijk wordt als er een clash plaatsvind. Deze clash vindt plaats omdat de zwarte medemens zich uitspreekt tegen een van de door Desmond en Emirbayer (2009) geïdentificeerde vermogens: het symbolisch vermogen van de dominante cultuur om te bepalen wat normaal en abnormaal is. De gebeurt met betrekking tot zwarte piet omdat de donkere medemens zich uitspreekt tegen het fenomeen omdat het hen niet bevalt (Kaersenhout, april 2014; Flach, mei 2014).

Gario (Pauw en Witteman, oktober 2013) ervaart deze clash tijdens zijn arrestatie in 2011 voor het protesteren tegen zwarte piet: “Er is in 2011 toen mensen

hier in Amsterdam gearresteerd werden, werd hen letterlijk gezegd: je moet afblijven van zwarte piet en er ook niet over praten”. Hier laat Gario zien dat er zelfs letterlijk

zien hoe van hem en mede-activisten verwacht wordt hun mond te houden over het onderwerp zwarte piet. Ook Nzume krijgt in gesprekken van mensen te horen: “JIJ

maakt het erger, door dit ter discussie te stellen, maak jij racisme een groter probleem dan het is. Hoe klopt dat, hoe leg ik dit uit?” (Nzume, Pauw en Witteman

23-11-2013). Vandaar dat Nzume in hetzelfde gesprek nog concludeert dat de discussie over racisme in Nederland niet gevoerd wordt. Kaersenhout omschrijft de onzichtbaarheid als het gevoel op haar tenen te moeten lopen. “ik hoop gewoon dat

iemand die racistisch wil zijn, dat die op z’n tenen moet gaan lopen en dat die voorzichtig moet zijn en nu is het andersom. Het zou mooi zijn als het omkeert”

(Kaersenhout, april 2014). Hiermee spreken de respondenten zich uit tegen het passief racisme zoals dit omschreven is door Essed (1984): ze willen niet langer participeren in een tot de norm gemaakt racistisch feest. Gario kijkt echter ook kritisch naar zichzelf en concludeert dat “Solidariteit ontbreekt omdat we onszelf nog steeds in een

keurslijf willen persen van een onbesproken overeenstemming van wat het betekent om zwart te zijn in Nederland.” (Gario, blog ‘Roet in het eten’).

(29)

5.3 de beleving van anderen

De visie van activisten met betrekking tot de zienswijze van voorstanders van zwarte piet is tijdens de analyse uitgekristalliseerd in drie thema’s: (1) Tradities, (2) Onschuld en (3) Onwetendheid. Deze drie thema’s lopen in elkaar over en vullen elkaar aan, zoals in de onderstaande paragraaf zal blijken.

Allereerst geven respondenten te kennen dat de visie van voorstanders van zwarte piet op tradities veelal incorrect is. Er is dan ook weinig begrip vanuit de respondenten voor het argument dat zwarte piet een traditie is en onderdeel is van de Nederlandse cultuur. Flach (mei 2014) wijst op dit incorrecte beeld:

Nederlandse tradities, heel veel mensen hebben het idee dat die tradities al eeuwenlang bestaan en heeft helemaal niks met ras te maken. Er zijn allemaal normen en waarden die aan zwarte piet worden vastgeplakt die niets te maken hebben met zwarte piet perse maar hoe mensen hun eigen samenleving beleven.” (Flach, mei

2014)

Hier zegt Flach dat de manier waarop mensen hun eigen samenleving beleven invloed heeft op de manier waarop zwarte piet een positie in deze samenleving inneemt. zwarte piet krijgt een andere betekenis aangemeten die past bij de normen en waarden van de hedendaagse samenleving, terwijl de feitelijke figuur hetzelfde blijft. Gario vindt dit een kwalijke zaak:

“Meegaan met een achteraf bedachte smoesje om de kleur van zwarte piet te

verklaren geeft niet aan dat men serieus werk wil maken van de rol die zwarte piet speelt in onze omgang met diversiteit en verschil.” (Gario, blog ‘Roet in het eten’)

Gario geeft hier aan niet serieus te worden genomen: hij vraagt om erkenning van diversiteit. Dit komt overeen met de theorie van Pandey (2006) over de subaltern

citizen: nu de strijd om gelijkheid, in de vormen van technisch staatsburgerschap,

gestreden is, verplaatst de strijd zich naar belonging, een strijd van erkenning van diversiteit (Pandey, 2006).

(30)

“Tradities, ik vind dat altijd zo vreemd. Tradities veranderen, dat hoort bij een

bewegelijke samenleving. Een samenleving is niet statisch, als een samenleving veranderd ontkom je er niet aan dat tradities gewoon veranderen. Tradities moet je altijd blijven bevragen. En als een traditie dan niet meer blijkt te kloppen omdat de samenleving is veranderd, dan moet je m aanpassen. Dat is heel simpel, daar is ook niks mis mee.” (Kaersenhout, april 2014)

Ook Esajas sluit zich aan bij het idee dat tradities bevraagd moeten worden:

“En wanneer mensen dat zeggen, het is onderdeel van onze traditie en onze cultuur, wat ik zelf dan zie is dat ze of onwetend zijn of het moeilijk vinden om te veranderen, om hun denkbeeld te veranderen over zichzelf, over de Nederlandse cultuur, over de schaduwzijde van de Nederlandse cultuur te erkennen.” (Esajas, mei

2014)

Bovendien betrekt Esajas in deze uitspraak ook punt 2 en 3, onschuld en onwetendheid. Zowel Kaersenhout (april 2014), Esajas (mei 2014), Wekker (Anja Meulenbelt blog) en Gario (blog ‘Roet in het Eten’) spreken over de vermeende onschuld van de voorstanders van zwarte piet. Kaersenhout toont begrip door te zeggen dat ze begrijpt dat het pijnlijk en moeilijk is om een idee van onschuld los te laten. Esajas en Wekker laten zien hoe de bezetting van Nederland in de tweede wereldoorlog heeft bijgedragen aan het scheve zelfbeeld van tolerantie in Nederland:

“Dat Nederland het zelfbeeld heeft van een klein onschuldig landje, gekoloniseerd door Duitsland in WO2. En daarna het toonbeeld werd van mensenrechten, tolerantie en vrijheid. (…)En wanneer jij door middel van een zwarte piet discussie eigenlijk zoiets ontkracht (…)dan worden ze boos omdat ze geraakt worden in hun identiteit. Het is een soort tegenstelling, ze noemen het in de psychologie cognitieve dissonantie, wanneer je een beeld hebt van jezelf en iemand zegt iets wat compleet tegengesteld is, dat je daar allemaal argumenten probeert te bedenken voor de dingen die de ander zegt die tegengesteld zijn aan jou geloof en zelfbeeld probeert te rationaliseren. Ja, en dat brengt allemaal emoties met zich mee.” (Esajas, mei 2014)

(31)

“De onschuld van een klein land – de onschuld van de jeugd, van een traditioneel kinderfeest, en de enorme bedreiging die er kennelijk van uitgaat als er aan die onschuld wordt getwijfeld.” (Wekker, Anja Meulenbelt blog)

Esajas betrekt zijn analyse op het individu: de voorstander van zwarte piet ervaart cognitieve dissonantie bij het horen van informatie die niet strookt met zijn of haar beeld van de werkelijkheid. Een ontwrichting van dit beeld van de werkelijkheid wordt ervaren als enorme bedreiging, zo stelt Wekker, met alle emoties die daarbij gepaard gaan. Gario (blog ‘Roet in het eten’) omschrijft de emoties die loskomen bij de discussie rondom zwarte piet als een bescherming tegen “de gedachte dat ze aan

iets racistisch hebben bijgedragen zonder het te weten”.

De hoofdreden die door respondenten gegeven wordt voor het zelfbeeld van voorstanders van zwarte piet is onwetendheid over de geschiedenis van Nederland. De Nederlandse bevolking leert weinig of niks over het Nederlandse koloniale verleden, zo stelt Esajas (mei 2014). Anja Meulenbelt (Anja Meulenbelt blog) omschrijft het treffend:

“Hoe kan iemand in Nederland denken dat vierhonderd jaar slavernij en

kolonialisme géén sporen zou hebben achtergelaten, niet alleen bij diegenen die zwart zijn, maar ook bij de witte bevolking die nog grotendeels in de fase van de ontkenning verkeert.” (Meulenbelt, Meulenbelt blog)

Nagenoeg alle respondenten benoemen het probleem van slecht historisch besef. Zoals Kearsenhout het omschrijft hebben tegenstanders van zwarte piet behoefte aan de erkenning van een gedeelde geschiedenis:

“Ik zeg niet dat het alleen het ene verhaal verteld moet worden. We mogen het best over de glorie van de 17e eeuw hebben, maar ook over welke ruggen die glorie verdient is. En als we die beiden verhalen naast elkaar kunnen zetten, wordt het ook een geschiedenis die gedeeld wordt hoe je het ook went of keert, het is een gedeelde geschiedenis. En iets wat je deelt kan ook verbinden.” (Kaersenhout, april 2014)

(32)

Conclusie

In dit hoofdstuk zullen de analyses uit het vorige hoofdstuk omgevormd worden tot antwoorden op de deelvragen. De antwoorden op de deelvragen zijn een combinatie van de data-analyse en de interviews en zijn gekoppeld aan de theorieën uit hoofdstuk 4. Deze zullen samen een antwoord vormen op de hoofdvraag:

‘Waarom is zwarte piet in de ogen van activisten een uiting van racisme?’

Ten slotte is dit hoofdstuk voorzien van een discussie en een reflectie van het onderzoeksproces.

Conclusie: zwarte piet als uiting van racisme

De conceptuele duidingen van racisme door de respondenten heeft veel raakvlakken met de theoretische benaderingen van racisme in hoofdstuk 4. De respondenten omschrijven racisme als subtiel, onbewust, door Essed (2002) en bovenal institutioneel (Desmond & Emirbayer, 2009). Het biologisch racisme is in grote mate aan het oog onttrokken maar is daarmee niet verdwenen, zo blijkt uit de analyse van de data. In termen van Essed (1984) definiëren de respondenten racisme zowel actief als passief. Waar Desmond en Emirbayer (2009) signaleren dat de nieuwe institutionele vorm van racisme een voedingsbodem is voor onbewust interpersoonlijk racisme, voegen de respondenten er nog een component aan toe in de vorm van bewust interpersoonlijk racisme.

De ervaringen van racisme door activisten lopen parallel aan de drie vormen van racisme die naar voren komen uit de definities. Dit valt te verklaren uit het feit dat de persoonlijke ervaring van racisme invloed uitoefent op de definitie van racisme van activisten. De respondenten gebruiken veelal zelf ook termen als institutioneel racisme en culturele dominantie en leggen deze termen uit aan de hand van de verschillende ervaringen. Uit de data is gebleken dat het onderscheidt tussen bewust interpersoonlijk racisme en onbewust interpersoonlijk racisme geen scherpe deling kent. Sommige ervaringen, zoals de ervaring van Patricia Kaersenhout met de agent, bevatten geen directe racistische doodsverwensing zoals Tara Flach deze ervoer tijdens haar protest, maar krijgen een racistisch karakter onuitgesproken aspecten, zoals de agressieve houding van de agent. Hard bewijs voor het racistische karakter van de daad is er niet, en dit maakt het dan ook moeilijk te bewijzen. Mogelijkerwijs

(33)

is dit ook de reden dat respondenten aangeven liever racisme in the face te ervaren:

“dan is het duidelijk wie de vijand is, dan kun je actie ondernemen” (kaersenhout,

april 2014). De ontkenning van racisme en de opname ervan in het dagelijks discours, zoals omschreven door Razack (1998) wordt door de respondenten geregeld als zeer vervelend en onbegrijpelijk ervaren.

Ook met betrekking tot institutioneel racisme kaarten de respondenten een hoop ervaringen aan. Esajas (mei 2014) en Wekker (Blog Anja Meulenbelt) ervaren tijdens zijn eigen onderzoek hoe institutioneel racisme er voor zorgt dat “mark

makkelijker wordt aangenomen dan Mohammed” en hoe donkere kinderen niet

dezelfde kansen krijgen als blanke kinderen en steeds naar lager onderwijs gestuurd worden. Ook in de politiek is dit terug te zien: wetten als de Bosman-wet creëren verschillende vormen van burgerschap waardoor gelijke behandeling niet gegarandeerd is (Gario, Pauw en Witteman, oktober 2013).

Met betrekking tot racisme in het algemeen geven de respondenten bovendien aan dat ze niet langer onzichtbaar willen zijn. De activistische houding van de respondenten heeft geleidt tot veel racistische reacties, van de twitter-reacties in de introductie tot de doodsverwensingen aan het adres van Flach. Dit is niet verwonderlijk, zo stellen de respondenten, omdat ze zich niet langer conformeren aan de norm van de dominante cultuur, zoals omschreven door Essed (1984), en dit leidt tot een clash waarin direct en bewust racisme aan het licht komt.

Bij de beschrijving van de zienswijze van voorstanders van zwarte piet laten respondenten zien waarom deze clash leidt tot deze openlijke vorm van bewust racisme. De onjuiste visie van voorstanders op tradities en het valse idee van onschuld zijn terug te leiden naar een incorrect beeld van de historie van Nederland. Het kolonialisme komt nauwelijks aan bod in de educatie van Nederlanders, zo stellen Wekker (Anja Meulenbelt blog) en Esajas (mei 2014). De bezetting van Nederland ten tijden van de Tweede Wereldoorlog daarentegen neemt een prominente plaats in het historisch besef van Nederland in, en creëert het valse zelfbeeld van onschuld en een zelfbeeld van tolerantie en vrijheid na de bezetting, zo stellen de respondenten. Het bevragen of in twijfel trekken van deze identiteit van onschuld en tolerantie creëert cognitieve dissonantie en wordt ervaren als een enorme bedreiging, zo stellen de respondenten, en gaat gepaard met de uitingen van racisme die ter bescherming dienen tegen de gedachte bij te hebben gedragen aan iets racistisch.

(34)

‘Waarom is zwarte piet in de ogen van activisten een uiting van racisme?’

Met behulp van de data en de koppeling van deze data aan de theorie uit hoofdstuk 4 kan een antwoord geformuleerd worden op de hoofdvraag:

Uit de data blijkt dat respondenten een duidelijk en theoretisch onderbouwd idee hebben van de soorten racisme in Nederland: passief, onbewust, genormaliseerd en geïnstitutionaliseerd racisme. De activisten zien zwarte piet als een onderdeel van cultureel racisme en een symptoom van een grotere racismediscussie welke in Nederland niet gevoerd wordt. Voorstanders van zwarte piet willen deze discussie niet voeren omdat in de identiteit van Nederlanders een idee van onschuld, tolerantie en vrijheid zit dat niet bevraagd mag worden, zo stellen de respondenten. De activisten bevragen deze identiteit wél door te wijzen op racistische historische aspecten van zwarte piet en worden hierdoor gezien als grote bedreiging. De activisten volgen hiermee niet langer de norm van wat de cultureel dominante groep ziet als Nederlanderschap. Paradoxaal genoeg worden deze afwijking van de norm door voorstanders van zwarte piet bestreden met racistische argumenten waarmee ze bewijzen dat het volgens hen niet bestaande racisme in Nederland nog steeds springlevend is.

Discussie

Er kunnen een aantal kritische kanttekeningen gemaakt worden bij aspecten van dit onderzoek. Het aantal interviews is beperkt gebleven tot 3 en daarom is kwalitatieve data-analyse van blogs én de analyse van twee relevante uitzendingen van Pauw en Witteman bij de data betrokken. Waar in eerste instantie het onderzoek enkel gebaseerd zou zijn op een groot aantal interviews is de data nu een combinatie van drie verschillende soorten data-collectie. Het is enerzijds jammer dat het onderzoek niet zo is gelopen zoals dit vooraf gepland was, maar anderzijds heeft de data-analyse van blogs en tv-programma’s wel een nuttige toevoeging gehad aan het onderzoek.

Een mogelijk kritiekpunt zou ook kunnen zijn dat de activist die aan de basis staat van het onderwerp van het onderzoek, Quinsy Gario, niet geïnterviewd is. Er is echter wel contact geweest met Quinsy Gario voor een interview en ook de dag, tijd en locatie waren reeds vastgesteld. Jammer genoeg verscheen Gario niet op de afspraak en heeft hij sinds die dag geen contact meer opgenomen. Eenzelfde situatie

(35)

heeft zich voor gedaan bij Kno’Ledge Cesare, een andere bekende activist binnen het debat rondom zwarte piet. Meerdere gesprekken hebben plaatsgevonden via de chatfunctie van Facebook, maar tot een afspraak is het helaas nooit gekomen; ook Cesare verbrak naar verloop van tijd abrupt het contact. Hierdoor zijn 2 kostbare respondenten verloren gegaan. Het is onduidelijk waarom Gario en Cesare naar verloop van tijd niets meer van zich lieten horen.

Ondanks de beperkte data kan dit onderzoek wel bijdragen aan de discussie rondom zwarte piet en eventueel racisme in het algemeen. De ervaringen zoals deze besproken worden in het onderzoek zouden voor meer begrip voor het standpunt van de activisten kunnen zorgen. Ook zouden de analyses van theorieën en data over onbewust en institutioneel racisme er voor kunnen zorgen dat de lezers bewuster omgaan met eventuele racistische situaties.

In het onderzoek worden enkele zaken aangestipt die interessant zouden kunnen zijn voor vervolgonderzoek. Zo zou de historische invloed van het slavernijverleden op de sociale structuur van de huidige samenleving een interessant punt van onderzoek kunnen zijn. Ook de structurele onderwaardering van kinderen in het onderwijs zou onderzocht kunnen worden.

Tijdens het onderzoek kwam ook een fundamenteel gebrek in de literatuur rondom racisme naar voren. De literatuur rondom racisme in Nederland is redelijk beperkt, met name op het gebied van subaltern studies. Na het interview met Patricia Kaersenhout geeft zij dit gebrek ook aan en trekt de vergelijking met Amerika, waar het black discours een stuk verder gevorderd is. De verklaring voor het achterblijven van het black discours in Nederland zou kunnen liggen bij het achterblijvende historische besef van veel Nederlanders en het ontbreken van een gedeelde geschiedenis, zoals dit in het onderzoek besproken is. Dit verband is puur speculatief en zou ook voor vervolgonderzoek geschikt zijn.

Reflectie

Een aantal zaken komen bij mij op als ik nadenk over het scriptieproces. Allereerst is er, helaas, een mate van teleurstelling in de hoeveelheid interviews die zijn afgenomen. Opwinding, spanning en vooral enthousiasme maakte plaats voor teleurstelling en ergernis bij elk interview wat niet van de grond kwam. De afwijzing

(36)

andere dag op geen enkele manier meer in contact kon komen met een aantal van mijn respondenten heeft z’n stempel gedrukt op de ervaring van het onderzoeken.

Daar staat tegenover dat ik tevreden ben over de keuze van mijn onderwerp en de resultaten die geboekt zijn. Ik ben me er van bewust dat de data aan de magere kant is maar aan de manier waarop de resultaten, theorieën en conclusie als puzzelstukken op hun plek zijn gevallen geeft mij het vertrouwen dat ik een solide onderzoeksproces heb doorlopen.

Op het gebied van planning valt nog wat te winnen voor mij met betrekking tot onderzoeken. Als ik een strakkere planning had aangehouden was mogelijkerwijs eerder aan het licht gekomen dat ik niet genoeg interviews zou kunnen krijgen en had ik meer alternatieve data kunnen vergaren.

Het onderzoekt focust zich sterk op de beleving van de respondenten en heeft om die reden een zeer subjectief karakter. In eerste instantie had ik verwacht dat deze subjectiviteit voor problemen in de wetenschappelijkheid van het onderzoek zou kunnen veroorzaken maar gedurende het schrijven van de resultaten en conclusie heb ik hier geen moeite van ondervonden. Ik had graag meer willen interviewen om de data meer body te geven, maar al met al ben ik tevreden over het resultaat.

(37)

Bibliografie

Atabaki, T. (2003). Beyond Essentialism: Who Writes Whose Past in the Middle East and Central Asia? Inaugural lecture, 13 December 2002. Amsterdam.

Desmond, M. Emirbayer, M. (2009) What is racial domination? Du Bois Review:

Social Science Research on Race. Vol.6(2), pp.335-355. Cambridge University Press.

Eliasoph, N. (1999). “Everyday Racism” in a Culture of Political Avoidance: Civil Society, Speech, and Taboo. Social Problems, vol. 46, no. 4, pp. 479-502. University of California Press.

Essed, P. (2002). Everyday Racism. Chapter 15 in Goldberg, David Theo and John Solomos (eds). A Companion to Racial and Ethnic Studies. Blackwell Publishing, 2002. Blackwell Reference Online. 17 March 2014.

Helsloot, J. (2013). Contesting ambiguity: The Black Peter Mask in Dutch Cultural

Heritage. Vytautas Magnus University Kaunas.

Helsloot, J. (2005). Is zwarte piet uit te leggen? Essay geraadpleegd via http://depot.knaw.nl/5963/1/IsZwPiet1364_001.pdf

Kleinpenning, G., Hagendoorn, L. (1993) Forms of Racism and the Cumulative Dimension of Ethnic Attitudes. Social Psychology Quarterly Vol. 56, No. 1 (Mar.,

1993) (pp. 21-36).

Pandey, G. (2006). The subaltern as Subaltern Citizen. Economic and Political

Weekly, vol. 41, No. 46 (Nov. 18 – 24, 2006) pp. 4735 – 4741.

Razack, S (1998). Looking White People in the Eye. Gender, race and Culture in

courtrooms and classrooms. Toronto: University of Toronto Press.

Repko, Allen F. Interdisciplinary research: process and theory. California: Sage Publications.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Our focus is to understand how the properties of the semiconductor and/or insulator interfaces and the introduction of dopant molecules on the semiconductor films can

Een gemeente die er voor al haar burgers moet zijn en de macht en taak heeft om racisme in de openbare ruimte te bestrijden, zou een intocht die veel mensen buitensluit niet

● De Kinderombudsman stelt ‘dat Zwarte Piet zodanig moet worden aangepast dat kinderen geen negatieve effecten meer ervaren door het Sinterklaasfeest [door] Zwarte Piet te ontdoen

De gemeenteraad van de gemeente Groningen, in vergadering bijeen op 11 november 2020, besprekende de begroting 2021..

Het is de vraag op welke manier de wederpartij zich kan verzetten tegen toepasselijkheid van en gebondenheid aan de algemene voorwaarden die hem aldus door

Neem, voor zover niet anders voorgesteld, deze ingekomen stukken en mededelingen voor kennisge- ving aan.. In de raadsportefeuille liggen de volgende stukken voor u

Maar nu bereiken ons opnieuw berichten van gemeentes waarbij van binnenuit, onder andere door raadsleden van diverse partijen, maar soms ook door de burgemeesters zelf, het

Kuypers en Van der Beek uit Nijmegen toonden, in de jaren zeventig, voor het eerst met elegante dierproeven aan, dat een effusie in het middenoor niet werd veroorzaakt door