• No results found

Hoe succesvol een burgerparticipatietraject te doorlopen?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Hoe succesvol een burgerparticipatietraject te doorlopen?"

Copied!
51
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Marjolijn Stam Afstudeerwerkstuk 1

Hoe succesvol een burgerparticipatietraject te doorlopen?

M. Stam

Bedrijfskunde en Agribusiness

Major Hippische bedrijfskunde

Dronten, 13 augustus 2018

Afstudeerdocent: E. Plantinga

(2)

Hoe succesvol een burgerparticipatietraject te doorlopen?

DISCLAIMER

Dit rapport is gemaakt door een student van Aeres Hogeschool als onderdeel van zijn/haar opleiding. Het is géén officiële publicatie van Aeres Hogeschool. Dit rapport geeft niet de visie of mening van Aeres Hogeschool weer. Aeres Hogeschool aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor enige schade voortvloeiend uit het gebruik van de inhoud van dit rapport.

M. Stam

Bedrijfskunde en Agribusiness

Major Hippische bedrijfskunde

Dronten, 13 augustus 2018

Afstudeerdocent: E. Plantinga

(3)

M. Stam Afstudeerwerkstuk 3 Voorwoord

Voor u ligt de afstudeerscriptie die ik heb geschreven in het kader van de afronding van mijn studie Hippische bedrijfskunde aan Aeres Hogeschool in Dronten. Bij deze wil ik mijn

afstudeerbegeleider, meneer Plantinga bedanken voor de begeleiding tijdens het afstudeerproces. Daarnaast wil ik alle respondenten bedanken die mee hebben gewerkt aan dit onderzoek. Zonder hun medewerking had ik dit onderzoek nooit kunnen voltooien.

M. Stam

(4)

Inhoud

Voorwoord ... 3 Samenvatting ... 5 Summary ... 6 Hoofdstuk 1. Inleiding ... 7 Aanleiding ... 7 Theoretisch kader ... 7 Vraagstelling... 13 Doelstelling ... 14 Hoofdstuk 2. Aanpak ... 15

1. Welke rollen vervult de ambtelijke organisatie enerzijds en de inwoners anderzijds in participatietrajecten? ... 15

2. Welke valkuilen en succesfactoren kunnen een rol spelen bij het volgen van een bugerparticipatietraject? ... 15

Hoofdstuk 3. Resultaten... 17

Welke rollen vervult de ambtelijke organisatie enerzijds en de inwoners anderzijds in participatietrajecten? ... 17

Ervaringen uit de praktijk ... 20

Ruiterroute Oostvoornse Meer ... 20

Ruiterroute Zevenhuizerplas ... 24

MTB-route Oostvoorne ... 26

Hoofdstuk 4. Discussie ... 29

Hoofdstuk 5. Conclusie en aanbevelingen ... 30

Conclusie ... 30

Aanbevelingen ... 31

Bibliografie ... 33

Bijlagen ... 36

Interview initiatiefnemer ruiterroute Oostvoornse Meer ... 36

Interview teamleider Staatsbosbeheer ... 39

Interview secretaris van de Stichting MTB Oostvoorne ... 42

Interview ambtenaar ... 45

Interview onafhankelijk adviseur ... 47

(5)

M. Stam Afstudeerwerkstuk 5 Samenvatting

Burgers nemen steeds vaker het initiatief om zaken in hun nabije omgeving aan te pakken. De opkomst van deze initiatieven heeft bij gemeenten geresulteerd in het vormgeven van

burgerparticipatietrajecten. Prodemos zegt het volgende over het doel van burgerparticipatie; “De centrale gedachte is dat door samenwerking beter kan worden aangesloten op de belangen

van de burger, waardoor niet alleen beter beleid ontstaat, maar ook een groter draagvlak wordt gecreëerd” (Prodemos, 2013). Als het burgerparticipatietraject echter vastloopt of niet

gerealiseerd kan worden, dan kan dit het vertrouwen in de gemeente schaden.

Het doel van het onderzoek is om meer inzicht te krijgen in hoe burgers succesvol een

burgerparticipatietraject kunnen doorlopen. De uitkomst van dit onderzoek geeft de participanten handvatten voor het succesvol doorlopen van burgerparticipatietraject, zodat er een grotere kans is dat het burgerinitiatief gerealiseerd wordt.

Er zijn interviews afgenomen met verschillende partijen die betrokken zijn of zijn geweest bij burgerparticipatietrajecten. De participatietrajecten die tijdens de interviews zijn besproken, zijn geselecteerd op het feit dat het om de aanleg en het onderhoud van een recreatieve route gaat of ging. De uitdagingen die de initiatiefnemers zijn tegengekomen en in welke richting zij de oplossing hebben gevonden, kunnen als lessen voor komende trajecten worden gebruikt.

De uitdagingen die de participanten tegenkomen zijn, zijn te vinden in het werven van inkomsten voor het initiatief, voorzien in het onderhoud van de aangelegde recreatieve route en duidelijk voor ogen hebben wat de rolverdeling tussen de ambtelijke organisatie en de initiatiefnemers is. Deze uitdagingen verschillen per traject. Op de centrale vraag hoe initiatiefnemers succesvol een burgerparticipatietraject kunnen doorlopen, bestaat dus ook geen eenduidig antwoord. Het succes van een initiatief hangt af van verschillende actoren, omgevingsfactoren en omstandigheden. Een precieze handleiding kan dus niet gegeven worden. Wel kan de initiatiefnemer verschillende handvatten geboden worden.

De aanbevelingen richten zich op het aantrekken van inkomstenbronnen, duidelijkheid omtrent de rolverdeling tussen de ambtelijke organisatie en de initiatiefnemers en zorg dragen voor een duurzaam initiatief.

Uit het onderzoek is gebleken dat recreatieve ruiters, ondanks hun behoefte, lastig te organiseren zijn. De bereidheid om een bijdrage te leveren, dan wel financieel of fysiek, is ver te zoeken. Een vervolgonderzoek kan zich richten op een manier om ruiters bijeen te brengen waardoor zij zich meer betrokken voelen bij de hippische infrastructuur. In dit onderzoek kan tevens onderzocht worden hoe samenwerkingen kunnen worden geoptimaliseerd vanuit het oogpunt van de ruiter.

(6)

Summary

Citizens are increasingly taking the initiative to tackle matters in their immediate surroundings. The emergence of these initiatives has resulted in the developing of citizen participation projects. Prodemos says the following about the purpose of citizen participation; "The central idea is that

the cooperation will have a better connection with the citizens, which not only creates better policy, but also creates greater support" (Prodemos, 2013). If the citizen participation, however,

crashes or cannot be realized, this can damage the trust in the municipality.

The goal of the research is to gain more insight into how citizens can successfully go through a citizen participation trajectory. The outcome of this research provides the participants with tools for successfully completing the citizen participation trajectory, so that there is a greater chance that the citizens' initiative will be realized.

Interviews were conducted with various parties that are or have been involved in citizen participation processes. The participation trajectories discussed during the interviews were selected on the basis of the construction and maintenance of a recreational route. The challenges that the initiators have come across and in which direction they have found the solution can be used as lessons for future projects.

The challenges encountered by the participants are found in the acquisition of income for the initiative, providing in the maintenance of the recreational route and have a clear idea of the division of roles between the official organization and the initiators. These challenges differ per process. On the central question of how initiators can successfully go through a citizen

participation trajectory, there is therefore no clear answer. The success of an initiative depends on different actors, environmental factors and circumstances. A precise manual cannot therefore be given. However, the initiator can be offered different handles.

The recommendations focus on attracting sources of income, clarifying the division of roles between the official organization and the initiators and ensuring a sustainable initiative.

The research showed that recreational riders are difficult to organize despite their need for more recreational routes. The willingness to make a contribution, financially or physically, is hard to find. A follow-up study can focus on a way to bring riders together, making them feel more involved with the equestrian infrastructure. In this research, it can also be investigated how collaborations can be optimized from the rider's point of view.

(7)

M. Stam Afstudeerwerkstuk 7 Hoofdstuk 1. Inleiding

Aanleiding

Burgers nemen steeds vaker het initiatief om zaken in hun nabije omgeving aan te pakken. De opkomst van deze initiatieven heeft bij gemeenten geresulteerd in het vormgeven van

burgerparticipatietrajecten. Prodemos zegt het volgende over het doel van burgerparticipatie; “De centrale gedachte is dat door samenwerking beter kan worden aangesloten op de belangen

van de burger, waardoor niet alleen beter beleid ontstaat, maar ook een groter draagvlak wordt gecreëerd” (Prodemos, 2013).

Als het burgerparticipatietraject echter meerdere malen vastloopt of niet gerealiseerd kan worden, dan kan dit het vertrouwen in de gemeente schaden en loopt het traject zijn doel mis. Burgers die een initiatief indienen weten vaak niet welke stappen zij moeten nemen om het burgerparticipatietraject succesvol te doorlopen. Dit is ook het geval bij het initiatief om een ruiterroute rondom het Oostvoornse Meer aan te leggen.

In 2016 richtte gemeente Westvoorne het participatietraject “Samen denken, samen afspreken en samen doen!” op (afgekort ‘Samen doen’). Met dit traject ontstonden er kansen om

burgerinitiatieven in te dienen bij de gemeente Westvoorne. Eén van deze initiatieven was het idee om een ruiterroute rondom het Oostvoornse Meer te realiseren. De stichting Ruiter- en menroutes Westvoorne heeft dit initiatief genomen omdat de mensen binnen deze stichting behoefte hebben aan een bewegwijzerde route.

De stichting heeft het traject succesvol doorlopen, tot het moment dat bleek dat de subsidie van de gemeente niet toereikend was. De initiatiefnemers moeten nu op zoek naar extra subsidie voor de realisatie van de ruiterroute. Dit is één van de hindernissen waar burgers mee te maken

kunnen krijgen in een burgerparticipatietraject. Om de burgers meer te betrekken bij het traject en om de gemeente werk uit handen te nemen, is het belangrijk dat de burgers meer handvatten krijgen om dit soort taken zelfstandig uit te voeren.

Theoretisch kader

In dit theoretisch kader worden belangrijke begrippen die in dit onderzoek terugkomen met behulp van literatuur behandeld. Hiermee wordt de basis gelegd voor de uiteindelijke

beantwoording van de probleemstelling. Allereerst wordt het begrip burgerparticipatie uitgelegd en wat hier de doelen van zijn. Vervolgens wordt uiteengezet hoe het burgerparticipatietraject is vormgegeven. De beleidsfases die hier besproken worden, vormen de basis voor de opzet van dit onderzoek. Hierop voortbordurend wordt beschreven in welke mate burgers kunnen participeren, wat draagvlak is en waarom dit belangrijk is in het burgerparticipatietraject. Tenslotte worden twee casussen beschreven die beide gaan over de aanleg van een recreatieve route door middel van een burgerparticipatietraject.

Wat is burgerparticipatie?

Dit onderzoek richt zich op burgerparticipatietrajecten die zich afspelen bij Nederlandse

gemeenten. Arnstein (1969) definieert burgerparticipatie als: “de herverdeling van macht die de

machteloze burger, die momenteel uitgesloten is van de politieke en economische processen, in staat stelt daar in de toekomst wel aan deel te nemen” (Arnstein, 1969).

(8)

De Raad voor Openbaar Bestuur (ROB), de adviesraad van de regering en het parlement, geeft een iets specifiekere definitie: “Burgerparticipatie heeft een aanvullende werking op de

representatieve democratie en betreft de actieve deelname van (groepen) burgers aan de verschillende fasen van het beleidsproces” (Raad voor het Openbaar Bestuur, 2004).

Er wordt door de ROB verondersteld dat de volgende kenmerken zich moeten voordoen wil er gesproken worden van burgerparticipatie:

1. Er is sprake van een pro-actief karakter;

2. Het proces wordt, zowel politiek als maatschappelijk, als legitiem ervaren; 3. Het proces is gebonden aan door politiek bestuur gestelde randvoorwaarden en

spelregels;

4. De uitkomsten van het beleid staan niet vast. Er is een zekere ruimte voor keuzes en uitvoeringsmogelijkheden waarbij het bestuur de participanten inzicht geeft in het beleidsproces;

5. Er vindt interactie tussen de burgers en het bestuur plaats waarbij gemeenschappelijk gezocht wordt naar oplossingsrichtingen (Raad voor het Openbaar Bestuur, 2004).

Kilic (in Schotsman, 2010) heeft het over drie generaties in burgerparticipatie. De Erasmus Universiteit heeft dit theoretisch kader opgesteld voor gemeenten om vast te stellen op welke wijze zij de burgers willen betrekken bij het gemeentelijk bestuur.

De eerste generatie participanten heeft als rol het kiezen van beleidsbeslissingen die door de volks vertegenwoordiging voorgelegd worden. De tweede generatie is een actieve meedenker, waarbij meegedacht wordt over probleemdefinitie, doelen, beslissingen en uitvoering van beleid. Bij de derde generatie neemt de burger zelf het initiatief voor een activiteit waarbij de

(gemeentelijke) overheid ondersteuning verleent (Schotsman, 2010). De focus van dit onderzoek ligt op de derde generatie van burgerparticipatie, waarbij het burgerparticipatietraject begint met een burgerinitiatief.

Het Instituut voor Publiek en Politiek beschrijft een burgerinitiatief als: “… een activiteit van één

of meer burgers, die gericht is op bevordering van het algemeen belang, een meerwaarde voor de gemeenschap heeft, in het publiek domein plaatsvindt, waarbij de overheid op enig moment een rol speelt en de initiatiefnemers “geestelijk eigenaar” van het initiatief blijven” (Vis, Loos,

& Jongema, 2004).

De Raad voor Openbaar Bestuur geeft een smallere definitie burgerinitiatief: “het recht van

burgers om via een minimaal aantal (digitale) handtekeningen onderwerpen of concrete

voorstellen op de agenda van een volksvertegenwoordigend orgaan te plaatsen” (Raad voor het

Openbaar Bestuur, 2005).

De gemeente Westvoorne stelt als voorwaarde dat bij het indienen van het initiatief wordt aangetoond dat het voorstel een zekere aantoonbare steun heeft onder de bevolking. Zoals de Rob ook voorschrijft wordt er een minimum aantal handtekeningen gesteld. De gemeente Westvoorne wil dat het voorstel met minimaal 50 handtekeningen wordt ondersteund wil het op de politieke agenda geplaatst worden.

(9)

M. Stam Afstudeerwerkstuk 9

Doelen van burgerparticipatie

Prodemos, huis voor democratie en rechtsstaat, stelt dat er vijf doelen zijn die gemeenten nastreven met een burgerparticipatietraject. Deze einddoelen hanteert de gemeente Westvoorne ook (Gemeente Westvoorne, 2018). Het gaat om de volgende doelen:

1. Draagvlak voor beleid vergroten; 2. Verhogen kwaliteit van beleid;

3. Zelfwerkzaamheid van burgers bevorderen; 4. Sociale cohesie versterken;

5. En ideeën of informatie genereren (ProDemos, 2018).

In 2013 heeft Prodemos een enquête uitgezet onder Nederlandse gemeenten over de stand van zaken rond burgerparticipatie. Hieruit bleek dat het doel, het draagvlak voor beleid vergroten, het belangrijkst wordt gevonden. Prodemos zegt hierover: “De centrale gedachte is dat door

samenwerking beter kan worden aangesloten op de belangen van de burger, waardoor niet alleen beter beleid ontstaat, maar ook een groter draagvlak wordt gecreëerd” (Prodemos, 2013).

De opbouw van het burgerparticipatietraject

Het burgerparticipatietraject bestaat uit verschillende beleidsfasen. De Raad voor het Openbaar Bestuur onderscheidt vijf opeenvolgende fasen. De politieke agenda wordt gevormd in de eerste fase, hierin wordt bepaald of een burgerinitiatief een plaats op de beleidsagenda waard is. De gemeenteraad, inwoners van de gemeente of een maatschappelijke instelling kunnen deze onderwerpen aandragen.

De tweede fase betreft de beleidsvoorbereiding. In deze fase worden de initiatieven op de agenda, geanalyseerd en getoetst aan de randvoorwaarden voor burgerparticipatie door het college van burgemeester en wethouders. Deze randvoorwaarden worden opgesteld door de gemeenteraad. Hierin wordt ook vastgelegd welke rol de interne en externe deelnemers spelen. Er wordt een startdocument opgesteld waarin staat wie bij het traject betrokken worden en welke belangenposities deze participanten innemen.

In de derde fase volgt de besluitvorming over de geanalyseerde burgerinitiatieven. Er wordt in deze stap voor een oplossingsrichting gekozen. De initiatiefnemers worden hierover

geïnformeerd en zij krijgen de mogelijkheid tot inspraak. Het uiteindelijke besluit over het te volgen proces wordt genomen door het college en/of de gemeenteraad.

De volgende stap is het uitvoeren van het uitgestippelde beleid. De ambtelijke organisatie zorgt, in samenwerking met de burgers, voor de beleidsuitvoering. Het college voert de regie over deze uitvoering en de raad controleert dit proces (Gemeente Westvoorne, 2018).

In de laatste fase worden de inhoud en de resultaten van het burgerparticipatietraject

geëvalueerd. Als blijkt dat het beleid zijn doelen niet of niet helemaal bereikt heeft, dan kan dit een reden zijn om weer bij stap één te beginnen en opnieuw met de verschillende partijen in gesprek te gaan. De opeenvolgende fasen zijn dan ook geen lineair proces maar een cyclus (Tiggeler, 2017). In een schema ziet dat er als volgt uit:

(10)

Figuur 1: De beleidscyclus van de Raad voor het Openbaar Bestuur (Raad voor het Openbaar Bestuur, 2005)

Deze fasen verschillen van de indeling van gemeente Westvoorne maar het proces komt op hetzelfde neer. De agendavorming valt dan onder beleidsvoorbereiding als eerste fase en de tweede fase wordt dan beleidsontwikkeling genoemd. In dit proces zijn dus verschillende partijen betrokken, namelijk: de initiatiefnemers, het college, de gemeenteraad en de ambtelijke organisatie. De burgemeester ziet toe op de kwaliteit van het burgerparticipatietraject, zoals in art. 170 lid 1 sub c van de Gemeentewet wordt voorgeschreven.

Ervaringen uit de praktijk

De Nationale ombudsman heeft onderzoek gedaan naar de ervaringen van burgers en gemeenten. Om volgende burgerparticipatietrajecten succesvol te doorlopen, is het belangrijk dat goed naar deze ervaringen geluisterd wordt. Eén van de ergernissen van de burgers is dat ze het gevoel hebben dat de politiek al besloten heeft. Ook krijgen ze het gevoel dat hun inbreng wordt genegeerd. Zo zijn er voorbeelden van gemeenten die een voorstel accepteren maar vervolgens geen inhoudelijk gesprek willen voeren. De burgers hebben vervolgens het idee dat de gemeente niet geïnteresseerd is in hun situatie.

Gebrek aan informatie is ook een veelvoorkomende klacht. Het gevolg hiervan is

onduidelijkheid over de rol van de burgers in het proces en over welke besluiten er genomen zijn. Uit onderzoek van de ombudsman blijkt dat de gemeenten het wel belangrijk vinden dat de burger geïnformeerd wordt. Zo moet het proces vooraf duidelijk zijn, evenals het doel van de burgerparticipatie. De ervaring leert echter dat ambtenaren soms te weinig tijd hebben of dat zij zelf ook niet altijd een duidelijke opdracht krijgen (De Nationale ombudsman, 2009).

Verder onderzoek naar de ervaringen van participanten bij de casussen “ruiterroute Oostvoornse Meer” en “ATB-route Westvoorne”, wordt uitgevoerd om inzichtelijk te maken tegen welke hindernissen zij aanlopen in de loop van het traject.

Wat is draagvlak?

Het creëren van draagvlak is één van de belangrijkste doelen van burgerparticipatietrajecten voor gemeenten. Het begrip draagvlak creëren komt ook terug in het traject zelf, de stichting Ruiter- en menroutes Westvoorne liep hier tegen aan in hun traject. Daarom is het belangrijk om stil te staan bij het begrip ‘draagvlak’.

Ruelle en Bartels geven een algemene beschrijving van de definitie draagvlak: “Draagvlak kan

omschreven worden als een door belangen ingegeven evaluatie van de politieke situatie door doelgroepen van een beleid, waaraan een doelgroep actieve of passieve steun verleent of juist weerstand biedt” (Ruelle & Bartels, 1998).

(11)

M. Stam Afstudeerwerkstuk 11 Er wordt hierbij onderscheidt gemaakt tussen passief en actief draagvlak. Passief draagvlak houdt in dat het gevoerde beleid simpelweg geaccepteerd wordt. Bij actief draagvlak wordt er door de burgers zelf een actieve bijdrage geleverd aan het beleid (Elands & Turnhout, 2009). Dit laatste is het geval bij een burgerinitiatief, waar een burgerparticipatietraject op volgt.

Boedeltje en de Graaf zeggen nog over de vorm van draagvlak het volgende: “Verder dient

opgemerkt te worden dat het meten van draagvlak voor beleid als momentopname beschouwd moet worden. In elke beleidsfase kan het draagvlak wijzigen, draagvlak is een grillig fenomeen”

(Boedeltje & de Graaf, 2004).

Er wordt dus onderscheid gemaakt in de vorm van draagvlak en er wordt opgemerkt dat het draagvlak kan wijzigen per beleidsfase. Daarnaast is er bij draagvlak verschil in de

belanghebbenden van het interactieve beleid. De volgende groepen kunnen onderscheiden worden:

• Bestuurlijk draagvlak (Goldenbeld & Vis, 2001), is gericht op de bestuurders die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de maatregel of het initiatief.

• Publiek, sociaal of maatschappelijk draagvlak (Goldenbeld & Vis, 2001), verwijst naar de burgers en belanghebbenden van een bepaalde maatregel.

• Institutioneel draagvlak (Sociaal en Cultureel Planbureau, 1999), vindt men bij instituties en organisaties die bij het beleid zijn betrokken of met de gevolgen hiervan te maken krijgen.

• Politiek draagvlak, Boedeltje en de Graaf zeggen dat dit betrekking heeft “op de mate

waarin politici en bestuurders voorstander van een maatregel zijn” (Boedeltje & de

Graaf, 2004).

De gemeente wil met haar participatietrajecten draagvlak creëren bij de inwoners en organisaties in Westvoorne. De gemeente richt zich dus op maatschappelijk en institutioneel draagvlak. Een ander voorbeeld is dat van de casus ‘ruiterroute Oostvoornse Meer’. De initiatiefnemers willen extra subsidie aanvragen maar daarvoor moeten ze draagvlak aantonen. Zij zullen politici en bestuurders moeten overtuigen van de meerwaarde van de ruiterroute, door maatschappelijk en institutioneel draagvlak aan te tonen.

Bij de aanleg van een ruiterroute zijn er verschillende betrokkenen en belanghebbenden. Maneges en pensionstallen vormen het institutioneel draagvlak. De recreatieruiters maken deel uit van het publiek draagvlak en de gemeente vormt het bestuurlijk draagvlak. Het politiek draagvlak wordt gecreëerd door de hiervoor genoemde draagvlakken aan te tonen.

De Vlaamse hoogleraar Develtere (geciteerd in Coenen, 2017) definieert draagvlak als “de al of

niet door kennis gedragen houding, opinie en gedrag ten aanzien van een onderwerp of een onderdeel daarvan”. Develtere deel draagvlak dus op in vier elementen: kennis, houding, opinie

en gedrag. Met behulp van deze factoren zou door middel van interviews of enquêtes het draagvlak kunnen worden aangetoond.

Draagvlak komt volgens Ruelle en Bartels (geciteerd in Coenen, 2017) in verschillende gradaties van sterkte voor: sterk draagvlak, ambivalent draagvlak, zwak draagvlak, ontbrekend draagvlak en de zogenaamde nuloptie. Bij de nuloptie zou je zeggen dat er geen sprake is van draagvlak. Er is echter ook geen weerstand, het maakt de mensen eigenlijk niks uit of de maatregel wel of niet

(12)

wordt uitgevoerd. Geen weerstand betekent daarom ook dat er draagvlak is (Coenen, 2017). Onderstaand schema geeft het voorgaande weer:

Figuur 2: Draagvlak volgens Ruelle en Bartels (Coenen, 2017)

Wat is de participatieladder en hoe wordt het gebruikt bij burgerparticipatie?

De participatieladder is een meetinstrument dat in 1969 door de bestuurskundige Arnstein is ontwikkeld. Hierin worden verschillende vormen van bestuur ingedeeld naar mate van interactiviteit en participatie. De onderste twee treden, manipulation en therapy, zijn bedoeld voor het onderwijzen of voorlichten van de participanten. Ten hoogte van trede 3 en 4, informing en consultation, worden de burgers geïnformeerd en gehoord maar hebben de burgers nog te weinig macht om tot actie over te gaan. Trede 5 stelt de participanten wel in staat om het bestuur te adviseren over verdere stappen.

De bovenste drie treden geven de participanten meer macht om beslissingen te nemen. In een

partnership, trede zes, krijgen ze de mogelijkheid om te onderhandelen met het bestuur. Bij de

bovenste twee treden, delegated power en citizen control, worden de meeste acties uit handen gegeven aan de burgers (Arnstein, 1969).

Prodemos heeft onderzocht in welke mate de gemeenten burgers laten participeren in

beleidsprocessen. Hieruit blijkt dat in slechts 6,2% van de gevallen, de burgers tot het hoogste niveau (meebeslissen) mogen participeren. Bij grotere gemeenten komen de burgers vaak hoger op de ladder dan bij kleine of middelgrote gemeenten (Prodemos, 2013).

Er zijn veel verschillende participatieladders te vinden die gebaseerd zijn op de participatieladder van Arnstein. Gemeente Westvoorne maakt gebruik van een Nederlandstalige variant van de participatieladder, deze wordt ook door de Nederlandse Vereniging voor Gemeenten voorgesteld (VNG, BZK, 2010). Deze ladder bestaat uit vijf treden, waarbij de eerste trede ‘informeren’ niet als een vorm van participatie wordt gezien. Aangezien de burgers hierbij alleen op de hoogte worden gesteld van een bepaald beleidsvoornemen. De andere vier treden zijn van beneden naar boven: raadplegen, adviseren, coproduceren en (mee)beslissen.

De mate van participatie verschilt per beleidsfase. Het van tevoren bepalen van de rollen die de betrokkenen hebben, is belangrijk om het burgerparticipatietraject goed te laten verlopen (Gemeente Westvoorne, 2018). Dit onderzoek zal aantonen wat de rolverdeling is tussen de participanten en de gemeente, hierbij speelt de participatieladder een belangrijke rol.

(13)

M. Stam Afstudeerwerkstuk 13

Casus ‘Ruiterroute Oostvoornse Meer’

Door het participatietraject ‘Samen doen’, dat werd opgericht in 2016, ontstonden er kansen om burgerinitiatieven in te dienen bij de gemeente Westvoorne. Bij de eerste bijeenkomst van ‘Samen doen’ op 21 januari 2016 werden door inwoners van Westvoorne meerdere ideeën geopperd, waaronder het realiseren van een ruiterroute rond het Oostvoornse Meer.

Er is een samenwerkingsovereenkomst afgesloten tussen de stichting en de gemeente en de gemeente heeft een sponsorbedrag toegezegd. Uit het projectplan blijken de kosten voor de aanleg van de route echter aanzienlijk hoger waardoor men op zoek moet naar extra subsidie. Er hebben oriënterende gesprekken plaatsgevonden met potentiële financiers maar door het gebrek aan onderbouwing van draagvlak kunnen er nog geen verdere stappen ondernomen worden. Zonder degelijke onderbouwing is het zo goed als onmogelijk om extra subsidie te verkrijgen, daardoor loopt de realisatie van de ruiterroute gevaar.

Casus ‘ATB-route Westvoorne’

In 2006 werd een burgerinitiatief gestart door twee leden van fietsclub ‘Appeltaarters’ om een “all terrain bike” of ATB-parcours in gemeente Westvoorne te realiseren. Dit parcours is uiteindelijk in 2009 gerealiseerd, mede door de hulp van verschillende sponsoren.

Het parcours is circa 12 kilometer lang en loopt rondom het rondom het Oostvoornse Meer. Het parcours is onverhard, bewegwijzerd en voor iedereen toegankelijk. De route heeft veel

overeenkomsten met de aanleg van een ruiterroute, daarom is ervoor gekozen om deze casus te analyseren. Het burgerparticipatietraject voor de ATB-route wordt vergeleken met het traject voor de ruiterroute, waarbij gekeken wordt naar de valkuilen en succesfactoren.

Vraagstelling

De initiatiefnemers zijn niet altijd op de hoogte van welke stappen er genomen moeten worden om hun initiatief te realiseren. Hierdoor kan het project vastlopen of vertraging oplopen, zoals bij de ruiterroute. Dit kan resulteren in teleurstelling en het vertrouwen in de gemeente schaden. Daarom is het belangrijk om de volgende centrale vraag te beantwoorden:

Hoe succesvol een burgerparticipatietraject te doorlopen?

Om antwoord te kunnen geven op de centrale vraag, zullen eerst de volgende deelvragen onderzocht worden:

1. Hoe is de rolverdeling tussen de gemeente en de participanten?

Het is belangrijk om de rolverdeling tijdens het proces goed voor ogen te hebben. Zo weten de participanten wat er van hun verwacht wordt en welke hulp ze van de gemeente kunnen verwachten.

2. Welke valkuilen en succesfactoren kunnen een rol spelen bij het volgen van een

burgerparticipatietraject?

(14)

Doelstelling

Het doel van het onderzoek is om meer inzicht te krijgen in hoe burgers succesvol een

burgerparticipatietraject kunnen doorlopen. Het gaat hierbij om burgers, participanten, die een burgerinitiatief indienen bij hun gemeente. De uitkomst van dit onderzoek geeft de participanten handvatten voor het succesvol doorlopen van burgerparticipatietraject, zodat er een grotere kans is dat het burgerinitiatief gerealiseerd wordt.

(15)

M. Stam Afstudeerwerkstuk 15 Hoofdstuk 2. Aanpak

Om antwoord te krijgen op de centrale vraag, is er kwalitatief onderzoek uitgevoerd door middel van diepte-interviews. Er zijn in totaal zes interviews afgenomen bij verschillende partijen die betrokken zijn bij burgerparticipatietrajecten. Deze partijen bestaan uit:

• de een ambtenaar uit het schakelteam van de gemeente Westvoorne; • de initiatiefnemer van Stichting Ruiter- en menroutes Westvoorne;

• de onafhankelijke adviseur die betrokken is geweest bij de aanleg van de ruiterroute rondom het Oostvoornse Meer;

• de secretaris van stichting MTB Oostvoorne;

• de projectleider van terreinbeheerder Staatsbosbeheer; • en de teamleider van terreinbeheerder Staatsbosbeheer.

In eerste instantie zouden er twee casussen geanalyseerd worden. Er is echter voor gekozen om een derde casus te onderzoeken om het aantal informatiebronnen uit te breiden. De

participatietrajecten die tijdens de interviews zijn besproken, zijn geselecteerd op het feit dat het om de aanleg en het onderhoud van een recreatieve route gaat of ging. Doordat voor soortgelijke burgerparticipatietrajecten is gekozen, konden de resultaten met elkaar vergeleken worden en vulden ze elkaar soms ook aan.

Zoals eerder beschreven is het onderzoek opgedeeld in deelvragen, de aanpak van het onderzoek wordt nu per deelvraag toegelicht.

1. Welke rollen vervult de ambtelijke organisatie enerzijds en de inwoners anderzijds in participatietrajecten?

Het is belangrijk om de rolverdeling tijdens het proces goed voor ogen te hebben. Zo weten de participanten wat er van hun verwacht wordt en welke hulp ze van de gemeente kunnen

verwachten. De ambtenaar van het schakelteam van gemeente Westvoorne is nauw betrokken bij burgerparticipatietrajecten. Zij is geïnterviewd om meer te weten te komen over de taken van de participanten en die van de beleidsmedewerkers.

De voorzitter van Stichting Ruiter- en menroutes Westvoorne is gevraagd naar hoe het proces tot nu toe verloopt, tegen welke hindernissen ze aanlopen of aangelopen zijn en in welke richting ze de oplossingen gezocht hebben.

2. Welke valkuilen en succesfactoren kunnen een rol spelen bij het volgen van een bugerparticipatietraject?

Deze deelvraag is opgedeeld in twee deelvragen, namelijk:

• Welke uitdagingen en knelpunten ervaart de ambtelijke organisatie enerzijds en de

initiatiefnemers anderzijds bij participatietrajecten? En;

(16)

Tijdens de interviews werd de geïnterviewde eerst gevraagd om zich kort voor te stellen en te vertellen wat zijn of haar rol in het burgerparticipatietraject is of is geweest. Vervolgens is tijdens alle interviews ingegaan op de belemmeringen die de betrokkenen ervaren hebben. Uiteindelijk is elk interview afgesloten met de vraag in welke richting de oplossingen daarvoor gezocht konden worden of gezocht is. Deze ervaringen en inzichten werden gebruikt om aanbevelingen op te stellen voor initiatiefnemers van toekomstige burgerinitiatieven.

(17)

Marjolijn Stam Afstudeerwerkstuk 17 Hoofdstuk 3. Resultaten

In dit hoofdstuk wordt per deelvraag besproken op welke manier de data verzameld zijn. De resultaten worden per deelvraag en casus besproken.

Welke rollen vervult de ambtelijke organisatie enerzijds en de inwoners anderzijds in participatietrajecten?

Om de uiteindelijke hoofdvraag te kunnen beantwoorden is het van belang om eerst te

onderzoeken wat er van de betrokkenen in een participatietraject verlangd wordt. Hiervoor is een interview afgenomen bij een beleidsmedewerker van de gemeente Westvoorne. De

beleidsnotities over burgerparticipatie van de gemeente Westvoorne zijn naast de uitkomsten van het interview gelegd om zo een compleet beeld te vormen van wat de initiatiefnemers moeten opleveren.

Schakelteam

In 2016 heeft de gemeente Westvoorne haar burgerparticipatiebeleid ontwikkeld. Hier is het programma ‘Samen Doen!’ uitgerold. Dit programma nodigt de inwoners van de gemeente uit tot het initiëren van burgerinitiatieven. De ambtelijke organisatie kan hierbij ondersteuning bieden in de vorm van advies of financiering. Voor de boordeling of een burgerinitiatief wel/niet in aanmerking komt voor ondersteuning, is een schakelteam opgesteld. (N. Herrewijnen, persoonlijke communicatie, 2018).

Allereerst wordt de burger gevraagd een plan van aanpak te schrijven. In het plan van aanpak moeten de volgende onderdelen staan:

- Een beschrijving van het initiatief; - Een beschrijving van de doelgroep; - De te behalen resultaten;

- Een beschrijving van de inzet van de initiatiefnemers; - De periode of datum van de activiteiten;

- Een indicatie van de inkomsten en uitgaven;

- Welke organisatie en partijen er bij betrokken worden; - Documentatie om het draagvlak aan te tonen;

- Omvang van de ondersteuning die de initiatiefnemer aan de gemeente vraagt en een

beschrijving van de activiteiten die met deze ondersteuning worden uitgevoerd. (Gemeente Westvoorne, 2017)

Deze onderdelen zullen hieronder nader worden toegelicht.

Doelgroep

De doelgroep bestaat uit de partij(en) voor wie het initiatief bedoeld is. Het schakelteam let hierbij op het collectief belang. Dit betekent dat het initiatief niet enkel voor de initiatiefnemers van belang is. Initiatiefnemer P. Slingerland geeft hierbij aan dat je aan het groter geheel moet denken. Hij zegt: “Het is van belang dat je als stichting in staat bent om te laten zien, dat waar je mee bezig bent, dat dat niet alleen maar voor de ruiters is maar dat het ook in het algemeen belang is om met elkaar te kunnen recreëren. En dat het leuk is om in Westvoorne een rondje te

(18)

rijden, je kunt er lekker eten, je paard wordt dan verzorgd en je kunt er overnachten. Dus de recreatieve functie in zijn algemeenheid” (P. Slingerland, persoonlijke communicatie, 6 augustus 2018).

Te behalen resultaten

De te behalen resultaten moeten worden beschreven door de initiatiefnemers. Deze moeten zo omschreven worden, dat voordat iedereen duidelijk is wanneer het burgerinitiatief voltooid en geslaagd is. Het is belangrijk dat de te behalen resultaten aansluiten bij het collegeprogramma van de gemeente. Dit is een openbaar document waar de doelstellingen van de gemeente in staan. Daarnaast is het van belang dat de initiatiefnemer aangeeft wat het initiatief bijdraagt aan een goed woon-, leef- en werkklimaat en een gezonde en duurzame leefomgeving (Gemeente Westvoorne, 2017).

Beschrijving van de inzet van de initiatiefnemers

In het plan van aanpak wordt ook beschreven wie er bij de realisatie betrokken zijn, wat de betrokkenen gaan doen en hoe ze dit gaan uitvoeren. Hierbij moet niet alleen beschreven hoe het initiatief gerealiseerd wordt maar ook hoe het onderhoud van het gerealiseerde initiatief is geregeld, waardoor het voor de gemeente een duurzame investering zal zijn. Van belang hierbij is dat de burgers weten dat de gemeente er is voor advies en financiële ondersteuning, de uitvoering is afhankelijk van de initiatiefnemers. De geïnterviewde ambtenaar bevestigt dit: “…er zijn een aantal initiatieven waarbij mensen toch meer verwachten van de gemeente maar ze moeten echt zelf aan de bak” (N. Herrewijnen, persoonlijke communicatie, 2018).

Periode of datum van de activiteiten

Er is niet altijd een specifieke datum aan te geven voor het burgerinitiatief. Zo hangt de realisatie van een recreatieve route van veel verschillende factoren af. Overleggen met terreinbeheerders, onvoorziene knelpunten in de omgeving of het moeten aanvragen van vergunningen, zijn factoren die het initiatief kunnen vertragen. Zowel de initiatiefnemer van de ruiterroute

Oostvoornse Meer als de ambtenaar geven aan dat het burgerparticipatietraject vaak langer duurt dan verwacht.

Indicatie van de inkomsten en uitgaven

Sommige zaken binnen het initiatief kunnen té lastig zijn om door initiatiefnemers uit te voeren. Hier kan de gemeente soms helpen door de initiatiefnemers in contact te brengen met anderen waardoor de kennis wordt uitgebreid (Rekenkamerfunctie Westvoorne, 2017). Voor de ruiterroute langs het Oostvoornse Meer is een adviseur ingehuurd die actief is in de paardenwereld en ervaring heeft met de aanleg van ruiterroutes. Deze adviseur heeft een kostenraming voor de route opgesteld. Hierin staat precies wat er moet gebeuren en hoeveel dit gaat kosten (Zantosadvies, 2017). Om deze uitgaven te financieren, zal er naar

inkomstenbronnen gezocht moeten worden. Deze zullen in het plan van aanpak vermeld moeten worden.

Documentatie om het draagvlak aan te tonen

Het aantonen van draagvlak kan door de initiatiefnemers als lastig ervaren worden. Ook P. Slingerland, de initiatiefnemer van de ruiterroute rondom het Oostvoornse Meer, werd gevraagd draagvlak te onderzoeken. Zijn reactie hierop: “…de vraag kwam ook redelijk plompverloren,

(19)

M. Stam Afstudeerwerkstuk 19 van ja, is er draagvlak? En dat is natuurlijk ook het probleem, dat je als burger daar de tools niet voor hebt om het te onderzoeken” (P. Slingerland, persoonlijke communicatie, 6 augustus 2018). Als het onderzoeken van draagvlak te lastig is voor de initiatiefnemers, dan kan ervoor gekozen worden om een adviseur hiervoor in te huren. J. Sinke, geeft advies en voert ook zelf onderzoek uit naar draagvlak voor de aanleg van ruiter- en menroutes. Er wordt een infrarood meter geplaatst in het gebied waar de ruiterroute moet komen of op een nabijgelegen ruiterroute. Vervolgens wordt gemeten hoe vaak dit traject gebruikt wordt. Daarnaast gebruikt hij ook Facebook om aan te tonen hoeveel interesse er is in het project, door het aantal reacties en ‘likes’ op een pagina in de gaten te houden (J. Sinke, persoonlijke communicatie, 17 juli 2018).

In een tussenrapportage van Staatsbosbeheer en GroenAlliantie, wordt het draagvlak en de behoefte aan een ruiterroute anders aangetoond. Eerst worden de landelijke cijfers en trends van de paardensport beschreven. Vervolgens wordt op provinciaal en regionaal niveau beschreven hoeveel paardensporters hier actief zijn en wat het huidige aanbod aan ruiterroutes is.

(Staatsbosbeheer, Groenalliantie, 2017)

Bovenstaande manieren om draagvlak aan te tonen, zijn een aanvulling op de handtekeningen die voor het initiatief verzameld moeten worden. De gemeente Westvoorne eist dat het voorstel met minimaal 50 handtekeningen wordt ondersteund wil het op de politieke agenda geplaatst worden.

Afwegingskader

In de participatiestandaard is een afwegingskader opgenomen voor initiatieven. Dit kader bestaat uit vijf vragen die het schakelteam kan stellen om het burgerinitiatief te beoordelen. Deze vijf vragen zijn:

1. Waartoe dient het initiatief?

2. Wat leveren de initiatiefnemers op? 3. Is er draagvlak voor het initiatief?

4. Zoekt de initiatiefnemer zelf naar inkomstenbronnen? 5. Heeft het initiatief potentie? (Gemeente Westvoorne, 2017)

De positieve beantwoording van deze vragen is cruciaal voor het wel of niet in aanmerking komen voor ambtelijke ondersteuning. Ervaringen bij eerdere participatietrajecten en de werkwijzen hierbij, kunnen handvatten bieden voor het succesvol doorlopen van het burgerparticipatietraject. In het volgende hoofdstuk wordt hier nader op ingegaan.

(20)

Ervaringen uit de praktijk

In de onderzoeksperiode zijn er zes interviews afgenomen met verschillende partijen die

betrokken zijn of zijn geweest bij burgerparticipatietrajecten. Tijdens deze interviews zijn er dan wel direct of indirect antwoorden gegeven op onderstaande deelvragen:

Welke uitdagingen en knelpunten ervaart de ambtelijke organisatie enerzijds en de initiatiefnemers anderzijds bij participatietrajecten?

én

Wat zijn volgens de betrokkenen lessen en goede voorbeelden van hun participatietraject?

Allereerst werd de geïnterviewde gevraagd om zich kort voor te stellen en te vertellen wat zijn of haar rol in het burgerparticipatietraject is of is geweest. Vervolgens is tijdens alle interviews ingegaan op de belemmeringen die de betrokkenen ervaren hebben. Uiteindelijk is elk interview afgesloten met de vraag in welke richting de oplossingen daarvoor gezocht konden worden of gezocht is.

De participatietrajecten die tijdens de interviews zijn besproken, zijn geselecteerd op het feit dat het om de aanleg en het onderhoud van een recreatieve route gaat of ging. Per casus wordt kort de achtergrond beschreven, wie er geïnterviewd is en wat de resultaten zijn.

Ruiterroute Oostvoornse Meer Achtergrond

Door het participatietraject ‘Samen doen!’, dat werd opgericht in 2016, ontstonden er kansen om burgerinitiatieven in te dienen bij de gemeente Westvoorne. Bij de eerste bijeenkomst van ‘Samen doen’ op 21 januari 2016 werden door inwoners van Westvoorne meerdere ideeën geopperd, waaronder het realiseren van een ruiterroute rond het Oostvoornse Meer.

De ruiterroute zal een route worden van ongeveer 11 kilometer. Er is een

samenwerkingsovereenkomst afgesloten tussen de stichting Ruiter- en menroutes Westvoorne en de gemeente heeft een sponsorbedrag toegezegd. Inmiddels is de aanleg van de ruiterroute, op 9 juli 2018, gestart.

Voor het beantwoorden van de deelvragen hebben er interviews plaatsgevonden met een ambtenaar die betrokken was bij het burgerinitiatief, de initiatiefnemer en de adviseur die ingeschakeld is voor de aanleg van de ruiterroute.

Uitdagingen en knelpunten

Op de vraag welke knelpunten de geïnterviewden ervaren hebben tijdens het

burgerparticipatietraject, werd verschillend geantwoord. De eerste uitdaging is om het

burgerinitiatief op de politieke agenda te krijgen. Initiatiefnemer P. Slingerland zegt hierover: “Eén van de andere initiatiefnemers was eigenlijk al twee jaar bezig om iets op te zetten. Maar het kwam er maar niet van, het lukt gewoon niet. Dit kwam door weerstanden, onbegrip, het lukte gewoon niet om bij de ambtenarij er doorheen te komen. Het ligt dus ook aan de houding

(21)

M. Stam Afstudeerwerkstuk 21 van de ambtenaren. Ze bepaalden veel zelf en er werd niet echt naar de inwoners geluisterd. Door ‘Samen doen!’ is er eigenlijk een cultuuromslag gekomen waardoor de inwoners meer inspraak kregen” (P. Slingerland, persoonlijke communicatie, 6 augustus 2018).

Als dan het burgerinitiatief toch aangenomen wordt door de gemeente, dan kan het

burgerparticipatietraject starten. De geïnterviewde ambtenaar heeft meerdere keren naar voren gebracht dat de uitvoering van dit traject echt bij de initiatiefnemers zelf ligt.

“Wat je wel merkt: het is niet zo dat het werkt als sponsoring, dat ze een geldbedrag krijgen en dat het dan klaar is. Mensen moeten echt zelf veel dingen er voor doen. Sommige mensen doen dit uit zichzelf, deze initiatieven verlopen dan ook vaak heel makkelijk. Maar er zijn een aantal initiatieven waarbij mensen toch meer verwachten van de gemeente maar ze moeten echt zelf aan de bak” (N. Herrewijnen, persoonlijke communicatie, 16 juli 2018).

In het interview met de initiatiefnemer kwam naar voren dat hij meer inzet verwacht had van de gemeente. In het specifieke geval bij het onderzoek naar draagvlak voor de ruiterroute (P. Slingerland, persoonlijke communicatie, 6 augustus 2018). De ambtenaar zegt hierover: “De gemeente is er om advies te geven en mogelijk ook financiële ondersteuning maar de

initiatiefnemers moeten het echt zelf doen.”

Een andere uitdaging waar de initiatiefnemers mee te maken krijgen, ligt bij het financiële aspect. Dit geven alle drie de geïnterviewden aan. De ambtenaar geeft aan dat de initiatiefnemers van ruiterroute Westvoorne moeite hebben met het binnen halen van geld voor de route. De initiatiefnemers hebben verschillende sponsoren gevonden. Dit sponsorgeld is echter nog niet voldoende om het volledige pad aan te kunnen leggen. Volgens de initiatiefnemer P. Slingerland blijft het lastig om sponsoren te vinden, omdat hij naar eigen zeggen ‘niet zo’n lobbyfiguur is’.

Volgens adviseur J. Sinke is het vinden van sponsoren niet de enige manier om te voldoen in financiële middelen. Hij geeft aan dat de gemeente ook vraagt naar een eigen bijdrage van de ruiters of menners die het pad gaan gebruiken. “Dan blijf het antwoord schuldig want dit is vaak minimaal. Ook zijn we bezig geweest met een buitenrijpas, maar hier was geen draagvlak voor. Als je kwaliteit biedt, dan is het toch niet erg om daar voor te betalen. Als je een paard hebt en je rijdt wedstrijden, dan moet je ook je startpas betalen, waarom zouden recreatieruiters dan niet betalen voor een eigen spoor” (J. Sinke, persoonlijke communicatie, 17 juli 2018).

Naast het beschikken over de financiële middelen, is toestemming nodig van de verschillende terreinbeheerders om de ruiterroute aan te kunnen leggen. Zo hebben de initiatiefnemers van de ruiterroute Oostvoornse Meer onder andere te maken met de volgende terreinbeheerders: Zuid-Hollands landschap, de haven Rotterdam en het Waterschap. Daarom is er een adviseur

ingeschakeld om met deze partijen in gesprek te gaan. Door het wachten op toestemming kan het burgerparticipatietraject vertraging oplopen. Daarnaast doorkruist de ruiterroute verschillende natuurgebieden. Hier kun je ook tegen onvoorziene zaken aanlopen: “Zo was er bij de

Koepelweg een beschermde vogel aan het broeden. Dus moest de route om dat gebied heen. Hier was dus wel een oplossing voor gezocht. Maar hier heb je dus als burgers/initiatiefnemers

helemaal geen invloed op. Dan ben je toch afhankelijk van wat die clubs te zeggen hebben” (P. Slingerland, persoonlijke communicatie, 6 augustus 2018).

(22)

Het kan zo meerdere jaren duren voordat de ruiterroute is aangelegd. Ambtenaar N. Herrewijnen zegt hierover: “We zijn nu bijna 2 jaar verder en ze zijn nu pas begonnen met de aanleg van de eerste route. Dit is iets wat de mensen moeten leren, dat het niet zo snel gaat. Met grote trajecten moet je geduld hebben” (N. Herrewijnen, persoonlijke communicatie, 16 juli 2018).

Als de ruiterroute dan eenmaal aangelegd is, dan zal het ook onderhouden moeten worden. De initiatiefnemer van ruiterroute Oostvoornse Meer gaf aan dat het onderhoudsplan van de route nog ontwikkeld moet worden. Het plan is om jaarlijks een vrijwilligersdag voor het onderhoud te organiseren. De initiatiefnemer verwacht dat dit nog wel een uitdaging wordt: “Maar goed, dat onderhoud is nog wel een dingetje. Je zal er als stichting ook wel wat aan moeten doen, zoals de mountainbikers dat ook doen. Ik moet zeggen dat dat bij de ruiterpaden iets lastiger gaat. Ik ben niet iemand die een groot ruiternetwerk heeft met ruiters. Ik ben wel initiatiefnemer en ik doe mijn best. Maar er zijn andere personen die dat wel hebben en die moet ik eigenlijk zien in te schakelen nog om dat soort dingen tot stand te brengen” (P. Slingerland, persoonlijke

communicatie, 6 augustus 2018). J. Sinke plaatste een soortgelijke kanttekening bij de

organisatie voor het onderhoud. Hij zegt: “Mountainbikers zijn goed georganiseerd, bij ruiters is dit minder. Dat zie je als je een oproep plaatst voor een vrijwilligersdag, dan komen er twaalf mensen terwijl het hier stikt van de paarden. De mensen willen er wel gebruik van maken als het klaar is” (J. Sinke, persoonlijke communicatie, 17 juli 2018).

Goede voorbeelden en lessen

In elk interview is gevraagd naar de succesfactoren van het betreffende burgerparticipatietraject. Ook is de geïnterviewden gevraagd welke tips zij een initiatiefnemer zouden geven die een soortgelijk burgerinitiatief wil opzetten.

Om het burgerinitiatief op de politieke agenda te krijgen, zal deze het afwegingskader, de ‘Participatiestandaard’ van gemeente Westvoorne, positief moeten doorlopen. Eén van de eerste vragen die hierin gesteld wordt is of het initiatief bijdraagt aan een goed woon-, leef- en

werkklimaat en een gezonde en duurzame leefomgeving. Het initiatief moet hierbij passen in het collegeprogramma van de betreffende gemeente (Gemeente Westvoorne, 2017). Initiatiefnemer P. Slingerland geeft hierbij aan het groter geheel moet denken, hij zegt: “Het is van belang dat je als stichting in staat bent om te laten zien, dat waar je mee bezig bent, dat dat niet alleen maar voor de ruiters is maar dat het ook in het algemeen belang is om met elkaar te kunnen recreëren. En dat het leuk is om in Westvoorne een rondje te rijden, je kunt er lekker eten, je paard wordt dan verzorgd en je kunt er overnachten. Dus de recreatieve functie in zijn algemeenheid” (P. Slingerland, persoonlijke communicatie, 6 augustus 2018).

Als aan is getoond dat het burgerinitiatief aansluit bij de doelen van de gemeente, kan het plan verder uitgewerkt worden. Een onafhankelijk adviseur kan een plan opstellen voor het aanleggen van de ruiterroute. Hierin kunnen de werkzaamheden, een kostenraming en een onderhoudsplan worden uitgewerkt. Ook kan hij gesprekken voeren en onderhandelen met de verschillende terreinbeheerders. Al tijdens een van de eerste bijeenkomsten van ‘Samen doen’, hebben de initiatiefnemers een adviesbureau ingehuurd op aanraden van de gemeente. “Je ziet bij die adviseur (Jan Sinke) die kan goed lobbyen bij al die clubs, ze kennen hem daar. Hij kan

(23)

M. Stam Afstudeerwerkstuk 23 gaan dan wanneer ik daar aanklop”, aldus de initiatiefnemer (P. Slingerland, persoonlijke

communicatie, 6 augustus 2018).

Voor het uitwerken van het plan zijn in dit geval ook financiële middelen nodig. Voor dit

initiatief heeft de gemeente een financiële bijdrage verleent. Deze bijdrage is echter niet volledig toereikend voor de aanleg van de route. De initiatiefnemers zijn daarom zelf op zoek gegaan naar andere inkomstenbronnen. Voordat er gezocht wordt naar inkomstenbronnen, raadt adviseur J. Sinke aan om een stichting op te richten. Met de stichting als rechtspersoon is het namelijk onder andere mogelijk om subsidie aan te vragen. Zo heeft een andere stichting waar J. Sinke advies aan geeft, subsidie aangevraagd bij de ANWB voor de digitalisering van een ruiterroute. Met de stichting Ruiter- & Menroutes Westvoorne is afgesproken dat de gemeente de subsidies beheert ten behoeve van de ruiterroute. Dit is geadviseerd omdat dit administratief veel werk is om door de stichting zelf te laten doen. Daarnaast heeft de gemeente veel ervaring met het aanvragen en beheren van subsidies (J. Sinke, persoonlijke communicatie, 17 juli 2018).

Naast het aanvragen van subsidies, kunnen de initiatiefnemers op zoek gaan naar sponsoren. De ambtenaar stelt in het interview voor dat de initiatiefnemers een folder samenstellen waar het idee in staat (N. Herrewijnen, persoonlijke communicatie, 16 juli 2018). Hiermee kunnen ze dan bij bedrijven of mensen langs gaan die het initiatief misschien interessant vinden. Initiatiefnemer P. Slingerland heeft het Deltaport donatiefonds benaderd voor de sponsoring van twee

veehekken op de ruiterroute. Hij heeft dit eerst via de website aangevraagd, toen dit werd

afgewezen is hij persoonlijk langsgegaan: “Zij vonden het aanvankelijk helemaal niks, en ik ben ook niet zo’n lobbyfiguur, maar toen hadden ze op een gegeven moment een soort

vriendenmiddag hadden ze in Rotterdam en daar ben ik naartoe gegaan en toen heb ik die mensen gesproken. En toen heeft het blijkbaar wel effect gehad, toen vonden ze het wel goed” (P. Slingerland, persoonlijke communicatie, 6 augustus 2018).

“Een ander idee is crowdfunding, hier zijn genoeg gratis platforms voor”, stelt ambtenaar

Herrewijnen (N. Herrewijnen, persoonlijke communicatie, 16 juli 2018). Ook is het mogelijk om door het organiseren van evenementen geld binnen te halen. Zo heeft de stichting Ruiter- & Menroutes Westvoorne een Enjoy-the-ride-rit georganiseerd. Dit willen ze een jaarlijks

terugkomend evenement maken om geld binnen te halen maar ook om de route zelf te promoten.

Als deze inkomstenbronnen niet toereikend zijn dan kunnen de initiatiefnemers nog andere inspanningen verrichten om het initiatief te realiseren. De stichting heeft met een groep

vrijwilligers, samen met Zuid-Hollands landschap, prikkeldraad weggehaald langs de ruiterroute. Met deze actie hebben zo’n €1.500 tot €2.000 aan loonkosten bespaard. De initiatiefnemers wilden in eerste instantie meerdere routes laten aanleggen. Omdat de kosten niet binnen het budget pasten, hebben ze er nu voor gekozen om met één route te beginnen en te kijken hoe ver ze komen. De stichting heeft ervoor gekozen om te beginnen met de moeilijkst te realiseren stukken in de ruiterroute. P. Slingerland zegt hierover: “Als er eenmaal een stuk is en je hebt al moeite gedaan, dan is er ook geen weg meer terug, dan moeten ze wel. Dus het lastigste stuk eerst aanpakken en de andere volgen dan wel” (P. Slingerland, persoonlijke communicatie, 6 augustus 2018).

(24)

Ruiterroute Zevenhuizerplas Achtergrond

In het Rottemerengebied is ruim 1.400 hectare. Door het hele gebied lopen diverse recreatieve routes, waaronder ruiterpaden, een MTB-parcours, fietspaden en wandelpaden. Het

Rottemerengebied wordt in zijn geheel door Staatsbosbeheer beheert en onderhouden. Het Rottemerengebied loopt door drie gemeentes heen. Deze drie gemeenten doen een

deelnemersbijdrage om het gebied te onderhouden.

In 2014 moest Staatsbosbeheer bezuinigen op beheerkosten omdat er een tekort aan

onderhoudsgeld was. Er werd toen besloten om de helft van de ruiterpaden weg te halen omdat dit een hoge kostenpost betrof voor een relatief kleine doelgroep. Eén van die ruiterpaden betrof het ruiterpad langs de Zevenhuizerplas. Een aantal gebruikers zijn toen opgestaan om mee te denken over een alternatief plan. De ruiters hebben voorgesteld om zelf het pad te gaan

onderhouden. Met hun stichting, ‘Ruiters van de Zevenhuizerplas’, hebben ze ervoor gezorgd dat het ruiterpad behouden is gebleven.

Voor deze casestudie is de projectleider en de teamleider van Staatsbosbeheer geïnterviewd. Bij de aanleg van een recreatieve route, krijg je vaak te maken met meerdere terreinbeheerders. Het is daarom belangrijk een indruk te krijgen van wat hun motieven zijn om een ruiterroute te weren of toe te laten.

Uitdagingen en knelpunten

De projectleider van Staatsbosbeheer geeft aan dat er in vrijwel ieder recreatiegebied wel vraag is naar een ruiterroute of ruiterpad. De recreatieschappen zijn echter over het algemeen

terughoudend bij de aanleg van ruiterroutes omdat het in beheer een enorme kostenpost is voor vaak een hele kleine doelgroep (M. de Gast, persoonlijke communicatie, 31 juli 2018). Ook de teamleider geeft aan dat een ruiterpad een duur element is. Op de route rond de Zevenhuizerplas moeten ze om de 4 á 5 jaar nieuw zand opgooien. Dit komt omdat de ondergrond daar uit klei en veen bestaat, wat er voor zorgt dat de route met nat weer snel modderig en ontoegankelijk wordt (K. van Vliet, persoonlijke communicatie, 7 augustus 2018).

Naast de bijkomende beheerkosten, moet je als terreinbeheerder er rekening mee houden dat je aansprakelijk gesteld kan worden als een weggebruiker schade oploopt door een gebrek aan de route. Dit kan voor terreinbeheerders een reden zijn om een ruiterroute te weren. De projectleider geeft aan: “…als het een officiële ruiterroute is, dan moet je als wegbeheerder ervoor zorgen dat deze veilig is. Als deze niet veilig is dat ben je aansprakelijk. De aansprakelijk is dus wel een belangrijk aspect wat meeweegt in de status van zo’n ruiterroute” (M. de Gast, persoonlijke communicatie, 31 juli 2018).

Om ervoor te zorgen dat de ruiterroute veilig blijft, is het belangrijk om goede afspraken te maken over het onderhoud. Deze afspraken worden niet altijd even goed nagekomen, waardoor het voortbestaan van de ruiterroute in gevaar komt. In het Hoge Bergse bos is ook een ruiterroute gerealiseerd door een burgerinitiatief. De teamleider van Staatsbosbeheer zegt hierover: “met deze stichting/mensen ben ik niet helemaal blij. Hier moet je altijd achter aanlopen en vragen of ze eens een rapport sturen. En op dit moment ziet het pad er ook niet uit want ze doen er niks aan. Na de zomer gaan we ook weer met deze mensen in gesprek om een oplossing te vinden. En

(25)

M. Stam Afstudeerwerkstuk 25 anders moet ik het terug gaan koppelen aan de bestuurders, zo van; we hebben hier een

burgerinitiatief, waar ik heel erg voor in ben, alleen dan moeten ze wel doen wat ze afspreken” (K. van Vliet, persoonlijke communicatie, 7 augustus 2018). K. van Vliet geeft aan dat de initiatiefnemers vaak niet weten wat er allemaal komt kijken bij het onderhoud van een ruiterroute. Dit is meer werk dan gedacht.

Om de ruiterroute goed te kunnen onderhouden is geld nodig. Nu Staatsbosbeheer als terreinbeheerder moet bezuinigen op beheerkosten, zal het onderhoudsgeld ergens anders vandaan moeten komen. De teamleider geeft aan dat naar andere inkomstenbronnen gezocht is maar nog zonder succes. “Ik denk dat wij ongeveer 2.000 ruiters in de omgeving hebben die gebruik maken van onze paden. Het hele onderhoud van onze ruiterpaden kost ons op jaarbasis €50.000, voor 20 km ruiterpad. Laat die 2.000 ruiters die gebruik maken van ons pad, nou eens €25 per jaar betalen, dan heb je het geld binnen voor het onderhoud. Ze betalen wel €300 per maand voor stalling maar dit kunnen ze niet georganiseerd krijgen. Hoe kan je die mensen nou georganiseerd krijgen? Moet je dan met een vignet gaan werken, dat je voor €25 gebruik kun maken van de paden? Dit zou een voorbeeld zijn wat heel simpel te organiseren is. Maar op de een of andere manier, willen de ruiters het niet” (K. van Vliet, persoonlijke communicatie, 7 augustus 2018).

Goede voorbeelden en lessen

Eén van de redenen die de projectleider van Staatsbosbeheer geeft om een ruiterroute te weren, is de aansprakelijkheid die komt kijken bij het beheer van de route. Een gedoogstrook kan een oplossing bieden. “Wij hebben er bij het Brielse meer voor gekozen om het ruiterpad geen status te geven omdat als we hem die status geven we er voor moeten zorgen dat het goed wordt onderhouden, maar daar zijn de middelen niet voor. Het ruiterspoor is geen officiële route omdat deze met bordjes aangeduid moet zijn, dus dit is meer een gedoogstrook” (M. de Gast,

persoonlijke communicatie, 31 juli 2018).

Als het wel een officiële ruiterroute betreft, dan zullen er goede afspraken gemaakt moeten worden over het onderhoud. K. van Vliet zegt hierover: “in deze tijd waarin we steeds meer met burgerparticipatie te maken hebben, zou ik in gesprek gaan om te vragen wat ze er zelf voor over hebben, wat willen jullie allemaal zelf doen. Dan zou ik gaan voor een eenmalige inlichting bij ons en dat er goede afspraken worden gemaakt over het onderhoud” (K. van Vliet, persoonlijke communicatie, 7 augustus 2018).

Een voorbeeld van goed georganiseerd onderhoud, is te vinden bij de ruiterroute rondom de Zevenhuizerplas. De stichting ‘Ruiters van de Zevenhuizerplas’ verzorgt hier het onderhoud, zoals ze met Staatsbosbeheer hebben afgesproken. De stichting stelt iedere maand een

inspectierapport op van de ruiterroute. Ze rijden de route af en letten hierbij op een aantal punten. Vervolgens organiseren ze dat ze met een aantal vrijwilligers op pad gaan om het pad in orde te maken (K. van Vliet, persoonlijke communicatie, 7 augustus 2018).

(26)

MTB-route Oostvoorne Achtergrond

In 2006 werd een burgerinitiatief gestart door twee leden van fietsclub ‘Appeltaarters’ om een mountainbikeparcours (MTB-parcours) in gemeente Westvoorne te realiseren. Dit parcours is uiteindelijk in 2009 gerealiseerd, mede door de hulp van verschillende sponsoren. Het parcours is circa 12 kilometer lang en loopt rondom het rondom het Oostvoornse Meer. Het parcours is onverhard, bewegwijzerd en voor iedereen toegankelijk. Naar schatting wordt er jaarlijks door 10.000 tot 15.000 mountainbikers gebruikt gemaakt van de mountainbikeroute (Gemeente Westvoorne, 2016).

De stichting die dit burgerinitiatief was begonnen is uiteindelijk na de realisatie van de MTB-route opgeheven. Om het pad goed te blijven onderhouden heeft een groep fanatieke

mountainbikers besloten weer een stichting op te zetten. Samen met de gemeente Westvoorne houden ze een onderhoudsplan bij. Er is besloten om ook aandacht te besteden aan de benodigde werkzaamheden na de realisatie van het initiatief omdat zonder goed onderhoud, de recreatieve route geen duurzame investering voor de gemeente zal zijn.

Voor deze casestudie is de secretaris van de stichting “MTB Oostvoorne” geïnterviewd. Daarnaast is de jaarrapportage geraadpleegd die jaarlijks door de gemeente wordt opgesteld in opdracht van de Omgevingsdienst.

Omdat de nieuwe stichting niet betrokken is geweest bij de aanleg van de mountainbikeroute maar nu juist het onderhoud verzorgt, zal de nadruk van de lessen en uitdagingen liggen op het onderhouden van de recreatieve route.

Uitdagingen en knelpunten

De uitdagingen die de stichting MTB Oostvoorne ervaren heeft, liggen in de organisatie van het onderhoud, waarbij ze te maken hebben met verschillende grondeigenaren, en bij de veiligheid van de mountainbikeroute. Daarnaast moest er gezocht worden naar alternatieve

inkomstenbronnen omdat het ter beschikking gestelde budget van de gemeente op raakte.

Het overleggen met de verschillende terreinbeheerders over de inrichting van de

mountainbikeroute heeft veel tijd gekost. De secretaris van de stichting zegt: “Je hebt op dit rondje te maken met verschillende grondeigenaren dus dat is best een lang traject geweest. We gaan over de grond van Zuid-Hollands landschap, over de grond van de haven Rotterdam en over de grond van het Waterschap. Dus dat duurde even voordat dat goed voor elkaar was” (M. van Gaalen, persoonlijke communicatie, 6 augustus 2018).

In verband met het feit dat terreinbeheerders aansprakelijk gesteld kunnen worden, vinden de terreinbeheerders veiligheid een belangrijk aspect. Het is daarom voor de stichting een uitdaging om de mountainbikeroute zo veilig mogelijk te maken. In de jaarrapportage van gemeente Westvoorne is hierover het volgende geschreven:

“Een algemeen aandachtspunt is de veiligheid. Mountainbiken is geen sport zonder risico’s. Er blijven zich incidenten voordoen waarbij mountainbikers vallen met schade aan fietsen tot

(27)

M. Stam Afstudeerwerkstuk 27 gevolg en heel soms tot letsel aan lijf en leden. De ATB-route ligt niet overal dicht bij de

openbare weg en dus nabij de hulpdiensten” (Gemeente Westvoorne, 2016).

Goede voorbeelden en lessen

In de jaarrapportage van gemeente Westvoorne over de MTB-route, worden maatregelen

voorgesteld om de veiligheid van het pad te vergroten. Dit kan door middel van het plaatsen van genummerde borden langs de route. Deze worden voorzien van GPS-codes zodat de

hulpdiensten in staat zijn om de precieze locatie van het ongeval te achterhalen. Er zijn al extra waarschuwingsborden geplaatst om de mountainbikers bewust te maken van de risico’s

(Gemeente Westvoorne, 2016).

Het goed onderhouden van de MTB-route, kan ook de veiligheid vergroten. In de jaarrapportage staat dat er tweemaal per jaar een opruim-dag door vrijwilligers plaatsvindt. Tijdens deze dagen wordt er eventueel aanwezig zwerfvuil opgeruimd en klein onderhoud uitgevoerd. Groter onderhoud wordt uitgevoerd door de gemeente Westvoorne zelf, in overleg met Stichting Het Zuid-Hollands Landschap (Gemeente Westvoorne, 2016).

Het overige onderhoud wordt door de stichting MTB Oostvoorne zelf georganiseerd. Op de vraag welke tips de geïnterviewde had om vrijwilligers hiervoor bij elkaar te krijgen, is

geantwoord: “De kunst is dan om als stichting mensen enthousiast te maken. Door mensen direct te benaderen, bijvoorbeeld in een whatsappgroep. We hadden bijv. een klus waarbij een

vrijwilliger niet mee had gekregen dat we dit gingen doen. Je moet er wel voor waken dat mensen niet het gevoel krijgen dat ze er niet bij betrokken worden. Je moet ook informatie blijven delen, ook in de grote groep en op Facebook…. Als je een klus-dag gaat organiseren en je zet dit op Facebook, mensen worden hierin getagd en het bericht wordt gedeeld. Vroeger werkte ze met nieuwsbrieven en e-mails. Maar het succes is toch dat je veel bij mensen op hun mobiel te zien bent. Ondertussen hebben we 1.400 mensen die de Facebookpagina leuk vinden, zij reageren weer op berichten van ons en dit zien andere mensen dan ook weer” (M. van Gaalen, persoonlijke communicatie, 6 augustus 2018).

De secretaris van de stichting geeft ook aan dat de vrijwilligersklussen niet alleen als noodzakelijk gezien moeten worden; “het is ook een sociaal dingetje”. De geïnterviewde gebruikt het onderhoud van een nabij gelegen ruiterpad als voorbeeld:

“Er loopt hier langs het Oostvoornse Meer ook een ruiterpad, dat is een bestaand pad geweest maar als ik nu zie hoe het er uit ziet, daar is heel lang niks meer aan gedaan. Dat moet ook gewoon op dezelfde manier onderhouden worden en daar heb je de vrijwilligers voor nodig. Ik denk dat een ruiterclub dat bijvoorbeeld ook minder heeft omdat die natuurlijk allemaal

verschillende locaties hebben dus die mensen kennen elkaar ook niet. Dit is onze enige

mountainbike route in de omgeving dus wij komen ook allemaal hier samen. Maar zij (de ruiters) zouden bijvoorbeeld ook een whatsappgroep op kunnen richten waarin je toch mensen leert kennen omdat ze kunnen delen waar ze hebben paardgereden bijvoorbeeld. Want naast de dingen die gedaan moeten worden, is het ook een sociaal dingetje” (M. van Gaalen, persoonlijke communicatie, 6 augustus 2018).

(28)

Soms willen mensen wel helpen met het onderhoud maar hebben ze geen tijd om

werkzaamheden te verrichten. De stichting geeft ze dan een alternatieve manier om te helpen, namelijk door het doneren van een geldbedrag.

Op de vraag welke tips de geïnterviewde had voor het trekken van sponsoren, is geantwoord: “Bij de basis te beginnen, dus vooral een goed plan te maken voor je sponsoren. Dus dat je stap voor stap hebt opgeschreven waar je voor staat. Een plan waarin staat wat je doet, wat je wilt bereiken en de diensten die je aanbiedt” (M. van Gaalen, persoonlijke communicatie, 6 augustus 2018). Daarnaast geeft de secretaris de tip om de sponsoren van de stichting aandacht te blijven geven. Bijvoorbeeld door de sponsoren te vermelden op de borden langs de route en door actief reclame voor ze te maken op de website en Facebookpagina.

(29)

M. Stam Afstudeerwerkstuk 29 Hoofdstuk 4. Discussie

De resultaten van dit onderzoek bieden de initiatiefnemer handvatten om het

burgerparticipatietraject succesvol te doorlopen. Ervaringen en inzichten die worden besproken, weerspiegeld een kleine groep mensen die de ambtelijke organisatie, initiatiefnemers,

terreinbeheerders en adviesbureaus representeren. Hun visie is niet per definitie geldig voor elk participatietraject. Vanwege de beperkte tijd voor dit onderzoek, mede door de vakantietijd, kon er maar een klein aantal mensen benaderd worden voor een interview.

Er moet rekening gehouden worden met het feit dat de resultaten van dit onderzoek enkel handvatten biedt voor de initiatiefnemer. De actoren, omgevingsfactoren en omstandigheden verschillen per burgerparticipatietraject. Om deze reden kan er geen eenduidig antwoord gegeven worden op de hoofdvraag.

Een opvallend resultaat is dat alle geïnterviewden opmerkten dat de recreatieve ruiters, lastig te organiseren zijn. Het werd als lastig ervaren om vrijwilligers voor het onderhoud bij elkaar te krijgen en de ruiters bleken ook niet bereid bij te dragen in de kosten. Vervolgonderzoek zou kunnen focussen op de mogelijkheden in het organiseren van de recreatieve ruitersport voor het vergroten en verbeteren van de hippische infrastructuur.

(30)

Hoofdstuk 5. Conclusie en aanbevelingen

Conclusie

De hoofdvraag die in dit onderzoek centraal stond was: Hoe succesvol een

burgerparticipatietraject te doorlopen?

Iedere partij die deel uitmaakt van een burgerparticipatietraject vervult een eigen rol. Zo moet er op voorhand van een participatietraject een aantal stappen worden genomen door de

initiatiefnemers. Een plan van aanpak moet worden ingeleverd waarin het initiatief wordt toegelicht. Een schakelteam oordeelt aan de hand van het afwegingskader of het initiatief in aanmerking komt voor ondersteuning door de gemeente. Wanneer een initiatief positief is

beoordeeld gaat deze van start. De andere rol is weggelegd voor de ambtelijke organisatie welke, naar wat blijkt, voornamelijk ondersteuning bieden in de vorm van advies of een financiële bijdrage.

De uitdagingen die de initiatiefnemers zijn tegengekomen en in welke richting zij de oplossing hebben gevonden wordt hieronder beschreven.

Onduidelijkheid over rolverdeling

De onderzochte casus ’ruiterroute Oostvoornse Meer’ heeft laten zien dat de rolverdeling niet altijd duidelijk is voor de initiatiefnemers. De gemeente verwacht veel inzet maar uit het interview met de initiatiefnemer en een gemeentelijke ambtenaar bleek dat deze precieze rolverdeling en de daar bijbehorende inzet onduidelijkheid met zich mee bracht.

Zo kwam de verwachting over de inzet die moest worden geleverd bij het onderzoek naar draagvlak niet overeen; wat resulteerde in een subsidie die niet werd gehonoreerd.

Het werven van inkomsten

De initiatiefnemer moet zelf actief op zoek gaan naar inkomstenbronnen. Zowel de gemeente als een onafhankelijk adviseur, adviseren om hiervoor een stichting op te zetten. De

inkomstenbronnen die door de geïnterviewden genoemd worden zijn; sponsorgeld, subsidies en donaties.

Zorgen voor een duurzaam initiatief

Trajecten lopen vertraging op, of worden soms zelfs niet gestart doordat terreinbeheerders niet aansprakelijk willen zijn voor eventuele ongevallen. Om ongevallen te voorkomen moet het pad goed onderhouden worden. Uit een interview met de teamleider van Staatsbosbeheer, blijkt dat dit onderhoud erg kostbaar is. Een samenwerking tussen terreinbeheerder en de ruiters zou een positieve uitwerking hierop hebben. De bereidheid voor het samenwerken en daarbij het probleem op te lossen bestaat vanuit de terreinbeheerder maar uit het interview blijkt dat de ruiters in deze dwars zitten. Het probleem zou namelijk opgelost zijn met een kleine contributie van een x-bedrag per jaar, waarmee onderhoud aan de ruiterpaden gepleegd kan worden. De ruiters echter, willen dit bedrag niet aan de terreinbeheerder betalen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Door afspraken bij de uitvoering beter vast te leggen, kan de gemeente meer zicht houden of de uitvoering verloopt zoals door alle partners is

Daarnaast wordt in deze fase vanuit landschap input gegeven aan de leidende principes voor het vormgeven van scenario’s in Stap 2. Overzicht

Of u nu gehuwd was of niet, u kunt in een overeenkomst alle afspraken in verband met de kinderen vastleggen (bijvoorbeeld over de manier waarop het ouderlijk gezag zal

Soms geeft de rechter voorkeur aan huis- vesting bij een ouder omdat de ouders te ver uit elkaar wonen, omdat een van de ouders duidelijk niet beschikbaar is, zich onwaardig

Toekomstgerichte verklaringen kunnen gekende en ongekende risico's en onzekerheden en andere factoren inhouden die ertoe zouden kunnen leiden dat de werkelijke resultaten,

Artikel 9 Specifieke voorwaarden subsidieverlening sport- en/of beweegstimulering Voor subsidie ten behoeve van deze initiatieven komen in aanmerking aanvragen van

Deze bijeenkomst wordt georganiseerd door MantelzorgNL, de landelijke vereniging voor mantelzorgers (www.mantelzorg.nl) en In voor mantelzorg-thuis, een programma van Vilans

Tveter, “om na te denken of nano-machines die voor specifieke doelen gemaakt zijn, door toeval zouden kunnen ontstaan, terwijl die afhankelijk zijn van gedetailleerde