• No results found

Ontwikkeling snelle diagnostiek stengelaaltjes

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ontwikkeling snelle diagnostiek stengelaaltjes"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Stengelaaltjesrassen in bolgewassen

BloembollenVisie 3 april 2003, nummer 7 21

Het aantonen van het quarantaine-organisme tulpenstengelaaltje duurt

momenteel minstens 3 maanden. Hierdoor kunnen pas laat beslissingen

genomen worden over verdachte partijen en de percelen waar deze

bolge-wassen op geteeld zijn. PPO werkt daarom aan snellere toetsen opdat veel

sneller bekend is om welk ras van het aangetroffen stengelaaltje het gaat.

Voor deze biotoets werd een druppel water met 50-100 aaltjes opgebracht op een weefselkweekplantje van tulp. Na drie weken werd gekeken naar het aan-tal aaltjes. Als de aaltjes zich vermeer-derd hadden tot 500-2.000 exemplaren was sprake van het tulpenstengelaaltje. Er zijn ook weefselkweekplantjes van hyacint gebruikt om zo het hyacinten-stengelaaltje te kunnen onderscheiden. In 2003 wordt getracht ook weefselk-weekplantjes van narcis in te zetten om zo de verschillende stengelaaltjesrassen, voorkomend in bolgewassen te onder-scheiden.

Naast de biotoets is een DNA-toets opgezet. Er is een stukje DNA gevon-den van het tulpenstengelaaltje dat alleen bij dit ras voorkomt en niet bij narcissen-, hyacinten-, en (tot zover getest) uienstengelaaltjes. Ook bij andere stengelaaltjesrassen, afkomstig van aardappel en luzerne, werd dit stukje DNA niet aangetroffen.

Voor deze DNA-toets werden geïsoleer-de en gezuivergeïsoleer-de stengelaaltjes stukge-sneden onder steriele omstandigheden onder de microscoop en in een reactie-vaatje gebracht. Hierin werd dan de DNA-toets (PCR) uitgevoerd, waarbij alleen het stukje unieke tulpenstenge-laaltjes-DNA wordt vermenigvuldigd tot meetbare hoeveelheden. Dit stukje DNA is dan zichtbaar te maken als een wit bandje op een gel: als dit zichtbaar wordt bevat het monster het tulpen-stengelaaltje! Deze toets is, inclusief de isoleer- en zuiveringsstappen van de aaltjes uit plantmateriaal, binnen twee tot drie dagen uitvoerbaar. Dit betekent een aanzienlijke tijdwinst. Om zeker te zijn van de betrouwbaarheid van de DNA-toets moeten er dit jaar nog veel meer monsters getest worden. dekt met watjes. Drie maanden worden

de zo behandelde tulpenbollen onder geconditioneerde omstandigheden bewaard. Als een duidelijke toename van het aantal aaltjes wordt vastgesteld gaat het om het tulpenstengelaaltje. Drie maanden is eigenlijk te lang om nog de goede bedrijfsmaatregelen te kunnen treffen.

NIEUWE TOETSEN

PPO is begonnen met de ontwikkeling van een alternatieve biotoets om moge-lijk de tulpenboltoets van de PD op ter-mijn te vervangen. Voor deze nieuwe toets worden weefselkweekplantjes gebruikt. Tulpenstengelaaltjes bleken zich namelijk snel te vermeerderen op deze weefselkweekplantjes.

ONDERZOEK

AALTJES

BloembollenVisie 3 april 2003, nummer 7 20

TEKST : JOOP VAN DOORN, TREES HOLLINGER, KHANH PHAM, ANNE SOPHIE VAN BRUGGEN, PPO SECTOR BLOEMBOLLEN, LISSE

HENNY VAN EWIJK-WESSELS EN LOES DEN NIJS, PLANTENZIEKTENKUNDIGE DIENST

FOTO : PPO

Het stengelaaltje (Ditylenchus dipsaci) is een quarantaine-organisme in bloem-bollen. Dit betekent dat als deze nema-tode wordt aangetroffen op een bloem-bollenbedrijf, de partij bollen behandeld of vernietigd moet worden. Het betref-fende perceel mag de eerste tien jaar niet meer voor bloembollenteelt gebruikt worden, of moet ontsmet worden.

Voor de bepaling van het tulpenstenge-laaltje hanteert de Plantenziekten-kundige Dienst (PD) de tulpenboltoets: gezuiverde stengelaaltjes uit ingezonden monsters van bolgewassen (bijvoorbeeld narcis of hyacint) worden op een tul-penbol gebracht. Hiertoe is een stukje van de bol opgeruwd met schuurpapier en na opbrengen van de aaltjes

toege-OVERIG

STENGELAALTJES-ONDERZOEK PPO

Verspreidingsmechanismen van stengelaaltjes

Naast het vermelde project houdt PPO zich ook bezig met de mechanismen van de verspreiding van stengelaaltjes op bedrijven. Gekeken wordt naar de aanwezigheid van stengelalen in schuurstof op bedrijven die een besmetting hebben gehad, de over-leving van stengelaaltjes in onkruiden en de overover-levingsduur van stengelaaltjes bij verschillende waardplanten in de grond.

Kruisingen tussen aaltjesrassen

Ook wordt onderzoek gestart om mogelijke kruisingen tussen de verschillende sten-gelaaltjesrassen in bloembolgewassen vast te stellen.

Verbeteren warmwaterbehandeling

Een nieuw belangrijk probleem lijkt ontstaan te zijn bij de warmwaterbehandeling (“koken”) van narcissenbollen ter bestrijding van het narcissenstengelaaltje. Er zijn aanwijzingen dat er minder temperatuurgevoelige populaties van dit stengelaaljesras bestaan die niet afdoende gedood worden door 4 uur 47oC. Bovendien mag er geen formaline meer worden toegepast bij het “koken” van bollen. PPO tracht te achter-halen of hitteresistentie voorkomt bij narcissenstengelaaltjes en of dit middels DNA-technieken is op te sporen. Verder wordt een nieuw project gestart om een beter toe-pasbare warmwaterbehandeling te ontwikkelen door voorweken van de bollen te ver-vangen door langer koken.

Ontwikkeling snelle diagnostiek

stengelaaltjes

TOETSVERGELIJKING

Een belangrijk aspect voor de invoering van een nieuwe toets, zeker als het gaat om een quarantaine-organisme, is de validatie. De nieuwe toets minstens zo betrouwbaar zijn als de bestaande toets. Daarom zijn in 2002 monsters, verdacht van stengelaaltjes en opge-stuurd naar de PD in Wageningen, ook naar PPO in Lisse gestuurd. De bio-toets met weefselkweekplantjes werd uitgevoerd zoals vermeld. De DNA-toets kwam pas in de loop van 2002 beschikbaar; niet alle monsters zijn hiermee getoetst.

PD en PPO hebben onafhankelijk van elkaar de monsters getoetst. Gebleken is dat de resultaten van de biotoets en

(tot zover getest) de DNA-toets goed overeenstemden met de uitslagen, ver-kregen door de PD met de tulpenbol-toets.

Niet alles verliep in dit eerste testjaar vlekkeloos. De geïsoleerde stengelaaltjes uit monsters bleken maar kort in leven te houden buiten het plantmateriaal. Ook vond uitval plaats van weefselk-weekplantjes door schimmelinfecties. Uiteraard zijn er verbeteringen doorge-voerd voor de nieuwe serie toetsingen. In 2003 zal de verdere validatie in nauwe samenwerking met de PD wor-den uitgevoerd.

Het onderzoek is gefinancierd door het Productschap Tuinbouw

STENGELAAL

WAT GEBEURT ER?

Als op een bedrijf stengelaaltje wordt aangetroffen moeten ver-dachte monsters naar de PD worden gestuurd, de officiële instantie die uitsluitsel geeft of het om tulpen-stengelaaltjes gaat of niet. De PD gebruikt daarvoor de tulpenbol-toets. Na drie maanden is vast te stellen of het gaat om tulpenlaaltjes, en niet om andere stenge-laaltjes. Deze overige stengelaaltjes-rassen hebben een veel minder brede waardplantenreeks en zijn min of meer gebonden aan de bol-gewasgroep waar zij hun naam aan ontlenen.

Maatregelen Op een perceel met

stengelaaltjes mogen tien jaar geen vatbare bolgewassen worden geteeld. Na tien jaar wordt het teelt-verbod opgeheven. Als speciale maatregelen zijn getroffen, kan het teeltverbod korter zijn, bijvoorbeeld grondontsmetting en/of rooien met een bollenkneuzer.

Partijen bollen (behalve tulpen) met een vastgestelde stengelaaltjesbe-smetting moeten worden behandeld met een warmwaterbehandeling. Als voorbeeld: bij narcissenbollen is dit, na een voorweektraject, 4 uur 47oC. Tulpenpartijen moeten vernietigd worden. Warmwaterbehandeling van tulpen is niet mogelijk. De bol-len lopen ernstige spruitbeschadi-ging op.

Weefselkweekplantje van hyacint, aangetast door het tulpenstengelaaltje. De epidermis (opperhuid) is losgeraakt doordat het weefsel eronder door de aaltjes is weggevreten.

1. Tulpenstengelaaltje

breed waardplantenbereik (o.a. Tulipa, Narcissus, Hyacinthus)

2. Narcissenstengelaaltje

Narcissus, Hippeastrum, Galanthus en andere verwante gewassen

3. Hyacintenstengelaaltje

Hyacinthus, Muscari, Chionodoxa en andere hyacintachtigen

4. Uienstengelaaltje

Krokus Grote Gele, Allium

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Groen licht en een oplopend lichtregime verminderden het aantal sprongpogingen per beer niet in vergelijking met normaal licht (zie Figuur 1).. Het vergroten van het

Groen licht, een oplopend lichtregime, een gro- ter totaal hokoppervlak (24 dieren in plaats van 12 dieren in een hok; 1 m 2 leefoppervlak per dier) en een schuilwand in het

golden retriever op de leeftijd van elf maanden, waarop volgende milde afwijkingen reeds zichtbaar zijn: zones met een verminderde opaciteit in beide femurhalzen, “slipping” van

Op basis van deze keuzes, is vervolgens voor alle datasets geanalyseerd voor hoeveel species of genera de (voedings)interventie per tijdstip, per darmdeel een significant

In deze proef werd nagegaan of veel of weinig luchten gecombineerd met een normale bemesting en een 3-voudige bemesting invloed zou hebben op de groei van het gewas en de

Neemt men tevens in aanmerking dat in de jaren 1959 en 1961 door de zeer slechte groei geen leverbare bollen konden worden verkregen van de objecten 13°, rasterloods en 17°, dan is

O p het Laboratorium voor Bloembollenonderzoek is een methode ontwik- keld waarmee tulpen binnen 6 à 7 weken na het planten tot bloei kunnen worden gebracht; men spreekt dan

Ook de Gezondheidsraad (2012) concludeert in haar advies aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport dat het niet bekend is tot welke afstand mensen in de omgeving