• No results found

Machtiger dan het zwaard...

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Machtiger dan het zwaard..."

Copied!
110
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Studentennummer: 429609 Klas: Dar4v

Datum: 25 juni 2020

Begeleider Saxion: Wilko van Zijverden

Machtiger dan het zwaard…

Het schrijven van een archeologisch onderbouwd

kinderboek

(2)

2

Colofon

Titel: Machtiger dan het zwaard…

Ondertitel: Het schrijven van een archeologisch onderbouwd kinderboek, verantwoordingsdocument afstudeerproject Betsie Balduk

Auteur: Betsie Balduk Studentnummer: 429609

In opdracht van: Museumpark Archeon Begeleiding Saxion: Wilko van Zijverden

Begeleiding opdrachtgever: Jack Veldman, Nicole Blom, Annenies Keur, Eva IJsveld Datum: 25 juni 2020

Versie: definitief Afbeelding voorkant:

Handgeschreven deel van het kinderboek en een maquette uit het Limburgs Museum. Bron: Betsie Balduk.

Logo Saxion: Saxion.nl s.a. Logo Archeon: Archeon.nl s.a.

(3)

3

Voorwoord

Geachte lezer,

Voor u ligt het verantwoordingsdocument dat onderdeel is van het afstudeerproject van Betsie Balduk. Dit afstudeerproject is uitgevoerd in samenwerking met medestudent Pien Heggen. Beide studenten hebben een afzonderlijk verantwoordingsdocument opgesteld. Naast dit document is er een archeologisch onderbouwd kinderboek opgesteld. Hierbij heeft Pien Heggen het illustreren van het kinderboek op zich genomen en heb ik mij gericht op de tekst. Het kinderboek is het eindproduct voor dit afstudeerproject.

Zolang ik mij kan herinneren kan ik mezelf verliezen in het schrijven van verhalen. Vroeger ging dat door samen met mijn broer om de beurt een zin op papier te schrijven. Later werden dat eigen gemaakte gedichten en weer later begonnen het verhalen te worden. Voordat ik aan dit project begon, had ik nog nooit een kinderboek geschreven. Toch leek me dit een leuke uitdaging, waar ik veel van kon leren. Dit vermoeden was juist. Niet alleen heb ik erg veel geleerd over nieuwe

schrijftechnieken, ook bleek het een erg leuke ervaring te zijn. Dit is mede te danken aan de mensen die tijdens dit project geholpen hebben en hun steun geboden hebben. Graag wil ik deze mensen hiervoor bedanken.

Allereerst wil ik Pien Heggen bedanken. Zowel als afstudeerpartner en vriend heeft ze me ontzettend geholpen tijdens dit afstudeerproject. Zonder haar kritische kijk en soms koppige houding had het eindresultaat er heel anders uitgezien.

Een bedankje gaat uit naar de begeleiders. Wilko van Zijverden wil ik graag bedanken voor de goede ondersteuning en sturing. Ook de begeleiders vanuit Archeon, Jack Veldman en Nicole Blom wil ik bedanken.

Jeroen van Eijk, Annenies Keur en Eva IJsveld wil ik bedanken voor het nakijken van het werk en het geven van feedback hierop. Ook de docenten Peter Jongste en Annelies Pronk-Berends wil ik

bedanken voor het helpen zoeken naar bronnen over bepaalde onderdelen en het verduidelijken van informatie wanneer deze verwarrend was.

Een extra bedankje gaat uit naar Dorothee Olthof die mijn hoofdstukken nagekeken heeft op zowel leesbaarheid als accuraatheid. Zij heeft mij ontzettend geholpen, zelfs wanneer zij hier eigenlijk geen tijd voor had. Bedankt voor het geduld en de ondersteuning.

Maja d’Hollosy, die ons toestemming gegeven heeft haar reconstructies te gebruiken, wil ik graag bedanken. Ook alle musea en instanties die ons geholpen hebben en ons toestemming gegeven hebben om gebruik te maken van gezichtsreconstructies die zij tentoongesteld hebben of waar zij opdracht voor gegeven hebben, wil ik bedanken. Zonder hun toestemming was het niet mogelijk geweest om gebruik te maken van gezichtsreconstructies in het boek. Vooral het enthousiasme dat wij van hen kregen was hartverwarmend.

Ik wil Linda Dielemans bedanken voor het beantwoorden van mijn vragen aan de start van dit project.

Tot slot wil ik mijn ouders en vrienden bedanken. Bedankt dat jullie er tijdens dit project voor mij waren wanneer ik jullie steun nodig had.

Ik hoop dat u dit verantwoordingsdocument en mogelijk later ook het kinderboek, met plezier leest. Betsie Balduk

(4)

4

Samenvatting

Het voorliggende verantwoordingsdocument is opgesteld naar aanleiding van een afstudeerproject voor de opleiding Archeologie aan Saxion Hogeschool. Het eindproduct is een archeologisch onderbouwd kinderboek, gericht op de doelgroep van kinderen van tien tot twaalf jaar. Dit

afstudeerproject is uitgevoerd in opdracht van Museumpark Archeon. Ten tijde van het inleveren van dit document is het eindproduct nog niet afgerond. In overleg met onze begeleider Wilko van

Zijverden en de examencommissie is besloten om de inleiding en de eerste twee hoofdstukken van het kinderboek in de bijlagen van dit document op te nemen (zie bijlage 7). Het eindproduct is nog niet afgerond, omdat tijdens het project de keuze gemaakt is om alle perioden die in Archeon voorkomen aan bod te laten komen. Hierdoor ontstond tijdgebrek, waardoor de overige hoofdstukken niet op tijd afgemaakt konden worden. Dit afstudeerproject is uitgevoerd in

samenwerking met de medestudent Pien Heggen. Zij verzorgt de illustraties van het kinderboek en ikzelf verzorg de tekst.

Alvorens gestart werd met dit project is een probleemstelling opgesteld. De deelvragen in deze probleemstelling zijn onderverdeeld in drie niveaus: micro-, meso- en macroniveau. Deze deelvragen zijn bedoeld om de hoofdvraag te beantwoorden. Deze luidt als volgt: Hoe kan een educatief

kinderleesboek (10-12) worden opgesteld over het alledaagse leven van de mens dat aansluit bij de in Archeon gepresenteerde perioden? Oorspronkelijk bestond de doelgroep niet uit kinderen van tien tot twaalf jaar, maar uit kinderen tussen de acht en de twaalf jaar. Dit idee is komen te vervallen, omdat het uiteindelijk niet realistisch bleek om een kinderboek te schrijven voor deze doelgroep. Niet alleen is het leesniveau van deze doelgroep te afwijkend van elkaar, ook hebben jongere kinderen minder voorkennis, waardoor meer aandacht besteed moet worden aan de basiskennis alvorens verdergegaan kan worden met de rest van het verhaal. Bij de kinderen die bij de bovenlaag van deze doelgroep horen kan dit tot verveling leiden, omdat informatie herhaald wordt die zij al kennen. Ook vertraagt deze extra te geven informatie mogelijk het verhaal. Door een oudere

doelgroep te kiezen, hoeft niet meer zo diep ingegaan te worden op de voorkennis en ontstaat meer ruimte voor hele nieuwe informatie.

Om antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvragen is vooronderzoek uitgevoerd. Dit vooronderzoek bestond uit museumbezoeken, literatuuronderzoek en een interview. Het

literatuuronderzoek is opgedeeld tussen de beide studenten, zodat geen dubbel werk werd gedaan. Door mijzelf zijn de perioden Bronstijd, IJzertijd en Middeleeuwen onderzocht. De perioden

Mesolithicum, Neolithicum en Romeinse tijd, zijn onderzocht door Pien Heggen. Omdat

geconcentreerd wordt op de perioden die in Archeon voorkomen, is geen onderzoek gedaan naar de Nieuwe tijd. Deze zal ook niet voorkomen in het kinderboek. Tijdens dit onderzoek zijn de

hoofdthema’s wonen, werken en vermaak onderzocht. Daarnaast is ook informatie gezocht over omgeving, fauna, kleding, rituelen en begraving in de verschillende perioden. Om het schrijfproces soepel te laten verlopen, is ook literatuur over het schrijven van kinderboeken geraadpleegd.

In dit verantwoordingsdocument zal vooral gekeken worden naar de door mij onderzochte perioden. Echter, zoals eerder benoemd zijn ten tijde van het inleveren van dit verantwoordingsdocument enkel de inleiding en de eerste twee hoofdstukken van het kinderboek afgerond. De eerste twee hoofdstukken spelen zich af in het Mesolithicum en het Neolithicum. Hoewel deze perioden niet door mij onderzocht zijn zal wel uitgelegd worden welke keuzes gemaakt zijn voor het verhaal en hoe deze keuzes tot stand zijn gekomen.

De resultaten uit dit vooronderzoek zijn verwerkt in het kinderboek. De manier waarop de informatie gegeven wordt in het kinderboek, is opgedeeld in drie delen. Elk hoofdstuk begint met een

(5)

5 verhalende vorm geschreven en de informatie die daarbij overgedragen wordt, is afkomstig van op- of bemerkingen van de hoofdpersoon. Tot slot wordt informatie gegeven met behulp van weetjes, in de vorm van praatwolkjes. Dit zijn korte stukken tekst met duidelijke informatie, zodat kinderen -indien zij dit willen - zelf op zoek kunnen gaan naar aanvullende informatie.

Nadat dit vooronderzoek uitgevoerd was en de resultaten hiervan verwerkt waren, is begonnen met het beantwoorden van de onderzoeksvragen. In het beantwoorden van de deelvragen wordt naar meerdere zaken gekeken. Hierbij is wederom gekeken naar de deelvragen op een micro-, meso- en macroniveau. De deelvragen op het microniveau richten zich specifiek op de thema’s wonen, werken en vermaak. Hierbij staan de resultaten van het vooronderzoek centraal. De vragen die beantwoord worden op mesoniveau, hebben betrekking op het inwinnen van informatie aan de hand van peerreviews, museumbezoeken en interviews. Bij het beantwoorden van de deelvragen op macroniveau is juist gekeken naar de vormgeving van het kinderboek.

Nadat de deelvragen beantwoord zijn, wordt de hoofdvraag beantwoord. Het is gebleken, dat het vooronderzoek een belangrijke rol gespeeld heeft in het beantwoorden van de hoofdvraag. De informatie is noodzakelijk om een goed archeologisch onderbouwd kinderboek te schrijven, maar heeft ook inzichten gegeven over het opstellen van het boek. Een voorbeeld hiervan is de schrijfstijl. Meerdere schrijfstijlen zijn geschikt voor de doelgroep. Welke uiteindelijk gekozen wordt, hangt af van de auteur. Hetzelfde geldt voor de accuraatheid van het archeologisch onderbouwde

kinderboek. De maker kiest ervoor om het een volledig objectief en informatief boek te maken, of om ruimte te laten voor meningen en speculatie. Om hier goede keuzes in te maken, moet eerst bekend zijn wat de voorkennis is die de doelgroep heeft van archeologie en archeologische vondsten. Aan het krijgen van een goed beeld van deze voorkennis hebben de museumbezoeken bijgedragen. De voorwerpen die tentoongesteld zijn in verschillende musea, zijn voor kinderen mogelijk

herkenbaar. Door deze voorwerpen of voorwerpen die erop lijken in het boek te verwerken krijgt dit een herkenbare uitstraling. Ook is gekeken naar geschiedenisboeken die door de groepen 5 tot en met 8 van de basisschool gebruikt worden. Voor het vormgeven van het boek is het erg nuttig gebleken om interviews te houden. Daarvoor is een aantal auteurs benaderd, maar alleen Linda Dielemans had tijd om mijn vragen te beantwoorden. De gebruikte literatuur over het schrijven van kinderboeken heeft hier ook bij geholpen. Aan de hand van het interview met Linda Dielemans en het literatuuronderzoek zijn keuzes gemaakt wat betreft opmaak en schrijfstijl.

In dit document worden het vooronderzoek en de resultaten besproken. Ook wordt een conclusie getrokken, waarin alle onderzoeksvragen beantwoord worden. Het document sluit af met een discussie, waarin gereflecteerd wordt op het eigen werk en op het project. In het laatste hoofdstuk worden aanbevelingen gegeven aan de opdrachtgever. Zowel de discussie als de aanbeveling is onderverdeeld in een micro-, meso- en macroniveau.

Doordat het eindproduct nog niet afgemaakt is, kan niet aangegeven worden hoeveel bladzijden het kinderboek zal hebben. Op het moment van inlevering bestaat het boek uit tweeëntwintig pagina’s. Hierbij zijn enkel de daadwerkelijke hoofdstukken als pagina’s geteld. Hiermee is wel aan te geven dat het uiteindelijke kinderboek meer bladzijden zal hebben dan de vijftig die aangegeven staan in het Plan van Aanpak. Met de opdrachtgever is geen maximumaantal bladzijden afgesproken, hierin zijn wij vrijgelaten. Wel is in overleg afgesproken dat wij het volledige kinderboek aanleveren op 24 juli 2020.

Zoals eerder benoemd is in dit document een aanbeveling opgenomen. Deze aanbeveling is bedoeld voor de opdrachtgever. Zo adviseer ik om een audioboek van het kinderboek te maken. Dit

audioboek zou het lezen voor moeilijk lezende kinderen kunnen vergemakkelijken. Ook zouden kinderen met een visuele beperking hierdoor het boek kunnen ervaren. In de audioboeken zou voor deze kinderen gebruikgemaakt kunnen worden van audiodescriptie. Hiermee worden de

(6)

6 afbeeldingen die in de tekst staan op een beknopte wijze uitgelegd, waardoor het kind niks van de inhoud van het boek mist.

(7)

7

Inhoud

Voorwoord ... 3 Samenvatting ... 4 1. Inleiding ... 9 1.1. Aanleiding ... 9 1.2. Probleemstelling en doel ... 9 1.2.1. Hoofdvraag ... 10 1.2.2. Deelvragen ... 10 1.3. Leeswijzer ... 11 2. Onderzoeksmethoden ... 12 2.1. Projectactiviteiten ... 12 2.1.1. Museumbezoeken ... 12

2.1.2. Bezoeken aan archeologische depots ... 12

2.1.3. Literatuur ... 13 2.1.4. Interviews en beeldgebruik ... 14 2.1.5. Creatief schrijven ... 15 2.2. Materiaal ... 15 2.3. Vormgeving ... 16 2.4. Rechten ... 17 2.5. Kwaliteit ... 17 2.5.1. Controle ... 17 2.5.2. Taalgebruik ... 19 2.5.3. Taaltool ... 20 3. Resultaten ... 22

3.1. Schrijven – In den beginne ... 22

3.2. Bronstijd – Niet alles dat glinstert is goud... 25

3.2.1. Vooronderzoek ... 25

3.2.2. Tekst ... 33

3.3. IJzertijd – Ros, ros, ros ... 34

3.3.1. Vooronderzoek ... 34

3.3.2. Tekst ... 40

3.4. Middeleeuwen – Twee in één stap! ... 40

3.4.1. Vooronderzoek ... 40

(8)

8

3.5. Niet besproken resultaten ... 57

3.5.1. Mesolithicum – Op steenworp afstand ... 57

3.5.2. Neolithicum, Lineaire Bandkeramische Cultuur – Limburgse grappen ... 59

3.5.3. Neolithicum, Trechterbekercultuur – Rechte lijnen, kromme potten ... 60

3.5.4. Romeinse tijd – Veni, vidi, vici ... 60

4. Conclusie ... 61 4.1. Deelvragen... 61 4.1.1. Microniveau ... 61 4.1.2. Mesoniveau ... 62 4.1.3. Macroniveau ... 63 4.2. Hoofdvraag ... 64 5. Discussie en aanbeveling ... 66 5.1. Discussie ... 66 5.1.1. Microniveau ... 66 5.1.2. Mesoniveau ... 67 5.1.3. Macroniveau ... 68 5.2. Aanbeveling ... 70 5.2.1. Microniveau ... 70 5.2.2. Mesoniveau ... 70 5.2.3. Macroniveau ... 70 Bronvermelding ... 72 Literatuur ... 72 Internet ... 76 Bijlagen ... 79 Bijlage 1: Museumlogboek ... 79

Bijlage 2: Interview met Linda Dielemans ... 87

Bijlage 3: Lijst met gezichtsreconstructies en instanties ... 89

Bijlage 4: Karakterkaart Mireille Geus ... 91

Bijlage 5: Karakterkaart Archie ... 92

Bijlage 6: Lijst met toegepaste kinderboeken ... 93

(9)

9

1. Inleiding

1.1. Aanleiding

Naar aanleiding van een afstudeerproject voor de opleiding Archeologie aan de Hogeschool Saxion is voorliggend verantwoordingsdocument opgesteld. Tijdens het afstudeerproject zijn verschillende keuzes gemaakt. Deze zullen in dit verantwoordingsdocument worden toegelicht. Ook veranderingen ten opzichte van het eerder opgestelde Plan van Aanpak zullen worden verantwoord.

Het eerdergenoemde afstudeerproject betreft een archeologisch onderbouwd kinderboek. Er is gekozen voor dit project, omdat er slechts een klein aantal kinderboeken is dat zich richt op de archeologie. Het op de markt brengen van een dergelijk kinderboek, is relevant voor het werkveld, omdat hierdoor een breder en jonger publiek bereikt wordt en op deze wijze aan publieksbereik gedaan wordt. Het kinderboek is geschreven in opdracht van Museumpark Archeon. Vanuit de opdrachtgever is begeleiding gegeven door Jack Veldman en Nicole Blom. Door omstandigheden hebben Annenies Keur en Eva IJsveld deze taak van mevrouw Blom halverwege het project overgenomen. De begeleider vanuit Saxion was Wilko van Zijverden.

Het afstudeerproject is in samenwerking gemaakt met medestudent Pien Heggen. Tijdens het opstellen van het boek heeft zij zich gericht op de illustraties en ik op het schrijven van de tekst. Ten tijde van het inleveren van dit verantwoordingsdocument is het boek nog in ontwikkeling. Voor deze verantwoording zijn de inleiding en de eerste twee hoofdstukken van het boek volledig afgemaakt. Deze zijn te vinden in bijlage 7.

1.2. Probleemstelling en doel

Zoals eerder benoemd zijn er op het huidige moment weinig kinderboeken die zich richten op de archeologie. Voorbeelden van dergelijke boeken zijn “Mysterie in het veen: het meisje van Yde” geschreven door Jan van Zijderden1, “Stone Age Boy” van Satoshi Kitamura2, “Op avontuur!

Ontdekkingsreis in Archeon” van de schrijvers van de Ronde tafel3 en “The First Drawing” geschreven door Mordicai Gerstein.4 Dit laatste is een Engelstalig boek. Wanneer gekeken wordt naar

publieksbereik, is het kleine aantal kinderboeken een probleem. Met behulp van kinderboeken kunnen kinderen op een andere manier geprikkeld worden en zullen zij mogelijk meer willen weten over archeologie. Dit zou het beroepsveld ten goede komen, omdat publieksbereik erg belangrijk is voor de archeologie.

In de wijze waarop de informatie uit deze kinderboeken overgebracht kan worden op de kinderen, zit ook een groot verschil. De schrijvers van bovengenoemde boeken hebben er duidelijk voor gekozen om een fictief boek te schrijven, waarin informatie overgebracht wordt in verhalende vorm, of juist een non-fictief boek, waarin de informatie gegeven wordt aan de hand van feiten. De twee

schrijfvormen worden zeer zelden samengevoegd. Met dit project is gepoogd dit wel te doen. Dit is gedaan door het boek in verhalende vorm te schrijven. De hoofdstukken worden ingeleid met een introductie van de desbetreffende periode. Op verschillende plekken in de tekst zijn weetjes opgenomen. Het wordt op deze wijze mogelijk gemaakt dat het kind leert van het boek, maar zich ook kan verliezen in het verhaal. Hierdoor ontstaat mogelijk meer begrip voor de verschillende archeologische perioden bij het kind. Op deze wijze is getracht om kinderen enthousiast te maken over archeologie en het Nederlandse erfgoed.

1 van Zijverden 2016. 2 Kitamura 2008. 3 Rood et al. 2019. 4 Gerstein 2013.

(10)

10 Alvorens het boek samengesteld kon worden is er onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is gedaan aan de hand van de onderzoeksvragen die in het Plan van Aanpak opgenomen zijn. De hoofdvraag wordt beantwoord aan de hand van de deelvragen. Deze zijn onderverdeeld in een micro-, meso- en macroniveau. Voor dit project is hiervoor uitgegaan van het boek, Archeon en het beroepsveld. In het Plan van Aanpak van dit project staat aangegeven dat de doelgroep waar het boek zich op richt bestaat uit kinderen tussen de acht en de twaalf jaar. In overleg met de begeleider van Archeon, Nicole Blom, is in de eerste weken van het project besloten deze doelgroep te veranderen naar kinderen tussen de tien en twaalf jaar. Deze keuze is gemaakt, omdat deze doelgroep al meer voorkennis en een grotere woordenschat heeft. Hierdoor kregen wij de ruimte om meer informatie te geven in plaats van het in moeten gaan op één onderwerp om dit begrijpelijk te maken. Ook sluit deze doelgroep beter aan bij de schrijf- en tekenstijlen waar wij ons comfortabel bij voelen.

1.2.1. Hoofdvraag

Hoe kan een educatief kinderleesboek (10-12) worden opgesteld over het alledaagse leven van de mens dat aansluit bij de in Archeon gepresenteerde perioden?

1.2.2. Deelvragen Microniveau

1. Hoe zagen een woning en erf eruit in de verschillende perioden die worden gepresenteerd in Archeon?

2. Wat voor soort huishoudelijk werk voerden de mensen van een doorsnee gezin uit in de verschillende perioden die worden gepresenteerd in Archeon?

3. Wat voor ambachtelijk werk voerden de mensen uit in de verschillende perioden die worden gepresenteerd in Archeon?

4. Wat voor soort vermaak hadden de mensen in de verschillende perioden die worden gepresenteerd in Archeon?

Mesoniveau

5. Op welke manier kan feedback van kinderen uit de leeftijdscategorie van 10 tot 12 jaar verkregen tijdens een bijeenkomst worden verwerkt?

6. Op welke manier zijn de attributen van Archeon te gebruiken in het verhaal?

7. Hoe kan een interview met een Archeotolk verwerkt worden in het geschreven deel van een educatief kinderboek?

8. Welke voorwerpen tentoongesteld in het Limburgs Museum, Afrikamuseum, het Valkhof, Erve Eme, het Thermenmuseum, het RMO, Haps-project, SPNF, IJzertijdboerderij Dongen en Archeon zijn bruikbaar tijdens de research?

Macroniveau

9. Welke wijze van schrijven in een educatief kinderleesboek worden aantrekkelijk gevonden door de leeftijdsgroep van 10 tot 12 jaar?

10. Op welke wijze zijn schrijftechnieken die in handboeken beschreven worden toe te passen voor de leeftijdsgroep van 10 tot 12 jaar?

11. Hoe kan het boek tekstueel worden vormgegeven zodat het aansluit bij de voorkennis van de doelgroep?

(11)

11

1.3. Leeswijzer

In dit document zullen verschillende onderdelen van het afstudeerproject besproken worden. Om dit op een duidelijke en overzichtelijke manier te doen is gebruikgemaakt van hoofdstukken met

subhoofdstukken.

Allereerst zullen in hoofdstuk 2. Onderzoeksmethoden de stappen die genomen zijn tijdens dit afstudeerproject uiteengezet worden. Dit hoofdstuk is opgedeeld in meerdere koppen, te beginnen met projectactiviteiten. Hierin wordt beschreven welke activiteiten ondernomen zijn om tot een waardig eindproduct te komen. Hierna zal besproken worden welk materiaal gebruikt is tijdens dit project, gevolgd door de vormgeving. Dit hoofdstuk zal afsluiten met de twee subhoofdstukken rechten en kwaliteit, waarin besproken zal worden welke rechten aan het boek gekoppeld zijn en hoe de kwaliteit van dit onderzoek gewaarborgd is.

In hoofdstuk 3. Resultaten zal het vooronderzoek aan bod komen en zal gekeken worden hoe dit vooronderzoek terugkomt in het kinderboek. Hierbij moet rekening gehouden worden met de keuze het vooronderzoek te verdelen tussen beide studenten. In dit hoofdstuk zal dus enkel het

vooronderzoek van de door mij onderzochte perioden benoemd worden. Wel zal beschreven worden hoe het vooronderzoek van de andere perioden terugkomen in het kinderboek.

Hierna zal in hoofdstuk 4. Conclusie gekeken worden naar de onderzoeksvragen. Deze zullen beantwoord worden aan de hand van het vooronderzoek. Dit hoofdstuk wordt gevolgd door hoofdstuk 5. Discussie en aanbeveling, waarin gereflecteerd zal worden op het afstudeerproject en aanbevelingen gedaan worden aan de opdrachtgever.

Waar dit mogelijk was zijn de hoofdstukken onderverdeeld in drie niveaus: micro-, meso- en macroniveau.

Tot slot is in dit verantwoordingsdocument een bronvermelding opgenomen. Achter deze

bronvermelding zijn de bijlagen opgenomen. In de bijlagen zijn te vinden: het museumlogboek, het interview met Linda Dielemans, een lijst met gezichtsreconstructies en de instanties van wie toestemming gekregen is, de karakterkaart zoals deze besproken wordt in het boek van Mireille Geus, de karakterkaart die gebruikt is voor de hoofdpersoon uit het kinderboek, een lijst met de toegepaste kinderboeken en tot slot het voorbeeld van het kinderboek.

(12)

12

2. Onderzoeksmethoden

In dit hoofdstuk worden de projectactiviteiten besproken, zoals deze ook in het Plan van Aanpak beschreven staan. Ook zal het taalgebruik, het gebruikte materiaal, de vormgeving en de kwaliteit besproken worden. Deze onderdelen behoren tot de methoden die gebruikt zijn om tot het

kinderboek te komen. Er wordt besproken hoe deze methoden zijn uitgevoerd en of er afgeweken is van het Plan van Aanpak.

2.1. Projectactiviteiten

2.1.1. Museumbezoeken

Ruim voor de start van het onderzoek zijn verschillende musea bezocht. Er is destijds voor gekozen deze bezoeken zo vroeg mogelijk plaats te laten vinden, zodat tijdens het uitvoeren van het project geen extra tijd nodig zou zijn voor het bezoeken van deze musea. De bezochte musea zijn het Swifterkamp van Stichting Prehistorische Nederzetting Flevoland (SPNF, bezocht op 21 juli 2019), Museum het Valkhof (24 juli 2019), Limburgs Museum (28 juli 2019), het Thermenmuseum (31 juli 2019), Archeon (9 augustus 2019) en het Rijksmuseum van Oudheden (RMO, 10 augustus 2019). Archeon is later nog meerdere keren bezocht om foto’s te maken. Deze musea zijn gekozen vanwege de verscheidenheid in collecties en wijze van tentoonstellen. Zo is bijvoorbeeld het SPNF een

openluchtmuseum, dat zich richt op de prehistorie en het Valkhof een museum, dat zich richt op de Romeinse tijd. De combinatie van de verschillende musea geeft een goed beeld van de

archeologische vondsten uit Nederland uit de verschillende perioden. Aan de hand van deze bezoeken konden enkele van de deelvragen beantwoord worden. De foto’s die gemaakt zijn tijdens deze bezoeken, zijn gebruikt bij het verdere onderzoek. Ook zijn ze gebruikt als referentie tijdens het schrijven van de hoofdstukken. Een voorbeeld hiervan zal gegeven worden in hoofdstuk 3.

Resultaten.

In het Plan van Aanpak zijn enkele musea opgenomen die uiteindelijk niet bezocht zijn. Het betreft hier het Afrikamuseum, Erve Eme, het Haps-project en de IJzertijdboerderij Dongen. Het

Afrikamuseum is niet bezocht, omdat dit voor dit project niet relevant was. Dit museum is - zoals de naam al zegt - gericht op voornamelijk Afrika, terwijl dit onderzoek zich zoveel mogelijk richt op Nederland. Voor de andere musea geldt dat het bezoek niet mogelijk was vanwege de openingstijden die niet aansloten op onze agenda. De reden hiervan, was dat wij beiden een andere minor volgden en niet dezelfde lestijden hadden. Toen gestart was met het afstudeerproject is het ons niet meer gelukt tijd vrij te maken voor deze bezoeken. De informatie die uit deze bezoeken gehaald had kunnen worden, had erg waardevol kunnen zijn voor het samenstellen van het boek. Hier zal in hoofdstuk 5. Discussie en aanbeveling op teruggekomen worden.

Van de museumbezoeken zijn korte verslagen gemaakt, deze zijn opgenomen in een

museumlogboek. In deze verslagen wordt beschreven op welke manier de musea voorwerpen tentoongesteld hebben. Hierbij is vooral gekeken naar de aspecten waar de rest van het onderzoek zich ook richt: werken, kleding, wonen en vermaak. Dit museumlogboek is, zoals in het Plan van Aanpak aangegeven, samen geschreven met Pien Heggen en is te vinden in bijlage 1.

2.1.2. Bezoeken aan archeologische depots

In het Plan van Aanpak is opgenomen dat archeologische depots bezocht zouden worden om informatie te vergaren over de verschillende perioden aan de hand van archeologische vondsten. Er is voor gekozen dit deel van het onderzoek te laten vervallen, omdat de informatie die verkregen is bij de musea voldoende was en de bezoeken aan de depots geen extra toegevoegde waarde meer zouden hebben.

(13)

13 2.1.3. Literatuur

Om het beeld van de museumbezoeken compleet te maken is ook literatuuronderzoek gedaan. Hierbij is informatie vergaard over de perioden die in het kinderboek gebruikt worden. Dit onderzoek is verdeeld tussen de beide studenten. Iedere student heeft zich gericht op drie perioden, hierdoor wordt er geen dubbel werk gedaan. Tevens voorkomt dit dat dezelfde informatie in beide

verantwoordingsdocumenten aanwezig is. Elke periode is opgedeeld in een aantal thema’s. De hoofdthema’s zijn wonen, werken en vermaak. Om een compleet beeld te krijgen zijn ook de onderwerpen kleding, omgeving, fauna, begraving en rituelen opgenomen in het vooronderzoek. Ik heb mij gericht op de perioden Bronstijd, IJzertijd en Middeleeuwen. Voor het onderzoek is

gebruikgemaakt van archeologisch georiënteerde boeken, wetenschappelijke publicaties, tijdschriften en archeologische rapporten.

Naast inhoudelijke bronnen is er ook gebruikgemaakt van voorbeelden van kinderboeken die hebben geholpen bij het schrijfproces. Verschillende kinderboeken zijn geraadpleegd voordat begonnen is met schrijven (zie bijlage 6). Het betreft hier onder andere kinderboeken die niets met archeologie te maken hebben. Deze zijn gebruikt om te bekijken hoe de verschillende auteurs omgaan met de doelgroep. De boeken die mij hierbij het meeste aanspraken vanwege hun schrijfstijl zijn “Bink en de Sneeuwvlokjesfee” van Myrna Goossen en “Het bosboek” van Sarah Devos.5 Het idee van een lay-out waarin weetjes apart staan van de rest van de tekst, is ontstaan nadat gekeken was naar het boek “Ridders en kastelen” van Philip Dixon. Hoewel meerdere boeken dit concept aanhouden, viel het bij dit boek erg op vanwege de opmaak. In dit boek staan de tekst en de weetjes op een speelse, maar duidelijke manier op de bladzijden verdeeld. Deze was nog niet voorgekomen in de andere

geraadpleegde boeken.6 Ook is gebruikgemaakt van kinderboeken met een geschiedenisthema. Hierbij moet gedacht worden aan boeken als “De laatste dagen van Nieuw-Amsterdam” van Sandy Jansen7, “De bende van Lijp Kot” van Wim Bos8 en “Don Quichot” van Rosa Navarro Durán.9 Om te weten welke voorkennis de kinderen in de doelgroep al hebben is gebruikgemaakt van de

geschiedenisboeken van de groepen 5,10 6,11 7,12 en 8.13 De kinderboeken die gebruikt zijn om een duidelijk beeld te vormen van de verschillende schrijfstijlen en opmaaksoorten, zijn in de tabel hieronder opgenomen. Tijdens het schrijfproces zijn opnieuw kinderboeken geraadpleegd. Deze zullen besproken worden in paragraaf 2.5.2. Taalgebruik.

5 Goossen 2010; Devos 2017. 6 Dixon 2010. 7 Jansen 2009. 8 Bos 2016. 9 Navarro Durán 2011. 10 Lelieveld/Letterie 2012a. 11 Lelieveld/Letterie 2012b.

12 Terlouw/van der Veen-van Zijp 2012a. 13 Terlouw/van der Veen-van Zijp 2012b.

(14)

14

Titel boek Auteur

De bende van Lijp Kot Wim Bos

Het Bosboek Sarah Devos

Ridders en kastelen Philip Dixon

Don Quichot Rosa Navarro Durán

Bink en de Sneeuwvlokjesfee Myrna Goossen

Van tijd tot tijd Anneriek van Heugten

Hans Petermeijer Joke Reijnders Tijl Rood Peter Vervloed Piet van der Waal De laatste dagen van Nieuw-Amsterdam Sandy Jansen

Om een beeld de krijgen van de voorkennis die de kinderen in de doelgroep hebben, is gekeken naar de geschiedenisboekenserie “Argus Clou professor in alles”. Hierbij is gebruikgemaakt van de

lesboeken voor de groepen 5 tot en met 8. Hoewel kinderen in groep 5 jonger zijn dan de doelgroep, is toch naar dit lesboek gekeken, omdat dit voorkennis is die de doelgroep heeft. Hierdoor wordt een duidelijker beeld gevormd van de voorkennis van de doelgroep. Aan de hand van deze informatie kan bepaald worden op welke onderdelen dieper ingegaan kan worden in het kinderboek. Hoewel wij ons er goed van bewust zijn dat op basisscholen verschillende geschiedenismodulen gebruikt worden, hebben wij niet de mogelijkheid gehad naar andere geschiedenismodulen te kijken. Tot slot zijn twee hulpboeken geraadpleegd. Dit zijn “Zo schrijf je een kinderboek” van Mireille Geus14 en “Kinderboeken schrijven” van Wim Daniëls.15 In deze boeken wordt stapsgewijs uitleg gegeven over hoe het beste een kinderboek geschreven kan worden. Verschillende technieken en regels worden hierin uitgelegd. Het eerstgenoemde boek bleek te uitgebreid voor het doel. In het boek werd een te brede uitleg gegeven, vooral gericht op schrijven in het algemeen, waardoor deze niet gericht gebruikt kon worden. Het boek van Wim Daniëls bleek wel heel handig. In dit boek wordt veel aandacht besteed aan taalgebruik en zinsbouw. De wijze waarop deze hulpboeken toegepast zijn wordt behandeld in hoofdstuk 3. Resultaten.

2.1.4. Interviews en beeldgebruik

Voor het onderzoek zouden verschillende interviews afgelegd worden. In eerste instantie zouden interviews afgelegd worden met Archeotolken. Deze interviews zouden helpen met het

beantwoorden van deelvraag 7. Gekozen is echter deze interviews niet af te nemen. Het

oorspronkelijke idee was om de gelijkenis van deze Archeotolken, in de vorm van een tekening, op te nemen in het boek. Ook zou informatie die zij zouden geven verwerkt worden in het boek.

Uiteindelijk is de keuze gemaakt om gebruik te maken van gezichtsreconstructies van schedels die tijdens archeologisch onderzoek zijn opgegraven. Deze keuze is gemaakt nadat dit idee besproken was met Pien Heggen en Nicole Blom. Hoewel het gebruik van Archeotolken helpt de afbeeldingen in het boek herkenbaar te maken, moet er rekening mee gehouden worden dat Archeotolken niet altijd bij Archeon zullen werken. Hierdoor is de Archeotolk slechts voor een bepaalde periode een bekend gezicht. Omdat Pien Heggen aangaf graag voorbeelden te hebben voor haar tekeningen en wij beiden graag een herkenningspunt in het boek zagen voor de kinderen, kwamen we op het gebruik van de gezichtsreconstructies. Het merendeel van de gezichtsreconstructies is te bezichtigen in musea. Mogelijk hebben de kinderen die het boek lezen deze musea bezocht. Hierdoor ontstaat mogelijk een herkenbaar beeld. Ook behoren de skeletten waar deze reconstructies van afgeleid zijn

14 Geus 2013. 15 Daniëls 2010.

(15)

15 toe aan mensen die daadwerkelijk in de desbetreffende perioden leefden. Hierdoor ontstaat een betere connectie met het verleden dan wanneer dit gedaan zou worden met behulp van een Archeotolk.

De gezichtsreconstructies die gekozen zijn voor dit project zijn gemaakt door Maja d’Hollosy. Zij is archeoloog en fysisch antropoloog.16 Middels mailcontact heeft zij toestemming gegeven om gebruik te maken van de reconstructies die op haar website zijn gepubliceerd. Hierna is contact opgenomen met de musea en instanties die opdracht gegeven hebben deze reconstructies te maken. Hetzelfde is gedaan voor de musea en instanties waar deze reconstructies tentoongesteld worden. Een uitleg over deze rechten wordt in 2.4. Rechten verder toegelicht. Bij het vragen van deze toestemming is ervan uitgegaan dat we niet voor alle reconstructies toestemming zouden krijgen. Daarom is de keuze gemaakt om toestemming te vragen voor alle reconstructies die betrekking hebben op de perioden die terugkomen in het kinderboek. De reacties waren echter zo positief, dat ervoor gekozen is al deze reconstructies mee te nemen in het verhaal of de tekeningen. Wanneer een reconstructie niet als personage voorkomt in de tekst van het boek, zal deze op een van de illustraties afgebeeld worden. In sommige gevallen zullen beide methoden gecombineerd worden. In bijlage 3 is een tabel opgenomen met alle gezichtsreconstructies die gebruikt worden in het boek, met daarachter de opdrachtgever en de instanties waar deze gezichtsreconstructies te bezichtigen zijn.

Ook zouden er interviews afgenomen worden met verschillende auteurs. Hiervoor zijn benaderd: Linda Dielemans, Masja Parlevliet, Simone van der Vlught, Tjerk Noodraven, Mireille Geus, Wim Daniëls, Ellis Grootveld en Wim Bos. Enkel Linda Dielemans was beschikbaar voor een interview. Dit interview heeft geholpen bij het vergemakkelijken van het schrijfproces. Zo gaf ze aan dat het een goed idee is om gewoon te beginnen met schrijven, zelfs als je nog geen duidelijke details hebt voor je verhaal. Het interview is opgenomen in bijlage 2.

2.1.5. Creatief schrijven

Voorafgaand aan de start van het schrijfproces zouden er lessen creatief schrijven gevolgd worden. Vanwege de beperkte tijd is ervoor gekozen om hier geen volledige cursus te volgen. Als alternatief zijn online proeflessen over creatief schrijven geraadpleegd. Hierbij is gebruikgemaakt van de proeflessen van LOI en Laudius. Hoewel er meerdere proeflessen beschikbaar waren, betrof het hier over het algemeen een les waar fysieke aanwezigheid vereist was. Deze proeflessen waren mogelijk nuttiger geweest, vanwege de interactie die dan ontstaat met de instructeur. Echter, dit was in verband met de beperkte tijd en de reisafstanden niet mogelijk. De geraadpleegde proeflessen bleken echter erg moeilijk bruikbaar voor dit project. De proefles van LOI richtte zich voornamelijk op de verschillende soorten boeken die de markt te bieden heeft en een uitleg over wat verdere lessen te bieden hebben. De proefles van Laudius richtte zich voornamelijk op het gebruik en belang van personages in het verhaal. Dit was tot zekere hoogte nuttig, maar de les richtte zich voornamelijk op het schrijven van boeken voor volwassenen. Omdat hierbij rekening gehouden moet worden met andere dingen dan bij het schrijven van een kinderboek, was de les niet bruikbaar.

2.2. Materiaal

Om het kinderboek te schrijven is gebruikgemaakt van Microsoft Office Word 2016. Dit programma is gekozen vanwege het algemene gebruik hiervan. De tekst is niet met de hand geschreven, omdat dit veel langer zou duren en voor tijdnood zou zorgen. Tevens zal het boek gedrukt worden en moet de drukker hier een digitale versie voor hebben. Het oorspronkelijke plan was om het boek op te maken in Adobe Indesign alvorens deze naar de drukkerij te sturen. Vanwege de uitbraak van het

Coronavirus (COVID-19) was het niet mogelijk om op Saxion te werken. Hierdoor was het programma niet tot onze beschikking. Hoewel Adobe vanwege COVID-19 een licentie verleend heeft aan

studenten van Saxion, is deze informatie aan ons voorbijgegaan, waardoor we de keuze gemaakt

(16)

16 hebben het boek als een Word-document op te maken. Om te voorkomen dat fouten ontstaan bij het drukproces is contact opgenomen met de drukker betreffende de programma’s waar zij mee werken. De drukker heeft toen aangegeven dat ook Word-documenten gebruikt kunnen worden om te drukken. Zij bieden hier aparte templates voor aan.17 Omdat dergelijke templates niet nodig zijn wanneer gewerkt wordt met Adobe Indesign zal, indien dit mogelijk is, het boek alsnog opgemaakt worden in dit programma. Hier zal nog eens naar gekeken worden wanneer de eerste vijf

hoofdstukken van het kinderboek af zijn. In overleg met de opdrachtgever is afgesproken dat wij rond diezelfde tijd een proefversie maken die dan getoond kan worden aan Archeon, maar ook aan andere musea die mogelijk interesse hebben in het kinderboek. Deze eerste proefversie zal echter nog gemaakt worden in Word.

2.3. Vormgeving

Bij de vormgeving van het kinderboek zijn er verschillende keuzes gemaakt. Deze keuzes zijn gemaakt met de doelgroep in het achterhoofd. Als formaat voor het boek is gekozen voor een vierkant boek. De vierkante vorm heeft naar onze mening een speelsere uitstraling. Gekozen is voor een afmeting van 21 bij 21 centimeter. Dit is de breedte van een A4 blad. Voor het papier is gekozen voor 135 grams wit papier. Hier is voor gekozen naar aanleiding van het advies van de printing on demand drukkerij Pumbo en de illustrator Loes Riphagen. Niet alleen zorgt dit dikkere papier dat de

tekeningen beter uitkomen18, ook scheurt dikker papier minder snel. Er moet vanuit gegaan worden dat kinderen minder voorzichtig zijn met boeken en dan voorkomt het dikkere papier dat de

bladzijden snel scheuren. Het boek zal in kleur gedrukt worden. Naar verdere details, zoals de afwerking van de kaft, de wijze waarop de bladzijden bevestigd zullen worden aan de kaft en de afwerking van het papier, zal gekeken worden wanneer het boek af is.

Ook bij de opmaak van het kinderboek is rekening gehouden met de doelgroep. Voor het lettertype en de -grootte is gekozen voor Calibri 12. De keuze voor Calibri is gemaakt, omdat dit naar mijn mening een rustig lettertype is. Hoewel er vanuit gegaan kan worden dat kinderen in de doelgroep letters in lettergrootte 11 kunnen lezen, is ervoor gekozen om dit te veranderen naar 12. Hierdoor is het mogelijk dat ook de kinderen die iets meer moeite hebben met lezen het boek zonder problemen kunnen lezen. Hierbij moet echter wel vermeld worden dat dit voor kinderen met dyslexie mogelijk een te kleine lettergrootte is. Zoals eerder aangegeven is gekozen voor het gebruik van het lettertype Calibri. Dit is zoals eerder gezegd niet alleen een rustig lettertype, maar kan kinderen met dyslexie ook helpen de tekst beter te lezen, omdat dit een schreefloos lettertype is. Dit zorgt voor een rechtere en duidelijkere tekst.19 Het was mogelijk om het lettertype “dyslexie” te gebruiken in het boek. Dit is een lettertype dat speciaal bedoeld is voor mensen met dyslexie. Toch is deze keuze niet gemaakt. Dit lettertype moet in een lettergrootte van 12 of 14 gebruikt worden om echt effectief te zijn, wat ongeveer net zo groot is als een lettergrootte van 16 bij het lettertype Calibri.20 Doordat gekozen is het boek te drukken in een afmeting van 21 bij 21 centimeter, zou een dergelijke lettergrootte ervoor zorgen dat er te weinig tekst op de pagina’s staat, waardoor de tekst op één pagina te kinderlijk zou ogen en daardoor mogelijk minder aantrekkelijk zou worden.

In de hoofdstukken is gebruikgemaakt van witregels. Deze zijn op plekken in de tekst geplaatst waar een tijdsprong genomen wordt. De witregel geeft hierbij aan dat er tijd verstreken is tussen de beide alinea’s. Deze wijze van tijdsaanduiding is gekozen, omdat deze in het merendeel van de

geraadpleegde kinderboeken wordt toegepast.

17https://www.pumbo.nl/leercentrum op 17-5-2020. 18 Heggen in prep.

19https://braams.nl/kennisverdieping/hulpmiddelen/lettertype-dyslexie op 17-5-2020.

(17)

17 Ook is ervoor gekozen de inleidingen en weetjes van hoofdstukken, per hoofdstuk een andere

achtergrondkleur te geven. Deze achtergrondkleur komt in grote lijnen overeen met de tekeningen die in het hoofdstuk voorkomen. Door deze kleuren toe te passen op de inleidingen en de weetjes per hoofdstuk, wordt een samenhang gevormd binnen de hoofdstukken. Tevens zorgt dit ervoor dat de hoofdstukken een speelse uitstraling krijgen zonder dat deze te druk worden. Deze keuze is gemaakt in overleg met Pien Heggen en heeft te maken met onze eigen voorkeuren en voorbeelden die wij gezien hebben in andere boeken, zoals de eerdergenoemde geschiedenisboeken van de groepen 5, 6, 7 en 8. De weetjes en afbeeldingen zijn niet op vaste plekken in het boek opgenomen. Per hoofdstuk staan zij op verschillende plekken, zodat het boek een speels uiterlijk blijft houden. Voor meer informatie over de tekeningen die in het boek voorkomen moet gekeken worden naar Heggen in prep.21

Tot slot is tijdens het opmaken van het boek besloten om voor elk hoofdstuk een tekening van een kaartstuk op te nemen. Deze kaartstukken worden door de hoofdpersoon door het verhaal heen gevonden. De tekeningen van de kaartstukken zijn bedoeld als opening voor de hoofdstukken, elk hoofdstuk begint met de kaartstukken die in dat hoofdstuk gevonden zullen worden door de hoofdpersoon. Dit besluit is in overleg met Pien Heggen genomen. Hier zal verder op ingegaan worden in hoofdstuk 3. Resultaten.

2.4. Rechten

Zoals eerder benoemd, wordt er in het kinderboek gebruikgemaakt van de beeltenis van

verschillende gezichtsreconstructies. Voordat deze in het boek verwerkt konden worden is allereerst toestemming gevraagd aan de maker, Maja d’Hollosy. Toen zij haar toestemming gegeven had voor het gebruik van de reconstructies in het kinderboek, is toestemming gevraagd aan de opdrachtgevers van de verschillende reconstructies, maar ook aan de musea en instanties waar de desbetreffende reconstructies tentoongesteld worden. Achter in het boek zal een naamsvermelding staan van de betrokken partijen. Deze naamsvermelding is verplicht volgens de wet auteursrechten. Deze stelt dat de maker van het werk en derden die rechten van het werk verkregen hebben, vermeld moeten worden.22

Aan het kinderboek zijn auteursrechten verbonden. Volgens de wet liggen deze auteursrechten bij de makers van het boek en loopt door tot zeventig jaar na diens overlijden. Het betreft hier zowel de auteur als de illustrator van het boek. Het auteursrecht houdt in dat enkel de makers van het werk recht hebben om dit openbaar te maken en te bepalen wat derden wel of niet mogen met het werk.23 Indien het kinderboek verkocht gaat worden door Archeon zal overleg plaats vinden over de rechten van het boek. Pien Heggen en ik hebben hierin aangegeven dat wij het auteursrecht willen behouden.

2.5. Kwaliteit

Om de kwaliteit van zowel het kinderboek als het verantwoordingsdocument te waarborgen zijn bepaalde keuzes gemaakt. Dit betreft zowel de schrijfwijze als de inhoud.

2.5.1. Controle

Zoals in het Plan van Aanpak te lezen is, zouden de studenten elkaars werk na elk afgerond onderwerp bekijken en feedback geven. Hiervan is afgeweken. Er is namelijk niet na elk afgerond

21 Heggen in prep.

22https://wetten.overheid.nl/BWBR0001886/2018-10-11 op 29-12-2019;

https://www.rvo.nl/onderwerpen/innovatief-ondernemen/octrooien-ofwel-patenten/octrooi-anders-beschermen/auteursrecht-en-naburige-rechten op 29-12-2019.

23https://wetten.overheid.nl/BWBR0001886/2018-10-11 op 29-12-2019;

(18)

18 onderwerp gekeken naar elkaars werk, maar ook tijdens het schrijven van de onderwerpen. Hierdoor was het mogelijk om sneller in te grijpen wanneer het fout dreigde te gaan.

Ook zijn er verschillende contactmomenten geweest met de opdrachtgever. Tijdens deze contactmomenten werd besproken wat de voortgang was en waar extra aandacht aan besteed moest worden. Het laatste contactmoment vond plaats op 13 maart 2020. Hierna werden de coronamaatregelen ingevoerd, waarna het ontslag van de begeleider Nicole Blom volgde. In de directe weken daarna is er telefonisch contact geweest met de begeleider, de heer Jack Veldman. Vanaf 31 maart 2020 hebben Annenies Keur en Eva IJsveld een deel van de begeleiding op zich genomen. Zij hebben de inhoud van het vooronderzoek en de geschreven hoofdstukken voor het kinderboek gecontroleerd. Annenies Keur heeft het vooronderzoek met betrekking tot de Middeleeuwen nagekeken. Zij is specialist van de collectie Middeleeuwen in Archeon. Eva IJsveld heeft zich gericht op de hoofdstukken in het kinderboek betreffende de prehistorie. In Archeon geeft zij onder meer cursussen in kunst- en kostuumgeschiedenis. Ook heeft ze voor verschillende

tentoonstellingen historische kostuums gemaakt en is zij verantwoordelijk geweest voor de kleding van een aantal reconstructies.

De inhoud van het vooronderzoek over de Bronstijd en IJzertijd is gecontroleerd door Jeroen van Eijk. Hij werkt onder andere als coördinator Prehistorie en Archeotolk bij Archeon. Al het vooronderzoek is ook gecontroleerd door de begeleider Wilko van Zijverden. Hij heeft ook de geschreven tekst voor het kinderboek en het voorliggende verantwoordingsdocument nagekeken. De docenten Peter Jongste en Annelies Pronk-Berends hebben geholpen met het vinden van extra informatie tijdens het vooronderzoek. Peter Jongste is naast docent aan Saxion Hogeschool ook archeoloog. Hij is

gespecialiseerd in de prehistorie en Romeinse tijd. Annelies Pronk-Berends is ook als senior KNA-specialist keramiek en glas werkzaam. Zij is gespecialiseerd in de Middeleeuwen en de Nieuwe tijd. Jullie Roggeveen en Joerie van Sister hebben geholpen met het controleren van de informatie uit het vooronderzoek over de Romeinse tijd. Julie Roggeveen werkt als Archeotolk en gids bij Archeon. Verder is zij docente op de Kievietschool. Joerie van Sister is medeoprichter van Novitas Heritas, een samenwerking voor het toepassen van videospellen bij tentoonstellingen. Hij is Romeins archeoloog en re-enactor. Omdat de Nieuwe tijd niet meegenomen wordt in het kinderboek en hier ook geen onderzoek naar gedaan is, is hiervoor geen controle nodig geweest.

Voor de controle van de hoofdstukken uit het kinderboek heeft Dorothee Olthof geholpen. Zij is archeoloog en co-oprichter van PRAE (Prehistoric Re-enactment, Archaeology and Education). Zij heeft de hoofdstukken nagekeken en voorzien van feedback. Deze feedback is vervolgens verwerkt. Een voorbeeld hiervan zal besproken worden in hoofdstuk 3. Resultaten.

Zoals in het Plan van Aanpak aangegeven is, zou een voorproefje van het kinderboek voorgelegd worden aan kinderen. Doordat het werk dan bekeken wordt door de doelgroep geeft dit een uniek inzicht in het kinderboek. Deze informatie zou vergaard worden door op bezoek te gaan bij een basisschool klas in de doelgroep. Toen op 13 maart 2020 de coronamaatregelen van kracht werden, sloten de basisscholen. Destijds waren er nog geen hoofdstukken af en verviel de mogelijkheid om naar een basisschool toe te gaan. Om toch feedback te kunnen krijgen van kinderen, zijn de inleiding en het eerste hoofdstuk van het boek naar drie kinderen in de leeftijdsgroep van tien tot twaalf gestuurd. Deze kinderen zijn familie van Pien Heggen en mijzelf. De kinderen hebben alle drie een ander leesniveau. Ze waren positief over de manier waarop het boek geschreven is, maar naar voren kwam wel dat er woorden in de tekst staan die te moeilijk gevonden zouden worden door jongere kinderen. Geen van de drie kinderen noemde echter dezelfde woorden als zijnde te moeilijk. Hierdoor is het moeilijk vast te stellen welke woorden daadwerkelijk te moeilijk zijn en welke woorden aangewezen zijn als zodanig vanwege het leesniveau van het kind. Eén van de kinderen gaf aan dat hij niet goed begreep waar de praatwolkjes voor dienden. De andere twee kinderen hebben hier geen opmerking over gegeven. Voor zowel de moeilijke woorden als de onduidelijkheid van de

(19)

19 praatwolkjes zijn wij van mening dat meer kinderen om een mening gevraagd moet worden, zodat een betere inschatting gemaakt kan worden. Wel is na overleg met Pien Heggen het idee ontstaan om, indien de weetjes voor meerdere kinderen een probleem veroorzaakt, bij de weetjes een gloeilampje te plaatsen of het hoofd van een van de personages. Mogelijk wordt het op die manier duidelijk dat het om weetjes gaat. Indien de omstandigheden dit toelaten, zal er op een later

moment alsnog een bezoek gebracht worden aan een basisschool. Hoewel dit geen effect meer heeft op dit verantwoordingsdocument, kan het bezoek wel erg nuttig zijn voor het kinderboek.

De feedback die verkregen is aan de hand van de verschillende vormen van controle is toegepast op het werk. Waar dit nodig was is voor verduidelijking of extra informatie gevraagd.

2.5.2. Taalgebruik

Het is belangrijk dat het taalgebruik in het kinderboek past bij de doelgroep. Ook de stijl die gebruikt wordt moet aantrekkelijk zijn voor kinderen. Om dit goed uit te kunnen voeren zijn verschillende methoden gebruikt. Zoals eerder benoemd is er gebruikgemaakt van hulpboeken. Uit deze hulpboeken zijn voorbeelden gehaald die betrekking hebben op zinsbouw en woordgebruik. Zo wordt er aangeraden om korte zinnen te schrijven en geen moeilijke woorden te gebruiken. Omdat deze hulpboeken gericht zijn op kinderen in het algemeen is het heel lastig om een duidelijke richtlijn te vinden. Elke leeftijdsgroep heeft behoefte aan een andere schrijfstijl en taalgebruik. Om deze reden is ook gebruikgemaakt van verschillende kinderboeken. Het betreft hier zowel boeken met, als zonder geschiedenisthema. In deze boeken is gekeken naar woordgebruik, lettergrootte en stijl. Het kinderboek voor dit project is geschreven in de ik-vorm. Hoewel boeken die geschreven zijn in de hij/zij-vorm een andere schrijfstijl hebben ten opzichte van boeken geschreven in de ik-vorm, is hier slechts gedeeltelijk naar gekeken bij het selecteren van bruikbare kinderboeken.

Voor dit project is het belangrijk dat de zinnen in het kinderboek niet te lang zijn. Het is echter erg moeilijk een inschatting te maken wanneer een zin te lang is. Dat is namelijk heel erg afhankelijk van de woorden die in de zin gebruikt worden: een lange zin met veel korte, simpele woorden is nog steeds makkelijker dan een korte zin met veel lange, moeilijke woorden. Om toch een duidelijk beeld te krijgen van het gemiddelde aantal woorden in een zin, zijn de woorden op één willekeurige bladzijde zonder afbeelding van elk kinderboek geteld. Er is voor gekozen niet meer bladzijden te tellen, omdat één bladzijde voldoende is om te vergelijken. Hoewel gezegd kan worden dat boeken met een verschillende datum van uitgave wat betreft maatschappelijke insteek verschillen, is hier niet specifiek naar gekeken. Deze boeken worden vandaag de dag nog steeds gelezen. Hieronder is een tabel opgenomen met de titel van het kinderboek en het gemiddeld aantal woorden per zin. In de tabel is ook het totaal gemiddelde opgenomen.

(20)

20

Titel boek Auteur Gemiddeld aantal

woorden per zin

Pietje Bell Chris van Abkoude 23,18

Kruistocht in Spijkerbroek Thea Beckmann 13,19

De hut van oom Tom Harriet Beecher-Stowe 12,11

De kleine kapitein Paul Biegel 8,46

De rode prinses Paul Biegel 16,38

De rover Hoepsieka Paul Biegel 11,64

Nachtverhaal Paul Biegel 14,90

Op zoek naar dolfijnen, de reis begint

Lucy Daniels 14,62

Wat heeft Wampie Annemarie Dragt 7,23

De brief voor de koning Tonke Dragt 13,50

De zevensprong Tonke Dragt 12,94

Een kleine kans Marjolijn Hof 8,36

Hoe Walvis een walvis werd en andere verhalen

Ted Hughes 13,38

Nooit de buren bijten Paul van Loon 8,89

Het huis in het Poeh-hoekje A.A. Milne 14,44

Het Zwanenmeer (maar dan anders)

Francine Oomen 6,88

Leven en werken van de Kabouter

Rien Poortvliet Wil Huygen

20,00

De Veenheks Bart Römer 8,81

De smoezen kampioen Carry Slee 7,70

Van opa mag het ook Carry Slee 7,00

Totaal 12,18

Tijdens het schrijven van het kinderboek is wel gekeken naar het gemiddelde aantal woorden per zin zoals deze in bovenstaande tabel benoemd worden, maar is vooral gelet op een maximum in plaats van een gemiddelde. Deze keuze is gemaakt, omdat uit bovenstaande boeken duidelijk naar voren komt dat een gemiddeld aantal woorden per zin erg verschilt.

2.5.3. Taaltool

Zoals aangegeven in het Plan van Aanpak is gebruikgemaakt van een taaltool. De gebruikte taaltool is de Leesniveau Tool van Accessibility, Expertisecentrum voor toegankelijke ICT.24 Op deze website staat aangegeven wat elk leesniveau inhoudt. In tabel 3 staat aangegeven hoeveel procent van de Nederlandse bevolking welk leesniveau heeft. Hierop is te zien dat de meeste Nederlanders (40%) taalniveau B1 heeft, gevolgd door het B2 niveau (25%).25 Aan de hand hiervan is ervoor gekozen het boek te schrijven tussen het B1 en B2 niveau. Tijdens het schrijven van de hoofdstukken is

geprobeerd om zoveel mogelijk op B1 niveau te blijven, omdat dit het niveau is dat door de meeste mensen begrepen wordt.26 Het B2 niveau is ondanks dit toch meegenomen, omdat de doelgroep veranderd is naar kinderen van tien tot twaalf jaar. Deze leeftijdsgroep heeft al meer taalkennis en is over het algemeen in staat om het B2 niveau te begrijpen. Door op een niveau te schrijven dat tussen B1 en B2 inligt, is 85% van de Nederlanders in staat het kinderboek moeiteloos te lezen. In het Plan van Aanpak is nog uitgegaan van een doelgroep tussen de acht en twaalf jaar oud. Hierdoor was het

24https://www.accessibility.nl/kennisbank/tools/leesniveau-tool op 14-5-2020.

25https://www.accessibility.nl/kennisbank/tools/leesniveau-tool/leesniveaus op 14-5-2020.

26https://www.communicatierijk.nl/vakkennis/rijkswebsites/aanbevolen-richtlijnen/taalniveau-b1 op 14-5-2020.

(21)

21 leesniveau dat oorspronkelijk aangehouden zou worden B1. Zoals hierboven beschreven is dit

veranderd.

Om het leesniveau te berekenen in de taaltool, moet de tekst die gecontroleerd moet worden ingevoegd worden. Hierna wordt gevraagd hoeveel namen in de tekst voorkomen. Wanneer dit aangegeven is, wordt berekend wat het taalniveau is. Indien de tekst tussen twee taalniveaus in zit, worden beide niveaus aangegeven door de taaltool.

Het is moeilijk om accuraat vast te stellen welk taalniveau bedoeld is voor welke leeftijdsgroep. Hierbij speelt de vaardigheid en interesse van de lezer een belangrijke rol. Wanneer gezocht wordt naar bronnen over dit onderwerp, is het moeilijk een duidelijke doelgroep te definiëren voor elk leesniveau. Zo wordt op meerdere websites aangegeven dat het B1 niveau gebruik maakt van veel voorkomende woorden en alledaagse begrippen uit hobby of werk. In dit geval moet, omdat het om kinderen gaat, gedacht worden aan school in plaats van werk. Bij het B2 niveau begrijpt de lezer teksten waarin een standpunt ingenomen wordt over een actueel onderwerp, maar ook begrijpt de lezer eigentijdse proza.27 Echter is proza een relatief vaag begrip wat kan slaan op verschillende schrijfvormen.28 Zoals eerder aangegeven, is het erg afhankelijk van de lezer welk niveau het beste is. Als gekozen wordt een hoofdstuk in B2 niveau in het kinderboek te zetten, ontstaat de mogelijkheid dat kinderen met een lager leesniveau niet meer geïnteresseerd zijn in het boek, omdat deze te moeilijk gevonden wordt. Echter, hetzelfde probleem ontstaat bij kinderen die makkelijk lezen en het B1 niveau te makkelijk vinden. Dit is op te lossen door het verhaal op een vlotte en aantrekkelijke manier te schrijven. Op deze wijze wordt de interesse van het kind behouden.

Er is bewust voor gekozen als zodanig niet het AVI-leesniveau te gebruiken. Deze keuze is gemaakt, omdat het AVI-leesniveau gebaseerd is op het technisch lezen en dus verbonden is aan de snelheid waarop het kind (hardop) leest.29 Dit is erg moeilijk te toetsen. Ook zijn er geen taaltools gevonden die konden helpen met het controleren van de geschreven tekst op AVI-leesniveau.

Elk hoofdstuk is individueel gecontroleerd op het niveau dat gebruikt is. In het hoofdstuk 3. Resultaten zal dit per hoofdstuk besproken worden.

27https://paktaal.nl/taalniveaus op 14-5-2020; https://detaalbrigade.nl/taalniveaus/ op 22-6-2020. 28https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/proza op 22-6-2020. 29https://www.zwijsen.nl/inspiratie/avi-niveau-hoe-wordt-het-getest op 14-6-2020.

Leesniveau % Bevolking met dit leesniveau

A1 5 A2 15 B1 40 B2 25 C1 15 C2 0

Tabel 3: leesniveaus en het percentage van de Nederlandse bevolking met

dit leesniveau. Bron:

(22)

22

3. Resultaten

In dit hoofdstuk zullen de resultaten van het onderzoek besproken worden. Allereerst zal in paragraaf 3.1 Schrijven – In den beginne besproken worden welke keuzes gemaakt zijn voordat begonnen is met het schrijven van het kinderboek. Daarna zal gekeken worden naar de perioden die ikzelf onderzocht heb. Deze zijn opgedeeld in vooronderzoek en tekst. Bij het vooronderzoek wordt beschreven wat er gevonden is tijdens het uitvoeren van het onderzoek. Hierbij is geprobeerd een algemeen beeld te vormen. Waar nodig is ingegaan op de reconstructies die te vinden zijn in Archeon. Zoals vermeld in paragraaf 2.1.1. Museumbezoeken, is er tijdens het onderzoek gericht gezocht op onderwerpen als kleding, wonen, omgeving, werken, vermaak, begraving, rituelen, jacht, wilde dieren en domesticatie. Ook is het vooronderzoek voorzien van een introductie, waarin een korte samenvatting gegeven wordt van de perioden. Het vooronderzoek sluit af met een beschrijving van de reconstructies die gebruikt zijn voor het kinderboek. Voor deze selectie van onderwerpen is gekozen, omdat deze de informatie geven om een realistisch kinderboek te schrijven en te

illustreren.

Bij elke door mij onderzochte periode zal eerst een beknopte beschrijving gegeven worden van wat zich in het desbetreffende hoofdstuk in het kinderboek af zal spelen. Aan de hand van deze

verhaallijn is besloten bepaalde informatie juist wel mee te nemen in het onderzoek en welke informatie niet. Omdat het onderzoek tussen beide studenten verdeeld is, is bij de selectie van de gebruikte informatie ook gekeken naar de informatie die Pien Heggen nodig had.

Bij de paragrafen tekst zal beschreven worden welke onderzochte elementen terugkomen in de tekst van het kinderboek en welke keuzes zijn gemaakt. Tot slot zullen de resultaten van de andere

perioden besproken worden. Voor het vooronderzoek van deze perioden moet gekeken worden naar Heggen in prep.30 De resultaten hiervan die in de tekst gebruikt zijn zullen in dit hoofdstuk

beschreven worden.

Omdat de hoofdstukken voor Midden-Neolithicum, Bronstijd, IJzertijd, Romeinse tijd en

Middeleeuwen ten tijde van het inleveren van dit document nog niet geschreven zijn, zal gekeken worden naar de archeologische elementen die terug zullen komen in deze hoofdstukken. Voor het Mesolithicum en Neolithicum (Lineaire Bandkeramiek) zal beschreven worden welke keuzes gemaakt zijn tijdens het schrijven van deze hoofdstukken.

3.1. Schrijven – In den beginne

In het Plan van Aanpak staat aangegeven dat de hoofdpersoon van het kinderboek, Archie genaamd, een tijdreis maakt. Dit idee is geïntroduceerd, om het voor kinderen makkelijker te maken zich te verplaatsen in de tijd. Naar onze mening werkte dit minder goed, wanneer Archie slechts door de verschillende perioden van Archeon liep.

De keuze is gemaakt om van Archie een jongetje te maken. In eerste instantie was het idee om hem geen geslacht te geven, maar dit bleek tijdens het schrijven van het verhaal erg lastig. Hierbij moet bijvoorbeeld gedacht worden aan een bijfiguur dat Archie roept, zonder zijn naam te weten. Naar ons idee heeft de keuze voor een jongen geen invloed op de hoeveelheid meisjes die het boek zal lezen. In tegendeel. Gelet op onze eigen ervaring hebben meisjes minder moeite met het lezen van een boek dat een jongen als hoofdpersoon heeft, dan andersom. Tevens kunnen meisjes net zo ondernemend en avontuurlijk zijn als jongens.

(23)

23 Het gebruik van reconstructies in het boek zorgt ervoor dat mogelijke herkenningspunten ontstaan voor kinderen. Wellicht hebben zij de reconstructies in Archeon zelf of in een ander museum gezien. Tevens zorgen deze reconstructies voor een realistischer idee van het verleden, doordat zij gekleed zijn in de kleding die men destijds droeg.

Voor een zo soepel mogelijk schrijfproces, is begonnen met het maken van een zogenaamde

karakterkaart (zie bijlage 5). Hierin is de informatie over de hoofdpersoon, Archie, opgeschreven. Zo staat zijn naam, haarkleur, oogkleur en familieomstandigheden erin, maar ook dingen die hij leuk vindt of juist helemaal niet kan waarderen. Hierdoor werd het mogelijk een driedimensionaal karakter te maken dat aanvoelde als een echt persoon. Deze wijze van karakteropbouw wordt beschreven in “Zo schrijf je een kinderboek” van Mireille Geus.31 Uit eerdere ervaringen die ik heb opgedaan met schrijven kende ik deze techniek echter al. De karakterkaart die Mireille Geus in haar boek gebruikt is erg uitgebreid. Vanwege de aard van dit verhaal is ervoor gekozen een beknoptere versie van deze karakterkaart te maken. Deze is deels gebaseerd op de karakterkaart zoals Mireille Geus deze voorstelt en deels op de karakterkaart zoals ik hem gewend ben te maken. Om een beeld te geven van de verschillen tussen beide karakterkaarten is de karakterkaart zoals Mireille Geus deze in haar boek benoemd heeft, opgenomen in bijlage 4. Nadat een duidelijk karakter geschetst was voor Archie, zijn Pien Heggen en ikzelf bij elkaar gaan zitten en hebben een document aangemaakt waarin de rode draad van het verhaal opgenomen is. Dit document is tijdens het schrijfproces nog enkele keren aangepast.

In het boek “Kinderboeken schrijven” van Wim Daniëls is een schema opgenomen van de verschillende leesniveaus van leerlingen van de basisschool. Dit schema is erg handig, omdat aangegeven staat welk type woorden wel en niet gebruikt kunnen worden voor de verschillende leeftijden. Hier is echter niet zo naar gekeken, omdat dit kinderen tot groep 4 betreft. In het schema staat ook met welke woordlengte je rekening moet houden. Zo wordt aangegeven dat het hanteren van een gemiddelde woordlengte van 1,34 tot 1,39 of 1,38 tot 1,44 lettergrepen het beste is voor kinderen uit groep 5.32 Hoewel ik dit tijdens het schrijven in mijn achterhoofd gehouden heb, is niet uitgegaan van dit schema. Deze keuze is gemaakt, omdat dit schema opgesteld is aan de hand van het AVI-leesniveau. Voor dit project is gekozen gebruik te maken van het leesniveau zoals deze aangegeven is in paragraaf 2.5.3. Taaltool. Het combineren van beide leesniveaus is erg lastig. Daar komt bij dat het moeilijk is de geschreven tekst te controleren op AVI-leesniveau, omdat dit

voornamelijk te maken heeft met de leessnelheid van het kind.33 Om deze redenen is de keuze gemaakt het schema van Wim Daniëls er wel naast te houden, maar niet als basis te gebruiken. Zoals aangegeven in paragraaf 2.3. Vormgeving is aan het begin van elk hoofdstuk een kaartstuk opgenomen. Deze kaartstukken vindt Archie tijdens het verhaal en vormen uiteindelijk een volledige kaart, welke achter in het boek opgenomen zal

worden. Gekozen is om de hoofdstukken met deze kaartstukken te beginnen, omdat hiermee naar ons idee een duidelijke opening van het hoofdstuk ontstaat. Zoals deze nu in het boek opgenomen zijn, staat enkel de afbeelding van het kaartstuk op een bladzijde. Na dit kaartstuk volgen de hoofdstuktitel en de inleiding. Andere opties zijn wel besproken, maar hebben niet de voorkeur. Eén van de mogelijkheden is om de titel van het hoofdstuk bij de afbeelding te plaatsen, maar dit oogt al snel te

31 Geus 2013, 34-35. 32 Daniëls 2010, 62.

33https://www.zwijsen.nl/inspiratie/avi-niveau-hoe-wordt-het-getest op 14-6-2020.

Afbeelding 1: een weetje over het Mannetje

van Willemstad uit hoofdstuk 1 uit het kinderboek. Bron: Betsie Balduk.

(24)

24 druk. Op advies van Dorothee Olthof is ook overwogen de hoofdstukken af te sluiten met de

kaartstukken, omdat ermee beginnen mogelijk verwarrend kan zijn. Omdat dit het effect van de kaartstukken in onze beleving wegneemt is ook hier niet voor gekozen.

Voor alle hoofdstukken is een aantal weetjes gekozen. Niet al deze weetjes komen terug in het uiteindelijke kinderboek. Welke weetjes wel en welke niet gebruikt worden, is afhankelijk van de informatie die in het hoofdstuk terugkomt. In sommige gevallen staat deze informatie al in de inleiding van de

hoofdstukken en in andere gevallen komt deze informatie al voor in het verhaal. Een andere reden voor het niet gebruiken van een weetje kan zijn, omdat deze niet past bij het hoofdstuk. De keuze welke weetjes gebruikt zullen worden, wordt

genomen tijdens het schrijven van het desbetreffende hoofdstuk. Dit is ook gedaan voor de al geschreven hoofdstukken. Bij de keuze wordt gekeken naar het aantal zinnen dat nodig is om het weetje duidelijk te vertellen. Het

moet kort zijn, zodat het niet teveel afleidt van het verhaal. Het moet ook makkelijk zijn voor de kinderen om de informatie die in de weetjes gegeven wordt op te zoeken en zich erin te verdiepen wanneer zij dat willen. Een voorbeeld hiervan is het weetje over het Mannetje van Willemstad in het hoofdstuk over het Mesolithicum (zie afbeelding 1). Dit is een langer weetje, zodat de benodigde informatie overgedragen kan worden. Niet alleen wordt de naam van het beeldje genoemd, ook de plaats waar deze gevonden is. Nieuwsgierige kinderen kunnen zo zelf op onderzoek uitgaan en voor zichzelf bepalen wat zij de meest waarschijnlijke functie vinden van dit beeldje. Een voorbeeld van een kort weetje is te zien op afbeelding 2. Hierin wordt een vergelijking gemaakt tussen de lengte van de huizen van de Lineaire Bandkeramische Cultuur en een blauwe vinvis. Dit weetje dient vooral om de informatie die in de tekst gegeven wordt visueel te maken aan de hand van een herkenbaar onderwerp: dieren. De weetjes zullen achter in het boek niet aangevuld worden met een

bronnenlijst. In plaats daarvan zal het advies gegeven worden om een informatieboekje te maken voor de ouders (zie Heggen in prep.34).

In paragraaf 2.1.1. Museumbezoeken werd al benoemd dat tijdens de bezoeken aan musea foto’s gemaakt zijn van de tentoongestelde voorwerpen en dat deze foto’s gebruikt zijn als referentie voor het verhaal. Hierbij is gebruikgemaakt van foto’s die ikzelf gemaakt heb, maar ook van foto’s die gemaakt zijn door Pien Heggen. Aan de hand van deze foto’s is een beeld gevormd van de omgeving en de voorwerpen die voorkwamen in de verschillende perioden. Een voorbeeld hiervan is te zien op afbeelding 3.

34 Heggen in prep.

Afbeelding 2: een weetje over de lengte

van huizen bij de Lineaire

Bandkeramische Cultuur uit hoofdstuk 2 uit het kinderboek. Bron: Betsie Balduk.

Afbeelding 3: vergelijking tussen een miniatuur van een Lineaire Bandkeramische nederzetting en de geschreven tekst uit het

(25)

25 Op dit voorbeeld is te zien hoe een miniatuur van een Lineaire Bandkeramische nederzetting uit het Limburgs Museum geholpen heeft met het beschrijven van de huizen in het verhaal bij het hoofdstuk over de Lineaire Bandkeramische Cultuur. Niet alleen is dit gebruikt voor de tekst in het verhaal zelf, maar ook voor het weetje zoals ernaast te zien is.

In de volgende paragrafen zal besproken worden welke resultaten uit het vooronderzoek gekomen zijn en hoe deze in de tekst verwerkt zijn of zullen worden. Hierbij zal als eerst gekeken worden naar de door mijzelf onderzochte perioden, waarna de overige perioden die in het kinderboek voorkomen behandelt zullen worden.

3.2. Bronstijd – Niet alles dat glinstert is goud

Dit hoofdstuk zal beginnen bij het tempeltje van Bargeroosterveld. Het is nog niet helemaal duidelijk welke rol dit tempeltje zal spelen in het verhaal. Aan de hand van een weetje kan uitgelegd worden dat het tempeltje mogelijk gebruikt is als dodenhuis. Hoe dit precies verwerkt gaat worden, moet nog overlegd worden met Pien Heggen. In de buurt van het tempeltje zal een strik (val) staan. Deze zal een kleine rol spelen in het hoofdstuk, maar is bedoeld om een vergelijking te maken tussen het jagen in voorgaande perioden en het jagen in de Bronstijd. Hierna zal Archie verder lopen en een smid ontmoeten. Met behulp van deze smid zal de verloren wasmethode uitgelegd worden. Dit zal zowel in de tekst als in een tekening gebeuren. Het merendeel van het hoofdstuk zal zich afspelen bij het tempeltje en de smid. Verder zal Archie bij een huis binnen gaan kijken, waar een vrouw aan het weven is. Dit geeft de mogelijkheid het huis te beschrijven.

3.2.1. Vooronderzoek

Introductie

De Bronstijd begint volgens Archeon in 2000 voor Chr. en eindigt in 800 voor Chr. Dit komt overeen met de periode die het Archeologisch Basis Register (ABR) aanhoudt.35 De Bronstijd wordt

gekenmerkt door de introductie van brons. Om brons te maken zijn de grondstoffen koper en tin nodig, maar deze komen in Nederland niet voor. Hierdoor begon men ruilhandel te drijven met gebieden waar deze grondstoffen wel voorkomen. Op deze wijze ontstond een

uitwisselingsnetwerk.36

Kleding

In de Bronstijd werd gebruikgemaakt van fibulae (mantelspelden). Deze mantelspelden waren bedoeld om, zoals de naam al zegt, mantels bij elkaar te houden. De fibulae werden door zowel mannen als vrouwen gedragen (zie afbeelding 5).37 Ook zijn er tijdens een archeologische opgraving in West-Friesland armbanden en ringen gevonden (zie afbeelding 4). Deze voorwerpen zijn van brons gemaakt.38 Vergelijkbare bronzen fibulae zijn gevonden in Noordwijkerhout, Drouwen, het Drentse Bonnerveer, Texel en Nijmegen.39

35 Alders et al. 2013, 40. 36 Alders et al. 2013, 40-41. 37 https://www.rmo.nl/museumkennis/archeologie-van-nederland/nederland-in-de-prehistorie/de-voorwerpen/gouden-armband-uit-de-bronstijd/ op 14-6-2020. 38 Knippenberg et al. 2016, 30. 39 Knippenberg et al. 2016, 30.

(26)

26

Afbeelding 4: sieraden gevonden in West-Friesland. Bron: Knippenberg et al. 2016, 31.

Afbeelding 5: een vrouw met brilfibula. Bron: Roessingh/Tol 2015,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

138 Hier en daar worden overigens in de tekst van deze oratie vergelijkbare uitspraken geciteerd; - voor de algemene literatuur kan verwezen naar Spanoghe, E., en Feenstra,

soorten gevangen: blankvoorn, riet- voorn, paling, bra sem, kolblei, giebel, karper, riviergrondel, zeelt, blauwband- grondel, snoek, snoekbaars, baars, pos,

In groep 4 zijn de woordsoorten werkwoord, zelfstandig naamwoord, lidwoord en bijvoeglijk naamwoord aangeboden.. In groep 5 komen deze woordsoorten nogmaals aan

vol van hartewee, namen zy de kindren mee Om hun met fatzoen, als hun eigen op te voên Maar de Molenaar, voeld zyn hart zo zwaar En vol naberouw, om de rede van zyn vrouw 'Want hy

Maar de arnhemsche neef had nog niet uitgesproken Hij zag Machteld met eerbiedige hoogachting aan, en terwijl hij van de bank opstond, plaatste hij zich naast haar stoel, terwijl

afspiegelingsargumenten, engagementsargumenten en morele argumenten voor hun waardering van Uncle Tom’s Cabin, maar trekken haar boodschap ter afschaffing van de slavernij niet

Il va travailler l’été en Corse, où il a de la famille, et met de l’argent de côté pour voyager plus tard en Amérique du Sud… L’avenir, Abdel le voit ain- si:

Ouders rapporteren ook veel opvoedingsonzekerheid over de communicatie met hun kinderen, zeker als het gaat om beladen en taboethema’s: worden moeilijke of