• No results found

De waarheid volgens de journalist en de werkelijkheid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De waarheid volgens de journalist en de werkelijkheid"

Copied!
16
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De waarheid volgens de journalist en de

werkelijkheid

Naam en studentnummer: Sera Piqué 10047646 Docent: J. Levefere

Datum: 05-04-2016

Vak: Afstudeerproject Politieke Communicatie en Journalistiek Studie: Bachelor Communicatiewetenschap

(2)

Samenvatting

Omdat journalisten, die deel uitmaken van de media, tijdens verkiezingen een grote macht hebben op het publiek is het belangrijk dat de informatie die zij verschikken over politieke partijen, bestuurlijke instanties en politici gebaseerd is op feiten. Samen met de media oefenen journalisten hun macht het publiek, de samenleving en politici. Indirect kunnen journalisten tijdens verkiezingen, door stemmers te beïnvloeden, de democratische

samenleving beïnvloeden door zijdeling te bepalen welk politieke partij de verkiezingen wint. Uit de resultaten blijkt echter dat bij de onderzochte nieuwsitems weinig tot geen sprake is van opiniërende verslaggeving bij journalisten.

(3)

1. Inleiding

Mediatisering karakteriseert zich in de breedste vorm als een verschijnsel waarbij de media steeds belangrijker worden gevonden door mensen in de maatschappij (Esser, 2013). Door middel van mediatisering verwerven media in toenemende mate invloed op het publiek en de samenleving (Hjarvard, 2008). Mediatisering van de politiek (een specifieke vorm van dit proces), resulteert zodoende in een groeiende machtspositie van de media in verhouding tot de politiek. Dit kan eventueel tot gevolg hebben dat het publiek, tijdens verkiezingen, in

meerdere mate geïnformeerd en beïnvloed wordt door de media, dan door politici zelf. Mediatisering van de politiek, is in verschillende aspecten en subdomeinen te categoriseren (Strömbäck, 2008). De focus in dit onderzoek ligt op het subdomein media interventionism, ofwel de manier waarop media verslag doen over politieke berichten (Strömback & Esser, 2009).

Middels mediatisering verandert de rol van journalisten en de vorm van journalistiek. Journalisten zijn tegenwoordig hun oude rol van ‘doorgeefluik’ ontstegen en zijn autonomer dan voorheen (Cushion, Rodger & Lewis, 2014). Dit uit zich onder andere in berichtgeving van journalisten die opiniërend, suggestief of subjectief van aard is (Kuhn & Neveu, 2002). Dit is in strijd met de internationaal gevestigde ‘Code van Bordeaux’, die in 1954 door de internationale federatie van journalisten is aangenomen (“Code van Bordeaux”, 2013a; Deuze, 2005). In deze code worden verschillende werkwijzen beschreven waarvan verwacht wordt dat journalisten ze respecteren. De code bevat negen artikelen die functioneren als richtlijnen waar journalisten zich aan zouden moeten houden. De derde, en voor dit onderzoek meest relevante code, stelt dat journalisten hun berichtgeving alleen op feiten mogen berusten waarvan zij de bron kennen. Daarbij mag informatie niet achterwege worden gelaten en is vervalsing niet toegestaan (“Code van Bordeaux”, 2013b). Ondanks het feit dat de code in 1954 is opgesteld, erkennen nieuwsmedia en journalisten ook tegenwoordig nog het belang van deze richtlijn. Zo is de code een belangrijk onderdeel van het curriculum voor studenten journalistiek (Kovačič & van Putten, 2011) en zijn ethische mediacodes in Europa en de Verenigde Staten grotendeels gebaseerd op de Code van Bordeaux (McGarrah, Alvord, Martin & Haldeman, 2009). Daarnaast vormt de code een frame voor de Internationale Federatie van Journalisten. Een organisatie die zich in 120 landen inzet voor de belangen van journalisten en de naleving van de journalistieke en ethische codes (Rao en Lee, 2005). Naast de ‘Code van Bordeaux’, stelt ook de Raad van de journalistiek, in Nederland, dat van

(4)

onafhankelijk informeren (Voorhoof, 2012).

Een van de algemeen geaccepteerde basiseisen van een journalist is dus dat hij of zij objectief verslag doet van belangrijke gebeurtenissen in de samenleving en de wereld over het algemeen. Sommige nieuwsmedia leunen echter naar een linkse of rechtse politieke richting (Bennet & Iyengar, 2008). Deze rechtse of linkse voorkeur kan zich uiten in de journalisten werkzaam bij een nieuwsomroep. Het is zodoende aannemelijk dat hun verslaggeving over politieke kwesties enigszins subjectief van aard kan zijn. Een voorbeeld hiervan is

nieuwszender FOX News, uit de Verenigde Staten, dat door het publiek als conservatiever werd bestempeld als bijvoorbeeld CNN News (“Here’s how liberal…”, 2014). Een logische en uiteraard voorzichtige aanname is dat journalisten werkzaam bij een nieuwszender, zich waarschijnlijk aansluiten bij de politieke positie van hun werkgever.

In toenemende mate wordt echter de haalbaarheid van objectiviteit in twijfel gebracht. Journalisten houden zich tijdens verkiezingstijden bijvoorbeeld ook bezig met het in stand houden van een directe communicatie met het publiek via sociale media (Lewis, 2012; Lee, Kim, & Kim, 2015). Het informeren verandert op deze manier in communiceren en

interactieve activiteiten met het publiek. Hierdoor zou volgens Lee, Kim en Kim (2015) objectieve verslaggeving niet bestaan en slechts een nobel streven zijn. Belangrijk punt hierbij is dat de auteurs concluderen dat journalisten op deze manier van interactie, inderdaad een invloed uitoefenen op het stemgedrag van het publiek. Het tegenbeeld van de notie dat objectieve verslaggeving onbereikbaar is, wordt geleverd door Levendusky en Malhotra (2015). Zij zijn van mening dat nieuwsmedia en journalisten objectiviteit en waardevrije berichtgeving moeten najagen.

De onenigheid en conflict tussen verschillende auteurs over de objectiviteit van journalisten en de journalistiek, maken duidelijk dat er binnen de huidige literatuur een bijdrage nodig is over de wijze waarop journalisten berichtgeven. Het doel van dit onderzoek is het in kaart brengen van de mate van objectiviteit en/ of subjectiviteit van de journalist. Bij een hoge correspondentie tussen wat een journalist zegt en wat er “daadwerkelijk bestaat”, kan er gesproken worden van objectiviteit (Hanitzsch, 2007). De subjectiviteit van een journalistieke uitspraak kenmerkt zich door een uiting gebaseerd op persoonlijke

overtuigingen en meningen ter vervanging van vaststaande feiten (Kovačič & van Putten, 2011). Uit de resultaten van dit onderzoek kan blijken of er een toe- of afname is van opiniërende berichtgeving door journalisten. De onderzoeksvraag luidt:

(5)

“In hoeverre is er sprake van opiniërende verslaggeving tijdens de verkiezingscampagnes van 2012 in de Verenigde Staten en in Nederland? Welke verschillen zijn er te vinden tussen de twee landen?”.

Rekening houdend met de invloed van de media op het publiek, zal de berichtgeving van journalisten tijdens verkiezingen worden vastgesteld. Dit vanwege het democratische belang van verkiezingen en de invloed die de media indirect kunnen hebben op de uitslagen (Lee, Kim, & Kim, 2015). Mede om deze reden is waardevrije berichtgeving tijdens verkiezingen onmisbaar.

1.2 Maatschappelijke- en wetenschappelijke relevantie

De voorgestelde probleemstelling, dat journalisten een te grote afstand doen van hun objectiviteit, leidt volgens verschillende studies tot opzienbare gevolgen in de maatschappij zoals een indirecte invloed op de democratische samenleving door het publiek en kiezers te beïnvloeden op hun stemgedrag (Van Santen & Van Zoonen, 2009; Zeh & Hopmann, 2013). Zoals eerder toegelicht, hebben media samen met journalisten een duidelijke invloed op de samenleving. Dit uit zich in onder andere in kiezers die niet geïnformeerd zijn over het beleid van politici maar echter wel over persoonlijke kwesties van politieke actoren (Brants, De Vreese, Möller, & Van Praag, 2010) Daarnaast leidt media met een duidelijke mening, ook wel partisan media genoemd, tot polarisering in de samenleving (Bennett & Iyengar, 2008). Ter voorkoming van dergelijke gevolgen, is het maatschappelijk gezien dus van groot belang om na te gaan in hoeverre journalisten opiniërend te werk gaan. Vervolgens kan indien nodig en aan de hand van deze onderzoeksresultaten de wijze waarop journalisten verslag doen worden aangepast.

De wetenschappelijke relevantie en het streven van deze scriptie, is om de inconsistentie in de literatuur te verminderen Voornaamste doel hierbij is om met de resultaten van dit onderzoek te kunnen aantonen op welke manier of manieren journalisten hun eigen mening geven tijdens de berichtgeving over de verkiezingen. In de literatuur is geen eenduidige definitie over deze niet-traditionele wijze van verslaggeving door journalisten. Door auteurs wordt gesproken over interpretatieve journalisten (Mellado & Rafter, 2014; Esser & Umbricht, 2014; Salgado & Strömbäck, 2011), contextuele journalistiek (Fink & Schudson, 2014) en partisan media (Bennett & Iyengar, 2008). Doel van deze studie is om een eenduidiger en duidelijker definitie te geven aan de niet-traditionele wijze van verslaggeving van journalisten. Op die

(6)

manier kunnen studies met één definitie in het gevolg beter met elkaar worden vergeleken en is het in vervolgonderzoek in meerder mate mogelijk om op dit gebied vergelijkingen te maken tussen verschillende landen, culturen en tijdsperioden.

1.3 Verdere invulling thesis

In deze thesis zal na het huidige hoofdstuk in een theoretisch kader een uiteenzetting gepresenteerd worden van relevante literatuur over opiniërende verslaggeving door journalisten. In het theoretische kader zal, nog meer dan voorheen, de literatuur worden belicht en zullen aannemelijke hypothesen worden gevormd en voorgesteld. Daarna zal in de methodesectie de uitvoering van dit onderzoek worden uitgelegd. Hierna worden de resultaten gepresenteerd met vervolgens de conclusie waarmee het mogelijk is om de onderzoeksvraag te beantwoorden. Tot slot zal in de discussie worden stil gestaan bij de beperkingen van het onderzoek en hoe deze minder sterke punten in vervolgonderzoek kunnen worden

voorkomen.

2. Theoretisch Kader

In dit deel van de scriptie/ komend hoofdstuk) zal worden uitgelicht welke literatuur voor deze studie van belang is om te gebruiken. Aan de hand van de voorgestelde onderzoeksvraag en de verbanden die daarbinnen zullen worden onderzocht, wordt er een overzichtelijk kader gemaakt over vergelijkbaar en eerder onderzoek waaruit consistente en minder

overeenkomstige conclusies voort kwamen. Ten eerste zal de term mediatisering uiteen worden gezet en zal de rol van de journalist worden uitgelegd, daarna volgt een overzicht van vergelijkbare studies over journalistiek en media in verschillende Westerse landen. Daarna zal de term opiniërend verslaggeving specifieker worden gemaakt om op die manier het uitvoeren van een onderzoek te vergemakkelijken.

2.1 Mediatisering van politiek en medialogica

Het begrip mediatisering wordt in de literatuur beschreven als een proces waarbij de samenleving als geheel in toenemende mate afhankelijk wordt van de media en diens werkwijze wat betreft de verwerking van informatie (Hjarvard, 2008; Zeh & Hopmann, 2013). Beïnvloed door mediatisering kunnen sociale processen, zoals mondialisering en modernisering, verlopen op een wijze waarbij de belangen van de media worden begunstigd (Esser, 2013). In deze thesis zal verder worden ingegaan op mediatisering van de politiek. Bij

(7)

mediatisering van de politiek staat de invloed en macht van de media op de politiek centraal. Deze vorm van mediatisering uit zich onder andere in politici die minder toezien op de problemen van het land en zich meer concentreren op hun presentatie in de media (Kepplinger, 2002). Doordat politieke actoren zich aanpassen aan de behoeftes van massamedia, verliezen ze hun eigen macht aan het gezag van de media (Zeh & Hopmann, 2013).

Strömbäck (2008), beargumenteert dat de mediatisering van de politiek bestaat uit vier dimensies. De eerste dimensie omvat de mate waarin media de belangrijkste bron van

informatie zijn en de mate waarin media de belangrijkste bron zijn van communicatie. De tweede dimensie gaat in op de mate waarin media onafhankelijk zijn van andere sociale ( en dus ook politieke) instituties. De daaropvolgende dimensie heeft betrekking op media inhoud en de mate waarmee deze inhoud beheerst wordt door politieke- of media logica. De vierde dimensie richt zich op de politieke actoren en de mate waarin zij beheerst worden door media- of politieke logica. Verder in deze thesis zal beroep worden gedaan op de derde dimensie. Voor de beantwoording van de onderzoeksvraag is de derde dimensie het meest relevant omdat het betrekking heeft op de medialogica. De specifieke regels die media hanteren bij het selecteren, vormen en interpreteren van politiek nieuws of berichtgeving wordt medialogica genoemd (Esser, 2013). Bij medialogica is de inhoud van politiek nieuws een product van nieuwswaarden en format eisen van de media. Voornaamste reden is het aantrekkelijker maken van het nieuws voor het publiek (Takens, Van Atteveldt, Van Hoof, & Kleinnijenhuis, 2013).

Volgens Bergman (2013) resulteert medialogica in journalisten die partijdig zijn en een duidelijke richting hebben in hun verslaggeving. Daarentegen beweren Esser & Umbricht (2014) dat in de Verenigde Staten juist meer onpartijdige journalistiek wordt gevoerd.

Hetzelfde geldt volgens Kovavic & Van Putten (2011) voor Nederlandse journalisten. Zowel Amerikaanse als Nederlandse journalisten zijn in vergelijking met andere Westerse

democratieën waardevrij in hun berichtgeving, vergeleken met bijvoorbeeld journalisten afkomstig uit het Europees mediterraans gebied (Deuze, 2005; Esser & Umbricht, 2014; Takens et al., 2013)

2.1.2 Media interventionism

Een van de manieren waarop media verslag doen over politieke berichten, media

interventionism genoemd (Semeteko et al., 1991), is een van de subdomeinen van

(8)

hier wegen de belangen van de media zwaarder dan die van bijvoorbeeld de politiek (Van Hoof, Jacobi, Ruigrok, & Van Atteveldt, 2014). In het geval van media interventionism, beïnvloeden journalisten verkiezingen door bijvoorbeeld in eigen woorden verslag te doen van de verkiezingen (Schudson, 2001). Volgens Strömbäck en Dimitrova (2011) zijn er zes indicatoren waaruit blijkt dat de inhoud van politiek nieuws gevormd wordt door

journalistieke interventies: lengte sound bites van politici, mate journalistieke zichtbaarheid, mate waarin / hoe vaak journalisten laatste woord hebben (wrap up), lip flaps (journalist praat over politiek actor heen/ overlap), framen van politiek in strategisch spel en de mate waarin journalisten interpretatief te werk gaan.

Voornaamste punt van kritiek is dat alle artikelen nagenoeg hetzelfde onderwerp onderzoeken maar een andere definitie hanteren. Uit de literatuur blijkt dus dat mediatisering zich uit in verschillende indicatoren. De indicatoren die voor dit onderzoek het meest relevant zijn en dus terug zullen keren zijn: interpretatieve verslaggeving (Strömbäck & Dimitrova, 2011), mate waarin verslaggeving gebaseerd is op feiten (Kovavic & Van Putten, 2011),

subjectiviteit (Strömbäck, 2008) en de mate waarin journalisten tijdens de verslaggeving hun mening uiten (Schudson, 2001; Semeteko et al., 1991). Deze indicatoren samen zullen in deze thesis de definitie vormen van opiniërende verslaggeving.

2.2 Soorten journalistiek door de tijd

Voor de globale opkomst en intrede van het medium televisie tussen 1950 en 1960, waren journalisten onderhevig aan politici en politieke actoren. Journalisten hielden tijdens de berichtgeving rekening met de wensen van politici en waren wat de verslaggeving betreft descriptief (Albaek, Elmelund-Praestekaer, Hopmann, & Klemmensen, 2011; Fink & Schudson, 2013) . Voor 1950-60, hielden journalisten zich aan, wat Esser (2013) noemt, de politieke logica. De politieke logica kan gedefinieerd worden als gunstige berichtgeving over politieke actoren door journalisten en het behartigen van de belangen van politici (Esser & Umbricht, 2014; Van Zanten & Van Zoonen, 2009). Na de opkomst van de televisie veranderde deze verstandhouding doordat het publiek bij verslaggeving nu zag wat er gebeurde. De beschrijvende stijl van journalisten was daardoor overbodig (Zeh & Hopman, 2013) . Om geen terrein te verliezen op het gebied van concurrerende media, veranderde de focus van puur beschrijvende journalistiek naar ook interpretatieve journalistiek (Salgado & Strömbäck, 2011). Voorheen beantwoorde een journalist de vragen Wie, Wat, Waar, Waarom en Hoe. Nu kwam daar bij de vraag Waarom. Door een interpretatieve manier van

(9)

verslaggeving kon de waaromvraag worden beantwoord (Esser & Umbricht, 2014). En was er voor het publiek wel weer een reden om naar verslaggeving op televisie te kijken. Ander gevolg was ook dat politici zelf niet meer bepaalden wat de inhoud was van het nieuws. Fink en Schudson (2013) spreken van contextuele verslaggeving van journalisten. Volgens de auteurs houdt dit in dat de intentie van de verslaggeving ligt op het verklaren van oorzaken, waarom gebeurtenissen gebeuren. De focus ligt in dit geval niet op de gebeurtenis zelf. De auteurs spreken bij deze stijl van subjectieve accenten tijdens de verslaggeving omdat journalisten tijdens het verklaren van een gebeurtenis, zich vaak schuldig aan het uiten van hun mening. Ondanks dat een interpretatieve journalistieke stijl leidt kan leiden tot partijdige journalisten (Lewis, 2012), zijn verschillende auteurs het er over eens dat deze stijl te

verdedigen bij verslaggeving over inhoudelijke politieke kwesties (Esser & Umbricht, 2014; Zeh & Hopman, 2013). Daar tegenover staat dat een interpretatieve stijl niet te verdedigen is wanneer journalisten berichten over persoonlijke kwesties rondom een politieke actor. In het laatste geval ontkomt een journalist niet aan subjectieve uitingen (Albaek, et al., 2011)

2.2.1 Journalistieke rolpercepties

Begin twintigste eeuw begon in de Verenigde Staten wat nu gezien wordt als het begin van de journalistiek in zijn huidige theoretische vorm (Esser & Umbricht, 2014) . In die tijd ontstond voor het eerst een gedeelde manier van denken bij journalisten onderling. Dit hield in dat zij over dezelfde manier nadachten over de kerngedachten en betekenissen omtrent journalistiek (Fink & Schudson, 2013). Dit was het start van een nieuw paradigma genaamd, the hard-news

paradigm, met als uitgangspunt objectieve verslaggeving, een onafhankelijke houding en het

presenteren van verifieerbare feiten. De nieuwe paradigma verspreide zich in de loop der tijd naar Europa, ook Nederland (Esser & Umbricht, 2014; Van Zanten & Van Zoonen, 2009), In de jaren 1960-’70 kwam er een veranderslag in de manier waarop journalisten verslag deden over politiek nieuws (Fink & Schudson, 2013). Er kwam een verandering in de journalistieke cultuur in de zin van een agressievere en assertievere houding tegenover politieke actoren (Fink & Schudson, 2013). Daarnaast kwam het hard-news paradigm gedurende de jaren 70 onder druk te staan en werd beschuldigd van het voortrekken van elite bronnen en

begunstigen van gevestigde machten en politicy (Esser & Umbricht, 2014). Objectief berichten over politieke dilemma’s zoals Watergate op was een te beperkte manier van werken voor journalisten (Albaek, et al., 2011). Hierdoor was het nodig om het hard-news paradigm te vermengen met analytische en interpretatieve elementen. Dit stelde de journalist

(10)

in staat om een afstand te creëren van politieke actoren en om een kritische blik te werpen. Deze nieuwe versie van the hard-news paradigm, is een voorspelling van critici/observers dat interpretatie van journalisten zal leiden tot partijdigheid (Esser & Umbricht, 2014).

2.2.2 Experts

Interpretatie was te verdedigen wanneer journalisten uitleg wilde geven of betekenis bij verslaggeving van politieke kwesties. Na verloop van tijd en ook door Watergate in de

Verenigde Staten ontstonden er verschillende rolpercepties van journalisten. Een daarvan was de rol van een ‘watchdog’ (Hanitzch, 2011; Brants et al., 2010) . Deze rol kwam vooral door de overtuiging dat politici niet te vertrouwen waren op hun woord en dus gecontroleerd moesten worden door journalisten. Journalisten werden sceptischer en kritischer (Fink & Schudson, 2013) maar probeerden tegelijkertijd onafhankelijk te blijven. Dit vormde een uitdaging omdat er anderzijds, informatie nodig was over wat er gebeurde rondom politieke actoren.

Hier worden experts voor ingezet en gebruikt (Fetzer, Wiezman, & Reber, 2012). De overtuiging is hierbij dat onafhankelijke experts geen belangen hoeven te behartigen en een objectieve bron vormen. Zij zullen sneller dan politici op waarheid gebaseerde uitingen doen. Het publiek vertrouwt journalisten steeds minder en beschuldigd ze in sommige gevallen van subjectiviteit (Brants et al, 2010) Om hier iets tegen te doen, maken nieuwsomroepen liever gebruik van de kennis van experts dan die van journalisten. Net zoals sommige auteurs vermoeden (Fetzer, Wiezman, & Reber, 2012; Hopmann & Strömbäck, 2010), uit de expert de werkelijke mening van een journalist of nieuwsomroep. Indirect en dus via experts is er in dergelijke gevallen dan sprake van opiniërende verslaggeving.

Met het oog op het bovenstaande literatuur zijn de volgende hypothesen gevormd:

H1: De helft van de onderzochte nieuwsitems is er sprake van opiniërende verslaggeving. In de andere helft is er geen sprake van opiniërende verslaggeving.

H2: Journalisten met experts in de studio, zullen meer aan opiniërende verslaggeving doen dan journalisten zonder experts in de studio.

H3: Naarmate de verkiezingsdatum nadert zal in zowel de Verenigde Staten als in Nederland meer opinie zijn in de verslaggeving (gedurende de verkiezingen in 2012).

(11)

3. Methode

Middels een inhoudsanalyse is in dit onderzoek de nodige data verzameld. Deze thesis wordt verricht om te onderzoeken wat een journalist zegt, binnen welk context en met welk doel een journalist bepaalde uitspraken doet. De inhoudsanalyse is het meest geschikte

onderzoeksmethode voor de analyse van informatie- en communicatieboodschappen. Door gebruik te maken van deze techniek is het mogelijk om uitspraken te doen over de betekenis van informatie- en communicatieboodschappen vanwege een objectieve en systematische manier van analyseren (’t Hart, Boeije en Hox, 2009). Uitspraken van journalisten kunnen suggestief en subjectief zijn. Daarnaast is het mogelijk dat de meningen uiteen kunnen lopen wat betreft de betekenissen achter deze uitspraken. Een inhoudsanalyse stelt een

wetenschappelijke methode beschikbaar en elimineert subjectiviteit en vooringenomen assumpties, waardoor de validiteit van dit onderzoek gewaarborgd wordt.

3.1 Onderzoekseenheden

Naast de uitspraken van journalisten, wordt er stilgestaan bij de effecten van de media op de maatschappij. Om de invloed van de media op de maatschappij doeltreffend vast te kunnen leggen en meten, zullen de onderzochte eenheden nieuwsuitzendingen zijn. Dit omdat voor de meeste mensen televisie uitzendingen nog steeds de belangrijkste bron van informatie zijn (van Santen en van Zoonen, 2009; Levendusky en Malhotra, 2015). Om de effecten van de media vast te kunnen leggen is het aanvaardbaar om daarvoor een medium te kiezen dat door de meeste mensen in de maatschappij geraadpleegd wordt. Daarnaast worden Nederland en de Verenigde Staten vergeleken. Dit omdat beide landen, op sommige vlakken, vergelijkbare mediasystemen hebben. Zowel Nederland als de Verenigde Staten zijn westerse, welvarende landen met een democratisch politiek systeem. Daarnaast zijn er verschillen: in de Verenigde Staten is het nieuwsaanbod groter dan in Nederland en speelt het persoonlijke leven van journalisten een kleinere rol in Nederland dan in de Verenigde Staten (Wasserman en Rao, 2008). Daarbij zijn als onderzoeker de politieke en journalistieke systemen van deze twee landen bekender terrein in vergelijking met andere westerse landen. Hierdoor is het in meerdere mate mogelijk om de onderzoeksvraag op een juiste manier te beantwoorden door enige voorkennis. Ook waren er in beide landen verkiezingen in het jaar 2012.

(12)

De nieuwsuitzendingen van Nieuwsuur en PBS Newshour, vormen de sampling-eenheden. Dit omdat er simpelweg een selectie gemaakt wordt van nieuwsuitzendingen. De registratie-eenheden zijn de uitspraken en uitingen van journalisten in deze programma’s. In dit

onderzoek ligt de focus op de verslaggeving van journalisten. Met betrekking tot de

variabelen, gevormd in het theoretisch kader, zal geprobeerd worden iets te zeggen over de mate waarin journalisten opiniërend verslag doen. Daarom vormen de uitspraken en

opmerkingen van journalisten de registratie-eenheden. De hoeveelheid informatie die tijdens het coderen wordt meegenomen, de context-eenheid, beperkt zich tot een of twee zinnen die de journalist uitspreekt.

3.3 Selectie van materiaal

De onderzochte eenheden in deze inhoudsanalyse zijn uitzendingen van het

nieuwsprogramma Nieuwsuur en de tegenhanger uit de Verenigde Staten, PBS Newshour. Beide nieuwsprogramma’s zijn goed te vergelijken omdat ze op dezelfde manier in een uur de belangrijkste gebeurtenissen en nieuwsfeiten presenteren. Er is voor gekozen om deze

programma’s te onderzoeken, omdat deze programma’s zich bij uitstek profileren’ als een objectieve en informatieve nieuwsrubriek, die het nieuws presenteert vanuit verschillende standpunten van bijvoorbeeld journalisten en experts. Bij dit soort nieuwsuitzendingen zou het dan ook de verwachting zijn dat opiniërend nieuws het minst voorkomt van alle

nieuwsuitzendingen. Er is gekozen om de uitzendingen rondom de tijd van de verkiezingen in 2012 te analyseren. De onderzochte uitzendingen van Nieuwsuur zijn uitgezonden tussen 22 augustus en 12 september 2012. De uitzendingen van PBS Newshour zijn uitgezonden tussen 16 oktober en 6 november 2012.

3.4 Meetinstrument en Variabelen

De variabelen in dit onderzoek betrekking op de inhoudelijke en algemene gegevens van de nieuwsuitzendingen. In het codeboek worden eerst de algemene gegevens zoals datum, nieuwsprogramma en codeur genoteerd. Vervolgens worden de inhoudelijke gegevens genoteerd die betrekking hebben op de mate waarin een journalist objectief verslag doet. De journalistieke objectiviteit zal gemeten worden aan de hand van de variabelen:

meningsuiting, feitelijke berichtgeving, interpretatie, subjectiviteit en naamwoordelijk gezegde. Deze variabelen worden gemeten door drie codeurs met vergelijkbare

referentiekaders. Omdat elk onderzoek reproduceerbaar moet zijn (Wester & Van Selm, 2006), is de betrouwbaarheid belangrijk. Om de intercodeurbetrouwbaarheid te waarborgen

(13)

en zo hoog mogelijk te krijgen, zijn er verschillende codeer sessies gehouden om zowel het codeboek als het coderingsproces te verbeteren. In de regel is een Krippendorff’s Alpha van 0,8 een indicatie van een betrouwbare variabele. Een score lager dan 0,6 geeft aan dat er te grote verschillen zijn tussen de codeurs en dat het doen van uitspraken, wat deze variabele betreft, niet gegrond is.

Analyses

De dichotome variabelen meningsuiting, interpretatie, subjectiviteit en naamwoordelijk gezegde vormen uiteindelijk tezamen de dichotome antwoordschaal opiniërende

verslaggeving. Omdat de schaal dichotome antwoordmogelijkheden heeft is een

mokkenschaal analyse uitgevoerd om de betrouwbaarheid van de schaal te testen. Hieruit bleek dat de schaal, met een Loevinger H-coëfficiënt van 0,89, alleen te gebruiken was zonder de variabele feitelijke berichtgeving. Om deze reden maakt de variabele feitelijke

berichtgeving geen deel uit van de schaal opiniërende verslaggeving. Voor het testen van de hypothesen zullen de volgende toetsen worden uitgevoerd: toets op één proportie, de fisher-exact toets, een chi-kwadraat toets en een t-test voor onafhankelijke paren.

4. Resultaten

De bevindingen uit dit onderzoek hebben betrekking op nieuwsuitzendingen van het Nederlandse programma Nieuwsuur en PBS Newshour, de tegenhanger afkomstig uit de Verenigde Staten. Ter verduidelijking worden eerst de eenvoudige en univariate bevindingen, zoals gemiddelde scores, gerapporteerd, waarna de uitgevoerde analyses steeds

gecompliceerder worden in de vorm van bi- en multivariate resultaten. Daarbij zullen de resultaten gepresenteerd worden aan de hand de volgorde van de voorgestelde hypothesen.

4. 1 Toetsing hypothesen 4.1.1 Hypothese 1

De eerste verwachting was dat in zowel de Verenigde Staten als in Nederland, in ten minste 50 procent van de onderzochte nieuwsitems sprake zou zijn van opiniërende verslaggeving. Om deze hypothese te toetsen is een toets op één proportie worden uitgevoerd. Er is één dichotome variabele, opiniërende verslaggeving, en er wordt onderzocht of de verdeling in de steekproef overeenkomt met de verdeling in de populatie. Uit deze toets blijkt dat de

(14)

nieuwsitems waarin sprake is van opiniërende verslaggeving, minder dan 50% uitmaken, p= 0,042. Er is echter wel een significante uitkomst. Op dit gebied is de steekproef, onderzochte artikelen, dus niet representatief. Deze hypothese zal dus moeten worden verworpen.

4.2.2 Hypothesen 2

De tweede hypothese luidde: “Journalisten met experts in de studio, zullen meer aan opiniërende verslaggeving doen dan journalisten zonder experts in de studio.” Om deze verwachting te toetsen zal er gebruik worden gemaakt van de Fisher-exact toets. Er is sprake van een asymmetrisch verband tussen de variabelen ‘aanwezigheid expert’ en ‘opiniërende verslaggeving’. Voor beide variabelen geldt ook dat ze maar twee antwoordcategorieën hebben. Tussen de twee variabelen is geen significant verband, fisher-exact, p= 0,421. Ook hypothese 2 moet worden verworpen.

4.2.3 Hypothese 3

De derde hypothese luidde: “Naarmate de verkiezingsdatum nadert zal in zowel de Verenigde Staten als in Nederland meer opinie zijn in de verslaggeving (gedurende de verkiezingen in 2012).” Voor het toetsen van de derde hypothese, is een independent samples t-test

uitgevoerd. Om de mate van opiniërende verslaggeving te meten in de twee weken voor de verkiezingen en de week van de verkiezingen zelf, wordt nagegaan in hoeverre de opiniërende verslaggeving van journalisten toeneemt. De variabele week is hierin de nominale, grouping variabele. Uit de test blijkt echter dat gedurende de week van de verkiezingen, er minder sprake is van opiniërende verslaggeving van journalisten (M = 0,36, SD = 0,49) dan de twee weken voor de verkiezing (M = 0,40, SD = 0,50). De gevonden verschillen zijn echter niet significant, t(45) = 0,25, p = 0,80, 95% CI[- 0,26; 0,32]. De hypothese dat in zowel de

Verenigde Staten als in Nederland er meer sprake is van opiniërende verslaggeving tijdens de laatste week van verkiezingen, moet dus worden verworpen

Conclusie & Discussie

Het doel van dit onderzoek was te achterhalen in hoeverre journalisten opiniërend zijn in hun berichtgeving. Uit de literatuur blijkt namelijk dat journalisten als deel van de media een grote macht uitoefenen op het publiek, de samenleving en politici. Indirect kunnen journalisten tijdens verkiezingen, door stemmers te beïnvloeden, de democratische samenleving beïnvloeden door zijdeling te bepalen welk politieke partij de verkiezingen wint. Uit de

(15)

resultaten blijkt echter dat bij de onderzochte nieuwsitems weinig tot geen sprake is van opiniërende verslaggeving bij journalisten.

Literatuur

Aalberg, T., Papathanassopoulus, S., Soroka, S., Curran, J., Hayashi, K., Iyengar, S., Jones, P. K., Mazzoleni, G., Rojas, H., Rowe, D., & Tiffen, R. (2013). International tv news, foreign affairs interest and public knowledge. Journalism Studies. 14(3), 387-406. doi: 10.1080/1461670X.2013.765636.

Aitamurto, T. (2011). The impact of crowdfunding on journalism. Journalism Practice, 5(4), 429-445. doi: 10.1080/17512786.2010.551018.

Code van Bordeaux (n.d.). Opgehaald 20 maart, 2016, van

https://www.nvj.nl/wat-wij-doen/dossiers/ethiek/code-van-bordeaux/

Code van de Raad voor de Journalistiek (n.d.). Opgehaald 7 februari, 2016, van

http://www.rvdj.be/code-raad-voor-de-journalistiek

Cushion, S., Rodger, H., & Lewis, R. (2014). Comparing levels of mediatization in television journalism: An analysis of political reporting on US and UK evening news bulletins.

International Communication Gazette, 76(6), 443–463.

doi:10.1177/1748048514533860

Dainton, M. & Zelley, E.D. (2014). Applying communication theory for professional life.

Thousand Oakes,CA: Sage.

Deuze, M. (2005). What is journalism? Professional identity and ideology of journalists reconsidered. Sage Publications, 6(4), 442-464. doi: 10.1177/1464889405056815. Esser, F. (2013). Mediatization as a Challenge: Media Logic Versus Political Logic. In H.

(16)

Democracy in the Age of Globalization and Mediatization. Basingstoke: Palgrave

Macmillan.

’t Hart, H., Boeije, H., & Hox, J. (2009). Onderzoeksmethoden. Den Haag: Boom lemma.

Here's How Liberal Or Conservative Major News Sources Really Are

(n.d.). Opgehaald 15 februari, 2016, van http://ww.businessinsider.com/what-your- preferred-news-outlet-says-about-your-political-ideology-2014-10?IR=T

Hjarvard, S. (2008). The mediatization of society: A theory of the media as agents of social and cultural change. Nordicom Review, 29(2), 105-134.

Kuhn, R., & Neveu, E. (Eds.). (2002). Political Journalism: New Challenges, New Practices. Routledge.

Lee, N. Y., Kim, Y., & Kim, J. (2015). Tweeting public affairs or personal affairs? Journalists’ tweets, interactivity and ideology. Journalism, 12(3), 1-20. doi: 10.1177/1464884915585954.

Levendusky, M., & Malhotra, N. (2015). Does media coverage of partisan polarization affect political attitudes? Political Communication, 19(1), 25-42. doi:

10.0280/105816095.20151038455.

McKnight, D. (2010). A change in the climate? The journalism of opinion at news corporation. Journalism, 11(6), 693-706. doi: 10.1177/1464884910379704. Sandu, F., & Mihaela, L. (2011). The ethical fundamentals of the responsibility of the

journalist. Journal of Media Research, 4(1), 33-43.

Wasserman, H., & Rao, S. (2008). The glocalization of journalism ethics. Journalism, 9(2), 163-181. doi: 10.1177/1464884907086873.

Wester, F. & Van Selm, M. (2006). Inhoudsanalyse als systematisch-kwantificerende

werkwijze. In: F. Wester, K. Renckstorf & P. Scheepers (eds.), Onderzoekstypen in de communicatiewetenschap, Dordrecht: Kluwer, pp121-140.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Maar iets dat massa heeft, hoe gering ook, moet gevoelig zijn voor de zwaartekracht.. In 1960 slaagden de natuurkundigen Pound en Rebka erin dit idee van Einstein experimenteel

WERK UITVOERING IN le wijk Europarei. De plannen voor deze herinrichting zijn samen met de bewoners opgesteld in de zoge- naamde werkateliers. Tot het ein- de van dit jaar worden

Nuijten: ‘En als iemand toch gaat vissen, is dat makkelijker te achterhalen.’ Wat haar opvalt, is dat jonge onderzoekers vaak niet goed op de hoogte zijn van wat op en over de

Deze ambitieniveaus bieden een terugvaloptie Het verdient aanbeveling om het ambitieniveau naar beneden bij te stellen als onvoldoende voldaan kan worden aan de voorwaarden voor

Maar Jei, Monsieur, die ons hier dus voor dwaazen scheld, Roept weêr een uit den hoop, en zoekt door uw geweld Ons te over schreeuwen, waar zult ge uw bewyzen haalen, Dat de Acties

Mevrouw Van der Putten-Dings kon, net als haar moeder, de liedjes die zij hoorde meteen onthouden: ‘Als ik een paar keer een liedje had gehoord dan kende ik het ook en dan had ik het

Docenten Nederlands moeten goed voorbereid zijn voor de discussie over deze constructie Moet de docent ‘echter is het’. wel

delijkheid pas nemen als hem goede (lees: betrouwbare, vindbare en relevante) informatie wordt verstrekt door de dienstverlener. Daarbij mag de dienstverlener uitgaan van de