• No results found

Bedrijfsresultaten van de beroepsvisserij in de Friese binnenwateren, 1966 t/m 1970

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bedrijfsresultaten van de beroepsvisserij in de Friese binnenwateren, 1966 t/m 1970"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Drs. W . S m i t No. 5.17

B E D R I J F S R E S U L T A T E N

V A N DE B E R O E P S V I S S E R I J

IN DE FRIESE B I N N E N W A T E R E N

1 9 6 6 T / M 1 9 7 0

""- 8 MAÄRI 1983 s -

t ( 7

M e i 1 9 7 2

L a n d b o u w - Eco nom isch I n s t i t u u t

A f d e ling V isserij

(2)

Inhoud

WOORD VOORAF SAMENVATTING HOOFDSTUK I HOOFDSTUK II Blz. 5 INLEIDING

§ 1. Karakteristiek van de bedrijfstak § 2. Structuurwijzigingen in de jaren zestig

BEDRIJFSRESULTATEN

§ 1. Omvang en methode van onderzoek § 2. Vangsten en besommingen

§ 3. Kosten en arbeidsinkomen § 4. Schommelingen in vangsten en b e

-sommingen in de loop van het j a a r § 5. Het vistuig en de vangsten

§ 6. Indexcijfers van het prijsverloop van aal en paling en snoekbaars in v e r g e -lijking met de prijsontwikkeling van nettengarens. SUMMARY 9 10 12 12 12 17 21 21 25 27 TABELLEN

1. In- en uitvoer van aal en paling, snoek en snoekbaars 10

2. Bedrijfsgegevens 12 3. Vangsten en besommingen gemiddeld per v i s s e r 13

4. Spreiding van het aantal v i s s e r s naar de besomming per visser 17

5. Percentage schubvis in de besomming 17 6. Gemiddelde besomming, kosten en arbeidsinkomen per visser 19

7. Spreiding van de bedrijven naar de totale kosten per v i s s e r 19 8. Spreiding van de bedrijven naar het arbeidsinkomen per v i s s e r 21 9. De hoeveelheid vistuig gemiddeld per v i s s e r per dag vissen 23

10. Vangsten ten opzichte van het gebruikte vistuig 23 11. Gemiddelde vangsten per visser per dag vissen 25

12. Prijsindexcijfers 26

GRAFIEKEN

1. Samenstelling van de gemiddelde vangst per visser naar

vissoort 14 2. Samenstelling van de gemiddelde besomming per visser

(3)

INHOUD (vervolg)

Blz.

GRAFIEKEN

3. Gemiddeld prijsverloop van aal en paling en van snoekbaars 16

4. Besomming per visser op de individuele bedrijven 18 5. Besomming per v i s s e r per week (voortschrijdend 2-weeks

gemiddelde, 1966 t / m 1970) 20 6. Gemiddelde vangst en besomming per v i s s e r per periode in

de jaren 1966 t / m 1970 22 7. Samenhang tussen aalvangst gemiddeld p e r fuik per dag

(4)

Woord vooraf

Over de binnenvisserij in Nederland zijn gegevens omtrent de inko-m e n s - en verinko-mogenspositie uiterinko-mate s c h a a r s . Oinko-m toch enig inzicht te verschaffen in de uitkomsten van deze tak van visserij heeft de Afdeling Visserij van het Landbouw-Economisch Instituut, dank zij de gewaar-deerde medewerking van een aantal Friese binnenvissers, enige gege-vens verzameld over de jaren 1966 t / m 1970. Op grond van de opbrengst-en kostopbrengst-engegevopbrengst-ens in de gopbrengst-enoemde jaropbrengst-en, zoals deze door de v i s s e r s zijn opgegeven, zijn in deze publikatie de bed rijfsuitkomsten van de Friese binnenvisserij berekend.

Het onderzoek kan worden geacht een bruikbaar beeld te geven van op-brengsten, kosten en arbeidsinkomen in de binnenvisserij in Friesland, een tak van visserij die ongeveer 50 v i s s e r s omvat, voor wie de b e -roepsbinnenvisserij de enige of vrijwel de enige bron van inkomsten i s .

De publikatie is getoetst aan het oordeel van een Commissie van Advies, bestaande uit de Heren:

Ir. Th.J. Tienstra (voorzitter), Den Haag H. Elsenga, Bergum

J . Faddegon, Arnhem Ir. H.G.J. Oudelaar, Utrecht J. Poelman, Langweer T. v.d. Veen, Drachten D. Visser, Workum.

Van de waardevolle opmerkingen van de leden van de Commissie is dankbaar gebruik gemaakt.

Het onderzoek is verricht door d r s . W. Smit van de afdeling Visserij van het Landbouw-Economisch Instituut.

De Directeur,

(5)

Samenvatting

De beroepsbinnenvisserij in Friesland omvat ongeveer 50 v i s s e r s en had in 1970 een totale prod uktie waard e van ongeveer één miljoen gulden. De gemiddelde bruto-opbrengst per visser bedroeg in 1966 f 11000,- en steeg tot f 23 000,- in 1970. Tot deze toeneming heeft vooral de gunstige prijsontwikkeling in 1970 bijgedragen, zowel van aal en paling als van snoekbaars. In dat laatste j a a r werd 53% van de besomming verkregen uit de opbrengst van aal en paling en 47% uit schubvis.

Van de totale bruto-opbrengst was ongeveer 16% nodig t e r dekking van de kosten, zodat voor de v i s s e r s gemiddeld een inkomen resteerde dat steeg van f 9 500,- in 1966 tot f 19 000,-- in 1970.

De aal werd hoofdzakelijk in de periode april-september gevangen en in de laatste vier maanden van het j a a r het grootste gedeelte van de schubvis (voornamelijk snoekbaars). In de maanden januari t / m maart was de besomming relatief gering en bestond vrijwel geheel uit de op-brengst van schubvis.

Het optimale aantal fuiken per man kon niet worden vastgesteld. Ver-moedelijk spelen hierbij factoren als de aard van het viswater en de kwaliteit daarvan een rol. De indruk bestaat dat de vangst per fuik g e -ringer is naarmate het aantal fuiken per visser groter i s .

Totaaloverzicht van de bedrijfsresultaten gemiddeld per visser

1966 1967 1968 1969 1970 A a n t a l m e e w e r k e n d e b e d r i j v e n Aantal p e r s o n e n w e r k z a a m G e m i d d e l d a a n t a l v i s w e k e n R e s u l t a t e n g e m i d d e l d p e r m a n V a n g s t e n (kg): a a l en paling s n o e k b a a r s o v e r i g e T o t a a l B e s o m m i n g e n (gld.): aal en paling s n o e k b a a r s o v e r i g e T o t a a l Kosten (gld.): a f s c h r i j v i n g boten (taxatie) o v e r i g e k o s t e n boten n e t t e n , g a r e n s e.d. pacht en v e r g u n n i n g e n d i v e r s e n T o t a a l A r b e i d s i n k o m e n (gld.) 12 15 46 2 224 1772 3 565 7 561 5 857 4 043 1 2 5 9 1 1 1 5 9 205 268 747 272 200 1692 9 467 13 16 47 2 852 1 7 3 1 2 1 0 1 6 684 7 860 2 7 1 1 936 11507 220 375 807 272 209 1 8 8 3 9 624 11 14 45 3 168 2187 1 7 6 3 7 118 8 764 2 891 769 12 424 235 373 801 438 120 1967 10 457 21 28 42 2 666 2 8 1 3 2 551 8 030 7 7 1 9 5776 721 14216 250 466 1 2 5 1 417 265 2 649 11567 21 28 41 2 8 1 1 2 992 2 583 8 386 1 2 1 5 9 10 018 7 59 22 936 265 727 1 8 6 1 448 307 3 608 19328

(6)

Vestigingsplaats van de deelnemers in 1970 x = één visser B e r g u m e r , m e e r Leeuwarden

®

X /Oude Venen

O

P i k m e e r S n e e k e r -m e e r XI fe

(7)

HOOFDSTUK I

Inleiding

1 1 . K a r a k t e r i s t i e k v a n d e b e d r i j f s t a k

De visserij in de binnenwateren wordt in Friesland uitgeoefend op boezemwateren (meren, vaarten) en andere wateren (polderwater). Vol-gens gegevens van de afdeling Sportvisserij en Beroepsbinnenvisserij van de Directie van de Visserijen stond in Friesland begin 1965, dus juist voor de periode van onderzoek, ongeveer 15000 ha t e r beschikking van de beroepsbinnenvisserij, al of niet te zamen met de sportvisserij 1).

Door beroepsvissers wordt in hoofdzaak gebruik gemaakt van de vol-gende vistuigen:

Aalvistuigen : aalfuiken, één- of tweevleugelig;

aalfuiken in combinatie met een dichtzet; dobbers;

Schubvistuigen: visfuiken; staande netten; zegens.

De belangrijkste vissoorten zijn voor de meeste beroepsvissers aal en snoekbaars; andere vissoorten, waarvan snoek en b a a r s kunnen wor-den genoemd, spelen een geringe rol in de totale besomming. De verkoop van de vangst heeft bijna uitsluitend plaats rechtstreeks aan handelaren. Verkoop aan particulieren (waaronder horecabedrijven en toeristen) speelt, volgens opgaven van de v i s s e r s , in de totale besomming slechts een kleine rol.

Welk aandeel de Friese binnenvisserij heeft in de uitgevoerde hoeveel-heid aal en paling of snoek en snoekbaars (tabel 1) is niet bekend. Wel kan worden aangenomen dat het grootste gedeelte afkomstig is uit het IJsselmeer, dat dan ook ongeveer driekwart van de Nederlandse binnen-wateren omvat.

1) B. Blom: Het gebruik van de Nederlandse rivieren en overige binnen-wateren als viswater per 1 jan. '65; Afd. Sportvisserij en Beroepsbin-nenvisserij van de Directie van de Visserijen, 's-Gravenhage 1967.

(8)

Tabel 1. x1000:

In- en uitvoer van aal en paling, snoek en snoekbaars

1966 1967 1968 1969 1970 kg gld. kg gld. kg gld. kg gld. kg gld. Invoer: aal/paling,vers 2745 11234 2498 10502 3148 12749 3161 13564 3029 15015 aal/paling ,ger. 2 5 3 27 2 17 6 37 8 47 snoek/snoekb. 82 178 48 142 40 117 19 66 55 17 5 Uitvoer: aal/paling,vers 1101 6488 1046 6627 1117 7540 1072 7464 1115 9448 aal/paling,ger. 285 1835 303 2055 357 2413 395 2732 366 2855 snoek/snoekb. 428 1798 400 1362 454 1534 444 2077 407 2691 Bron: CBS, In-, uit- en doorvoerstatistiek.

§ 2 . S t r u c t u u r w i j z i g i n g e n i n d e j a r e n z e s t i g

Verschillende oorzaken hebben geleid tot een drastische verminde-ring van het aantal beroepsbinnenvissers, zowel in Friesland als elders in het land. Daarbij speelden veelal de voor de meeste v i s s e r s beschei-den besommingen een r o l . Een verhoging van de vangsten per man was in het algemeen niet mogelijk als gevolg van de beperkte oppervlakte (goed) viswater, waarbij de toenemende invloed van recreatie en sport-visserij zich liet gelden.

Ten einde de inkomenspositie van de beroepsbinnenvissers te v e r b e -teren zijn door het Ministerie van Landbouw en Visserij in het kader van de "Saneringsregeling voor de beroepsvisserij op het Staatswater in

Friesland" financiële bijdragen verleend in de vorm van uitkoopsommen. Van deze regeling werd in ruime mate gebruik gemaakt: 47 bedrijven werden uitgekocht 1) met naar schatting 36% van de toenmalige produktie. De regeling had, naast het beschikbaar komen van m e e r viswater per b e roepsvisser, ook tot doel de mogelijkheden voor de sportvisserij te v e r -groten. Aan beide doeleinden heeft de regeling beantwoord.

Een en ander heeft ertoe geleid, dat het aantal beroepsvissers op de Friese binnenwateren aanzienlijk is gedaald. Voor 1970 kan het aantal beroepsvissers (met de binnenvisserij als hoofdberoep) in Friesland g e

-schat worden op 50. De gezamenlijke besomming van deze v i s s e r s kan in 1970 worden getaxeerd op bijna een miljoen gulden, tegen ongeveer 0,6 miljoen in 1969.

Eveneens met het doel de sportvisserij m e e r mogelijkheden te v e r -schaffen werd in 1969 een wijziging in de Visserijwet aangebracht die beoogt het mogelijk te maken de verhuur van bepaalde viswateren te

splitsen: voor de aalvisserij zou de beroepsvisser de visrechten kunnen verkrijgen, terwijl sportvissers de rechten voor de visserij op schubvis in diezelfde wateren zouden kunnen verwerven. Voor het verlies van de mogelijkheid om op schubvis te vissen kan de desbetreffende

beroeps-1) Bron: Jaarverslag van de Directie van de Visserijen 1967, pag. 416

(9)

v i s s e r schadeloos worden gesteld door middel van een subsidie van het Ministerie van Landbouw en Visserij en de hengelaarsbonden. Voor zo-ver bekend is van deze mogelijkheid nog slechts in geringe mate gebruik gemaakt 2).

2) Zie: Jaarverslag van de Directie van de Visserijen 1970, pag. 244

(10)

HOOFDSTUK II

Bedrijfsresultaten

§ 1. O m v a n g e n m e t h o d e v a n o n d e r z o e k

Aan het onderzoek werd - op basis van vrijwilligheid - in de jaren 1966 t / m 1970 door een wisselend aantal beroepsvissers meegewerkt. De aantallen bedrijven en v i s s e r s , waarvan de gegevens in deze publi-katie zijn verwerkt, blijken uit tabel 2. De meewerkende v i s s e r s waren praktisch over het gehele Friese merengebied verspreid (zie het kaartje o p b l z . 8). Tabel 2. Bedrijfsgegevens A a n t a l m e e w e r k e n d e b e d r i j v e n w a a r i n : 1 p e r s o o n w e r k z a a m 2 p e r s o n e n " T o t a a l a a n t a l p e r s o n e n w e r k z a a m Aantal weken w a a r i n w e r d g e v i s t : v a n 1/1 tot 2 1 / 3 van 2 2 / 3 tot 1 9 / 9 v a n 2 0 / 9 tot 3 1 / 1 2 T o t a a l a a n t a l v i s w e k e n 1966 12 9 3 15 7 25 14 46 1967 13 10 3 16 9 26 12 47 1968 11 8 3 14 8 26 11 45 1969 21 14 7 28 6 24 12 42 1970 21 14 7 28 4 24 13 41

De in de volgende paragrafen vermelde uitkomsten zijn gebaseerd op ontvangsten en uitgaven welke als zodanig door de v i s s e r s zelf zijn opgegeven. Uitgaven voor de aanschaf van boten en motoren zijn buiten b e -schouwing gelaten, waartegenover een geschat afschrijvingsbedrag is op-gevoerd; deze schatting is mede gebaseerd op in het verleden verrichte onderzoekingen.

§ 2. V a n g s t e n e n b e s o m m i n g e n

Zoals uit tabel 3 blijkt, varieerden de gemiddelde vangsten per v i s s e r in de onderzochte jaren van 6 500 tot 8 500 kg. De vangst van aal en pa-ling steeg van 1966 tot 1968, doch lag in 1969 en 1970 weer op een wat

(11)

Ol «o C5 ao c o 05 CD O l to CO 05 IA tO O ) CO CO CM i-l CM CO H a oo oos) in IN CM <M O O l-l to 00 CO oo ' CO CO ^ 1 m •* | Ci CO OS in r-i in I H o t-CM o I iH i-l O o iH to CO OS CM IM co m CM CO CO CO (D tO H to IH in to oo m (M (M (M o o o co o 00 m H T f " * CO CM 00 f - co to co to H H t « CO CM iH CO tO r-t "tf CM CO CM rH iH in co o oo r— T H CM T H CM o o l-l co to to o co r-C0 CM •* -* CM m CM t— CD CM t^ in CM i-I CO o o I-l i-H to m

r-SP

^ co

lp«

«

g g â i f s

S * » fH «S k« Ci O > .u g1 ai co o H ni > i » r i l l ) in •* 05 CO iH i-t O CM r-c^- in o o 1-4 to l-l CM •* i H CO t O ' J H O t o 05 tO r- oo r— oo CM 00 ^ 00 CO CM O iH tO CO iH CO oo r- 05 r- <M o o l-l o in i-i CM C D CM m co i-i t— CO OS m -^ m 00 O CM in Tt< r-l o o l-l 05 in i-i rH a

g

•»H

S

s

o 01 CD

m

.s °>

•-< u d ai

«sa

a> aï r- o at C cd ca 0) •*H CO fn cd CJ 4J *» S O H co in co co • * co o m 05 o CM IM r - CM t - CO CM i-l CD 1^-r- m CM i H co oo t o CM CM CM \ co

"a

2

Is. s

•a « eu •a — o g ai to CD Ü 13

(12)

Grafiek 1. Samenstelling van de gemiddelde vangst p e r v i s s e r n a a r vissoort Absoluut In procenten '66 '67 T68 r69 Tc " 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0

Grafiek 2. Samenstelling van de gemiddelde besomming per v i s s e r naar vissoort x 1 000 gld. Absoluut 24 r 22 20 18 16 14 12 10 7/ In procenten ! ! 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 '66 '67 '68 '69 '70 14 • = overige g ] = paling g j = s n o e k b a a r s '66 '67 '68 '69 '70

(13)

lager niveau. De snoekbaarsvangsten lieten een vrij regelmatige stijging zien.

De totale besomming per v i s s e r steeg in de periode 1966-1969 geleidelijk, doch in 1970 trad plotseling een stijging van ruim 60% op in v e r -gelijking met 1969. Zowel een hogere besomming van aal en paling als van snoekbaars waren daarvan de oorzaak. De overige vissoorten blijken slechts een gering gedeelte van de besomming uit te maken.

De belangrijk hogere aalbesomming blijkt veroorzaakt te zijn door een grote prijsstijging naast een geringe toeneming van de vangst. Deze prijsstijging hield verband met een algemene stijging van de aalprijzen als gevolg van de geringe aanvoer van aal en paling uit het IJsselmeer in 1970. Ook de kwaliteit van de Friese aal zou volgens mededelingen in de Commissie van Advies ad hoc zijn verbeterd. Voor snoekbaars was eveneens de prijs aanzienlijk hoger. Het blijkt dat het aandeel van aal en paling zowel in de vangst als in de besomming tot in 1968 toe nam, d a a r na echter weer daalde. Het aandeel van snoekbaars in de vangst is g e -leidelijk gestegen, terwijl het aandeel van snoekbaars in de besomming in 1967 en 1968 belangrijk kleiner, in 1969 en in 1970 echter groter was dan in 1966.

Een beeld van het prijsverloop wordt in grafiek 3 gegeven. Duidelijk blijkt de gunstige gang van zaken in 1970, waarbij moet worden opge-merkt, dat de prijsstijging van snoekbaars zich reeds in de loop van 1969 manifesteerde. Opvallend is dat de prijzen van aal uit de Friese binnen-wateren aanzienlijk achter blijven bij de gemiddelde prijzen van fuikaal op de afslagen langs de IJsselmeerkust; met de beschikbare gegevens konden de oorzaken van dit verschil niet worden vastgesteld. Ook de prijs, die gemiddeld voor ingevoerde (verse) aal en paling werd betaald, lag belangrijk hoger dan de prijs die de Friese binnenvissers ontvingen; wel bleek er enige samenhang te zijn tussen de invoerprijs en de prijs op de IJsselmeerafslagen. Uit de grafiek blijkt voorts dat de gemiddelde uitvoerprijs ook weer belangrijk hoger was dan invoer- en afslagprijs.

De prijs van snoekbaars is gemiddeld voor de Friese binnenvissers eveneens lager geweest dan op de IJsselmeerafslagen, doch bij deze vissoort was het verschil veel geringer. Wel opmerkelijk is dat het prijsverschil vrijwel constant bleef.

De besommingen per v i s s e r blijken onderling vrij grote verschillen te vertonen (zie tabel 4). De stijging van de gemiddelde besomming per visser in 1970 ging gepaard met een toeneming van de onderlinge v e r -schillen.

In grafiek 4 zijn de besommingen per v i s s e r voor de individuele b e -drijven nog eens weergegeven, doch daarbij gesplitst naar aal en paling en schubvis.

Het aandeel van schubvis in de totale besomming loopt bij de indivi-duele bedrijven sterk uiteen, zoals uit tabel 5 blijkt. Het percentage

schubvis vertoonde geen samenhang met de hoogte van de besomming, dat wil zeggen dat zowel bij bedrijven met een lage besomming als bij bedrijven met een hoge besomming het aandeel van de schubvis (vooral snoekbaars) afwisselend hoog of laag was.

(14)

Grafiek 3 . Gemiddeld prijsverloop van aal en paling en van snoekbaars Gld./kg 10 r Aal en paling I II III I I II III 1969 | 1970 Snoekbaars I II III I II 1966 | 1967 II III ' I II III 1969 | 1970 I = periode van l / l t / m 21/3 II = periode van 22/3 t / m 19/9 III = periode van 20/9 t / m 31/12

•- F r i e s e binnenvissers = IJsselmeer-afslagen • - Ingevoerde aal en paling

Uitgevoerde aal en paling

(15)

Tabel 4. Spreiding van het aantal v i s s e r s naar de besomming per v i s s e r Aantal v i s s e r s in:

Met een besomming van: minder dan 5 000 gulden

5000 10 000 15000 20 000 25000 -meer dan 10 000 " 15 000 " 20 000 " 25 000 " 30 000 " 30 000 " 1966 1 10 1 1 2 -1967 9 3 3 1 -1968 7 2 4 1 -1969 3 15 9 -1 -1970 1 5 5 9 3 5 Totaal 15 16 14 28 28

Tabel 5. Percentage schubvis in de besomming

1966 1967 Gemiddeld van alle bedrijven 48 32 (Aantal bedrijven) (12) (13) 1968 29 (11) 1969 46 (21) 1970 47 (21) Individuele bedrijven 75 73 61 60 52 51 47 46 42 39 35 35 62 54 46 45 44 38 36 35 29 28 15 14 8 57 45 41 40 37 34 31 25 19 18 6 87 86 74 64 58 56 50 49 49 46 45 44 43 38 35 34 33 32 22 16 3 87 80 76 65 65 64 60 58 53 48 46 44 42 39 37 34 32 28 26 16 1 § 3 . K o s t e n e n a r b e i d s i n k o m e n

De kosten van de binnenvissers zijn voor wat betreft de lopende uitga-van gebaseerd op opgaven uitga-van de deelnemers aan het onderzoek, waarbij moet worden opgemerkt dat in 1969 en 1970 van één bedrijf de kosten zeer onvolledig werden opgegeven, zodat in die jaren het gemiddelde van

(16)

• a (O e

g

c CU > co .g o m CO ctf K ^ k V ^ I T T C T ,-, H ^ < , H k M , U V k V U U ^ V \ V ^ ^ CM C 3 S S S S S S S S -2 "3> X l_ x sr i " ^ " " ~ I k W ^ V k V ^ V V CM I k l V ^ W T g r • I X V ^ X V X V X c 1 ^ " " ' 1 ^ " " " i i ^ w ' k i M ' t m BSSSSS (=KS i v ^ n « ^ ' M . U U ^ > , U U > , k V V V V ^ V ^ ^ ^ 3SSSSSS5SSSSSS 3SSSSSSSSS3 ISSSSSV I E S 5 5 5 5 5 5 5 5 I ^ V ^ V ^ E A I M ^ ^ ^ M IN r-l i-t • ^ ^ ^ I I V V V ^ V M V V V V c 3SS5SSSSSS -H I i m . M V V T T C rcsss ' I V " " CN c IKSSS C 1 " ^ I • " " ' k\,v\,\ C E S S S C = E S lk*AV.V _ l CM rH i-H k ^ W ^ ^ T ^ Ol LVWSVVsY ~ I W A » " " ' •-> IWXXS iH IKSSS c T T O • • • " " • r I S H C E S -é—é—é-CM i-l rH l A v k v v v r c rES C IKSS i k ^ - v ^ i v v v v v v « , C t V " V V v ' i I A ^ V M ^ C 115555552 O t " W ZES nssssssi^ S S S S S H C IE55SSS5S55S <N i H , W , U U W , 1 M C Dcssssssa^ D S S S S S S ^ -O S S S S H I S W W S S rH h S S S W l c ZKSS33rH nsssssss^ s i_ KSXSSrH

(17)

de overige 20 bedrijven is vermeld. De totale kosten, zijnde de som van lopende uitgaven en een getaxeerd afschrijvingsbedrag, laten in de laat-ste jaren een aanzienlijke stijging zien (zie tabel 6).

Tabel 6. Gemiddelde besomming, kosten en arbeidsinkomen per v i s s e r (gld.) B e s o m m i n g Lopende uitgaven: boten n e t t e n , g a r e n s e.d. p a c h t en v e r g u n n i n g e n d i v e r s e k o s t e n T o t a a l T a x a t i e a f s c h r i j v i n g e n T o t a l e k o s t e n A r b e i d s i n k o m e n 1966 1 1 1 5 9 268 747 272 200 1 4 8 7 205 1 6 9 2 9 467 1967 11507 375 807 272 209 1 6 6 3 220 1 8 8 3 9 624 1968 12 424 373 801 438 120 1 7 3 2 235 1967 10 457 1969 14 216 466 1 2 5 1 417 265 2 399 250 2 649 11567 1970 22 936 727 1 8 6 1 448 307 3 343 265 3 608 1 9 3 2 8

Omtrent de oorzaken van deze kostenstijging moet in de e e r s t e plaats worden gewezen op de algemene stijging van het prijspeil. Bovendien had een aantal binnenvissers, met het oog op een wijziging van de wettelijk voorgeschreven maaswijdte voor staande netten die zij op korte termijn verwachtten, reeds nieuwe netten aangeschaft. Met de beschikbare gegevens was het echter niet mogelijk het juisce bedrag van deze aankopen, die voor het grootste gedeelte als een investering zouden moeten worden b e -schouwd, vast te stellen. Daardoor is de kostenstijging, zoals deze in de cijfers tot uiting komt, waarschijnlijk enigszins geflatteerd.

In tabel 7 is een indruk gegeven van de spreiding van de kosten per visser; deze blijkt vrij aanzienlijk te zijn geweest. In 1969 en 1970 zijn de verschillen tussen de kosten per v i s s e r toegenomen.

Tabel 7. Spreiding van de bedrijven naar de totale kosten per visser

1966 Met t o t a l e k o s t e n p e r v i s s e r van: m i n d e r dan 1 0 0 0 gulden 1 1 0 0 0 - 1 5 0 0 " 3 1 5 0 0 - 2 000 " 4 2 0 0 0 - 2 500 " 3 2 500 - 3 000 " 1 3 000 - 5 0 0 0 m e e r dan 5 000 " T o t a a l 12 A a n t a l bed 1967 1 4 2 3 2 1 -13 r i j v e n in 1968 -4 4 -1 2 -11 1969 1 4 4 2 5 4 1 21 1970 1 2 3 1 4 6 4 21 19

(18)

a. bo a e s o 20

(19)

Het gemiddelde arbeidsinkomen per v i s s e r (tabel 6), dat berekend werd als het verschil tussen besomming en kosten per v i s s e r , blijkt in de periode 1966-1969 langzaam te zijn toegenomen, terwijl in 1970 een aanzienlijke stijging optrad. De spreiding was ook wat betreft het a r -beidsinkomen per visser vrij aanzienlijk, terwijl de bedragen in de

laat-ste jaren grotere verschillen vertoonden (tabel 8).

Tabel 8. Spreiding van de bedrijven naar het arbeidsinkomen per v i s s e r Aantal bedrijven in:

Met een arbeidsinkomen per v i s s e r van:

minder dan 5 000 gulden 5000 - 10 000 10 000 - 15000 15 000 - 20 000 20 000 - 30 000 m e e r dan 30 000 Totaal i i M M II I I 1966 2 8 -2 -12 1967 2 7 2 2 -13 1968 2 4 3 1 1 -11 1969 2 6 8 4 1 -21 1970 -2 7 6 4 2 21 § 4. S c h o m m e l i n g e n i n v a n g s t e n e n b e s o m m i n g e n i n d e l o o p v a n h e t j a a r

Uit een opstelling van de besomming p e r week (zie grafiek 5) blijkt duidelijk het seizoenmatige karakter van de beroepsbinnenvisserij ; in de wintermaanden januari tot en met maart bevindt de besomming zich op een laag niveau, waarna in de periode april-september de besomming geleidelijk stijgt om nadien weer af te nemen. Gemiddeld over de jaren 1966 tot en met 1970 werd in het tweede halfjaar ongeveer 75% van de totale besomming behaald. Binnen het tweede halfjaar werd in een pe-riode van ongeveer drie maanden (eind juli-eind oktober) reeds de helft van de jaarbesomming verkregen.

Uit de grafiek blijkt voorts dat de aalbesommingen vallen binnen de periode aprilnovember, terwijl in de perioden januarimaart en s e p -tember-december die van schubvis belangrijk is. Van deze schubvis is overigens snoekbaars de vissoort met verreweg de hoogste besomming. Een en ander blijkt nog eens duidelijk uit grafiek 6, waarin een overzicht is gegeven van de samenstelling van vangsten en besommingen in de win-terperiode (1 januari t / m 21 maart), de zomerperiode (22 maart t / m 19 september) en de najaarsperiode (20 september t / m 31 december).

§ 5. H e t v i s t u i g e n d e v a n g s t e n

Naast gegevens betreffende besommingen en kosten zijn door de v i s -s e r -s aan het LEI ook gegeven-s ver-strekt ten aanzien van het gebruikte

(20)

Grafiek 6. Gemiddelde vangst en besomming p e r v i s s e r per periode Vangst x 1000 kg 4 i-VTÏTY/X/A/A 66 67 68 69 70 66 67 68 69 70 66 67 68 69 70 1/1 - 21/3 22/3 - 19/9 20/9 - 31/12 x 1000 gld. 14 12 10 Besomming 6 4 2

-ïïëfriïÏÏA

66 67 68 69 70 66 67 68 69 70 66 67 68 69 70 1/1 - 21/3 22/3 - 19/9 20/9 - 31/12 | | overige vis ^ } snoekbaars

Dpi aal en paling

(21)

vistuig. In tabel 9 zijn op basis hiervan gegevens vermeld over het g e -middeld per man gebruikte vistuig. Met een onderbreking in 1968 blijkt het aantal aalfuiken per visser langzaam toe te nemen, terwijl ook de hoeveelheid staande netten per man voor de snoekbaarsvisserij in de loop d e r jaren groter werd.

Tabel 9. De hoeveelheid vistuig gemiddeld per v i s s e r per dag vissen (Tussen haken het laagste en het hoogste cijfer)

1966 1967 1968 1969 1970 Aantal aalfuiken zomerseizoen (22/3-19/9) 38 ( 7- 82) 44 (14- 76) 35 (12- 62) 46 (15-120) 48 (16-120)

Gem. aantal perkjes staande netten (à + 84 m) winter (1/1-21/3) 14 (6-24) 13 (5-19) 13 (6-22) 16 (5-31) 17 (5-36) najaar (20/9-31/12) 13 (6-19) 13 (6-19) 13 (5-19) 16 (5-25) 16 (5-19)

De gemiddelde vangst met aalfuiken per fuik (ongeacht soort en grootte van de fuik) per dag (zie tabel 10) blijkt opvallend constant te zijn geweest, echter met uitzondering van 1968 toen de vangsten zeer groot waren. De vangst van snoekbaars per eenheid netwerk per dag blijkt van 1966 tot 1970 geleidelijk op te lopen, waarbij ook in dit opzicht het najaar van 1968 relatief hoge vangsten laat zien.

Tabel 10. Vangsten ten opzichte van het gebruikte vistuig

1966 1967 1968 1969 1970 Gemiddelde aalvangst (kg) per fuik per

zomerseizoen (22/3-19/9) 0,29 0,28 0,43 0,30 0,30 dag Gemiddelde snoekbaarsvangst (kg) per perkje : winter (1/1-21/3) 0,64 0,61 1,09 1,46 1,54

staande netten per dag najaar (20/9-31/12) 1,18 1,57 2,37 1,63 1,68

Uit tabel 11 blijkt dat de aalvangsten per v i s s e r per dag van 1966 tot 1970 met 28% zijn toegenomen. Deze toeneming was geleidelijk, met uit-zondering van het j a a r 1968, waarin de vangsten relatief hoog waren als gevolg van het gunstige resultaat per fuik. In de snoekbaarsvangsten per visser per dag is eveneens een stijgende tendentie waar te nemen.

(22)

Grafiek 7 . Samenhang tussen aalvangst gemiddeld p e r fuik per dag en aantal fuiken gemiddeld p e r v i s s e r per dag vissen

Aalvangst per fuik p e r dag (kg) 0,8 r 0,7 0,6 0,5 -0,4 0,3 -0,2 0,1 -Zomerseizoen 19C9 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 120 fuiken p e r v i s s e r Aalvangst per fuik per dag (kg)

U , 0 0,7 0,6 0,5 0,4 0,3 0,2 0,1 0 . -• i i Zomerseizoen 1970 • . : » » I 1 1 ' ' 1 1 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 120 fuiken per v i s s e r 24

(23)

Tabel 11. Gemiddelde vangsten per v i s s e r per dag vissen 1966 1967 1968 1969 1970 Aal en paling (kg) zomerseizoen (22/3-19/9) 11,1 12,3 15,1 13,5 14,2 winter Snoekbaars (kg) (1/1-21/3) 9,0 8,0 14,5 22,5 26,0 najaar (20/9-31/12) 15,5 20.0 32,0 25,5 26,0

De eventuele samenhang tussen variaties in vangsten en die in het aan-tal gebruikte fuiken per dag is onderzocht, maar dit onderzoek leverde weinig resultaat op. Vermoedelijk is de aard van de verschillende wa-teren, die door de beroepsbinnenvissers in Friesland worden bevist, zo uiteenlopend, dat het optimale aantal fuiken bij de verschillende v i s s e r s sterk uiteen kan lopen. In grafiek 7 is genoemde samenhang weergegeven. Uit deze grafiek blijkt wel enig verband in die zin, dat de vangst per fuik terugloopt naarmate per visser meer fuiken te water staan.

Onderzoekingen betreffende de samenhang tussen de hoeveelheid staande netten en de daarmee gevangen hoeveelheden snoekbaars, l e v e r -den geen bruikbare resultaten op. Bovendien was de hoeveelheid staande netten per v i s s e r in veel gevallen gelijk, zodat een vergelijking van de individuele vangsten met de hoeveelheid netten per v i s s e r weinig zinvol bleek.

§ 6 . I n d e x c i j f e r s v a n h e t p r i j s v e r l o o p v a n a a l e n p a l i n g e n s n o e k b a a r s i n v e r g e l i j k i n g m e t d e p r i j s -o n t w i k k e l i n g v a n n e t t e n g a r e n s

In tabel 12 is een indruk gegeven van het prijsverloop van de twee voor de binnenvisserij belangrijkste vissoorten, n.l. aal / paling en snoekbaars, in vergelijking met het prijsverloop van garens voor de fui-kenvisserij.. Tot in 1969 stegen de prijzen van garens s t e r k e r dan die van de verkochte vis; in 1970 daarentegen was de ontwikkeling juist an-dersom.

Vermeldenswaard is het belangrijke verschil in prijsverloop van g a rens voor de binnenvisserij en die voor de zeevisserij. Deze laatste g a -rens zijn in de periode 1966-1970 zelfs in prijs gedaald.

(24)

T a b e l 12. P r i j s i n d e x c i j f e r s (1966 Aal en paling ( a a n g e v o e r d d o o r F r i e s e b i n n e n v i s s e r s ) S n o e k b a a r s (idem) N y l o n g a r e n v o o r fuiken N y l o n g a r e n z e e v i s s e r i j = 100) 1966 100 100 100 100 1967 105 69 117 87 1968 105 58 121 83 1969 110 90 130 85 1970 165 147 130 90 26

(25)

Summary

Total output of the inland fisheries in the Friesland Province in 1970 can be estimated at one million guilders. Within that province professional fishing is carried out on an area of 37,000 acres of fishingwater, t r a p -nets and gill--nets being the usual fishing gear.

The most important species caught a r e eel and pike-perch. Average catches and proceeds per fisherman are shown in table I.

Table I. Average catches and gross receipts p e r fisherman in the Frisian inland fisheries

Catch ( k i l o g r a m s ) : E e l P i k e - p e r c h O t h e r T o t a l G r o s s r e c e i p t s ( g u i l d e r s ) : E e l P i k e - p e r c h O t h e r Total 1966 2,224 1,772 3,565 7,561 5,857 4,043 1.259 11,159 1967 2,852 1,731 2.101 6,684 7,860 2,711 936 11,507 1968 3,168 2,187 1.763 7,118 8,764 2,891 769 12,424 1969 2,666 2,813 2.551 8,030 7,719 5,776 721 14,216 1970 2,811 2,992 2.583 8,386 12,159 10,018 759 22,936

The situation in 1970 underwent a favourable development as a result of rising p r i c e s . The higher eelprices can be connected with declined landings of eel from the Lake Ussel as a result of a governmental ban on trawling in this lake. The increased prices of pike-perch could be caused possibly by favourable export-conditions.

In spite of this favourable development the prices of eel and pike-perch were lagging behind the auction-prices along the Lake I J s s e l ' s shore. The Frisian inland fishermen's catch is usually sold directly to wholesalers.

Costs, as in most branches of industry, kept rising in the inland fish-ing industry. Approximately 16% of the g r o s s receipts had to be destined to meet costs a s can be concluded from the figures in table II. In the same table the average net income per fisherman is calculated.

(26)

Table II. Average g r o s s receipts, costs and net income per fisherman in the Frisian inland fisheries (guilders)

G r o s s r e c e i p t s C o s t s : B o a t s ( d e p r e c i a t i o n included) N e t s , y a r n , e t c . Rent and l i c e n s e s O t h e r c o s t s T o t a l c o s t s Net i n c o m e 1966 11,159 473 747 272 200 1,692 9,467 1967 11,507 595 807 272 209 1,883 9,624 1968 12,424 608 801 438 120 1,967 10,457 1969 14,216 716 1,251 417 265 2,649 11,567 1970 22,936 992 1,861 448 307 3,608 19,328

The fisherman's net income was earned for the g r e a t e r part in sum-m e r and autusum-mn. Half of the earnings arose frosum-m the period between the end of July and the beginning of November. Catches of eel were concentrated in the period AprilNovember while pikeperch and other s c a l e -fish were caught for the g r e a t e r part in the last four months of the year and to a substantially smaller extent in the first three months.

An examination of the catches in relation to the gear used did not result in a clear picture of the optimum amount of fishing gear per fisherman. Probably the structure of the individual fisherman's fishing-water varies within a wide range and this structure tends to have a great influence on the optimum amount of g e a r . The only result of this examination is the idea that eelcatches per trap-net tend to diminish when a g r e a t e r number of trap-nets are used per fisherman.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit vraagt van hen een grote professionaliteit in het bewust en actief aandacht schenken aan het mogelijk maken van ontmoetingen tussen gezinnen (Geens et al., 2018). Al deze

[r]

(dus: Jan zei, dat zijn broer ziek is geweest). Aldus werd het kaartbeeld vertroebeld en misschien gedeeltelijk onjuist. Het is inderdaad waarschijnlijk dat de tijd van het hulpww.

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

The main question for our research is: is Koopmans’ view on the voice of the church anchored in his entire theology.. If so, how does this

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Zijn insteek die hierboven de vraag opriep naar de ruimte voor de werkelijk- heid van de gemeente verhindert hem dus niet om de gemeente aan te spreken op de plaats waar zij zich

De gebruikte methodiek in 2016 en de codering van de daken (zie Figuur 1) was overeenkomstig de telling die vorig jaar werd uitgevoerd door Natuurpunt (hoewel