• No results found

Ervaringen van voormalige kindsoldaten in Sierra Leone en de ontwikkeling van internaliserende gedragsproblemen : de rol van sekse, de ouders en de gemeenschap

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ervaringen van voormalige kindsoldaten in Sierra Leone en de ontwikkeling van internaliserende gedragsproblemen : de rol van sekse, de ouders en de gemeenschap"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Ervaringen van voormalige kindsoldaten in Sierra Leone en de

ontwikkeling van internaliserende gedragsproblemen

De rol van sekse, de ouders en de gemeenschap

Michelle van Raalte

10158162

Bachelorscriptie Pedagogische Wetenschappen

Begeleider: Ernst Mulder

Universiteit van Amsterdam

26-01-2015

(2)

2 Abstract

In deze literatuurstudie wordt de rol die de factoren sekse, de ouders en de gemeenschap spelen op het verband tussen ervaringen van voormalige kindsoldaten in Sierra Leone en het ontwikkelen van internaliserende gedragsproblemen onderzocht. Om te onderzoeken of deze factoren een modererende of een mediërende rol spelen wordt er gekeken naar verschillend kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Het gebruik van dezelfde methoden en instrumenten maakt de verenigbaarheid van deze onderzoeken groter. Aangezien veel onderzoek wijst op de directe relatie tussen de ervaringen als kindsoldaat en de internaliserende

gedragsproblemen, is het waarschijnlijk dat alle drie de factoren in dit geval een modererende rol spelen. Daarnaast wijst de effectiviteit van het re-integratieprogramma DDR uit naar een modererend effect.

Zoektermen: kindsoldaten; sekse; ouders; gemeenschap; moderatoren; internaliserende

(3)

3 Inhoudsopgave

Inleiding 4

De rol van modererende en mediërende factoren 7

Sekse 8

De rol van de ouders 11

De rol van de gemeenschap 14

Conclusie en discussie 18

(4)

4 Inleiding

In 1991 brak in Sierra Leone oorlog uit. Het rebellenleger The Revolutionary United Front (RUF) viel samen met de Liberiaanse Charles Taylor de diamantdistricten in Sierra Leone aan. Tijdens de oorlog zijn er meer dan 50.000 mensen om het leven gekomen. Na vier vredesakkoorden is er in 2002 officieel vrede gesloten, maar er is nog steeds sprake van een politieke spanning (Bellows & Miguel, 2009).

Tijdens de oorlog in Sierra Leone speelden kindsoldaten een grote rol. Volgens UNICEF (2007) kan er gesproken worden van kindsoldaten als het een persoon betreft onder de 18 jaar die geassocieerd wordt met een gewapende macht of een gewapende groep, variërend van strijders tot koks. Duizenden kinderen op straat in Sierra Leone werden opgepakt door de RUF en verplicht om het nationale leger in te gaan. Bijna de helft van de RUF strijders waren kindsoldaten, 15 jaar oud of jonger (Betancourt, Borisova, de la Soudière, & Williamson, 2010). In het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het

Kind (IVRK) komt in artikel 38 naar voren dat een kind in oorlogssituatie recht heeft op extra

bescherming en zorg en dat de overheid moet waarborgen dat kinderen jonger dan 15 jaar niet voor militaire dienst opgeroepen worden (UNCRC, 1989).

In onderzoek van De Silva, Hobbs en Hanks (2001) worden 19 voormalige

kindsoldaten uit Sri Lanka geïnterviewd naar hun ervaringen als kindsoldaat door gebruik te maken van gestandaardiseerde vragen. De ondervraagde voormalige kindsoldaten werden vaak gedwongen tot een training in het gebruik van vuurwapens en methoden van

zelfvernietiging en zelfmoord. Er is ook vaak sprake van verkrachting van kindsoldaten (Abbot, 2000). In verscheidene oorlogsgebieden werden jonge meisjes tot prostitutie gedwongen en dit leverde ook na de oorlogen verdere problemen op zoals seksueel

overdraagbare aandoeningen, zwangerschappen, uitsluiting van de gemeenschap en gebrek aan educatie.

(5)

5 Andere kindsoldaten in Sierra Leone beschrijven hoe de fundamentele veranderingen van een leven vol rust tot het plegen van geweld, als kindsoldaat leiden tot verschuiving van zelfconcept, tot aanpassing aan dit betreffende zelfconcept en hierdoor het aannemen van een nieuwe identiteit (Denov & Maclure, 2007). Dit zorgde ervoor dat ze hun nieuwe rol als kindsoldaat accepteerden en nieuwe relaties aan konden gaan. Volgens Shepler (2004) was dit een van de redenen waarom kinderen gebruikt werden tijdens de oorlog in Sierra Leone. Het RUF leger was vooral gefocust op kinderen omdat zij makkelijker een nieuwe identiteit aan kunnen nemen. Over het algemeen waren de taken van de kindsoldaten en de volwassen taken hetzelfde, maar voerden de kinderen ze gemakkelijker uit. Wel werden de ondervraagde kindsoldaten vaak onder druk gedwongen zich aan te sluiten bij de RUF, meestal onder traumatische omstandigheden (Maclure & Denov, 2006). Daarna werden ze gedwongen tot een proces van indoctrinatie en militaire training. Ze werden overtuigd van het feit dat ze vochten voor vrijheid en rechtvaardigheid, waardoor de verschuiving van identiteit door middel van indoctrinatie mogelijk gemaakt werd. Deze indoctrinatie zorgde samen met het gebruik van alcohol en drugs ervoor dat kinderen geroutineerd mensen konden vermoorden (Maclure & Denov, 2006).

Het meemaken van deze ervaringen als kindsoldaat kan schade aanrichten aan de psychische gesteldheid van kinderen (Werner, 2012). Zij kunnen hier internaliserende en externaliserende gedragsproblemen aan over houden. Betancourt, Brennan, Rubin-Smith, Fitzmaurice en Gilman (2010) definiëren internaliserende gedragsproblemen als problemen die betrekking hebben op intern gerichte ervaringen van stress zoals depressie en angst. Externaliserende gedragsproblemen zijn naar buiten gerichte gedragsproblemen zoals vijandigheid en agressie. Aangezien er in de literatuur naar voren komt dat vooral

internaliserende gedragsproblemen een grote rol spelen bij kindsoldaten, zal in deze studie gefocust worden op de internaliserende gedragsproblemen. De meest voorkomende

(6)

6 internaliserende gedragsproblemen na het ervaren van een oorlog door kindsoldaten zijn posttraumatische stressstoornissen (PTSS), angststoornissen en depressies (Werner, 2012).

In deze literatuurstudie wordt het verband tussen de ervaringen van kindsoldaten in Sierra Leone en het ontwikkelen van internaliserende gedragsproblemen verder onderzocht. Er is veel onderzoek gedaan naar de relatie tussen de ervaringen van kindsoldaten en de ontwikkeling van internaliserende gedragsproblemen. Uit eerder onderzoek in Noord Uganda, de Democratische Republiek Kongo en Nepal komt naar voren dat zowel de

rekrutering als de ervaringen van kinderen tijdens hun periode als kindsoldaat kunnen leiden tot negatieve uitkomsten in de mentale ontwikkeling (Derluyn, Broekaert, Schuyten, & De Temmerman, 2004; Bayer, Klasen, & Adam, 2007; Blattman & Annan, 2010). Duidelijk is dus dat er een verband bestaat tussen de ervaringen van kindsoldaten en het ontwikkelen van internaliserende gedragsproblemen.

Daarentegen is minder duidelijk hoe dit verband beïnvloed kan worden door andere factoren. Zoals eerder aangegeven kunnen verschillende factoren invloed hebben op het daadwerkelijk ontwikkelen van internaliserende gedragsproblemen na dergelijke ervaringen. Deze factoren worden modererende en mediërende factoren genoemd. Modererende factoren spelen de rol van derde variabelen, die directe invloed hebben op de relatie tussen de

ervaringen van kindsoldaten in Sierra Leone en het optreden van internaliserende

gedragsproblemen. Mediërende factoren hebben geen invloed op de relatie maar spelen een verklarende rol. Ervaringen van kindsoldaten hebben directe invloed op een mediërende factor en dit oefent weer een directe invloed uit op het ontwikkelen van internaliserende gedragsproblemen (Betancourt, Agnew-Blais, Gilman, Williams, & Ellis, 2010).

Aangezien uit de literatuur blijkt dat het verband tussen de ervaringen van

kindsoldaten en internaliserende gedragsproblemen bestaat, maar over het verband zelf nog veel discussie is, zal dit onderzoek bijdragen aan de discussie welke rol verschillende factoren

(7)

7 hierin kunnen spelen. De deelonderwerpen die hiervoor besproken worden zijn de factoren sekse, de rol van de ouders en de rol van de gemeenschap. Gekeken wordt of er sprake is van een modererende- en/of en mediërende rol van deze factoren. Het is van belang om te kijken welke rol deze factoren spelen om een bepaalde interventie toe te kunnen passen. De rol van sekse, de ouders en de gemeenschap wordt onderzocht. Aangezien uit literatuur blijkt dat deze drie factoren een belangrijke rol spelen bij het ontwikkelen van internaliserende

gedragsproblemen, wordt er dieper op deze factoren ingegaan (Betancourt, Brennan, Rubin-Smith, Fitzmaurice, & Gilman, 2010; Masten & Narayan, 2012; Betancourt, McBain, Newnham, & Brennan, 2013).

Deze literatuurstudie zal bestaan uit een overzicht waarin verschillende moderatoren en mediatoren besproken zullen worden die van invloed kunnen zijn op het verband tussen ervaringen van kindsoldaten en internaliserende gedragsproblemen. Er zal eerst naar de sekse, dan naar de rol van de ouders en tot slot naar de rol van de gemeenschap gekeken worden (Masten & Narayan, 2012; Betancourt & Khan, 2008; Betancourt, McBain, Newham, & Brennan, 2013). Na het behandelen van de moderatoren en mediatoren zal afgesloten worden met een conclusie en een discussie.

De rol van modererende en mediërende factoren

Zoals eerder aangegeven, waren de ervaringen van de kindsoldaten vaak gruwelijk. Deze kinderen waren niet alleen getuige van moord, maar soms zelf de pleger van de moorden en ze ondergingen wrede trainingen waarin ze gedwongen werden om de vuurwapens te gebruiken. Daarnaast was er sprake van indoctrinatie van de kinderen en werden de kinderen vaak seksueel misbruikt. Volgens Henderson en Wessells (2009) kan de blootstelling aan dergelijke gewelddadige ervaringen, ernstige psychische gevolgen hebben

(8)

8 voor de kinderen. Ook dit onderzoek indiceert significante hoeveelheden van kinderen die psychische problemen ondervinden zoals posttraumatische stress stoornis (PTSS), depressies en angststoornissen. Dit directe verband is vastgesteld, maar er kunnen andere factoren zijn die dit verband beïnvloeden.

Sekse

De ervaringen van voormalige kindsoldaten in Sierra Leone kunnen leiden tot mogelijke toename van internaliserende gedragsproblemen (Betancourt, Borisova, de la Soudière, & Williamson, 2011). Betancourt et al. (2011) onderzochten de rol van sekse in het verband tussen de ervaringen van kindsoldaten en het ontwikkelen van internaliserende gedragsproblemen. De ervaringen van beiden geslachten bleken vergelijkbaar, met

uitzondering van de meerderheid aan gerapporteerde gevallen van verkrachting en seksueel misbruik onder de meisjes. Beiden geslachten meldden een hoge mate van mishandeling, martelingen en het bijwonen van gruwelijke moorden.

Toch vonden Betancourt et al. (2011) een significant verschil in sekse wat betreft de ontwikkeling van internaliserende gedragsproblemen. Meisjes die kindsoldaat bij de RUF waren geweest, bleken vaker last te hebben van depressie en angststoornissen. In dit cross-sectionele onderzoek wordt data verzameld over 273 voormalige kindsoldaten. Er werd gebruik gemaakt van face-to-face interviews en van de Hopkins Symptoms Checklist. Deze checklist liet een hoge interne consistentie zien voor het meten van depressie en angst. Met behulp van deze instrumenten werd gekeken in hoeverre de voormalige kindsoldaten last hadden van depressie en angstsymptomen. Hieruit bleek dat de vaak voorkomende

verkrachtingen van vrouwen leidden tot een significante toename in depressie en angst. Sekse kan hier dus een modererende rol spelen. Meisjes zijn absoluut en relatief gezien vaker

(9)

9 slachtoffer waren van verkrachtingen en deze verkrachtingen kunnen leiden tot een toename van internaliserende gedragsproblemen. Sekse heeft een directe invloed op het verband tussen ervaringen als kindsoldaat en het ontwikkelen van internaliserende gedragsproblemen.

Meisjes ervaren meer verkrachtingen dan jongens en daardoor is de kans op het ontwikkelen van internaliserende gedragsproblemen bij meisjes groter. Het doormaken en overleven van verkrachting onder de jongens werd ook geassocieerd met toenemende angst. Wel was er maar een klein percentage jongens die aangaven dat ze verkrachtingen overleefd hadden, en dit beperkt de statische significantie om de mogelijke invloed van geslacht op verkrachting en psychische aanpassing te onderzoeken. De steekproeven zouden in dit geval groter moeten zijn.

Daarnaast kwam uit ander longitudinaal onderzoek van Betancourt, Brennan, Rubin-Smith, Fitzmaurice en Gilman (2010) ook naar voren dat verkrachting de kans op het ontwikkelen van internaliserende gedragsproblemen vergrootte in Sierra Leone. Hiervoor werden 260 voormalige kindsoldaten die in een re-integratie programma meededen drie keer geïnterviewd (in 2002, 2004 en 2008). In 2008 waren er nog 178 participanten over. 45 % van de meisjes en 5 % van de jongens gaf aan slachtoffer van verkrachting te zijn tijdens hun tijd in het RUF leger. Om de internaliserende gedragsproblemen te meten werd er gebruik

gemaakt van verschillende methoden die vergelijkbaar waren met de eerdere instrumenten die gebruikt werden voor cross-cultureel onderzoek in Sierra Leone. Ook hierbij werd een hoge interne consistentie gevonden. Verkrachting bleek een significant effect te hebben op de kans om internaliserende gedragsproblemen te ontwikkelen. Ervaringen van verkrachting kunnen bij zowel jongens als meisjes schadelijke gevolgen hebben, maar de gevolgen in de

gemeenschap voor de meisjes zijn vaak groter. De meisjes werden bestempeld als seksueel ongepast en dit kon gevolgen hebben voor de sociale vooruitzichten. Sekse heeft hierin een modererend effect aangezien meisjes door de gevolgen in de gemeenschap een grotere kans

(10)

10 hebben op het ontwikkelen van internaliserende gedragsproblemen. Gebrek aan een

controlegroep van voormalige kindsoldaten die niet in een dusdanig programma hebben meegewerkt zorgt dat de generaliseerbaarheid beperkt is. Wel toont dit onderzoek naar de re-integratie door de longitudinale aard aan hoe de internaliserende problemen verminderden met de tijd. Dit is van belang voor de ontwikkeling van het interventieprogramma.

Masten en Narayan (2012) beschrijven deze modererende rol van sekse bij het wel of niet ontwikkelen van problemen bij kinderen en jongeren in de nasleep van een ramp. Dit wordt beschreven door middel van een literatuuroverzicht van onderzoek dat uitgevoerd is in het afgelopen decennium. Eén van de meest gerapporteerde verschillen bleek de meerderheid van symptomen op het gebied van stress en PTSS bij meisjes in oorlogsgebieden. Meisjes bleken meer last te hebben van stress en PTSS symptomen dan jongens als ze in aanraking kwamen met oorlog. Sekse bleek dus een direct modererend effect uit te oefenen op de relatie tussen de ervaringen van kindsoldaten en het ontwikkelen van internaliserende

gedragsproblemen. Zij stellen dat er wel normatieve verschillen kunnen zijn in de levels van het ontwikkelen van internaliserende en externaliserende problemen. Zo blijken jongens over het algemeen vaker last te hebben van externaliserende gedragsproblemen terwijl meisjes meer last hebben van internaliserende gedragsproblemen. Daarom kan het moeilijk zijn om te bepalen of een verschil in internaliserende gedragsproblemen na de oorlog een goed verschil weerspiegelt van de verandering met hoe de participanten voor de oorlog waren. Zonder een vergelijkingsgroep tussen de participanten voor en na de oorlog is het moeilijk te concluderen dat meisjes meer internaliserende gedragsproblemen vertonen dan voor de oorlog, aangezien ze misschien al meer kans hadden op deze problemen voordat de oorlog begon.

Kortom, sekse blijkt over het algemeen in zowel kwantitatief als in kwalitatief onderzoek een modererende rol te spelen in het ontwikkelen van internaliserende gedragsproblemen. Desalniettemin moet er meer duidelijkheid over deze rol verkregen

(11)

11 worden door middel van een longitudinaal onderzoek en gebruik gemaakt wordt van

controlegroepen.

Rol van de ouders

Literatuuronderzoek van Betancourt en Khan (2008) wijst op het belang van een goede relatie met tenminste één ouderlijk figuur bij het verwerkingsproces van ervaringen als

kindsoldaat. Verschillende belangrijke studies op het gebied van de mentale gezondheid van voormalige kindsoldaten worden vergeleken om deze relatie te onderzoeken. De relatie met tenminste één ouderlijk figuur zorgt voor betere sociale en emotionele uitkomsten. Meer aandacht voor deze relaties is van belang voor het begrip van de verwerking van kinderen na deze ervaringen. Daarnaast spelen ouders vaak een belangrijke rol van troost voor deze kinderen en helpen ze een beter begrip te creëren over wat ze hebben meegemaakt. Dit helpt de kinderen bij de re-integratie en aanpassing aan de oude omgeving. De relatie met tenminste één van de ouders speelt een belangrijke rol bij de aanpassing van kinderen na een oorlog-gerelateerde ervaring (Betancourt & Khan, 2008). Aangezien deze resultaten alleen gebaseerd zijn op een vergelijking van eerder onderzoek, zouden de resultaten versterkt kunnen worden door eventuele kwantitatieve gegevens van het gezinsfunctioneren.

Het herenigd worden met een ouderlijk figuur is dus belangrijk voor het welzijn van het kind na deze ervaringen in het leger (Fivat, 2008). Dit kan soms erg lastig zijn voor voormalige kindsoldaten aangezien de ouders deze kinderen vaak zien als een potentieel gevaar voor de gemeenschap en hierdoor hun kind niet meer op willen nemen in het gezin. Fivat (2008) beschrijft een literatuuroverzicht hoe de support van een ouderlijk figuur van belang is in de re-integratie van kindsoldaten. Een goede band met tenminste één ouderlijk figuur zorgt ervoor dat kinderen minder kans hebben om internaliserende gedragsproblemen

(12)

12 te ontwikkelen (Fivat, 2008). De ouder speelt in dit geval een modererende rol. Aangezien de relatie tussen ervaringen tijdens de oorlog voor de voormalige kindsoldaten sowieso al leidt tot internaliserende gedragsproblemen, kunnen ouders de kans op de ontwikkeling van deze problemen versterken of verminderen.

Ook in Sierra Leone was het voor veel voormalige kindsoldaten in eerste instantie lastig om terug te keren naar hun ouders (Williamson, 2006). Door middel van kwalitatief onderzoek met gebruik van interviews en eerdere literatuur kwam naar voren dat veel ouders en andere familieleden niet gelijk hun kinderen terug in huis wilden nemen nadat ze in het RUF leger gevochten hadden. De terugkomst bij hun ouders was de belangrijkste factor voor de kinderen om te herstellen van hun oorlogservaringen. Veel kinderen die terug konden naar hun ouders, vertoonden weinig internaliserende gedragsproblemen. Daarentegen vertoonden kinderen die naar andere familieleden moesten meer problemen. Kinderen die terug mochten naar hun eigen ouders, toonden een lagere mate aan depressie en angst dan kinderen die niet naar hun eigen ouders terug konden (Williamson, 2006). Het terug mogen komen bij de ouders speelt in dit geval dus een modererende rol in de relatie tussen de ervaringen van voormalige kindsoldaten en het ontwikkelen van internaliserende gedragsproblemen. De acceptatie door de ouders kan een directe invloed uitoefenen op het verband tussen de ervaringen van kindsoldaten en het wel of niet ontwikkelen van internaliserende gedragsproblemen.

Daarnaast beschrijven Borisova, Betancourt en Willett (2013) in kwantitatief onderzoek het belang van een opvoeder in de aanpassing van voormalige kindsoldaten in Sierra Leone. In hun longitudinale studie werden na een jaar van vrede 260 voormalige kindsoldaten in Sierra Leone geïnterviewd die in een centrum opgevangen waren om integratie te bevorderen. In 2004 werden de 154 overgebleven jongeren die in 2002

(13)

13 die zonder hulp gere-integreerd waren. Deze groep diende als controlegroep. Daarnaast

werden de 281 opvoeders in 2004 geïnterviewd om de opvoeder-kind relatie te onderzoeken. Onderzocht werd hoeveel de verzorgers wisten over de ervaringen van de kindsoldaten en in hoeverre dit invloed had op psychische problemen. Als de verzorgers veel medeleven toonden en meer kennis hadden over wat het kind meegemaakt had, zou de kans op het ontwikkelen van psychische problemen verminderd worden. Het besef van de verzorgers over de negatieve ervaringen van de kindsoldaten heeft veel te maken met het vermogen van de opvoeder om het kind goed te observeren. Bij kindsoldaten in Sierra Leone zijn de opvoeder en het kind langere tijd uit elkaar geweest maar is het begrip en de bereidheid van een kind om de ervaringen aan de opvoeder toe te vertrouwen, even belangrijk. Of een kind al zijn of haar ervaringen zal delen is afhankelijk van de relatie die een kind met zijn of haar opvoeder heeft (of dit een biologische ouder, een familielid of een adoptieouder is). Kinderen zullen niet altijd ervaringen kunnen delen wat betreft moord of andere vormen van geweld uit angst voor stigmatisering (het toekennen van een negatief vooroordeel) en een schaamtegevoel dat zich oproept bij het vertellen van dergelijke ervaringen. Hierdoor bleken de opvoeders vaak de ervaringen van hun kinderen te onderschatten (Borisova et al, 2013). De opvoeders toonden geen significante kennis over de ervaringen van de kinderen.

Dit gebrek aan kennis en daarbij horende communicatie vanuit de ouders of de verzorgers (en zich niet bewust zijn van de ervaringen van kinderen die het slachtoffer zijn van geweld) kan de kans op negatieve gevolgen vergroten (Borisova, Betancourt, & Willett, 2013). Uit dit onderzoek komt naar voren dat de communicatie tussen opvoeder en kind (met de bijbehorende kennis over de ervaringen van de voormalige kindsoldaten in Sierra Leone) een positieve invloed heeft op de psychische uitkomsten onder de voormalige kindsoldaten. De communicatie van de ouder met het kind speelt in dit geval een modererende rol. Deze communicatie kan een directe invloed uitoefenen op de relatie tussen de ervaringen van de

(14)

14 kinderen en het ontwikkelen van internaliserende gedragsproblemen. Echter, de meeste

opvoeders wisten ook dat hun kinderen slachtoffer waren van gewelddadige ervaringen zonder dat dit besproken was en dit kan ook leiden tot meer emotionele steun. Deze emotionele steun kan leiden tot verminderde psychische problemen dus hiervoor zou communicatie niet per se nodig geweest zijn (Borisova et al., 2013).

Desalniettemin spelen ouders en opvoeders een belangrijke modererende rol bij het wel of niet optreden van internaliserende gedragsproblemen bij voormalige kindsoldaten in Sierra Leone.

Rol van de gemeenschap

Niet alleen de ouders en/of verzorgers, maar ook de gemeenschap speelt een

belangrijke rol in het wel of niet ontwikkelen van internaliserende gedragsproblemen (Masten & Narayan, 2012). Uit kwalitatief onderzoek door middel van interviews bleek dat nadat de kinderen bij de RUF als kindsoldaat gewerkt hadden, er veel gemeenschappen waren die voormalige kindsoldaten niet wilden accepteren (Williamson, 2006). Veel van deze kinderen waren tijdens de oorlog gedwongen om familieleden of hun buren te vermoorden. De RUF leden hadden de kinderen wijs gemaakt dat ze nooit meer terug konden keren naar hun

gemeenschap omdat ze deze mensen vermoord hadden. Dit was een manier om de kinderen in echte vechters te veranderen. Daarnaast was er veel sprake van drugsgebruik onder de

kinderen zodat ze minder werden geremd om bepaalde gruwelijkheden uit te voeren. Veel amputaties en andere wreedheden werden uitgevoerd door deze ontvoerde kinderen en

hierdoor waren er veel leden van de gemeenschappen die alleen maar haat en angst uitspraken naar deze kinderen. Veel gemeenschappen gaven aan deze kinderen nooit meer te willen zien en dat wanneer de voormalige kindsoldaten terug zouden keren, ze vermoord zouden worden

(15)

15 (Williamson, 2006). De reden dat de acceptatie van de gemeenschap belangrijk is, is dat de voormalige kindsoldaten hierdoor minder kans hebben op het ontwikkelen van

internaliserende gedragsproblemen (Masten & Narayan, 2012).

Betancourt, Agnew-Blais, Gilman, Williams en Ellis (2010) beschrijven in

kwantitatief onderzoek hoe stigmatisering en discriminatie in de gemeenschap kan leiden tot slechte psychosociale aanpassing van de voormalige kindsoldaten. Om dit te onderzoeken werd er gebruik gemaakt van vergelijkbare instrumenten die eerder gebruikt waren in cross-culturele onderzoek naar psychosociale aanpassing van voormalige kindsoldaten. Er werd een longitudinaal onderzoek uitgevoerd waarbij in 2002 gebruik werd gemaakt van 260

voormalige kindsoldaten die actief geweest waren in het RUF leger. In 2004 werden vervolgens de 156 overgebleven voormalige kindsoldaten opnieuw geïnterviewd. Om de acceptatie vanuit de gemeenschap te beoordelen werd gekeken naar het verschil tussen de twee tijdstippen. 71 % van de jongeren gaf aan last te hebben van discriminatie en 73 % last van stigmatisering. Deze discriminatie en stigmatisering bleken een significant negatief effect te hebben op acceptatie vanuit de gemeenschap in 2004. Daarnaast werd er een correlatie gevonden tussen discriminatie en depressie en angst symptomen. De acceptatie vanuit de gemeenschap werd wel verbeterd na twee jaar, maar dit resultaat was niet significant.

Succesvolle re-integratie is afhankelijk van deze acceptatie vanuit de gemeenschap (Betancourt, Agnew-Blais, Gilman, Williams, & Ellis, 2010). De acceptatie door de

gemeenschap kan bijdragen aan gezondere resultaten op lange termijn en de vermindering van het risico op negatieve psychosociale gevolgen. De beschermde rol die de acceptatie kan dienen kan belemmerd worden door stigmatisering. Door stigmatisering zou er een hoger risico kunnen zijn op het ontwikkelen van psychosociale onaangepastheid. Volgens dit

onderzoek kan stigmatisering een mediërende rol spelen. De ervaring van het vermoorden van anderen kan leiden tot stigmatisering. Stigmatisering kan weer leiden tot internaliserende

(16)

16 gedragsproblemen. Daarnaast zouden ervaringen van verkrachtingen ook kunnen leiden tot stigmatisering en speelt ook hierin de stigmatisering een mediërende rol. Dit is een opvallend resultaat aangezien er na aanleiding van ander onderzoek verwacht wordt dat er een direct verband bestaat tussen deze genoemde ervaringen en internaliserende gedragsproblemen (Werner, 2012; Henderson en Wessells, 2009). Verwacht zou worden dat stigmatisering en discriminatie het verband tussen de ervaringen van kindsoldaten en de ontwikkeling van internaliserende gedragsproblemen zou versterken. Wel werd er maar een zwak mediërend verband gevonden en was dit verband niet representatief aangezien er niet specifiek gevraagd werd naar discriminatie en stigmatisering na aanleiding van ervaringen van de voormalige kindsoldaten. Bovendien werden alleen de voormalige kindsoldaten zelf ondervraagd,

waardoor de ervaren discriminatie af zou kunnen wijken van de werkelijke discriminatie. Het zouden waardevollere resultaten zijn als de gemeenschap zelf ook hun mate van acceptatie konden weergeven.

Ook in later onderzoek van Betancourt, McBain, Newnham en Brennan (2013) werd naar de rol van stigmatisering gekeken met behulp van valide instrumenten die eerder gebruikt zijn in onderzoek naar de internaliserende gedragsproblemen van voormalige kindsoldaten. In dit longitudinale onderzoek werden 529 jongeren die slachtoffer waren van de oorlog als kindsoldaat in Sierra Leone geïnterviewd op drie verschillende tijdstippen. Hieruit bleek dat het grootste deel van de participanten een significante verbetering

ondervond van internaliserende gedragsproblemen na verloop van tijd. Participanten die een hogere mate aan internaliserende gedragsproblemen toonden, hadden significant meer last van stigmatisering en afwijzing vanuit de gemeenschap. Een toename van stigmatisering

verhoogde de kans op stress, angst en PTSS symptomen. In dit onderzoek wordt opnieuw het onderzoek van Betancourt, Agnew-Blais, Gilman, Williams en Ellis (2010) aangehaald om de mediërende rol van stigmatisering aan te tonen. De mankementen van die studie zijn

(17)

17 hierboven weergegeven. Daarnaast is dit opnieuw onderzoek van Betancourt (wel met andere onderzoekers) en dat maakt de referentie zwakker.

Uit nog later kwantitatief onderzoek van Betancourt, McBain, Newnham en Brennan (2014) bleek ook dat stigmatisering vanuit de gemeenschap geassocieerd met een hogere mate van internaliserende gedragsproblemen. Daarnaast werd ook maatschappelijke sociale

ontregeling van de voormalige kindsoldaten geassocieerd met internaliserende

gedragsproblemen. Betancourt et al. (2014) hebben dit onderzocht door op verschillende tijdstippen interviews af te nemen. Een combinatie van lokaal-afgeleide en standaard meetinstrumenten gevalideerd voor cross-cultureel onderzoek werd hierbij gebruikt. Deze methoden werden toegepast op 243 voormalige kindsoldaten waarbij gevraagd werd naar de eigenschappen van de gemeenschap. In deze interviews werd de invloed van de gemeenschap op het ontwikkelen van internaliserende gedragsproblemen bepaald. Zelfs na zes jaar na de oorlog werden sociale ontregeling en stigmatisering significant geassocieerd met de

ontwikkeling van internaliserende gedragsproblemen. Dit wijst op een modererend effect van de gemeenschap.

Zoals hierboven aangegeven, speelt de acceptatie van de gemeenschap een belangrijke rol in de aanpassing op psychosociaal gebied. Een stijging van acceptatie vanuit de

gemeenschap werd significant geassocieerd met een lagere kans op depressieve symptomen van de voormalige kindsoldaten (Betancourt, Agnew-Blais, Gilman, Williams, & Ellis, 2010). Deze acceptatie kan als gevolg hebben dat voormalige kindsoldaten weer naar school mogen. Scholing van kinderen werd geassocieerd met verbeterde attitudes van voormalige

kindsoldaten in Sierra Leone (Williamson, 2006). School en andere vaardigheidstrainingen werden erg belangrijk gevonden door de voormalige kindsoldaten. Niet alleen voor hun eigen toekomstperspectief op het gebied van werk, maar ook hun zichtbare deelname aan dit

(18)

18 Hierdoor toonden ze aan dat ze wilden veranderen en een overstap maakten van kindsoldaat tot een productief lid van de gemeenschap. Deelname aan het onderwijs bleek een belangrijke rol te spelen bij het proces van identiteit transformatie van de jongeren en dit ging

discriminatie en stigmatisering tegen (Williamson, 2006). Door het tegengaan van discriminatie en stigmatisering, werd de kans op het ontwikkelen van internaliserende gedragsproblemen ook verminderd.

Kortom, veel kinderen die gevochten hebben (vooral de kinderen die hun eigen gemeenschappen hebben aangevallen) zijn bang om afgekeurd en afgewezen te worden door hun gemeenschap (Wessells, 2009). Ze worden niet meer beschouwd als mens. Verzoening met de gemeenschap is daarom erg belangrijk voor de psychosociale ondersteuning van de voormalige kindsoldaten. De acceptatie van de gemeenschap wordt gezien als de meest belovende factor om internaliserende gedragsproblemen tegen te gaan, hierin werden

significante resultaten gevonden (Betancourt, Agnew-Blais, Gilman, Williams, & Ellis, 2010).

Conclusie en discussie

Tijdens de burgeroorlog in Sierra Leone, die plaatsvond in 1991 tot 2002, speelden kindsoldaten een grote rol. Kinderen werden ondanks het recht op bescherming tegen militaire dienst vaak gedwongen te vechten terwijl ze soms nog geen 15 jaar oud waren. De ervaringen van deze kindsoldaten waren vaak gruwelijk, zoals onder andere het gebruik van vuurwapens, het aanleren van methoden van zelfvernietiging en het meemaken van verkrachtingen. Deze ervaringen kunnen ernstige schade aanrichten aan de psychische gezondheid van deze kinderen. Na deze ervaringen vergroten de kans op het ontwikkelen van internaliserende gedragsproblemen zoals angststoornissen, depressies en PTSS.

(19)

19 Dit verband tussen de ervaringen en de ontwikkeling van internaliserende

gedragsproblemen wordt door veel onderzoek ondersteund. Wel zijn er verschillende factoren die een rol kunnen spelen in dit verband. In dit onderzoek worden sekse, de rol van ouders en de rol van de gemeenschap besproken. Gekeken wordt of deze factoren een modererende of een mediërende rol spelen. Sekse bleek een modererende rol te spelen. Vrouwelijke

kindsoldaten waren vaker slachtoffer van verkrachtingen en dit leidde tot een vergroting van de kans op internaliserende gedragsproblemen. De tweede factor, de rol van de ouders, bleek ook modererend te zijn. De communicatie en relatie met tenminste één ouderlijk figuur kan de kans op het ontwikkelen van internaliserende gedragsproblemen verminderen. Tot slot werd de rol van de gemeenschap onderzocht. Hier was de modererende rol niet vanzelfsprekend. Stigmatisering en discriminatie in de gemeenschap werd ook als mediërende factor gezien. Dit was een opmerkelijke bevinding, aangezien uit veel ander onderzoek bleek dat er een direct verband was tussen de ervaringen van kindsoldaten en het ontwikkelen van

internaliserende gedragsproblemen. Dit mediërende verband was echter wel zwak, en daarnaast werd er niet naar discriminatie en stigmatisering gevraagd na aanleiding van specifieke ervaringen tijdens de RUF. Bovendien waren het alleen vragenlijsten naar de voormalige kindsoldaten gericht en niet naar de gemeenschap zelf. Dit kan zorgen voor eventuele bias aangezien de kindsoldaten de afwijzing en discriminatie mogelijk anders ervoeren dan dat er daadwerkelijk vanuit de gemeenschap gediscrimineerd werd. Er zouden hiervoor ook vragenlijsten afgenomen moeten worden om de acceptatie vanuit de

gemeenschap na te gaan. Kortom, bovenstaande factoren spelen zeker een rol in het verband tussen de ervaringen van kindsoldaten en de ontwikkeling van internaliserende

gedragsproblemen. Na aanleiding van verschillend kwantitatief en kwalitatief onderzoek wordt verwacht dat alle drie de factoren een modererende rol spelen in dit verband. In hoeverre deze modererende rol sterker of zwakker is, hangt samen met de verenigbaarheid

(20)

20 van de gebruikte onderzoeken. Veel kwantitatief onderzoek in deze studie maakt gebruik van dezelfde methoden en instrumenten. Deze methoden voor cross-cultureel onderzoek blijken een hoge interne consistentie te hebben. Hierdoor kan er gesproken worden van sterkere modererende rollen van de besproken factoren.

Wel zijn er nog enkele kanttekeningen te plaatsen bij de besproken onderzoeken.

Allereerst is er in veel onderzoeken een grote uitval van participanten. Nagegaan zou moeten worden waarom deze participanten uitgevallen zijn. Deze participanten zijn misschien alsnog verstoten door de gemeenschap of door het gezin, wat de significantie van de positieve resultaten van verschillende moderatoren kan verminderen. Daarnaast kunnen vraagtekens gezet worden bij het ‘longitudinale’ van de onderzoeken. Vaak zijn de onderzoeken maar twee keer uitgevoerd binnen een tijdsbestek van twee jaar, dit zou na een aantal jaar nog een keer onderzocht moeten worden. Tot slot is het meeste onderzoek over voormalige

kindsoldaten in Sierra Leone afkomstig van Betancourt. Dit zou de resultaten kunnen beïnvloeden. Echter, dit zou ook een positieve invloed hebben, aangezien Betancourt elke keer met andere onderzoekers samenwerkt, die weer verschillende inkijken op dit gebied kunnen hebben en ondanks de verschillende kanttekeningen kan er geconcludeerd worden dat de genoemde moderatoren een positieve invloed uit kunnen oefenen. De moderatoren kunnen de kans op het ontwikkelen van internaliserende gedragsproblemen verminderen.

Om ervoor te zorgen dat de kans op deze ontwikkeling verminderd wordt, moet er in vervolgonderzoek gekeken worden naar eventuele interventieprogramma’s. Aangezien sekse zelf moeilijk beïnvloedbaar is, kan er gekeken worden naar eventuele interventieprogramma’s gericht op de relatie met de ouders en de rol die de gemeenschap zou kunnen spelen in de re-integratie van beiden geslachten.

Het re-integratieprogramma toegepast in Sierra Leone was het disarmament,

(21)

21 dit programma in Sierra Leone zeer effectief (Williamson, 2006). Er werd in dit programma gebruikt gemaakt van veel verschillende methoden voor een effectieve gezins- en

gemeenschap re-integratie, waaronder gemeenschapsensibilisatie, het opsporen van de familie, familie mediatie en gezinshereniging. Voor de gemeenschapsensibilisatie werden lokale leiders en hun begeleiders aangesproken om de gemeenschap binnen te mogen treden. Met deze traditionele leiders werd de situatie van de voormalige kindsoldaten besproken en werd er benadrukt dat deze kinderen ontvoerd en gedwongen waren tot hun acties.

Uiteindelijk mochten de kinderen dan met de belangrijke leden uit de gemeenschap praten, en beïnvloedden de leiders de andere leden uit de gemeenschap (Williamson, 2006). De re-integratie in de gemeenschap speelde een belangrijke rol bij de acceptatie door de ouders (Williamson, 2006). Daarnaast was mediatie binnen het gezin van belang en de uiteindelijke terugkeer naar het gezin werd gezien als het belangrijkste aspect van het genezingsproces van de voormalige kindsoldaten.

Door de re-integratie in de gemeenschap en in het gezin konden mogelijkheden gecreëerd worden voor de kinderen om terug te gaan naar school. Het creëren van deze mogelijkheid, leidde op zijn beurt weer tot een succesvolle re-integratie (Williamson, 2006). Dit helpt niet alleen bij het ontwikkelen van een nieuwe identiteit, maar dit verhoogde ook de acceptatie door familie, leden van de gemeenschap en vrienden. Volgens Betancourt, Simmons, Borisova, Brewer, Iweala en de la Soudière (2008) hangt de uiteindelijke succesvolle re-integratie af van toegang tot onderwijs- en opleidingsmogelijkheden. Dit zorgt voor een hogere mate aan zelfredzaamheid en dit verhoogt hun productiviteit binnen de

gemeenschappen. Educatie is een essentiële factor in het tegengaan van internaliserende gedragsproblemen bij voormalige kinderen in Sierra Leone, maar op zichzelf kan het niet de problemen van deze kinderen verhelpen. Er moet gefocust worden op educatie, maar ook op specifiekere programma’s en psychologische support zijn van belang.

(22)

22 Het succes van het DDR programma ondersteunt de hypothese dat de gemeenschap een modererende en dus geen mediërende rol speelt. De effectiviteit van het

interventieprogramma is bewezen en hieruit blijkt dat de door het interventieprogramma (waarbij de acceptatie vanuit de gemeenschap bevorderd is) de internaliserende

gedragsproblemen verminderd zijn. Het verband tussen de ervaringen van de kindsoldaten en de internaliserende gedragsproblemen wordt dus verminderd door de acceptatie van de gemeenschap dat door middel van de DDR programma’s bevorderd is. De acceptatie van de gemeenschap is dus hoogstwaarschijnlijk een moderator.

Ondanks het succes van dit interventieprogramma, zijn er nog steeds veel kinderen die veel last hebben van stigmatisering, discriminatie en niet geaccepteerd worden door hun familie en de gemeenschap. De interventieprogramma’s moeten goed onderzocht en toegepast worden en de effectiviteit moet gedurende de tijd gecontroleerd worden en blijven. Meer longitudinaal onderzoek over een groter tijdsbestek kan bijdragen aan nog effectievere re-integratie van de voormalige kindsoldaten en de kans op internaliserende gedragsproblemen verminderen.

(23)

23 Literatuurlijst

Abbot, A. B. (2000). Child soldiers: The use of children as instruments of war. Suffolk

Transnational Law, 23(2), 299-535. Retrieved from http://heinonline.org/

Bayer, C. P., Klasen, F., & Adam, H. (2007). Association of trauma and PTSD symptoms with openness to reconciliation and feelings of revenge among former Ugandan and Congolese child soldiers. The Journal of the American Medical Association, 298,

555-559. doi:10.1001/jama.298.5.555

Bellows, J., & Miguel, E. (2009). War and local collective action in Sierra Leone. Journal of

Public Economics, 93(11-12), 1144-1157. doi:10.1016/j.jpubeco.2009.07.012

Betancourt, T. S., Agnew-Blais, J., Gilman, S. E., Williams, D. R., & Ellis, B. H. (2010). Past horrors, present struggles: The role of stigma in the association between war

experiences and psychosocial adjustment among former child soldiers in Sierra Leone.

Social Science & Medicine, 70(1), 17-26. doi:10.1016/j.socscimed.2009.09.038

Betancourt, T. S., Borisova, I. I., de la Soudière, M., & Williamson, J. (2011). Sierra Leone’s child soldiers: War exposures and mental health problems by gender. Journal of

Adolescent Health, 29, 21-28. doi:10.1016/j.jadohealth.2010.09.021

Betancourt, T. S., Borisova, I., Williams, T. P., Meyers-Ohki, S. E., Rubin-Smith, J. E., Annan, J., & Kohrt, B. A. (2012). Research Review: Psychosocial adjustment and mental health in former child soldiers – a systematic review of the literature and recommendations for future research. Journal of Child Psychology and Psychiatry,

54(1), 17-36. doi:10.1111/j.1469-7610.2012.02620.x

Betancourt, T.S., Brennan, R. T., Rubin-Smith, J., Fitzmaurice, G. M., & Gilman, S. E. (2010). Sierra Leone’s former child soldiers: A longitudinal study of risk, protective

(24)

24 factors, and mental health. Journal of the American Academy of Child & Adolescent

Psychiatry, 49, 606-615. doi:10.1016/j.jaac.2010.03.008

Betancourt, T. S., & Khan, K. T. (2008). The mental health of children affected by armed conflict: Protective processes and pathways to resilience. International Review of

Psychiatry, 20(3), 317-328. doi:10.1080/09540260802090363

Betancourt, T. S., McBain, R., Newham, E. A., & Brennan, R. T. (2013). Trajectories of internalizing problems in war-affected Sierra Leonean youth: Examining conflict and postconflict factors. Child Development, 82, 445-470.

doi:10.1111/j.1467-8624.2012.01861.x

Betancourt, T. S., McBain, R., Newham, E. A., & Brennan, R. T. (2014). Context matters: community characteristics and mental health among war-affected youth in Sierra Leone. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 55(3), 217-226.

doi:10.1111/jcpp.12131

Betancourt, T. S., Simmons, S., Borisova, I., Brewer, S. E., Iweala, U., & de la Soudière, M. (2008). High hopes, grim reality: Reintegration and the education of former child soldiers in Sierra Leone. Comparative Education Review, 52(4), 565-587.

doi:10.1086/591298

Blattman, C., & Annan, J. (2010). The consequences of child soldiering. The Review of

Economics and Statistics, 92, 882-898. doi:10.1162/REST_a_00036

Borisova, I. I., Betancourt, T. S., & Willett, J. B. (2013). Reintegration of former child soldiers in Sierra Leone: The role of caregivers and their awareness of the violence adolescents experienced during the war. Journal of Aggression, Maltreatment &

(25)

25 Denov, M., & Maclure, R. (2007). Turnings and epiphanies: Militarization, life histories, and

the making and unmaking of two child soldiers in Sierra Leone. Journal of Youth

Studies, 10(2), 243-261. doi:10.1080/13676260601120187

De Silva, H., Hobbs, C., & Hanks, H. (2001). Conscription of children in armed conflict—a form of child abuse. A study of 19 former child soldiers. Child Abuse Review, 10(2), 125-134. doi:10.1002/car.669

Derluyn, I., Broekaert, E., Schuyten, G., & De Temmerman, E. (2004). Post-traumatic stress in former Ugandan child soldiers. The Lancet, 363, 861–863.

doi:10.1016/S0140-6736(04)15734-6

Fivat, N. (2008). Child soldiers: Reasons for hope and the need for a true commitment. Unpublished doctoral dissertation, Free University Berlin, Berlin, Germany

Henderson, S. W., & Wessells, M. (2009). Supporting the mental health and psychosocial well-being of former child soldiers. Journal of the American Academy of Child &

Adolescent Psychiatry, 48, 587-590. doi:10.1097/CHI.0b013e3181a1f77b

Maclure, R. & Denov, M. (2006). “I didn't want to die so I joined them”: Structuration and the process of becoming boy soldiers in Sierra Leone. Terrorism and Political Violence,

18(1), 119-135. doi:10.1080/09546550500384801

Masten, A. S., & Narayan, A. J. (2012). Child development in the context of disaster, war, pathways of risk and resilience. Annual Review of Psychology, 63, 227-252.

doi:10.1146/annurev-psych-120710-100356

Shepler, S. (2004). The social and cultural context of child soldiering in Sierra Leone (PRIO sponsored workshop on Techniques of Violence in Civil War). Retrieved from http://prio.org

(26)

26 United Nations Children’s Fund (2007). The Paris Principles. Principles and guidelines on

children associated with armed forces or armed groups. Retrieved June 10, 2008, from http://www.unhcr.org/cgi-bin/texis/vtx/refworld/rwmain?docid=465198442

United Nations (1989) United Nations Convention on the Rights of the Child (UNCRC), Geneva: United Nations.

Werner, E. E. (2012). Children and war: Risk, resilience, and recovery. Development and

Psychopathology, 24, 553-558. doi:10.1017/S0954579412000156

Williamson, J. (2006). The disarmament, demobilization and reintegration of child soldiers: social and psychological transformation in Sierra Leone. Intervention, 4(3), 185-205. doi:10.1097/WTF.0b013e328011a7fb

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

H7 Political parties are more likely (1) to downsize their organisational complexity, (2) to reduce their level of professionalism, (3) to decrease centralisation, and (4) to

Making a list of recommendations from a predominantly desk-based investigation can be challenging. Ideas that appear viable on paper do not always trans- late to local

The fact is Sierra Leone's two major export products (diamonds and iron ore) collapsed. By the early 1980s around US$75 million had been lost in export earnings from the decline

Within Lisk-Carew’s practice, such postcards represented local views of Sierra Leone that reflected picturesque landscapes; buildings and landmarks; the colonial forces;

percentile for age and gender after adjusting for weight and height) identified the children which were at risk. These references proved to be good indicators

De vaststelling dat socio-economische verschillen in de rol van ouders (en bijgevolg in de vrijetijdsbesteding van jongeren) niet zozeer te wijten zijn aan de doelen

verdachte en raadsman hebben in beginsel recht op inzage van de processtukken, de verdachte moet in principe worden gehoord voordat er een ingrijpende beslissing in zijn nadeel

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of