• No results found

Je bent toch geen proefkonijn? : onderzoek naar de effecten van framing en type bewijsvoering op de stimulatie van jongvolwassenen om ecstasypillen te laten testen voor gebruik

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Je bent toch geen proefkonijn? : onderzoek naar de effecten van framing en type bewijsvoering op de stimulatie van jongvolwassenen om ecstasypillen te laten testen voor gebruik"

Copied!
54
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Onderzoek naar de effecten van framing en type bewijsvoering op de stimulatie

van jongvolwassenen om ecstasypillen te laten testen voor gebruik.

U

NIVERSITEIT

VAN

A

MSTERDAM

J

E BENT TOCH GEEN

(2)

Abstract

Tot grote zorgen van de overheid is de afgelopen jaren een stijging waargenomen in het aantal en de ernst van ecstasygerelateerde gezondheidsincidenten. Er is baat bij een campagne die gebruikers op de hoogte brengt van de gevaren van ecstasygebruik om zo het aantal

incidenten te verminderen. Zodoende onderzoekt deze studie wat de effecten zijn van framing en type bewijsvoering in een campagne die erop gericht is jongvolwassenen te stimuleren ecstasy voor gebruik te laten testen bij een speciale testlocatie. Met andere woorden, deze studie onderzoekt wat de effecten zijn van het benadrukken van alle voordelen die het laten testen van ecstasy met zich meebrengt (gain framing) of juist de nadelen die verbonden zijn aan het niet laten testen van je ecstasy voor gebruik (loss frame) en ook wat de invloed is van verschillende vormen bewijsvoering; dat wil zeggen abstracte, statistische of juist meer levendige, narratieve berichten.

Een online experiment onder 18 tot 25 jarige gebruikers en niet-gebruikers (N = 146) toont aan dat er geen effecten zijn van framing op de testattitude en testintentie van zowel gebruikers als niet-gebruikers. Het gebruik van een verlies-frame prikkelt wel meer

gebruikers om informatie te vergaren over de mogelijkheden van het laten testen van ecstasy. Dit informatiezoekgedrag is bij niet-gebruikers volledig afwezig. Het type bewijsvoering weet het effect van framing op de attitude en intentie niet te versterken. De huidige studie

onderzoekt tevens de effecten op waargenomen norm (“gebruiken veel personen ecstasy?”) en de gebruiksattitude en gebruiksintentie bij zowel gebruikers als niet-gebruikers na het zien van de berichtgeving. Geen van deze variabelen wordt echter significant verhoogd.

Het is aan vervolgonderzoek om te achterhalen wat de testintentie bij gebruikers wel kan verhogen en of er ook een effect is van framing en type bewijsvoering op het

daadwerkelijke testen van ecstasypillen, zonder ongewenste neven-effecten te veroorzaken bij zowel gebruikers als niet-gebruikers.

(3)

Inhoud

Introductie ... 5

Hoofdeffect Type Frame ... 7

Type Bewijsvoering ... 9 Normalisatie ... 12 Methode ... 12 Steekproef en design ... 13 Stimuli... 13 Pre-test ... 14 Procedure ... 15 Manipulatie check ... 15

Demografische kenmerken en ervaring ... 15

Afhankelijke variabelen ... 16 Resultaten ... 18 Randomisatie Controle ... 18 Manipulatiecheck ... 18 Controle Data ... 19 Gemiddelden en standaarddeviaties ... 20 Correlaties ... 21 Resultaten Framing ... 21

Resultaten Framing en Bewijsvoering ... 23

(4)

Referenties ... 31

Bijlage 1: Stimulusmateriaal ... 37

Bijlage 2: De twee verschillende designs voor de pre-test ... 40

(5)

Introductie

In de afgelopen jaren is een stijging waargenomen in het aantal en de ernst van

ecstasygerelateerde gezondheidsincidenten (Klompenhouwer, 2014; Van der Gouwe, 2014; Vis, 2013). In opdracht van Staatsecretaris Van Rijn (VWS) presenteerde het Trimbos

Instituut een rapport met de laatste ontwikkelingen op het gebied van partydrugs (Goossens & Van Hasselt, 2015). Het rapport laat onder meer zien dat het ecstasygebruik onder 16-24 jarigen die veel naar festivals en feesten gaan, steeds normaler lijkt te worden en dat de gemiddelde dosering MDMA (de werkzame stof) in ecstasypillen sinds de laatste jaren ongekend hoog ligt. Met deze hoge dosering neemt het risico op ernstige verstoringen van vitale functies zoals bloeddruk, hartslag, ademhaling en temperatuurregulatie toe (Harmsen, 2014). Zodoende is er belangstelling voor een passende manier van informatieverstrekking die deze jongeren het beste kan voorlichten over de risico’s van ecstasygebruik en die de incidenten het meest effectief terug kan dringen.

Een onderdeel van het huidige preventiebeleid in Nederland is de garantie dat

jongvolwassenen hun drugs zonder justitiële consequenties kunnen laten testen via het Drugs Informatie en Monitoring Systeem (DIMS). Vanuit het DIMS is er zo de gelegenheid om bij constatering van hoog gedoseerde ecstasypillen concreet advies te geven over het gebruik om zo het risico op gezondheidsschade te beperken (Goossens & Van Hasselt, 2015; Harmsen, 2014). Helaas maakt een groot aantal jongvolwassenen (nog) geen gebruik van deze service en zodoende is er behoefte aan passende berichtgeving die het testen van ecstasy voor gebruik promoot (Peters, Kok & Abraham, 2008). Tegelijkertijd is het belangrijk dat deze

berichtgeving geen ongewenste effecten heeft, zoals normalisering van ecstasygebruik en het verhogen van de gebruiksintentie onder gebruikende en niet-gebruikende jongvolwassenen (Goossens & Van Hasselt, 2015).

(6)

positief of negatief framen van een bericht ( Updegraff & Rothman, 2013; O’Keefe & Jensen, 2007). Met andere woorden, een bericht kan alle voordelen benadrukken die het laten testen van ecstasy met zich meebrengt (gain frame) of juist de nadelen die verbonden zijn aan het niet laten testen van je ecstasy voor gebruik (loss frame). In huidige campagnes voor

ecstasypreventie heerst de neiging om negatief te framen, maar of deze keuze terecht is valt te betwisten. Eerder onderzoek toont aan dat in preventieve gezondheidsberichten het

benadrukken van de voordelen effectiever kan zijn dan het benadrukken van de nadelen (Latimer, Salovey & Rothman, 2007; Rothman, Bartels, Wlaschin & Salovey, 2006). Resultaten zijn echter wisselend en de effectiviteit van framing zou mede af kunnen hangen van de motivatie en capaciteit van de ontvanger om het bericht te verwerken (Covey,2014; Gallagher & Updegraff, 2012; Updegraff & Rothman, 2013;Van ’t Riet, et al., 2014). De motivatie om het bericht te verwerken kan worden beïnvloed door de manier waarop het bericht gepresenteerd wordt; op een abstracte, statistische of op een meer

levendige, narratieve wijze (Cox & Cox, 2001; Das, Kerkhof & Kuiper, 2008; Green, 2006). Een meerderheid aan studies heeft geconstateerd dat mensen vaak meer geïnteresseerd zijn in, en meer beïnvloed worden door, narratieve dan statistische berichten (Han & Fink, 2012; Kahneman & Tversky, 1973). Tevens vonden enkele onderzoekers een interactie effect tussen het type bewijsvoering (narratief/statistisch) en framing (positief/negatief) van de inhoud (Cox & Cox, 2001; Das, et al., 2008).

Naar de invloed van framing en bewijsvoering op het aansporen tot het laten testen van ecstasypillen is nog geen onderzoek gedaan. De huidige studie zal zodoende de eerste zijn om dit effect empirisch te onderzoeken (Cho & Boster, 2008; Rothman, et al., 2006).

Ervaring heeft geleerd dat drugspreventie campagnes gebaseerd op gevestigde theorieën meer succes boeken dan die gebaseerd op het ‘gezonde verstand’ (Crano, 2013). Nieuwe inzichten verkregen door het testen van deze persuasieve strategieën vormen dus niet alleen een

(7)

aanvulling op de reeds bestaande literatuur over drugspreventie communicatie, maar leveren ook een belangrijke bijdrage aan de effectiviteit van toekomstige campagnes voor

ecstasypreventie in Nederland. Gebaseerd op het gat in de literatuur en de problematische situatie in de praktijk zullen in dit onderzoek dan ook de volgende vragen centraal staan:

‘Wat zijn de effecten bij gebruikers en niet gebruikers van positieve versus negatieve framing van ecstasy preventie boodschappen op de attitude, intentie en het informatiezoekgedrag ten behoeve van het laten testen van ecstasypillen voor gebruik en in hoeverre worden deze effecten gemodereerd door de type bewijsvoering(narratief versus statistisch) in deze boodschap?’

en

‘In welke mate heeft dit soort berichtgeving een normaliserend effect op zowel gebruikers als niet-gebruikers?’

en tenslotte

‘In hoeverre beïnvloedt deze berichtgeving de attitude ten opzichte van ecstasygebruik en de gebruiksintentie onder zowel gebruikers als niet-gebruikers?’

Hoofdeffect Type Frame

Framing is een veel toegepast element in de gezondheidscommunicatie. Een bericht kan ofwel de voordelen benadrukken die het uitvoeren van een bepaald gedrag met zich meebrengt (een

winst-frame) of juist de nadelen die volgen wanneer uitvoering van het gedrag verzuimd

wordt (een verlies-frame). De veronderstelling is dat dit simpele onderscheid in winst- en verlies framing de persuasieve invloed van een bericht kan veranderen (Rothman, et al., 2006; Rothman, Salovey, Antone, Keough & Martin, 1993; Rothman & Salovey, 1997).

Volgens Rothman en Salovey (1997) wordt de effectiviteit van beide frames bepaald door het type gezondheidsgedrag dat gepromoot wordt. Specifiek gezegd maken zij een

(8)

onderscheid tussen detectie- en preventiegedrag. Verlies-frames zouden effectiever zijn ter promotie van detectiegedrag; gedrag dat zou kunnen leiden tot de ontdekking van een ziekte of aandoening (zoals het doen van een SOA-test). Voor preventiegedrag, gedrag dat ziektes en aandoeningen moet voorkomen (zoals het smeren van zonnebrandcrème), zouden winst-frames juist effectiever zijn (zie ook: Gallagher & Updegraff, 2012; Gray & Harrington, 2011).

In de loop der jaren is dit detectie-preventie onderscheid in meerdere domeinen onderzocht en heeft het voordeel van winst-geframede berichten op preventiegedrag onder jongvolwassenen al veel empirische ondersteuning gekregen (Camenga, et al., 2014; Gallagher & Updegraff, 2012; Garcia-Retamero & Cokely, 2015; Nan, 2012; O’Keefe & Jensen, 2007; Rothman, et al., 2006). Over de invloed van framing op het aansporen tot het laten testen van ecstasypillen, ook preventiegedrag, is echter nog niets bekend. Deze studie zal de eerste zijn om hier onderzoek naar te doen.

Een belangrijke kanttekening is dat verscheidene meta-analyses van de framing literatuur hebben gedemonstreerd dat hoewel de persuasieve voordelen van winst-frames in preventiecontext wellicht statistisch significant zijn, de groottes van deze effecten heel klein en heterogeen zijn (Covey, 2014; Keller & Lehman, 2015; O’Keefe & Jensen , 2007). Gallagher en Updegraff (2012) opperen dat deze resultaten mede afhankelijk zijn van hoe persuasiviteit in het onderzoek geoperationaliseerd is. Veel van de studies naar

preventiegedrag operationaliseren de persuasiviteit als iemands attitude ten opzichte van het gedrag of de intentie om het gedrag uit te voeren, ontleend aan de theorie van gepland gedrag (TGG) van Ajzen (1991; Gallagher & Updegraff, 2012; O’Keefe & Jensen, 2007).

Volgens Gallagher en Updegraff (2012) weten veel studies geen directe effecten van framing op de attitude of intentie aan te tonen. Zodoende is de verwachting bij zowel gebruikers als niet-gebruikers dat er in de huidige studie geen effect zal zijn van type frame

(9)

op attitude en intentie. Dit leidt tot de volgende hypotheses:

H1a: Er is geen verschil in direct persuasief effect tussen winst- en verlies-frames op

de attitude ten opzichte van het laten testen van ecstasypillen voor gebruikers en niet- gebruikers.

H1b: Er is geen verschil in direct persuasief effect tussen winst- en verlies-frames op

de intentie om ecstasypillen te laten testen voor zowel gebruikers als niet-gebruikers.

Gallagher en Updegraff (2012) noemen dat er wel succesvolle resultaten zijn van framing in studies naar het daadwerkelijke gedrag zelf. Studies die alleen attitudes en intenties meten kunnen het effect van framing dus onderschatten. Zodoende zal in het huidige onderzoek ook gekeken worden naar het effect van framing op gedrag. Vanwege de beperkte middelen voor het huidige onderzoek zal niet het daadwerkelijke testgedrag van de respondenten, maar het

informatiezoekgedrag worden gemeten. Hoewel dit minder accurate resultaten oplevert dan

het meten van het testgedrag, is informatiezoekgedrag volgens Velicer, Prochaska, Fava, Norman en Redding(1998) wel degelijk een belangrijke stap in de richting van het gepromote gedrag. Uitgaande van de preventieve aard van het laten testen van ecstasy is de verwachting dat een winst-frame meer effect zal hebben op dit informatiezoekgedrag bij gebruikers dan een verlies-frame. Voor niet gebruikers is de verwachting dat een effect uit zal blijven, omdat testen overbodig is als je geen ecstasy gebruikt.

H1c: Een winst-frame zal bij gebruikers een persuasiever effect hebben op het

informatiezoekgedrag naar de mogelijkheden van ecstasytesten dan een verlies-frame.

H1d: Er zal geen persuasiever effect zijn van het ene frame boven het ander op het

informatiezoekgedrag naar de mogelijkheden van ecstasytesten bij niet-gebruikers.

Type Bewijsvoering

(10)

motivatie en de capaciteit van de ontvanger om het bericht te verwerken (Covey, 2014; Gerend & Cullen, 2008; Maheswaran & Meyers-Levy, 1990). Theoretisch gezien kan de motivatie van de ontvanger worden beïnvloed door factoren in de berichtgeving zelf; zoals het type bewijsvoering dat gevoerd wordt (Dardis & Shen, 2008; MacInnis, Moorman &

Jaworski, 1991).

Onderzoek naar type bewijsvoering maakt vaak onderscheid tussen statistisch bewijs en narratief bewijs. Statistisch bewijs refereert naar bewijs dat geleverd wordt door numerieke informatie; narratief bewijs, daarentegen, verwijst naar anekdotisch bewijs zoals interviews, voorbeelden, verhalen, en meningen ( Zebregs, Van den Putte, Neijens & De Graaf, 2015). Van narratief bewijs wordt beweerd dat het een makkelijker te verwerken context creëert dan statistisch bewijs, omdat een concrete presentatie van de ervaring van anderen makkelijker te verbinden is met de eigen beleving dan cijfers (Allen & Preiss, 1997; Kreuter, et al. 2007; Miller-Day & Hecht, 2013).

Volgens Zillmann (2006) kan de overdenking van de positieve effecten van

gezondheidsgedrag worden versterkt door het inlevingsvermogen en de betrokkenheid die narratief bewijs teweegbrengt. Resultaten uit onderzoek naar berichtgeving omtrent

borstkanker detectie van Cox en Cox (2001) ondersteunen deze beredenering. Zij stellen dat de levendigheid van narratief bewijs systematische verwerking van de informatie promoot en dat mensen bij statistisch bewijs hun verwerking daarentegen uitschakelen. Zodoende

concluderen zij dat narratief bewijs de effectiviteit van framing verhoogt, omdat sprake is van een hogere verwerkingsmotivatie. Bij statistisch bewijs daarentegen zou framing niet het gewenste effect hebben (Cox & Cox, 2001).

Uit het onderzoek van Cox en Cox (2001) kwam naar voren dat narratieve

bewijsvoering in combinatie met een verlies-frame het meest effectief bleek in het promoten van borstkanker detectie. Deze beredenering sluit aan op het detectie-preventie onderscheid

(11)

van Rothman en Salovey (1997), dat stelt dat detectiegedrag inderdaad het best gepromoot wordt met een verlies-frame. Nu zal in het huidige onderzoek echter gekeken worden naar het laten testen van een ecstasypil voor gebruik (preventiegedrag). Bij preventiegedrag zou volgens de framing-theorie een winst-frame meer van toepassing zijn. Zodoende is de verwachting in dit onderzoek dat wanneer gebruik wordt gemaakt van narratieve

bewijsvoering, niet de effectiviteit van het verlies-frame maar juist dat van het winst-frame juist zal worden versterkt. Dit geldt wel alleen voor gebruikers, voor niet-gebruikers wordt geen effect verwacht. Dit leidt tot de volgende hypothesen:

H2a: Winst-frame/narratieve berichten zijn effectiever in termen van de promotie

van een positieve attitude ten opzichte van ecstasytesten bij gebruikers dan verlies-frame/statistisch, winst-frame/statistisch en verlies-frame/narratieve berichten.

H2b: Winst-frame/narratieve berichten zijn effectiever in termen van de promotie

van een positieve intentie bij gebruikers ten opzichte van ecstasytesten dan verlies-frame/statistisch, winst-frame/statistisch en verlies-frame/narratieve berichten.

H2c: Winst-frame/narratieve berichten zullen een persuasiever effect hebben op

informatiezoekgedrag van gebruikers naar de mogelijkheden rond

ecstasytesten, dan verlies-frame/statistisch, winst-frame/statistisch en verlies- frame/narratieve berichten.

H2d: Er zal voor niet- gebruikers geen verschil in persuasief effect zijn op de

attitude, de intentie en het informatiezoekgedrag ten behoeve van het laten testen van ecstasypillen tussen winst-frame/narratieve, verlies-

(12)

Normalisatie

Ten slotte is een belangrijk aspect bij de ontwikkeling van een campagne ter promotie van het laten testen van ecstasypillen dat voorkomen moet worden dat de berichtgeving een

normaliserend effect heeft. Wanneer veel aandacht besteed wordt aan ecstasygebruik kan de indruk bij jongeren ontstaan dat het gebruik van ecstasy ‘sterker is ingeburgerd dan het geval is’ ( Goossens & Hasselt, 2015, p. 10). Daar komt bij dat wanneer het idee heerst dat veel vrienden en bekenden ecstasy gebruiken of dat ecstasygebruik door vrienden en bekenden wordt goedgekeurd, een persoon dit gedrag als de norm kan beschouwen. In het verleden is al talloze keren aangetoond dat deze normatieve invloed van vrienden en bekenden de meest consistentefactor vormt om toekomstig drugsgebruik te voorspellen (Cho & Boster, 2008). Als door de berichtgeving de indruk wordt gewekt dat ecstasygebruik de norm is, vormt het een mogelijke risicofactor voor niet-gebruikers om wel te gaan gebruiken. Het is echter maar de vraag of de berichtgeving in dit onderzoek effect heeft op de waargenomen norm. Om te achterhalen in hoeverre de verschillende frames en typen bewijsvoering bijdragen aan een de waargenomen norm, positieve attitude ten opzichte van ecstasygebruik en de gebruiksintentie onder niet-gebruikers en gebruikers zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld:

𝑶𝑽𝟏: ‘In welke mate heeft berichtgeving ter promotie van ecstasytesten een

normaliserend effect op gebruikers en niet- gebruikers??

𝑶𝑽2: ‘In hoeverre beïnvloedt deze berichtgeving de attitude ten opzichte van

ecstasygebruik en de gebruiksintentie onder gebruikers en niet-gebruikers?’

Methode

(13)

type bewijsvoering in berichtgeving die aanspoort tot het laten testen van ecstasypillen op de attitude, intentie, waargenomen norm en het informatiezoekgedrag van de doelgroep.

Steekproef en design

Er is een zuiver online experiment ontworpen. Proefpersonen zijn willekeurig verdeeld over vier condities in een 2 (frame: winst versus verlies) x 2 (type bewijsvoering: narratief versus statistisch) mixed factorial design.

De beoogde steekproefgrootte voor dit onderzoek was minstens 25 respondenten per conditie, wat resulteert in een totaal van minimaal 100 respondenten. Zij moesten tussen de 18 en 25 jaar oud zijn. Eerder onderzoek heeft laten zien dat ecstasygebruik onder jongeren in deze leeftijdscategorie relatief veel voorkomt (Goossens & Van Hasselt, 2015). Proefpersonen zijn geworven binnen de kennissenkring van de onderzoeker en middels de

sneeuwbalmethode verder uitgebreid.

In totaal begonnen 194 respondenten aan de online vragenlijst. Hiervan hem 171

respondenten hem echt voltooid. Na uitsluiting van onbruikbare data bleven 146 respondenten over. Data werden onbruikbaar verklaard indien langer dan een dag over de vragenlijst was gedaan, wanneer de informed consent niet was geaccepteerd, wanneer de respondent niet de juiste leeftijd had en ten slotte wanneer de respondent precies geraden had wat de opzet van het onderzoek was. De gemiddelde leeftijd van de respondenten was 23 jaar (M = 22,76, SD = 1,81). Van de totale steekproef was 39,0% man (n = 57) en 61,0% was vrouw (n = 89). De meerderheid van de respondenten (82,9%; n = 121) was hoger opgeleid en 42 respondenten (28,8%) hadden nog nooit ecstasy gebruikt.

Stimuli

Om de hypothesen te testen zijn vier versies van een advertentie ontworpen die het laten testen van ecstasy promoot. In de berichtgeving met statistische bewijsvoering werd de nadruk gelegd op cijfers, zoals aantallen van ecstasy gerelateerde gezondheidsincidenten:

(14)

Van de patiënten die in 2014 op een festival bij de EHBO terecht kwamen vanwege een drugsincident, was 62% onder invloed van ecstasy. Dit maakt een totaal van 5463 festivalgangers, waarvan de meesten tussen de 17 en 25 jaar oud waren.

De berichtgeving met narratieve bewijsvoering vertelde het verhaal van de 21 jarige Sophie: “Afgelopen jaar kwam ik tijdens een festival op de EHBO terecht door het innemen van

een ecstasypil met een extreem hoge dosering MDMA. Ik kreeg de pil van een goede vriend met wie ik wel vaker ecstasy gebruikt had, dus vertrouwde het gewoon.”

De berichtgeving met een verlies-frame legde de nadruk op de negatieve consequenties van het niet laten testen van je ecstasypillen voor gebruik, zoals bijvoorbeeld: “Deze incidenten kunnen jou ook overkomen, als je niet je ecstasypil laat testen.” De berichtgeving met een winst-frame legde juist de nadruk op de positieve consequenties van het wel laten testen van je ecstasypillen voor gebruik, zoals bijvoorbeeld: “Deze incidenten kun je makkelijk

voorkomen, door je ecstasypil te laten testen”.

Om te voorkomen dat de resultaten zouden worden beïnvloed door andere

boodschapelementen zijn de vier versies verder zo veel mogelijk constant gehouden wat betreft de visuele vormgeving en inhoud. Deze inhoud van de boodschap is deels gebaseerd op informatie uit de strategische verkenning uitgaansdrugs 2015 (Goossens & Van Hasselt, 2015) en deels fictief. Voor een een uitgebreid voorbeeld van de vier verschillende stimuli, zie Bijlage 1.

Pre-test

Om de kwaliteit en professionele uitstraling van de visuele vormgeving te waarborgen zijn twee verschillende designs van de verlies-frame/ statistische versie voorgelegd aan tien respondenten (N=10, 𝑀𝑙𝑒𝑒𝑓𝑡𝑖𝑗𝑑 = 24) met de vraag in hoeverre zij het eens waren met de

volgende stellingen: ‘De advertentie ziet er realistisch uit’ en ‘De advertentie ziet er

(15)

Helemaal mee oneens – 7. Helemaal mee eens). Versie A werd significant realistischer (M =

5,50, SD = 1,08; t(9) = 2,59, p = 0,029) en professioneler (M=5,00, SD = 1,56; t(9) = 5,01, p = 0,001) ervaren dan versie B (M = 4,10, SD = 1,52; M = 3,20; SD = 1,40 ). Zodoende is versie A gebruikt in het experiment. Voor een voorbeeld van beide ontwerpen zie Bijlage 2.

Procedure

Het experiment is online afgenomen. Middels een toegestuurde link konden de respondenten meedoen vanaf hun eigen computer. Bij aanvang werd verteld dat ze een advertentie te zien zouden krijgen over ecstasy testen en dat hierna enkele vragen gesteld zouden worden. Nadat de proefpersonen akkoord gaven op het informed consent werden ze eerst om enkele

demografische kenmerken gevraagd. Vervolgens werden zij willekeurig toegewezen aan één van de vier experimentele condities.

De respondenten werd gevraagd om het stimulusmateriaal met aandacht te bekijken en pas daarna door te gaan naar de online vragenlijst. Een timer waarborgde dat de respondent minstens 30 seconden naar het materiaal keek. De vragenlijst bestond uit een manipulatie check en verschillende items om de afhankelijke variabelen te meten. Tevens werd gevraagd hoe vaak de respondent gemiddeld ecstasy gebruikte en hoe vaak hij/zij deze ecstasypillen dan had laten testen van te voren. Het informatiezoekgedrag werd als laatste gemeten. Na voltooiing van de online vragenlijst werden de respondenten op de hoogte gesteld van de fictieve aard van de verschafte informatie en hartelijk bedankt voor deelname (voor een overzicht van de online vragenlijst en informatie, zie Bijlage 3).

Manipulatiecheck

Om te controleren of de manipulatie het beoogde effect had, gaven respondenten op twee 7-punt Likert schalen aan (1. Helemaal mee oneens - 7 . Helemaal mee eens) in hoeverre ze het bericht ervaren hadden als positief of negatief geframed (bv., “De advertentie benadrukt het positieve effect van het laten testen van ecstasy voor gebruik”).

(16)

Omdat narratief bewijs doorgaans als levendiger ervaren wordt dan statistisch, werd ook de ervaren levendigheid van de bewijsvoering gemeten. Dat wil zeggen hoe tastbaar, levendig en feitelijk het bericht werd ervaren aan de hand van drie 5-punt schaalitems (1. Helemaal

niet - 5. Heel erg) en in hoeverre de respondent voor zich zag wat er in de advertentie

beschreven werd met een 7-punt item (1. Helemaal mee oneens - 7. Helemaal mee eens). Deze items zijn deels gebaseerd op het onderzoek van Das et al. (2008). Na een

betrouwbaarheidsanalyse bleek deze schaal een alphawaarde onder de vereiste 0,60 te hebben. Door het item “Hoe feitelijk ervaar je dit bericht” te verwijderen werd deze waarde

opgehoogd van  = 0,45 naar  = 0,71.

Volgens eerder onderzoek naar bewijsvoering zijn mensen meer betrokken bij het gebruik van narratief bewijs dan bij statistisch bewijs (Cox & Cox, 2001; Das, et al. 2008). Zodoende is ook de betrokkenheid tot de berichtgeving gemeten aan de hand van zes 7-punt Likert schaal items (1. Helemaal mee oneens – 7. Helemaal mee eens), ontleend aan

onderzoek van Cox en Cox (2001;  = 0,83). Respondenten gaven aan in hoeverre ze het eens waren met stellingen als: ‘Ik raakte betrokken bij wat de advertentie te vertellen had’ en ‘Deze advertentie zette mij aan het denken’.

Demografische kenmerken en ervaring

Proefpersonen werden gevraagd aan te geven hoe oud ze waren (1. Jonger dan 18 – 10.

Ouder dan 25), welk geslacht ze hadden (1.Man, 2. Vrouw) en wat hun hoogst genoten

opleiding was (1. Basis Onderwijs, 2. VMBO, 3. HAVO, 4. VWO, 5. MBO, 6. HBO, 7. WO, 8.

Anders, namelijk: …). Eerdere ervaring met ecstasy gebruik werd gemeten aan de hand van

een 5-punt Likert schaal (1. Nog nooit – 5. Zeer vaak) en indien ze gebruikt hadden werd ook gemeten aan de hand van een 6-punt Likert schaal hoe vaak hij/zij deze ecstasy had laten testen (1. Nog nooit – 6. Altijd).

(17)

Afhankelijke Variabelen Testattitude

Attitude ten opzichte van het gepromote gedrag (gedefinieerd als “het laten testen van je ecstasypil op een speciale testlocatie voorafgaand aan gebruik”) is gemeten aan de hand van zeven items gebaseerd op eerder onderzoek van Batra en Athola (1990) en Orbell, Blair, Sherlock en Conner (2001) op een 7-punt bipolaire semantische schaal( = 0,82).

Proefpersonen vulden de zin “Het laten testen van ecstasypillen bij een speciale testlocatie in het komend jaar beschouw ik als …” aan met zowel cognitieve (bv. overbodig/noodzakelijk), als affectieve (bv. onprettig/prettig) en algemene (bv. ongunstig/gunstig) elementen van attitude. Hogere scores wijzen op een positievere attitude.

Gebruiksattitude

De attitude ten opzichte van ecstasy gebruik is gemeten aan de hand van dezelfde zeven 7-punt bipolaire semantische schaal items ( = 0,90). De stelling voor al deze items was: “Het gebruiken van ecstasy beschouw ik als …”.

Testintentie

De intentie om in het komend jaar ecstasy voor gebruik te laten testen bij een speciale testlocatie is gemeten aan de hand van drie items op een 7-punt Likert schaal (1. Zeer

onwaarschijnlijk – 7. Zeer waarschijnlijk). Een van de items was: ‘Ik neem me voor om

komend jaar mijn ecstasy voor gebruik te laten testen bij een speciale testlocatie” ( = 0,97).

Gebruiksintentie

Om te meten in hoeverre de advertentie inspeelt op de intentie om in de toekomst ecstasy te gebruiken is de proefpersonen gevraagd aan te geven op een 7-punt Likert schaal (1. Zeer

onwaarschijnlijk – 7. Zeer waarschijnlijk) in hoeverre zij het eens zijn met drie verschillende

(18)

Waargenomen norm

Om de waargenomen norm te meten is de proefpersonen gevraagd om in te schatten hoeveel bepaalde personen (bv. ‘mensen van mijn leeftijd’, ‘mensen die ik ken’) ecstasy gebruiken (descriptieve norm) en hoeveel bepaalde personen positief denken over ecstasygebruik

(injunctieve norm). Voor elke categorie gaven de respondenten antwoord op een 5-item schaal ( = 0,82) ontleend aan onderzoek van Fishbein et al. (2002), reikend van 1 (niemand) naar 2 (weinig), 3 (heel wat), 4 (de meesten), en 5 (allemaal).

Informatiezoekgedrag

Per conditie is aan het einde van de vragenlijst gemeten hoeveel proefpersonen

informatiezoekgedrag vertonen. Proefpersonen kregen de keuze om een e-mail adres achter te laten waarop zij dan eenmalig informatie zouden krijgen over de mogelijkheden van het laten testen van ecstasypillen.

Resultaten

De data zijn geanalyseerd met SPSS 22.0. Allereerst is er gecontroleerd op randomisatie, manipulatie en controlevariabelen. Deze analyses worden in de volgende paragrafen besproken. De hoofd analyses zijn allen uitgevoerd met variantie analyses (ANOVA).

Randomisatie Controle

Om te controleren of de randomisatie was gelukt en de respondenten in de vier condities niet verschilden op basis van de controlevariabelen zijn crosstabs en variantie analyses (ANOVA) uitgevoerd op alle controlevariabelen. Er werden geen significante verschillen gevonden voor de variabelen geslacht (2(df = 3) = 0,189; p = 0,979), leeftijd (F(3, 142) = 0,15, p = 0,931),

opleidingsniveau (F(3, 142) = 0,50, p = 0,685), ecstasy gebruik in het verleden (2(df = 12) =

(19)

kan worden geconcludeerd dat de respondenten evenredig verdeeld zijn over de vier condities en dat verschillen in de resultaten niet veroorzaakt kunnen worden door de controlevariabelen.

Manipulatiecheck

In dit onderzoek verwacht ik dat narratieve bewijsvoering effectiever is dan statistische bewijsvoering, omdat het als levendiger wordt ervaren en het de betrokkenheid van de lezer vergroot. Daarnaast verwacht ik dat een winst-frame effectiever is dan een verlies-frame, omdat het preventiegedrag het best gepromoot zou worden met berichtgeving die als positief wordt ervaren. Om te controleren of dit inderdaad zo is, heb ik een aantal manipulatiechecks uitgevoerd met type bewijsvoering en framing als onafhankelijke variabelen en ervaren

levendigheid, betrokkenheid, ervaren positiviteit en ervaren negativiteit als afhankelijke

variabelen.

Narratieve bewijsvoering wordt inderdaad als levendiger ervaren (M = 4,80, SD = 1,10) dan statistische bewijsvoering (M = 4,28, SD = 1,15); t(144) = -2,75, p = 0,007. De mate van betrokkenheid van de respondenten verschilt echter niet tussen de statistische

conditie (M = 4,10, SD = 1,24) en de narratieve conditie (M = 4,07, SD = 1,09); t(144) = 0,15,

p = 0,879. De twee typen bewijsvoering hadden dus geen verschillend effect op

betrokkenheid.

Twee T-tests met framing als onafhankelijke variabele en ervaren positiviteit en

ervaren negativiteit als afhankelijke variabelen toonden eveneens geen significant effect.

Respondenten in de verlies-frame conditie ervoeren het bericht niet significant negatiever (M = 5,33, SD = 1,70) dan respondenten in de winst-frame conditie (M = 5,19, SD = 1,76), t(144) = 0,50, p = 0,615 en respondenten in de winst-frame conditie ervoeren het bericht niet

significant positiever (M = 5,31, SD = 1,37) dan respondenten in een verlies-frame conditie (M = 5,03, SD = 1,65), t(144) = 0,21, p = 0,262. Dus ondanks de duidelijk andere formulering

(20)

van de boodschap ervaren de respondenten de twee framingcondities niet significant verschillend van elkaar qua ervaren positiviteit en negativiteit.

Controle Data

Om alternatieve verklaringen voor de hoofdresultaten uit te sluiten, werd een bivariate

correlatie (Pearson en Spearman’s Rho) uitgevoerd om te controleren op verbanden tussen de afhankelijke en controlevariabelen. De uitkomst toonde aan dat er geen significante

correlaties waren tussen de afhankelijke variabelen gebruiksattitude, gebruiksintentie,

testattitude, testintentie, waargenomen norm, en informatiezoekgedrag en de

controlevariabelen leeftijd, opleidingsniveau en sekse. Er bleek wel een significante, zwakke, correlatie tussen de controle variabele test verleden en de onafhankelijke variabelen

testintentie (𝑟𝑠 = 0,351, p < 0,001) en testattitude (𝑟𝑠 = 0,014, p = 0,014). Hoe vaker de respondent in het verleden al eens getest had, hoe positiever de testattitude en intentie om te testen. In de analyses zal dus rekening gehouden worden met deze variabele.

Gemiddelde scores en standaarddeviaties

De gemiddelde scores en standaarddeviaties per variabele zijn weergegeven in Tabel 1. De

gebruiksintentie en gebruiksattitude liggen voor gemiddeld tot hoog voor gebruikers en zeer

laag voor

niet-gebruikers. Opvallend is dat hoewel respondenten gemiddeld een positieve testattitude hebben, de testintentie voor gebruikers zeer

Tabel 1.

Gemiddelde scores en standaarddeviaties

Gebruikers Niet-gebruikers Variabele M SD M SD 1. Gebruiksintentie 4,40 1,89 1,44 0,95 2. Gebruiksattitude 4,23 1,07 2,25 1,26 3. Testintentie 3,95 1,82 4,12 2,34 4. Testattitude 5,16 1,05 5,81 1,09 5. Waargenomen Norm 3,39 0,33 3,03 0,60 6. Informatiezoekgedrag 1,80 0,40 2,00 0,00 Noot. Schaal variabele 1, 2, 3 en 4: 1-7 (1= helemaal mee oneens; 7 = helemaal mee eens); Schaal variabele 5: 1-5 (1= niemand, 2 = sommigen, 3 = heel wat, 4 =

(21)

laag ligt. Het hogere getal voor niet-gebruikers valt te verklaren door de vraagstelling, die niet-gebruikers vroeg zich in te beelden of ze zouden testen in het geval dat ze wel ecstasy zouden gebruiken. Alle respondenten ervaren de norm van ecstasygebruik als gemiddeld (‘heel wat’). Ten slotte blijkt 20,2% van de gebruikers informatiezoekgedrag te vertonen en blijkt 100% van de niet-gebruikers geen verdere informatie te willen.

Correlaties

Voorafgaand aan het toetsen van de hypotheses zijn de correlaties tussen alle variabelen in dit onderzoek berekend. Deze correlaties zijn weergegeven in Tabel 2. Zoals te zien in de tabel is het grootste aantal significante correlaties gevonden voor de narratief-verliesframe conditie, namelijk met de variabelen testintentie en informatiezoekgedrag. Verder toonde ook de winst-frame conditie (dummy winst) een significante correlatie met de variabele

informatiezoekgedrag. Tabel 2.

Correlaties (r) tussen onderzoeksvariabelen (N =146)

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 1 Dummy Winst ---- 2Conditie Stat-Verlies -0,55** --- 3 Conditie Nar-Winst 0,56** -0,31** --- 4 Conditie Stat-Winst 0,59** -0,32** -0,34** --- 5 Conditie Nar-Verlies -0,61** -0,33** -0,35 -0,35 --- 6 Gebruiksintentie -0,02 0,00 0,04 0,02 -0,06 --- 7 Gebruiksattitude 0,08 0,04 0,12 -0,12 -0,03 0,60** --- 8 Testattitude -0,07 -0,01 -0,12 0,04 0,07 -0,07 0,05 --- 9 Testintentie -0,13 -0,02 -0,07 -0,08 0,17* -0,27 -0,08 0,46** --- 10 Waargenomen Norm 0,05 0,00 0,03 0,03 -0,06 0,01 -0,08 0,23* 0,03 --- 11 Informatiezoekgedrag -0,18* 0,01 0,04 -0,24** 0,19* 0,35** 0,22** -0,04 -0,02 -0,04 --- *p < 0,05 en ** p < 0,001

(22)

Resultaten framing

Testattitude en testintentie

De verwachting in dit onderzoek was dat er geen verschil zou zijn in testattitude (H1a) en testintentie (H1b) tussen de winst-frame conditie en de verlies-frame conditie voor zowel gebruikers als niet-gebruikers. Resultaten toonden aan dat er inderdaad geen significant effect was van framing conditie op de testattitude en testintentie (zie Tabel 3). Gebruikers en niet-gebruikers in de winst-frame conditie hadden geen positievere attitude en testintentie ten opzichte van het laten testen van ecstasypillen dan gebruikers en niet-gebruikers in de verlies-

frame conditie. Hypotheses 1a en 1b kunnen dus worden aangenomen.

Informatiezoekgedrag

In tegenstelling tot de twee voorgaande hypotheses, stelde H1c dat framing wel een effect zou hebben op gedrag. Specifiek gezegd, gebruikers uit de winst-frame conditie zouden meer informatiezoekgedrag naar de mogelijkheden van ecstasytesten vertonen dan gebruikers in de

Tabel 3.

Effect framing op testattitude, testintentie en informatiezoekgedrag voor gebruikers en niet-gebruikers.

Variabele Winstframe Verliesframe F p Eta²

H1a. Testattitude Gebruikers M =5,16

SD = 1,05 M = 5,16 SD = 1,08 0,14 0,707 0,00 Testattitude Niet-Gebruikers M = 5,56 SD = 1,36 M = 6,08 SD = 0,66 1,62 0,215 0,06 H1b. Testintentie Gebruikers M = 3,70 SD = 1,70 M = 4,21 SD = 1,92 2,33 0,130 0,02 Testintentie Niet-Gebruikers M =3,88 SD = 2,26 M = 4,38 SD = 2,46 0,48 0,492 0,01 H1c. Informatiezoekgedrag Gebruikers M =1,88 SD = 0,32 M = 1,71 SD = 0,46 4,97 0,028 0,05 H1d. Informatiezoekgedrag Niet-Gebruikers M = 2,00 SD = 0,00 M = 2,00 SD = 0,00 - - -

𝑵𝒐𝒐𝒕𝟏: Voor de subgroep gebruikers is de variabele ‘test verleden’ als covariabele meegenomen voor de variabelen ‘testattitude’ en ‘testintentie’.

Noot²: ANOVA niet van toepassing op informatiezoekgedrag niet-gebruikers; niet-gebruikers gaven unaniem aan geen verdere informatie te willen ontvangen.

(23)

verlies-frame conditie. In tegenstelling tot de verwachting toonden juist significant meer gebruikers in de verlies-framing conditie informatiezoekgedrag dan gebruikers in de winst-frame conditie (zie Tabel 3). Hypothese 1c moet dus worden verworpen.

H1d stelde vervolgens dat er geen persuasiever effect zou zijn van het ene frame boven het ander op het informatiezoekgedrag van niet-gebruikers. Zoals voorspeld gaven de niet-gebruikers unaniem aan niet meer informatie te willen ontvangen, ongeacht het getoonde frame. Hypothese 1d kan worden aangenomen.

Resultaten framing met bewijsvoering

Hypothese 2a tot en met 2c stelden dat er een moderatie effect zou zijn van het type

bewijsvoering dat gebruikt wordt op het type framing. Narratieve bewijsvoering zou het effect van framing versterken voor gebruikers. Voor niet-gebruikers (H2d) zou dit effect uitblijven.

Testattitude, testintentie en informatiezoekgedrag van gebruikers

De verwachting was dat gebruikers in de winst-frame/narratieve conditie een positievere testattitude(H2a), testintentie(H2b) en meer informatiezoekgedrag (H2c) zouden vertonen dan gebruikers in de verlies-frame/statistisch, winst-frame/statistisch en verlies-frame/narratieve conditie. De ANCOVA’s laten zien dat de testattitude en testintentie bij gebruikers niet verschilt over de vier condities (zie Tabel 4). Voor informatiezoekgedrag treed echter wel een significant verschil op, specifiek gezegd tussen de narratief/ verlies-frame conditie en de statistisch/ winst-frame conditie. In de laatstgenoemde conditie heeft geen enkele respondent informatiezoekgedrag vertoond ( zie Tabel 4). Tussen alle andere condities is het verschil niet significant. In tegenstelling tot de verwachting is het narratief/ winst-frame dus niet

effectiever dan de andere condities. Alle drie de hypotheses (H2a t/m H2c) moeten worden verworpen.

(24)

Volgens hypothese 2d zou voor de niet-gebruikers geen verschil in persuasief effect zijn op de testattitude, testintentie en het informatiezoekgedrag ten behoeve van het laten testen van

Tabel 4.

Effect condities op testattitude, testintentie en informatiezoekgedrag voor gebruikers en niet-gebruikers Conditie Statistisch/ Verlies-Frame Narratief/ Winst-Frame Statistisch/ Winst- Frame Narratief/ Verlies-Frame F p Eta² H1a. Testattitude Gebruikers M= 5,23 SD = 0,99 M= 4,98 SD = 0,75 M= 5,33 SD = 1,27 M= 5,06 SD = 1,24 0,50 0,681 0,02 H1b. Testintentie Gebruikers M= 3,90 SD = 2,12 M= 3,62 SD = 1,63 M= 3,77 SD = 1,81 M= 4,51 SD = 1,68 1,45 0,234 0,04 H1c. Informatiezoekgedrag Gebruikers M= 1,81 a,b SD = 0,40 M= 1,78 a,b SD = 0,42 M= 2,00 a SD = 0,00 M= 1,62 b SD = 0,50 4,26 0,007 0,11 H1d. Testattitude niet- gebruikers M= 6,03 SD = 0,62 M= 5,47 SD = 0,69 M= 5,64 SD = 1,81 M= 6,09 SD = 0,70 0,53 0,665 0,06 Testintentie niet- gebruikers M= 4,00 SD = 2,29 M= 4,19 SD = 2,19 M= 3,67 SD = 2,37 M= 4,59 SD = 2,60 0,33 0,805 0,03 Informatiezoekgedrag niet-gebruikers M= 2,00 SD = 0,00 M= 2,00 SD = 0,00 M= 2,00 SD = 0,00 M= 2,00 SD = 0,00 - - - 𝑶𝑽𝟏 Waargenomen norm gebruikers M= 3,39 SD = 0,37 M= 3,38 SD = 0,34 M= 3,44 SD = 0,35 M= 3,38 SD = 0,29 0,20 0,898 0,00 Waargenomen norm niet-gebruikers M= 2,91 SD = 0,75 M= 3,13 SD = 0,43 M= 3,07 SD = 0,72 M= 2,99 SD = 0,52 0,19 0,901 0,02 𝑶𝑽𝟐 Gebruiksattitude gebruikers M= 4,17 SD = 1,17 M= 4,31 SD = 0,95 M= 4,31 SD = 1,09 M= 4,14 SD = 1,11 0,19 0,906 0,01 Gebruiksintentie gebruikers M= 4,26 SD = 2,06 M= 4,28 SD = 1,79 M= 4,35 SD = 1,86 M= 4,73 SD = 1,89 0,35 0,789 0,01 Gebruiksattitude niet- gebruikers M= 2,23 SD = 0,99 M= 2,22 SD = 1,86 M= 2,89 SD = 1,16 M= 1,84 SD = 1,15 1,26 0,301 0,09 Gebruiksintentie niet- gebruikers M= 1,39 SD = 0,85 M= 1,00 SD = 0,00 M= 1,89 SD = 1,11 M= 1,41 SD = 1,14 1,20 0,323 0,09

𝑵𝒐𝒐𝒕𝟏: Voor de subgroep gebruikers is de variabele ‘test verleden’ als covariabele meegenomen voor de variabelen ‘testattitude’ en ‘testintentie’.

Noot²: ANOVA niet van toepassing op informatiezoekgedrag niet-gebruikers; niet-gebruikers gaven unaniem aan geen verder informatie te willen ontvangen.

(25)

ecstasypillen tussen de verschillende condities. Deze hypothese kan worden aangenomen. Er was geen significant verschil tussen tussen niet-gebruikers in de winst-frame/ narratieve, verlies-frame/ statistische, winst-frame/ statistische en verlies-frame/ narratieve conditie wat betreft de testattitude, testintentie en het informatiezoekgedrag (zie Tabel 4).

Normalisering

Een volgende stap in het onderzoek was het analyseren of de berichtgeving niet voor een normaliserend effect zou zorgen onder gebruikers en niet-gebruikers(𝑂𝑉1). Er is echter geen

verschil gevonden in waargenomen norm tussen de vier verschillende condities voor zowel gebruikers als niet-gebruikers (zie Tabel 4).

Stijging gebruiksintentie en positieve attitude

Het laatste doel van het onderzoek was om te achterhalen of de gebruiksintentie en

gebruiksattitude ten opzichte van ecstasypillen na het zien van de verschillende advertenties onverhoopt zou stijgen bij zowel gebruikende als niet-gebruikende jongvolwassenen. De testresultaten tonen echter dat er geen significant effect bestaat van de verschillende condities op gebruiksattitude en gebruiksintentie voor zowel de gebruiks als de niet-gebruikers (zie Tabel 4).

Conclusie en Discussie

In de afgelopen jaren is een stijging waargenomen in het aantal en de ernst van

ecstasygerelateerde gezondheidsincidenten (Klompenhouwer, 2014; Van der Gouwe, 2014; Vis, 2013). Het voornaamste doel van het huidige onderzoek is om te achterhalen in hoeverre framing en type bewijsvoering van invloed kunnen zijn op de stimulatie van

ecstasygebruikers om pillen voor gebruik te laten testen om zo het aantal incidenten te verminderen. Daarbij wordt tevens geprobeerd te achterhalen of dergelijke informatie geen

(26)

normaliserend effect zou hebben op zowel gebruikers als niet-gebruikers en of het niet onverhoopt gebruikers en niet-gebruikers zal aansporen tot gebruik.

In overeenstemming met de verwachting komt uit het onderzoek naar voren dat er geen verschil in persuasief effect is tussen winst-en verlies-frames op de attitude (H1a) en intentie (H1b) ten opzichte van het laten testen van ecstasypillen voor gebruikers en niet-gebruikers en tevens het informatiezoekgedrag van niet-niet-gebruikers (H1d). Deze drie

hypotheses kunnen zodoende worden aangenomen. Er blijkt wel een significant effect te zijn van framing op het informatiezoekgedrag van gebruikers; na het zien van een verlies-frame vertonen meer gebruikers informatiezoekgedrag dan na het zien van een winst-verlies-frame. De verwachting was echter dat winst-framing een positiever effect zou hebben op het informatiezoekgedrag van de gebruikers (H1c), zodoende moet deze hypothese worden verworpen.

Tegen de verwachting in blijkt narratieve bewijsvoering het effect van framing niet te versterken. Specifiek gezegd winst-frame/ narratieve berichten zijn niet effectiever voor de promotie van een positieve testattitude (H2a), testintentie(H2b) en meer informatiezoekgedrag naar de mogelijkheden van ecstasytesten (H2c) bij gebruikers dan verlies-frame/statistisch, winst-frame/statistisch en verlies-frame/narratieve berichten. Deze hypothesen moeten dus verworpen worden. Wel bleken verlies-frame/narratieve berichten een significant effect te hebben op het informatiezoekgedrag van gebruikers, maar deze waren alleen significant beter dan winst-frame/statistische berichten. Voor niet-gebruikers had geen van de berichten een significant effect op de testattitude, testintentie of het informatiezoekgedrag, dus hypothese 2d kan worden aangenomen.

Ten slotte komt naar voren uit het onderzoek dat het type frame en bewijsvoering beiden geen effect hebben op de waargenomen norm (𝑂𝑉1) en de ecstasy gebruiksattitude en

(27)

Effecten op gebruikers

De resultaten van hypothese 1a tot en met 1c sluiten aan bij de conclusie van Gallagher en Updegraff (2012) die stelden dat het wezenlijke voordeel van framing in

gezondheidsberichten alleen gemeten kan worden met gedrag als afhankelijke variabele. Het succes van het verlies-frame op informatiezoekgedrag bij de gebruikers kwam echter

onverwacht, aangezien eerdere studies naar framing veronderstelden dat winst-frames effectiever zouden zijn voor de promotie van preventiegedrag (Camenga, et al., 2014; Gallagher & Updegraff, 2012; Garcia-Retamero & Cokely, 2015; Nan, 2012; O’Keefe & Jensen, 2007; Rothman, et al., 2006).

Nu blijkt uit de manipulatiecontrole dat gebruikers geen verschil in positiviteit of negativiteit ervoeren tussen de twee verschillende frames, wat een potentiële verklaring kan zijn voor dit onverwachte resultaat. Een andere mogelijke verklaring is dat het onderscheid tussen detectie- en preventiegedrag en de bijbehorende frames niet zo vaststaat als eerder werd voorgesteld. Een punt van kritiek dat in recente meta-analyses van framingstudies vaker naar voren komt (Covey, 2014; Van ’t Riet, et al., 2014).

Met onderzoek in andere context is aangetoond dat verlies-frame argumenten als sterker of aangrijpender ervaren worden dan winst-frame argumenten (Cox & Cox, 2001; Dardis & Shen, 2008; Fiske, 1980; Maheswaran & Meyers-Levy, 1990). Volgens Cox en Cox (2001) zijn argumenten in het geval van een winst-frame niet overtuigend genoeg om de korte-termijn kosten van het doelgedrag te ondergaan. Winst-frame argumenten zouden meer kunnen rechtvaardigen waarom mensen dit juist wel zouden moeten. Peters, Kok en Schaalma (2008) noteerden in hun kwalitatieve onderzoek onder uitgaande ecstastygebruikers al dat de verwachte moeite van het laten testen van ecstasypillen een belangrijke reden vormt om het niet te doen. De beredenering van Cox en Cox (2001)dat korte-termijn kosten van doelgedrag overwonnen moeten worden met sterke argumenten kan dus een aannemelijke verklaring zijn

(28)

voor de effectiviteit van het verlies-frame. Een belangrijke kanttekening daarbij is wel dat in het huidige onderzoek is gekeken naar informatiezoekgedrag, dus het is onzeker of de verlies-framing ook zou aanzetten tot daadwerkelijk testgedrag.

Het type bewijsvoering weet de resultaten van framing in de huidige studie niet te versterken. Uit eerder onderzoek is gebleken dat zowel de positieve als negatieve effecten van gezondheidsgedrag worden versterkt door het inlevingsvermogen en de betrokkenheid die narratief bewijs teweegbrengt (Cox en Cox, 2001; Zillman, 2006). Hoewel de gebruikers bij de manipulatiecontrole wel aangaven het narratieve bewijs als levendiger te ervaren, voelden zij zich niet meer betrokken bij het narratieve bewijs dan bij het statistische bewijs. Gebrek aan deze betrokkenheid zou een reële verklaring kunnen zijn voor het ontbreken van het gewenste effect.

Onderzoek naar normatieve invloed van media heeft aangetoond dat blootstelling aan bepaald gedrag iemands attitude ten opzichte van het gedrag kan veranderen, maar ook de indruk zou kunnen wekken dat het uitgebeelde gedrag sterker is ingeburgerd dan

daadwerkelijk het geval is (Green, 2006; McCool, Cameron, & Petrie, 2005). Het huidige onderzoek toont echter aan dat er geen sprake is van dergelijke invloed op de gebruikers, ongeacht de getoonde conditie. De algemene opvatting die heerst onder gebruikers is dat ‘heel wat’ personen ecstasy gebruiken. Dit is een heel gemiddeld antwoord, niet veel en niet

weinig. Een kleine kanttekening hierbij is wel dat het Trimbos Instituut met name waarschuwt voor het gevaar dat schuilt in de herhaling van informatie over ecstasygebruik (Goossens & Van Hasselt, 2015). Verder onderzoek zou zich op deze herhaling en de bijbehorende effecten moeten richten om aan te kunnen tonen of er inderdaad geen verschil optreedt in

waargenomen norm wanneer personen veelvuldig worden blootgesteld aan de informatie. Een studie van Sargent et al. (2002) liet zien dat het kijken naar roken in films tot een positieve attitude ten opzichte van roken leidde bij niet-rokende studenten. Daarnaast is in het

(29)

verleden is al talloze keren aangetoond dat een normatieve invloed van vrienden en bekenden de meest consistentefactor vormt om toekomstig drugsgebruik te voorspellen (Cho & Boster, 2008). Een van de doelen van het huidige experiment is te achterhalen of de blootstelling aan voorbeeldverhalen over ecstasygebruikers ditzelfde effect heeft op gebruikers. Maar dit effect blijkt in het huidige onderzoek afwezig bij gebruikers voor zowel de gebruiksattitude als gebruiksintentie.

Effecten op niet-gebruikers

Een belangrijk aspect bij de ontwikkeling van een campagne ter promotie van het laten testen van ecstasypillen is dat voorkomen moet worden dat de berichtgeving ongewenste

neveneffecten heeft op niet-gebruikers, zoals een verhoogde gebruiksattitude en gebruiksintentie. In mijn onderzoek komt naar voren dat geen van de niet-gebruikers beïnvloed is door de verschillende berichten. Niet-gebruikers hebben geen verhoogde testattitude, testintentie en vertonen geen enkel informatiezoekgedrag. Daarbij wijkt de waargenomen norm niet af van die van de gebruikers en vertonen de niet-gebruikers ook geen hoge gebruiksattitude of gebruiksintentie. Nu ligt het aantal niet-gebruikers bij sommige tests onder het wenselijk minimum van tien per conditie, wat betekent dat deze resultaten moeilijk te generaliseren zijn naar een breder geheel. Desondanks lijken de resultaten wel aannemelijk; iemand die geen drugs gebruikt heeft geen boodschap aan een bericht over ecstasytesten. Vervolg onderzoek zou moeten uitwijzen of dit bij een grotere groep en bij herhaling van de boodschap nog steeds het geval is.

Limitaties en toekomstig onderzoek

Hoewel dit onderzoek een eerste inzicht geeft in de toepassing van framing en bewijsvoering theorie, liggen er nog veel open voor toekomstig onderzoek. Allereerst zou het heel

interessant zijn om daadwerkelijk testgedrag van de respondenten te meten. Een van de limitaties van het huidige onderzoek is dat als doelgedrag niet het daadwerkelijke testgedrag,

(30)

maar het informatiezoekgedrag is gemeten. Om een beter beeld te krijgen van de effecten van framing op gedrag zou een vervolgstudie moeten uitwijzen of respondenten na blootstelling aan het stimulusmateriaal ook daadwerkelijk hun ecstasy hebben laten testen gedurende een bepaalde periode.

Ten tweede zou het heel interessant zijn om te kijken naar de effecten van zowel herhaling als andere mediavormen. In de huidige studie kregen respondenten een poster met veel tekst te zien op hun computer. Niet iedereen heeft zin om zo’n lap tekst te lezen. Het gebruik van audiovisueel materiaal kan bijvoorbeeld tot geheel nieuwe inzichten leiden, omdat het meerdere zintuigen aanspreekt, het een grote diversiteit aan mensen aanspreekt en je meer informatie kwijt kan in een korte tijd dan via print. De herhaling van de berichtgeving kan van invloed zijn op alle variabelen, maar het Trimbos Instituut waarschuwt met name voor het effect van herhaling op de waargenomen norm. In de setting van het huidige onderzoek is hier nog geen rekening meegehouden.

De manipulatiechecks tonen vervolgens aan dat er nog veel ruimte is voor verbetering van het stimulusmateriaal voor de start van een nieuw onderzoek. Respondenten in te huidige onderzoek bemerkten geen verschil tussen het winst- en verliesframe. Nu zijn de framing specifieke elementen ook maar in een klein gedeelte van de boodschap verwerkt en komen ze niet prominent als eerste aanbod. Dit zou hierbij een rol kunnen hebben gespeeld. Tevens gaven de respondenten aan zich niet betrokken te voelen bij de berichtgeving. Zoals gebleken uit het werk van verscheidene auteurs is betrokkenheid een belangrijke voorwaarde voor de effectiviteit van het type bewijsvoering (Gerend & Cullen, 2008; Maheswaran & Meyers-Levy, 1990). Het hierboven genoemde audiovisuele materiaal zou een uitkomst kunnen bieden.

Ten slotte zou een eventueel vervolgonderzoek een ruimere selectie van respondenten moeten vergaren. In de huidige studie is gebruik gemaakt van een convenience sample,

(31)

waarbij alleen respondenten binnen de kennissenkring van de onderzoeker werden benaderd. Het Trimbos Instituut heeft geconstateerd dat de piek van ecstasygebruik ligt bij mensen in de leeftijd van 16 tot 24 jaar (Goossens & Van Hasselt, 2015). De gemiddelde leeftijd van respondenten in het huidige onderzoek is 23 jaar, met vanuit ethische overweging een ondergrens van 18 jaar. Het zou erg interessant zijn om te onderzoeken wat nu precies gebruikers in die jongere leeftijd aanspreekt, zijnde de 16 en 17 jarigen die nog op de

middelbare school zitten. Dit zou heel erg kunnen verschillen van gebruikers die al studeren, zoals in mijn onderzoek het geval is. Daarnaast zouden veel meer niet-gebruikers moeten worden benaderd bij een nieuw onderzoek. De condities met niet-gebruikers telt in het huidige onderzoek soms minder dan tien respondenten. Dit maakt het lastig om statistisch significante resultaten te creëeren, wat betekent dat bij een groter sample misschien heel andere resultaten naar boven zouden zijn gekomen.

Conclusie

Hoewel er veel succesvolle onderzoeken zijn uitgevoerd naar de effecten van framing en type bewijsvoering op gezondheidsgedrag, is er nog veel werk te verrichten in het domein van ecstsaypreventie communicatie. Nieuwe inzichten en strategieën zijn nodig om jongeren succesvol voor te lichten over de risico’s van ecstasygebruik en incidenten structureel terug te dringen. De huidige studie toont dat het gebruik van een verlies-frame significant meer ecstasygebruikers weet te prikkelen tot informatiezoekgedrag ten behoeve van het laten testen van ecstasypillen dan een winst-frame. Hoewel de testattitude over het algemeen zeer hoog ligt, blijft de testintentie voor gebruikers zeer laag, ongeacht de conditie. Het is aan

vervolgonderzoek om te achterhalen wat deze testintentie bij gebruikers kan verhogen en of er ook een effect is op het daadwerkelijke testen van ecstasypillen, zonder ongewenste neven-effecten te veroorzaken bij zowel gebruikers als niet-gebruikers.

(32)

Referenties

Ajzen, I. (1991). The theory of planned behavior. Organizational Behavior and Human

Decision Processes, 50, 179-221.

Allen, M., & Preiss, R. W. (1997). Comparing the persuasiveness of narrative and statistical evidence using meta-analysis. Communication of Research Reports, 14(2), 125-131. Batra, R., & Ahtola, O. T. (1990). Measuring the hedonic and utilitarian sources of consumer

attitudes. Marketing Letters, 2(2), 159-170.

Camenga, D. R., Hieftje, K. D., Fiellin, L. E., Edelman, E. J., Rosenthal, M. S., & Duncan, L. R. (2014). The use of message framing to promote sexual risk reduction in young

adolescents : A pilot exploratory study, Health Education Research, 29, 360–366. Cho, H., & Boster, F.J. (2008). Effects of gain versus loss frame antidrug ads on adolescents.

Journal of Communication, 58, 428-446.

Covey, J. (2014). The role of dispositional factors in moderating message framing effects.

Health Psychology : Official Journal of the Division of Health Psychology, American Psychological Association, 33(1), 52–65.

Cox, D., & Cox, A. D. (2001). Communicating the consequences of early detection: The role of evidence and framing. Journal of Marketing, 65, 91-103.

Crano, W. (2013). Why do mass media drug prevention campaigns fail? Using media for the prevention of drug use and substance abuse. [Presentatie United Nations Office on Drugs and Crime]. Verkregen van www.unodc.org

Dardis, F. E., & Shen, F. (2008). The influence of evidence type and product involvement on message-framing effects in advertising. Journal of Consumer Behaviour, 7, 222–238. Das, E., Kerkhof, P., & Kuiper, J. (2008). Improving the effectiveness of fundrasing

messages: The impact of charity goal attainment, message framing, and evidence persuasion. Journal of Applied Communication Research, 36(2), 161-175.

(33)

Den Besten, T. (2014, oktober 25). Meer pillen voor iedereen [weblog post]. Verkregen van http://www.vpro.nl/lees/smaakmakers/tim-den-besten/meer-pillen-voor-iedereen.html Fiske, S. T. (1980). Attention and weight in person perception: The impact of negative and

extreme behavior. Journal of Personality and Social Psychology, 28(1), 86-100. Gallagher, K. M., & Updegraff, J. A. (2012). Health message framing effects on attitudes,

intentions, and behavior: A meta-analytic review. Annals of Behavioral Medicine, 43(1), 101-116.

Garcia-Retamero, R., & Cokely, E.T. (2015). Simple but powerful health messages for increasing condom use in young adults. Journal of Sex Research, 52(1), 30-42. Gerend, M. A., & Cullen, M. (2008). Effects of message framing and temporal context on

college student drinking behavior. Journal of Experimental Social Psychology, 44, 1167-1173.

Goossens, F.X., & Hasselt, N.E. van. (2015). Strategische verkenning uitgaansdrugs 2015. Gesubsidieerd door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Trimbos Instituut: Utrecht.

Gray, J. B., & Harrington, N. G. (2011). Narrative and framing: A test of an integrated message strategy in the exercise context. Journal of Health Communication, 16,

264–281.

Green, M. (2006). Narratives and cancer communication, Journal of Communication, 56, 163-

183.

Han, B., & Fink, E.L. (2012). How do statistical and narrative evidence affect persuasion?: The role of evidentiary features. Argumentation and Advocacy, 49, 39-58.

Harmsen, K. (2014). Zorgen om XTC.MGV, 69(4), 19. Verkregen van http://www.mgvonline.nl/.

(34)

Keller, P. A., & Lehmann, D. R. (2008). Effective Designing A Meta-Analysis Health Communications. Journal of Public Policy and Marketing, 27(2), 117–130.

Klompenhouwer, L. (2014, Oktober 20). Derde dode tijdens ADE, vrouw overleed door xtc- gebruik. NRC Online. Verkregen van http://www.nrc.nl.

Kreuter, M.W., Green, M.C., Capella, J.N., Slater, M.D., Wise, M.E., Storey, D., …& Woolley, S. (2007). Narrative communication in cancer prevention and control: A framework to guide research and application. Annals of Behavioral Medicine, 33, 221-235.

Latimer, A.E., Salovey, P., & Rothman, A.J. (2007). The effectiveness of gain-framed messages for encouraging disease prevention behavior: Is all hope lost? Journal of

Health Communication, 12, 645-649.

Maheswaran, D., & Meyers-Levy, J. (1990). The influence of message framing and issue involvement. Journal of Marketing Research, 27, 361-367.

McCool, J. P., Cameron, L. D., & Petrie, K. J. (2005). The influence of smoking imagery on the smoking intentions of young people: Testing a media interpretation model. Journal of

Adolescent Health, 36, 475–485.

Miller-Day, M., Hecht, M.L. (2013). Narrative means to preventative ends: a narrative engagement framework for designing prevention interventions. Health Communication,

28, 657-670.

Nan, X. (2012). Communicating to Young Adults About HPV Vaccination: Consideration of Message Framing, Motivation, and Gender. Health Communication, 27(1), 10–18. O’Keefe, D. J., & Jensen, J. D. (2007). Do loss-framed persuasive messages engender greater

message processing than do gain-framed messages? A meta-analytic review. Communication Studies, 59(1), 51-67.

(35)

Orbell, S., Blair, C., Sherlock, K., & Conner, M. (2001). The theory of planned behavior and ecstasy use: Roles for habit and perceived control over taking versus obtaining substances. Journal of Applied Social Psychology, 31(1), 31-47.

Peters, G.-J. Y., Kok, G., & Abraham, C. (2008), Social cognitive determinants of ecstasy use to target in evidence-based interventions: A meta-analytical review. Addiction, 103, 109–118.

Peters, G.-J. Y., Kok, G., & Schaalma, H. P. (2008). Careers in ecstasy use: do ecstasy users cease of their own accord? Implications for intervention development. BMC Public

Health, 8, 376.

Rothman, A. J., Bartels, R. D., Wlaschin, J., & Salovey, P. (2006). The strategic use of gain-and loss-framed messages to promote healthy behavior: How theory can inform practice.

Journal of Communication, 56, 202-220.

Rothman, A. J., & Salovey, P. (1997). Shaping perceptions to motivate healthy behavior: The role of message framing. Psychological Bulletin, 121, 3-19.

Rothman, A. J., Salovey, P., Antone, C., Keough, K., & Martin, C. D. (1993). The influence of message framing on intentions to perform health behaviors. Journal of

Experimental Social Psychology, 29, 408-433.

Sargent, J.D., Dalton, M.A., Beach, M.L., Mott, L.A., Tickle, J.J., Ahrens, B., et al. (2002). Viewing tobacco use in movies: does it shape attitudes that mediate adolescent smoking? American Journal of Preventive Medicine, 22(3), 137-145.

Tversky, A., & Kahneman, D. (1981). The framing of decisions and the rationality of choice. Science, 221, 453-458.

Updegraff, J.A., & Rothman, A.J. (2013). Health messages framing: moderators, mediators and mysteries. Social and Personality Psychology Compass, 7, 668-679.

(36)

Van ’t Riet, J., Cox, A. D., Cox, D., Zimet, G. D., De Bruijn, G-J., Van den Putte, B., De Vries, H., Werrij, M. Q., & Ruiter, R. A. C. (2014). Does perceived risk influence the effects of message framing? A new investigation of a widely held notion, Psychology &

Health, 1-17.

Vis, C. (2014, November 4). Belangrijkste cijfers nationale drug monitor. NRC online.

Verkregen van http://www.nrc.nl.

Zebregs, S., Van den Putte, B., Neijens, P., & De Graaf, Anneke (2015) The differential impact of statistical and narrative evidence on beliefs, attitude, and intentention: A meta-analysis, Health Communication, 30, 282-289.

Zillmann, D. (2006). Exemplification effects in the promotion of safety and health. Journal of

(37)

Bijlagen

Bijlage 1: Stimulusmateriaal

(38)
(39)
(40)
(41)

Bijlage 2: De twee verschillende designs voor de pre-test.

Versie A

(42)

Bijlage 3: Online Vragenlijst

Informed Consent Form

Introductie

Hierbij wil ik je uitnodigen om deel te nemen aan een onderzoek dat wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de Graduate School of Communication, onderdeel van de

Universiteit van Amsterdam.

Procedure

In de online survey zal je een advertentie te zien krijgen over het laten testen van ecstasy pillen bij een speciale testlocatie van het Trimbos Instituut. Hierna zullen enkele vragen aan je gesteld worden. Het onderzoek duurt 5 tot 10 minuten.

Anonimiteit

Omdat dit onderzoek wordt uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van ASCoR, Universiteit van Amsterdam, heb je de garantie dat:

1)

Je anonimiteit is gewaarborgd en dat je antwoorden of gegevens onder geen enkele voorwaar de aan derden worden verstrekt, tenzij je hiervoor van te voren uitdrukkelijke toestemming he bt verleend.

2)

Je zonder opgaaf van redenen kunt weigeren mee te doen aan het onderzoek of je deelname v oortijdig kunt afbreken. Ook kun je achteraf (binnen 24 uur na deelname) je toestemming intr ekken voor het gebruik van je antwoorden of gegevens voor het onderzoek.

3)

Deelname aan het onderzoek geen noemenswaardige risico’s of ongemakken met zich meebr

Introducerende tekst & Informed Consent:

(43)

engt, geen moedwillige misleiding plaatsvindt, en je niet met expliciet aanstootgevend materi aal zult worden geconfronteerd.

4) Je uiterlijk vijf maanden na afloop van het onderzoek de beschikking kunt krijgen over een onderzoeksrapportage waarin de algemene resultaten van het onderzoek worden toegelic ht.

Vragen over het onderzoek

Voor meer informatie over dit onderzoek en de uitnodiging tot deelname kun je te allen tijde contact opnemen met Ingeborg van Dam (ingeborg.vandam@student.uva.nl), Tel:

06-21610404.

Mochten er naar aanleiding van je deelname aan dit onderzoek klachten of opmerkingen bij je zijn, dan kun je contact opnemen met het lid van de Commissie Ethiek van de afdeling Com municatiewetenschap, per adres: ASCoR secretariaat, Commissie Ethiek, Universiteit

van Amsterdam, Postbus 15793, 1001 NG Amsterdam; 020‐525 3680; ascor‐secr‐fmg@uva.nl.

Een vertrouwelijke behandeling van je klacht of opmerking is daarbij gewaarborgd.

Ik hoop je hiermee voldoende te hebben geïnformeerd en dank je bij voorbaat hartelijk voor je deelname aan dit onderzoek dat voor mij van grote waarde is.

Met vriendelijke groet,

Ingeborg van Dam

Ik verklaar hierbij op voor mij duidelijke wijze te zijn ingelicht over de aard en methode van het onderzoek, zoals hierboven uiteengezet.

(44)

Ik stem geheel vrijwillig in met deelname aan dit onderzoek. Ik behoud daarbij het recht deze instemming weer in te trekken zonder dat ik daarvoor een reden hoef op te geven. Ik besef d at ik op elk moment mag stoppen met het onderzoek.

Als mijn onderzoeksresultaten worden gebruikt in wetenschappelijke publicaties, of op een a ndere manier openbaar worden gemaakt, dan zal dit volledig geanonimiseerd gebeuren. Mijn persoonsgegevens worden niet door derden ingezien zonder mijn uitdrukkelijke toestemming.

Als ik meer informatie wil, nu of in de toekomst, dan kan ik me wenden tot Ingeborg van Dam (ingeborg.vandam@student.uva.nl), Tel: 06-21610404.

Voor eventuele klachten over dit onderzoek kan ik me wenden tot het lid van de Commissie Ethiek namens ASCoR, per adres: ASCoR secretariaat, Commissie Ethiek, Universiteit van Amsterdam, Kloveniersburgwal 48, 1012 CX Amsterdam; 020‐525 3680;

ascor‐secrfmg@uva.nl. o Ja, ik ga akkoord o Nee Algemene karakteristieken 1. Wat is je geslacht? o Man o Vrouw 2. Hoe oud ben je?

o Jonger dan 18 o 18

o 19

(45)

o 20 o 21 o 22 o 23 o 24 o 25 o Ouder dan 25

3. Wat is je hoogst genoten opleiding? o Basis Onderwijs o VMBO o HAVO o VWO o MBO o HBO o WO o Anders, namelijk

Je krijgt nu een advertentie te zien.

Neem alsjeblieft de tijd om deze aandachtig te bekijken.

Op het moment dat je denkt alles gelezen te hebben klik je door en kom je terecht bij een korte vragenlijst. Hier zullen je enkele vragen over de advertentie en enkele algemene vragen gesteld worden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

This paper presents a real-time monitoring and control system for low voltage grids built with Smart State Technology’s (SST) LV-Sensors and their open platform

As a result of the review process, 2 papers were accepted for inclusion in the ISPRS Annals and 4 in the ISPRS Archives, while remaining contributions were either rejected

• Expected number of failures (ENF) - the expected num- ber of times a TLE is observed in the time window [0, T ]; • Expected costs - the total expected costs incurred in the

What is striking about this table is that for the one-digit SIC industry, peer performance has a positive significant effect on total compensation, indicating that for the

Hoewel voor de ontsmetting met het proefmiddel het aantal KVE in 16 dagen toenam tot 5,l KVE (toename met een factor 4), was deze waarde nog steeds niet hoger dan het

Dit is een verrassende uitkomst omdat verwacht mocht worden dat de kwelflux over de eerste scheidende laag niet overal tot in de wortelzone doordringt, toch stemt juist deze kaart

Value-based research can therefore open up new lines of thinking for health product and service design and can be easily integrated into a user- or human-centered design process, as

A similar trend shows up when comparing the scattering factors listed in these tables. This may be compared with the corresponding value for the.. have become