• No results found

Aangepast doseringssysteem herbiciden in wintertarwe : kosten soms te verlagen tot 50 %

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Aangepast doseringssysteem herbiciden in wintertarwe : kosten soms te verlagen tot 50 %"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

P R A K T I J K D N D E R Z D E K

P L A N T Sc D M G E V I N G

b ^ b c ^

Aangepast doseringssysteem

herbiciden in wintertarwe

Kosten soms te verlagen tot 50 %

ing. M.G. van Zeeland, ing. H.W.G. Floot, dr. ir. R.Y. van der Weide

De kosten en milieubelasting van onkruidbestrijding in wintertarwe kunnen soms

worden teruggebracht door met aanzienlijk lagere doseringen te spuiten. De

effec-tiviteit van een lagere dosering wordt in belangrijke mate bepaald door grootte en

soort van de onkruiden en de mate van afharding op het moment van spuiten.

Daarnaast is ook de standdichtheid van het gewas belangrijk.

Inleiding

Het kritisch doseren van herbiciden kan bijdragen aan een kostenverlaging en een verminderde milieubelasting zonder dat daar het bestrijdingsresultaat onder lijdt. Ook in een

gewas als wintertarwe, waarin relatief weinig middelen wor-den gebruikt, is het de moeite waard om effectiviteit en

kosten van de bespuiting naast elkaar te zetten. Kennis van de stand van het gewas en de onkruidpopulatie is daarbij een vereiste.

In een aangepast doseringssysteem zijn verschillende gang-bare en experimentele herbiciden in wintertarwe toegepast. De middelen werden getest op afgehard en op niet afgehard onkruid. In eerste instantie is gekeken naar de effecten van de verlaging van de dosering op het gehele aanwezige

onkruidbestand. Daarnaast is specifiek gekeken naar de bestrijding van veelknopige onkruiden, zoals perzikkruid, zwaluwtong en varkensgras.

Proefopzet en uitvoering

Op drie proeflocaties van PPO-AGV, Valthermond (humus zand, +/- 10 % o.s.), Kollumerwaard en Nagele (klei, +/- 2 % O.S.), zijn in drie opeenvolgende jaren (1999-2001) drie dose-ringen Ally/Starane met en zonder Verigal D getest (zie tabel

1).

In het laatste jaar zijn Primus en een experimenteel middel in het onderzoek meegenomen.

Per spuittijdstip werd voor de bespuiting de onkruidbezet-ting en de grootte van de onkruiden waargenomen. Aan de hand van de weersomstandigheden werd daarbij de mate

van afharding bepaald. "Niet afgehard onkruid" wordt

getypeerd doordat het in de periode kort voor de bespuiting over voldoende vocht heeft kunnen beschikken en het groei-zaam, niet te warm weer is geweest. Het onkruid wordt als "afgehard" beschouwd wanneer het een aantal dagen warm en/of schraal weer is geweest of wanneer gedurende meer-dere dagen sprake is van vochtgebrek.

Kort voor de oogst werd het effect van de bespuiting waar-genomen door per veld het aantal planten per onkruidsoort per m2 te bepalen.

De proeven zijn in volledig geward blokkenproef in drie her-halingen aangelegd.

Muur in wintertarwe.

(2)

Kleefkruid in wintertarwe.

Resultaten en discussie

Onkruidbezetting

Tabel 1 geeft per jaar en locatie de voorkomende onkruid-soorten en de mate van afharding op het tijdstip van spuiten weer. In 1999 en 2001 waren de aantallen onkruiden in met name Nagele, Kollumerwaard en Valthermond voor de

bespuitingen aanvankelijk hoog. Kort voor de oogst was op de onbehandelde velden het aantal onkruiden echter fors afgenomen (zie tabel 2). In 2001 is in Valthermond het

meeste onkruid verstikt. In alle jaren was er bij muur en kleefkruid een grote variatie van de grootte van de den van kiemplant tot 10 cm. Toch zijn ook de grote onkrui-den voor een deel verstikt. In 2000 waren de aantallen veel-knopige onkruiden te laag om bestrijdingspercentages te berekenen. De proefpercelen waren zo gekozen dat er wei-nig grassen voorkwamen en er dus geen specifieke grassen-bestrijding nodig was.

Effecten

In 1999 werden met name in Nagele goede bestrijdingseffec-ten gevonden voor de halve en kwart doseringen. Toevoeging van Verigal D aan deze lage doseringen gaf in Kollumerwaard een sterke verbetering van het bestrijdingseffect.

In 2000 waren in Kollumerwaard muur en kleefkruid de meest voorkomende soorten.

De bestrijding van muur liet bij de laagste dosering Ally/ Starane (met en zonder Verigal D) op afgehard onkruid te wensen over. Voor kleefkruid gaven de hele en halve dose-ring een goede bestrijding.

In 2001 bleek in Kollumerwaard op niet afgehard onkruid de combinatie Ally/Starane zeker tot een kwart van de dosering te kunnen worden verlaagd. Dit was voor deze locatie en jaar ook op afgehard onkruid mogelijk. Het relatief lage bestrij-dingspercentage van 85 % voor de halve dosering

Ally/Starane in Valthermond was te wijten aan het voorko-men van een plek met extra grote dichtheden op één van de veldjes (heterogeniteit in het proefveld).

Voor de bestrijding van veelknopigen was in 1999 de bestrij-ding in Nagele beter dan in Kollumerwaard. Een kwart dose-ring Ally/Starane (met en zonder Verigal D) gaf nog een

bestrijdingseffect van 90% (op zwaluwtong)

In Kollumerwaard werd met name varkensgras met de lage dosering onvoldoende bestreden. Voor een goede bestrijding van enigszins afgehard veelknopig onkruid in 2001 was in Valthermond toevoeging van Verigal D aan de kwart dosering Ally/Starane nodig.

Over de jaren heen blijkt dat ook met lagere doseringen

Ally/Starane een goede bestrijding kan worden uitgevoerd. Toevoeging van Verigal D is echter noodzakelijk indien ere-prijs, duivekervel, perzikkruid, zwaluwtong of varkensgras voorkomen. Bij hogere doseringen worden perzikkruid en varkensgras goed door Ally/Starane bestreden.

De dosering van de nieuwe combinatie Primus/Verigal D kon niet worden verlaagd. Primus is qua werkingspectrum iets smaller en de milieubelastingspunten voor water en bodem zijn vergelijkbaar met Ally/Starane. Primus geeft minder uit-spoeling naar het grondwater. Met alleen Primus wordt ook melganzevoet, akkerviooltje en hoenderbeet niet voldoende bestreden.

Toevoeging van Verigal D aan Primus kan voor de bestrijding van deze en eerder genoemde soorten nodig zijn. Wat de

prijs betreft is Primus/Verigal D concurrerend met de lagere doseringen Ally/Starane/Verigal D.

Conclusies

Een goed ontwikkeld gewas wintertarwe kan de onkruiden die in het voorjaar kiemen bijna volledig verstikken.

Onkruiden die voor en tijdens de winter kiemen zoals duist, kleefkruid, ereprijs, muur en kamille zullen in een open gewas in het vroege voorjaar meer kansen krijgen. Bij een laat gezaaid gewas kunnen de onkruiden zich langer ontwik-kelen. Wanneer een dicht gewas verwacht wordt zal bestrij-ding van soorten die nog in het voorjaar kiemen (melganze-voet, perzikkruid, zwaluwtong en varkensgras) minder noodzakelijk zijn.

Verlagen van de standaarddosering tot een kwart van de

dosering Ally/Starane is zeker mogelijk onder gunstige spuit-omstandigheden (niet afgehard en enigszins klein onkruid) en voor gevoelige onkruidsoorten. Onder ongunstige omstan-digheden is een kwart van de dosering Ally/Starane echter onvoldoende. Afhankelijk van de voorkomende onkruiden is toevoeging van Verigal D gewenst. Een verlaging van de

kosten op herbiciden in wintertarwe tot 50 % is hierdoor mogelijk.

(3)

cN G "d u R R *t c

e

3

1

M U JU *v Öß R £ <u • M ON ON ON * d Ö 0 S u u £ *d R CS U u o u u /> O u R R

a

ut S U ••-> U Ö OH U Ö d U U N Ö R ÖJD i — i U V ' ^ R •M C/5 t l -d Ui U A *d •1-1 P u >y *d N U U Os 75 R U ÖJD C/3 Ö U > i + •<H

I

ra • I M Ë O U

e

ON CU Ë G U S rd u R r-ON NO ON ON 00 ON h- r^ xh ON X ON o x ^c ^ K ^ ON ON ON ON h M \ 0 ON ON NO H I A r-H ON X ON ON ON (N \ Û h ON ON X 1^ ON ON X N^I ON ON X X ON X O ^H ON ON NO Al IA ^ ON ON X A l ON CA X \Q NO (N ON ON ON ON - IA ffl h ^ ON ON h -X ON. ON l A ON ON ci ÖJD •i—i u V -a G O N G V o o CU CA) O U O CQ Al u

'S

<N t4 in ON WD ON g CU

ai S

d •3 C/3 u u *d u X! U o - *d u

a

u

s s

R R d

1

• ^ R $ R U ÖJD - M R R U • M C/3 CD R u ÖJD C/3 Ö U u R U a u u u * a' u R c R U Ë U Ë U O rd u OH R X (N en . S

•S

R R -C U U O* • i H U U CA> O -d u R -d u u X O X ON ON. IA ON r- (N ON. ~ r^ (N ^H x ON ON l^ » ON »A ON O o ON ^ t ON ON O O V A r^ S ON (M eu -a G (R JG U r- x l A Al o o o o ON ON U U G G R R R R Uj C/Î cy^ (R —' —' ^ X ^ o" o^ + + 1 — 1 — I < e? ÖJO ÖJD O «A CA i—i U G R UH R •i—> CA CN U G R U R 4—> en ON ON ON U G 2 R +-> CA CN + > . 1—H < ÖJD I A K + >? ÖJD I A 1—1 ÖJC G ^ > cO i—i + + < — i < ÖJD VA K ON r A CN ^ X ^

o2

R *R ÖJ0 op 'C P*" lA

+ t

Q S2 d -^ G S R H - a öß - r ^ u CL > •"' VA i^ I A r-o r-o r-o + cT o^ TD • • H G G O -o u R X3 u U (U G -O II G U ÖJD G +-» • • P H G R G G U CA) G •i—i N CA) ÖJD •i-H G U + •a R - G U ,ÖJD ^—i R II + CA) ÖJD O r\ <J V -o u c\ > 4—» ^ ! ÖJD G •i—< i — « U *d U X! / PPO-Bulletin Akkerbouw 2001 - nr. 4

(4)

G ci et V X3 Ui O +-> Ui O G V OJD G

a

t/3 U X -o Ui O O > S o i—i u

a

u G O G M 4-» G ci M* »•H

I

U ci ci ü t i * 15 ^ ^ X G <U ci • M £ 13 $_l PS PS V

e

I

0 ON ON ON ci rH O O CM S Q ^ T3 a 0

a

u V X +•* P - * ^ > l A ON 5 « PS £ © ^ X r-m r-PS X > QJ

a

ci ,G r i V OJD r i G u u u u a G U - M CA3 OJD O O U O o o <N 0

a

•d ö 0

a

u 0> 43 • M H | l 3 U ci ci ^ IT\ M

S

^ o X \ CM ^ r^ M <H CS rH CM ^3 OJD ^ ci M X CM V • M +-» 0 0 u OJD

o o £: - o

m CfS O rH » ^ 2 O CN m 00 CN 00 r n m h -^ S h" -^ -^ oo m m ^ m \0 m CN \0 h -00 ^ CN Xh o ^ o o ^ I T \ O N CN CN m ^ X « o r-- ir . ^ X h - X o ON ra en H

s

u

a

V • 1 — < i2

s

u

a

^ X l X ) 2 Nt- ^ I I I I

a s a s

D l» U D ^ J * M ^

a s

"3 '3 "S u •i—< N U U Q , G O u U H N 75 ci u OJD 75 G

•g

ci > m CM ^ f m t > CM C\ CT; S ci rG U H ci V U G aj "Ö G O > V u G es IT\ X rH X m i—< C\ ° X X h -X M h - X l > m es G v ÖJD _ G "ci ^ 4-> i > G ci G ci ci 4—1 V X I G ci > ci ,G U-i ci U H • i — i G U V G u • 1 — < G C/5 OJD T5 u <^\ w O > +-» u O (N OJD G U X ) -a u O ci u • 1—1 N U V

a

G V G OJD u ci ci ^ 1 u -M

I

G O O u u G C/5 OJ • » H ci O CD • • • * - ( • G N G V • 1—1 1 J -a u O U O O > v3 ci 4-> c/5 G g O) O , 'S S

H

3

o S

2 c

OJD qj T5 v u G G J J > — < x : u 05 U > V G ci ci U V V X u / ^ > o

2

T3 • ( — » 75 V OJD O

a

S ci V ^4 C<1 G v G \ ON ON G V "O • T - l G u M G O OJD ••»H a o G 1 J > OJD ci <w G Ü u

a

75 OJD G 75 CG en u ci ci B

ä

O \4 + o o C4 Ö 0 u X 13 u ci

s

â

0 ON C N ON a; OJD ci Z + +

s

rH

a

B B C N B S u u O. ci x r i 'OJD Ö ••H 13 u ci ci a ci > 3 9 m o S O 5 ON ON ^ X

^ 2

d 2

m m o in oo h c\ h m ON x ON O r- \o m h - ON ON | \ CN O rH ^ 1 ON [ \ \Q ON X NO T-i \Q \o ON m K ON \c \o o r^

S 9 oo S ^

5 2 x 2 ON

^ 2 ^

ON 2 ON 15 OJD • H U ci OJD • ^ u m + S " ^ v . 15 4 _ i G ci ci -a -a G ci X V X G O G ci u ci C/3 — H X . r—\ >—' + ^ ^ OJD O m G ci u ci • M C/D F M ^ ^ f ^ ^^^ + ! > Ï — H OJD m r—( G ci S_i ci 4 — » VD — - 4 m O^ + >p

3

OJD i n K V G ci u ci 4—i CA) *™«4 ^ —T ^ ^ + x> < OJD m T - H G ci u-ci C7D • ( m O^ + ^ % OJD m K G u M G -o u ci G u OJD G U C M .OJD 75 ci 4-» • H G G <U 75 G • i — i N 75 OJD • i—i G V + u ci X (U ci G 75 OJD O c V 10 u O > u OJD c l 3J V OJD 1 3 U-i V-i ci o • i i**i " qj + X

(5)

ttecxb

P R A K T I J K D N D E R Z D E K

P L A N T Sc D M G E V I N G

Niet-kerende grondbewerking in

de strijd tegen watererosie

ing. P.M.T.M. Geelen

In Zuid-Limburg is recent belangstelling ontstaan voor niet-kerende grondbewerking.

Dit omdat het de watererosie zou beperken. In 2000 hebben PPO-agv en DLV

hier-naar onderzoek gestart, dankzij financiering door de provincie Limburg, HPA en

het waterschap Roer en Overmaas. Op vier proefvelden worden diverse varianten

vergeleken. Daarnaast wordt op een tiental praktijkpercelen een strook niet-kerend

vergeleken met gangbare grondbewerking.

Kenmerken

Bij niet-kerende grondbewerking blijft de ploeg in de schuur. Er kunnen diverse andere bewerking worden uitgevoerd om de bodem zaaiklaar te maken, van zeer intensief woelen tot alleen een zaaivoortje maken. Op diverse plaatsen zowel

binnen als buiten Europa heeft niet-kerende grondbewerking om uiteenlopende redenen ingang gevonden. Bij deze wijze van grondbewerking kan in minder werkgangen het veld zaaiklaar worden gelegd. Ook kan vaak de grondbewerking en het zaaien in één werkgang worden gecombineerd (zie ook kadertekst). Het vraagt daardoor minder arbeidsuren en energie. Het zou wind- en watererosie beperken en

water-conserverend werken. Een rijker bodemleven, zowel in aantal als in soort zou erdoor ontstaan. Daar staat tegenover dat de bewerking veel trekkracht kan vragen en tot een toename van onkruid en schadelijke insecten en slakken kan leiden.

Duitsland

/

Onder vergelijkbare weersomstandigheden en grondsoort zijn in Duitsland goede ervaringen opgedaan met de werking van dit systeem in de strijd tegen erosie. Omdat het bouw-plan daar echter nogal afwijkt van het Nederlandse is aanvul-lend onderzoek nodig. In Zuid-Limburg worden aardappelen geteeld en is het percentage granen in het bouwplan lager

Grote belangstelling bij de demonstratie te Wijnandsrade in het voorjaar van 2000 waarbij diverse werktuigen werden getoond, die ploegen overbodig maken.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Om de eerste twee onderdelen van place, materiële vorm en de betekenis en waarde, afzonderlijk van elkaar te kunnen beschrijven is een splitsing gemaakt tussen de kenmerken

Heeft u een inrit voor uw auto naar uw eigen terrein en u heeft daarvoor geen vergunning?. Dan kunt u deze aanvragen via

Seksuele voorlichting voorafgaand aan een huwelijk Jan: “Ik trouwde toen ik 27 was. Mijn meisje had van haar vader een boek gekregen: ‘Het sexueele leven van den Mensch’

De vele goede docenten die er altijd geweest zijn leren hun leerlingen veel meer dan het maken van de sommetjes die op het examen verwacht kunnen worden.. Het is volgens mij niet

is due to noise from the night sky background (NSB) light, whereas the flatter part at higher thresh- old values is due to cosmic-ray showers. These two components can be fit by

Calling also correlated positively with work engagement and organisational commitment, demonstrating that the more that nurses view their work to be a calling, the more likely

In an attempt to address this research gap, this study proposes (1) to identify the most prevalent metaphors currently used in South Africa’s national HIV/AIDS education policy

• Minder aandacht voor kernwaarden sociaal werk, het tegengaan van ongelijkheid en bevorderen van sociale cohesie. • Herbezinning op