AFZETTINGEN WTKG25 (2),2004 34
Lapilli
Larsvanden Hoek+Ostende
Slappe
kakenDNA-analyses
doeje
aanrecente soorten.Voor de evolutievandemenszijn
demogelijkhe-den dus
beperkt.
Er is immers nogmaaréén soort.Alhoewelje
nogwel iets kanmetDNAvanjonge
fossielen als Neanderthalers of vroege
Australiërs,
is devroege evolutievandemensecht het werkterreinva
pale-ontologen.
Hansell Stedmanetal.(lit.
4)
laten echter zien hoe DNA ookgebruikt
kan wordenomonderzoektedoennaarver-anderingen
dieplaatsvonden
toenonzeverrevoorouders nog op de Afrikaansevlakteliepen.
De kenmerken die eenrolspelen
in de vroege evolutievandemenszijn goed
bekend. Stedmanen
zijn
team hebben het DNA achter-haald datvooréénvandeze kenmerkenverantwoordlijk
is.
Hun onderzoekrichtte zich op hetMYH-gen (Myosine
Heavy Chain).
Dat genzorgtbij
mensapenvoordezwarekaakspieren. Bij
mensenis hetuitgeschakeld.
Onzekauw-spieren zijn
veel minder ontwikkeld dan dievangorilla’s
DNA. Hetlijkt
zo’n toverwoord. Inmijn
favoriete tele-visieserie CSI Miamigebruiken
zehetommisdaden opte lossen. Enindemeesteartikelenoverbiologie
diegepu-bliceerd worden in NatureenScience
speelt
DNA opeen of andere maniereenrol. Het ontrafelenvancomplete
ge-nomen is erg in,en nu grotedatabases ter
beschikking
komen,kan de evolutionairegeschiedenis
vanhele groepentegelijkertijd
worden ontrafeld. Voor depaleontoloog
speelt
DNA slechts eenondergeschikte
rol. In fossielen ouder dan 100.000jaar
zalje
geen DNAmeeraantreffen. Wordt hetreconstrueren van de boomvan het leven dan voortaanalleeneenzaakvandeDNA-laboratoria? Geens-zins. Dehuidige ontwikkelingen
biedenjuist
nieuwemo-gelijkheden. Vragen
die voortkomen uit depaleontologie
kunnennuvanuiteenandere hoek bekeken worden.Mul-tidisciplinair
onderzoek steltonsin staateenveelvoltal-liger
beeldvanhet verledente reconstrueren dan ooit tevo-ren.Enzonieuwe vragen opteroepenvoordegeoloog
en debioloog. Vragen
diezevaakgezamenlijk
zullenmoeten beantwoorden.Geobiologie.
Onthoud dat woordmaar, wantwe zullen het wel vaker horen.Deze keer in
Lapilli
tweeonderzoeken uitDNA-laborato-ria,die nieuw inzicht gevenin de
ontwikkeling
vanhet leven. Eneen‘echt’paleontologisch
onderzoek. Het hemd isenblijft
nader dan de rok.35 AFZETTINGEN WTKG 25(2), 2004
en
chimpansees,
enookonzekakenzijn
veel slanker. Dat onderscheidtussenzwaar- enlichtgebouwde
kaken isgoed
tezienbij
deAustralopithecini.
Aan deenekant zienwe de notenkrakermensParanthropus
boisei,
enaande an-dere kantgraciele
vormenalsAustralopithecus africanus.
Volgens
Stedmanethl.moethetMYH-gen bij
een van deze aapmensenzijn uitgeschakeld.
Hun onderzoekweesnamelijk
uit dat het gen zo’n2,4miljoen jaar geleden
inactiefwerd,endat is net de
periode
dat deAustralo-pithecini
overde Afrikaanse vlakten zwierven.De onderzoekers laten dus zien dat het
mogelijk
is een kenmerkin deloop
vande evolutietevervolgen
dooreen stuk vanhetgenoomteachterhalen datmetdatkenmerksamenhangt.
Hetlijkt
haast Sciencefiction,
maarhet kan dus echt. Het is dan ookjammer
dat dewetenschappers
proberen
directeenlinkteleggen
meteenheel anderken-merk.Slappe
kaken iskennelijk
nietmenselijk
genoeg, endus wagen de onderzoekers zich aanuitspraken
over een‘echte’menselijke eigenschap,
het hersenvolume. Met het uitschakelenvan hetMYH-gen,
zostellen deschrij-vers,
kregen
de hersenen ruimtetegroeien,
omdatzeniet meeromsloten werden doorzwarekaakspieren.
Ze stel-lendaarbij
dat de doorhungevonden
ouderdomdeze theo-riezouondersteunen. En datterwijl
er tocheenhalfmil-joen jaar
verschil zittussen het inactief wordenvanhet genendeeerste schedels meteenduidelijk
grotereher-seninhoud.
Mij lijkt
het beterom teproberen
een gente vinden dat directzorgtvoor eengroterhersenvolume. En ikhoop
dat het nogeensgevonden
wordt.Late diversificatievan varens
Zestaanin de
wegberm,
of misschien welbij
uachter in de tuin; de heersersvanweleer. Paar-destaarten,wolfsklauwenvarens, die ooit het wereldbeeldbeheersten,zijn gereduceerd
totzielige
groep-jes.
Waarje
ookkijkt,
debloemplanten
hebben het over-genomenenhun voorgangersweggedrukt
naarde margi-naleplekjes
in hetecosysteem.Dat is althans het
algemene
beeld,maarvooralwaarhet devarensaangaateenmodel datweinig voldoening geeft.
Met 10.000 soorten in dehuidige
florazijn
varensnauwe-lijks
eenzielig groepje
tenoemen.Harald Schneideren
zijn
vijf
co-auteurs(lit. 2)
wilden weleenswetenwanneerdegroteradiatievandenulevende varensplaatsvond.
Als het modelvanverdrukking
door debloemplanten (Angiospermen)
klopt,
dan zouden de varens eerder dan dezebedektzadigen
hungrootsteverscheidenheid
gehad
moetenhebben. Inderdaadkregen
de varens met deopkomst
van debloemplanten
eengevoelige
knauw. Maar demeestefossielenvanmoderne varens komenjuist
uit het Tertiair. Fossielen geven geen uitsluitseloverhetmoment vanradiatievoordeze groepvarens.
Voor
paleobotanici
die werken in hetKrijt lijken
varens minder interessant. Dit is deperiode
waarin debloem-planten
ontluiken,ende meestestudies gaan dan ook uit naarde vroegeAngiospermen.
Daar komt nog eensbij
dat demeestevarensepiphyten zijn,
ze leven op andereplanten.
Dat vermindert de kans op fossilisatieaanzienlijk.
En varensporen verliezen in het
fossilisatieproces
vaak hun kenmerkendesculptuur,
waardoorjuist
voor de groep waarin Schneideretal. geïnteresseerd zijn palynologische
studies geen uitkomst bieden.HetteamvanSchneider benaderde het
probleem
dus van-uit de DNA-hoek.Daarbij
richttenzezichopdepolypode
varens, diesamen 80% van dehuidige
varens vormen.DNA-gegevens
van45soorten werdengeanalyseerd,
en vandaaruit werd eenfylogenetische
boomopgezet. Om daareenechte stamboommettijdschaal
van temaken, moestde boomgeijkt
worden. En daar kwamen de fossie-len toch weer om de hoekkijken.
Het schema liet zien welke kenmerken inbepaalde
takkenontstonden,de fos-sielen gavenaanin welkegeologische periode
dezeken-merken
aanwezig
waren.De bekende varenfossielenzijn
teweinig
om eenboom op tebouwen,maargenoegom eentijddimensie
aan eenbestaande boomtegeven.Op
deze manier ontdekten Schneiderendezijnen
dat degroteradiatievan de
polypodioide
varensplaatsvond
in hetVroege Krijt.
Dat is dus dezelfdeperiode,
waarin debloemplanten opkwamen.
Het waren dus geenheersers van weleer die door debedektzadigen
gedecimeerd
wa-ren.Devarenszijn juist opportunisten,
diegebruik
maak-tenvan demogelijkheden
dieontstondentoen hetland-schap
veranderde. En dat iseenzinnig
resultaat.Wij
er-varen eenrol alsepiphyten
misschien als eenmarginale
niche in hetecosysteem, maarinevolutionairetermeniserniet zoiets als een
marginale
habitat. Want ook het le-venalsepiphyt
vraagtomzijn specifieke adaptaties.
Is ditnuhet eindvanhet cul-de-sacmodel,
waarinplanten-groepen die ooit hetwereldbeeld beheersten door latere groepen
gedecimeerd
worden? Inzijn
commentaarop het artikel stelt Eriksson(lit. 2)
in dezelfde Nature dat het modelnu toch serieuseensopnieuw
bekekenmoet wor-den. Maar ik zie dat tochietsje
anders. De moderneva-rens ontstonden zo’n 250
miljoen jaar geleden.
Hetenige
dat Schneideretal. hebbenaangetoond,
is dat dehuidige
varens ontstonden uiteenradiatie die circa 130
miljoen
jaar geleden plaatsvond.
Maar dat wil niet zeggen dat devarens in de 120
miljoen
daarvoor hebbenstilgezeten.
Er kunnen eerdere radiatiesgeweest zijn, waarbij
deontstane soortenlater,al dan niet door deopkomst
van debloem-planten,
verdwenenzijn.
En vansommige
vandenunog levendevarens,zoals de Marattialesen de Osmundales weten weook vanfossielen datzealver voorhetKnjt
een
belangrijke
rolspeelden.
Oude radiaties waarvandesoorten niettot de moderne
tijd zijn doorgedrongen
kunnen alleen doorpaleobotanici
wordenopgespoord.
Hetverfijnen
vande boom zoals die isopzetdoor Schneideretal. iseenzaakvanmoleculairbiologen
enpaleobotanici
samen. Of misschien welvoor eennieuwegeneratie
onderzoekers die beidedisciplines
beheerst. Aan deRijksuniversiteit
Leiden kan in iedergeval
AFZETTINGEN WTKG25(2), 2004 36
binnenkorteenAIOaande gang, die
zijn/haar tijd
zal ver-delentussen het DNA-lab enpaleobotanische
museum-collecties.Poten
bij
devisVolgens
de leerboeken is debelangrijkste
ge-beurtenistijdens
het Devoon ‘Deverovering
van het land’. Dat klinkt een
beetje
bombas-tisch, maardat mag in ditgeval.
Het isnogal
eenomscha-keling.
Het landvraagteenanderevoortbeweging,
adem-haling, ondersteuning
nu de zwaartekracht nietmeerge-compenseerd
wordt door deopwaartsedruk, bescherming
tegendezon en ook seks is onderwatereenheel andereaangelegenheid
dan op het land. Hetenige
bezwaar dat het woord‘verovering’
metzichmeebrengt,
is dat hetlijkt
alsof het iets
opzettelijks
is. Maar zelfs de overgangvan vis naaramfibie is gewoon iets dat ‘zomaar’gebeurde.
Voormij
is hetmeestaansprekende
model dat het land veroverd werd door vissen die op zoekwaren naarwater. Het Devoonwas eentijd
vandroogte.
Als eenpoel
op-droogde,
dan overleefden alleen de vissen die de over-steek naarhetvolgende
water konden maken. Het pro-bleemmet dit modelis,
dat die vissen dan al welpoten moesten hebbenontwikkeld,
voordatze zich buiten het waterwaagden.
Vertebratenpaleontologen
die in het Devoonwerken, heb-ben de laatstejaren
veel aandacht besteedaande ledema-ten vankwastvinnige
vissenenvroege amfibieën. Hetgat tussen vinenpoot werd al steeds kleiner. Met de vondst van eenopperarmbeen
in het Boven Devoon vanPenn-sylvania lijkt
datgatnuvrijwel gedicht (lit. 3).
Het fossiel metregistratienummer
ANSP 21350 isgevonden
inrivier-afzettingen
waarin ook allerlei andere fossielengevonden
zijn.
Omdat nietduidelijk
isbij
welkeschedelfragmenten
deze humerushoort,
is niettebepalen
vanwelkesoorthij
is. Maar dat hoeft ook niet. De onderzoekers Shubia,
DaescherenCoates concentreerden zich op de
morfologie
van het bot. Door deaanhechting
van de verschillendespieren
tereconstrueren,kondenze aantonen dat Devo-nischc vissenal instaat waren om zichmetbehulp
van hun ledematen opterichten. Enje
moetkunnen staan voordatje
kanlopen.
Deverovering
vanhet landwaseen helestapvoorwaarts. Maar ANSP 21350 laat zien dat de Devonische vissenerklaarvoor waren.Literatuur
1 Eriksson,T.,2004.Femsreawakened. Nature428,pp. 480-481.
2
Schncider,H.,E.Schuettpclz,K.M.Pryer,R.Cranfill,
S.
Magallón
& R.Lupia,
2004. Fems diversified in the shadow ofangiosperms.
Nature428,pp.
553-557. 3 Shubin, N.H., E.B. Daeschler & M.I.Coates,2004. Theearly
evolution of thetetrapod
humerus. Science304,
pp. 90-93.4 Stedman, H.H.,B .W.
Kozyak,
A.Nelson,DM.Thesier,L.T.Su,D.W.Low,C.R.
Bridges,
J.B. 5.Shrager,
N.Minugh-Purvis,
M.A. Mitchell, 2004.Myosin
gene mutation correlates with anatomicalchanges
in the humanlineage.
Nature428,pp.415-418.*Lars W.vanden HoekOstende,Nationaal Natuur-historisch MuseumNaturalis,Postbus 9517,