ARCHEOLOGISCHE VONDSTMELDING
A415 AFDAK 22 JORDAENSKAAI
ANTWERPEN
NOTA VAN DE DIENST ARCHEOLOGIE STAD ANTWERPEN
Tim Bellens
Oktober 2015
COLOFON Onderzoek Archeologische vondstmelding A415 Afdak 22 Jordaenskaai (verzakkingen) Opdrachtgever Agentschap onroerend erfgoed
Uitvoerder Stad Antwerpen dienst archeologie
Datum onderzoek 7, 14 en 15 oktober 2015 Auteur Tim Bellens copyright Stad Antwerpen afdeling archeologie Zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van de Stad Antwerpen afdeling archeologie mag geen enkel onderdeel of uittreksel van deze tekst worden weergegeven of in een elektronische databank worden gevoegd, noch gefotokopieerd of op een andere manier vermenigvuldigd.
INHOUDSTAFEL
1. IDENTIFICATIE……… p. 4 1.1. VAN DE VERSLAGGEVER………... p. 4 1.2. VAN HET ONDERZOEKSTERREIN……… p. 4 1.3. KAART……… p. 5 2. ARCHEOLOGISCHE NOTA……… p. 7 2.1. INLEIDING………. p. 7 2.2. ONDERZOEKSSTRATEGIE……… p. 8 2.3. RESULTATEN VAN HET ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK………. p. 9
2.4. INTERPRETATIE VAN DE RESULTATEN EN BESLUIT….……… p. 16
3. BIBLIOGRAFIE……….. p. 18 TREFWOORDEN……….. p. 18
1. IDENTIFICATIE
1.1. VAN DE VERSLAGGEVER Tim Bellens – consulent archeologie Stad Antwerpen dienst archeologie
Postadres: Grote Markt 1 – 2000 Antwerpen
Kantooradres: Francis Wellesplein 1 – 2018 Antwerpen
1.2. VAN HET ONDERZOEKSTERREIN Provincie Antwerpen
Gemeente Antwerpen
Deelgemeente Antwerpen Coördinaten 51°13’25” N
4°23’53” O
Kadastergegevens afdeling 1 sectie A perceelnummer(s) 1636/2B Adres Jordaenskaai z.n.
Toponiem -
Naam van de site A415 Afdak 22 Jordaenskaai
Opmerking: zowel de termen ‘afdak’ als hangar’ worden gebruikt om de historische opslagplaatsen op het kadeplateau aan te duiden. Aangezien tijdens de opgravingen in de Antwerpse burchtzone in de periode 1952-1961 o.l.v. Van de Walle systematisch de term ‘afdak 22’ werd gebruikt, verkiezen we hieraan te houden.
1.3. KAART
2. ARCHEOLOGISCHE NOTA
2.1. INLEIDINGOp dinsdag 6 oktober 2015 bracht het bedrijf Stadsbeheer van de Stad Antwerpen de stedelijke dienst archeologie op de hoogte van verzakkingen onder Afdak 22 langs de Jordaenskaai in Antwerpen. Stadsbeheer stelde de vraag of er middels archeologisch onderzoek oorzaken gevonden konden worden, naast de veronderstelling dat de verzakkingen te wijten zijn aan breuken in het bestaande rioleringsstelsel. Tijdens een plaatsbezoek de daaropvolgende dag kon vastgesteld worden dat er op drie locaties op het kadeplateau onder Afdak 22 opbraak- en graafwerken waren uitgevoerd: twee ervan omwille van verzakkingen, de derde voor het lokaliseren van de bestaande riolering, dwars op de kaaimuur. Deze bevindingen werden bevestigd door de heer Leendert Van Der Meij van het Agentschap onroerend erfgoed van de Vlaamse Gemeenschap.
Vervolgens werd een vondstmeldingsprocedure opgestart. Het Agentschap verleende diezelfde dag nog een machtiging tot het uitvoeren van archeologisch onderzoek aan de auteur op woensdag 7 oktober 2015 (nummer 2015/469).
Afdak 22 bevindt zich in de als archeologische zone beschermde burchtzone, een om cultuurhistorische en wetenschappelijke redenen uitzonderlijk rijk gebied. Elke
onafwendbare bodemingreep, van welke aard dan ook, dient archeologisch geregistreerd en onderzocht te worden. De machtiging tot het uitvoeren van onderzoek stelde de stedelijke dienst archeologie in staat om enerzijds de bodemingrepen en de plaatselijke bodemopbouw in kaart te brengen en anderzijds antwoorden te vinden op de vraag waarom het kadeplateau onder Afdak 22 verzakkingen vertoont.
Het archeologisch onderzoek werd uitgevoerd door twee veldtechnici, één stagiaire, één tekenaar en één archeoloog, allen van de stedelijke dienst archeologie.
In de omgeving van het onderzoeksterrein vonden in de periode 1952-1961 grootschalige opgravingen uit o.l.v. A.L.J. Van de Walle (sites A001 Steen , A002 Besaenhuis en A003 Sint-Walburgis), met belangrijke resultaten (VAN DE WALLE 1960, 1961 en 2002; BELLENS et al. 2012). In 1978 volgde de toenmalige stedelijke dienst archeologie de bouw van de waterkeringsmuur op, waarbij tal van archeologische sporen en vondsten werden geregistreerd (site A016). De Antwerpse Vereniging voor Bouwhistorie en Geschiedenis (AVBG; WARMENBOL 1989) voerde in 1988 onderzoek uit naar de buitengrachtboord van de historische burchtgracht (site A083). In 2008-2009 voerde de stedelijke dienst
archeologie grootschalig archeologisch onderzoek uit op drie nieuwbouwprojecten langs de Jordaenskaai en aan weerszijden van de Zakstraat (IBID.). In 2013 voerde de stedelijke dienst archeologie onderzoek uit bij de heraanleg van de Vleeshuisstraat en Burchtgracht (site A326).
2.2. ONDERZOEKSSTRATEGIE
Volgende onderzoeksvragen werden vooropgesteld:
- Welke bodemopbouw of archeologische gelaagdheid is leesbaar? - Hoe ingrijpend zijn de verzakkingen?
- Vormen de verzakkingen een bedreiging voor het bodemarchief onder Afdak 22 en welke aspecten verdienen bijzondere aandacht bij geplande instandhoudings- of renovatiewerken?
Alle relevante archeologische sporen en structuren werden digitaal gefotografeerd en op schaal 1/10 op polyesterfilm opgetekend. Er werden geen archeologische structuren verder aangetast tijdens het onderzoek, teneinde het bodemarchief zoveel mogelijk te vrijwaren. Het dossier A415 Afdak 22 Jordaenskaai bevindt zich bij de stedelijke dienst archeologie (contactadres: Grote Markt 1 2000 Antwerpen).
Het terreinwerk nam, op uitzondering van de werfbezoeken, twee werkdagen in beslag. In totaal werden drie putten geregistreerd en onderzocht. Put 1 bevond zich ter hoogte van de afdakkolommen 7/4 en 8/4, put twee ter hoogte van de kolommen 6/3 en 7/3 en put 3 op het parkingdeel ter hoogte van de kolommen 13/4 en 14/4.
Figuur 3. Situering van de putten op huidig stadsplan en Lossonkaart (°1846). De zwarte lijn geeft het tracé van de burchtmuur weer, gebaseerd op laat-19de-eeuwse kaarten
2.3. RESULTATEN VAN HET ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK Put 1
Put 1 bleek de grootste van de drie putten, mat 5 x 2 m en reikte tot 5,3 m diepte (TAW-waarde van het diepste punt van de verzakte keldervloer). Na het verwijderen van los steenpuin en het opkuisen en fotograferen van de putwanden en het grondvlak werd het profiel van de westelijke putwand opgetekend op schaal 1/10. Van boven naar onder werden volgende lagen en structuren vastgesteld: onder de kasseien van het huidige kadeplateau strekt zich een funderingsbedding van homogeen lichtgrijs zand uit met een dikte van 15-20 cm. Daaronder bevinden zich bouwpuinpakketten, van noord naar zuid bovenop een bakstenen keldervloer gestort. De vloer bestaat uit op hun strekse kant gelegde donkerrode bakstenen van 18,5 x 8 x 4,5 cm en grijze trasmortel. Deze vloer vertoont een verzakking, wat wellicht duidt op een onderliggende kuil, put of compressie van grondlagen. Deze verzakking verklaart het verzakken van de huidige kasseibestrating. In de noordelijke putwand bevond zich een muur bestaande uit rode bakstenen in
kruisverband en grijze trasmortel. De baksteenvloer en –muur waren gelijktijdig in
gebruik maar of de vloer dateert uit de oprichtingsfase van de muur of dat het anderzijds een latere ophoging betreft, is niet zeker. Waar de keldervloer gescheurd bleek door de verzakking, kon nog een pakket zand met baksteen- en mortelbrokjes opgemerkt worden. Naar alle waarschijnlijkheid zijn er onder dit pakket nog oudere, laat- en
postmiddeleeuwse steenbouwrestanten aanwezig, bovenop de vroeg- en volmiddeleeuwse bewoningshorizonten.
In put 1 werden geen archaeologica (mobiele vondsten) aangetroffen.
De waargenomen muur- en kelderdelen in put 1 betreffen postmiddeleeuwse steenbouwresten van een verdwenen bouwblok ten oosten van de middeleeuwse Mattestraat, vóór het rechttrekken van de kaaien en het slopen van de daar gesitueerde bouwblokken. Put 1 ligt tussen de sites A002 Besaenhuis en A003 Sint-Walburgis,
opgegraven in de periode 1952-1961 door Van de Walle. Op basis van geprojecteerde historische kaarten werd duidelijk dat put 1 zich situeert in de noordelijke helft van de voormalige Vierschaar, waar eeuwenlang recht gesproken werd. In 1815 zou het oude gebouw afgebroken zijn door de stad om plaats te maken voor magazijnen (Ketgen PK2275 f1; archiefonderzoek door K. GEERTS). De geregistreerde gebouwdelen behoren naar alle waarschijnlijkheid toe aan de magazijnen die na 1815 tot stand kwamen, tot de afbraak ervan in de jaren 1870.
Figuur 7. Situering putten 1 en 2 op geprojecteerde en geannoteerde Lossonkaart (opmerking: de Lossonkaart toont de 19de-eeuwse magazijnen; de Vierschaar zou dan al afgebroken zijn)
Put 2
Put 2 bevindt zich eveneens tussen de vroegere opgravingen A002 Besaenhuis en A003 Sint-Walburgis, ter hoogte van een bouwblok ten westen van de verdwenen Mattestraat, ten noorden van de voormalige Sint-Walburgiskerk. Put 2 situeert zich in de
Figuur 8. Overzicht put 2, zicht naar het noorden
Het betreft een gegraven put, geen verzakking. De put werd machinaal gegraven om de bestaande riolering te lokaliseren. In de put werd het profiel van de westzijde opgetekend op schaal 1/10. Het profiel vertoont de kasseibestrating en funderingsbedding, bovenop een met zand en in mindere mate bouwpuin opgevulde bouwsleuf, aangelegd voor de bestaande riolering. De bouwsleuf doorsnijdt een puinpakket en een baksteenmuur. In de noordelijke putwand zijn twee koud tegen elkaar geplaatste muren waar te nemen, op 6,7 m (TAW-waarde). De ene bestaat uit bakstenen met variabele grootte (onder meer 20,5 x 10 x 3,5 cm) en gele kalkmortel; de andere muur is van latere datum en bestaat uit baksteen en witte, harde kalkmortel. De baksteenstructuren zijn wellicht van
postmiddeleeuwse datum, al dan niet met hergebruik van ouder bouwmateriaal.
Onderliggende oudere lagen, sporen of structuren konden niet in kaart gebracht worden. In de bouwsleuf van de riolering werd een scherf roodbeschilderd aardewerk
Figuur 9. Profiel westelijke wand put 2
Put 3
Put 3 situeert zich ter hoogte van het verdwenen bouwblok ten oosten van de Mattestraat, net ten zuiden van de middeleeuwse burchtmuur, wellicht bovenop de vroegmiddeleeuwse aarden wal. Ter hoogte van de parking onder het Noorderterras vertoonde het kadeplateau een in oppervlakte beperkte maar diepe verzakking, tot ca. 4 m onder de kasseibestrating. Na het verwijderen van enkele kasseien tot een vierkant werkvlak werd een ronde bakstenen waterput opgemerkt. De waterput bleek afgedekt door een drietal natuurstenen dekstenen, waarvan de middelste opengebroken was en op zijn kant geplaatst. Hierdoor kon bovenliggend puin en zand in de waterput vloeien, wat meteen de oorzaak van de verzakking verklaarde. De diameter van de waterput kon door belemmering van de dekstenen niet opgemeten worden maar bedraagt naar schatting 70-90 cm. De waterput kan op basis van bouwwijze, bouwmaterialen en stratigrafische positie als postmiddeleeuws bestempeld worden, vermoedelijk uit de 19de
eeuw, net als de resten in put 1. Gelet op de functie en bouwwijze gaat de putschacht mogelijk doorheen de onderliggende aarden wal.
Figuur 12. Overzicht put 3, zicht naar het oosten
2.4. INTERPRETATIE VAN DE RESULTATEN EN BESLUIT
Onder Afdak 22 zijn drie putten van beperkte omvang archeologisch geregistreerd. Twee van de putten zijn te wijten aan verzakkingen van het kadeplateau, de derde werd kort voordien gegraven om de oorzaak van de verzakkingen te achterhalen.
De drie putten situeren zich in de als archeologische zone beschermde Antwerpse burcht, intra muros. Elke bodemingreep genoodzaakt archeologische registratie en onderzoek. In elk van de drie putten werden restanten en structuren waargenomen van de historische bebouwing langs weerszijden van de Mattestraat, afgebroken in de jaren 1870 ten
behoeve van het rechttrekken van de Scheldekaaien. Put 1 situeert zich ter hoogte van de verdwenen Vierschaar en toont keldermuur- en vloerresten van de 19de-eeuwse
stadsmagazijnen op de hoek met de Zakstraat. Put 2 situeert zich aan de overzijde van de Mattestraat, tegenover de Vierschaar en latere magazijnen en toont muurresten waarvan de bouwmaterialen mogelijk teruggaan tot de late middeleeuwen, al brengt dit geen uitsluitsel over de bouwdatum. Put 3 is meer noordelijk gelegen langs de Mattestraat, nog net binnen de ommuurde burcht en toont een met natuursteen afgedekte waterput in baksteen. Wellicht werd met de bouw van deze postmiddeleeuwse structuur de vroegmiddeleeuwse wal aldaar doorsneden.
Volgende onderzoeksvragen werden vooropgesteld:
- Welke bodemopbouw of archeologische gelaagdheid is leesbaar? In elk van de drie putten kon de bodemopbouw tot op beperkte diepte
geregistreerd worden: onder de bestaande kasseibestrating van het kadeplateau, gefundeerd op een laag homogeen fijn zand, bevinden zich puin- en stortlagen afkomstig van het slopen van de historische bebouwing bij het rechttrekken van de Scheldekaaien in de jaren 1870. Onder en tussen die puinlagen zijn nog
bouwonderdelen van de historische bebouwing aanwezig in de vorm van kelder- of funderingsmuren, een keldervloer en een waterput. In hoeverre deze overwegend postmiddeleeuwse bouwresten de oudere steenbouwfazen vernield hebben, is moeilijk in te schatten. Voor bijvoorbeeld de Vierschaar zou dit wel eens het geval
kunnen zijn, aangezien in put 1 op die plek een vermoedelijk 19de-eeuwse kelder
werd aangetroffen. Onder deze steenbouwfazen schuilt naar alle
waarschijnlijkheid een rijk bodemarchief aan vroeg- en volmiddeleeuwse structuren, sporen en vondsten. Onder de middeleeuwse lagen kunnen nog pre-middeleeuwse contexten, onder meer uit de prehistorie en de Gallo-Romeinse periode, verwacht worden – zo blijkt uit eerdere opgravingen in de burchtzone. Op plaatsen waar vroeger reeds opgegraven werd of nutsleidingen aangelegd, is het bodemarchief uiteraard aangetast, afhankelijk van de diepte van de destijdse bodemingreep.
De verzakkingen reiken tot beperkte diepte: in put 1 tot op de postmiddeleeuwse keldervloer (die zelf deels verzakt is), in put 3 gaat het om een diepe bakstenen waterput. Put 2 werd intentioneel gegraven om de oude riolering te lokaliseren. De verzakkingen hebben tot dusver geen invloed op het middeleeuwse of oudere bodemarchief.
- Vormen de verzakkingen een bedreiging voor het bodemarchief onder Afdak 22 en welke aspecten verdienen bijzondere aandacht bij geplande instandhoudings- of renovatiewerken?
Zoals hierboven gesteld, hebben de verzakkingen tot dusver geen rechtstreekse invloed op het middeleeuwse en pre-middeleeuwse bodemarchief. Wat echter van belang is, is de manier waarop de verzakkingen behandeld worden; d.w.z. welke maatregelen genomen worden om de verzakkingen op te volgen en/of te
verhelpen. Ten allen tijde dient rekening gehouden te worden met een belangrijk archeologisch patrimonium en met de bepalingen vanuit het beschermd statuut, vanuit het principe van maximale vrijwaring en minimale verstoring van het bodemarchief. Opvullingen van verzakkingen dienen reversibel te zijn, dus geen beton of cement storten in de putten maar best kiezen voor opvulling met
bijvoorbeeld fijn zand. Aandammen en aanstampen van vulmateriaal dient met de nodige voorzichtigheid uitgevoerd te worden, om het onderliggende bodemarchief, in het bijzonder de organische resten van bijvoorbeeld middeleeuwse houtbouw, niet te schaden. Elke geplande bodemingreep, bijvoorbeeld het vernieuwen van de bestaande riolering, dient vooraf besproken te worden met de stedelijke dienst archeologie en het Agentschap onroerend erfgoed.
Met dank aan (in alfabetische volgorde): Frank Gubbi, MAS/Scheepvaartmuseum, Steven Mortier, de stedelijke dienst archeologie, de stedelijke musea en erfgoed/behoud en beheer, Leendert Van Der Meij en Vicky Van der Meynsbrugge.
3. BIBLIOGRAFIE
BELLENS T., SCHRYVERS A., TYS D., TERMOTE D., NAKKEN H., Archeologisch onderzoek van de Antwerpse burcht, in M&L 31, 1, 2012, p. 4-21.
VANDEWALLEA., De archeologische opgravingen in het oud stadscentrum te Antwerpen, in Antwerpen. Tijdschrift der stad Antwerpen, 6, nr. 2, 1960.
ID., Excavations in the Ancient Centre of Antwerp (Medieval Archaeology, 5), 1961. ID., Het vroegste grootschalig stadskernonderzoek naar middeleeuws Antwerpen, 1952-1961, in VEECKMAN J. & BELLENS T. (red.), Vijftig jaar stadsarcheologie in Antwerpen. Wat nu?, Antwerpen, 2002 (congresbundel).
SAA (Stadsarchief Antwerpen), wijkboek Ketgen, PK2275 f1.
WARMENBOL E., Na de opgravingen aan de Burchtgracht: nieuwe gegevens over de groei van Antwerpen, in DE LANDTSHEER G. (red.), Cultureel Jaarboek Stad Antwerpen VI, Antwerpen, 1989, p. 151-155.
TREFWOORDEN