• No results found

Gezondheidsongelijkheid en Stadslandbouw in Amsterdam

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Gezondheidsongelijkheid en Stadslandbouw in Amsterdam"

Copied!
45
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Gezondheidsongelijkheid en Stadslandbouw in Amsterdam

Laura Hannema (11335610), Lise Huijser (11697466), Guusje Mouton (11844337) & Gijs Verwaijen (11583657)

Universiteit van Amsterdam

Thema III: Interdisciplinair Onderzoeksproject - deel 2, 5022TIIO6Y Docenten: Elmar Jansen, Robbie Voss en Rudolf Sprik

(2)

Abstract

In Amsterdam heerst er grote gezondheidsongelijkheid: rijkere en hoger opgeleide bewoners zijn gezonder dan bewoners uit lagere sociale klassen. Stadslandbouw kan een mogelijke oplossing zijn. Door middel van empirisch onderzoek zijn er drie

stadslandbouwprojecten op verschillende plekken in Amsterdam bestudeerd. Dit verslag geeft antwoord op de hoofdvraag: ‘Hoe kan de gemeente van Amsterdam ervoor zorgen dat gezondheidsongelijkheid gereduceerd wordt door middel van stadslandbouw?’ Uit de

resultaten blijkt dat de projecten aanzienlijke gezondheidsvoordelen met zich meebrengen en dat vooral hoogopgeleide bewoners aan stadslandbouw doen. Daarnaast heerst er vaak onduidelijkheid bij de projecten over de beleidsmaatregelen. De gemeente zou de drempel van stadslandbouwprojecten kunnen verkleinen door het financieel aantrekkelijker te maken en lagere sociale klassen te voorzien van informatie. Daarnaast is er duidelijkere

communicatie tussen project en gemeente nodig. Deze uitkomsten zijn gebruikt voor een beleidsvoorstel.

(3)

Inhoudsopgave

Inleiding: Gezondheidsongelijkheid en Stadslandbouw in Amsterdam 4

Methode 5 Theoretisch kader 10 Lichamelijke gezondheid 10 Bodems in Amsterdam 12 Sociaal welzijn 13 Toegankelijkheid 14 Resultaten 15 Gezondheidseffecten 15 Toegankelijkheid 17

Afhankelijkheid van gemeente en vrijwilligers 19

De ervaring van de rol van de gemeente 21

Conclusie 23 Discussie 25 Literatuurlijst 28 Bijlagen 31 Beleidsvoorstel 31 Stadspas 32 Klantcoördinator 33 Interdisciplinaire verantwoording 35 Interview de Stadsgroenteboer 37 Interview Noordoogst 39

(4)

Gezondheidsongelijkheid en Stadslandbouw in Amsterdam

De gezondheidskloof tussen hoog- en laagopgeleiden is groot in Amsterdam

(Coalitieakkoord, 2018). Volgens het coalitieakkoord van Amsterdam is het aanpakken van gezondheidsongelijkheid, tussen hoger- en lageropgeleiden, een grote prioriteit. Zo vernoemt de gemeente in het huidige coalitieakkoord (2018) dat hoger opgeleiden negentien

levensjaren meer hebben zonder gezondheidsklachten dan lager opgeleiden. Daarnaast worden hoger opgeleiden boven de vijfenzestig aanzienlijk ouder dan dezelfde leeftijdsgroep die laag opgeleid is: dit verschil bedraagt vier jaar bij mannen en vijf bij vrouwen (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2019).

Een manier waarop deze vorm van gezondheidsongelijkheid mogelijk verminderd kan worden is door middel van stadslandbouw. De definitie van stadslandbouw is het produceren van voedsel in of aan de rand van de stad (Dijkshoorn-Dekker & de Blaeij, 2015). Binnen deze brede definitie vallen veel verschillende soorten projecten; permanent of kortstondig, met uiteenlopende doeleinden. Stadslandbouw heeft veel positieve effecten op verschillende niveaus: voor het individu, de buurt en de stad. Stadslandbouw is volgens Stoker (2012) een groeiend fenomeen, wat gestimuleerd wordt door de gemeente (Coalitieakkoord, 2018). Ondanks de dure grond telde Amsterdam in 2011 negentien stadslandbouwprojecten (Anke de Vrieze, 2011). Stadslandbouw brengt mensen bij elkaar en stimuleert een gezonde levensstijl (Dijkshoorn-Dekker & de Blaeij, 2015). Op deze manier heeft stadslandbouw de potentie om gezondheidsongelijkheid te verminderen.

De gemeente is al bezig met zulke projecten stimuleren, zo staat in het coalitieakkoord van 2018 dat er twintig miljoen euro aan groengelden is toegekend. Daarnaast bestaan er subsidieregelingen die worden ingezet voor investeringen in groenprojecten in Amsterdam. Er wordt verwacht dat er meer dan 55 miljoen euro wordt geïnvesteerd in het vergroenen van de stad, met behulp van verschillende

financieringsmethodes. De gemeente stelt dat ze willen bijdrage aan de initiatieven. De gemeente helpt beginnende projecten te realiseren en creëert daarbij de juiste

(5)

in het huidige coalitieakkoord (2018), is er geen concreet beleid of procedure opgesteld om het te steunen. Opvallend is dat stadslandbouw gezien wordt als een manier om

duurzaamheid, bewustwording, educatie en sociale cohesie te verbeteren; echter wordt het nog niet gezien als een manier om de gezondheidsongelijkheid te bestrijden in Amsterdam (Gemeente Amsterdam, 2014).

Om te bepalen of stadslandbouw de gezondheidsongelijkheid terug kan dringen is er een interdisciplinair onderzoek uitgevoerd met de hoofdvraag: ‘Hoe kan de gemeente van Amsterdam ervoor zorgen dat gezondheidsongelijkheid gereduceerd wordt door middel van stadslandbouw?”. Deze vraag wordt aan de hand van de volgende deelvragen beantwoord: (I) ‘wat zijn de gezondheidseffecten van stadslandbouw?’, (II) ‘voor wie is stadslandbouw toegankelijk in Amsterdam?’, (III) ‘In welke mate zijn stadslandbouwprojecten afhankelijk van vrijwilligers en de gemeente?’ en (IV) ‘hoe ervaren de stadslandbouwprojecten de rol van de gemeente?’.

Allereerst is het relevant om te bepalen of het implementeren van stadslandbouw een positief effect heeft op de gezondheid. Onder de gezondheid valt zowel de vitaliteit en

vervuiling van de stadsbodem als de lichamelijke effecten van verse groente eten. Het beantwoorden van deze vraag vereist interdisciplinariteit, waarbij vanuit het oogpunt van biomedische wetenschappen wordt gekeken naar de lichamelijke gezondheid en vanuit aardwetenschappen naar de vitaliteit en bodem in de stad. Vanuit een sociologisch perspectief wordt er gekeken naar de toegankelijkheid voor verschillende

sociaaleconomische klassen bij de projecten.

Er is ook gekeken naar de afhankelijkheid van de projecten en de rol van de gemeente. Hieruit wordt geconcludeerd, in de vorm van een beleidsvoorstel, hoe de gemeente het best de projecten kan ondersteunen om gezondheidsongelijkheid te reduceren. Per project is een casus opgebouwd om te onderzoeken welke maatregelen nodig zijn om gezondheidsongelijkheid terug te dringen.

(6)

Methode

Het onderzoek bestaat uit literatuuronderzoek en empirisch onderzoek. Eerst wordt de algemene methode beschreven, daarna de methode van het empirisch onderzoek. De vier deelvragen zijn als eerst onderzocht door literatuuronderzoek, waarbij inzichten uit de aardwetenschappen, biomedische wetenschappen en sociologie gecombineerd zijn.

Vanuit een aardwetenschappelijk oogpunt is er literatuuronderzoek gedaan naar de grond van Amsterdam en de vervuiling daarvan door de stad, daarna zijn er tijdens

interviews met stadslandbouwprojecten vragen gesteld over de soort bodem en de manipulering van de bodem. Met inzichten uit de aardwetenschappen en biomedische wetenschappen zijn de gezondheidsrisico’s van stadslandbouw onderzocht met

literatuuronderzoek. De gezondheidseffecten van stadslandbouw zijn onderzocht vanuit de sociologie en biomedische wetenschappen, met behulp van deze disciplines zijn de fysieke en sociale gezondheidseffecten beschreven en vervolgens onderzocht bij de interviews. Om gezondheidsongelijkheid beter te begrijpen is gebruik gemaakt van inzichten uit de

sociologie.

Om gezondheidsongelijkheid te verminderen door middel van stadslandbouw, is het van belang te weten wat het huidige beleid is. Dit is onderzocht door het bestuderen van relevante beleidsdocumenten en een interview met Frank Bakkum, werkzaam als geograaf bij de gemeente Amsterdam en aanspreekpunt voor stadslandbouw gerelateerde

onderwerpen.

Alle inzichten opgedaan in het literatuuronderzoek zijn getoetst in het empirische deel. Aan de hand van dit onderzoek is een beleidsadvies geschreven. Hieronder is er verder toegespitst op het empirische onderzoek en de gekozen stadslandbouwprojecten.

Empirisch onderzoek

Het empirische onderzoek bestaat uit drie interviews die zijn afgelegd met

stadslandbouwprojecten in Amsterdam. De deelvragen zijn onderzocht aan de hand van de volgende thema’s: de gezondheidseffecten, de toegankelijkheid, de afhankelijkheid van

(7)

vrijwilligers en gemeente en de rol van de gemeente. Verder is er gekeken naar de totstandkoming en de context van elk project, dat per casus beschreven is.

Het empirisch onderzoek is gedaan aan de hand van open, semi-geconstrueerde, interviews (Bryman, 2016). Dit wil zeggen dat bovengenoemde thema’s getoetst zijn, maar wanneer er nieuwe invalshoeken verschenen uit de interviews, is hier verder naar gevraagd. Op deze manier stond het onderzoek open voor onverwachte resultaten en was het niet vastgeketend aan vooropgestelde criteria.

Het doel van deze aanpak was om te achterhalen hoe de gemeente de stadslandbouwprojecten stimuleert in het verkleinen van gezondheidsongelijkheid en waar verbeterpunten liggen. Met deze verbeterpunten is een aanbeveling ontwikkeld, gericht aan de gemeente Amsterdam om gezondheidsongelijkheid terug te dringen.

De drie gekozen stadslandbouwprojecten zijn de Stadsgroenteboer, Noordoogst en Anna’s tuin en ruigte. Er is gekozen voor deze drie projecten, omdat deze onderling erg verschillen.

(8)

Casus 1:

Het eerst geïnterviewde stadslandbouwproject is de Stadsgroenteboer in Amsterdam Nieuw-West, net binnen de ring. Het is een project dat onder de hoede van ondernemersvereniging ‘Tuinen van West’, een multifunctioneel recreatiegebied in Amsterdam West, valt en is lid van ‘Community

Supported Agriculture (CSA)’. De grootte van De Stadsgroenteboer bedraagt 4000 vierkante meter. Het project beschouwt zichzelf als een

klein project. In 2017, is het opgezet door twee Nederlandse en drie buitenlandse studenten. Zij hebben gestudeerd in de richtingen duurzaamheid en biologische agricultuur. Zij hebben elkaar via een programma in Italië ontmoet. De groente die ze produceren, zestig

verschillende soorten per jaar, komen bij de consument terecht via een lidmaatschap wat zij afsluiten bij CSA. Dit geeft ze toegang tot bezorging van groentes, eenmaal per week. De grootte van deze bezorging kunnen ze zelf kiezen. De doelen opgesteld door het project zijn om sociale, economische en milieugerelateerde duurzaamheid te bewerkstelligen. De persoon die voor dit onderzoek is geïnterviewd is Lisa, een van de vijf oprichters.

(9)

Casus 2:

Het tweede geïnterviewde project is Noordoogst in Amsterdam Noord, tegen de ring aan. De grootte van het land bedraagt 55.000 vierkante meter. Het project is opgezet in 2014 door vier personen die nog steeds het bestuur vormen van de stichting. De stichting Noordoogst werkt samen met zestien verschillende ondernemingen, met elk zijn eigen discipline en idee. Verder

hebben de ondernemingen zichzelf aangemeld bij Noordoogst. De rol van Noordoogst is vervolgens om te kijken of de ondernemingen vallen onder de doelstellingen en of de businessplannen goed in elkaar zitten. Ze hebben de volgende doelstellingen: de

ecologische diversiteit verhogen, een economische impuls bieden, recreatie terugbrengen, het geven van voedseleducatie en sociaal maatschappelijke invullingen. De zestien ondernemingen bruiklenen de grond en huren de gebouwen op het terrein. Op het terrein staan veel gebouwen die verhuurd kunnen worden, hierdoor heeft de stichting een grotere inkomstenbron dan andere projecten. Verder probeert de stichting zo min mogelijk gebruik te maken van subsidies en vragen ondernemers hun eigen subsidie aan.

(10)

Casus 3:

Het derde geïnterviewde

stadslandbouwproject is Anna’s tuin en ruigte in Oost, op het terrein van Science Park. Het is gelegen op het enige stukje grond van Science Park dat aan de gemeente toebehoort. Het project is in 2015 tot stand gekomen door drie

biologiestudenten en een begeleider, in het kader van hun minor. Het stuk grond bestond voorheen uit sloot en riet. Op de kosten van de gemeente is het omgebouwd tot Anna’s tuin en ruigte. Het doel van het project is het creëren van een ontmoetingsplek op Science Park, een hogere biodiversiteit en een duurzaamheid informatiecentrum. Om het project van de grond te krijgen is er een bestuur opgezet van vier mensen, die ondertussen vervangen zijn door een nieuw bestuur. Daarnaast zijn er nog twee coördinatoren aangesteld die freelance werken en is het afhankelijk van vrijwilligers.

Theoretisch kader

Aan de hand van literatuuronderzoek vanuit verschillende disciplines wordt beantwoord wat de gezondheidseffecten van stadslandbouw zijn. Hierbij wordt gekeken naar de lichamelijke gezondheidseffecten, de vitaliteit van de bodem en het sociale welzijn van betrokkenen. Vervolgens is er ook gekeken naar hoe in de literatuur de toegankelijkheid van

stadslandbouwprojecten wordt omschreven.

Lichamelijke gezondheid

Er zijn veel verschillende manieren waarop stadslandbouw kan bijdragen aan de

gezondheid. Er wordt in onderstaande sectie gekeken naar het voedingspatroon, nutritionele waarde van het voedsel en het BMI van participanten.

(11)

Uit een onderzoek in Amerika bleek dat kinderen en volwassenen significant vaker groenten aten per dag, nadat een educatief schooltuinen project was gestart (Carney, 2012). Bovendien is de ervaring met het verbouwen van voedsel gerelateerd aan de consumptie: hoe meer ervaring mensen hebben met het verbouwen van voedsel, hoe groter de kans is dat ze dit zelf verbouwde voedsel gaan consumeren (Bellows, 2005). Het verbouwen van voedsel en een educatieve omgeving hebben dus een positief effect op het eetpatroon van de participanten.

Niet alleen eet men gevarieerder door stadslandbouw, maar nutriënten blijven beter behouden door de tijd tussen oogsten en eten minimaal te houden. Na het oogsten is er altijd een afname van nutriënten (Barrett, 2007). Met vijf tot tien dagen tussen oogsten en

consumptie is er een verlies van 30- tot 50% van sommige nutriënten (Bellows, 2005). Verder hebben mannen en vrouwen die op een volkstuin werken een significant lagere BMI vergeleken een controlegroep en vergeleken een tweede controlegroep: hun broers en zussen (Zick, 2013). Dit is waarschijnlijk toe te schrijven aan de toename in beweging in combinatie met een gezond dieet.

Om de gezondheidsaspecten van stadslandbouw te begrijpen, is het van groot belang oog te hebben voor de rol van microben. Microben, ook wel micro-organismen, zijn overal en leven nauw samen met de mens. Sommigen zijn ziektemakers en andere

bevorderen de gezondheid juist (King, 2014). Een gevarieerd dieet is heel belangrijk voor de balans van het microbioom in het maag-darmkanaal. Bovendien werkt het microbioom, vooral in het maag-darmkanaal, nauw samen met het immuunsysteem. Een gezonde samenstelling van microbiota, dankzij gevarieerd eten, heeft een positief effect op het immuunsysteem (Dore & Blottiere, 2015). Aangezien stadslandbouw seizoensgebonden produceert, geeft dit een hoge diversiteit aan groente en draagt het bij aan een structureel breder eetpatroon (Macdiarmid, 2014). Het nuttigen van de groenten van stadslandbouw, draagt dus bij aan de gezondheid van de eters.

Daarnaast is er een duidelijk verband tussen het microbioom, van het

(12)

er gekeken worden naar microbioom-gebaseerde therapieën voor gedragsproblemen. Het uitbalanceren van het microbioom door gevarieerd groente en fruit eten is ook belangrijk voor de mentale gezondheid.

Uit deze positieve gezondheidseffecten valt de concluderen dat stadslandbouw de potentie heeft om de gezondheid van de mens te verbeteren. Opvallend is echter dat bij de meeste stadslandbouw initiatieven de gevonden gezondheidsbaten een neveneffect en niet het hoofddoel waren (Dijkshoorn-Dekker & de Blaeij, 2015). Het is onbekend hoe groot de gezondheidseffecten zullen zijn als deze wel als hoofddoel gesteld worden.

Verder is stadslandbouw een dermate nieuw fenomeen dat er weinig onderzoek is gedaan naar de gezondheidseffecten in de Westerse wereld. Het merendeel van het

onderzoek naar stadslandbouw is uitgevoerd in ontwikkelingslanden, maar de conclusies die hieruit zijn getrokken zijn slecht te extrapoleren naar de Westerse wereld.

Tot slot staat, binnen de biomedische wetenschappen, onderzoek naar het effect van voeding op de lichamelijke en mentale gezondheid nog in de kinderschoenen. Dit betekent dat de effecten van stadslandbouw op het microbioom van de stad en het lichaam nog relatief onbekend zijn.

Bodems in Amsterdam

Bij het bedrijven van stadslandbouw is het belangrijk dat de bodem waarop dit wordt gedaan in goede conditie is. Om voedsel te laten groeien, is er namelijk een vruchtbare en

onvervuilde grond nodig, waarbij men moet weten hoe hij met deze grond om moet gaan, zonder hem uit te putten.

Amsterdam is gebouwd in een landschap dat deels bestaat uit laagveenlandschap en zeekleilandschap. Zeekleilandschap is voedselrijk en kan water goed vasthouden (Donkers, Tomeï, 2013). Stadslandbouw kan daarom het beste op een zeeklei bodem bedreven worden. Er zijn meststoffen, zoals stikstof, fosfor of kalium nodig om deze grond te kunnen gebruiken voor stadslandbouw (Varley, 1966).

(13)

Verder zijn bodems in een stad in fysieke, chemische en biologische kenmerken anders dan bodems in het platteland daaromheen. Dit kan komen doordat ze zijn beschadigd door de industrie, dumping van chemisch afval of bebouwing. Door dumping van chemisch afval kunnen er metalen in de bodem zitten, die niet alleen slecht zijn voor de planten, maar ook voor de gezondheid; planten nemen immers hun voeding uit de (vervuilde) bodem op, wat vervolgens weer wordt opgegeten door dieren of mensen (Pavao‐Zuckerman, 2008). Vooral de metalen lood, cadmium, kwik en zink zijn gebruikt in metallurgische industrieën en kunnen de bodem mogelijk vervuild hebben. In kleine hoeveelheden zijn deze metalen al schadelijk voor mensen. Zink en lood zijn van 1875 tot 1975 wel vertwintigvoudigt door de industrele revolutie. Metalen kunnen op verschillende manieren in de bodem komen en zo ook in de voedselketen (McNeill, 2001, pp. 26-28). Kortom verschilt de bodem van de stad met die van het platteland en zal er gekeken moeten worden of er bodemverontreinigingen zijn voordat er op er producten verbouwd kunnen worden.

Sociaal welzijn

Niet alleen heeft stadslandbouw effect op de lichamelijke gezondheid van de burgers, ook draagt het bij aan het sociaal welzijn. Zo worden hieronder sociale cohesie en psychologisch welzijn toegelicht.

Zeeuw, Guebel en Waibel (2000) adviseren dat stadslandbouw wordt opgenomen in de beleidsplannen omdat het de sociale cohesie verhoogt en mensen samenbrengt.

Heerkens (2018) beschrijft een hogere sociale cohesie in en identificatie met de buurt door stadslandbouw in Rotterdam; hij vindt dat hier meer programma’s voor opgezet moeten worden. De positieve resultaten op het gebied van sociale inclusie en cohesie vormen in veel onderzoeken ook de brug naar de gezondheidsimplicaties van stadslandbouw. Zo stellen Brown en Jameton (2000) dat participatie in stadslandbouw leidt tot een hogere

psychologisch en gemeenschappelijk welzijn en mensen voorziet van een groter

verantwoordelijkheidsgevoel voor het milieu. Daarnaast beschrijft ze een hogere zekerheid van voedsel en overige economische voordelen. Stadslandbouw implementeren is tevens een manier om een stad groener te maken en integratie te bevorderen (Dijkshoorn-Dekker &

(14)

de Blaeij, 2015). Mensen hebben namelijk meer zin om naar buiten te gaan (Dijkshoorn-Dekker & de Blaeij, 2015). Ten gevolge, zal men sneller sociaal contact aangaan, wat de integratie in buurten kan bevorderen. Bovendien kan een goed geïntegreerde buurt

betekenen dat mensen minder snel de criminaliteit ingaan, resulterend in een veiligere buurt (Cozens & Hillier, 2012).

Kortom, stadslandbouw brengt aanzienlijke en talrijke gezondheidsvoordelen. Deze bevinding zijn getest in interviews om te kijken of deze effecten zichtbaar zijn bij de projecten in Amsterdam.

Toegankelijkheid

Gezondheidsongelijkheid geeft de structurele gezondheidsverschillen die voortkomen uit sociaaleconomische verschillen weer (Murray, 1999). Murray (1999) beschrijft hoe mensen met een hoge maatschappelijk positie meer waarde hechten aan hun gezondheid vanwege een hoger inkomen, meer rijkdom en meer educatie. Dit leidt tot bepaald gedrag, zoals niet roken, sporten of gezond eten, dat invloed heeft op de gezondheid (Murray, 1999). Wrigley (2002) beschrijft hoe huishoudens in Engeland met een laag inkomen een verslechterde toegang hebben tot een gezond dieet en legt nadruk op het belang van beleid dat op dit probleem inspeelt.

Lyson (2014) onderzocht de diversiteit bij stadslandbouwprojecten en ondervond dat er sprake was van een eenduidige klasse bij de betrokkenen; voornamelijk de hogere klasse en witte bevolking beoefende stadslandbouw. Zij suggereert dat een bredere integratie van sociale klasse de beweging kan helpen groeien.

De toegankelijkheid lijkt beperkt; de lager sociaaleconomische klasse komt minder in aanraking met stadslandbouw. Zo missen zij de gezondheidsvoordelen van stadslandbouw. Op deze manier vergroot stadslandbouw zelfs de gezondheidsongelijkheid door slechts de hogere sociaaleconomische klasse te voorzien van de gezondheidsvoordelen. Om

gezondheidsongelijkheid te reduceren door middel van stadslandbouw moeten armere en lager opgeleiden groeperingen betrokken worden bij stadslandbouw.

(15)

Resultaten

In de resultaten worden de uitkomsten besproken van de thema’s die bij de methode zijn genoemd. Bij elk thema wordt een deelvraag beantwoord.

Gezondheidseffecten

Binnen dit thema is antwoord gegeven op de deelvraag: ‘wat zijn de gezondheidseffecten van stadslandbouw?’ Dit is beantwoord door de interviews met de drie projecten.

Alle drie de projecten spreken over diverse gezondheidsvoordelen bij stadslandbouw. Opvallend is dat ze verschillende voordelen benoemen. De Stadsgroenteboer spreekt over gezondheidsvoordelen betreffende de voedingswaarde. Door het produceren van een groot aantal seizoensgebonden groenten, produceren ze zestig groentes en vijftien kruiden per jaar die hun leden ontvangen. Dit is een aantal dat ze willen verhogen naar negentig groenten en dertig kruiden volgend jaar. Ook is er minder tijd tussen productie en

consumptie, wat de nutriëntiële waarde verhoogt, en minder verdelging. Bovendien had ze het over een wekelijkse bezorging. Op deze manier zal niet voorkomen dat het eten van groente er een week inschiet, aangezien deze wekelijks gebracht worden of opgehaald kunnen worden. Het is dus de Stadsgroenteboer die vooral beroep doet op de

voedingswaarde van stadslandbouw. Dit is het project wat zich het meest toespitst op het verkopen van groente en nauwelijks op educatie of sociale activiteiten. De bodem is een kleigrond, waardoor het een hoge nutritionele waarde behoudt maar het lastig is voor de wortels om er door te komen. Ze gebruiken wel veel compost wat ze soms ook zelf maken, hierbij zijn de wormen goed tegen de compacte bodem. Er worden geen chemicaliën gebruikt, alleen groenbemesting. Verder, zijn ze in het proces een bodemanalyse en bemestingsadvies laten doen door een bedrijf. Vooralsnog is er nooit een probleem met de bodem ondervonden. Dus, er lijkt geen aanwijzing te zijn dat deze bodem slechter is dan de bodems buiten de stad. Dit zou kunnen komen doordat ze niet in het centrum van de stad zijn gevestigd, maar aan de buitenrand.

(16)

Noordoogst legt de nadruk bij het beschrijven van gezondheidsvoordelen op de educatie. Ze gaven aan dat de gemeente een stadslandbouwproject op het gebied wilde voor educatieve redenen. Het moest het voedingspatroon van burgers verbeteren en meer bewustwording rond milieuen voedsel creëren . Volgens de voorzitter begint gezondheid bij de grond. Op een verantwoorde manier bemesten en telen zal leiden tot gezondere groenten en daarmee gezondere mensen. Noordoogst meent dieren te houden die goed zijn voor de mens en het dier. De dieren dragen bij aan de zeer grote biodiversiteit op het land van Noordoogst. Educatie, recreatie en stadslandbouw zijn makkelijk met elkaar te verbinden en brengen daarmee op een leuke en makkelijke manier positieve veranderingen aan in de levensstijl en consumptie. Er heeft veel grondverbetering plaatsgevonden sinds de

Noordoogst beheer heeft over de grond. Het stond namelijk eerst vol puin. Er zijn ook wadi’s aangelegd voor waterafvoer. Zover duidelijk, is er niets mis met de bodem en kan deze gebruikt worden voor stadslandbouw.

Anna’s tuin en ruigte legt naast educatie, de nadruk op het sociaal en fysiek bezig zijn. Mensen worden bijvoorbeeld fitter door actief bezig te zijn, aangezien ze zware dingen tillen en met kruiwagens in de weer zijn. Alhoewel ze hier weinig overzicht over hebben, hebben ze het gevoel dat werken in de tuin hen helpt met het handhaven van een betere weerstand. Daarnaast komen er ook sociale voordelen bij. Zo biedt het de mogelijkheid eenzaamheid tegen te gaan, zo zei de geïnterviewde ook het volgende:

“Buurtbewoners, die normaal wat sociaal geïsoleerder zijn, vinden het heel leuk om praatjes en grappen te maken.”

Het is volgens haar een meerwaarde dat de actieve groep vrijwilligers veel plezier hebben. Ze merkt dat het nuttig is in het tegengaan van stress. De bodem waarop het project gelegen is, is van zeeklei. Om wortels te helpen er makkelijker doorheen te komen,

gebruiken ze een methode waarbij ze eerst zelf door de compacte organische grond prikken. Ook worden er extra lagen opgelegd en compost gebruikt. De grond bezit dezelfde

(17)

voedingswaardes als de Friese polder. Er lijken dus geen gezondheidsrisico’s verbonden te zijn aan het gebruiken van de grond in de stad.

De gezondheidseffecten benoemt in het theoretisch kader komen terug in de

interviews. De groente hebben een hogere nutritionele waarde, stadslandbouw promoot een vers eetpatroon, en stadslandbouw biedt sociale gezondheidsvoordelen, zoals het

tegengaan van eenzaamheid en stress. De verschillende doelen en organisatievormen van de projecten hebben verschillende gezondheidseffecten als gevolg.

Toegankelijkheid

Binnen dit thema is antwoord gegeven op de deelvraag: ‘Voor wie is stadslandbouw toegankelijk (in Amsterdam)?’

Alledrie de projecten hadden andere ervaringen wat de participanten betreft, maar over het algemeen is het een eenzijdig wit publiek, wat betrokken is bij

stadslandbouwprojecten. De Stadsgroenteboer gaf aan dat ze overzicht miste om diep in te gaan op de mensen die het aantrok, omdat er sprake is van een gering aantal vrijwilligers en een beperkte sociale activiteit rondom het project. Toch deed ze er een paar uitspraken over. Er is namelijk wel sprake van diversiteit, maar die gaat niet alle kanten op. Zo zijn er wel veel expats die lid zijn en zich laten zien, wat kan komen doordat drie van de vijf oprichters ook internationaal zijn en dus engels spreken. Verder spreekt ze over veelal witte, (rijkere) middenklasse die betrokken zijn en rept ze over “yuppen”, maar zei ook dat er weinig zakenmensen of immigranten lid zijn. De Stadsgroenteber is niet actief bezig met het bereiken van een meer diverse achterband, ze zijn “gewoon” bezig met het kweken van (biologisch) voedsel. Zo zei ze ook het volgende:

“Het maakt niet uit wat voor mensen komen. Zolang ze gezond willen eten.”

Desalniettemin wordt het sociale aspect niet helemaal uit het oog verloren. Zo organiseren ze bijvoorbeeld oogstfeesten, waar ieder die een lid of vrijwilliger is, welkom is

(18)

om langs te komen. Hier komt een diverse groep van mensen op af waarbij de kinderen in het bijzonder het erg naar hun zin hebben in de “vreemde” omgeving. Een van de pluspunten die stadslandbouw bracht, afgezien van het voedsel, was dat het een kans verleende aan mensen om buiten en in de natuur te zijn.

Daarnaast gaf de Stadsgroenteboer een reden voor het uitblijven van Islamitische betrokkenheid, ze schreef het namelijk toe aan de lokale cultuur en gemeenschap. Zo zijn er gevestigde Turkse groenteboeren in Amsterdam die een groot Turks publiek trekken en dit niet zo snel in zouden ruilen voor hun project. Bij de Stadsgroenteboer praten ze in eerste instantie Engels en Nederlands (in die volgorde), wat afstotend werkt voor sommige mensen.

Noordoogst daarentegen wil juist weer heel graag een hogere diversiteit in

ondernemers en vrijwilligers, maar heeft hier (nog) niet de praktische actiepunten voor. Wat betreft de gasten in het restaurant zijn de mensen divers, maar als het gaat om leden van de stichting en tuinders, zijn het vrijwel allemaal blanke mensen. Een tijd terug hebben een aantal asielzoekers nog actief bij Noordoogst gewerkt. Verder hebben ze veel geprobeerd, maar loopt het niet altijd goed.

Noordoogst spreekt, ondanks de variatie aan activiteiten, de buurtbewoner uit Tuindorp oostzaan niet erg aan. Noordoogst meent daar zeker nog een slag in te kunnen slaan. Bewustwording van voedingspatroon en een milieubewuste levensstijl zou verder ontwikkeld mogen worden. Noordoogst staat niet in voor een demagogie, volgens hen werkt dat niet. Verder probeert Noordoogst de kinderen van de aan hen grenzende

sportverenigingen aan te trekken. De voorzitters van de sportverenigingen staan open voor een samenwerking.

Anna’s tuin en ruigte beschrijft een tamelijk diverse achtergronden waaruit de vrijwilligers komen. Het zijn mensen van verschillende leeftijden, van studenten tot vijfenzestigplussers. Qua etniciteit valt de diversiteit wel lichtelijk tegen. De grootste

verschillen in etniciteit en nationaliteiten zijn aanwezig bij de studenten. De diversiteit zit hem voornamelijk in studenten en buurtbewoners van verschillende klassen. Ze geeft verder nog

(19)

een positieve noot, namelijk dat verschillende achtergronden dichter bij elkaar gebracht worden, zie:

“Achtergronden mengen en ik zie ook dat ze aan elkaar dingen vragen. In dat opzicht is stadslandbouw beter dan volkstuinen en moestuinen.”

De participanten en leden van de projecten zijn overwegend wit en lijken uit de hogere sociaaleconomische klassen te komen. Over het algemeen staan alledrie de projecten er wel voor open om de toegankelijkheid te vergroten, maar zijn ze hier nog niet heel actief mee bezig. Dit komt doordat hun prioriteit vooral ligt bij het handhaven van het project.

Afhankelijkheid van gemeente en vrijwilligers

Binnen dit thema wordt antwoord gegeven op de deelvraag ‘In hoeverre zijn

stadslandbouwprojecten afhankelijk van vrijwilligers en de gemeente?’ Er is sprake van behoorlijke divergentie tussen de projecten. De gemeente speelt altijd een rol, want stadslandbouwprojecten komen in aanmerking voor subsidie, maar bij sommige is dit geld belangrijker dan bij anderen. Ook qua de afhankelijkheid van vrijwilligers verschilt het tussen de projecten.

Zo is de stadsgroenteboer als enige een bedrijf en relatief zelfvoorzienend. Het project is niet afhankelijk van vrijwilligers. Vrijwilligers zijn altijd welkom (ook de onderzoekers hebben twee uur vrijwilligerswerk gedaan), maar dat is altijd een kleine bijdrage voor ze en daar rekenen ze niet op; het werk wordt grotendeels gedaan door de vijf oprichters zelf. Zo sprak de geïnterviewde over het niet kunnen rekenen op vrijwilligers:

“Gister had ik bijvoorbeeld een afspraak met een vrijwilliger om er om negen uur ‘s ochtend te zijn. Echter was ze er pas om tien. Je kan ook niet van ze verwachten dat ze strikt zijn.”

(20)

Het loopt dan ook verder goed het met project, geeft ze aan. De lidmaatschappen zijn helemaal uitverkocht. Alle winst die vooralsnog gemaakt wordt, wordt in het project gestoken zodat het verder kan opbloeien. Ze verwachtten spoedig een project te hebben dat hen kan uitbetalen. Belangrijk in dit proces blijkt de CSA te zijn. Het voorziet ze van een klantenbasis, biedt financiële bescherming bij een slechte oogst en zorgt ervoor dat ze geld krijgen van te voren om te investeren, waardoor ze niet teruggehouden worden door een tekort aan starterskapitaal. Aankomend jaar willen ze voor het eerst een subsidie aanvragen. Ze zijn vooralsnog dus niet afhankelijk van de gemeente, behalve dat de grond van de gemeente blijft en ze slechts voor een aantal jaar beheer over de grond hebben.

Noordoogst, een stichting, is meer afhankelijk van de gemeente en vrijwilligers. Eén van de zestien ondernemingen is de stadstuinderij. Hier kan men een groente-abonnement afsluiten om een of twee keer per week zelf groente te komen oogsten. Dit pakt veel

goedkoper uit dan groenten uit de supermarkt, omdat de kosten in de uurloon zit van het oogsten, verpakken en transporteren. Sinds maart 2017 levert de stadstuinderij ook groenten aan lokale horeca. Verder probeert Noordoogst zo circulair mogelijk te zijn. De productie van compost bij de stadstuinier gaat naar de rokerij. Gerst van de bierbrouwerij gaat naar de varkens. In de natuurspeeltuin heeft Noordoogst een speelvijver waarvoor water wordt gefilterd met een helofytenfilter (een type moerasfilter). Noordoogst heeft veel inkomen als stichting, de ondernemers doen het goed en ze hebben veel bezoekers. Bovendien lukt het hen zuinig met bronnen om te springen door de duurzame aanpak. De stichting en

ondernemers moeten er rekening mee houden dat het in 2026 ophoudt en de grond weer ingeleverd moet worden bij de gemeente. De hoop is dat ze voor die tijd verlenging en zekerheid krijgen over het bezitten van de grond. Noordoogst is een organisatie die afhankelijk is van zowel de gemeente als de vrijwilligers, maar dit gaat ze goed af.

Anna’s tuin en ruigte is erg afhankelijk van vrijwilligers. Het is lastig om vrijwilligers er organisatorisch bij te betrekken vinden ze; deze missen vaak het gevoel van

(21)

vrijwilligers dan andere dagen, maar meestal ligt het tussen de vijftien en twintig mensen die aanwezig zijn, waarvan een vaste kern die zich veelvuldig laat gelden. Er is nog een grote behoefte aan meer mensen. Het geld waarop het project draait is voornamelijk de subsidie die het ontvangt van de gemeente. Daarnaast helpt de gemeente mee bij het vinden van fondsen. Aangezien het geen bedrijf is hebben ze niet het doel om winst te maken. De professionele manier van inkomsten verwerven is via workshops, rondleidingen, partnerships en het aanzwengelen van donaties. Momenteel zijn ze bezig met het ontwikkelen van een buitenkeuken om meer lucratieve mogelijkheden te hebben. Ze verkopen de geproduceerde groente niet, maar verdelen het onder de vrijwilligers. Het lukte bij verre na nog niet om van deze professionele inkomsten te kunnen draaien. Het project vreest dat binnenkort de reserves moeten worden aangebroken. De grootste kosten voor het project zijn de

coördinatoren uitbetalen, die hard nodig zijn om het project te runnen. Dit project is dus zo afhankelijk van vrijwilligers en de gemeente dat het niet houdbaar is als het niet op een of beide fronten meer instroom krijgt. De afhankelijkheid belemmert hen een adequaat businessplan te ontwikkelen en hanteren.

De verschillende uitkomsten zijn opvallend. De stadsgroenteboer houdt zich goed draaiende met minimale inbreng van de gemeente of vrijwilligers, Noordoogst houdt zichzelf goed staande mét deze afhankelijkheid en Anna’s tuin en ruigte draait moeizaam en hekelt de grote afhankelijkheid aan de gemeente.

De ervaring van de rol van de gemeente

Binnen dit thema wordt antwoord gegeven op de deelvraag: ‘Hoe ervaren de stadslandbouwprojecten de rol van gemeente?’

De Stadsgroenteboer geeft aan dat ze naar eigen zeggen weinig invloed van de gemeente ondervinden. Ze vinden het fijn om de grond te kunnen gebruiken, maar meer kunnen ze vooralsnog niet aan de overheid toeschrijven. Ze hebben nog geen subsidie aangevraagd, maar willen dit volgend jaar wel doen. Het kan echter lastig zijn als het zo’n klein project betreft, geeft ze aan. Dat ze een verdere inbreng van de gemeente niet kunnen

(22)

identificeren zou ook kunnen omdat dit via de ondernemersvereniging ‘Tuinen van West’ loopt, waar ze onder de hoede vallen. Ook in kennis en het meten van de grond, hebben ze geen inbreng van de gemeente geconstateerd. Op eigen houtje zijn ze momenteel bezig de eerste samples van de grond te laten analyseren. Ook merkte ze een ander interessant punt op, namelijk een meer duurzame mogelijkheid om stadslandbouwprojecten bij te staan. Zo gaf ze het voorbeeld dat de gemeente houtsnippers afvoert naar een andere plek, bij hun vandaan, terwijl zij die juist goed kunnen gebruiken voor het bouwen van betrouwbare weggetjes door hun land (zodat die niet verzakken bij regenval en gebruik). Daarnaast lukt het de Stadsgroenteboer niet om aan de doelen van de gemeente over stadslandbouw te voldoen. Door de lage vrijwillige participatie mist het het sociale cohesie aspect en de educatie factor. Aan de andere kant is het een bedrijf wat succesvol loopt en de gemeente niet nodig lijkt te hebben om het hoofd boven water te houden. Oftewel, de gemeente heeft er niet veel nakijken naar.

Noordoogst heeft constant te maken met de gemeente, doordat ze een stichting zijn. Toen sportverenigingen op het gebied van Noordoogst moesten stoppen in verband met te weinig leden wilde de gemeente graag beheer over het terrein en de gebouwen. Het was het idee van de gemeente dat er een stadslandbouwproject moest komen en Noordoogst had met hun pitch gewonnen.

Daarnaast moeten Noordoogst en de ondernemers er rekening mee houden dat het in 2026 ophoudt en de grond weer ingeleverd moet worden bij de gemeente. De hoop is dat ze voor die tijd verlenging en zekerheid krijgen over het bezitten van de grond.

Anna’s tuin en ruigte zegt dat ze het vervelend vinden om afhankelijk te zijn van de gemeente. Naast de inbreng van de gemeente die het hen lastig maakt om een valide businessplan te ontwikkelen, is er veel onduidelijkheid richting de rol van de gemeente. Ze weten niet goed hoe de gemeente naar hen kijkt en weten niet onder welk kopje ze vallen, waardoor ze het lastig vinden om te bepalen voor welke subsidies ze in aanmerking komen. Zo zeiden ze ook het volgende:

(23)

“Geen flauw idee wat de regels zijn rondom stadslandbouw.”

Ze zouden profiteren van een meer transpiratie verhouding met de gemeente, denkt ze.

Kortom, Noordoogst en Anna’s tuin en ruigte verschillen erg in hun ervaring met de rol van gemeente in vergelijking met de Stadsgroenteboer. Dit heeft ermee te maken dat Noordoogst en Anna’s tuin en ruigte beide stichtingen zijn en de Stadsgroenteboer een eigen bedrijf is, wat uiteindelijk ook winst wil gaan maken. De stichtingen zijn erg afhankelijk van de gemeente en vrijwilligers, wat voor Anna’s tuin en ruigte problematisch uitpakt. In tegenstelling hiervan is het bedrijf, de Stadsgroenteboer, grotendeels onafhankelijk.

Conclusie

In dit onderzoek is gekeken hoe de gemeente de gezondheidsongelijkheid in Amsterdam, kan verminderen door middel van stadslandbouw. Hiervoor zijn in combinatie met

literatuuronderzoek, drie stadslandbouwprojecten geanalyseerd in de vorm van casussen. Naast het beantwoorden van bovenstaande vraag is in de bijlage een beleidsvoorstel te vinden.

Uit de resultaten blijkt dat de gezondheidseffecten per project verschillen. Bij het ene project ligt de focus vooral op het produceren van groente en fruit, terwijl de andere projecten meer fysieke inspanning, sociale cohesie en educatie stimuleren. Het opvallend dat de projecten in de vorm van een stichting veel meer educatieve en bewustwordings doeleinden bereiken vergeleken met het bedrijf. Daarentegen produceert het bedrijf meer gezond eten. De bodem leek nergens ernstig vervuild door metalen of dumping van (chemisch) afval of gerelateerde problemen te hebben, wat volgens het artikel van Pavao‐Zuckerman (2008) een probleem kan zijn bij het bedrijven van stadslandbouw. Bij een van de projecten moest er wel grondverbetering plaatsvinden, omdat er eerder veel puin aanwezig was. Verder gebruiken ze ook allemaal meststoffen om de kleigrond nog vruchtbaarder te maken. Alle projecten maken gebruik van natuurlijke compost om de grond vruchtbaarder te maken. Het gebruiken van de bodem in en rondom Amsterdam lijkt geen gezondheidsrisico’s met zich

(24)

mee te brengen. Er komen dus talrijke gezondheidsvoordelen voort uit de stadslandbouwprojecten in Amsterdam, echter verschillen deze per project.

Alhoewel uit de resultaten blijkt dat de aanwezigheid van mensen uit verschillende sociaaleconomische klasse verschilt per project, is er voornamelijk sprake van participanten uit rijkere en meer hoogopgeleide milieus die overwegend wit zijn, zoals in de literatuur gesuggereerd. De projecten zijn zelf niet actief bezig met het bereiken van de lagere sociaaleconomische klasse, maar staan open voor iedereen. Echter is hun prioriteit het draaiende houden van het project. Om gezondheidsongelijkheid te bestrijden is het van belang dat juist mensen uit lagere sociaaleconomische klasse de gezondheidsvoordelen hiervan ervaren. Dus als Amsterdam via stadslandbouw de gezondheidsongelijkheid wil tegengaan, zal het een manier moeten vinden om deze mensen te betrekken bij

stadslandbouw.

In welke mate de projecten afhankelijk zijn van de gemeente en vrijwilligers verschilt enorm. Waar het ene project volledig afhankelijk is van zowel vrijwilligers als de gemeente en moeite heeft om rond te komen, is de ander onafhankelijk en loopt vooralsnog

voorspoedig. Dit verschil komt ook voort uit de organisatievorm; namelijk of het een stichting of een bedrijf is. Een bedrijf is van beide minder afhankelijk, de stichtingen meer. Als de gemeente zowel de stichtingen als bedrijven in Amsterdam wil bevorderen, zijn voor deze twee organisatievormen verschillende maatregelen nodig.

De rol van de gemeente is bij de stichtingen groter ervaren dan bij het bedrijf. Geen van de projecten had een duidelijk beeld over rol van de gemeente en hun relatie tot de gemeente. Het ene project had hier meer last van dan de ander, dit hangt vooral samen met de afhankelijkheid van het project met de gemeente.

Uit deze resultaten is naar voren gekomen dat de gemeente de projecten beter zou kunnen helpen en benutten om zo gezondheidsongelijkheid te verminderen. De projecten focussen zich niet op het werven van mensen uit lagere sociaal-economische klasse of minderheden, ondanks dat iedereen welkom is. Aangezien de projecten hier niet actief mee bezig zijn en de gemeente de gezondheidsongelijkheid wil verminderen, ligt hier potentie.

(25)

De gemeente moet de drempel voor lagere sociaal-economische klasse verkleinen om hen te betrekken bij de projecten. Door het financieel aantrekkelijk te maken en hen te voorzien van informatie. Verder loopt de communicatie tussen de gemeente en de projecten vaak spaak en weten de projecten niet waar ze aan toe zijn. De projecten kunnen profiteren van een betere communicatie en transparantie over de beleidsmaatregelen. Deze

aandachtspunten zijn gebruikt voor het beleidsadvies.

Discussie

Het onderzoek kent enkele tekortkomingen. Deze komen voort uit de gelimiteerde tijd die in het onderzoek gestoken kon worden en complicaties bij het hanteren van verschillende wetenschappelijke disciplines.

Ten eerste zijn de gezondheidsrisico’s die in verband gebracht worden met

stadslandbouw slechts oppervlakkig onderzocht. Zo is de grond niet grondig onderzocht met bodemmonsters, maar is er afgegaan op de beschrijving van de projecten over de grond en observaties over het succes van de oogst. Alhoewel dit een indicatie geeft over de grond, is het geen concreet bewijs. Daarnaast is er vanuit biomedisch perspectief niet gekeken naar metalen in het lichaam, omdat het erop lijkt dat er geen hoge hoeveelheid metalen in de bodem zitten. Echter, voor een compleet beeld van de gezondheidsrisico’s is dat wel nodig.

Ten tweede was het vanuit de biomedische wetenschappen een grote uitdaging om te bepalen welke invloeden relevant zijn om uit te lichten. Er is in het onderzoek gekozen om vooral te focussen op een rijke darmflora dankzij microben. Er had mogelijk gekeken kunnen worden naar hersen-darm as en de hygiëne-hypothese. Aangezien de biomedische

wetenschappen niet onderzocht zijn in het kader van stadslandbouw, is de vertaalslag complex. Een nuttige aanvulling in de wetenschap zou zijn om biomedische effecten vast te stellen die plaatsvinden bij grotere fenomenen zoals stadslandbouw.

Ten derde zijn er maar drie projecten bestudeerd. Er is gekozen om drie projecten grondig te bestuderen in de vorm van een casus om een uitgebreid beeld te krijgen van de

(26)

projecten. Dit heeft ertoe geleid dat een gunstig beleidsadvies opgesteld kon worden. Er zijn echter veel meer projecten in Amsterdam en er kan niet met zekerheid gesteld worden dat deze projecten dezelfde maatregelen nodig hebben, alhoewel dit wel waarschijnlijk lijkt. Daarnaast is er nu alleen met projectmanagers gesproken. Voor een completer beeld zijn gesprekken met vrijwilligers en nodig.

Ten vierde is er geen consensus over de maat van gezondheid. Zo is het kijken naar voedselveiligheid en voedseltechnologie problematisch, omdat deze begrippen niet te vertalen zijn naar de gezondheid van de individu. De toxicologie rept bijvoorbeeld over schadelijke en niet-schadelijke stoffen, maar dat geeft niet weer hoe gezond bepaalde eetpatronen zijn. Daarnaast is algemene gezondheid en gezondheid op celniveau niet perfect compatibel; afvallen op het organisatorisch niveau van het lichaam is gezond, op het niveau van de cel niet. Bij het kijken naar de gezondheid in de stad is het essentieel om een operationele maat voor gezondheid te ontwikkelen.

Ten vijfde mist er een kritische blik naar de totstandkoming van stadslandbouw. Zo had er gekeken kunnen worden naar de voorgangers van stadslandbouw: moestuinen en volkstuinen. Zo waren volkstuinen van oorsprong voor vakbonden en dus uiterst toegankelijk voor bewoners vanuit lagere sociaaleconomische klasse. Een interessant en belanghebbend onderzoek is onderzoek naar de opkomst van stadslandbouw, en of het niet een proces is om gezondheids privileges naar de hogere klassen te brengen.

Ten zesde is de motivatie van de doelgroep in dit onderzoek niet onderzocht. Om een beter idee te krijgen hoe armere en lager opgeleide bevolking van Amsterdam aangespoord kunnen worden om zich bezig te houden met stadslandbouw, is het nodig om deze groep te onderzoeken. Er is verder onderzoek nodig naar de motivatie en keuzes van deze

groepering omtrent stadslandbouw.

Ten zevende is het beleid van de gemeente aangaande stadslandbouw onduidelijk. Alhoewel dit op zichzelf een belangrijke ondervinding is, maakt het het lastiger om een beleidsadvies te schrijven wat aansluit op het huidig beleid. Bij het bestuderen over de ontwikkeling van stadslandbouw is het van belang dit verder uit te pluizen.

(27)

Ten slotte hadden er meer disciplines gebruikt kunnen worden. Sociologie,

aardwetenschappen en biomedische wetenschappen bleken nuttig om een completer beeld van het fenomeen stadslandbouw in combinatie met gezondheidsongelijkheid te krijgen, maar dit beeld kan worden uitgebreid. Economie en bedrijfskunde kunnen gebruikt worden om de financiële voordelen en knelpunten beter te begrijpen, politicologie om de

machtsverhoudingen in de stad die invloed hebben op stadslandbouw aan te kaarten, geschiedenis om de totstandkoming van stadslandbouw en de stadsbodem te begrijpen en biologie om de producten en biologische processen van stadsopbouw beter te bestuderen. Elke discipline verrijkt het begrip over de werking van stadslandbouw. Het blijkt relevant om meer disciplines te gebruiken wanneer stadslandbouw onderzocht wordt.

(28)

Literatuurlijst

Barrett, D.M. (2007). Maximizing the nutritional value of fruits & vegetables. Food technology (Chicago), 61(4), 40-44.

Bellows, A.C., Brown, K., & Smith, J. (2005). Health Benefits of Urban Agriculture. Opgevraagd op 14 november 2019 van:

https://www.researchgate.net/publication/238742667_Health_Benefits_of_Urban_Agri culture

Brown, K.H., & Jameton, A.L. (2000). Public health implications of urban agriculture. Journal of public health policy, 21(1), 20-39. https://doi.org/10.2307/3343472

Bryman, A. (2016). Social research methods: 5th edition. Oxford, United Kingdom: Oxford university press.

Carney, P. A., Hamada, J. L., Rdesinski, R., Sprager, L., Nichols, K. R., Liu, B., et al. (2012). Impact of a community gardening project on vegetable intake, food security and family relationships: a community-based participatory research study. Journal of community health, 37(4), 874-881. https://doi.org/10.1007/s10900-011-9522-z Centraal Bureau voor de Statistiek. (2019, 16 augustus). Verschil levensverwachting hoog-

en laagopgeleid groeit. Geraadpleegd op 29 november 2019, van

https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2019/33/verschil-levensverwachting-hoog-en-laagopgeleid-groeit

Coalitieakkoord (2018). Een nieuwe lente en een nieuw geluid mei 2018 coalitieakkoord GroenLinks/D66/PvdA/SP. Opgevraagd op 2 januari 2020 van

https://www.amsterdam.nl/bestuur-organisatie/volg-beleid/coalitieakkoord-2018/ Cozens, P., & Hillier, D. (2012). Revisiting Jane Jacob’s ‘Eyes on the Street’for the

Twenty-First Century: Evidence from Environmental Criminology. The urban wisdom of Jane Jacobs (202-220). Oxford: Routledge.

Dijkshoorn-Dekker, M. W. C., & de Blaeij, A. T. (2015). Stadslandbouw, aantoonbaar gezond? (No.2015-043). LEI Wageningen UR.

(29)

Wolters-Noordhoff B. V.

Dore, J., & Blottiere, H. (2015). The influence of diet on the gut microbiota and its consequences for health. Current Opinion in Biotechnology, 32, 195-199. https://doi.org/10.1016/j.copbio.2015.01.002

Gemeente Amsterdam (2014). Voedsel en Amsterdam: Een voedselvisie en agenda voor de stad. Opgevraagd op 26 januari 2020 van:

https://assets.amsterdam.nl/publish/pages/726572/voedselvisie_en_agenda_voor_a msterdam.pdf

Heerkens, L. (2018). Social farming Rotterdam. Case study about how urban farming can contribute optimally to the social cohesion in Rotterdam. Opgevraagd op 20 november 2019 van https://theses.ubn.ru.nl/handle/123456789/7407

King, G. M. (2014). Urban microbiomes and urban ecology: how do microbes in the built environment affect human sustainability in cities?. Journal of microbiology, 52(9), 721-728. https://doi.org/10.1007/s12275-014-4364-x

Lyson, H. C. (2014). Social structural location and vocabularies of participation: Fostering a collective identity in urban agriculture activism. Rural Sociology, 79(3), 310-335. https://doi.org/10.1111/ruso.12041

Macdiarmid, J. I. (2014). Seasonality and dietary requirements: will eating seasonal food contribute to health and environmental sustainability?. Proceedings of the Nutrition Society, 73(3), 368-375. https://doi.org/10.1111/ruso.12041

McNeill, J. R. (2001). Something New Under the Sun: An Environmental History of the Twentieth-Century World (The Global Century Series). New: W. W. Norton & Company.

Murray, C. J., Gakidou, E. E., & Frenk, J. (1999). Health inequalities and social group differences: what should we measure?. Bulletin of the World Health Organization, 77(7), 537.

Orsini, F., Gasperi, D., Marchetti, L., Piovene, C., Draghetti, S., Ramazzotti, et al. (2014). Exploring the production capacity of rooftop gardens (RTGs) in urban agriculture: the

(30)

potential impact on food and nutrition security, biodiversity and other ecosystem services in the city of Bologna. Food Security, 6(6), 781-792.

https://doi.org/10.1007/s12571-014-0389-6

Pavao‐Zuckerman, M. A. (2008). The nature of urban soils and their role in ecological restoration in cities. Restoration Ecology, 16(4), 642-649.

https://doi.org/10.1111/j.1526-100X.2008.00486.x

Sherwin, E., Rea, K., Dinan, T. G., & Cryan, J. F. (2016). A gut (microbiome) feeling about the brain. Current opinion in gastroenterology, 32(2), 96-102.

https://doi.org/10.1097/MOG.0000000000000244

Stoker, E. (2012, 12 maart). De stad als één grote moestuin. Volkskrant.

Geraadpleegd van https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/de-stad-als-een-grote-moestuin~be75ca93/

Varley, J. A. (1966). Automatic methods for the determination of nitrogen, phosphorus and potassium in plant material. Analyst, 91(1079), 119-126.

https://doi.org/10.1039/AN9669100119

de Vrieze, A. (2011). Farming the city. Stadslandbouw in Amsterdam: 19 projecten. Opgevraagd op 15 oktober 2019 van

http://farmingthecity.net/wp-content/files_mf/ftc_report_nl.pdf

Wrigley, N. (2002). “Food Deserts” in British Cities: Policy Context and Research Priorities. Urban Studies, 39(11), 2029–2040. ttps://doi.org/10.1080%2F0042098022000011344 de Zeeuw, H., Guendel, S., & Waibel, H. (2000). The integration of agriculture in urban

policies. Growing cities, growing food. Urban agriculture on the policy agenda, 161-180.

Zick, C. D., Smith, K. R., Kowaleski-Jones, L., Uno, C., & Merrill, B. J. (2013). Harvesting more than vegetables: the potential weight control benefits of community gardening. American Journal of Public Health, 103(6),1110-1115.

(31)

Bijlagen

1. Beleidsvoorstel

De gemeente Amsterdam wenst de grote gezondheidsongelijkheid in Amsterdam terug te dringen. Wij adviseren om door middel van stadslandbouw dit te bereiken. Alhoewel de gemeente waarde hecht aan de stadslandbouw, heeft het niet de potentie hiervan gezien om gezondheidsongelijkheid te reduceren. Door een beleid aan te nemen dat lager

sociaaleconomsiche klasse stimuleert om gebruik te maken van stadslandbouw en de projecten op een gerichte manier bijstaat, kan de gemeente stadslandbouw gebruiken voor bovenstaand doel. Tevens kan de gemeente de ontwikkelen van stadslandbouw in

Amsterdam stimuleren op deze manier. Daarnaast is het vergroenen van Amsterdam nog altijd een agendapunt. Dit beleidsadvies pleit voor een aanpak die zowel Amsterdam vergroent als gezondheidsongelijkheid tegengaat.

Na een literatuur en kleinschalig empirisch onderzoek naar de gezondheidsvoordelen van stadslandbouw, de toegankelijkheid van de projecten, de afhankelijkheid van de

projecten en de ervaring van de rol van de gemeente, hebben we de volgende resultaten gevonden: stadslandbouw kent talrijke gezondheidsvoordelen, er is een gemis van lager sociaaleconomsiche klasse betrokken bij de projecten, vooral de stichtingen zijn afhankelijk van de subsidie van de gemeente en van vrijwilligers en de projecten missen duidelijkheid omtrent de support die ze van de gemeente kunnen verwachten, wat vooral stichtingen benadeelt in het ontwikkelen van het project.

Wij hebben deze resultaten omgewerkt in een beleidsvoorstel die de projecten baten en helpen gezondheidsongelijkheid te verminderen. Het is een tweevoudig voorstel. Er wordt aangestuurd op het instellen van korting door middel van de stadspas voor

Amsterdammers met een laag inkomen, en het instellen van een klantcoördinator die de gemeente vertegenwoordigt en de projecten duidelijkheid verschaft.

(32)

Stadspas

Doelstelling

Zoals uit de resultaten en hierbij horende conclusie is gebleken, kan de

gezondheidsongelijkheid verminderd worden door stadslandbouw financieel aantrekkelijker te maken en het verschaffen van informatie aan de lagere sociaal economische klasse. Om dit te realiseren en de drempel te verkleinen voor de lagere sociaal-economische klasse om meer gebruik te maken van stadslandbouw, is de groene stip op de al bestaande stadspas uitgekozen. Amsterdamse bewoners met een groene stip zijn de directe doelgroep.

Strategie

Voor de mensen met een groene stip op hun stadspas houdt dit in dat ze een procentuele korting krijgen op de groente abonnementen bij verschillende stadslandbouwprojecten. Hierdoor zal het voor deze mensen voordeliger zijn om hun groente te halen bij deze

projecten of het daar zelf te oogsten. Door dit voordeliger te maken voor deze groep mensen zijn zij sneller geneigd hieraan mee te doen en zullen zij hierdoor profiteren van de

gezondheidsvoordelen die stadslandbouw met zich mee brengt. Niet alleen krijgen ze een korting, maar ook worden zij bereikt met informatie over stadslandbouw en de korting. Het verspreiden van deze informatie via de stadspas is namelijk een effectieve manier om deze bevolkingsgroep te bereiken. Deze maatregel is gericht aan stadslandbouw-organisaties, die producten en diensten verkopen.

Huidige situatie

Op dit moment zijn er weinig mensen van een lagere sociaaleconomische klasse aanwezig bij de verschillende stadslandbouwprojecten. Ook wordt er niet door alle projecten iets aan gedaan om specifiek deze groep erbij te betrekken. Dit komt omdat het voor de projecten niet uitmaakt wie er komen, zolang er maar mensen komen. Deze verantwoordelijkheid moet de gemeente dus op zich nemen, maar op dit moment gebeurt dat niet.

(33)

Financiën

De stadslandbouwprojecten gaan merken dat de korting is doorgevoerd voor de bewoners met een groene stip op hun stadspas. De projecten zullen namelijk meer lidmaatschappen afsluiten door de nieuwe instroom. Aangezien de gemeente het verschil betaalt, zullen de projecten geen last hebben van de korting, maar wel baten van de groeiende economie. De gemeente prioriteert het bestrijden van gezondheidsongelijkheid en het realiseren van stadslandbouw. Door deze maatregel in te voeren, wordt de uitgave effectief gebruikt. Bovendien stimuleert het de economie van stadslandbouw bedrijven, want die zullen meer klanten krijgen. Het wordt mogelijk om de subsidies te verlagen of weg te laten voor

bedrijven, aangezien deze zich makkelijker kunnen handhaven in de gunstige economie die voor hen gecreëerd wordt door dit beleid.

Klantcoördinator

Doelstelling

Uit de resultaten is geconcludeerd dat de communicatie tussen de gemeente en de projecten vaak spaak loopt. Hierdoor weten de projecten vaak niet waar ze aan toe zijn. De projecten kunnen profiteren van een betere communicatie en transparantie over de

beleidsmaatregelen, wat het doel is van deze maatregel. Dit zou op te lossen zijn door het inschakelen van een klantcoördinator.

Strategie

Een klantcoördinator is iemand die de gemeente vertegenwoordigt en hierbij het aanspreekpunt is voor de projecten. Hij kent alle reglementen en denkt mee met de

projecten over hoe ze bepaalde dingen het best kunnen aanpakken, zoals bijvoorbeeld het aanvragen van subsidies.

De voordelen zijn dat er duidelijker gecommuniceerd wordt tijdens het aanvragen van subsidies en dat de projecten meer hulp krijgen. Doordat de projecten nu niet zomaar in het rond subsidies gaan aanvragen, zal de gemeente meer overzicht hebben wat de projecten

(34)

nodig hebben. Ook voor de projecten is het duidelijk voor welke subsidies ze wel en niet in aanmerkingen komen en kunnen daar rekening mee houden. Doordat er een contactpersoon tussen de projecten en de gemeente in staat zal er betere communicatie en zo dus ook terugkoppeling zijn tussen de twee. Door deze klantcoördinator wordt het huidige doeleinde van de gemeente nagestreefd, maar wordt er ook naar de projecten geluisterd.

Deze aanpak is vooral gericht op stichtingen, die in hoge mate afhankelijkheid zijn van de gemeente en diens subsidies.

Huidige situatie

Op dit moment is er wel communicatie tussen de projecten en de gemeente, maar is dit vaak niet duidelijk. Projecten weten niet waar ze aan toe zijn en op welke gronden ze hun

aanvragen moeten indienen; het blijkt vaak een raadsel voor welke subsidies projecten in aanmerking komen. Hierdoor hebben de projecten moeite met het aanvragen van subsidies en vinden het lastig om rond te komen met hun financiën.

Financiën

De “extra” kosten die de gemeente moet maken is het inhuren van een extra persoon die alle zaken regelt omtrent een aantal stadslandbouwprojecten. Uiteindelijk zijn deze kosten

misschien niet eens extra, aangezien de projecten nu zoveel aanvragen doen die allemaal bekeken moeten worden door hun huidige werknemers. Dit is dan niet meer nodig, de aanvragen zullen doelgerichter zijn en in overleg met de klantcoördinator worden ingediend. Hierdoor worden de aanvragen veel sneller bekeken en zo nodig geaccepteerd of

afgewezen. Door een klantcoördinator met meer expertise te gebruiken, kan de gemeente effectiever te werk gaan. Bovendien zal het uiteindelijk meer visie krijgen op wat

(35)

2. Interdisciplinaire verantwoording

Om te onderzoeken hoe stadslandbouw kan bijdragen aan de gezondheidsongelijkheid in Amsterdam en om te kijken hoe de gemeente hierop kan inspelen is het belangrijk om op verschillende manieren naar deze vraag te kijken. Verschillende disciplines kijken op hun manier naar een vraagstuk, komen met uiteenlopende oplossingen en kunnen elkaar aanvullen. De disciplines, en dus invalshoeken, die gebruikt zijn om dit vraagstuk te beantwoorden zijn: (1) Aardwetenschappen, (2) Biomedische wetenschappen en (3) Sociologie.

Vanuit een aardwetenschappelijk oogpunt is er onderzoek gedaan naar de bodem soorten van van een Amsterdam en naar mogelijke vervuilingsrisico's. De

aardwetenschappen een biomedische wetenschappen hebben een ‘common ground’ in het domein van de voedselveiligheid. Er is namelijk een kans dat een vervuilde bodem een toxiciteit bezorgd in verbouwd voedsel. Verder zal vanuit de biomedische wetenschappen gekeken worden wat de gezondheidseffecten van stadslandbouw kunnen zijn in Amsterdam.

Vanuit de sociologie en biomedische wetenschappen kan een beeld over gezondheid gecreëerd worden. Hieronder vallen de fenomenen als de BMI, het stressniveau en het voelen van verbinding. Zowel de nutritionele waarde van het voedsel als educatieve waarde van stadslandbouw komt aanbod.

Het empirische deel van dit onderzoek is gebaseerd op een sociologische methode, namelijk open interviews. Er wordt gevraagd naar gezondheidseffecten; de bodem, de

toegankelijkheid; de afhankelijkheid van projecten aan vrijwilligers en subsidie en de beleving en ervaring met de gemeente. Tot slot is door iedereen, vanuit alle bovengenoemde

disciplines, gekeken naar de huidige beleidsplannen en verbeterpunten.

Bovendien komt de interdisciplinariteit terug in de crux van het onderzoek: biomedische inzichten en aardwetenschappelijke overwegingen zijn van belang bij het bestrijden van gezondheidsongelijkheid, een overwegend sociologisch onderwerp.

Dit is een vernieuwende combinatie omdat in de biomedische wereld men zich niet bezighoudt met fenomenen als stadslandbouw, gezien het veel organisatieniveaus veel

(36)

hoger ligt dan de gebruikelijk orde van grootte: moleculair- en celniveau. Toch komen er veel vragen over gezondheid naar boven als men praat over stadslandbouw. Aardwetenschappen en sociologie zijn onmisbaar voor het onderwerp stadslandbouw, samenleving en de grond komen immers samen.

(37)

3. Interview de Stadsgroenteboer

Gelokaliseerd in Amsterdam-West (nieuw West) ligt de Stadsgroenteboer, een stadslandbouwproject. Het is omringd door allerlei een hoop andere stadslandbouw projecten: MijnStadstuin, Fruittuin van West en een paar (volkstuin)tuinparken.

Ze produceren meer dan 60 verschillende groente en 15 kruiden; voor lokale gemeenschap CSA. Manipuleren grond voor effectief gebruik.

Abbo: lid worden, krijgt groente en kans mee te doen aan leuke activiteiten. Team van vijf, redelijk onbekend.

Resultaten:

Typologisch:

Hoe is het begonnen?

Allemaal in Italië gestudeerd, uni geboren in 2004. Hij heeft ook slow food movement gemaakt. Allemaal … gestudeerd. Toen andere wegen gegaan om andere dingen te leren en te zien. Organic agriculture als master gedaan in wageningen. Toen bedacht dat ze samen kunnen werken. Boerderij enzo. Ze wil nog 3 jaar werken bij de

Stadsgroenteboer. En dan beslissen of ze een ander contract of andere boerderij of niet. Ze is verrast dat t zo goed is gegaan. Andere oprichters zijn koks, courdonbleu gemaakt, kookschool, catering. In de toekomst misschien combineren.

Jullie werken met vijf man, zijn er vrijwilligers verder of betalingen?

Een vrijwilliger, ellis, kwam 2 keer per week. Ze komt nu niet meer zo veel langs. 2 van de oprichters komen uit Amsterdam. Daarom is de rest ook gekomen. Zij werden gevraagd of ze de boerderij wilde overnemen. Het is niet afhankelijk van vrijwilligers. Die zijn niet zo betrouwbaar. Je kan niks van ze eisen. Wel soms vrienden die helpen. Csa netwerk van veel projecten, de csa is community supported agriculture, hier niet zo groot netwerk als in canada. Fruittuin is pluk. Onze csa, de mensen helpen jou om het risico te verminderen, iedereen heeft risico, want iedereen betaald in het begin van het seizoen. Dus stel oogst is niet goed, dan alsnog geld. Kan dan investeren in zaden enzo. Supermarkt weet je niet .. je hebt ook een relatie met de mensen, voor ons, vele csa, de mensen komen plukken. Maar wij zijn alleen die de groente naar de stad brengen. Dus niet zoveel contact, maar wel events. Waren succesvolle evenementen. Dus samenwerking met csa is chill. Lisa wil alleen csa, niet voor supermarkt werken etc. we hebben geen certificaat voor biologisch. Want zij kiezen de prijs, dus is trust based. Als je in de marqt verkoopt dan is het anders. Dit verdienmodel kan zonder certificaat.

Hoe manipuleren jullie de bodem precies?

Hier is een kleibodem, leem. Dus met zand gaan de nutriënten sneller door de bodem, klei houdt meer vast, maar niet goed voor wortels. Ze gebruiken heel veel compost. Gebruiken geen chemicaliën, maar groenbemesting. Maar ook bio intensief. Veel verschillende groentes. We proberen het bodemleven te helpen en ontwikkelen en maken ook zelf een beetje compost, dat heeft veel wormen. Rotatie. Van ierzel,

(38)

dan bodem checken, maar nu weten ze dat niet. Maar alle groenten zijn goed gewassen, nog even afwachten hoe de nutriënten veranderen. Organisch materiaal, is een challenge om dat hetzelfde te hebben.

Welke gezondheidseffecten heeft stadslandbouw, of meer precies, de stadsgroenteboer?

Hmm, ja denk. Nooit nutriënten.. maar denk wel dat t gezond is, maar voor ons, als de smaak goed is, is het gezond, na oogsten meteen naar de stad brengen, dus gaat niet zo snel verloren. Veel vitaminen gaan kapot met licht. 60 groentes en 120 .., dus als wat je eet gevarieerd is, is dat beter voor je. Voor hun om daar te werken, wel goed voor bewegen. Ze heeft wel angst dat t slecht is voor je rug. En ook hun goal sociaal, economische en environmental duurzaamheid. Sociaal kan je dat werk voor een lange tijd doen.

● Bestaat er nu een gemeenschap door het oogstfeest?

Ze weet niet welke mensen zijn gekomen. Alleen dat ze geïnteresseerd zijn. Niet alleen uit west. Veel jonge mensen, kinderen

.

Ben je ooit actief geweest bij andere projecten/weet je iets van projecten die niet goed lopen of mislukt zijn?

Ja, vele mensen hebben dat bedacht maar na 1 jaar of 1 dag kijken of je wat kan verdienen. Je moet ook creatief zijn. Gehoord van mensen waar je niet genoeg verdient. Mensen willen niet zo veel betalen.

Hoe kwamen mensen erachter dat jullie bestonden?

Ze denkt via internet. Misschien ook vrienden, ook instagram. Zij zijn heel actief op instagram.

Hoe promotie aangepakt?

In het begin flyers gebracht naar cafe. Eigenlijk niet zoveel. Veel social media gedaan en in mei crowd funding voor fiets gemaakt, elke dag een beeld online en video en hierdoor veel mensen die het zagen.

Wat is de rol van de gemeente?

Het land is van hun. Mijn stadstuin, hebben zij(de stadsgroenteboeren) het van en de stadstuin heeft het van de gemeente. Dus leuk van de gemeente. Volgend jaar hopelijk gemeente subsidie, dit jaar niet gekregen. Nog geen voorstel geschreven. Geen idee hoe het werkt met subsidie. Maar je moet dan ook een project hebben dat je duidelijk hebt wat je met geld gaat doen. Weet niet zo veel. Niet makkelijk als je klein bent en subsidie wil, is niet echt agriculture. Lisa denkt ze subsidie aan kleine projecten geven, maar kunnen niet veel doen. Goed idee: houtsnippers maken, want nu neemt de gemeente de houtsnippers weg naar een andere plaats, niet handig. Is gecompliceerd, kan een beter systeem zijn.

Zij willen echt bussines, niet vrijwilligen. Zij is ziek naar een meeting gegaan. Die praten niet zoveel over het business deal. Toen ze ermee begonnen, hadden ze elk jaar een nieuw goal: dit jaar zeventig groenteaandeel en ook een wachtlijst voor

(39)

volgend jaar. Volgende twee weken meer meetings om te kijken naar het volgende doel, 100 groente als doel.

De oprichters bestaan uit 2 zwitsers, 1 colombiaan en 2 nederlanders. Zij kent nog niet de taal goed. Verder is Amsterdam niet per se uitgekozen. Begin wel bericht naar alle projecten gestuurd.

Wie zijn de vrijwilligers en wie zijn betrokken?

Jonge en oude mensen en veel internationale mensen, maar niet allemaal. Misschien dat ook mensen die lang komen geïnformeerd willen worden.

Wat zijn de types die vooral langskomen?

Ze denkt dat er vooral yuppen hier komen. Misschien wel beetje meer geld, wel gestudeerd. Niet zo multiculti, meer expads of jonge hipsters. Een moeder wil goed eten voor de kinderen hebben. De vader haalt de groente op. Met kleine kinderen. Geen super business people. Immigranten ook niet. Maakt niet uit welke mensen

komen, zolang ze eten willen.

Wat kan stadslandbouw amsterdam bieden?

Goed moment om de natuur te leren kennen en nieuwe dingen te zien. Ook met oogstfeesten vinden ze dat leuk. Ook wel een goede trent. Ook voor lokale economie goed. Ook al die lokale startups, hoe meer deze transitie naar duurzame

voedselsysteem.

Hoe daagt t bij aan de transitie naar duurzaam voedsel probleem?

Zij zijn een alternatief voor mensen, die groente willen en niet naar de supermarkt gaan. Grote supermarkten moeten ook wat doen, wij zijn een voorbeeld en willen ook dat de mensen kunnen kijken dat er ander idee is,over hoe je eten kan produceren. Groente leren kennen. Zij wil geen policy maken. Misschien werkt het misschien, misschien niet.

Hoe kan je immigranten stimuleren?

In de fruittuin zijn wel veel moslims enzo. Misschien is t ook een beetje zo dat die kennen dat niet. Die groentewinkels in de buurt spreken dezelfde taal. En wij praten engels.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als de financiële uitgangspunten niet langer valide zijn, hoe gaat de gemeente daar dan mee om 3.. Zijn vooraf, in de aanloop van het project de mijlpalen helder benoemd waar

Een overzicht van alle vergunde projecten en de criteria op basis waarvan deze projecten een omgevingsvergunning kregen en waarop ze prevaleren boven andere projecten;.. Een

Daarvan werden negentien contracten (5%) opgesteld voor minder dan een jaar omdat de startbaner 26 jaar werd.. We zien dat het aandeel contracten dat vroegtijdig werd beëindigd

(o.a. veiligheidsadvisering inzake schoolgebouw en schoolomgeving). Binnen het ASVOS werken adviseurs, onderzoekers en trainers van de vier organisaties nauw met elkaar samen.

o Enkel nieuw opstartende groepen die zich aansluiten met hun leden bij IJD kunnen deze subsidie ontvangen.. •

Gedurende de komende 2 werkjaren kunnen aangesloten groepen via IJD subsidies aanvragen voor lokale, jeugdpastorale projecten!. De toegekende bedragen variëren

Mindmap Projecten Wmo 2012 - 2015 Asten - Someren.mmap - 05-12-2011

Door samen te werken met de sportvereniging en het IKC wordt een gebouw opgeleverd dat voldoet aan de doelstellingen en wensen van de gebruikers en daarmee worden de