• No results found

Kleine toename in spreiding van inkomen in de EU-12

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Kleine toename in spreiding van inkomen in de EU-12"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Actuele informatie over land- en tuinbouw

KLEINE TOENAME IN SPREIDING VAN INKOMEN IN DE EU-12

Jakob Jager en Koen Boone

Het gezinsinkomen uit bedrijf lag over alle land- en tuinbouwbedrijven in de EU-12 (begin jaren negentig za-ten Oosza-tenrijk, Zweden en Finland nog niet in de EU) aan het eind van de jaren negentig (1997 en 1998) gemiddeld 4.000 euro hoger dan in het begin van dat decennium. Uitgezonderd het uitstekende jaar 1994 lag het gemiddelde inkomen elk jaar tussen de 9.000 en 14.500 euro per gezinsarbeidskracht. Vaak blijkt dat naarmate het gemiddeld inkomen stijgt ook de spreiding rond dat gemiddelde groter wordt. Andere fac-toren die de spreiding beïnvloeden zijn bijvoorbeeld epidemieën als mond- en klauwzeer en varkenspest die regionaal voor grote spreiding zorgen. Aangezien vraag en aanbod hierdoor worden beïnvloed, kunnen de niet getroffen bedrijven soms fors hogere prijzen ontvangen voor hun producten. Dit in tegenstelling tot de geruimde bedrijven die met leegstand hebben te maken. Uit figuur 1 blijkt dat de spreiding in het inkomen in meer of mindere mate toeneemt. De beide uiterste groepen per type geven het gemiddelde resultaat van bedrijven met de laagste en hoogste 10% van de inkomens weer. In de akkerbouw en melkveehouderij is de spreiding het geringst. Vooral de melkveehouderij vormt een relatief homogene groep bedrijven waarvan het inkomen voor een groot deel afhankelijk is van de melkprijs. In Nederland zijn bij de akkerbouwbedrijven dui-delijk verschillen in bouwplannen aanwezig, maar Europees gezien wordt het inkomen voor een belangrijk deel bepaald door de graanprijzen. De spreiding in absolute zin neemt ook minder toe dan bij de andere be-drijfstypen. Alleen in de akkerbouw komen uitschieters naar boven in 1997 en 1998 meer voor (met name door hogere prijzen voor de vrije producten). In de intensieve veehouderij is de absolute spreiding het grootst en neemt deze in 1997 en 1998 toe mede door de varkenspest. Ook speelt de grote verscheiden-heid in inkomensontwikkeling van de onderliggende verschillende subtypen (fokzeugen, vleesvarkens, slachtkuikens en leghennen) een grote rol. Er is elk jaar wel een bedrijfstype dat goed of slecht scoort; hier-door wordt de spreiding vergroot. Wordt de totale land- en tuinbouw als geheel in kaart gebracht, dan blijkt de spreiding minder groot dan van de afzonderlijke bedrijfstypen. Dit wordt veroorzaakt doordat de intensie-ve-veehouderij- en tuinbouwbedrijven slechts 8% van het totaal aantal bedrijven omvatten. De 10% beste en slechtste van deze groep bedrijven maken dan ook maar een klein onderdeel uit van de beide uitersten van alle EU-12 bedrijven. Over het algemeen zijn de uitschieters naar boven extremer dan naar beneden. Figuur 2 laat voor 1990, 1997 en 1998 de verdeling van het inkomen over de bedrijven zien. Hierbij zijn op de horizontale as de bedrijven gesorteerd naar de hoogte van het gezinsinkomen uit bedrijf per gezinsar-beidskracht. De bedrijven met de laagste inkomens staan helemaal links op de as en de bedrijven met de hoogste inkomens rechts. Op de verticale as is de cumulatieve bijdrage aan het totale inkomen in de sector weergegeven. Aangezien de meest links gelegen bedrijven op de horizontale as een negatief inkomen heb-ben, heeft de lijn in het begin een dalend verloop. Uit deze figuur is af te leiden dat de 10 tot 15% meest winstgevende bedrijven ongeveer 50% van het totale inkomen in de sector verdienen. Figuur 1 en 2 lijken el-kaar enigszins tegen te spreken. Figuur 1 gaf een duidelijk stijging van de spreiding van het inkomen aan; hierdoor zou de lijn van 1998 ver onder die van 1990 moeten liggen. In figuur 1 wordt echter geen rekening gehouden met het feit dat het gemiddelde inkomen ook gestegen is. Hierdoor is bijvoorbeeld het aandeel in het totale inkomen van de groep bedrijven met de hoogste inkomens maar beperkt gestegen.

Voor Nederland is de situatie bijna vergelijkbaar. Figuur 3 laat zien dat in 1990 en 1997 15 tot 20% van de bedrijven de helft van het gezinsinkomen uit bedrijf verdient. De inkomensverdeling is dus minder scheef dan van de EU-12. Voor 1998 is het beeld echter in zijn geheel anders. Op 90% van de intensieve-veehouderijbedrijven was het gezinsinkomen negatief en op een kwart van alle bedrijven was dit het geval. Normaal is dit percentage circa 10%. Het bovenstaande heeft tot gevolg dat de 80% van de bedrijven met de laagste inkomens, gezamenlijk geen inkomen genereerde. Al het inkomen dat door de groep bedrijven uit de categorie 30-80% gegeneerd wordt, is namelijk nodig om de negatieve inkomens te compenseren van de slecht renderende bedrijven. De 10% meest winstgevende bedrijven zorgden voor 60% van het sectorinko-men.

(2)

Actuele informatie over land- en tuinbouw

LEI, Agri-Monitor, september 2002 pagina 2

-80 -40 0 40 80 120 160 akkerbouw 90-91 97-98 melkvee 90-91 97-98 int. veehouderij 90-91 97-98 glastuinbouw 90-91 97-98 overig tuinbouw 90-91 97-98 alle bedrijven 90-91 97-98 Laagste Gemiddeld Hoogste 1000 €

Figuur 1 Spreiding van het gezinsinkomen per gezinsa beidskracht naa bedrijfstype in de EU-12 (tweejaarsgemiddelden, 1990-1991 en 1997-1998) r r -20 0 20 40 60 80 100 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 Bedrijven (%) Cumulatief inkomen (%) 1990 1997 1998

Figuur 2 Verdeling van land- en tuinbouwbedrijven in de EU-12 naa het relatief cumulatief inkomen in 1990 r , 1997 en 1998 -60 -40 -20 0 20 40 60 80 100 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 Bedrijven (%) Cumulatief inkomen (%) 1990 1997 1998

Figuur 3 Verdeling van land- en tuinbouwbedrijven in Nederland naar het relatief cumulatief inkomen in 1990, 1997 en 1998

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

dit cijfer voor argex en flugsand komt onder andere door de grove­ re fraktie, die in deze materialen voorkomen. Door

Het doel van dit project is een evaluatie van lijnen van witte lupine op hun geschiktheid voor teelt op kalkrijke kleigrond om te be- oordelen of er perspectief is voor verdere

Opvallend is dat de vijf bibliotheken (zwart) die aangeven dat het aanzienlijk vergemakkelijken van de 

The seven factors that have been identified will be used to estimate a logistic regression in order to determine which type of day visitor (green shopper, green

This study sought to establish, from five female high school principals how they had attained their positions and what their perceptions and experiences were of

a) Defining of the field of the invention and the specifications of the patent in the form of a provisional patent. b) Filing of the provisional patent at a

7(a) indicates absorption capacities based on samples of the Potchefstroom tap water which contained a sulphate content bellow the South African standards

Charman (2016:1) the idea that in South Africa township economy need to be revitalised has re-gain its significant momentum from politician and for a while it had seemed as though,