• No results found

Plotinus tegen de gnostici: een onderzoek naar het traktaat II.9 [33]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Plotinus tegen de gnostici: een onderzoek naar het traktaat II.9 [33]"

Copied!
71
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Plotinus tegen de gnostici

een onderzoek naar het traktaat II.9 [33]

Masterscriptie Griekse en Latijnse Taal en Cultuur Universiteit van Amsterdam

Scriptiebegeleider: dr. Ch.A.M. Hupperts

Aantal woorden hoofdtekst: ca. 16.500 (exclusief citaten + vertaling)

(2)

Inhoudsopgave:

Inleiding 4-6

Hoofdstuk I: De geschiedenis van de gnostici 7-16

1a. Inleiding: de ontdekking in Nag Hammadi………7-8 1b. De oorsprong van de gnostici……….8-10 1c. De Syrische-Egyptische school………..10-11 1d. De school van Valentinus………..11-12 1e. De school van Thomas………...12 1f. Mani en de mandaeërs………12-13 1g. De term ‘gnosticisme’………13-15 1h. De tijdsgeestvan het proto-orthodoxe christendom………...15 1i. De tijdsgeest van ‘an Age of Anxiety’………15-16 1j. De tijdsgeest van de gehelleniseerde en Romeinse wereld……….16

Hoofdstuk II: De Nag Hammadi geschriften 17-30

2a. Inleiding op de Nag Hammadi geschriften……….17-18 2b. De diversiteit van de geschriften ………...18-19 2c. Het Apocryphon van Johannes (NHC II.1, III.1, IV.1)………...19-20

2d. Zostrianus (NHC VIII.1)………...20-22 2e. Allogenes (NHC XI.3)………..23-25

2f. Een uitleg van de gnosis………..25-26 2g. De dreiging die uitging van de gnostici………..27-28 2h. De belangrijkste tegenstanders………...28-30 Hoofdstuk III: Een nadere beschouwing van Enn. II.9 [33] 31-45 3a. De samenhang van de traktaten 30 tot en met 33………...31-32 3b. De argumentatie tegen de gnostici……….32-33 3c. Een opdeling van de Geest……….33-35 3d. De val van de Ziel………..35-37 3e. De verachting van het aardse………..37-39

(3)

3f. De arrogantie van de gnostici……….39-40 3g. De ontkenning van de goddelijke hemellichamen……….40-41 3h. Nieuw taalgebruik………..41-42 3i. De belediging van de goddelijke filosofen……….42 3j. De immoraliteit van de gnostici………..43 3k. Magie en toverspreuken………...43-44 3l. Samenvatting van de argumentatie……….45

Hoofdstuk IV: De overeenkomsten tussen Plotinus en de gnostici: kwaad en materie 46-54 4a. Dualistische systemen………....…46-48

4b.Het kwaad en de materie in de gnostische geschriften…………..…....48-49 4c. Het kwaad en de materie in de filosofie van Plotinus…………..…….49-50 4d. Een spiegel als metafoor van de materie………..……….50

4e. Twee soorten van materie………..………....51 4f. Plato’s werken de Timaeus, de Phaedrus en het Symposium…...51-52 4g. Conclusie van de overeenkomsten………..…...52-53

Hoofdstuk V: De overeenkomsten tussen Plotinus en de gnostici: de weg naar het Ene 54-59

5a. De negatieve kenmerken van het Ene………54-55 5b. De positieve kenmerken van het Ene……….55-56 5c. Unio mystica………...56-59 5d. Conclusie van de overeenkomsten ……….59

Conclusie 60-62

Bibliografie 63-66

(4)

Inleiding

Διδακτέον οὖν αὐτούς, εἰ εὐγνωμόνως ἀνέχοιντο, τίς ἡ φύσις τούτων, ὡς αὐτοὺς παύσασθαι τῆς εἰς τὰ τίμια λοιδορίας ἣν εὐχερῶς ποιοῦνται ἀντὶ πολλῆς προσηκόντως ἂν γενομένης εὐλαβείας. Hun moet dus geleerd worden, als ze het welwillend zouden toelaten, wat het wezen van die dingen is, zodat ze ophouden met de beledigingen van waardige zaken, die zij gemakkelijk uiten, terwijl veel voorzichtigheid passend zou zijn.1

Plotinus, de neoplatoonse filosoof uit de derde eeuw n.Chr. voelde zich bedreigd door de gnostici, aanhangers van een mystieke-religieuze stroming. De gnostici waren een aparte sekte binnen het christendom en zij claimden geheime kennis te bezitten en andere overleveringen van de verhalen over Jezus. Ze werden de gnostici genoemd om ze te kunnen onderscheiden van het latere christelijke orthodoxe geloof. De naam van het gnosticisme is afgeleid van het Griekse woord γνῶσις dat de betekenis heeft van ‘onderzoek, kennis, inzicht’. Het desbetreffende werkwoord dat ermee samenhangt is γιγνώσκειν of (latere vorm) γινώσκειν, ‘leren kennen, kennen’. Roelof van den Broek stelt dat γνῶσις aanvankelijk in de Griekse wereld alleen rationele kennis betrof, als product van de geest (νοῦς) en het verstand (λόγος), maar dat in de loop der eeuwen, binnen religieuze kringen, de betekenis verschoven is en dat het woord γνῶσις tevens gebruikt wordt voor godskennis en innerlijke verlichting.2 In de inleiding van The Gnostic

Gospels schrijft Elaine Pagels dat er twee verschillende vormen van gnōsis zijn: enerzijds rationele, wetenschappelijke en reflectieve kennis en anderzijds het kennen door observatie en ervaring.3 De laatst genoemde vorm van kennis is de betekenis van gnōsis die de gnostici

gebruiken en die we kunnen vertalen met inzicht en intuïtieve zelfkennis. Deze zelfkennis is sterk verbonden met het inzicht in de ware natuur van de mens en het goddelijke als ultieme realiteit.4 Agnosten doen juist geen uitspraak of God al dan niet bestaat. In de eerste eeuwen na

Christus was het christendom nog sterk in ontwikkeling en behoorde het tot een van de vele sektes of cultussen die toen populair waren. Pas in 380 n.Chr. werd het door Theodosius de Grote tot officiële staatsgodsdienst gemaakt. De geschiedenis van het vroege christendom is van

1. Enn. II.9.8.4-7.

2. Vgl. v.d. Broek (2010), p. 18. 3. Vgl. Pagels (1979), p. 18. 4. Vgl. Pagels (1979), p. 18.

(5)

belang om te begrijpen wie deze gnostici waren en waarom ze een bedreiging vormden, niet alleen voor Plotinus, maar ook voor de andere vormen van het christendom. Plotinus zelf was zeer vertrouwd met de klassieke filosofie, vooral met het denken van Plato en Aristoteles. De leermeester van Plotinus, Ammonius Saccas, was de stichter van een nieuwe Alexandrijnse school van platonisten en werd als een grote autoriteit gezien. Hoewel Plotinus in Egypte geboren was (rond 204 n.Chr.), heeft hij daar niet zijn gehele leven gewoond. Nadat hij mee was geweest op een veldtocht naar het Oosten samen met keizer Gordianus, is hij uiteindelijk in Rome terecht gekomen waar hij ook les ging geven. Inhoudelijk had de leer van Plotinus een andere nadruk dan Plato, omdat er sprake was van een geringere belangstelling voor politiek. Hij zag zichzelf echter niet als vernieuwer, maar als een trouwe interpreet van Plato. Tegenwoordig wordt hij gezien als de eerste neoplatonist, omdat Plotinus nieuwe en eigen interpretaties aan de leer van Plato toevoegde.

Plotinus’ voornaamste doel was te laten zien hoe de mens weer terug bij zijn bron kan komen, het Ene. Deze mystieke eenwording ervoer hij viermaal, volgens de getuigenis van zijn leerling Porphyrius en in de periode dat Porphyrius bij hem was. Daarmee zou Plotinus als eerste Griekse filosoof zowel mysticus als μυσταγωγόςgenoemd mogen worden.5 Het enige werk van Plotinus

dat is overgeleverd, zijn de Enneaden, bestaand uit zesmaal negen traktaten, door Porphyrius samengesteld. Één traktaat is speciaal gewijd tegen de gnostici, Enn. II.9 [33] en vormt samen met drie andere traktaten een geheel.6 De hoofdvraag van deze scriptie luidt: waarom voelde

Plotinus zich aangevallen en genoodzaakt om het traktaat tegen de gnostici te schrijven? Het is dan belangrijk om te weten wie de gnostici waren. In hoeverre de ideeën van Plotinus verschilden van die van de gnostici en wat hadden ze met elkaar gemeen. Deze vragen hoop ik te beantwoorden door niet alleen het traktaat zelf te bestuderen, maar ook door de literatuur over mystiek in het vroege christendom te raadplegen.

Het eerste hoofdstuk zal gaan over de ontstaansgeschiedenis van de gnostici en het tijdsbeeld van de eerste eeuwen n.Chr. met de opkomst van het christendom en de gnostiek, zodat het duidelijker wordt wie de mensen waren die we gnostici noemen. Wat was er zo bijzonder aan de gnostici dat Plotinus er een traktaat over schreef? Waarom vormden de gnostici een bedreiging voor Plotinus en voor andere religieuze groeperingen? Was de dreiging die Plotinus voelde

5. Vgl. Ferwerda (1984), p. 18.

(6)

terecht? Deze vragen zullen behandeld worden in het eerste en tweede hoofdstuk. Hoofdstuk twee zal ook gaan over de inhoud van de gnostische leer en de diversiteit van de Nag Hammadi Codices. De gnostische teksten Zostrianus en Allogenes zullen besproken worden, die Plotinus zeker gekend moet hebben, omdat Porphyrius deze noemt in Het leven van Plotinus.7 In het

derde hoofdstuk zal de samenhang tussen de verschillende traktaten tegen de gnostici besproken worden en wat de betekenis of waarde ervan is met betrekking tot de rest van Plotinus’ oeuvre. Het belangrijkste gedeelte van hoofdstuk drie zal echter de inhoud van traktaat 33 behandelen. Er wordt dan dieper ingegaan op de argumentatie van Plotinus tegen de gnostici. Of deze argumentatie terecht is, kan vervolgens getoetst worden aan de hand van de teksten van de gnostici zelf. Er kan dan ook uitgezocht worden wat de verschillen en eventuele overeenkomsten zijn tussen hun beschouwingen. Dit zal in de laatste twee hoofdstukken besproken worden door middel van een vergelijking van onderwerpen die van belang zijn in de filosofie van Plotinus en in de leer van de gnostici. Hoofstuk vier zal gaan over het kwaad en de materie en hoofdstuk vijf over de unio mystica en het Ene. Door deze onderwerpen te onderzoeken, probeer ik meer begrip te krijgen van Plotinus’ wereldbeeld en hoe dit zich verhoudt ten opzichte van het wereldbeeld van de gnostici.

De kennis over de gnostici is tweeledig: aan de ene kant zijn er de bronnen van de tegenstanders, zoals Plotinus en aan de andere kant de teksten van de gnostici zelf. Eeuwen lang waren de gnostische teksten in het geheim bewaard gebleven, totdat er in 1945 in Nag Hammadi, Egypte, dertien papyruscodices (boeken) werden ontdekt. Dat betekent dat de kennis over de gnostici voor die tijd voor het grootste gedeelte bestond uit beschuldigingen van de orthodoxe christenen, die elke vorm van ketterij probeerden uit te roeien.8 De beschuldigingen waren vaak bedoeld om

de gnostici belachelijk te maken en de eenzijdige informatie vervormde het beeld van de gnostici. Uit de gnostische geschriften blijkt dat de opvattingen van de gnostici veel gevarieerder zijn dan de andere bronnen doen vermoeden. De papyruscodices, gevonden in Nag Hammadi, zijn daarom van onschatbare waarde voor het onderzoek naar de ontwikkeling van het vroege christendom en laten zien wie de gnostici echt waren.

7. Vgl. Ferwerda (1984), p. 52.

8. Vóór de ontdekking in Nag Hammadi waren maar enkele gnostische fragmenten bekend, zoals de Griekse fragmenten van het Evangelie van Thomas, het Evangelie van Maria Magdalena en de Wijsheid van Jezus Christus. Zie R. v.d. Broek (2010), p. 26. Deze Griekse teksten konden daarna vergeleken worden met de Koptische teksten gevonden in Nag Hammadi.

(7)

Hoofdstuk I: De geschiedenis van de gnostici

1a. Inleiding: de ontdekking in Nag Hammadi

Het stadje Nag Hammadi ligt in Opper-Egypte naast het gebergte Djebel-el-Târif, ongeveer honderd kilometer ten noorden van Luxor, waar de Nijl in een lus stroomt. Aan de rechteroever zijn suikerrietvelden rondom de dorpen Debba, El-Quasz en Es Sayyad. Aan de linkeroever ligt Nag Hammadi. Aan de overkant van de Nijl ten noordoosten van Nag Hammadi wordt het landschap gedomineerd door een grote klip van kalksteen die de vlakte omgrenst. In dit gebergte bevinden zich meer dan 150 grotten, waarvan een gedeelte werd gebruikt als grafmonument, sommige al 4.300 jaar geleden. De grafholtes in het middengedeelte zijn van de farao’s uit de 6e

dynastie (c. 2347-2216 v.Chr.) en aan de voet en in het bovenste gedeelte bevinden zich graven uit de Grieks-Romeinse tijd. Naast deze begraafplaats ligt een ruïne van een klooster gesticht door de heilige Pachomius in de vierde eeuw, op de oude plaats genaamd Sheneset-Chenoboskion.9 De aartsbisschop van Alexandrië, Athanasius, had in het jaar 367 een paasbrief

doen uitgaan met een opsomming van de Canonieke teksten, die nu samen het Nieuwe Testament vormen. De monniken uit dit Pachomius klooster vreesden voor excommunicatie omdat hun geschriften als apocriefe boeken werden bestempeld. Daarom hadden ze deze teksten begraven, nauwkeurig verstopt in een kruik, niet ver van het klooster aan de voet van het bergmassief. Het duurde bijna zestienhonderd jaar voordat ze bij toeval werden ontdekt.

Er wordt beschreven dat op het zuidelijke gedeelte van het kerkhof in december 1945, een boer genaamd, Muhammad Ali Al-Samman, een inwoner van een van de nabijgelegen dorpen, een aarden kruik heeft gevonden met daarin oude geschriften van papyrus. De kruik bevatte dertien papyruscodices in leer gebonden en acht losse bladzijdes van het dertiende boek. In totaal waren dat 52 geschriften waarvan 45 origineel en de overige dubbel waren. Samen bezaten deze geschriften meer dan duizend pagina’s nieuwe tekst.10 Voordat deze teksten gepubliceerd konden

worden, ging een hele periode vooraf, waarin de papyruscodices in de handen kwamen van verschillende personen die allemaal hun eigen belangen hadden met de geschriften. Ik zal een

9. Vgl. Puech en Quispel (1954), pp. 5-6.

10. Vgl. Robinson (1977) pp. 21-22. Afgekort wordt ernaar verwezen met NHL (Nag Hammadi Library) of NHC (Nag Hammadi Codices).

(8)

beknopte samenvatting geven van de geschiedenis van deze codices.11 Al-Samman had, na de

toevallige ontdekking in de woestijn, de vondst van papyruscodices mee naar zijn huis genomen, waar een aantal papyrusvellen in het vuur van de huishaard verloren zijn gegaan.12 Vlak na de

vondst kreeg hij de kans om de moord op zijn vader te wreken en uit angst voor de politie, verstopte hij de codices. Na de bloedwraak werd een gedeelte van de teksten voor weinig geld verkocht en op de zwarte markt illegaal verhandeld. Een ander gedeelte kwam terecht in het Koptisch museum in Caïro. Gilles Quispel, een professor uit Utrecht en een kenner op het gebied van de gnosis, speelde een belangrijke rol in de onderhandelingen van de aankoop van Codex I, die uit Egypte naar Amerika was weg gesmokkeld. In 1952 is deze codex (de codex Jung) gekocht door Quispel met het geld van de Jung Foundation. De publicatierechten van de andere codices in het Koptisch museum werden streng bewaakt, omdat er een grote concurrentie was tussen wetenschappers om als eerste de teksten uit te geven. Met de hulp van de organisatie UNESCO werd er in de jaren zestig een internationaal comité van wetenschappers opgericht om de Nag Hammadi Codices te vertalen. Tien jaar later kwam de eerste uitgave (een fotografische editie) tot stand, zodat de teksten beschikbaar werden voor verder wetenschappelijk onderzoek. 1b. De oorsprong van de gnostiek

Er zijn meerdere theorieën ontwikkeld om te verklaren wat de oorsprong van het gnosticisme is. Een exact antwoord geven is moeilijk, aangezien er nog geen wetenschappelijke consensus is in het debat over het fenomeen gnosticisme. Veel aannames over de herkomst van de gnostiek blijven speculatief, omdat er niet genoeg betrouwbare bronnen zijn overgeleverd over dit onderwerp. Het traditionele beeld was dat van een religieuze beweging, ontstaan (los van het christendom) in de eerste twee eeuwen van de jaartelling en in dezelfde periode als de opkomst van het christendom. De gnostiek als een aparte religie en later vermengd met het christendom of als een andere aparte vorm van het jodendom of het christendom, behoren tot de verschillende opties.13 Er is getracht de oorsprong van het gnosticisme te vinden in oosterse religie, in joodse

religie en platonische filosofie.14 Er kunnen drie benaderingen onderscheiden worden in het

11. Zie voor de uitgebreide versie van het verhaal over de teksten, die gevonden zijn in Nag Hammadi, appendix 1. 12. Volgens Robinson zouden de verloren fragmenten mogelijk komen uit Codex XII. Vgl. Meyer (2005), p.17. 13. Vgl Brakke (2010), p. viii.

14. Vgl. King (2005), p. 7: ‘Gnosticism as a category served important intellectual aims, defining the boundaries of normative Christianity – especially with reference to Judaism – and aiding colonialism by contrasting Gnosticism as an Oriental heresy with authentic Western religion.’ Vgl. Marjanen (2008), p. 208: ‘according to Bousset and Reitzenstein “Gnosticism” was a pre-Christian religious movement which had its roots in ancient Persian religion and which also underlay many early Christian conceptions.’ Vgl. Pearson (2007), p. 19: ‘the most plausible way of

(9)

onderzoek naar de oorsprong van de gnostiek: 1. het kijken naar de bronnen van de (christelijke) tegenstanders zoals bijvoorbeeld Iraeneus (heresiological approach), 2. het bestuderen van de kenmerken (typological approach) en 3. het onderzoeken of er (groepen) mensen waren die zichzelf gnostici noemden (self-designation approach).15

De Nag Hammadi Codices zijn rond het midden van de vierde eeuw opgeschreven.16 De

gnostiek is echter geen uitvinding van die tijd, maar er ging een ontwikkeling van een paar eeuwen aan vooraf. De gnostiek ontstond in dezelfde tijd als het christendom, maar het is mogelijk dat de gnostiek (net als het christendom) voortkomt uit het jodendom en daarom ouder is dan het christendom. Direct bewijs voor een pre-christelijke vorm van gnosis is er niet, hoewel er wel veel aanwijzingen zijn die duiden op een voedingsbodem (of tijdsgeest) waarin de gnostische ideeën zijn ontstaan. Syrië, Alexandrië en Rome zijn belangrijke plaatsen die steeds terug zullen komen. Het meest opvallende kenmerk van het gnosticisme is de veelvormigheid door een samensmelting van het gedachtegoed uit deze verschillende culturen. Dit wijst op het syncretisme dat eigen is aan de Hellenistische wereld.17 Om de herkomst van de gnostiek te

reconstrueren, moeten we eerst een aantal personen en stromingen kort bespreken die misschien de voorlopers van de gnostici waren. De Joodse filosoof Philo van Alexandrië (ca. 20 v.Chr. – 50. n.Chr.) probeerde door middel van allegorische interpretaties de Bijbel in overeenstemming te brengen met Griekse filosofie. Zijn theorieën hadden een grote invloed op latere filosofen en christelijk interpreten.18 Hoewel Philo geen gnosticus was, laten zijn ideeën op

veel punten een voorafschaduwing zien van het gnostische gedachtegoed.19 Volgens de

kerkvaders was Simon Magus uit Syrië de eerste gnosticus.20 Hij zou net als Jezus een volgeling

of leerling van Johannes de Doper zijn geweest.21 Na zijn studie in Alexandrië werd hij in Rome

explaining these dependencies (Platonist philosophy and Jewish religion) is to posit a Jewish origin of Gnosticism, involving Jews who had imbibed a good deal of Greek philosophy.’

15. Zie Marjanen (2008), pp. 204-208. Williams legt uit: Pearson volgt de typological approach en Layton de self-designation approach. Zie Marjanen (2005), pp. 63-76.

16. Vgl. Meyer (2005), p. 35. 17. Zie Wilson (1955), p. 201.

18. Philo meent dat God onzijdig, transcendent en onbegrijpelijk is. Het scheppende beginsel van god is de λόγος. Zie Wilson (1974), p. 184.

19. Behalve het feit dat Philo geen gnosticus was, verschilde hij ook van de Joden uit zijn tijd. Vgl. Quispel (2004), p. 340: ‘Niet dat hij een gnosticus was. Hij was een van de rijkste mensen van Alexandrië en leed niet onder de ballingschap ver van zijn vaderland. Hij leed ook niet aan de wereld, zoals de gnostici (unde malum, vanwaar het kwaad?). Maar uit zijn talrijke geschriften is op te maken, dat andere Joden in Alexandrië dat wél deden. En daar is de veelbesproken en omstreden oorsprong van de Gnosis te vinden.’ Zie ook Wilson (1955), p. 196.

20. Vgl. Filoramo (1990), p. 3.

(10)

een directe concurrent van de apostel Petrus.22 De religieuze beweging rondom Johannes de

Doper zou geïnspireerd kunnen zijn door de joodse sekte der Essenen, hoewel daar geen direct bewijs voor is.23 Het ritueel dopen is een belangrijk thema in de gnostische literatuur. De

reiniging zou kunnen voortkomen uit het idee dat het aardse slecht is en het ‘lichaam de tombe van de ziel.’24

De gnostiek is ook zeker beïnvloed door de joodse en Egyptische magie en astrologie.25

Een belangrijk voorbeeld van de Egyptische magie is de hermetische gnosis.26 Verder zijn veel

namen uit de mythen van de gnostici van joodse oorsprong, waardoor het vermoeden groter wordt dat de gnostiek niet alleen afkomstig is uit Egypte, maar ook uit Syrië en Judea.27 Het

gnosticisme is geenszins een uniforme stroming en het is zeer lastig om vast te stellen wat de relaties tussen de verschillende stromingen zijn. Hoewel de diversiteit van het gnosticisme dus zeer groot is, zijn er globaal de volgende stromingen te onderscheiden: de Syrische-Egyptische school, de school van Valentinus, de school van Thomas, de school van Mani en van de

mandaeërs.

1c. De Syrische-Egyptische school

De gnostici die tot de Syrische-Egyptische school behoren, worden sethianen genoemd. De sethiaanse gnostiek wordt vaak beschouwd als de vroegste en de klassieke vorm van het gnosticisme, waarvan het ontstaan terug gaat op de eerste eeuw n.Chr. of misschien zelfs eerder.28 De mythen bestaan uit een combinatie van het joodse scheppingsverhaal uit het Oude

Testament en platonisme. Het Bijbelse scheppingsverhaal krijgt nu een herinterpretatie: de schepper van de aarde is een kwade en jaloerse god en daarboven staat de ware en goede god. De laatst genoemde god wordt het onuitsprekelijke Ene genoemd. De wereld is ontstaan door een

22. Vgl. Wilson (2003), p. 513.

23. De Essenen worden vaak geassocieerd met de sekte in Qumran, waar de Dode-Zeerollen gevonden zijn. De belangrijkste kenmerken van deze sektariërs waren een apocalyptische literatuur, rituele reiniging, ascese en vegetarisme. Volgens Quispel is het mogelijk dat Johannes de Doper een Esseen was. Vgl. Quispel (2004), p. 186. Wilson noemt naast Philo, de Essenen als de mogelijke voorlopers van de gnostici. Vgl. Wilson (1955), p. 196. 24. Dit is een hele oude gedachte die al in het pythagorisme en orphisme voorkwam. Zie Quispel (2004), p. 68. 25. Vaak ging het dopen (met geheime wachtwoorden) in verschillende stadia die correspondeerden met de planeten.

26. De hermetica komt uit hetzelfde intellectuele milieu als de gnostici (Alexandrië) en heeft veel verwantschap met de gnostiek. Gezien de omvang van dit hoofdstuk laat ik de hermetische gnosis buiten beschouwing. Vgl. Wilson (1955), p. 180.

27. Vgl. Wilson (1955), p. 207. Vgl. Meyer (2005), p. 36.

28. Rasimus (2010) in J.D. Turner en K. Corrigan (eds.), p. 82. De geschriften Zostrianus, Allogenes en het Apocryphon van Johannes vallen onder de noemer sethiaanse gnostiek.

(11)

kosmische fout in de goddelijke wereld. Net als Plotinus maken deze gnostici gebruik van de emanatietheorie: uit de onkenbare godheid stromen goddelijke entiteiten voort die eonen worden genoemd. De laatste eon is Σοφία en met haar begint de schepping van het kwaad en de aardse wereld.29

De belangrijkste figuur uit de mythen van de sethiaanse gnostici is Seth. Hij is niet de Egyptische god Seth, maar de derde zoon van Adam en Eva uit het Oude Testament. Deze gnostici geloofden dat Seth hun verlosser was en dat Jezus een incarnatie was van de hemelse Seth. Zij zagen zichzelf als de uitverkoren, omdat ze meenden afstammelingen te zijn van Seth. In de sethiaanse gnostiek komen ook begrippen voor die belangrijk zijn voor het orthodoxe christendom: zoals de λόγος en de drie-eenheid. Het Apocryphon van Johannes is de belangrijkste tekst van sethiaanse gnostici. De werken Zostrianus en Allogenes vertonen duidelijke platonische invloeden. Vooral in deze stroming zoek ik de tegenstanders van Plotinus. 1d. De school van Valentinus

Valentinus (ca. 100-160 n.Chr.) kwam uit Alexandrië en hij werd een befaamde gnostische leraar in Rome. Zijn school kreeg veel aanhangers en volgens zijn vijanden was Valentinus zeer begaafd en welbespraakt. Valentinus was zelfs bijna bisschop van Rome geworden, maar de Romeinse kerk kreeg onenigheid met hem. We weten weinig van zijn verdere leven, omdat hij 15 tot 20 jaar in Rome verbleef, maar daarna is verdwenen.30 Hoewel de school van Valentinus

in Rome veel leerlingen had, ook ten tijden van Plotinus, lijkt het traktaat van Plotinus Πρὸς τοὺς Γνωστικούς meer gericht te zijn tegen radicalere vormen van het gnosticisme (zoals het sethianisme).31 In tegenstelling tot de andere anonieme evangeliën die gevonden zijn in Nag

Hammadi, is het Evangelie der Waarheid vrijwel zeker een authentieke tekst van Valentinus.32

De school van Valentinus had een gelijksoortige mythologie als de sethianen, maar in het Evangelie der Waarheid is de verlossing door Christus het centrale thema. Het valentinianisme is tevens de meest christelijke vorm van gnostiek.33 In het mythologische systeem van Valentinus

29. Zie voor het uitgebreide verhaal van Σοφία p. 49. 30. Vgl. Lewis (2013), p. 63.

31. Vgl. Sinnige: ‘Omdat de valentijnse gnosis veel mildere en menselijke overtuigingen volgt op ethisch gebied, is er reden om aan te nemen dat de tegenstanders van Plotinos zich niet uitsluitend binnen de kring der valentinianen hebben bevonden. Dit argument op grond van de ethica sluit aan bij voorlopige conclusies, door Puech getrokken uit het handschriften bestand van Nag’ Hammadi’. Zie Sinnige (1981), p. 40.

32. Vgl. Slavenburg en Glaudemans (2004), pp. 82-83. 33. Vgl. v.d. Broek (2010), p. 189.

(12)

krijgt de oorsprong van alle dingen de benaming ‘de eeuwige ongeboren Vader’, die uit drie delen bestaat 1. βυθός (diepte), 2. σιγή (zwijgen) en 3. ἔννοια (goddelijk bewustzijn).34

1e. De school van Thomas

Hoewel er koptische teksten van het evangelie van Thomas in Egypte gevonden zijn, komt de tekst oorspronkelijk uit Edessa in Mesopotamië.35 Deze stad lag op de grens van het Romeinse en

Parthische rijk en stond in verbinding met de zijderoute naar China. Volgens een traditie ging Thomas via Edessa verder naar het oosten tot aan India om zijn geloof te verspreiden. Zoals het proloog vermeldt, zou dit apocriefe evangelie (NHC II.2) geschreven zijn door Judas Thomas Didymus, met wie de apostel Thomas wordt bedoeld. Het evangelie bestaat uit 114 deels onbekende uitspraken van Jezus. Uit het onderzoek naar deze uitspraken is gebleken dat slechts twintig procent van deze λόγοι echt van Jezus afkomstig zijn.36 Over de datering is veel

gediscussieerd, maar de meeste wetenschappers plaatsen het geschrift rond 140 n.Chr.37 Dit

evangelie refereert naar een sterke ascetische traditie in het christendom die veel voorkwam in Syrië en in Egypte.38

1f. Mani en de mandaeërs

Mani (ca. 216–277 n.Chr.) was een profeet en de stichter van een christelijk-gnostische wereldreligie die zeer invloed rijk is geweest.39 In de jaren 1902-1914 zijn er in manichese

kloosters langs de zijderoute in China duizenden geschriften gevonden in een zeventiental talen en dialecten.40 In Egypte zijn koptische teksten van manicheeërs gevonden die opvallend

christelijk zijn.41 Van Augustinus hebben we veel informatie over het manicheïsme, omdat hij

ruim tien jaar een toehoorder van de manicheeërs is geweest.42 Door de Keulse Mani-Codex

weten we dat Mani opgroeide in een joodse sekte in Syrië.43 Het evangelie van Thomas is

belangrijk geweest voor de profeet Mani, die zichzelf ook als een apostel van Jezus beschouwde.

34. Vgl. Sinnige (1981), 41.

35. Vgl. Quispel (2004), p. 50. Niet alleen in Nag Hammadi, maar ook in Oxyrhynchus was al rond 1900 het evangelie van Thomas ontdekt.

36. Vgl. Slavenburg en Glaudemans (2004), pp. 258-259. 37. Vgl. Slavenburg en Glaudemans (2004), p. 257. 38. Vgl. Slavenburg en Glaudemans (2004), p. 261. 39. Vgl. v.d. Broek (2010), p. 132.

40. Vgl. van Oort en Quispel (2005), p. 26. 41. Vgl. van Oort en Quispel (2005), p. 31. 42. Vgl. van Oort en Quispel (2005), p. 47.

43. De Elkesaiten waren net als de religieuze gemeenschap in Qumran een doperse sekte. Vgl. van Oort en Quispel (2005), p. 39.

(13)

Zijn verlossingsleer was in essentie gnostisch: de mens bezit een goddelijke lichtvonk en moet uit de kwade materie terugkeren naar zijn ware bron, de hemelse wereld van de geest.44

De mandaeërs (‘manda’ betekent in het Aramees ‘γνῶσις’) erkennen Johannes de Dopers als hun belangrijkste profeet.45 De mandaeërs (in Irak, Iran of elders) zijn tegenwoordig de enige

levende gnostici.46 De rituele reiniging is een belangrijk onderdeel van hun religie net zoals bij

de sethiaanse gnostici.47 Het heilige boek van de mandaeërs bevat mythologische verhalen die in

aantal opzichten lijken op de mythologische systemen van de manicheeërs en de sethiaanse gnostici.48

1g. De term ‘gnosticisme’

Het woord gnosticisme komt niet in de Oudheid voor en is als term pas eeuwen later verzonnen door Henry More (1614-1687), die het gebruikte voor alle vormen van ketterij in het antieke christendom en waarbij het de negatieve betekenis heeft gekregen van ‘valse kennis.’49

Ongetwijfeld heeft de leer van de gnostici bestaan, maar ze verwezen niet naar zichzelf als aanhangers van het ‘gnosticisme’ en al helemaal niet als ketters, maar in veel gnostische stromingen beschouwden ze zichzelf als christenen. Er is geen wetenschappelijk bewijs gevonden in de Nag Hammadi Codices dat er een religieuze groepering bestond die zichzelf de gnostici noemden.50 Het is opvallend dat de term gnostikos alleen wordt gebruikt door de

christelijke tegenstanders.51 Plotinus gebruikte de benaming gnostici niet maar schreef het

traktaat ‘tegen hen die de schepper van de wereld slecht noemde en de wereld slecht noemde.’52

Verder bestaat de discussie uit de vraag of de term gnosticisme wel terecht gebruikt kan worden, omdat sommige wetenschappers twijfelen of deze religieuze beweging in de Oudheid überhaupt wel heeft bestaan.53 De term ‘gnosticisme’ zou een retorische term zijn, die verward

wordt met het historische fenomeen.54 Het blijkt lastig te zijn om historische bewijzen te vinden

44. Vgl. van Oort en Quispel (2005), p. 68.

45. Vgl. v.d. Broek (2010), p. 195. Vgl. Meyer (2005), p. 41. 46. Vgl. Meyer (2005), p. 41.

47. Vgl. Quispel (2004), p. 266.

48. Vgl. van Oort en Quispel (2005), p. 51. 49. Marjanen (2005), p. 1.

50. Vgl. Williams (1996), p. 42. De ‘self-designation approach’ van Layton wordt hier onderuitgehaald. 51. Williams (1996), p. 33.

52 ‘Πρὸς τοὺς κακὸν τὸν δημιουργὸν τοῦ κόσμου καὶ τὸν κόσμον κακὸν εἶναι λέγοντας’ (Vita Plotini, 24. 55-56). Porphyrius gaf het geschrift van Plotinus, zowel de titel ‘Πρὸς τοὺς Γνωστικούς’ (Vita Plotini, 16. 11) als ‘tegen hen die de schepper van de wereld slecht noemden en het universum slecht noemden.’

53. Vgl. Brakke (2010). inleiding ix. 54. Vgl. King (2005), p.1.

(14)

voor de oorsprong, de sociale structuur en het bestaan van de gnostici.55 De bronnen van de

tegenstanders die identiteit van de gnostici zouden kunnen onthullen, geven te weinig directe informatie en zouden met het oog op retorische en polemische doeleinden niet heel betrouwbaar zijn.56 Wat vervolgens overblijft, zijn de teksten van de gnostici zelf en aangezien deze

voornamelijk over mythologie gaan, is het riskant om daarin historische feiten te lezen. Williams en King zijn voorstanders om de term ‘gnosticism’ niet te gebruiken: ‘if we mean by that some kind of ancient religious entity with a single origin and distinct set of characteristics.’57 Doordat

de gnostische teksten inhoudelijke zeer divers zijn, kan de term verwarrend zijn.58

Om een antwoord te formuleren op de vraag wat het gnosticisme is, werd in 1966 in Messina een colloquium gehouden, waar men een onderscheid maakten tussen de begrippen ‘gnosis’ en ‘Gnosticism’. Gnosis werd gedefinieerd als: ‘knowledge of the divine mysteries reserved for an élite.’ De term ‘Gnosticism’ kreeg de betekenis: the ‘Gnostic’ systems of the second and third Centuries AD.59 Met deze onderscheiding is niet veel opgelost, omdat de term

voor een brede categorie religieuze en spirituele stromingen gebruikt kan worden (the gnostic systems), die toch heel sterk van elkaar kunnen afwijken.60 Deze stromingen verschillen

naarmate ze wel of niet christelijke of platonische elementen bevatten. Toch zijn er in mythologische systemen wel een aantal overkoepelende ideeën te vinden die kenmerkend zijn voor de gnostiek. Daarom stel ik voor om de term gnosticisme wel te gebruiken, maar om verwarring te voorkomen, zal ik de term vooral gebruiken voor de sethiaanse gnostiek, die ook wel wordt aangeduid met de benaming ‘classic Gnosticism.’61

55. Vgl. King (2005), p. 10 56. Vgl. King (2005). P. 10.

57. Vgl. King (2004), p. 653 en Marjanen (2008), p.209. Marjanen is het met Williams en King eens: ‘one should accept that in the first centuries of the Common Era there developed various new religious movements which underlie the sources that scholars have customarily treated under the heading “Gnosticism”. Although some of these religious movements reveal common features and may even represent social continuity, many of them are so different from each other that to lump them together in one category ‘Gnosticism’ is more harmful than helpful for understanding them’

58. Williams toont aan dat: ‘many texts that are commonly thought to represent “Gnostic religion” do not contain the characteristics usually ascribed to it.’ Zie Hanegraaff (2005), p. 404.

59. Vgl. Rossbach (1999), p. 47 en Hanegraaff (2005), p. 404. Als het begrip gnosticisme gebruikt wordt, volgens het Dictionary of Gnosis and Western Esotericism, heeft het betrekking op de meest coherente ideeën van deze diverse gnostische systemen uit de tweede en derde eeuw na Chr. Het ‘gnosticisme’ heeft dus speciaal betrekking op de Late Oudheid, terwijl de ‘gnosis’ zelf veel diverse uitingsvormingen kent. Het begrip ‘gnosis’ is van alle tijden en een fenomeen dat niet beperkt is door één cultuur, maar is toepasbaar op alle ideeën en stromingen die uitgaan van esoterische kennis. Zie Hanegraaff (2005), p. 405.

60. Vgl. Rossbach (1999), p. 47. 61. Vgl. Marjanen (2009), p. 8.

(15)

1h. De tijdsgeest van het proto-orthodoxe christendom

Terwijl het christendom nog in ontwikkeling was, bestond er nog geen vaste vorm en was er nog geen sprake van een kerk die leiding gaf. Het vroege christendom kan gezien worden als een verzameling van verschillende groepen van christenen met hun eigen geloofsovertuigingen en gebruiken.62 Ze verschillen naarmate ze in meer of in minderde mate elementen uit het

jodendom en heidendom omarmen of afwijzen.63 Deze aparte groepen binnen het christendom

waren in een competitie om de “proto-orthodoxe vorm van christendom” te worden en om uit te groeien tot de overheersende orthodoxe vorm.64 Aangezien de gnostische vormen van het

christendom deze wedstrijd verloren, werd de gnostiek al vroeg in geschiedenis bestempeld als heterodox en ketters. De verwerping van de gnostische geschriften waren juist nodig voor het christelijke geloof om grenzen stellen. Zo kon er een sterkere identiteit gecreëerd worden voor de gelovigen.65 Dat er een canon voor de Bijbel werd vastgesteld en dat er een kerk kwam met

een bepaalde hiërarchie, werd alleen mogelijk gemaakt door de evangeliën van de gnostici af te keuren. Het probleem deed zich namelijk voor dat bepaalde teksten van de gnostici zo anders waren dan de orthodoxe versies, dat ze terecht omschreven kunnen worden als “Christianity turned on its head.”66 Dan is het daarna ook niet meer moeilijk voor te stellen wat

voor heftige reacties de Nag Hammadi Codices, bij de tegenstanders van de gnostici hebben ontlokt en dat deze geschriften niet voor niets eeuwen lang in het geheim weggestopt moesten worden.

1i. De tijdsgeest van ‘an Age of Anxiety’

Dodds geeft een meer psychologische verklaring voor het fenomeen gnosticisme, die aansluit bij de invalshoek om het gnosticisme uit te leggen aan de hand van de tijdsgeest. In de eerste eeuwen n.Chr. was het Romeinse Rijk snel uitgegroeid tot een wereldrijk. Door al deze oorlogen en veroveringen en de grootheid van het rijk, ontstonden gevoelens van angst en onzekerheid: “an Age of Anxiety.”67 De Romeinse keizers behielden de troon slechts voor enkele jaren en

62. Vgl. Brakke (2010), p.17.

63. Vgl. Brakke (2010), zie inleiding p.i. 64. Vgl. Brakke (2010), p. 7.

65. Een belangrijke bron vormt de Ad Haeresis geschreven door Irenaeus van Lyon (140 – 220 n.Chr.) die fel tegen de gnostici was.

66. Vgl. Brakke (2010), p.1

67. Vgl. Dodds (1963), p. 3 ‘an Age of Anxiety’ loopt van Marcus Aurelius tot met de bekering van Constantijn: ‘the period when the material decline was steepest and the ferment of new religious feelings most intense.’

(16)

soms voor een paar maanden. In veel provincies ging de welvaart achteruit en werd de economische zekerheid minder stabiel. Tegelijkertijd was er een religieuze crisis.68 Hans Jonas

geeft de suggestie dat de gnostiek is ontstaan doordat veel mensen zich vervreemd voelden van de wereld waarin ze leefden en naar een miraculeuze verlossing verlangden als een ontsnapping aan de beperkingen van het politieke en sociale bestaan.69 Deze gedachtegang is terug te vinden

in de eschatologische verlossingsleer van de joden, de christenen en de gnostici. 1j. De tijdsgeest van de gehelleniseerde en Romeinse wereld

Een ander belangrijk kenmerk van het gnosticisme hangt ook samen met de tijdsgeest van de eerste paar eeuwen: het eerder genoemde syncretisme van verschillende religies en filosofische stromingen in de gehelleniseerde en Romeinse wereld. In de late Oudheid waren de grenzen tussen het heidendom en christendom nog erg vaag en daarom was er een sterke wisselwerking tussen het oude heidense geloof en het nieuwe geloof van de christenen.70 De gnostiek wordt dan

verklaard vanuit het feit dat het jodendom en het opkomende christendom in contact kwamen met de klassieke filosofie. Tot de Nag Hammadi Codices behoort bijvoorbeeld ook het klassieke Griekse werk van Plato De Staat. De leer van de gnostici werd dusdanig beïnvloed door de Griekse filosofie dat het gnosticisme zelfs omschreven wordt als een soort “Platonism run wild.”71 Het is dus heel goed mogelijk dat de gnostiek onder andere is voortgekomen uit het

intellectuele milieu van joods-christelijke en platonische geleerden van Alexandrië, waar een bloeitijd was van hellenistische wetenschap.72 Ik ben van mening dat deze bovengenoemde

sociale en historische achtergronden de voedingsbodems zijn geweest voor de ontwikkeling van de gnostiek.

Hoofdstuk II: De Nag Hammadi geschriften

68. Vgl. Leppin (2007), 96. 69. Vgl. Pagels (1979), p. 27. 70. Vgl. Shorrock (2011), p.4. 71. Vgl. Pagels (1979), p. 27.

(17)

2a. Inleiding op de Nag Hammadi geschriften

De benaming ‘bibliotheek’ van Nag Hammadi is misschien lichtelijk overdreven gezien het feit dat de vondst uit dertien boeken bestaat. Uit archeologische vondsten is echter gebleken hoe indrukwekkend en belangrijk de kloosters in het gebied van Jabal al-Tarif waren geweest.73 Zo

behoorden deze papyruscodices tot een grotere collectie van geschriften. De geschriften zijn vrijwel zeker afkomstig uit het nabij gelegen Pachomius-klooster. Dit wordt ondersteund door het feit dat de Nag Hammadi teksten een aantal duplicaten bevatten.74 Drie boeken beginnen met

het Apocryphon van Johannes en daarom worden de mythen uit dit geschrift gezien als typisch gnostisch. De duplicaten wijzen er ook op dat de dertien codices persoonlijke brevieren zouden zijn geweest van de monniken. De inhoud van de codices was samengesteld uit een verzameling van geschriften die goed aansloten bij het gnostisch gedachtegoed.75

Ergens in de tijd heeft er een overgang plaats gevonden van de papyrusrol naar het gebruik van het nieuwe medium codex. Het is goed mogelijk dat bij de overgang van papyrusrol naar codex veel andere geschriften verloren zijn gegaan, omdat er keuze gemaakt moest worden wat wel of niet bewaard kon worden. Al deze geschriften waren oorspronkelijk geschreven in het Grieks.76 Vervolgens zijn ze vertaald naar het Koptisch, een taal ontstaan uit het Koinè Grieks en

het Egyptische Demotisch. Dit moet voor het jaar 350 geweest zijn, aangezien de teksten niet veel later werden begraven.77 Ze zijn hoogstwaarschijnlijk afkomstig uit het gehelleniseerde

Alexandrië en de eerste versies van deze traktaten moeten in de eerste twee eeuwen van onze jaartelling gedateerd worden. De datering van de teksten is echter in vele gevallen niet exact vast te stellen en variëren van de eerste tot vierde eeuw.78 Dat voor sommige teksten een vroege

datering wordt voorgesteld, betekent niet dat daarmee bewezen kan worden dat ze een accurate weergave zijn van het oorspronkelijke christendom. De vier evangeliën zijn namelijk de oudste bronnen over de historische figuur Jezus.79

73. Vgl. Meyer (2005), pp. 22-23.

74. Vgl. Slavenburg en Glaudemans (2004), p. 19. 75. Vgl. Meyer (2005), p. 43.

76. Bewijzen hiervoor zijn o.a. te vinden in citaten en opsommingen van Griekse auteurs die tegen de Gnostici geschreven hebben en in enkele fragmenten die bewaard zijn gebleven van het Evangelie van Thomas, geschreven in het Grieks. Vgl. Bentley Layton (1995), pp. xxiii-xxiv.

77. Vgl. Slavenburg en Glaudemans (2004), p. 19. 78. Vgl. Meyer (2005), p. 35.

79. Quispel (2004), pp. 32-34 en pp. 52-53. Quispel meent echter dat het evangelie van Thomas de oorspronkelijke uitspraken van Jezus bevat. Deze uitspraken zouden de geheime woorden van Jezus zijn. Volgens Quispel werd ook in de christelijke oudheid aangenomen dat Jezus een esoterische traditie aan enkele ingewijden had toevertrouwd.

(18)

2b. De diversiteit van de geschriften

De teksten kunnen naar inhoud gerangschikt worden in drie categorieën: geschriften die gaan over scheppingsmythen, hemelreizen en verlossing. Verder zijn deze teksten in verschillende vormen te onderscheiden: verzameling wijsheidsspreuken, evangeliën, geheime boeken, openbaringen / apocalypsen, meditaties, gebeden en hymnen, inwijdingsteksten, gesprekken met leermeesters, leerbrieven en handelingen. Tot slot kunnen de teksten gecategoriseerd worden naar historische stroming: christelijke teksten, hermetische teksten, valentiaanse teksten en sethiaanse teksten. Deze categorieën sluiten elkaar niet uit en daarom kan een tekst in meerdere categorieën voorkomen.80 Zie appendix 2 voor de gehele inhoud van de Nag Hammadi Codices.

Ondanks het feit dat de bovengenoemde gnostische geschriften inhoudelijk sterk van elkaar kunnen afwijken, zijn er een aantal gemeenschappelijke elementen die een tekst gnostisch maken:

 De kern van de gnostische leer bestaat uit de overtuiging dat de ware essentie van de menselijke natuur afkomstig is uit een goddelijke wereld van licht en vrede en daar weer naar terug moet keren, maar gevangen wordt gehouden in de materiële wereld.

 Dit inzicht in de ware afkomst van de mensheid, in de huidige situatie en bestemming, houdt gelijk de bevrijding in uit de wurggreep van de materiële werkelijkheid en maakt de terugkeer naar de goddelijke wereld mogelijk. Dit inzicht kan plaatsvinden tijdens het leven, maar zeker na de dood.

 Zelfkennis en kennis van God zijn een en hetzelfde: wie zichzelf kent, kent God en wie God kent, kent zichzelf.

 Deze kennis is niet het resultaat van een rationele argumentatie, maar wordt verkregen door een innerlijke verlichting die gebaseerd is op een openbaring vanuit de goddelijke wereld.

 Het spirituele inzicht of de bevrijdende γνῶσις is niet toegankelijk voor iedereen, maar alleen voor de mensen die de gnostici waardig achten en daarom moet de kern van hun leer geheim blijven.81

80. De indeling is gebaseerd op Het overzicht van de geschriften, uit de Nederlandse vertaling van Jacob Slavenburg en Willem Glaudemans. Vgl. Slavenburg en Glaudemans (2004), pp. 43- 47

81. Vgl. v.d. Broek (2013), pp. 2-4. De mensen die waardig werden geacht, zouden tot het geslacht van Seth behoren, de derde zoon van Adam en Eva. Ze worden de ‘uitverkorenen’ genoemd. Andere benamingen zijn: “the offspring of light”, “the perfect race”, “the undominated race” en “the immovable race”. Zie Layton (1995), p. 18.

(19)

Deze concepten van de γνῶσις zijn niet alleen een weerspiegeling van een religieuze beleving, maar ook reflecteren ze de gevoelens van angst in onzekere tijden.82 De gnostici zochten hun

oorsprong in een volmaakte spirituele wereld en zagen de materiële wereld als onvolmaakt en vijandig. Verlossing betekent hier een bevrijding van de aardse wereld en een terugkeer naar het goddelijke deel van de mens en dit kon plaatsvinden door middel van een innerlijke verlichting en een openbaring vanuit de goddelijke wereld. Wanneer de gnostische teksten worden gelezen, wordt het daarom meteen duidelijk dat ze vooral religieus en minder filosofisch van aard zijn. De Nag Hammadi Codices bevatten teksten die deze goddelijke wereld en de bijpassende scheppingsmythen uitgebreid beschrijven. De gnostische scheppingsmythe bestaat uit een zeer complex en abstract systeem waarin een grote verscheidenheid aan namen voorkomt voor alle niveaus of emanaties binnen de goddelijke wereld en voor alle gidsen en engelen. Het Apocryphon van Johannes is daar een voorbeeld van en vertelt het scheppingsverhaal als een alternatieve versie van het boek Genesis.83

2c. Het Apocryphon van Johannes (NHC II.1, III.1, IV.1)

In dit verhaal wordt beschreven dat de god uit het Oude Testament niet de ware hoogste god kan zijn, omdat hij jaloers is en zegt dat naast hem geen andere god bestaat. De gnostici interpreteerden deze god als een kwade demiurg en zij noemden hem Jaldabaoth en in de teksten krijgt hij soms de bijnamen Saklas en Samaël (de dwaze en de blinde).84 Volgens de gnostici

begint de goddelijke wereld bij een onuitsprekelijke godheid. Hoewel het om een volledig abstract principe gaat, zoals het Ene van Plotinus, wordt het goddelijke omschreven als: ‘de Vader van het Al’, ‘de volmaakte, onzichtbare, maagdelijke Geest’, ‘het zuivere licht’. De eerste gedachte van het Al wordt Barbelo genoemd en representeert verschillende machten.85 Uit de

volmaakte, onuitsprekelijke en onzichtbare Geest (of het Al) komen meerdere emanaties voort, die eonen (hemelse lichten, sferen, engelen, de gedachten van het Al) worden genoemd, waarvan Σοφία ofwel Wijsheid de laatste is. Vervolgens wordt de val van Σοφία beschreven: buiten de goddelijke machten om schept ze haar zoon, de kwade demiurg Jaldabaoth. Met de krachten

82. Zie vorig hoofdstuk over ‘’Age of Anxiety’’, p. 12.

83. Zie voor het schema van de scheppingsmythe van de gnostici appendix 3, p. 68.

84. Vgl. Slavenburg / Glaudemans (2004) p. 216: Zie ook het Wezen der Machten, NHC II.4 en De Drievormige Eerste Gedachte, NHC XIII.1, codex pagina (39).

85. De volmaakt Eerste Gedachte van het Al, de Barbelo, de gedachte van de Vader, beeld van de Vader, ook bekend als: Moeder-Vader, Eerste Mens, maagdelijke Geest, de Driemacht, de Drievoudig-mannelijke, de drievoudige androgyne naam, de eeuwige eon of Eon der Eonen. Ook epinoia. Zie Slavenburg en Glaudemans (2004), p. 214.

(20)

gestolen van zijn moeder creëert hij meerdere eonen, engelen en tot slot de mens.86 Net als in het

orthodoxe testament waren de eerste mensen Adam en Eva. Zij kregen drie zonen: Caïn, Abel en Seth.87 De gnostici geloofden af te stammen van de laatste zoon, Seth en ze noemden zichzelf de

afstammelingen van Seth of “the offspring of light.”88 Alleen zij die tot het verkozen volk van

Seth behoorden, konden door de geheime γνῶσις verlost worden. De teksten waren daarom geheim en bevatten beschrijvingen van rituelen en wachtwoorden.89 Over het dagelijks leven en

de organisatie van de gnostici is weinig op te maken uit de geschriften.90

2d. Zostrianus (NHC VIII.1)

Het boek Zostrianus is het langste traktaat uit de Nag Hammadi Codices (132 blz.), maar de tekst is zozeer beschadigd dat er vele pagina’s onleesbaar zijn en het vele lacunes bevat. Bijvoorbeeld op de pagina’s 32- 42 en 89- 108 zijn nog maar enkele woorden te lezen. Behalve het feit dat de tekst daardoor moeilijk leesbaar is, wordt het begrip ervan bemoeilijkt doordat er tamelijk veel namen voorkomen van personages en abstracte entiteiten. Het verhaal gaat over een hemelreis, een openbaring van de wereld waar de ziel heen gaat na de dood. Als een bijna-doodervaring van een persoon die ‘het licht’ ziet, wordt in detail beschreven wat zich allemaal in dat licht bevindt. J. Sieber neemt aan dat de protagonist van dit verhaal, Zostrianus, depressief was en zelfmoord wilden plegen in de woestijn.91 Daar in de woestijn verscheen plotseling een engel die Zostrianus

naar de gnosis begeleidde. Hij moest zijn fysieke gestalte achterlaten, terwijl hij met de engel op reis ging door de verschillende stadia (hypostasen of eonen) van de hemel. Daarna werd hij op ieder niveau gedoopt om geïnitieerd te worden en toegang te krijgen tot de bijhorende kennis. Na dit visioen van de hemel keert hij terug in zijn eigen lichaam en deelt Zostrianus zijn kennis met een uitverkoren menigte, de gnostische gemeenschap.92 De hoofdpersoon Zostrianus werd in de

Oudheid in verband gebracht met Zoroaster (Zarathoestra), de beroemde Perzische magiër en grondlegger van het Zoroastranisme. Volgens een traditie van kerkvader Arnobius, was

86. Voor een uitgebreide versie van dit verhaal zie de inleiding op Het Geheime Boek van Johannes in Slavenburg en Glaudemans (2004), pp. 209-216.

87. Eva had ook nog een dochter genaamd Norea of Orea. Zie Layton (1995), p. 66. Zie voor het verhaal van Norea: v.d. Broek (2013), p. 52 en v.d. Broek (2010), pp. 313-314.

88. Vgl. Layton (1995), pp. 17-18.

89. Het ritueel van de doop was erg belangrijk voor de gnostici en de wachtwoorden waren om toegelaten te worden door de archonten, de poortwachters van de verschillende hemelsferen.

90. Vgl. Layton (1995), p. 12. Overigens verschaffen tegenstanders, zoals Tertullianus (ca. 160 - ca. 230), wel informatie over vieringen en bijeenkomsten. Vgl. Pagels (1979), pp. 66-67.

91. Vgl. Ed. J. Robinson (1981) introduced and translated by J.H. Sieber, pp. 402- 403. 92. Zie Slavenburg en Glaudemans (2004), p. 871.

(21)

Zostrianus de grootvader van Er uit de mythe van Plato’s Staat (X 614b).93 Volgens dezelfde

bron zou Zostrianus de overgrootvader zijn van de mythische Zoroaster.94 In het slot van de

Zostrianus wordt in een notitie van Grieks geheimschrift de naam Zoroaster vermeld: 95

‘Woorden van waarheid van Zostrianus. God van Waarheid. Woorden van Zoroaster’ (NHC VIII, 132, 6-9).96 Daarmee wilden de gnostici deze tekst een bepaalde autoriteit geven en de

gnosis herleiden vanuit Perzische afkomst, maar toch ben ik het eens met v.d. Broek, die beweert dat de Zostrianus niets met Zoroaster of Perzië te maken heeft.97 Daarentegen behoort deze tekst

tot een van de vier teksten die gebruik maken van het platonische gedachtegoed. Bentley Layton geeft de nuttige suggestie dat het Symposium (210a-212a) van Plato een belangrijk onderdeel was van de platonische leer in de tweede eeuw n.Chr.98 Plato legde met het Symposium de basis

voor de theorie van de opstijging van de ziel naar steeds hogere vormen van abstractie. Typerend is het verlangen van de ziel om de ‘idee’ van het ‘Schone’ te aanschouwen, dat zich uit in een mystieke ervaring. Dit betekende geen reis van de ziel na de dood, maar was een manier om non discursieve kennis of γνῶσις te verkrijgen.99 Inderdaad verkrijgt Zostrianus de goddelijke γνῶσις

en mag vervolgens dezelfde weg afleggen naar beneden om wakker te worden en zijn kennis te delen. De andere drie geschriften uit de NHC die met Zostrianus overeenkomen wat betreft de beschreven hemelsferen en de benamingen voor de hoogste god, de eonen en engelen, zijn: Allogenes (NHC XI.3), de Drie Stèles van Seth (NHC VII.5) en Marsanes (NHC X.1).100 De

gnostici proberen door een hiërarchie van hemelsferen een antwoord te geven op de aloude vraag

93. In deze mythe beleeft Er een bijna-doodervaring en geeft een beschrijving van het hiernamaals. Er was een Pamphyliër van geboorte (Pamphylië lag op de zuidkust van Turkije) en zou daarom gelinkt kunnen worden met Zoroaster die ook uit het Oosten kwam. Cicero neemt de mythe van Er als voorbeeld voor zijn Somnium Scipionis, waarin Scipio in een droom de verschillende hemelsferen te zien krijgt en er gesproken wordt over de onsterfelijkheid van de ziel.

94. Vgl. Kalligas (2014), The Enneads of Plotinus: a commentary / Paul Kalligas; translated by Elizabeth Key Fowden and Nicolas Pilavachi. p. 65.

95. Zie J.H. Sieber (ed.) (1991), Nag Hammadi Codex VIII, p. 224: ‘These lines are set off in the manuscript by rows of ornaments and rules. To resolve the cryptogram, divide the Greek alphabet into three sets of eight letters (α-θ, ι-π, ρ-ω), then reverse the letter values of each set, except for ι (=Ϥ) and ρ (=υρ), so that α=θ’, κ=π, σ=ω, etc.’ (See Doresse, “Les apocalypses de Zoroastre.”). Zie appendix 4.

96. Vgl. Slavenburg/ Glaudemans (2004), p. 917, noot 61: ‘De laatste drie regels zijn in gecodeerde vorm in Griekse letters gegeven. Ze kunnen slechts gelezen worden wanneer men de sleutel van de letteromzetting kent. Doresse is de eerste geweest om de code te breken en de tekst te ontraadselen. Zoroaster, of Zarathustra, is een bekende Perzische wijheidsleraar die in gnostische kringen in hoog aanzien stond. Door hem hier te noemen, krijgen de leringen van Zostrianus nog extra authenticiteit en autoriteit.’ Zie appendix 4 p. 68.

97. Vgl. v.d. Broek (2013), p. 81. 98. Vgl. Layton (1995), p. 121. 99. Vgl. Layton (1995), p. 121.

(22)

die gesteld wordt in de Parmenides van Plato en is typerend voor de teksten van het middenplatonisme: hoe kan uit het hoogste enkelvoudige principe de hoeveelheid der dingen ontstaan en emaneren?101 Uit de tekst Zostrianus blijkt dat het vaak lastig is de onuitsprekelijke

godheid en het metafysische systeem dat daaruit voortkomt, in woorden uit te drukken. De lofprijzingen en gebeden hebben daarom soms het karakter van magische spreuken met een opeenvolging van namen of klanken. Om de γνῶσις te verkrijgen, stelt Zostrianus telkens vragen aan zijn engelgidsen, die hem vervolgens uitleg geven over de verschillende onderdelen in de hemelse wereld. Bij iedere grens roept hij de naam van een volgende engelgids aan en prijst hij de goddelijke machten en eonen. Tot slot wordt zijn ziel bij iedere sfeer gezuiverd met heilig water en gelijkgemaakt aan de bewustzijnstoestand van de bijpassende eon. Het gnostische gehalte van de tekst Zostrianus is zeer hoog, omdat vele typisch gnostische ideeën erin terug te vinden zijn: de materie is de oorzaak van het kwaad. Het lichaam houdt de ziel vast in de duisternis, pijn en onwetendheid. Hierdoor is de ziel onvermijdelijk verbonden aan voortplanting en de stoffelijke wereld, waar zij oorspronkelijk niet thuishoort. Ze kan echter tot inkeer komen en verlost worden uit haar aardse bestaan door het pad der kennis te volgen en kennis te vergaren van de geheime namen van de eonen en goden, die in wezen bewustzijnstoestanden zijn. Zelfkennis is onderdeel van de verlossing, aangezien de ziel zelf onveranderlijk, onsterfelijk en goddelijk is.102 Tot slot schrijft Zostrianus zijn kennis op drie tabletten en geeft een slotpreek

waarin hij de mensen aanspoort om hun zondeloze ziel te sterken en waarin hij hen voorhoudt dat ze niet gekomen zijn om te lijden maar om zichzelf te bevrijden uit de ketenen van slavernij, het duister te ontvluchten en het licht te aanschouwen.

2e. Allogenes (NHC XI.3)

Allogenes is het verslag van een reeks openbaringen die Allogenes heeft ontvangen. Hij heeft deze kennis doorgegeven aan zijn zoon Messos. De naam Allogenes betekent ‘van een andere oorsprong/geslacht/soort’ of ‘vreemdeling’. Dit houdt in dat hij niet van deze stoffelijke wereld komt, maar uit de spirituele wereld. Bovendien is ‘de vreemdeling’ een benaming voor Seth, een

101. Zie J. Turner, The Gnostic Sethians and Middle Platonism: Interpretations of the Timaeus and Parmenides, p. 25.

(23)

belangrijk figuur in de gnostische mythologie.103 Een groep van gnostische teksten wordt daarom

tot sethiaanse gnosis gerekend, waaronder de teksten Allogenes en Zostrianus.104 De naam van

Allogenes’ zoon, Messos betekent ‘degene in het midden’, waarmee aangegeven wordt dat Messos tussen deze twee werelden instaat. Hij symboliseert de psychische toestand waarin men kan kiezen voor het stoffelijke of het geestelijke.105 Zijn vader helpt hem daarbij met zijn

verkregen kennis. De vorm waarin dit traktaat geschreven is lijkt op een leergesprek, ook al komt Messos niet aan het woord, maar alleen Allogenes. De tekst is beter behouden en daardoor beter te begrijpen dan de Zostrianus, hoewel het vol lacunes zit en van veel bladzijdes de eerste vijf à zes regels verloren zijn gegaan (bij de pagina’s 65-69 de eerste 15 regels).106 Dezelfde engel als

in Zostrianus, Yuoël, treedt op in het verhaal. Hij openbaart samen met de Lichtgevers van de Barbelo-eon aan Allogenes de kennis van God. In plaats van dat Allogenes een gesprek aangaat met de engel, geeft hij dit verslag weer en vertelt enkele dingen aan zijn zoon Messos. Het traktaat kan in twee delen onderverdeeld worden, die zich duidelijk op verschillende plaatsen en in verschillende tijden afspelen. Het eerste deel (NHC XI, 45, 1-58, 6) beschrijft een vijftal openbaringen van Yuoël aan Allogenes, in een vorm van de vele motieven, figuren en benamingen die voorkomen in de gnostische scheppingsmythen. Yuoël somt de kenmerken op van het hoogste goddelijke principe, aangeduid als het Universele Ene, en vertelt hoe men deze kan leren kennen door te beginnen bij de Eerste Gedachte, Barbelo. Allogenes gaat vervolgens de drie eonen langs die te vinden zijn in de Barbelo-eon en die drie stadia van bewustzijn weerspiegelen.107 Het tweede deel (NHC XI 58, 7- 69, 15) begint nadat Allogenes (op aanraden

van Yuoël) honderd jaar in zwijgen en contemplatie heeft doorgebracht. Daarna wordt hij uit zijn

103. R. v.d. Broek geeft nog een interessante uitleg over Allogenes: ‘Epiphanius van Salamis zegt dat de gnostische archontici en sethianen gebruik maken van boeken met de titel Allogeneis en van andere werken die geschreven zouden zijn in de naam van Seth of zijn zeven zonen, die zelf ook allogeneis ‘mensen van een andere soort, vreemdelingen’ genoemd werden (Panarion 39,5,1 en 40,2, 2). Hoewel dit in geen enkele tekst expliciet gezegd wordt, neemt men meestal aan dat de naam Allogenes een aanduiding is van Seth, de derde zoon van Adam en Eva, van wie Eva bij zijn geboorte opmerkte dat God haar ‘een ander zaad’ had gegeven (zo, letterlijk de Statenvertaling in Genesis 4, 25; het Grieks van de Septuaginta heeft σπέρμα ἕτερον, het woord allogenes wordt niet gebruikt!). Seth en zijn geestelijk nageslacht, de gnostici, zijn dus allogeneis, vreemdelingen te midden van andere mensen. Vgl. v.d. Broek (2010), p. 93.

104.De sethiaanse teksten zijn: Heilige boek van de Grote Onzichtbare Geest (NHC III.2 en IV.2), Openbaring van Adam (NHC V.5), Begrip van onze Grote Kracht (NHC VI.4), Omschrijving van Sem (NHC VII.1), Tweede Verhandeling van de Grote Seth (NHC VII.2), Drie Stèles van Seth (NHC VII.5), Zostrianus (NHC VIII.1), Marsanes (NHC X.1), Allogenes (NHC XI.3) en Hysiphrone (NHC XI.4).

105. Zie Slavenburg en Glaudemans (2004), p. 1034. 106. Vgl. v.d. Broek (2013), p. 84.

107.‘Individueel bewustzijn’ in de Autogenes-eon, ‘gezamenlijk bewustzijn’ in de Protophanes-eon en ‘eenheidsbewustzijn’ in de Kalyptos-eon. Vgl. Slavenburg en Glaudemans (2004), p. 1035.

(24)

lichaam weggenomen en mag hij de heilige geestelijke wereld en het eeuwige Licht aanschouwen. Het lijkt erop dat Allogenes zich in een meditatieve toestand bevindt, in een stilte en in een inactiviteit. De kennis die hij in deze stilte verkrijgt, is niet met het rationele verstand te bevatten, maar bestaat uit het ervaren of aanschouwen en aanbidden van de onkenbare god. Er volgt een zeer fraaie beschrijving van deze onkenbare god als de bron van al het zijn en het bestaan in negatieve termen. De onzichtbare geest gaat aan alles vooraf en men kan alleen over hem spreken in woorden die elkaar direct uitsluiten.108 Het betreft dus een omschrijving van een

onkenbare god in tegenovergestelde paren van begrippen zoals vorm/vormloos en stoffelijk/onstoffelijk. Hoewel voor deze beschrijving dualistische termen zijn gebruikt, is de hoogste godheid non-duaal en overstijgt het alle dualistische termen. Dit wordt dus bedoeld met de negatieve termen: de non-duale god of het Ene is geen van beide termen en is daarom onkenbaar of wordt de onzichtbare Geest genoemd:

‘Hij is de Ene die blijft bestaan als een oorzaak en bron van zijn en een onstoffelijke stof, en een vormloze vorm, en een ontelbaar getal, en een vormloze vorm....’ (NHC XI.3.48).

‘Hij is geen hoeveelheid. Hij is geen schepsel. Noch is Hij iets dat bestaat dat iemand kennen kan, Maar hij is iets anders van zichzelf dat dit te boven gaat wat niemand kennen kan. Hij is de oer-openbaring en kennis van zichzelf, omdat alleen Hij het is die zichzelf kent. Aangezien hij niet een van de bestaanden is, maar iets anders is, gaat hij alle superlatieven te boven...’ (NHC XI.3.63).109

Opvallend is dat bij deze negatieve theologie (NHC XI, 62, 27-63, 28) onmiskenbaar dezelfde bron is gebruikt als in het Geheime Boek van Johannes (NHC II.1, 6-9); de tekst komt namelijk in bepaalde passages zelfs letterlijk overeen.110 Aangezien beide teksten toch heel verschillend

zijn, neemt men aan dat de schrijver van de Allogenes meerdere bronnen heeft gebruikt en deze tot een nieuwe eenheid heeft samengevoegd. Het is duidelijk dat de Zostrianus tot een van die bronnen behoort, aangezien er in de Allogenes bijvoorbeeld dezelfde en verwante lofprijzingen voorkomen (NHC XI 54, 6-55, 11) en ze beide de Barbelo-mythe veronderstellen.

2f. Een uitleg van de gnosis

108. Ik verwijs hier naar de Onzichtbare Geest met ‘hem’, omdat in de vertaling van Slavenburg en Glaudemans de onzichtbare Geest ook met ‘hij’ wordt vertaald. Geslacht is eigenlijk niet van toepassing op een abstract begrip, omdat de onzichtbare Geest niet mannelijk of vrouwelijk is (want dat zijn duale begrippen). Ook bij Plotinus wordt er soms naar het Ene verwezen met een mannelijke voornaamwoord om te benadrukken dat het Ene de Vader van het Al is. In het Heilige boek van de Grote, Onzichtbare Geest (NHC I.V.1) wordt de onzichtbare Geest de Ouder genoemd en bestaat het uit de heilige drie-eenheid van Vader, Moeder en Zoon. Vgl. Layton (1995), p. 102.

109. Vertaling van Slavenburg en Glaudemans (2004), p. 1049.

(25)

Gnosis is iets fundamenteel anders dan filosofie en religie.111 Hanegraaff stelt dat er drie

categorieën van kennis zijn: op basis van discursief denken (ratio) gerepresenteerd in de filosofie, op basis van geloof (fides) gerepresenteerd in religie en tot slot op basis van gnosis dat gerepresenteerd wordt in de westerse esoterie. Deze vormen van kennis verschillen in de kenmerken verifieerbaarheid of falsifieerbaarheid en mededeelbaarheid:

Typologie op basis van de drie verschillende soorten van kennis: 112

Categorie van kennis: De verschillende kenmerken:

bespreekbaar verifieerbaar of falsifieerbaar

Ratio + +

Fides + −

Gnosis − −

Met dit schema maakt Hanegraaff duidelijk dat filosofie en geloof in woorden zijn uit te drukken en dat filosofische standpunten bewijsbaar zijn, maar religieuze standpunten daarentegen niet.113

Gnosis is noch in woorden uit te drukken noch bewijsbaar. Hiermee is duidelijk dat gnosis een derde component van kennis is binnen de westerse cultuur, omdat het verschilt van filosofie en geloof. Hanegraaff pleit voor een minder strikte visie en dat de grenzen vaag zijn tussen de drie bovengenoemde vormen van kennis. Hij beweert dat elementen uit filosofie, geloof en gnosis zowel teruggevonden kunnen worden in christelijke religies, wetenschap en westerse esoterie.114

Zijn conclusie is dat de laatste categorie, de gnosis, zeker serieus genomen moet worden als een historisch fenomeen en daarom als onderwerp voor wetenschappelijke onderzoek.115 Zoals we

zagen in de sethiaanse teksten Zostrianus en Allogenes, is de hoogste god onkenbaar en onuitspreekbaar. Dit is de essentie en het belangrijkste principe van de gnosis: identificatie met het goddelijke deel in de mens en een persoonlijk contact, dat wil zeggen: een samensmelting of

111. Ik baseer me vooral op de theorie van Quispel en Hanegraaff. Hanegraaff werkt de theorie van Quispel over de drie categorieën van kennis uit en nuanceert deze.

112. Vgl. W.J. Hanegraaf: ‘Reason, Faith, and Gnosis: Potentials and Problematics of a Typological Construct’, p.140

113. Vgl. W.J. Hanegraaff (2008) p.138 114. Vgl. W.J. Hanegraaff (2008), p. 139. 115. Vgl. W.J. Hanegraaff (2008), p.141.

(26)

eenwording met het goddelijke.116 Deze kerngedachte kan teruggevonden worden in alle

stromingen binnen de gnostiek en is een universeel fenomeen.117 De eenwording of ἕνωσις, is

ook heel belangrijk in de filosofie van Plotinus.118 De gnosis wordt als de meest fundamentele

waarheid van de gnostische leer beschouwd en betreft de vraag wat god is. Er zijn twee principes die kenmerkend zijn voor de onuitsprekelijke god van de gnostici. Het hoogste principe wordt het Al genoemd: dat is het herkennen van de Onuitsprekelijke Geest in alles. Het tweede principe is dat god het Niets is, omdat het aan alle dualistische begrippen vooraf gaat. Het is de bron en oorsprong van alles, dus het kan niet hetzelfde zijn als datgene wat eruit voortkomt. In de dualistische wereld is het goddelijke, het Ene, dat wat alles omvat en tevens overstijgt. Het individu is in werkelijkheid zowel deels menselijk als goddelijk. De γνῶσις is de herkenning van het individu van zijn goddelijke deel. Met deze uitleg wordt het duidelijker dat de hemelreis van Zostrianus een innerlijke reis is. De eonen binnen de geestelijke wereld weerspiegelen verschillende stadia van bewustzijn. Dit thema van de hemelreis en de motieven van een opdeling van de hemel in meerdere sferen is net zo kenmerkend voor de hermetische gnosis.119

De goddelijke en geestelijke wereld van de gnostici wordt het Pleroma (Goddelijke volheid) genoemd, de achtste en negende sfeer heten de Ogdoade en Enneade.

2g. De dreiging die uitging van de gnostici

De dreiging die uitging van de gnostici hangt samen met de kernpunten van hun denkwijze. Doordat de gnostische mythen in een aantal opzichten radicaal afweken van het christendom,

116. Vgl. Marjanen en Luomanen (2005), p.58: Williams legt uit: ‘Most of the Sethian sources reflect an preoccupation with the question of human nature and human origins, and what is notable is how humanity is understood in such fundamentally optimistic terms. What it means to be human in the truest sense is a matter with the transcendent Adam/ Adamas and his offspring Seth- i.e., identification with the divine. Sethian sources celebrate the human longing for a remembered perfection, the yearning for spiritual humanity whose roots stretch back infinitely into the invisible source out of which all reality has poured. Recovery of an awareness of one’s membership in this divine family belongs to the essence of salvation in Sethian traditians.’

117 Vgl. Layton (1980), p. 23: Gilles Quispel bevestigt het idee van het gnosticisme als wereldfenomeen: ‘Jungian psychology makes us understand that Gnostic imagery is not nonsensical nor a purely historical phenomenon, but is ever recurrent in history – in Manicheism, in Medieval Catharism, in the theology of Jacob Boehme and in the poetry of William Blake – because it is deeply rooted in the soul of man.’

118. Vgl. Enn. IV. 4.2.26. Voor verdere uitleg zie hoofdstuk 4, pp. 61-62.

119. Vgl. Quispel (1992), p. 17: Wanneer Hermes onderwezen wordt door Poimander, zijn goddelijke gids, moet hij de achtste en negende sfeer doorgaan en magische spreuken en lofprijzingen zingen om bij zijn goddelijke essentie te komen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als u en uw partner definitief hebben besloten Nederland te verlaten, kruist u het antwoord 'ja' aan.. Weet u nog hoe lang het geleden is dat u voor het eerst serieus nadacht

[]zeer mee eens [lmee eens (]niet mee (on)eens [lmee oneens[]zeer mee oneens (20) Mijn vrouw zou weI wat meer aandacht kunnen besteden aan de opvoeding. van

 Facilitate the registration of parent abuse according to a univocal definition by police, Family Violence Advice and Support Centre (SHG’s) and municipalities (with regard

Toch zou het een ramp zijn, en vooral voor mensen in minder ontwikkelde gebieden, wanneer het internet zou worden dicht- getimmerd om dergelijk misbruik tegen te gaan.. Zo

Voortzetting van overleg over groen in en om de stad tussen LNV, VROM en de grote gemeenten lijkt vruchtbaar, waarbij gehoopt mag worden dat de op handen zijnde overgang van

Alleenstaande moeders die veel praktische en emotionele steun ontvangen uit hun informele sociale netwerk, hebben niet minder opvoedstress dan moeders die dit minder

Het is precies dit soort van spreken, de- ze invulling van wat opvoeden is of kan zijn, die niet meer ter sprake gebracht wordt omdat opvoe- den voor ons vandaag een heel

De Heere troost haar op een zeer liefelijke en versterkende wijze, zodat zij de weg Zijner geboden loopt, en zo al niet opvaart met vleugelen, gelijk een arend in die hogere