• No results found

Verklaren schuldgevoelens, naar aanleiding van conflict tussen werk en familie, verschil in gedrag tussen moeders en vaders?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Verklaren schuldgevoelens, naar aanleiding van conflict tussen werk en familie, verschil in gedrag tussen moeders en vaders?"

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Verklaren schuldgevoelens, naar

aanleiding van conflict tussen werk en

familie, verschil in gedrag tussen

moeders en vaders?

Bachelorthesis Gerbrich Coehoorn 10580344 Groep 91 12-04-2017

Supervisor: Astrid Jehle Aantal woorden: 4962 Universiteit van Amsterdam

(2)

2 Abstract

Er is onderzocht of schuldgevoelens, naar aanleiding van een tijdsverdelingsconflict tussen werk en familie, het verschil in gedragintentie tussen vaders en moeders kon

verklaren. Gedragsintentie had hierbij betrekking op tijd investeren in jezelf, partner, werk of kind. Een vragenlijst is afgenomen en 267 participanten zijn geanalyseerd. Gebleken is dat schuldgevoelens het effect van gender op gedragsintentie met betrekking tot zelf en kind mediëren. Ofwel, vrouwen investeren meer dan mannen tijd in het kind ten opzichte van tijd in zichzelf. Dit komt omdat vrouwen meer dan mannen schuldgevoelens ervaren naar

aanleiding van conflict tussen werk en familie. Het vermoeden dat vrouwen meer tijd dan mannen in kinderen investeren doordat ze meer schuldgevoelens dan mannen ervaren wordt ondersteund.

(3)

3 Inleiding

Mijn ouders zijn vanaf mijn negende levensjaar gescheiden. Mijn moeder kampte op dat moment met de diagnose overspanning. Ze werkte in de zorg waar veel

verantwoordelijkheden bij kwamen kijken. Thuis had ze drie kinderen en nam ze de leiding over het huishouden. Mijn vader werkte vooral. Achteraf heeft ze eens tegen mij gezegd dat ze destijds, wanneer ze op het werk was, altijd het gevoel had thuis nog dingen te moeten regelen terwijl, wanneer ze thuis was, ze aan haar achterstallige to do list op het werk dacht. Ofwel, veel stress met negatieve gevolgen voor zowel de relaties binnen het gezin als op de werkvloer.

In een gezinssituatie dragen vrouwen vaak nog steeds de hoofdverantwoordelijkheid over de thuissituatie. Zelfs wanneer vrouwen een (fulltime) baan hebben. Dit kan problemen tot gevolg hebben, namelijk dat de moeder overbelast wordt en hier psychologische

problemen aan over houdt. Deze problemen werken door op zowel de ouder-kind relatie, de relatie tussen de ouders onderling als op de werkvloer (Williams, Suls, Alliger, Learner & Wan, 1991). Dit onderzoek is opgezet rondom de vraag wat bepaald of een ouder ervoor kiest te investeren in dan wel werk, kind, zichzelf of zijn of haar partner. De wil tijd te investeren in één van deze voorgenoemde factoren wordt in dit onderzoek gedefinieerd als gedragsintentie. Er zal worden getest of er een verschil is tussen vaders en moeders en tussen werk-familie conflict en familie-werk conflict met betrekking tot gedragsintentie. Het is van belang meer kennis te hebben met betrekking tot dit onderzoeksgebied om in de toekomst beter om te kunnen gaan met deze conflicten. Met het oog op zelfontwikkeling en levensgeluk is het daarnaast ook van belang te kunnen investeren in zichzelf en in zijn of haar partner (Vaccaro & Lovell, 2010; Peterson, Ruch, Beerman, Park & Seligman, 2007). Het

(4)

4

streven is meer kennis op dit gebied en zo stress binnen huishoudens en op de werkvloer te verminderen met als gevolg dat prestaties zullen verbeteren.

Om te achterhalen of schuld naar aanleiding van conflict het verschil in

gedragsintentie tussen vaders en moeders verklaart, wordt eerst onderzocht hoe dit verschil eruit ziet. Ofwel, wat is het effect van gender op gedragsintentie. Hyde (2014) heeft in haar

review onderzoeken met betrekking tot gender en gedrag vergeleken. Zij heeft op basis

hiervan een gender symilarities hypothese aangedragen. Deze hypothese stelt dat mannen en vrouwen meer aan elkaar gelijk zijn dan dat ze van elkaar verschillen. Ofwel ook vaders zouden in principe in staat zijn verantwoordelijkheid te nemen over de zorg voor de kinderen. Aan de hand van deze theorie zou men kunnen veronderstellen dat gender geen effect zal hebben op gedragsintentie. Echter ligt het vraagstuk meer gecompliceerd.

Hoewel de ene onderzoeker tot een gelijkheidshypothese komt vinden andere onderzoekers wel degelijk grote verschillen in gedrag tussen mannen en vrouwen met betrekking tot gedragsintentie. Zo wordt in het onderzoek van Schoppe-Sullivan, Brown, Cannon, Mangelsdorf en Sokolowski (2008) de term Maternal gatekeeping geïntroduceerd.

Maternal gatekeeping staat voor een situatie waarin de moeder de energie flow bepaald

vergelijkbaar met een directeur die bovenaan een bedrijf staat. Vaders vragen eerst aan moeders welke huishoudelijke taak zij op zich kunnen nemen. Uit het onderzoek is gebleken dat 21% van de moeders gatekeepers waren. Uit het onderzoek van Craig (2016) is gebleken dat moeders in vergelijking met vaders meer commitment laten zien, ze meer multitasken, meer fysiek werk doen, ze een meer strikt schema hanteren, ze meer tijd met de kinderen spenderen en meer algehele verantwoordelijkheid voor de zorg van de kinderen hanteren. Deze verschillen spelen zelfs een rol wanneer vrouwen fulltime werken. Naar aanleiding van deze onderzoeken kan worden verondersteld dat moeders meer tijd investeren in de

(5)

5

kinderen ten opzichte van vaders. Aangezien vaders minder tijd kwijt zijn aan de kinderen wordt verondersteld dat zij meer geneigd zijn tijd te investeren in andere factoren zoals werk, partner en zichzelf.

Kort gezegd hebben we momenteel te maken met een discrepantie in wat te veronderstellen met betrekking tot de vraag of vrouwen en mannen verschillen in hun gedragsintenties. Echter heeft Hyde (2014) zich voornamelijk gericht op

persoonlijkheidseigenschappen van het individu terwijl Craig (2016) en Schoppe-Sullivan et al. (2008) zich voornamelijk hebben gericht op de rol die men inneemt binnen het gezin.

Mental shaping is een proces waardoor zodra een individu ervoor kiest een rol als vader of

moeder te gaan vervullen hij of zij zich hiernaar zal gaan gedragen(Tomasello, 2009). Pas sinds de opkomst van het feminisme wordt er überhaupt nagedacht over de mogelijkheden voor de vrouw om andere dingen te doen dan te zorgen voor de kinderen. In de nasleep van “ouderwetse” culturele gewoonten ziet men deze ouderwetse rolverdeling van voor het feminisme terug in de hedendaagse rolverdeling tussen vaders en moeders. Kortom, hoewel mannen en vrouwen in principe tot dezelfde dingen in staat zijn verschilt hun gedrag met betrekking tot de rolverdelingen binnen het gezin nog steeds door mental shaping. Hierop aansluitend wordt een genderverschil met betekking tot gedragsintentie verwacht.

Naast het effect van gender op gedragsintentie wordt ook het effect van werk-familie en familie-werk conflict op gedragsintentie onder de loep genomen. Werk-familie conflict is het conflict dat een individu ervaart wanneer die er wil zijn voor de familie maar moet werken. Familie-werk conflict is het conflict dat een individu ervaart wanneer werk gerelateerde zaken in de knel komen doordat het individu er wil zijn voor zijn familie (Netemeyer, Boles & McMurrian, 1996). Uit het onderzoek van Baltes en Heydens-Gahir (2003) is gebleken dat conflict vaak leidt tot compensatiegedrag. Hiervan uitgaande wordt

(6)

6

gesuggereerd dat werk-familie conflict meer tijd investering in kinderen en partner met zich meebrengt ten opzichte van familie-werk en dat familie-werk conflict samenhangt met meer tijd investering in werk. Hoe conflict en tijd willen investeren in zichzelf zich tot elkaar

verhouden zal dit onderzoek toevoegen aan reeds bestaand onderzoek. Compensatiegedrag en schuldgevoelens hangen nauw samen. Uit het neuropsychologisch onderzoek van Yu, Hu, Hu & Zhou (2014) bleek dat deze twee factoren dezelfde neurale basis hebben. Daarom wordt verondersteld dat eventuele verschillen in gedragsintentie door danwel werk-familie of familie-werk conflict worden veroorzaakt door schuldgevoelens.

Er is reeds correlationeel onderzoek gedaan tussen de factoren werk-familie conflict en gedragsintentie (met betrekking tot investeren in werk of kind) met als moderator schuldgevoelens (Cho & Allen, 2012). Cho en Allen hebben een negatieve correlatie

gevonden tussen werk-familie conflict en gedragsintentie met betrekking tot investeren in het kind. Deze relatie was sterker voor degenen die hoog scoorden op schuld dan voor zij die hierop laag scoorden. Echter is in dit onderzoek voor een correlationele onderzoeksopzet in plaats van een experimentele opzet gekozen en kunnen er geen causale conclusies worden getrokken. Het is van belang naar causale relaties te kijken omdat correlaties niets zeggen over het al dan niet aanwezig zijn van een effect van de ene op de andere factor. Dit is interessant omdat correlaties niets zeggen over het effect van de ene op de andere variabelen, immers correlaties kunnen al gevonden worden tussen de meest willekeurige variabelen zoals de stand van de sterren en gemoedstoestand (Arnold, 1894). Om wel antwoord te kunnen geven op de vraag of er sprake is van een causale relatie is er in huidig onderzoek gekozen voor een experimentele opzet met als onafhankelijke factoren gender en conflict. Verder is naar aanleiding van dit onderzoek de factor schuldig voelen als

(7)

7

Schuldgevoelens kunnen zich bijvoorbeeld voordoen wanneer iemand even geen tijd heeft voor de kinderen. Aangezien schuldgevoelens vaak gepaard gaan met

verantwoordelijkheid, ofwel hier niet aan kunnen voldoen, wordt gesuggereerd dat vrouwen meer dan mannen schuldgevoelens naar hun kinderen ervaren bij een conflict, wat leidt tot meer tijdinvestering in kinderen. Zo wordt ook gesuggereerd dat mannen meer dan vrouwen schuldgevoelens ervaren wanneer ze even geen tijd in hun werk kunnen investeren. Echter zullen de schuldgevoelens bij mannen in het algemeen minder zijn dan bij vrouwen. Benetti-McQuoid & Bursik (2005) en Else-Quest, Higgins, Allison & Morton (2012) vonden namelijk dat over het algemeen vrouwen meer gevoelens van schuld en schaamte ervaren dan mannen. Het is van belang om te kijken of schuld een eventuele oorzaak is van effecten van gender en conflict op gedragsintentie omdat het vinden van een oorzaak een eerste stap is in het vinden van oplossingen voor problemen die mensen ondervinden op de werkvloer of binnen het gezin. In tot dusver genoemd onderzoek werd slechts naar de gedragsintentie met betrekking tot investeren in werk en kind gekeken. In huidig onderzoek ook de

gedragsintentie met betrekking tot investeren in de zelf of de partner getest. Er bestaat nog weinig onderzoek omtrent gedragsintentie met betrekking tot zelf en partner. Echter is dit wel van belang, immers het leven van hedendaagse ouders draait niet alleen om werk en kinderen. Zelfontwikkeling en levensgeluk haalt een individu uit de mogelijkheid te investeren in zichzelf en in zijn of haar partner (Vaccaro & Lovell, 2010; Peterson, Ruch, Beerman, Park & Seligman, 2007). Aangezien het uiteindelijke doel is om de levenssituaties voor werkende ouders te verbeteren is kennis met betrekking tot de factoren investeren in zelf en partner niets minder dan noodzakelijk.

In dit onderzoek is aan de proefpersonen gevraagd een vragenlijst in te vullen. Hierin werd onder andere gevraagd naar hun gender, hun gevoelens met betrekking tot schuld

(8)

8

naar aanleiding van conflict en hun gedragsintentie. Het aanwezig zijn van een dan wel werk-familie of werk-familie-werk conflict werd gemanipuleerd door het vragen naar het beschrijven van een persoonlijke situatie. De verwachting is dat vrouwen hoger zullen scoren op

gedragsintentie met betrekking tot kind ten opzichte van mannen die op hun beurt mogelijk hoger scoren op gedragsintentie met betrekking tot werk, zelf en partner. Verder wordt verwacht dat participanten in de werk-familie conditie hoger scoren ten opzichte van familie-werk conditie op gedragsintentie met betrekking tot kind en partner dan op gedragsintentie met betrekking tot werk en zelf en vica versa. Ook wordt verwacht dat de effecten van gender en conflict op gedragsintentie interacteren en dat schuld de

(9)

9 Methode Proefpersonen

Aan dit onderzoek deden 67 mannen en 200 vrouwen mee. Vereist was dat ze samenwonend waren met partner en kinderen en dat beide partners ten minste twintig uur per week betaald werk verrichten. Homoseksuele koppels en participanten die niet aan de inclusie criteria voldeden werden uitgesloten voor dit onderzoek. Proefpersonen zijn geworven door beroep te doen op de familie, vrienden en kennissenkring van alle

onderzoekers via onder andere social-media. Verder zijn op plaatsen in Amsterdam waar veel ouders zijn, zoals speeltuinen en scholen, participanten geworven. Ook zijn er flyers met een kleine motivatie om de vragenlijst in de vullen en een link naar het onderzoek

uitgedeeld en opgehangen. Verder zijn in de nieuwsbrieven van een kinderdagverblijf en enkele basisscholen oproepen geplaatst. Participanten zijn random verdeeld tussen de werk-familie en werk-familie-werk condities en maakten kans op een cadeaubon van 25 euro.

Materialen

In dit onderzoek werd de participanten gevraagd een vragenlijst in te vullen. Deze bestond uit 26 items en is opgesteld door een groep psychologie studenten die vorig jaar hetzelfde onderzoek hebben uitgevoerd. In de vragenlijst werden in de eerste tien items achtergrond gegevens achterhaald door middel van vragen met betrekking tot onder andere de kinderen, leeftijd, gender en aantal werkuren van de participant en zijn of haar partner. Een volgende vraag vroeg om een persoonlijke situatie beschrijving met betrekking tot werk-familie of werk-familie-werk conflict. Het item daarop had betrekking op emoties die werden ervaren in de zojuist beschreven situatie en dan voornamelijk emoties met betrekking tot schuld. De drie items daarna waren drie stellingen met betrekking tot hoe de participant

(10)

10

kijkt naar de man/vrouw verdeling in de samenleving zoals “Het hebben van een baan is even belangrijk voor een man als voor een vrouw” en werden beantwoord op een schaal van 1 (zeer mee oneens) tot 5 (zeer mee eens) (Larsen & Long, 1988). Het item dat daarop volgde had betrekking op de kijk van de participant op zijn eigen huishouden met betrekking tot traditionaliteit, ofwel in hoeverre mannen zich moeten bezighouden met werktaken en vrouwen met zorgtaken. Men kon dit aangeven op een schaal van 1 (zeer modern) tot 8 (zeer traditioneel). De zes vragen daarna hadden betrekking op gedragsintentie. Daarna werd de participanten gevraagd acht cadeaubonnen te rangschikken naar hun eigen

voorkeur. Deze cadeaubonnen waren geschikt voor het werk of kind en zijn door middel van een pilot studie geselecteerd op gelijke populariteit, aantrekkelijkheid en geschiktheid per categorie. In de laatste drie vragen werd gevraagd om eventuele opmerkingen of suggesties, het verwachte doel van het onderzoek en naar de participant zijn of haar emailadres. Zo zou er contact opgenomen kunnen worden met de participant mocht deze een cadeaubon gewonnen hebben. De vragenlijst was beschikbaar in het Engels en in het Nederlands. De vragen die zijn gebruikt in dit onderzoek zullen hieronder verder worden toegelicht. Manipulatie van de onafhankelijke variabelen gender en conflict

Welk gender men had werd geïnventariseerd aan de hand van een meerkeuzevraag in de vragenlijst. Voor de manipulatie van conflict werden de participanten in de werk-familie conflict conditie gevraagd zich in te leven in een persoonlijke situatie waarbij werk voorrang kreeg op het kind. Participanten in de familie-werk conflict conditie werden gevraagd zich in te leven in een persoonlijke situatie waar het kind voorrang kreeg op werk gerelateerde taken. Participanten uit beide condities beschreven hierna in enkele zinnen deze situatie zodat men zich goed kon inleven. Door deze situatiebeschrijving, waar ofwel werk ofwel er zijn voor de kinderen in de knel kwam, werden de antwoorden die men gaf op

(11)

11

de vraag met betrekking tot gedragsintentie ook beïnvloed. Bij de vragen met betrekking tot emoties werd expliciet gesteld de emoties met betrekking tot de zojuist beschreven situatie voor de geest te halen.

Meting van afhankelijke variabele gedragsintentie

Op een schaal van 1 (bijvoorbeeld werk, zelf of partner) tot 8 (bijvoorbeeld kind, zelf of partner) kon men aangeven waaraan ze van plan waren tijd te gaan besteden. Per

gedragsintentie schaal, dit waren er zes in totaal, kon met een minimale score van 1 en een maximale score van 8 behalen. Afhankelijk van welke variabelen zich aan weerzijden van de schaal bevonden, beschreef deze score de gedragsintentie. Bijvoorbeeld, als aan 1-kant van de schaal werk stond en aan de 8-kant van de schaal kinderen betekende een score van 8 dat men van plan was tijd de gaan investeren in de kinderen. Het item zou er in dit geval als volgt hebben uit gezien: “Wanneer u deze week een vrij dagdeel heeft, aan wie of wat bent u dan van plan deze tijd te besteden? Ik ga deze tijd besteden aan mijn werk of aan mijn kind(eren).”

Meting van mediatiefactor schuld

In het item waarmee schuld werd gemeten werd gevraagd in hoeverre verschillende emoties werden ervaren tijdens de beschreven situaties op een schaal van 1 (helemaal niet) tot 5 (volledig) en is opgesteld aan de hand van de Panas X. In de Panas X zijn zes emoties geselecteerd, namelijk ontevreden met zelf, schuldig, walgend van zelf, beschaamd, afkeurenswaardig en boos op zelf. De som hiervan leidt tot de score voor schuld die minimaal 6 en maximaal 30 is. Hoe hoger de scoren hoe meer schuldgevoelens werden ervaren tijdens de conflict situatie. De vraag die hierbij werd gesteld luidde als volgt: “In hoeverre voelt u zich … als u zich in de door u beschreven situatie verplaatst?”

(12)

12 Procedure

Enkele ouders hebben ter plekke een papieren vragenlijst ingevuld die wij vervolgens zelf online hebben ingevoerd. De meeste participanten hebben online deelgenomen via een algemene anonieme link of via een persoonlijke link die wij stuurden naar hun emailadres. Het invullen van de vragenlijst duurde om en nabij een kwartier. Alle onderzoekers hebben geprobeerd gedurende drie weken individueel zo’n honderd participanten te werven. Instructies met betrekking tot het doel, de gang van zaken tijdens het onderzoek, vertrouwelijkheid en vrijwilligheid, verzekering, beloning, contactpersonen en een toestemmingsverklaring stonden uitgeschreven op de eerste pagina van de vragenlijst voorafgaande aan de vragen.

(13)

13 Resultaten Proefpersonen

Proefpersonen die de vragenlijst slechts gedeeltelijk hebben ingevuld zijn niet meegenomen in de analyse. Dit gold ook voor participanten die geen volledige of correcte antwoorden op de manipulatievraag hadden gegeven. Zo waren er sommige participanten die zich geen dergelijke situatie wisten te bedenken of bij wie zich nooit een dergelijke situatie had voorgedaan zoals deze werd gevraagd te beschrijven in de manipulatie vragen. Participanten die de emotie vragen of tijdsverdelingsvragen niet volledig hadden ingevuld werden ook uitgesloten van het onderzoek. Verder werden participanten die niet volledig voldeden aan de doelgroep uitgesloten. Er is een maximale leeftijd van dertien voor de kinderen gesteld omdat oudere kinderen vaak al redelijk voor zichzelf kunnen zorgen en dus de noodzakelijkheid van de zorg van de ouders minder is. Na het uitsluiten van deze

participanten (N=220) bleven 267 deelnemers over voor de analyse. Controle van de opzet

Het controleren van de manipulatie met betrekking tot de verschillende condities werk-familie conflict en familie-werk conflict is gedaan door te kijken of de participanten een situatie beschrijving zoals deze werd gevraagd hadden opgeschreven. Verder is er een

standaardisatiecontrole uitgevoerd door te controleren of de participanten met betrekking tot gender en conflict ongeveer evenredig verdeeld waren over de condities. Dit was niet het geval voor gender, een groot verschil van 67 mannen en 200 vrouwen bleek het geval. Hier zal bij de interpretatie rekening mee gehouden moeten worden. De verdeling van conflict was evenredig, namelijk 128 participanten in de werk-familie conflict conditie en 139 participanten in de familie-werk conflict conditie. Deze aantallen verschilden significant van

(14)

14

elkaar (t (266) = 49.64, p <.001). Echter zal dit kleine verschil naar verwachting de resultaten niet dusdanig beïnvloeden dat er in de interpretatie rekening mee moet worden gehouden. Kwaliteit van het meetinstrument

De Panas X, ofwel de vragenlijst aan de hand waarvan de emotie vragen zijn

geconstrueerd, is betrouwbaar en valide gebleken nadat deze uitgebreid onderzocht is door Watson en Clark (1994).

Onderzoeks- en toetsingsresultaten

Er is gekozen voor een twee-wegs manova om het effect van gender en conflict op gedragsintentie te analyseren. Gebleken is dat er aan bijna geen enkele assumptie is voldaan. De assumpties die zijn geschonden zijn de assumptie van: normaliteit, outliers, multivariate normaliteit, lineairiteit. Deels zijn geschonden de assumpties van gelijke varianties en multicolineairiteit. Niet geschonden zowaar werd de assumptie van covariantie. De outliers zijn uitgeschakeld aan de hand van de gevonden mahalanobis afstand. Het criterium dat hierbij werd gehanteerd was dat de mahalanobis afstand niet groter dan 13.82 was. Hierna bleek de assumptie voor outliers (bijna) niet meer geschonden, nog slechts één outlier had zich staande weten te houden. Echter bleven alle andere

assumpties wel geschonden. Ook bleken er niet meer of minder significante effecten uit de resultaten op te doemen. Hierop is besloten de resultaten te interpreteren inclusief met de outliers omdat er geen reden was de outliers niet mee te nemen in de analyse, alle scores lagen immers tussen de één en de acht. Het uitsluiten van participanten puur omdat ze niet aan de norm van een toets voldoen kan leiden tot een vertekend beeld van de populatie. Bij de interpretatie van de resultaten moet er rekening mee worden gehouden dat deze

(15)

15

Tabel 1.

Gemiddelden (en SD’s) voor gedragsintentie uitgesplitst naar gender en conflict.

Gender en conflict

Gedragsintentie Werk-

kind Werk-zelf Werk-partner Zelf-partner Zelf-kind Partner-kind Man en werk-familie conflict (N=31) 6.03* (1.40) 5.87* (1.91) 6.00* (1.37) 4.55 (1.12) 5.45* (1.46) 5.52* (1.09) Vrouw en werk-familie conflict (N=97) 6.41* (1.71) 5.09* (2.26) 5.44* (2.14) 4.65 (1.60) 6.47* (1.52) 6.14* (1.29) Man en familie-werk conflict (N=36) 6.39* (1.50) 5.61* (1.90) 5.69* (1.65) 5.06* (1.66) 5.86* (1.25) 5.67* (1.33) Vrouw en familie-werk conflict (N=103) 6.55* (1.49) 5.33* (2.11) 5.33* (2.01) 4.45 (1.72) 6.24* (1.62) 6.13* (1.32) Totaal man (N=67) 6.22* (1.45) 5.73* (1.90) 5.84* (1.52) 4.82 (1.45) 5.67* (1.35) 5.60* (1.22) Totaal vrouw (N=200) 6.49* (1.60) 5.22* (2.18) 5.39* (2.07) 4.55 (1.66) 6.36* (1.58) 6.14* (1.30) Totaal werk-familie (N=128) 6.32* (1.65) 5.28* (2.19) 5.58* (1.99) 4.63 (1.50) 6.23* (1.57) 5.99* (1.27) Totaal Familie-werk (N=139) 6.51* (1.49) 5.40* (2.06) 5.42* (1.93) 4.60 (1.72) 6.14* (1.53) 6.01* (1.33) Totaal (N=267) 6.42* (1.56) 5.34* (2.12) 5.50* (1.95) 4.61 (1.61) 6.16* (1.55) 6.00* (1.30)

*deze gemiddelden wijken significant af van de gedragsintentie score van 4.50 bij alfa = .05

Er is, zoals verwacht, een significant hoofdeffect gevonden van gender op

gedragsintentie met betrekking tot zelf-kind (F(1,263)=10.64, p=.001, ηp²= .04) en

partner-kind (F(1,263)=8.93, p=.003, ηp²= .03). Bij zelf-kind scoorden mannen (M = 5.67, SD = 1.35)

lager dan vrouwen (M = 6.36, SD = 1.58). Ook bij partner-kind scoorden mannen (M = 5.60,

SD = 1.22) lager dan vrouwen (M = 6.14, SD = 1.30). Echter lagen de gemiddelde scores op

gedragsintentie van zowel mannen als vrouwen boven het midden van 4.50. Ofwel zowel mannen als vrouwen neigden meer naar de tweede genoemde factor (kind) dan naar de eerste genoemde factor (zelf, partner) maar vrouwen significant meer dan mannen. Op de overige onderdelen van gedragsintentie (werk-kind, werk-zelf, werk-partner, zelf-partner)

(16)

16

was er geen significant hoofdeffect van gender. Zie Tabel 1 voor een volledig overzicht van groepsgroottes, gemiddelden en standaarddeviaties.

Tabel 2.

Toetsingsresultaten van zowel de hoofdeffecten gender en conflict als het interactie effect van gender maal conflict op gedragsintentie.

Gedrags -intentie:

Gender Conflict Gender *Conflict

F (1,263)= p= ηp²= F (1,263)= p = ηp²= F (1,263)= p = ηp²= Werk-kind 1.51 .220 .01 1.26 .262 .01 .24 .627 <.01 Werk-zelf 3.12 .078 .01 .00 .970 <.01 .69 .408 <.01 Werk-partner 2.78 .097 .01 .58 .449 <.01 .12 .728 <.01 Zelf-partner 1.24 .266 .01 .45 .505 <.01 2.43 .120 .01 Zelf-kind 10.64* .001 .04 .17 .680 <.01 2.22 .138 .01 Partner-kind 8.93* .003 .03 .13 .716 <.01 .22 .643 <.01 *Deze effecten zijn significant bij alfa = .05

Voor conflict is op geen enkel onderdeel van gedragsintentie een hoofdeffect gevonden. Ofwel, of men ervoor koos tijd te investeren in werk, kind, partner of zelf werd niet beïnvloed door het type conflict (werk-familie of familie-werk). Ook het interactie effect van conflict en gender op gedragsintentie bleek in geen enkel geval significant. Ofwel, hoe mannen en vrouwen hun tijd indelen werd niet beïnvloed door het type conflict (werk-familie of (werk-familie-werk). Zie Tabel 2. Het gevonden effect komt deels overeen met de verwachting met betrekking tot het hoofdeffect dat vrouwen meer geneigd zijn tijd in de kinderen te investeren dan mannen. Echter werd ook verwacht dat mannen meer geneigd zijn tijd te investeren in werk, partner en zichzelf. Dit is niet terug te zien in de resultaten. Het niet significante hoofd en interactie effect van conflict en gender maal conflict op gedragsintentie komen niet overeen met de verwachtingen.

Verder is er met behulp van het programma Process een mediatie analyse gedaan met duizend bootstrap samples. Net als bij de manova analyse zijn ook hier, ondanks

(17)

17

bootstrapping, de assumpties van normaliteit, homoscedasticiteit en outliers geschonden. Verder waren met betrekking tot de assumpties de residuen wel ongecorreleerd maar niet normaal verdeeld. In de eerste instantie is de analyse gedaan over beide condities van conflict om zo het mediërende effect van schuld na conflict in het algemeen te kunnen analyseren. De mediatie analyse is uitgevoerd over de gevonden significante hoofdeffecten (gender op zelf-kind en partner kind) om erachter te komen of deze effecten door schuld worden veroorzaakt. Er is een significant indirect effect van gender op gedragsintentie met betrekking tot tijdsverdeling tussen zelf en kind welke loopt via schuldgevoelens, b = .067, 95% BCa CI [.009, .170]. Het indirecte gestandaardiseerde effect was, b = .019, 95% BCa CI [.002, .049]. Dit representeert een klein effect.

Gebleken uit de mediatie analyse is dat er geen significant indirect effect van gender op gedragsintentie met betrekking tot tijdsverdeling tussen partner en kind welke loopt via schuldgevoelens is, b = .042, 95% BCa CI [-.001, .124]. Het indirecte gestandaardiseerde effect hierbij was, b = .014, 95% CI [-.0002, .040]. Het betrouwbaarheidsinterval loopt slechts minimaal door nul wat de mogelijkheid tot het eventueel toch aanwezig zijn van een

mediatie effect terug doet opdoemen. Echter is het effect van schuld op gedragsintentie met betrekking tot partner en kind ook niet significant, b = .03, p = .134, wat de kans dat er wel een mediatie effect is toch weer uitermate klein maakt en hierbij wordt deze optie dan ook verworpen. Aangezien er geen hoofdeffecten zijn gevonden van gender op de andere variabelen van gedragsintentie is hier geen mediatieanalyse over gedaan.

Dit geld ook voor het afwezige hoofdeffect van conflict op gedragsintentie. Immers de vraag die gedtracht werd te beantwoordden was of deze hoofdeffecten werden

veroorzaakt door schuld. Aangezien deze hoofdeffecten niet bestaan is de mediatieanalyse achterwege gelaten.

(18)

18 Discussie

Er is gebleken, zoals verwacht, dat vrouwen meer dan mannen de neiging hebben tijd te investeren in de kinderen ten opzichte van in zichzelf of ten opzichte van in hun partner. Dat vrouwen meer dan mannen de neiging hebben tijd te investeren in de kinderen ten opzichte van zichzelf komt doordat ze meer schuldgevoelens dan mannen ervaren na een conflict situatie.

Onverwacht was dat er geen verschil was tussen werk-familie conflict en familie-werk conflict met betrekking tot gedragsintentie. Mogelijk komt dit omdat de manipulatie te zwak was. Na het beschrijven van de conflict situatie in de vragenlijst volgden er nog vragen met betrekking tot de moderniteit van hun huishoudens. In tegenstelling tot bij de vragen met betrekking tot schuldgevoelens werd er niet expliciet gerefereerd naar de beschreven conflict situatie en was de manipulatie mogelijk al weer een beetje weggezakt in het geheugen. Daarbij hebben de moderniteit vragen mogelijk meer priming en invloed op de gedragsintentie vragen gehad dan dan de manipulatie zelf. Dit wordt hieronder verder toegelicht.

Het was ook onverwacht dat vrouwen niet meer dan mannen de neiging hebben tijd te investeren in kinderen ten opzichte van werk. Ook dit is te verklaren door de

aanwezigheid van de moderniteit vragen tussen de manipulatie en de gedragsintentie vragen. De moderniteit vragen zaten nog vers in het geheugen op het moment dat er werd gevraagd of men tijd wilde investeren in werk of kind en zo meer invloed uitgeoefend dan de eigenlijke manipulatie. Mogelijk hebben zowel mannen als vrouwen in hun antwoord

gecorrigeerd voor het anti-moderne stereotype dat vrouwen voor de kinderen zorgen en mannen werken. Het daarentegen wel gevonden effect bij gedragsintentie met betrekking tot zelf, partner en kind is te verklaren doordat de link hier met moderniteit der huishoudens

(19)

19

minder voor de hand liggend is en heeft zo mogelijk niet direct geleid tot willen compenseren voor bestaande stereotypen. In vervolg onderzoek kan dit ondervangen worden door de gedragsintentie vragen direct na de emotievragen te stellen zodat men alleen nog maar bezig is geweest met conflictsituaties en de hierbij behorende emoties zonder beïnvloed te worden door andere factoren zoals de moderniteit der huishoudens.

Dat het niet komt door schuldgevoelens dat vrouwen meer geneigd zijn dan mannen tijd te investeren in kinderen ten opzichte van in hun partner is te verklaren doordat tijd investeren in de partner samen gaat met een goed lopend huishouden. Ofwel vrouwen zien het mogelijk meer als een goede investering van hun tijd wanneer ze tijd investeren in hun partner, net als tijd investeren in kinderen, wat geen schuld gevoelens met zich meebrengt. Of dit werkelijk het geval is zou vervolg onderzoek uit moeten wijzen rondom de vraag hoe men tegen tijd investering in de partner aankijkt. Dit zou kunnen worden gedaan door het belang van tijdinvesteren in de partner ten opzichte van tijd investeren in kinderen en belang aan een goed lopend huishouden te meten aan de hand van een vragenlijst. Hierbij kan worden getoetst of er samenhang is tussen belang hechten aan tijd investeren in kinderen en partner en belang hechten aan een goed lopend huishouden.

Ten slotte was het onverwacht dat, hoewel de neiging bij vrouwen sterker is, zowel mannen als vrouwen altijd eerder voor de kinderen dan voor partner, zichzelf of werk kiezen. Blijkbaar zijn de mannen in dit onderzoek meer familie mensen dan dat voorafgaand literatuuronderzoek suggereerde. Dit is mogelijk te verklaren door de manier waarop wij een deel van onze participanten hebben geworven, namelijk door naar plaatsen te gaan waar veel kinderen zijn. Ouders die minder prioriteit stellen aan hun kinderen zijn waarschijnlijk op andere plaatsen te vinden zoals op kantoor of op een wit strand in een warm land, maar niet in de speeltuin of op het schoolplein. Hoe groot de invloed van deze manier van

(20)

20

participant werving is geweest is onduidelijk, immers zijn er ook participanten op andere manieren geworven zoals via kennissenkringen en social media. Vervolg onderzoek waarbij met betrekking tot dit effect wordt gecontroleerd voor de hoeveel tijd die men met de kinderen spendeerd zou hier meer duidelijkheid over kunnen geven.

De eenduidige antwoorden van de participanten, namelijk richting tijd investeren in kind, kunnen ook hebben geleid tot de schending van de assumptie van normaliteit. Omdat de assumptie van normaliteit is geschonden kunnen er geen harde conclusies worden

getrokken naar aanleiding van dit onderzoek. Mogelijk bleef de assumptie van normaliteit geschonden na het toepassen van een transformatie of bootstraping omdat de antwoord mogelijkheden in dit onderzoek geen cijfers achter de komma bevatten. Antwoord mogelijkheden zoals 1, 2, 3 enzovoort kunnen ook als categorisch worden beoordeeld en sluit het gebruikt van vele data analyse methoden (binnen SPSS) uit. In vervolg onderzoek kan er gebruik worden gemaakt van een slider of een breder score bereik (bijvoorbeeld 1-100 in plaats van 1-5 zoals bij de emotie vragen of 1-8 zoals bij de gedragsintentie vragen) zodat de data wel een normale verdeling zal aannemen.

Enkele dingen vallen nog op te merken aan de manier waarop dit onderzoek is opgesteld. Er was geen controle conditie waarbij en geen sprake was van conflict. In vervolg onderzoek kan dit worden toegepast door een conditie toe te voegen waarbij wordt

gevraagd naar het geven van een neutrale situatie beschrijving waar er geen sprake was van conflict. Zo kan er getest worden of er überhaupt sprake is van een effect van werk-familie conflict en familie-werk conflict op gedragsintentie. Dit is van belang om te kunnen

controleren of de manipulatie heeft gewerkt, in dit geval lijkt dit namelijk niet zo te zijn. Kortom, meer onderzoek is nodig maar de gevonden resultaten ondersteunen deels het vermoeden dat moeders meer dan mannen tijd in de kinderen investeren doordat

(21)

21

vrouwen meer schuldgevoelens ervaren na conflict tussen werk en familie. Het vermoeden dat er een duidelijk verschil is in gedrag tussen vaders en moeders wordt sterk ondersteund. Echter lijkt het erop dat ook vaders vandaag de dag kinderen als hoogste prioriteit hebben. Hopelijk vormt dit onderzoek een opstapje naar vervolgonderzoek rondom dit gebied. Meer kennis zal leiden tot betere hulp voor moeders die door te veel stress psychologische

problemen ondervinden. Ook kan minder stress leiden tot betere prestaties zowel op de werkvloer als binnen het gezin. Hoewel mijn moeder vandaag de dag niet meer overspannen thuis zit, zal zij zeker hebben aangemoedigd deze kans tot verbetering met beide handen aan te grijpen.

(22)

22 Literatuur

Allen, T. D., & Finkelstein, L. M. (2014). Work–family conflict among members of full-time dual-earner couples: An examination of family life stage, gender, and age. Journal

of Occupational Health Psychology, 19(3), 376.

Arnold, E. (1894). Astronomy and religion. The North American Review, 159(455), 404-415. Baltes, B. B., & Heydens-Gahir, H. A. (2003). Reduction of work-family conflict through the

use of selection, optimization, and compensation behaviors. Journal of Applied

Psychology, 88(6), 1005.

Benetti-McQuoid, J., & Bursik, K. (2005). Individual differences in experiences of and

responses to guilt and shame: Examining the lenses of gender and gender role. Sex

Roles, 53(1-2), 133- 142.

Cho, E., & Allen, T. D. (2012). Relationship between work interference with family and parent–child interactive behavior: Can guilt help?. Journal of Vocational

Behavior, 80(2), 276-287.

Craig, L. (2006). Does father care mean fathers share? A comparison of how mothers and fathers in intact families spend time with children. Gender & society, 20(2), 259-281. Croft, A., Schmader, T., & Block, K. (2015). An underexamined inequality: Cultural and

psychological barriers to men’s engagement with communal roles. Personality and

Social Psychology Review, 19(4), 343-370.

Chan, D. (2009). So why ask me? Are self-report data really that bad. Statistical and

methodological myths and urban legends: Doctrine, verity and fable in the organizational and social sciences, 309-336.

(23)

23

Edwards, J. R., & Rothbard, N. P. (2000). Mechanisms linking work and family: Clarifying the relationship between work and family constructs. Academy of management

review, 25(1), 178-199.

Else-Quest, N. M., Higgins, A., Allison, C., & Morton, L. C. (2012). Gender differences in self-conscious emotional experience: a meta-analysis.

Greenhaus, J. H., & Powell, G. N. (2003). When work and family collide: Deciding between competing role demands. Organizational Behavior and Human Decision

Processes, 90(2), 291-303.

Hammer, L. B., Neal, M. B., Newsom, J. T., Brockwood, K. J., & Colton, C. L. (2005). A

longitudinal study of the effects of dual-earner couples' utilization of family-friendly workplace supports on work and family outcomes. Journal of Applied

Psychology, 90(4), 799.

Hyde, J. S. (2014). Gender similarities and differences. Annual review of psychology, 65, 373-398.

Larsen, K. S., & Long, E. (1988). Attitudes toward sex-roles: Traditional or egalitarian?. Sex

Roles, 19(1-2), 1-12.

McElwain, A. K., Korabik, K., & Rosin, H. M. (2005). An examination of gender differences in work-family conflict. Canadian Journal of Behavioural Science/Revue canadienne des

sciences du comportement, 37(4), 283.

Netemeyer, R. G., Boles, J. S., & McMurrian, R. (1996). Development and validation of work– family conflict and family–work conflict scales. Journal of applied psychology, 81(4), 400.

Nomaguchi, K. M. (2012). Marital status, gender, and home-to-job conflict among employed parents. Journal of family issues, 33(3), 271-294.

(24)

24

Peterson, C., Ruch, W., Beermann, U., Park, N., & Seligman, M. E. (2007). Strengths of character, orientations to happiness, and life satisfaction. The Journal of Positive

Psychology, 2(3), 149-156.

Schoppe-Sullivan, S. J., Brown, G. L., Cannon, E. A., Mangelsdorf, S. C., & Sokolowski, M. S. (2008). Maternal gatekeeping, coparenting quality, and fathering behavior in families with infants. Journal of Family Psychology, 22(3), 389.

van Steenbergen, E. F., Ellemers, N., & Mooijaart, A. (2007). How work and family can facilitate each other: distinct types of work-family facilitation and outcomes for women and men. Journal of occupational health psychology, 12(3), 279.

Tomasello, M. (2009). The cultural origins of human cognition. Harvard University Press. Vaccaro, A., & Lovell, C. D. (2010). Inspiration from home: Understanding family as key to

adult women’s self-investment. Adult Education Quarterly, 60(2), 161-176.

Watson, D., & Clark, L. A. (1999). The PANAS-X: Manual for the positive and negative affect schedule-expanded form.

Williams, K. J., Suls, J., Alliger, G. M., Learner, S. M., & Wan, C. K. (1991). Multiple role juggling and daily mood states in working mothers: an experience sampling study. Journal of Applied Psychology, 76(5), 664.

Yu, H., Hu, J., Hu, L., & Zhou, X. (2014). The voice of conscience: neural bases of interpersonal guilt and compensation. Social cognitive and affective neuroscience, 9(8), 1150-1158.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Omdat dit idee vrouwen bladen maken vrouwen zich steeds eeuwenlang de toegang tot onderwijs meer zorgen over hun uiterlijk en zijn en maatschappelijke posities heeft ze

Dit onderzoek toont aan dat vrouwen meer distress ervaren dan mannen en mannen meer eustress ervaren dan vrouwen maar dat wordt niet verklaard door gebruik van EF-copingstijlen en

Mannen of vrouwen bleken inderdaad geen significant hogere daling van het aantal glazen alcohol te hebben dan het andere geslacht wanneer er trek naar alcohol bij kick-situaties werd

Change of both transmitted and reflected intensities The enhancements of the total transmitted intensity η tr , the total reflected intensity η re , and the intensity outside

Mean stremwise velocity profile and its fluctuating component for the cases A1-2 and A2-2 for different turbulent length and time scales used to generate turbulent inflow

functionalities of PHRs mainly include online self-management support, monitoring the disease course and functionalities for information exchange among health care

The objective of this study is to determine whether performance can be improved when having a higher level of accountability and whether these factors significantly effects

Dit betekent dat ook wanneer er sprake is van een hoge mate van identificatie met de referentiegroep er geen significant verschil is tussen de deelnemers die de tekst hebben