• No results found

Toerisme een bedreiging voor het woongenot?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Toerisme een bedreiging voor het woongenot?"

Copied!
60
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Universiteit van Amsterdam

Toerisme een bedreiging voor het woongenot?

Auteur: Max Stoffels

Studentnummer: 10512691 Begeleidster: Nanke Verloo Tweede beoordelaar: David Evers

Datum: 20-06-2016

Bachelor-scriptie Sociale Geografie en Planologie Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen

(2)

Inhoudsopgave:

1. Inleiding ... 3

1.1. Toerismecijfers Amsterdam ... 3

1.2. Toerisme problematisch? ... 4

1.3. Probleemstelling ... 6

1.4. Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie ... 7

2. Theoretisch kader ... 8 2.1. Woongenot ... 8 2.2. Operationalisering ... 9 2.2.1. Fysieke verschijningsvorm ... 9 2.2.2. Sociale context ... 10 2.2.3. Veiligheid en overlast ... 10 2.3. Conceptueel model ... 11 2.4. Hypotheses ... 12 2.5. Conclusie ... 13 3. Methodologie ... 14 3.1. Onderzoeksstrategie ... 14 3.2. Uitvoering onderzoek ... 15 3.3. Onderzoekslocaties ... 16

3.3.1. Onderzoekslocatie 1: Stayokay Zeeburg, Indische Buurt ... 19

3.3.2. Onderzoekslocatie 2: The Manor Amsterdam, Dapperbuurt ... 20

3.3.3. Onderzoekslocatie 3: Amsterdam Hostel Sarphati & Aalborg Hotel Amsterdam, de Pijp ... 21 3.4. Representativiteit ... 22 3.5. Conclusie ... 23 4. Resultaten ... 24 4.1. Data beschrijving ... 24 4.2. Resultatenanalyse ... 24

(3)

4.2.1. Indicator voorzieningenniveau ... 25

4.2.2. Indicator sociale context ... 27

4.2.3. Indicator veiligheid en overlast ... 28

4.3 Beantwoording onderzoeksvraag ... 30 5. Conclusie en aanbevelingen ... 31 6. Evaluatie ... 33 Literatuurlijst ... 34 Bijlagen ... 37 Bijlage 1: Data-beschrijving ... 37

Bijlage 2: Antwoordpercentages stellingen voorzieningenniveau ... 38

Bijlage 3: Effect onafhankelijke variabelen op afhankelijke variabele voorzieningenniveau ... 39

Bijlage 4: Antwoordpercentages stellingen sociale context ... 41

Bijlage 5: Effect onafhankelijke variabelen op afhankelijke variabele sociale context ... 42

Bijlage 6: Antwoordpercentages stellingen veiligheid en overlast ... 44

Bijlage 7: Effect onafhankelijke variabelen op afhankelijke variabele veiligheid en overlast ... 45

Bijlage 8: De vragenlijst ... 47

Bijlage 9: Constructie van de variabelen ... 51

(4)

1. Inleiding

1.1. Toerismecijfers Amsterdam

Amsterdam is een populaire bestemming voor toeristen. Sinds de jaren ’80 is het aantal toeristen dat Amsterdam jaarlijks bezoekt sterk toegenomen (Gemeente Amsterdam, 2013a). Dit is naast de aantrekkingskracht van de stad ook toe te schrijven aan de ontwikkeling van transporttechnologieën en de stijging van economische draagkracht op verschillende plekken in de wereld. Zo zijn vliegtickets bijvoorbeeld voor veel meer mensen wereldwijd betaalbaar geworden (Gemeente Amsterdam, 2013a). Dit heeft een deel van wereldbevolking de mogelijkheid gegeven om plaatsen te bezoeken buiten hun gebruikelijke omgeving en in andere landen (Vainikka, 2013). Deze ontwikkelingen hebben onder andere geleid tot de opkomst van het internationale toerisme, waarin Amsterdam een positie verkregen heeft als populaire bestemming in het segment van de stedentrips (Gemeente Amsterdam, 2013a). Toerisme in een stedelijk landschap, zoals Amsterdam, valt binnen het type stedelijk toerisme. De toerismesector is belangrijk voor de economie van de metropoolregio Amsterdam (gemeente Amsterdam, 2013b). Toeristen leveren de stad niet alleen geld op maar zorgen ook voor werkgelegenheid (Gemeente Amsterdam, 2016).

Amsterdam is een stad die onder toeristen vooral populair is voor korte verblijfperiodes. De gemiddelde hotelgast verblijft 1,84 nachten in Amsterdam (Gemeente Amsterdam, 2013a). Uit de gegevens van Onderzoek, Informatie en Statistiek (OIS), de statistische informatiebank van de gemeente Amsterdam, blijkt dat Amsterdam te maken heeft met een snel groeiende toerismesector. In de periode 2002-2015 nam het aantal hotelgasten toe van ± 4 miljoen naar ± 6,7 miljoen, een toename van maar liefst 67,5 procent. In dezelfde periode nam het aantal hotels in Amsterdam toe van 331 naar 436 hotels, een stijging van 31,7 procent. De verwachting is dat de groei van het toerisme en de hiermee samenhangende vraag naar hotelkamers de komende jaren verder door zal zetten (Gemeente Amsterdam, 2015; CBS, 2014). Naast de toename van het aantal hotels en hotelgasten heeft Amsterdam de afgelopen jaren te maken met de opkomst van het verhuren van woningen aan toeristen. Dit wordt toeristische woningverhuur genoemd (Gemeente Amsterdam, z.j.). Eigenaren van woningen zijn vrij om te besluiten hun woning gedurende een bepaalde tijd in een jaar, afhankelijk van het soort toeristische verhuur, te verhuren aan toeristen. Airbnb speelt een belangrijke rol binnen het verhuren van woningen aan toeristen (Gemeente Amsterdam, z.j.). Airbnb is een online platform waarbij verhuurders of bedrijven hun huis of appartement kunnen verhuren aan mensen die op zoek zijn naar accommodatie (Airbnb.nl, 2016). Airbnb is volgens schattingen van de gemeente Amsterdam verantwoordelijk voor 75 procent van het totale aanbod toeristische woningverhuur. Het aantal woningen in Amsterdam dat tenminste één keer in het jaar te huur wordt aangeboden aan toeristen is in 2015 ten opzichte van 2014 toegenomen van ±16.500 naar ±22.000 (Gemeente Amsterdam, z.j.). Dit is een stijging van 33 procent in één jaar tijd. Op basis van deze ontwikkelingen wordt verwacht dat Amsterdam de komende jaren drukker zal worden en meer toeristen aan zal trekken.

(5)

1.2. Toerisme problematisch?

Amsterdam is naast een aantrekkelijk plaats voor toeristen en bezoekers vooral een stad waar mensen wonen en werken. Als een stad populair is, groeit en meer bezoekers trekt, dienen bewoners rekening te houden met meer drukte in hun omgeving (Boissevain, 1996). Voor de bewoners van een stad is het belangrijk dat hun woonomgeving leefbaar is en dat zij zich er thuis voelen (Bodd & Hofman, 1999). De laatste jaren is er onder de bevolking van Amsterdam steeds meer aandacht voor het groeiende aantal toeristen in de stad (NOS, 2015). De toenemende drukte in Amsterdam als gevolg van groeiende toerismecijfers is een alsmaar terugkerend thema in de media (NRC Handelsblad, 2016). Het is dan ook een van de belangrijke thema’s die de hedendaagse politieke agenda van Amsterdam domineert (NRC Handelsblad, 2016). In de media verschijnen regelmatig publicaties met titels in de trant van: “Groei toerisme wordt Amsterdam te veel” (BNR Nieuwradio, 2015). En: “Amsterdam wordt overspoeld door toeristen” (RTL Nieuws, 2015). De strekking van dergelijke berichten komt erop neer dat Amsterdam bezwijkt onder de toeristendruk. De berichtgeving omtrent toerisme in Amsterdam en de effecten hiervan hebben voornamelijk betrekking op het centrum van de stad.

In de media wordt het beeld geschetst dat het centrum van Amsterdam te veel toeristische voorzieningen telt die volgens bewoners van de binnenstad nauwelijks iets toevoegen aan het winkelaanbod (Het Parool, 2016a). Sinds een aantal jaar heeft Amsterdam te maken met de opmars van wafelbakkers, kaas- en ijswinkels in delen van de binnenstad. D66 wethouder Kajsa Ollongren “stoort zich aan de monocultuur die ontstaat in de binnenstad (…) Het loopt in bepaalde straten uit de hand.” (Het Parool, 2016a). Daarnaast heeft de binnenstad ook te maken met de toenemende komst van andere toeristische voorzieningen zoals souvenirwinkels, seksshops en hotels. Wederom voorzieningen waar lokale bewoners nauwelijks iets aan hebben (NRC Handelsblad, 2012). “Maar eigenlijk is het probleem nog veel erger: toeristenvoorzieningen gaan ten koste van bewonersvoorzieningen.” (NRC Handelsblad, 2012). Zo zouden veel onderwijsinstellingen, dienstverlenende bedrijven en ziekenhuizen inmiddels uit het binnenstedelijk gebied van Amsterdam verdwenen zijn en verplaatst naar andere delen van de stad (NRC Handelsblad, 2012). Voorzieningen waar de Amsterdammer wel wat aan heeft, hebben echter ook te lijden onder de grote aantallen toeristen: “Amsterdammers klagen dat de binnenstad veel te druk wordt. Musea zijn overvol, in populaire winkelstraten is er geen doorkomen aan.” (Financieele Dagblad, 2016). Daarnaast komt de toeristendruk waar Amsterdam mee te maken heeft tot uiting in weerstand tegenover de komst van nieuwe hotels in de binnenstad. Zo zijn er mensen die zich zorgen maken over de toekomst van de stad als de huidige ontwikkelingen zich voortzetten (Het Parool, 2015a). Deze weerstand uit zich soms in protestacties tegen de komst van ‘nog een hotel’. Een specifiek voorbeeld van protest betreft de casus van de mogelijke komst van het exclusieve Soho-hotel op de Raamgracht, in het Centrum. Hier is vanwege weerstand vanuit de buurt tegen de komst van deze hotelketen besloten om de plannen niet door te zetten (At5, 2014).

In de Volkskrant (2015) wordt gewaarschuwd dat Amsterdam aan haar eigen succes ten onder kan gaan: “massatoerisme kan datgene vernietigen waar toeristen nu juist naar op zoek zijn, de unieke sfeer van de plaatselijke cultuur.” (De Volkskrant, 2015). PvdA-fractievoorzitter Marjolein Moorman stelt in het NRC Handelsblad (2016) dat: “de toenemende toeristenstroom de leefbaarheid van Amsterdam onder druk zet.”. En: “Amsterdam moet ingrijpende maatregelen nemen om geen pretpark te worden waar toeristen zich wel, maar bewoners zich niet langer thuis voelen.” (NRC Handelsblad, 2016). Volgens de artikelen in de Volkskrant (2015) en het NRC

(6)

op de toeristenstroom, anders zou het wel eens mis kunnen gaan. Amsterdammers zouden zich bijvoorbeeld niet meer op hun gemak voelen in hun eigen binnenstad. In Het Parool (2014) gaat men nog verder: “Niet alleen de stad verliest haar prachtige gezicht, maar ook de gehele bevolking ervan ondergaat een mentaliteitsverandering die zijn weerga niet kent” (Het Parool, 2014). De aanwezigheid van grote aantallen toeristen heeft niet alleen invloed op het thuis voelen maar ook op het gedrag van Amsterdammers. Die zullen namelijk onvriendelijker en intoleranter worden ten aanzien van toeristen. Iets dat nadelige gevolgen zal hebben voor het beeld dat men in het buitenland heeft over de inwoners van Amsterdam (Het Parool, 2014).

Volgens Het Parool (2014) ondervinden veel Amsterdammers, met name de bewoners van het centrum, overlast van toeristen. Deze overlast komt onder andere tot uiting in het verkeer: toeristen zouden niet onopgemerkt aan het verkeer kunnen deelnemen en zorgen voor problemen in het verkeer. In Het Parool (2014) stelt een grachtbewoner: “op de één of andere manier snappen toeristen niet dat er ook nog zoiets is als woon-werkverkeer, en wanen ze zich in een soort Madurodam.”. Een andere centrumbewoner stelt: “Ze denken dat hier geen verkeer is. Steken de straat over zonder te kijken.” (RTL Nieuws, 2015). Daarnaast bekritiseren verschillende media het gedrag van toeristen: “ze hebben geen respéct voor de inwoners. Dat laatste is een zeer reële gedachte gezien het asociale gedrag van deze bezoekers.” (Het Parool, 2014). En: “toeristen die via Airbnb appartementen huren zorgen voor overlast.” (Financieele Dagblad, 2016). Toeristen zouden over het algemeen niet genoeg rekening houden met lokale bewoners. In Het Parool (2016a) worden zorgen geuit over de jaarlijkse toename van toeristen. Er wordt gevreesd dat naarmate het aantal toeristen verder toe zal nemen het draagvlak voor toeristen onder Amsterdammers zal verminderen.

Het is niet zo dat er de media uitsluitend negatieve berichten met betrekking tot toeristen in Amsterdam publiceert. Zo zijn er ook artikelen die bijvoorbeeld het economisch belang van toerisme voor de Amsterdamse economie benadrukken: “Heeft er dan niemand oog voor de belangrijke en o zo noodzakelijke werkgelegenheid die de toeristenbranche met zich meebrengt? Werkgelegenheid waar Amsterdam een schreeuwende behoefte aan heeft.” (Het Parool, 2016b). In Het Parool (2015b) wordt gesteld dat de populariteit van Amsterdam onder internationale toeristen ten goede komt aan het imago van Amsterdam als wereldstad. Daarnaast zouden Amsterdammers zelf ook meeprofiteren van faciliteiten die deels bekostigd worden door geld dat verdiend wordt met toerisme zoals musea, de verscheidenheid aan restaurants en de prijs en kwaliteit van het openbaar vervoer (Het Parool, 2015b).

Toerisme heeft logischerwijs voor- en nadelen voor een stad. De voordelen van toerisme worden wel erkend maar zijn vooral van toepassing op economische belangen. In de media wordt echter sterk de nadruk gelegd op de nadelige effecten van toerisme, vooral voor het centrum van Amsterdam. Zo zijn er ook mensen uit het gemeentebestuur en de Amsterdamse politiek die vinden dat er iets moet veranderen. In de media krijgen klagende bewoners veelal het woord. Als we de media moeten geloven bestaat toerisme in Amsterdam voornamelijk uit toeristen die zich slecht gedragen. Dit en de toenemende drukte heeft een dalend woongenot tot gevolg. Het publieke debat omtrent toerisme is dus vrij negatief te noemen: de huidige ontwikkelingen en prognoses op het gebied van toerisme in de Amsterdamse binnenstad worden als problematisch beschouwd.

(7)

1.3. Probleemstelling

De negatieve berichtgeving over drukte en toerisme in de media richten zich vooral op het centrum van de stad. Hierin wordt het beeld geschetst dat toerisme problematische gevolgen heeft voor de bewoners van de binnenstad. Op basis van de berichtgeving in de media lijkt het woongenot van veel Amsterdammers in de binnenstad geschaad te worden door de aanwezigheid van hotels en toeristen in de woonomgeving. Door de komst van Airbnb beperkt toerisme zich echter niet meer alleen tot de binnenstad: “De beschikbare Airbnb-accommodaties liggen namelijk verspreid over geheel Amsterdam binnen de ring A10.” (Het Parool, 2016c). Amsterdammers uit het centrum komen veelvuldig aan het woord in het publieke debat. Maar hoe kijken Amsterdammers in de buurten buiten het centrum naar het toenemende toerisme in hun woonomgeving?

Deze scriptie gaat in op het woongenot van bewoners van de Indische Buurt, Dapperbuurt en de Pijp en wat voor effect de aanwezigheid van hotels en toeristen op het woongenot hebben. De onderzoeksvraag die hieruit ontstaat is:

“Wat is de invloed van de aanwezigheid van hotels en toeristen op het woongenot van de bewoners van de Indische Buurt, Dapperbuurt en de Pijp?”.

Omdat het lastig is om toeristen en bezoekers van elkaar te onderscheiden worden beide groepen in dit onderzoek aangeduid als ‘toerisme’. In dit onderzoek wordt toerisme beschouwd als: mensen die reizen naar een bestemming buiten hun gebruikelijke omgeving, hier minder lang dan één jaar verblijven, vanuit zakelijke, vrije tijds- of persoonlijke doeleinden gekomen zijn en zonder dat hiervoor een vergoeding ontvangen zal worden (United Nations, 2010).

Het onderzoek richt zich op drie woongebieden waarin verschillen hotels gevestigd zijn. In dit onderzoek wordt het woongenot van bewoners onderzocht die binnen een straal van 200 meter van een hotel af wonen. Het concept woongenot vormt het centrale thema in dit onderzoek. In het theoretisch kader zal het concept woongenot gedefinieerd worden. Om stedelijk toerisme in een bepaalde stad te kunnen begrijpen is het noodzakelijk om inzicht te hebben in de stedelijke omgeving waar het toerisme plaats vindt (Ashworth & Page, 2011). Deze bachelor-scriptie tracht dit vanuit het perspectief van de bewoners te bewerkstelligen. Er zijn een aantal deelvragen geformuleerd om dit inzicht te verkrijgen zodat de onderzoeksvraag beantwoord kan worden: De eerste deelvraag luidt: “In welke mate beïnvloedt de aanwezigheid van hotels en toeristen de tevredenheid omtrent het voorzieningenniveau in de woonomgeving volgens de lokale bewoners?”. De tweede deelvraag luidt: “Hoe beoordelen lokale bewoners de sociale context van hun woonomgeving gezien de aanwezigheid van hotels en toeristen”.

De derde deelvraag luidt: “In welke mate beïnvloedt de aanwezigheid van hotels en toeristen in de woonomgeving het gevoel van veiligheid en overlast volgens de lokale bewoners?”.

(8)

1.4. Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie

Zoals we in het bovenstaande hebben gezien, is dit onderzoek maatschappelijk relevant. De onderzoeksvraag gaat in op een maatschappelijk debat en een kwestie waar vele Amsterdammers zich zorgen over maken. De groeiende toeristenstroom en de komst van steeds meer hotels roepen vragen op als: wordt het niet te druk in Amsterdam? En, hoort de stad er op de eerste plaats niet voor haar bewoners te zijn? (Het Parool, 2015). De komst van hotels en toeristen kunnen buurten veranderen. Een buurt kan bijvoorbeeld drukker worden en/of een levendiger straatbeeld krijgen door de aanwezigheid van grotere mensenmassa’s en meer verkeer (Boissevain, 1996). Dit heeft op zijn beurt weer gevolgen voor de bewoners die in de buurt wonen.

Het onderzoek is wetenschappelijk relevant omdat het een bijdrage kan leveren aan het creëren van een helder beeld omtrent de perceptie van lokale bewoners ten aanzien van toeristen. De bevindingen die hieruit voortkomen kunnen bruikbaar zijn bij het formuleren van beleid met als uitgangspunt het minimaliseren van wrijving en conflicten tussen lokale bewoners en toeristen (Belisle & Hoy, 1980). Daarnaast kan deze informatie ook van belang zijn bij de ontwikkeling van plannen met als doel het vergroten van het draagvlak voor toerisme onder de lokale bevolking (Belisle & Hoy, 1980). Om toerisme succesvol te reguleren is het essentieel om de percepties en houding van de ontvangende gemeenschap ten aanzien van toerisme te begrijpen (Haywood, 1975).

(9)

2. Theoretisch kader

Uit de inleiding blijkt dat de term ‘woongenot’ het centrale thema in dit onderzoek vormt. Om te onderzoeken hoe het woongenot beïnvloed wordt door de aanwezigheid van hotels en toeristen in de woonomgeving zullen theorieën uitgewerkt worden die een bijdrage leveren aan het definiëren van woongenot. Vervolgens wordt er ingegaan op de keuze voor welke operationalisering van het concept woongenot er is gekozen en welke indicatoren er in het onderzoek gebruikt gaan worden om het woongenot te onderzoeken. Ook zullen hierbij op basis van eerder uitgevoerde onderzoeken mogelijke effecten van de aanwezigheid van hotels en toeristen in de woonomgeving voor bewoners beschreven worden.

2.1. Woongenot

Woongenot is een verzamelbegrip voor alles wat te maken heeft met de woonomgeving van mensen (VROM, 2004). In het kader van het ‘Grotestedenbeleid’ (GSB) van de Rijksoverheid wordt ook wel gesproken van leefbaarheid (VROM, 2004). De term leefbaarheid wordt vooral gebruikt op beleidsniveau terwijl woongenot wordt gebruikt om aan te geven wat voor gevolg een verandering in de woonomgeving heeft voor bewoners. Woongenot is net als leefbaarheid een van de dominante begrippen binnen het politieke en publieke debat over de kwaliteit van het leven in buurten. In de praktijk wordt woongenot gebruikt om de tevredenheid ten aanzien van de woonomgeving te beschrijven (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 2012). De tevredenheid wordt bepaald door de perceptie van mensen ten aanzien van hun woonomgeving. Hierbij spelen zowel meetbare kenmerken zoals geluidsniveau en afstand tot groen in de woonomgeving als de persoonlijke beleving van mensen met betrekking tot de woonomgeving een rol (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 2012). Hieruit blijkt dat het om een subjectief begrip gaat met een plaats afhankelijk karakter. Het heeft betrekking op de manier hoe de mens en zijn woonomgeving zich tot elkaar relateren. Hierdoor is het mogelijk dat mensen uit dezelfde woonomgeving verschillende houdingen hebben ten aanzien van het woongenot dat zij in hun woonomgeving ervaren. Er bestaat dan ook niet zoiets als het ‘ultieme woongenot’. Een woonomgeving is nooit volmaakt en zal altijd aan verandering onderhevig zijn (Leidelmeijer et al, 2008). In feite krijgt de perceptie omtrent de woonomgeving betekenis in termen van woongenot. Hierbij gaat het erom of de woonomgeving aansluit bij de voorwaarden die mensen eraan stellen. En in welke mate de woonomgeving de persoonlijke behoeften en wensen van mensen kan vervullen (Leidelmeijer et al, 2008). Om het woongenot van mensen te onderzoeken is het van belang om de woonomgeving te definiëren zodat er een overzicht gemaakt kan worden van haar kenmerken. In de praktijk wordt woongenot vaak gemeten op buurtniveau of kleinere schaalniveaus (Veenhoven, 2000).

De woonomgeving kan beschreven worden aan de hand van drie verschillende dimensies. Dit zijn de fysieke verschijningsvorm, sociale context en veiligheid en overlast (Leidelmeijer et al, 2008). Bij de fysieke verschijningsvorm gaat het zowel om de bebouwde als natuurlijke omgeving. Dit betekent dat de fysieke verschijningsvorm onder andere betrekking heeft op de kwaliteit van de woning, bebouwing, dichtheid, groen en voorzieningen (Leidelmeijer et al, 2008). De sociale context bestaat uit de bevolkingssamenstelling inclusief bezoekers en werkende mensen die in het betreffende gebied aanwezig zijn. Hier speelt vooral het contact tussen mensen in de openbare ruimte en saamhorigheid binnen de samenstelling van de bevolking een rol. In hoeverre kunnen mensen in harmonie met elkaar samen wonen? Indien mensen vinden dat er in hun woonomgeving

(10)

sprake is van de ‘juiste’ sociale samenstelling kunnen zij zich hier thuis voelen (Leidelmeijer et al, 2008). Tot slot worden veiligheid en overlast bepaald door de mate waarin mensen in hun woonomgeving last hebben van problemen die samenhangen met geweldsmisdrijven, vandalisme, straatvervuiling, straat bekladding (graffiti), inbraak, diefstal, overlast door jongeren, openbare dronkenschap, drugsgebruik, etc. Dergelijke factoren hebben invloed op het gevoel van veiligheid van mensen (Leidelmeijer et al, 2008). Fysieke verschijningsvorm, sociale context, veiligheid en overlast zouden kunnen fungeren als belangrijke maatstaven voor het concept woongenot.

2.2. Operationalisering

In dit onderzoek is ervoor gekozen om het woongenot te bestuderen aan de hand van de theorie omtrent de woonomgeving van Leidelmeijer et al (2008). Dit betekent dat woongenot onderzocht zal worden op basis van de invloed van de aanwezigheid van hotels en toeristen op de woonomgeving. Er is voor deze theorie gekozen omdat het een duidelijk omschrijving geeft van de verschillende dimensies waaruit de woonomgeving bestaat. Hierdoor is het goed te onderzoeken. Leidelmeijer et al (2008) stellen dat de woonomgeving beschreven kan worden met behulp van de fysieke verschijningsvorm, sociale context en veiligheid en overlast. Op basis van deze drie dimensies zullen indicatoren gevormd worden die ten grondslag liggen aan het concept woongenot. Deze indicatoren zullen ook terug komen in het conceptueel model in paragraaf 2.3. In de volgende alinea’s worden de dimensies die Leidelmeijer et al (2008) gebruikt om de woonomgeving te beschrijven een voor een behandeld en omgevormd tot indicatoren die het concept woongenot meetbaar maken. Vervolgens wordt er per indicator informatie verschaft over mogelijke effecten van toerisme op de verschillende indicatoren. Dit wordt gedaan op basis van eerder uitgevoerd onderzoek.

2.2.1. Fysieke verschijningsvorm

De fysieke verschijningsvorm heeft in haar brede betekenis betrekking op de woningkwaliteit, bebouwing, dichtheid, voorzieningen en groen van een woonomgeving (Leidelmeijer et al, 2008). Leidelmeijer et al (2008) stellen dat de fysieke verschijningsvorm een van de dimensies is waarmee een woonomgeving gekenmerkt wordt. In dit onderzoek is er echter voor gekozen om niet de fysieke verschijningsvorm maar ‘voorzieningenniveau’ als eerste indicator van woongenot te gebruiken. Deze keuze is tot stand gekomen door het brede karakter van de dimensie fysieke verschijningsvorm. In dit onderzoek is er enkel interesse in de subjectieve beleving van bewoners ten aanzien van voorzieningen in relatie tot toerisme. Hierdoor vallen woningkwaliteit, bebouwing, dichtheid en groen in de omgeving buiten beschouwing. Met het voorzieningenniveau wordt het aanbod van fysieke stedelijke voorzieningen in de buurt bedoeld zoals winkels, horeca, openbaar vervoer, musea, dienstverlenende instellingen zoals hotels en organisaties die recreatieve activiteiten organiseren.

Stedelijk toerisme draagt bij aan de wereldwijde ontwikkeling waarin steden steeds meer plaatsen van consumptie worden in plaats van productie. Enerzijds leidt toerisme tot het creëren van voorzieningen waar zowel lokale mensen als toeristen gebruik van maken (Fainstein, 2011). Anderzijds kan toerisme ook leiden tot het creëren van voorzieningen die specifiek voor een bepaald type toerist bedoeld zijn of waarvoor toeristen in het algemeen als doelgroep fungeren (Fainstein, 2011). Daarnaast zou de komst van nieuwe voorzieningen ook tot verdringing van meer

(11)

traditionele voorzieningen in de buurt kunnen leiden (Slater, 2009). Dit zou ook voor de komst van toeristische voorzieningen kunnen gelden.

Toenemende bezoekersaantallen zorgen voor verandering in stedelijke gebieden. De komst van meer hotels en toeristen leidt ertoe dat er meer mensen gebruik maken van de voorzieningen in hun omgeving (Boissevain, 1996). Lokale bewoners dienen als gevolg van toenemende bezoekersaantallen rekening te houden met meer drukte bij voorzieningen als het openbaar vervoer, winkels en dienstverlenende instellingen (Boissevain, 1996). Sommigen mensen ervaren dit als nadelig, anderen mensen zien het toenemende toerisme juist als gunstig voor de stad vanwege de economische voordelen (Boissevain, 1996).

2.2.2. Sociale context

De sociale context van een woonomgeving heeft betrekking op de bevolkingssamenstelling van een gebied. Hiertoe behoren drie groepen: permanente bewoners, bezoekers waaronder toeristen en mensen en werkende mensen (Leidelmeijer et al, 2008). In de praktijk gaat het om alle mensen die in meer of mindere mate gebruik maken van een ruimtelijk afgebakend gebied. Daarnaast speelt de interactie tussen alle mensen en groepen in de woonomgeving ook een rol bij de sociale context. Het gaat hierbij om onderling contact tussen individuen en groepen in de openbare ruimte (Leidelmeijer et al, 2008). ‘Sociale context’ zal in dit onderzoek fungeren als tweede indicator van het woongenot.

De Amsterdamse toerismesector is groeiende en het aantal bezoekers is de afgelopen 10 jaar sterk toegenomen (Gemeente Amsterdam, 2016).De komst van meer hotels en toeristen kan ertoe leiden dat het drukker wordt op straat en dat toeristen een groter percentage van de bevolkingssamenstelling van een buurt uitmaken (Boissevain, 1996). Hoe de lokale bewoners reageren op toerisme in hun woonomgeving is afhankelijk van het contact dat zij hebben met toeristen en hoe toeristen zich gedragen. (Boissevain, 1996 & Lengkeek, 2009). In extreme gevallen kan massatoerisme de oorspronkelijke bewoners verdringen en hiermee de cultuur van de ontvangende gemeenschap aantasten met als gevolg dat hun cultuur langzaam verdwijnt. In een dergelijke situatie krijgt een deel van de stad in toenemende mate een vrijetijds- en amusementsfunctie waardoor de stad tot op een bepaalde hoogte in een soort van attractie of ‘pretpark’ kan veranderen (Boissevain, 1996; Nijman, 1999). Op basis hiervan kan gesteld worden dat toerisme invloed kan hebben op de sociale context van een buurt en het dagelijks leven van de lokale bevolking.

2.2.3. Veiligheid en overlast

Het gevoel van veiligheid in de woonomgeving wordt beïnvloed door factoren die samenhangen met criminaliteit, vandalisme en verschillende vormen van overlast die leiden tot stress en ergernis bij de bewoners (Leidelmeijer et al, 2008). De derde en laatste indicator van woongenot die in dit onderzoek gebruikt zal worden is ‘veiligheid en overlast’.

Stadsbewoners krijgen als gevolg van de komst van toeristen in hun woonomgeving te maken met een grotere aanwezigheid van mensen in de openbare ruimte. Toerisme kan in sommige gevallen leiden tot overlast in de woonomgeving door onder andere openbare dronkenschap, drugsgebruik, geluidsoverlast en vervuiling (Boissevain, 1996 & Maalsté, 2010). De constante aanwezigheid van

(12)

veel mensen in de openbare ruimte leidt tot een grotere kans op criminele activiteiten (Justitiële verkenningen, 2011). Hiermee wordt niet bedoeld dat de komst van toeristen per definitie gelijk staat aan een toename van criminele activiteiten. Het gaat namelijk om de aanwezigheid van meer mensen die de kans op criminele activiteiten vergroot. Toeristen hebben zelf immers ook baat bij het verblijven in een veilige omgeving (Dimanche & Lepetic, 1999). Een toenemende mensenmassa leidt dus niet direct tot minder veiligheid maar kan wel resulteren in een verandering van de ervaring van veiligheid (Justitiële verkenningen, 2011). Zo is het mogelijk dat de aanwezigheid van toeristen het gevoel van veiligheid beïnvloedt doordat toeristen gedrag vertonen dat afwijkt van het gedrag van lokale bewoners. Toeristen voelen zich vrij, terwijl de gewone burger zich bezig houdt met alledaagse praktijken zoals werken (Lengkeek, 2009). Dit kan leiden tot spanningen, overlast en botsingen vanwege conflicterende belangen en tot gevoelens van onveiligheid en angst onder een deel van de lokale bevolking (Justitiële verkenningen, 2011). Het is dus mogelijk dat toerisme invloed heeft op het gevoel van veiligheid in de woonomgeving en overlast dat door bewoners ervaren wordt.

2.3. Conceptueel model

Woongenot wordt in dit onderzoek geoperationaliseerd door ‘voorzieningenniveau’, ‘sociale context’ en ‘veiligheid en overlast’ in de woonomgeving. In deze paragraaf wordt aan de hand van een conceptueel model het verband tussen toerisme en woongenot gevisualiseerd. Dit conceptueel model is gevormd op basis van de indicatoren die in dit onderzoek ten grondslag liggen aan het woongenot.

Woongenot Amsterdammers Aanwezigheid hotels en toeristen

(toerisme) Voorzieningen- niveau Veiligheid en overlast Sociale context

(13)

2.4. Hypotheses

Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden zijn er deelvragen opgesteld. Voor elke deelvraag zijn er hypotheses geformuleerd op basis van de behandelde literatuur en de berichtgeving in de media.

Hypothese 1: De aanwezigheid van hotels en toeristen heeft een negatieve invloed op de tevredenheid omtrent het voorzieningenniveau volgens de lokale bewoners.

De invloed van toerisme op het voorzieningenaanbod kan verschillend ervaren worden. Enerzijds zou men een uitgebreider voorzieningenaanbod als gevolg van toerisme in de woonomgeving als positief kunnen ervaren. Anderzijds kan een bepaald voorzieningenaanbod ook tot spanningen leiden doordat bewoners bepaalde voorzieningen als niet wenselijk beschouwen (Boissevain, 1996). Volgens Het Parool (2016a) en het NRC Handelsblad (2012) vinden veel Amsterdammers die in het centrum wonen dat toeristische voorzieningen geen positief effect op hun woonomgeving hebben. Daarnaast zou de komst van toeristische voorzieningen leiden tot verdringing van voorzieningen waar bewoners gebruik van maken (NRC Handelsblad, 2012). De media geeft een vrij negatief beeld over toeristische voorzieningen. Het voorzieningenniveau van de Indische Buurt, Dapperbuurt en de Pijp is waarschijnlijk minder gericht op toeristen dan de voorzieningen in het centrum. Toch wordt op basis van de negatieve aandacht in media verwacht dat de bewoners van deze buurten het effect van de aanwezige toeristische voorzieningen op hun woonomgeving als negatief zullen ervaren.

Hypothese 2: De aanwezigheid van hotels en toeristen heeft een negatief effect op de tevredenheid omtrent de sociale context volgens de lokale bewoners.

Toerisme heeft zich de afgelopen tien jaar sterk ontwikkeld in Amsterdam. Dit blijkt uit de stijging van het aantal bezoekers die de stad kent (Gemeente Amsterdam, 2016). Er wordt dan ook verwacht dat de bewoners van de Indische Buurt, Dapperbuurt en de Pijp meer drukte in hun woonomgeving ervaren. In de media wordt gewaarschuwd voor de gevolgen van grote toeristenstromen waar de bevolking van Amsterdam nadeel van kan ondervinden (de Volkskrant, 2015 & NRC Handelsblad, 2016). De grote omvang van toeristen in de stad zou zelfs weerslag kunnen hebben op het karakter en gedrag van Amsterdammers. Zo zou men onvriendelijker en minder tolerant ten aanzien van toeristen kunnen worden (Het Parool, 2014). Op basis hiervan wordt verwacht dat de bewoners van de Indische Buurt, Dapperbuurt en de Pijp de aanwezigheid van hotels en toeristen negatief zullen beoordelen.

Hypothese 3: De aanwezigheid van hotels en toeristen in de woonomgeving leidt tot overlast bij lokale bewoners en een verslechtering van het gevoel van veiligheid.

Toerisme leidt niet noodzakelijkerwijs tot meer criminaliteit. Het is echter wel zo dat een vrijwel voortdurende aanwezigheid van mensen in de openbare ruimte leidt tot een grotere kans op criminele activiteiten (Justitiële verkenningen, 2011). Toeristen zijn mensen die plaatsen bezoeken buiten hun gebruikelijke omgeving met variërende doeleinden. Hierdoor kunnen toeristen gedrag vertonen dat afwijkt van de lokale bevolking en hierdoor overlast veroorzaken. Dit kan voor sommige mensen resulteren in gevoelens van onveiligheid (Justitiële verkenningen, 2011). In de media wordt gesteld dat toeristen in het centrum van Amsterdam voor overlast zorgen bij bewoners

(14)

RTL Nieuws, 2015). Daarnaast wordt ook het gedrag van toeristen bekritiseerd: een deel van de toeristen zou zich asociaal gedragen en niet genoeg rekening houden met de bewoners (Het Parool, 2014 & Financieele Dagblad, 2016). Op basis hiervan wordt verwacht dat de bewoners van de Indische Buurt, Dapperbuurt en de Pijp ook overlast ondervinden van de aanwezige toeristen in hun buurten. En dat dit leidt tot een verslechtering van het gevoel van veiligheid.

2.5. Conclusie

In dit hoofdstuk is het concept woongenot uiteengezet. Woongenot is een subjectief concept dat zich relateert tot de woonomgeving van mensen. Het wordt gebruikt om de tevredenheid met de woonomgeving uit te drukken (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 2012). Om het woongenot van mensen te onderzoeken is het noodzakelijk om een goed beeld te krijgen van hoe mensen hun woonomgeving waarnemen en hoe ze dit beoordelen. Om dit te doen dienen de verschillende dimensies die de woonomgeving beschrijven bestudeerd te worden (Leidelmeijer et al, 2008). Op basis van de theorie van Leidelmeijer et al (2008) zijn er drie indicatoren gevormd: ‘voorzieningenniveau’, ‘sociale context’ en ‘veiligheid en overlast’. Hiermee is het concept woongenot geoperationaliseerd. In dit onderzoek wordt onderzocht wat voor invloed de aanwezigheid van hotels en toeristen in de woonomgeving hebben op de indicatoren die ten grondslag liggen aan het woongenot. Op deze manier kan onderzocht worden wat voor invloed de aanwezigheid van hotels en toeristen in de woonomgeving hebben op het woongenot van lokale bewoners.

(15)

3. Methodologie

Dit hoofdstuk gaat in op de uitvoering van het onderzoek. In het eerste deel van het hoofdstuk zal er informatie verstrekt worden over de onderzoeksmethoden die in het onderzoek gebruikt zijn. Het tweede deel gaat in op onderzoekslocaties van het onderzoek en de redenen van deze keuzes. Vervolgens zal er aandacht besteed worden aan het verloop van de data-verzameling, de aanpak hiervan en de representativiteit van het onderzoek met onder andere een responseanalyse.

3.1. Onderzoeksstrategie

De onderzoekseenheden in dit onderzoek zijn de bewoners van de Indische Buurt, Dapperbuurt en de Pijp die binnen een straal van 200 meter van een of meerdere hotels wonen. Zij zijn de groep waar gegevens over verzameld wordt. Om dit te bewerkstelligen wordt er informatie opgedaan omtrent de perceptie van mensen over de gevolgen van de aanwezigheid van hotels en toeristen voor de indicatoren die ten grondslag liggen aan het woongenot in de woonomgeving.

De onderzoeksmethoden die in dit onderzoek gebruikt worden zijn kwantitatief van aard. Er zal kwantitatief onderzoek plaatsvinden om cijfermatig uitspraken te kunnen doen over de beïnvloeding van het woongenot van de bewoners van de Indische Buurt, Dapperbuurt en de Pijp. Hierbij zal de aanpak deductief van aard zijn. Dit betekent dat hypotheses en theorieën getoetst zullen worden aan de hand van de verzamelde data (Bryman, 2012).

Het kwantitatieve onderzoek is uitgevoerd aan de hand van gestructureerde vragenlijsten. Hierin worden vragen gesteld die de perceptie van respondenten meten ten aanzien van de indicatoren die ten grondslag liggen aan het woongenot. Hierin ligt de nadruk op de eigen ervaringen van respondenten. Het doel van de vragenlijst is om een zo goed mogelijk beeld te krijgen van ideeën en opvattingen over de invloed van de aanwezigheid van hotels en toeristen op de indicatoren die ten grondslag liggen aan het woongenot. Deze vragenlijsten zullen de vorm krijgen van een survey-onderzoek: door middel van enquêtes zullen er op systematische wijze dezelfde vragen gesteld worden aan een grote groep mensen (Bryman, 2012). De gestructureerde vragenlijst bestaat uit een combinatie van gesloten vragen, open vragen en stellingen. Bij gesloten vragen kunnen respondenten kiezen uit een beperkt aantal antwoorden. Het voordeel van dergelijke vraagstelling is dat de antwoorden zichzelf al categoriseren. Dit maakt het verwerken van gegevens eenvoudiger (Bryman, 2012).

De stellingen kunnen door respondenten worden beantwoord door middel van likert-schalen waarmee men aan kan geven in welke mate zij het eens of oneens zijn de met de betreffende stellingen. Op deze manier kunnen de houdingen van respondenten ten opzichte van verschillende stellingen onderzocht worden (Bryman, 2012). In de vragenlijst spelen deze likert-schalen een belangrijke rol om te achterhalen in welke mate de verschillende indicatoren beïnvloed worden door de aanwezigheid van hotels en toeristen in de woonomgeving. In de vragenlijst wordt gebruik gemaakt van zogeheten vijf-punts-likert-schalen. Dit betekent dat de respondent bij het kenbaar maken van de mate van instemming ten aanzien een stelling kan kiezen uit vijf categorieën die variëren van ‘helemaal mee eens’ tot ‘helemaal mee oneens’.

(16)

3.2. Uitvoering onderzoek

De enquêtevragen in de vragenlijst, zie bijlage 8, gaan in op de indicatoren die ten grondslag liggen aan het woongenot. De vragenlijst bestaat in totaal uit vier delen. Het eerste deel omvat enkele introductievragen die ingaan op persoonlijke informatie van de respondenten: geslacht, leeftijd, woonduur, huidige arbeidsstatus en opleidingsniveau. Delen 2 tot en met 4 bestaan achtereenvolgens uit ‘voorzieningen in de woonomgeving’, ‘toerisme, bevolkingssamenstelling en interactie in de woonomgeving’ en ‘gevoel van veiligheid en overlast in de woonomgeving’. Dit zijn de drie verschillende onderwerpen die door middel van de vragenlijst onderzocht worden. Het aantal vragen en stellingen varieert per deel tussen de zes en tien. In totaal telt de vragenlijst 4 gesloten vragen, 24 stellingen en 2 open vragen. De open vragen gaan in op leeftijd en woonduur. Om respondenten scherp te houden en niet in automatisme te laten vallen is gekozen om zowel negatief en positief geformuleerde stellingen door elkaar heen te gebruiken. Dit voorkomt ‘acquiescence bias’: neiging van respondenten om met alles in te stemmen, ongeacht de inhoud van de vraagstelling (Bryman, 2012).

Woongenot wordt in dit onderzoek geoperationaliseerd aan de hand van drie indicatoren. Op basis van de stellingen in de vragenlijst zal er voor elke indicator een afhankelijke variabele gevormd worden. Dit betekent dat er in totaal drie afhankelijke variabelen gevormd worden. Dit zijn invloed van toerisme op de tevredenheid omtrent voorzieningenniveau, sociale context en veiligheid en overlast. Elke afhankelijke variabele berust hierdoor op meerdere opvattingen van een respondent. Het zou ook mogelijk zijn om slechts één afhankelijke variabele te gebruiken. In dat geval zou woongenot fungeren als afhankelijke variabele. Hier is echter niet voor gekozen omdat er drie indicatoren zijn die ten grondslag liggen aan het woongenot. Ondanks enige vorm van overlap onderscheiden de indicatoren zich van elkaar in wat ze meten. Hierdoor is het wenselijk om drie afhankelijke variabelen te vormen. Op deze manier kan er per indicator een uitspraak worden gedaan over de beïnvloeding van het woongenot. Zo kunnen er ook verschillen tussen de uitkomsten van de indicatoren opgemerkt worden. Dit zou niet mogelijk geweest zijn als er slechts één afhankelijke variabele in het onderzoek gebruikt zou worden.

Met de enquêtevragen uit de vragenlijst worden naast afhankelijke variabelen ook onafhankelijke variabelen gevormd. Onafhankelijke variabelen worden beschouwd als oorzaken van bepaalde verschijnselen en hebben effect op de afhankelijke variabelen (Bryman, 2012). De onafhankelijke variabelen komen voort uit de introductievragen van de vragenlijst. Dit zijn geslacht, leeftijd, woonduur, huidige arbeidsstatus en opleidingsniveau. Dit zijn variabelen die onderdeel zijn van het onderzoek maar waar de aandacht niet speciaal op gericht is. Deze variabelen worden in het onderzoek gebruikt om te onderzoeken wat voor invloed zij hebben op de afhankelijke variabelen: ze worden afgezet tegen de afhankelijke variabelen.

Om de kwantitatieve data te analyseren is gebruikt gemaakt van de antwoordpercentages op de stellingen van de vragenlijst en kruistabellen tussen de onafhankelijke- en afhankelijke variabelen. De onafhankelijke- en afhankelijke variabelen zijn gemaakt met het statistische computerprogramma SPSS. Hoe deze variabelen gevormd zijn wordt uitgelegd in bijlage 9.

(17)

3.3. Onderzoekslocaties

Het onderzoek wordt uitgevoerd in de Indische Buurt, Dapperbuurt en de Pijp. Dit zijn centrale buurten gelegen rondom het centrum van Amsterdam. Deze buurten hebben net als het centrum van Amsterdam ook te maken met een groeiend aantal bezoekers (Gemeente Amsterdam, 2016). Het onderzoek zal uitgevoerd worden op drie verschillende locaties binnen deze buurten. De zwarte stippen op afbeelding 1 geven aan waar deze locaties zich precies bevinden. De eerste locatie, de meest rechter zwarte stip, ligt in de het noorden van de Indische buurt en betreft het gebied rond het Timorplein. Aan dit plein heeft de Nederlandse hostelketen Stayokay een vestiging sinds 2007 onder de naam Stayokay Zeeburg. De tweede locatie is de middelste zwarte stip en betreft het gebied ter hoogte van de Linnaeusstraat in de Dapperbuurt. In deze straat heeft de hotelketen Hampshire Hotels in 2011 een nieuwe vestiging onder de naam The Manor Amsterdam geopend. De derde locatie, de meest linker zwarte stip, is gelegen in de Pijp in het gebied rond het Sarphatipark. Aan de kant van de Ceintuurbaan aan de zuidkant van het park zijn het Amsterdam Hostel Sarphati en Aalborg Hotel Amsterdam gevestigd. Nauwkeuriger plattegronden van de onderzoekslocaties worden getoond in paragrafen 3.3.1, 3.3.2, en 3.3.3. Eerst zal er worden ingegaan op de keuzes die hebben geleid tot de drie onderzoekslocaties.

Afbeelding 1: Onderzoekslocaties

(18)

Het onderzoek dat op drie verschillende locaties wordt uitgevoerd bestaat in feite uit drie ‘case-studies’ oftewel een ‘multiple-case-study’. Een ‘case-study’ is een gedetailleerde en intensieve bestudering van één bepaalde zaak (Bryman, 2012). Yin (1994) stelt dat de ‘case-study’ methode geschikt is voor onderzoek met de focus op hedendaagse fenomenen in een ‘real life’ context. Er is in dit onderzoek dan ook besloten om de beïnvloeding van het woongenot van bewoners door de aanwezigheid van hotels en toeristen in de woonomgeving lokaal te onderzoeken in delen van de Indische Buurt, Dapperbuurt en de Pijp. Daarnaast wordt het gebruik van ‘case-studies’ geschikt geacht voor het onderzoeken van complexe sociale verschijnselen (Yin, 1994). De beïnvloeding van het woongenot als gevolg van de aanwezigheid van hotels en toeristen wordt hierin beschouwd als het complexe sociale verschijnsel dat onderzocht dient te worden. Het onderzoek is in elke ‘case’ op dezelfde manier uitgevoerd. Gewoonlijk zouden de uitkomsten per ‘case-study’ met elkaar vergeleken worden om te zoeken naar overeenkomstige en contrasterende resultaten. In dit onderzoek wordt dat niet gedaan. De reden hiervan is dat er in dit onderzoek wordt gekeken naar hoe het woongenot beïnvloed wordt door de aanwezigheid van hotels en toeristen in de drie ‘cases’ samen. De uitkomsten van de drie ‘case-studies’ worden dus in feite bij elkaar opgeteld. De bevindingen van het onderzoek zijn dan ook alleen te generaliseren naar de drie buurten waar het onderzoek heeft plaats gevonden. Volgens Bryman (2012) leiden ‘case-studies’ altijd tot twijfels met betrekking tot generaliseerbaarheid. Want hoe zouden bevindingen uit één of enkele casussen representatief kunnen zijn voor andere casussen of voor zaken in het algemeen? Het is dan ook niet de bedoeling van dit onderzoek om uitspraken te doen over een breder domein dan de drie gekozen buurten.

Er zijn een aantal redenen die hebben geleid tot de keuzes voor de drie onderzoekslocaties in de Indische Buurt, Dapperbuurt en de Pijp. Ten eerste is het van belang dat er een hotelvestiging in de onderzoekslocaties aanwezig is. In de Indische Buurt is het gebied in een straal van 200 meter rondom Stayokay Zeeburg gekozen als eerste onderzoekslocatie. Stayokay Zeeburg is een hostel gevestigd in een groot losstaand gebouw aan het Timorplein. Het is tevens het enige hotel in de Indische Buurt (Google Maps, 2016). In de Dapperbuurt is het gebied in een straal van 200 meter rondom het hotel The Manor Amsterdam gekozen als tweede onderzoekslocatie. The Manor Amsterdam is gevestigd aan de Linnaeusstraat maar is niet het enige hotel in de Dapperbuurt. Er is gekozen voor het gebied rondom het hotel The Manor Amsterdam omdat het hotel in vergelijking met de andere hotels in de buurt het meest centraal in de Dapperbuurt ligt (Google Maps, 2016). De Pijp is de buurt met de meeste hotelvestigingen van de drie (Google Maps, 2016). In de Pijp is het gebied rondom het Amsterdam Hostel Sarphati en Aalborg Hotel Amsterdam gekozen als derde onderzoekslocatie. Hier is gekozen om twee hotelvestigingen in de onderzoekslocatie te betrekken wegens de kleine omvang van de hotels in vergelijking met de andere twee onderzoekslocaties. Het Amsterdam Hostel Sarphati en Aalborg Hotel Amsterdam beslaan beide namelijk slechts een pand in een straat met aaneengesloten bebouwing. De hotels liggen 135 meter bij elkaar vandaan en zijn gevestigd op de Ceintuurbaan aan de rand van het Sarphatipark (Google Maps, 2016). Er is voor deze hotels gekozen wegens de centrale ligging in de Pijp. De tweede reden die tot de keuze voor deze onderzoekslocaties heeft geleid is de ligging in omgevingen die een residentiële functie vervullen. Hiermee wordt bedoeld dat de betreffende casussen niet op een afgelegen terrein in de stad of aan de rand van een zakencentrum gevestigd zijn. Deze plaatsen zijn dan ook representatief voor de Amsterdammer omdat de bewoners van de onderzoekslocaties gevestigd zijn in ‘gewone’ woonwijken. Ten derde zijn alle drie de onderzoekslocaties plaatsen waar toeristen en bewoners met elkaar in aanraking komen. Hierbij gaat het niet per se om direct contact. Toeristen en lokale bewoners zullen elkaar op straat, in winkels of in het openbaar vervoer tegenkomen. Het is voor

(19)

het onderzoek van belang dat respondenten in hun woonomgeving regelmatig in aanraking komen met toeristen.

Het onderzoek zal worden afgenomen bij respondenten die rondom de betreffende hotels woonachtig zijn. Deze groep mensen vormen de populatie van het onderzoek. Dit betekent dat het onderzoek per onderzoekslocatie zal worden uitgevoerd in slechts enkele straten. Per onderzoekslocatie zal worden aangegeven in welke straten de vragenlijsten afgenomen zijn. De drie onderzoekslocaties worden naast overeenkomsten ook gekenmerkt door verschillen. Onderzoekslocaties 2 en 3, The Manor Amsterdam en Amsterdam Hostel Sarphati/Aalborg Hotel Amsterdam, bestaan uit drukke en levendige gebieden. De Linnaeusstraat fungeert hier als belangrijke verkeersader tussen het Oostelijk deel van Amsterdam Centrum en Amsterdam Oost. Het Sarphatipark vormt het hart van de woonwijk de Pijp en de Ceintuurbaan, die de hele Pijp doorkruist, fungeert als belangrijke verkeersader tussen Amsterdam Oost en Amsterdam Zuid. In tegenstelling tot onderzoekslocaties 2 en 3 is het in onderzoeklocatie 1, Stayokay Zeeburg, een stuk rustiger op straat. Zowel qua voetgangers als verkeer.

(20)

3.3.1. Onderzoekslocatie 1: Stayokay Zeeburg, Indische Buurt

In de casus van Stayokay Zeeburg in de Indische Buurt zijn de vragenlijsten afgenomen bij respondenten die wonen in de volgende straten: Timorstraat, Lombokstraat, Lampongstraat en de Borneostraat tussen Madurastraat en Delistraat. Zie afbeelding 2 voor een plattegrond van onderzoekslocatie 1. Bij de rode stip bevindt zich de ingang van het Stayokay Zeeburg.

Afbeelding 2: Onderzoekslocatie 1: Stayokay Zeeburg

(21)

3.3.2. Onderzoekslocatie 2: The Manor Amsterdam, Dapperbuurt

In de casus van The Manor Amsterdam in de Dapperbuurt zijn de vragenlijsten afgenomen bij respondenten die wonen in de volgende straten: Linnaeusstraat (enkel aan de kant van The Manor Amsterdam) tussen de Wijttenbachstraat en het Oetewalerpad, Domselaerstraat en Woltera van Reesstraat. Bewoners van straten ten westen van The Manor Amsterdam zijn niet opgenomen in de populatie omdat deze straten geen onderdeel zijn van de Dapperbuurt maar van de Oosterparkbuurt. Zie afbeelding 3 voor een plattegrond van onderzoekslocatie 2. Bij de rode stip bevindt zich de ingang van het hotel The Manor Amsterdam.

Bron: Google Maps, 2016

(22)

3.3.3. Onderzoekslocatie 3: Amsterdam Hostel Sarphati & Aalborg Hotel Amsterdam, de Pijp In de casus van het Amsterdam Hostel Sarphati en Aalborg Hotel Amsterdam in de Pijp zijn de vragenlijsten afgenomen bij de bewoners van het adres Sarphatipark, rondom het park exclusief de lange zijde aan de noordkant van het park en de Van Ostadestraat tussen de Tweede van der Helststraat en Tweede Sweelinckstraat. Zie afbeelding 4 voor een plattegrond van onderzoekslocatie 3. De rode stippen geven de locaties van het Amsterdam Hostel Sarphati en het Aalborg Hotel Amsterdam weer.

Afbeelding 4: Onderzoekslocatie 3: Amsterdam Hostel Sarphati & Aalborg Hotel Amsterdam

(23)

3.4. Representativiteit

In wetenschappelijk onderzoek is het belangrijk om op de hoogte te zijn van het responspercentage (Bryman, 2012). Het responspercentage is het percentage van mensen dat heeft meegewerkt aan het survey-onderzoek. Het percentage wordt berekend door het aantal mensen dat heeft deelgenomen aan het onderzoek te delen door de steekproef (Bryman, 2012). Bij het in praktijk uitvoeren van een survey-onderzoek is het vrijwel zeker dat een deel van de potentiële respondenten uit de steekproefselectie niet bereid is om te participeren in het onderzoek, of hier niet toe in staat is. Dit wordt ook wel de ‘non-response’ genoemd (Bryman, 2012). Er zijn verschillende redenen waarom mensen niet willen of kunnen deelnemen aan een onderzoek. Zo kunnen mensen bijvoorbeeld geen tijd hebben, niet thuis zijn of vanwege individuele omstandigheden, zoals een beperking, niet deelnemen aan het onderzoek.

De populatie waaruit de steekproef geselecteerd is bestaat uit de inwoners van de Indische Buurt, Dapperbuurt en de Pijp die binnen een straal van 200 meter van een hotel af wonen. De steekproef omvat de bewoners van de geselecteerde straten van de onderzoekslocaties. Hier zijn met de Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG) adressen geselecteerd waar potentiële respondenten benaderd zijn om deel te nemen aan het onderzoek. De BAG bevat gegevens over alle adressen en gebouwen in Nederland (Basisregistraties Adressen en Gebouwen, 2016). Met behulp van de BAG is een steekproef geselecteerd van in totaal 791 adressen in de drie onderzoekslocaties samen. Elk adres wordt in dit onderzoek beschouwd als één potentiële respondent. Per adres is nooit meer dan één vragenlijst afgenomen. Bij elk adres in de steekproef is minstens één keer langs gegaan. Van de 791 geselecteerde adressen zijn er bij 121 adressen vragenlijsten afgenomen. Dit levert een responspercentage van 15,30 procent op. Dit betekent dat het non-responspercentage 84,70 procent bedraagt.

Om aan respondenten voor het survey-onderzoek te komen ben ik zelf naar de betreffende straten in de onderzoekslocaties gegaan om de vragenlijsten bij bewoners van de geselecteerde adressen af te nemen. Hier ben ik langs de deuren gegaan om te vragen of mensen de vragenlijst wilde invullen. In enkele gevallen waren mensen die niet bereid waren om mijn vragenlijst in te vullen wel bereid om de vragenlijst per mail te ontvangen, in te vullen en terug te sturen. Alle vragenlijsten zijn afgenomen tussen maandag 2 mei en maandag 9 mei 2016. In totaal duurde het verzamelen van gegevens 8 dagen. Op deze dagen is het veldwerk uitgevoerd tussen 12:00 ’s middags en 20:00 ’s avonds. Overdag zijn veel mensen logischerwijs buitenshuis aan het werk en hierdoor niet in staat om de vragenlijst in te vullen. Om ervoor te zorgen dat de respondenten die meedoen aan het onderzoek representatief zijn voor de steekproef is het belangrijk dat iedereen op de geselecteerde adressen een kans heeft om aan het onderzoek deel te nemen. Daarom is er besloten om zowel in de middag als in de avond vragenlijsten af te nemen. Hierdoor krijgen potentiële respondenten die overdag werken ook een kans om de vragenlijst in te vullen.

(24)

3.5. Conclusie

In dit hoofdstuk is de methodologie van het onderzoek uiteengezet. De onderzoeksstrategieën die gebruikt worden om de onderzoeksvraag te beantwoorden berusten op kwantitatieve methoden. Het onderzoek is uitgevoerd door middel van een survey-onderzoek aan de hand van gestructureerde vragenlijsten. In totaal zijn er vragenlijsten afgenomen bij 121 respondenten. De uitvoering heeft plaats gevonden in drie verschillende onderzoekslocaties in de Indische Buurt, Dapperbuurt en de Pijp. De onderzoekslocaties bevinden zich allen binnen een straal van 200 meter van een of meerdere hotelvestigingen.

(25)

4. Resultaten

In dit hoofdstuk wordt de verkregen kwantitatieve data gepresenteerd en geanalyseerd. In de eerste paragraaf wordt er een omschrijving van de verzamelde data gegeven. Hierin wordt duidelijk wat de kenmerken zijn van de respondenten die deel hebben genomen aan het onderzoek. In de tweede paragraaf wordt de verzamelde data per indicator geanalyseerd en de bevindingen gepresenteerd. Vervolgens zal er per indicator worden aangegeven of de bevindingen aansluiten bij de hypotheses en wordt er antwoord op de deelvragen gegeven. Tot slot zal de onderzoeksvraag beantwoord worden.

4.1. Data beschrijving

In deze paragraaf wordt de verkregen data gepresenteerd aan de hand van de tabel in bijlage 1. In totaal hebben 121 respondenten aan het onderzoek meegewerkt waarvan 41 respondenten in de Dapperbuurt, 40 in de Indische buurt en 40 in de Pijp. Iets meer dan de helft van de respondenten is man: 62 tegenover 59. De leeftijden van respondenten lopen uiteen van 16 tot 82 jaar. De gemiddelde leeftijd is 43 jaar en de gemiddelde woonduur bedraagt 15 jaar. 55 respondenten hadden kinderen tegenover 66 respondenten die geen kinderen hadden. Veruit het grootste gedeelte van de respondenten is studerend of werkend. Respectievelijk 18.2 en 58.7 procent. Slechts 7.4 procent is werkloos en 12.4 procent is gepensioneerd. 3.3 Procent van de respondenten valt binnen de categorie overig. Dit waren voornamelijk vrouwen met zwangerschapsverlof. De hoogst genoten opleiding was opvallend hoog onder de respondenten. Uit de tabel in bijlage 1 is af te leiden dat ruim 60 procent van de respondenten wetenschappelijk onderwijs (32.2 procent) of hoger beroeps onderwijs (29.8 procent) heeft genoten. Precies 19 procent van de respondenten heeft middelbaar beroeps onderwijs genoten, 13.2 procent heeft enkel de middelbare school afgemaakt en slechts 5.8 procent heeft alleen de basisschool afgerond.

Om de verzamelde gegevens te analyseren zijn de kenmerken van respondenten met uitzondering van de onderzoekslocaties gebruikt als onafhankelijke variabelen. Onderzoekslocatie is niet gebruikt als onafhankelijke variabele omdat in dit onderzoek de verschillende ‘cases’ niet met elkaar vergeleken worden maar er gekeken wordt naar het totaal beeld van de beïnvloeding van woongenot in de onderzoekslocaties samen.

4.2. Resultatenanalyse

Dit deel van het resultaten hoofdstuk gaat in op de invloed van de aanwezigheid van hotels en toerisme op de indicatoren die ten grondslag liggen aan het woongenot. De indicatoren van woongenot zullen één voor één behandeld worden. Aan elke indicator zijn telkens twee tabellen gewijd. De eerste geeft inzicht in de antwoordpercentages van respondenten op de belangrijkste stellingen van de vragenlijst. Hierin is besloten om alleen de antwoorden op stellingen te presenteren die direct betrekking hebben op de invloed van hotels en toeristen op de indicatoren, en stellingen die ingaan op de beoordeling van de indicatoren in het algemeen. Hier is voor gekozen omdat op basis van deze stellingen de deelvragen beantwoord kunnen worden. In deze tabellen zijn de antwoordpercentages van de categorieën ‘helemaal mee eens’ en ‘mee eens’ samengevoegd en de antwoordpercentages bij elkaar opgeteld. Dit is ook gebeurd bij de categorieën ‘helemaal mee oneens’ en ‘mee oneens’. Hiertoe is besloten omdat dit een duidelijker overzicht geeft van het percentage respondenten dat het eens of oneens is met de gekozen stellingen. De tweede tabel gaat

(26)

in op de verbanden tussen de onafhankelijke- en afhankelijke variabelen. De tabellen zijn bedoeld om te achterhalen wat de verschillen zijn wat de betreft kenmerken van respondenten en hun meningen over de invloed van de aanwezigheid van hotels en toerisme op de indicatoren van woongenot. Hierin wordt bijvoorbeeld gekeken naar de relatie tussen leeftijd en de perceptie over de invloed van toerisme op de tevredenheid omtrent het voorzieningenniveau. In deze tabellen worden alleen positieve en negatieve invloed op de afhankelijke variabelen uitgedrukt. Er is dus geen neutrale klasse. Zo kunnen de verschillen tussen de verschillende categorieën van de variabelen goed vergeleken worden. Per verband tussen de variabelen zal er zowel een significantieniveau als een samenhangsmaat getoond worden. Afhankelijk van de type variabelen is er gebruik gemaakt van Gamma of Cramer’s V. De samenhangsmaten zullen alleen besproken worden indien de gevonden verbanden significant zijn. Na analysering van de twee tabellen zullen de resultaten worden geïnterpreteerd en zal er per indicator aangegeven worden of de bevindingen aansluiten bij de hypotheses of niet. Vervolgens zullen de deelvragen beantwoord worden.

4.2.1. Indicator voorzieningenniveau

In het theoretisch kader werd duidelijk dat voorzieningenniveau een van de indicatoren van woongenot is. Het voorzieningenniveau bestaat onder andere uit het aanbod van winkels, horeca, openbaar vervoer, musea, dienstverlenende- en recreatieve instellingen. Uit eerder uitgevoerd onderzoek is gebleken dat stedelijk toerisme kan leiden tot de komst van voorzieningen die specifiek voor toeristen zijn (Fainstein, 2011). Dergelijke ontwikkelingen kunnen resulteren tot afgunst bij lokale bewoners indien zij deze voorzieningen niet in hun buurt willen hebben. Daarnaast kan de komst van nieuwe of andere voorzieningen ook tot verdringing van bestaande voorzieningen leiden (Slater, 2009). Deze theorieën geven een omschrijving van de mogelijke gevolgen van toerisme op het voorzieningenniveau. De berichtgeving in de media sluit perfect aan bij deze theorieën. Zo wordt er onder andere bericht dat veel bewoners van het centrum te maken hebben met de komst van toeristische voorzieningen waar zij niets aan hebben (Het Parool, 2016a). En dat deze ontwikkeling leidt tot verdringing van bewonersvoorzieningen (NRC Handelsblad, 2012).

De tabel in bijlage 2 geeft een overzicht van de verdeling van de antwoordpercentages die respondenten hebben gegeven op stellingen die de indicator voorzieningenniveau meten. In de tabel zijn drie stellingen opgenomen. Uit de eerste stelling blijkt dat 39.7 procent van de respondenten het eens is met de stelling: Ik vind dat er te veel toeristische voorzieningen in mijn woonomgeving zijn. Ongeveer een derde (33.0 procent) is neutraal en 27.3 procent geeft aan het hiermee oneens te zijn. Uit de antwoordpercentages op de tweede stelling: Toeristische voorzieningen hebben een positief effect op mijn woonomgeving, blijkt dat er net iets meer respondenten positief zijn tegenover dergelijke voorzieningen dan negatief: 30.6 tegenover 28.9 procent. Het grootste gedeelte van de respondenten, 40.5 procent, geeft echter aan neutraal te zijn. Op basis van de derde stelling kan gesteld worden dat het grootste gedeelte van de respondenten tevreden is over de voorzieningen in de woonomgeving. Bijna 93 procent van de respondenten geeft aan tevreden te zijn. Slechts een kleine deel van de ondervraagden is neutraal of ontevreden over de voorzieningen in de woonomgeving.

In de tabel in bijlage 3 worden de onafhankelijke variabelen van het onderzoek afgezet tegen de afhankelijke variabele voorzieningenniveau. Allereerst blijkt dat er nauwelijks verschil zit tussen de perceptie van mannen en vrouwen wat betreft een positief of negatief effect van toerisme op de

(27)

tevredenheid omtrent voorzieningenniveau. Leeftijd heeft dit wel: jongere respondenten zijn vaker positief dan de oudere respondenten. Uit de variabele woonduur valt op dat respondenten die het langst in de onderzochte buurten wonen vaker positief zijn dan respondenten die er korter wonen. Respondenten die minder dan drie jaar in de buurt wonen zijn zelfs vaker negatief dan positief. Dit is opvallend omdat zij vanwege hun korte woonduur minder hebben kunnen mee maken van eventuele verdringing van bewonersvoorzieningen of andere veranderingen in het voorzieningenniveau. Wel of geen kinderen lijkt nauwelijks verschil te maken wat betreft het oordeel over het effect van toerisme op de tevredenheid op het voorzieningenniveau. Uit de variabele huidige arbeidsstatus blijkt dat werklozen het vaakst uitgaan van een negatief effect. De omvang van deze groep is echter vrij klein waardoor de betrouwbaarheid van de bevinding in twijfel getrokken kan worden. De laatste variabele, opleidingsniveau, toont aan dat Hbo’ers het vaakst negatief staan ten aanzien van de invloed van toerisme op de tevredenheid met betrekking tot het voorzieningenniveau. Precies de helft is negatief.

Wat betreft de samenhang tussen de onafhankelijke variabele en de beoordeling van de effecten van toerisme op het voorzieningenniveau kan op basis van de significantiesniveaus gesteld worden dat de kans dat de uitkomsten op toeval berusten vrij groot is. Alleen de variabele woonduur komt met een significantieniveau van (0.130) enigszins in de buurt van een significantieniveau van (0.05) dat in de sociale wetenschap als acceptabele grens gehanteerd wordt (Field, 2013). De samenhangsmaat gamma laat hierin een zeer lichte negatieve relatie zien tussen woonduur en de afhankelijke variabele voorzieningenniveau.

De eerste deelvraag van het onderzoek is: “In welke mate beïnvloedt de aanwezigheid van hotels en toeristen de tevredenheid omtrent het voorzieningenniveau in de woonomgeving volgens de lokale bewoners?”. De hypothese die bij deze deelvraag hoort veronderstelt dat de aanwezigheid van hotels en toeristen een negatieve invloed heeft op de tevredenheid ten aanzien het voorzieningenniveau. De bevindingen van deze paragraaf sluiten niet aan bij de hypothese. Ondanks dat bijna 40 procent van de respondenten aangeeft dat zij vinden dat er te veel toeristische voorzieningen in de woonomgeving zijn is de groep nog steeds in de minderheid in vergelijking met het totaal aantal ondervraagden. Te veel toeristische voorzieningen hoeft niet per se te betekenen dat dit een negatief effect heeft op het voorzieningenniveau. Minder dan een derde van de respondenten beschouwt het effect van toeristische voorzieningen op de woonomgeving als negatief. Hieruit blijkt dat de meeste mensen het niet erg vinden dat er (veel) toeristische voorzieningen in hun woonomgeving aanwezig zijn. Ondanks dat er volgens de respondenten veel toeristische voorzieningen in de onderzochte buurten aanwezig zijn geven meer dan negen op de tien respondenten aan tevreden te zijn over de voorzieningen in hun woonomgeving. Dit betekent dat men tevreden is over het voorzieningenniveau in de woonomgeving en dat de aanwezige toeristische voorzieningen hier niets aan veranderen. Waarschijnlijk komt dit doordat de komst van toeristische voorzieningen niet ten koste is gegaan van voorzieningen waar bewoners waarde aan hechten. Hieruit kan opgemaakt worden dat de invloed van de aanwezigheid van hotels en toeristen in de woonomgeving op de tevredenheid ten aanzien van het voorzieningenniveau volgens de bewoners van de Indische Buurt, Dapperbuurt en de Pijp van beperkte omvang is.

(28)

4.2.2. Indicator sociale context

Sociale context is een van de indicatoren die in dit onderzoek ten grondslag ligt aan het woongenot. In het theoretisch kader werd uitgelegd dat de sociale context betrekking heeft op de bevolkingssamenstelling van de woonomgeving. De bevolkingssamenstelling bestaat zowel uit permanente bewoners als bezoekers (Leidelmeijer et al, 2008). Als gevolg van toerisme kan de omvang van het aantal mensen dat gebruik maakt van een buurt toenemen. Dit zorgt ervoor dat het drukker wordt. Hoe de bewoners van de Indische buurt, Dapperbuurt en de Pijp de aanwezigheid van toeristen beoordelen is voor een belangrijk deel afhankelijk van het contact tussen bewoners en toeristen (Boissevain, 1996 & Lengkeek, 2009). In de media wordt voornamelijk benadrukt dat de toenemende drukte in het centrum van Amsterdam als gevolg van toeristen leidt tot problemen. Bewoners zouden zich niet langer thuis voelen door de vele toeristen die zorgen voor drukte (Volkskrant, 2015 & NRC Handelsblad, 2016).

Bijlage 4 toont een tabel met daarin de antwoordpercentages op stellingen die de indicator sociale context meten. De tabel bestaat uit vijf stellingen. Bijna de helft van de respondenten (47.1 procent) geeft aan de aanwezigheid van toeristen in de woonomgeving als positief te ervaren. Slechts 18.2 procent ervaart deze aanwezigheid als negatief. 42.9 procent stelt het oneens te zijn met stelling 2: Er zijn te veel toeristen in mijn woonomgeving. 53.8 procent geeft zelfs aan contact met toeristen als prettig te ervaren en 57.9 vindt dat de aanwezigheid van toeristen in de woonomgeving ten goede komt aan de levendigheid in de buurt. De categorieën die afhankelijk van de vraagstelling een negatieve invloed van toerisme op de sociale context meten variëren per stelling tussen de 10 en 30 procent. Op stelling 2 na vormen respondenten die negatief zijn ten aanzien van de invloed van toerisme op de sociale context de kleinste groep. Tot slot geven 67.8 procent van respondenten aan tevreden te zijn over de algehele bevolkingssamenstelling van hun omgeving. Iets meer dan een kwart (21.5 procent) is neutraal en slechts 10.7 procent is niet tevreden over de bevolkingssamenstelling van hun buurt. Uit de antwoordpercentages van stellingen 1, 2, 3 en 5 valt op te maken dat een aanzienlijk deel van de respondenten het feit dat toeristen deel uitmaken van de bevolkingssamenstelling van hun buurt positief ervaren. Daarnaast ervaren de meeste respondenten het contact dat zij met toeristen hebben als prettig.

In bijlage 5 wordt een tabel getoond waar de onafhankelijke variabelen in het onderzoek worden afgezet tegen de afhankelijke variabele sociale context. Uit de tabel blijkt dat binnen alle categorieën van de onafhankelijke variabelen de meerderheid van de respondenten de invloed van toerisme op de sociale context positief beoordeelt. Toch zijn er wel kleine verschillen op te merken tussen de categorieën van de variabelen. In deze alinea wordt daarop ingegaan. Uit de eerste onafhankelijke variabele geslacht blijkt dat vrouwen net wat vaker positiever zijn dan mannen ten aanzien van de van de invloed van toerisme op de sociale context van de woonomgeving. Op basis van de tweede variabele kan gesteld worden dat respondenten uit de jongste leeftijdsgroep iets minder vaak positief zijn dan de respondenten uit de oudere leeftijdsgroepen. Hetzelfde verband valt op bij de variabele woonduur. Respondenten die langer in de onderzochte buurten wonen zijn vaker positief dan respondenten die er korter wonen. Het hebben van wel of geen kinderen is een kenmerk dat nauwelijks verschil aan toont. Wederom blijkt dat werklozen de meest negatieve categorie van de variabele huidige arbeidsstatus is. Toch is nog steeds meer dan de helft positief. Uit de laatste variabele opleidingsniveau, blijkt dat respondenten met als hoogst genoten opleiding Middelbaar beroeps onderwijs en middelbare school het vaakst positief zijn terwijl respondenten met hoger beroeps onderwijs en basisschool in vergelijking met de andere categorieën het vaakst negatief zijn.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In this MSc thesis project, the spatial variations of the su- perconducting gap of an annealed Co-doped BaFe 2 As 2 sample are measured using scanning..

Op afdelingen waar niet alle bewoners bezoek hadden ontvangen, had gemiddeld 19% van de bewoners in de afgelopen 4 weken geen contact met familie of vrienden gehad en was

Uit het debat komt naar voren dat de aanbevelingen betreffende het na- scholingsbeleid verder aangescherpt moeten worden door communicatie als aandachtspunt op te nemen en

In recent years there has been an increase of food shortages, especially in the Lubombo region of Swaziland, which has led to vulnerable households opting for coping strategies

Het Zorginstituut berekent het gemiddeld marktresultaat door voor het totaal van de zorgverzekeraars het verschil tussen het herbere- kende normatieve bedrag kosten van

 Zorg ervoor dat de huid goed droog is vooraleer een nieuwe plaat op te kleven, zodat er geen urine of water onder de plaat kan blijven zitten, want dit zorgt dan weer voor

Op jouw eerste stagedag zal deze worden overhandigd door de stagecoördinator van het ziekenhuis4. Voor deze badge wordt er 20 euro

Droog transport van takken van mini-Cymbidium zou gedurende niet al te lange tijd (korter dan drie dagen) bij een aantal rassen tot de mogelijkheden kunnen behoren..