• No results found

Twee krachtvoerniveaus voor vleesstieren met verschil in aanleg voor de vleesproduktie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Twee krachtvoerniveaus voor vleesstieren met verschil in aanleg voor de vleesproduktie"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

PROEFSTATION

W

R

DE

RUNDVEEHOUDERIJ

Twee krachtvoerniveaus

voor

vleesstieren

met

verschil

in

de

vleesproduktie

ing.

H.

E.

Harmsen

I

(2)

PROEFSTATION VOOR DE RUNDVEEHOUDERIJ

Lelystad

TWEE KRACHTVOERNIVEAUS VOOR VLEESSTIEREN MET VERSCHIL IN AANLEG V03R DE VLEESPRODUKTIE

Two concentrate levels for Sattening bulls with different aptitude for beef production

RAPPORT NR.

59

A. Westera,

(3)

I n e:n o n d ~ r z o c k werd n a g e g a a n i n h o e v e r r e j o n g e s t i e r e n z i j n u i t t e s e - l c c t n r c n v o o r dc v l e ~ s - p r o d u k t i e /

I n a n i n v e s t i g a t i o n i t was t r i e d t o f i n d o u t t o what e x t e n t young 5 u l l s c a n b e s e l e c t e d f o r b e ~ f p r o d u c t i o n .

(4)

INHOUDSOPGAVE

blz.

l . Inleiding

2 . Opzet van de proef

2 . 1

.

Groepsindeling 2 . 2 . Rantsoenen 2 . 3 . Aflevering 3 e Re sul t at en 3 . 1 . Groeiverloop en slachtkwaliteit 3 . 2 . Voeropname en kosten 3 . 3 Saldoberekeningen

4

Samenvat t ing

5

Literatuur

(5)

TABLE OF CONTENTS

blz.

P

1 . Introduction

2. Experimental

2.1. Division int0 groups 2.2. Rations

2.3. Delivery

3 Re sul t s

3.1.

Gain and slaughter quality 3.2. Feed intake and costs

3.3.

Calculations of grovs margin

(6)

l . INLEIDING

In de praktijk leven vragen over de leeftijd, waarop stieren slacht- rijp dienen t e zijn. Theoretisch zou men moeten proberen het aantal dagen, dat het dier op het bedrijf is, zo klein mogelijk te houden. Elke dag langer op het bedrijf vraagt extra onderhoudsvoer.

Een kortere tijd vraagt echter een hogere groei van het dier om tot een behoorlijk slachtgewicht te komen. Een hogere groei betekent een hogere energie-opname en daardoor een verschuiving in de ruwvoer-/kracht- voerverhouding in het rantsoen. Bij veel ruwvoer en minder krachtvoer zal de groei van de stieren lager zijn, maar kan waarschijnlijk een hoger slachtgewicht worden brreikt zonder dat vervetting optreedt.

Een ander aspect is of stieren, die minder geschikt blijken te zijn voor de vleesproduktie, op jonge leeftijd (ca.

6

maanden) reeds zijn t e onderkennen. Hierbij is d e vraag in hoeverre de lagere groei van deze minder geschikte jonge stieren in de daaropvolgende maanden gecorrigeerd kan worden door een groter aandeel krachtvoer in het rantsoen.

Getracht is op de genoemde vragen een antwoord te krijgen door in 1975 twee proeven uit te voeren op het regionale onderzoekcentrum De Vlierd.

(7)

2. OPZET VAN DE PROEF

2.1.

Voor deze proeven waren 80 MRIJ-stieren, geboren maart

1975

en 80 MRIJ-stieren, geboren december

1975

beschikbaar. De proef voor de stieren, geboren maart

1975,

begon op 10 november

1975

en voor de in de- cember geboren stieren op 1 1 mei

1976.

Het schema van de proefopzet staat in tabel l .

Tabel l Schema van de proefopzet bij proef l (stiereqgeboren in maar-t

1975)

en proef 2 (stieren, geboren in december

1975)

Gewicht bij de aan- van van de proef in

Geschiktheid voor Krachtvoer- kg

Groep

vleesproduktie niveau

proef l proef 2

A goed/good hoog/high 238

169

Al minder goed/less good hoog/high 21

4

149

B g ~ e d / ~ o o d laag/low 239 170

B1 minder goed/less good laag/low 21

5

14%

experiment experiment

Aptitude for beef Concentrate l 2

Group

production level

Weight with start ex- - periment in kg

Table l Outline of experimental design with experiment 1 (bulls, born in March

1975)

and experiment 2 (bulls, born in December

1975)

De stieren werden beoordeeld op geschiktheid voor vleesproduktie en op grond hiervan ingedeeld in de groepen "goed" en "minder goed" ge- schikt voor de vleesproduktie. Het criterium hiervoor was naast het type (dier met goede hoogte- en breedtematen) vooral het verschil in gewicht. De gewichtsverschillen tussen de groepen goed of minder geschikt voor vleesproduktie waren in beide proeven ongeveer gelijk. Wel .waren bij de start van de proef de stieren van de eerste proef (geboren in maart)

ruim 2 maanden ouder dan de stieren van de tweede proef (geboren in decem- ber).

In de hoeveelheid t e verstrekken krachtvoer was een verschil aan- gebracht. Twee groepen kregen steeds l L 2 kg krachtvoer per stier per dag meer dan de stieren uit de andere groepen. Het ruwvoer bestond uit onbeperkt vers gras in de zomer en onbeperkt snijmaiskuil in de winter, De stieren waren per groep voor de ene helft gehuisvest in de gelso- leerde stal en voor de andere helft in de ongelsoleerde stal.

(8)

2.2. Rantsoenen

De stieren van de vier groepen kregen steeds onbeperkt hetzelfde

ruwvoer. De hoeveelheid krachtvoer was voor de groepen A en Al en voor

de groepen B en BI steeds gelijk. Door het verschil in krachtvoerniveau tussen de A- en B-groepen moest bi> de voedering van snijmaiskuil meer of minder eiwitrijke brok worden verstrekt. De verstrekte soorten en hoe- veelheden krachtvoer zijn weergegeven in tabel 2.

Tabel 2 Verstrekte soorten en hoeveelheden krachtvoer

Groep Periode Krachtvoer -l

>

Ruwvoer

--

Proef l

A

+

Al 10 november-l1 mei 2 kg A-brok

+

2 kg B-brok sni jmaiskuil

B

+

BI 10 november-11 mei 2 kg C-brok sni jmaiskuil

A

+

Al 12 mei-5 juli

4

kg weidebrok vers gras

B

+

BI 12 mei-5 juli

3

kg weidebrok vers gras

A

+

Al

6

juli-I1 augustus

3 kg weidebrok

+

1 kg C-brok snijmaiskuil

B

+

BI

6

juli-l3 augustus 2 kg weidebrok

+

1 kg C-brok sni jmaiskuil

Proef 2 ---e- A

+

Al B

+

B1 A

+

Al B

+

BI A

+

Al B

+

BI A

+

Al B

+

BI

A

+

Al B

+

B1 I 1 mei-? juli 1 1 mei-? juli

6

juli-7 augustus 6 juli-7 augustus 8-24 augustus 8-24 augustus 25 augustus-29 september 25 augustus-29 september

30 september-11 februari

30 september-13 februari

3

kg weidebrok 2 kg weidebrok 1% kg weidebrok

+

1% kg C-brok 2 kg C-brok

3

kg weidebrok 2 kg weidebrok 1% kg weidebrok

+

l $ kg C-brok 2 kg C-brok 2 kg A-brok

+

2 kg B-brok 2 kg C-brok vers gras vers gras sni jmai skuil sni jmaiskuil vers gras vers gras verse snijmais verse snijmais sni jmaiskuil sni jmaiskuil

Table 2 Kinds and amounts of concentrates

1 ) De vre-gehalten van het krachtvoer waren als volgt/

The dep contents of the concentrates were as follows.

Weidebrok :

7,o

A-brok : 12,O

B-brok : 18,O

C-brok : 28,O

2) Snijmaiskuil = maize silage

Vers gras = fresh grass

Verse snijmais = green maize

Door de droge zomer van 1976 was er niet steeds voldoende vers gras

om er stal voeder in^)

aanwezig. Het gras is dan ook meerdere keren vervangen

door verse snijmais of ingekuilde snijmais. Bij deze veranderingen is de hoeveelheid en soort krachtvoer steeds zoveel mogelijk aangepast.

(9)

2.3.

In beide proeven bleken de stieren wat eerder slachtrijp dan was voorzien. De aflevering werd vastgesteld door een levende beoordeling op "slachtrijpheid". Dit houdt in dat binnen een groep en tussen de groe- pen de stieren op verschillende data zijn afgeleverd. De gemiddelde af- leveringsdata en de gemiddelde proefperioden in dagen zijn weergegeven in tabel 3.

Tabel

3

Gemiddelde afleveringsdata per groep en gemiddelde proefperiode in dagen

Afleveringsdata Proefperiode in dagen

Groep

proef l proef 2 proef l proef 2

A 2 augustus 10 februari 266 2

7

5

A l

6

augustus l l februari 2

70

276

B

13

augustus 12 februari 277 277

B l l 3 augustus l3 februari 277 27%

experiment 1 experiment 2 experiment 1 experiment 2 Group

Data of delivery Experimental period

in days

Table

3

Average data of delivery per group and average experimental perbod in days

De verschillen in lengte van de proefperiode, uitgedrukt in aan- tal dagen, zijn gezien de verschillende krachtvoerniveaus erg klein. De leeftijd bij de start van de proef was voor de stieren, geboren in maart, 230 dagen en 1 5 4 dagen voor de stieren, geboren in december.

(10)

3 RESULTATEN

De proeven werden uitgevoerd per staltype in enkelvoud. De verschil- len tussen de stallen (duplo's) waren gering (A.C. Smits en A. Westera (l). De resultaten zijn weergegeven als gemiddelden van beide stallen.

3 . 1 .

In de figuren l en 2 is het groeiverloop van de stieren weergegeven

van de twee proeven met elk

4

objecten vanaf de aankomst op het bedrijf

tot aflevering.

Gewichtsverloop van de stieren, geboren maart

1975

(proef 1) Weights of the bulls, born in March

1975

(experiment l)

(11)

Het blijkt dat naast kwalitatief goed ruwvoer een verschil in kracht- voerniveau nauwelijks tot uiting komt in het gewichtsverloop. Alleen de BI-groep bij de tweede proef bleef duidelijk achter in gewicht, terwijl de Al-groep duidelijk sneller in gewicht toenam.

Het gewichtsverschil tussen de groepen ttgoed't en "minder goedtt ge- schikt voor de vleesproduktie is ontstaan tijdens de opfok en zette zich

voort na de overplaatsing in de stierenstal. Op de leeftijd van ca. 6

maanden trad er een verandering op en gingen de gewichten van de lichtere stieren evenveel of sneller toenemen dan die van de stieren, die 20-25 kg zwaarder waren bij de start van de proef. Waarschijnlijk treedt er, ui-

teraard bij gezonde dieren, na een wat tragere groei (ca. 100 gram) weer

een "inhaaleffect" op, mits de voeding aan hoge eisen voldoet.

Gewichtsverloop van de stieren geboren december

1975

(proef 2)

Figure 2 Weights of the bulls born in December

1975

(experiment 2)

Levendgewicht in kg/ Liveweight in kg

Slachtgewicht in kg/ Slaughterwei-ght in kg

(12)

De stieren, geboren in maart, waren bij aflevering twee maanden ouder

dan de stieren, geboren in december. Bij proef l waren de gewichten dan

ook vrij hoog. Door vertraging bij de aflevering bij proef l zijn de stie-

ren van d e A-groepen meer gaan vervetten en gemiddeld minder snel in ge- wicht toegenomen.

In tabel

4

wordt een overzicht gegeven van de weeggegevens, de groei

en de slachtkwaliteit.

Tabel

4

Overzicht weeggegevens, groei (grammen per dier per dag),

slachtkwaliteit en opbrengst Proef l Proef 2 Aantal stieren/ Nurnber of bulls Begingewicht in kg/ Initia1 weight in kg

Ge1:richt start proef in kg/

Weight start experiment in kg 238 214 239 215 169

149

l70

148

Groei in voorperiode/

Gain in preliminary period 830

730

839

730

799

669 805 662

Gewicht bij aflevering in kg/

Weight with delivery in kg

534 533

554

537

497

48%

494

468

Groei in proefperiode/

Gain during experimental period

1113 1181

1137

1162

1193

1228 1170 I151 Groei begin tot aflevering/

Gain from beginning to end 982

974

1002 966

1049

1023

1037

975

Slachtgewicht in kg (koud)/

Cold slaughterweight in kg

313

I 327

314

291 286 290 268

~anhoudin~spercenta~e/

Killing-out percentage 5896 58,7

59,o

5895 58,4 5897

5a97

57,4

Slachtbeoordeling l )/

J udging of slaughtering bevleesdheid/

fleshiness 4,O 4,O

4,o

430

4

-

490 490

4

-

bedekkend vet/ fat covering inwendig vet/

kidney and channel fat

4 -

3 +

4 -

3 4 - 3 + 3 + 3 +

3 - t

Opbrengst per kg in gld/

Returns per kg in guilders 6980 6984 6980 6983

6997

7904 7907

6,97

Survey of weighing data, gain (grammes per head per day), slaughter quality and yield

(13)

Uit tabel

4

blijkt, dat bij de start van d e proef de stieren van de groepen, aangeduid als goed geschikt voor de vleesproduktie, in de voor- periode ruim 100 gram per dier per dag meer waren gegroeid dan de stieren met minder goede aanleg. In d e proefperiode hebben echter de stieren van

de Al-groepen de hoogste groei behaald. Hier is dus een duidelijk !!in- haaleffect" ontstaan. Bij de BI-groepen is dit niet gelijk in beide proe- ven, Bij proef 1 blijkt wel een inhaaleffect op te treden maar bij proef 2 niet. Voor de stieren van de groepen goed geschikt voor d e vleesproduk- tie heeft meer of minder krachtvoer in het rantsoen geen verschillen in groei veroorzaakt. Voor de lichtere stieren met minder goede aanleg heeft een ruimere krachtvoergift gemiddeld ca. 50 gram groei per dag meer gegeven

De slachtgewichten zijn niet geheel vergelijkbaar door een verschil in afleveringsdatum. Bij proef 1 behaalden de B-groepen het hoogste slacht- gewi-cht. Bij proef 2 bleef de BI-groep belangrijk achter in slachtgewicht. Waarschijnlijk zullen de stieren met een wat trage groei in de eerste

6

maanden beter reageren op een hoger krachtvoerniveau dan de stieren die vanaf het begin een goede groei hebben gehad.

De stieren waren ingedeeld in d e groepen "geschikt" en "minder geschiktt1 voor d e vleesproduktie. Binnen deze groepen werden twee krachtvoerniveaus vergel eken/

The bulls were divided into the groups "suited" and "less suitedl! for beef production. Within these groups two concentrate levels were compared.

(14)

De verschillen in bevleesdheid zijn gering en er kan van goed be- vleesde stieren worden gesproken. De vetheid ligt met de waardering

3

-I- en.4

-

boven de optimaal gewenste vetheid. Vooral voor de stieren, gebo- ren in maart, zou een wat vroegere afzet op zijn plaats zijn geweest. De stieren waren echter door het hoge droge-stofgehalte van de snijmaiskuil (met daardoor een hoge energie-opname) belangrijk eerder slachtrijp dan was gepland. De prijs per kg, vastgesteld aan het levende dier (prijsvast-

stelling Coveco), hangt nauw samen met de slachtbeoordeling volgens de IVO-methode.

3.2.

In tabel

5

wordt een overzicht gegeven van de krachtvoeropname en -kosten.

Tabel

5

Opgenomen hoeveelheid krachtvoer per stier en de kosten tijdens de proefperiode

Proef 1 Proef 2

A A l B B l A A l B B l

Lengte proefperiode in dagen/ Duration experimental period

in days 266 270 277 277 2'75 276 277 278

Kg weidebrok (vre 7,O %)

304

316

243 243 324 324 148 148

Kg B-brok (vre 12,C %)

366

366

-

-

264 266

Kg B-brok (vre 18,O %) 366 366

405

405

264 266

3

3

3

3

Kg C-brok (vre 28,O %) 2 8

3

2

3

9

39

102 102 382 384

Totaal kg brok/

Total kg of concentrates 1064 1080

687

687

954

95%

563

565

Kg brok per stier per dag/ Kg of concentrates per head

per day 490

470

295 295

395

3,5

2,o 2,O

Kosten per stier aan kracht- voer in guldens l)/

Costs of concentrates per

head in guilders 1 ) 481 4.84

315

315

434

436

274 275

Tab1.e

5

Intake of concentrates per head and the costs during the experi- mental period (for "brok" see table 2)

l ) Voor het krachtvoer is een VRVI-prijs van f 0,40 aangenomen met een

toeslag voor1 kg vre van f 0,40/for the concentrates a VEVI-price of f 0,40 is assumed with an addition for 1 kg dcp of f 0,40 (for VEV1 see summary).

De stieren van de A-groepen kregen l , ? kg krachtvoer per dier per dag meer dan die van de B-groepen. Bij de A-groepen is door de grotere hoeveelheid krachtvoer in het rantsoen gebruik gemaakt van krachtvoer met minder eiwit

(15)

dat dus goedkoper was. De krachtvoerkosten per stier zijn gedurende de

proefperiode voor het hogere krachtvoerniveau ca. f 160 hoger dan voor het

lagere krachtvoerniveau.

De energie-opname uit ruwvoer en de kosten hiervan en de totale kosten staan in tabel 6 ,

Tabel 6 De opname aan vers gras en snijmaiskuil, de geschatte kosten van

het ruwvoer en de totale voerkosten per stier tijdens de proef- periode

Proef l Proef 2

Lengte proefperiode in dagen/ Duration experimental period

in days 266 270 277 277 275 276 277 27

Gem. ds-opname per dier (kg)/ Average DM-intake per head (kg)

- vers gras/fresh grass 265 247 293 281 258 243 312 29

- snijmaiskuil/maize silage S96 879 1126 1083 891 893 I138

l09

Totale ruwvoeropname proefpe- riode (kg)/

Total roughage intake experi- mental period (kg)

-

~S/DM 1161 1126

1419

l364

1149

1136 1450 138,

-

vre/dcp 87 76 92

90

70 67 86 8, VEVI/VEVI 1109 1077 1325 1269 1110 1094

1397

131'

Kosten in guldens/ Costs in guilders

-

VEV1 uit vers gras 2 f 0,20/

VEV1 of fresh grass at f 0,20

53

49

59

56 52

49

62 s[

- VEV1 uit snijmais à f O , ~ O /

VEVI of maize silage at f O,30 253 248 318 305 251 252 321 30t

- Totale voerkosten/

Total feed costs 787 781 692 676

737

737

657 641

Table 6 Intake of fresh grass and maize silage, the estimated costs of

the roughage and the total feed costs per head during the expe- rimental period

Uit tabel 6 blijkt, dat de hoogste droge-stofopname uit ruwvoer is

bereikt bij de stieren met de laagste krachtvoergift. De verdringing van ruwvoer door krachtvoer komt de stieren bij het verstrekken van een extra kg krachtvoer op ca. 0,7 kg droge stof uit ruwvoer (2).

Bij het verstrekken van onbeperkt ruwvoer met een hoge energiewaarde kan men bij de stieren niet dezelfde energie-opname behalen als met vrij

(16)

veel krachtvoer in het rantsoen. De ruwvoerkosten zijn voor de groepen stieren met de hoge ruwvoeropname ca. f 70 hoger dan voor de stieren met meer krachtvoer. Door de verschillende krachtvoerniveaus zijn de kracht- voerkosten ook verschillend. Deze hogere krachtvoerkosten gaan samen met

lagere ruwvoerkosten. Bij de groepen stieren met d e hoogste krachtvoer-

niveaus waren de totale voerkosten per stier echter ca. f 90 hoger dan bij d e stieren, die minder krachtvoer en meer ruwvoer kregen.

In tabel

7

zijn de opname en de verschillen in opbrengsten en kos-

ten per stier per dag weergegeven.

Uit tabel

7

blijkt dat d e stieren met het laagste krachtvoerniveau

krac roe^)

minder energie hebben opgenomen dan de stieren van de A-groep.

De groeiverschillen waren echter bijzonder klein, met als gevolg een la- gere voederconversie per kg groei voor de stieren uit de B-groepen. Door de verschuiving in de krachtvoer-/ruwvoerverhouding is bij meer ruwvoer

een betere voederconversie bereikt van ca.

585

VEV1 per kg groei oftewel

een voederbesparing (energie) van ca.

9 %,

Bij de berekening van de opbrengst in guldens van de meerdere groei per dag valt het op dat er geen verschillen in opbrengst zijn ontstaan

tussen de stieren van de A- en B-groepen (goede aanleg) door verschil in

krachtvoerniveau.

Voor de Al-en BI-groepen (minder goede aanleg) is e9n meerdere op-

brengst van f 0,20 per stier per dag ontstaan ten gunste van het hogere

krachtvoerniveau.

Voor de A- en Al-groepen (hoog krachtvoerniveau) geven de stieren

van de Al-groep met minder goede aanleg f 0,22 per dag hoger opbrengst

dan de stieren van de A-groep.

Voor de B- en BI-groepen (laag krachtvoerniveau) zijn deze verschil- len slechts f 0,04 per dag ten gunste van de stieren uit groep B1 met

minder goede aanleg.

In deze proef heeft een hoog krachtvoerniveau vooral een hogere meeropbrengst van de groei gegeven van de stieren met minder goede aan- leg (lager begingewicht bij de start van de proef).

De meerkosten in guldens per dag voor de voerkosten zijn vooral ontstaan door een verschil in de aangenomen VEVI-prijs voor krachtvoer en ruwvoer. Verder bleek het voederverbruik per kg groei (voederconver- sie) voor de stieren met het hogere krachtvoerniveau ook ongunstiger.

Het netto-overschot in guldens per dag is voor de stieren met goe-

de aanleg f 0,39 gunstiger wanneer een laag krachtvoerniveau is aange-

houden.

Voor de stieren met minder goede aanleg is dit teruggelopen tot

(17)

Tabel 7 De gemiddelde opname tijdens de proefperiode en de verschillen in kosten en opbrengsten (per dier per dag)

Proef l Proef 2 A Al B BI A Al B BI Opname ( in grammen)/ Intake in grammes Voederconversie k VEVI per kg groei/

Food conversion k VEVI per kg gai.n

Voederkosten per dier per dag in guldens/

Feed costs per head per day in guilders

Opbrengst meerdere groei in guldens per dier per dag l)/

Returns mor gain in guil- ders per head per dag I )

-

A minus B

-

Al minus B1

- A minus Al

-

B minus BI

Meerkosten in guldens per dag/ Higher costs in guilders per day

@l

A minus B +O9 46 +O,

31

- Al minus B1 +O 9

45

+O

,

36

A minus Al +O Y

07

+0901

B minus BI +O9

O6

-t-O,O6

Netto-overschot in guldens Per dag,'

Net return in guilders per day

- A minus B

Al minus B1

A minus Al

-

B minus BI

Table 7 Average intake during the experimental period and differences in costs and returns (per head per day)

1) Aangenomen prijs van f 4,20 per kg groei/asswned price of f 4,20 per kg gain.

(18)

blijken de stieren met minder goede aanleg f 0,26 per dagmeeropbrengst t e geven dan de stieren met goede aanleg.

Voor het lage krachtvoerniveau is dit verschil teruggelopen tot f O,O7 per stier per dag. Stieren met een goede aanleg oftewel zwaardere stieren door hogere groei in de opfokperiode kunnen met een lage kracht- voergift tijdens de mestperiode goede technische en economische resultaten geven.

3

3

In de saldoberekening zijn opgenomen de opbrengsten uit verkoop van de s.tieren, de aankoopkosten van het kalf en de gemaakte voerkosten tijdens de proefperiode. Alle andere kosten zoals voeding, opfokperiode, huisvestingskosten, rente kapitaal, uitval en arbeid zijn buiten beschou- wing gelaten. Deze kosten waren echter voor alle groepen stieren praktisch gelijk en als zodanig niet van invloed op de ontstane verschillen bij de saldoberekening.

In tabel 8 worden een overzicht gegeven van d e saldo's van de ver- schillende groepen stieren.

Tabel 3 Het verschil in kosten en opbrengsten van de stieren uitgedrukt

W

-in guldens per stier

Proef l Proef 2

Groepen

A

A1 B BI A Al B BI

Opbrengsten verkoop stieren/

Returns sales of bulls 2120 2142 2218 2045 2028 2013 2050 1868

os ten/

Costs Aankoop kalf/ purchase calf 386 378 384 385 556

555

558

561

-

Voeding proefperiode/ Feed experimental period 787 787 692 676

737 717

657

641

Saldo per stier/

Gross margin per bul1

947

983 1142 1084

735

721 815 666

Table 8 The difference in costs and returns of the bulls in guilders per bull

De aankoopkosten van de kalveren zijn voor.alle groepen praktisch gelijk. Men heeft bij de aankoop van de kalveren dan ook geen verschil- len kunnen vaststellen van welke kalveren meer of minder geschikt waren

voor d e vleesproduktie (clasificatie ~oveco). De voeding van de kalveren

(19)

zodat afgezien van eventuele verschillen in voeropname voor alle stieren eenzelfde groei mogelijk was. Voor proef 1 was de leeftijd van de kalveren bij de start van de proef ca. 7 maanden en voor proef 2 ca.

5

maanden.

Het verschil in het gewicht van de kalveren van de ingedeelde groe- pen berust hoofdzakelijk op een mindere groei in de opfok- en voorperiode. De mogelijkheid is in de afmestperiode aanwezig voor het optreden van com- pensatiegroei (inhaaleffect).

We zien dan ook dat bij een hoog krachtvoerniveau het saldo gemid- deld f I 1 per stier hoger is voor de stieren met een matige aanleg voor de vleesproduktie. Bij het lagere krachtvoerniveau ligt dit anders en geven de stieren met goede aanleg f 1 1 3 hoger saldo per stier. Dit zou kunnen inhouden dat stierkalveren welke een trage groei vertonen geduren- de de eerste

6

maanden een iets hogerekrachtvoergift rendabeler kunnen maken dan stieren welke vanaf het begin een goed-e groei vertonen.

Bij stieren met een goede aanleg geeft een lage ten opzichte van een hoge krachtvoergift een hoger saldo van f 147 per stier. Voor de stieren met matige aanleg loopt dit terug tot een hoger saldo van f 23. Deze verschillen in saldo's bij lage- en hogere krachtvoergiften worden

vooral bepaald door het verschil in prijzen tussen krachtvoer en snij- maiskuil.

Verder komt naar voren dat stieren met een goede jeugdgroei meestal ook een goede aanleg voor vleesproduktie hebben, die danmet2 &?,kgkrachtvoer en onbeperkt snijmaiskuil een hoge groei en een hoog sald-o per stier halen.

(20)

4

SAMENVATTING

Op het regionale onderzoekcentrum De Vlierd zijn twee proeven uit- gevoerd. Hierbij werden stieren, die meer of minder geschikt waren voor de vleesproduktie, vergeleken bij twee krachtvoerniveaus. Bij de aanvang van de proef was na de beoordeling van de geschiktheid van de stieren voor de vleesproduktie tussen de groepen met de goed en minder goed geschikte stieren een gewichtsverschil aanwezig van ruim 20 kg per stier. Er werd steeds onbeperkt ruwvoer verstrekt, bestaande uit vers gras of ingekuil- de snijmais, aangevuld met verschillende krachtvoerhoeveelheden. In to-

taal waren in de twee proeven 166 MRIJ-stieren betrokken met een gemid-

delde proefduur van

275

dagen. De resultaten van de proeven kunnen als

volgt worden samengevat.

-

Aan de stieren met het hoge krachtvoerniveau werd gemiddeld l , ?

kg krachtvoer per dier per dag meer verstrekt dan aan de stieren van het laagste krachtvoerniveau.

Er bleek per kg krachtvoer O,7 kg droge stof uit ruwvoer verdrongen t e worden.

Voor de stieren met het hoogs-te krachtvoerniveau waren de kracht-

voerkosten f 160 per stier hoger dan van de stieren met het lagere krachtvoerniveau, maar de ruwvoerkosten waren f 70 lager.

De totale energie-opname lag voor de stieren van het hogere kracht- voerniveau ca.

9

%

( ~ ~ ~ 1 ) b o v e n die van de stieren met het lagere krachtvoerniveau.

-

De groei van de stieren was voor alle groepen ongeveer gelijk. De

groepen stieren, die waren aangemerkt als minder geschikt voor de vleesproduktie en Lot het hoge krachtvoerniveau behoorden, ver- toonden de hoogste groei (inhaaleffect).

-

Door het verschil in energie-opname en het kleine verschil in de

groei van de stieren was de voederconversie voor de stieren met de

lagere krachtvoergift 585 VEV1 per kg groei gunstiger.

In de verkoopprijs van de stieren was weinig verschil. Een uitzon- dering vormden de stieren uit de tweede proef van de groep "minder geschikt" enflweinig krachtvoer1'. Deze brachten aanzienlijk minder OP

-

Op grond van bespierdheid en gewicht is het mogelijk op een leeftijd

van ca. 6 maanden stieren in te delen in minder of meer geschikt-

heid voor de vleesproduktie. Bij de groepen met het hoogste kracht- voerniveau bleek het verschil bij arlevering nauwelijks of niet meer aanwezig te zijn. Bij het lage krachtvoerniveau bleven de verschil- len tot het eind aanwezig.

(21)

Het hoogste netto-overschot is steeds verkregen bij stieren met een goede geschiktheid voor vleesproduktie en een lage kracht- voergif t.

(22)

On the experimental farm "De Vlierd" in Bruchem two experiments were carried out. Bull calves which were judged to be less suited for beef pro- duction on the base of fleshiness and weight, were compared at two con- centrate levels. At the beginning of the experiment, after judging the aptitude for beef production of the bulls, the difference in weight be- tween the groups o£ suited and less suited bulls was over 20 kg per bull. The roughage supply was ad lib., consistingof fresh herbage or maize si- lage, supplemented with different amounts of concentrates. In the two

experiments altogether 166 Meuse-Rhine-IJssel bulls (Dutch red-and-white)

were used with an average duration of the experimental periods of 275 days. The results of the experiments can be swnmarized as follows.

- The bulls with the high concentrate level were supplied on an ave-

rage

1.5

kg of concentrates per head per day more than the bulls.

of the 10.w concentrate level.

It appeared that per kg of concentrates

0.7

kg dry matter of roug-

hage was replaced.

- For the bulls with the highest concentrate level the concentrate

costs were f 160 per bul1 higher than for the bulls with the lower

concentrate level; the roughage costs were, however, f

70

lower.

-

For the bulls with the highest concentrate level the total energy

intabcvas c.

9

%

(VEVI) higher than that of the bulls with the lo- wer concentrate level.

-

The gain of the bulls was about the Same for al1 groups. The groups

of bulls, which were considered to be less suited for beef produc- tion and which were fed on the high concentrate level, showed the highest growth rate (compensatory growth).

As a result of the difference in energy intake and the smal1 dif- ference in gain of the bulls, the f003 conversjon for the bulls with theI.owerconcen-trate level was

585

VEV1 per kg gain higher.

- There was few difference in selling price of the -bulls. The bulls

in the second experiment of the group "less suited and few concen- trates" were an exeption. They were much cheaper.

- On the base of fleshiness and weight it is possible to divide bulls

of about 6 months old in suited or less suited for beef production.

With the groups with the highest concentrate level the difference had desappeared at delivery. With the low concentrate level the differences did nok disappear.

-

The highest net return was obtained with bulls with a good aptitude

(23)

Feed units

l k VEVI = 1000 VEVI (net energy for fattening) kcal = VEV1 x 1 , 6 5

kJ = VEV1 x 1 , 6 5 x

4,184

The new net energy system is discribed in "Intern rapport nr. 92" by

Dr. ir. A.J.H. van Es and Dr. ir. Y. van der Honing, IVVO, Lelystad,

(24)

5

* LITERATUUR

l.

A.C. Smits en A. Westera :

De invloed van het isoleren en mechanisch ventileren van een vlees- veestal op de technische resultaten.

Jaarverslag ROC De Vlierd

1976/1977 37

-

40.

2. A. Westera en H.E. Harmsen :

Onderzoek naar twee krachtvoerniveauo bij stieren met een verschil-

lende aanleg voor vleesproduktie.

(25)
(26)

TOT'MU TGE \IEIRS@NHE# RIISPZIRTEM , Prij& NP. 1. ~ ~ d d 6 e s p ~ , o d u k t 1 ~ in Frankrijk, IfsmJiq mneen st,udtkek, ap2tl19-71, wiDr&mcht

Br, 2 Pr* met propptmgtpag &s: praueMa midrld tigen stapencia meik- f

dekte. Ir, A. 0. Meijer en Ti- Boxt15 janmrt 1472.

Ir, 3. ChwiEIlalisq~tkst&ren vmr v h p r ~ u k t i e , VersTq~ van rer$airjbda

pmwen .p praktF}kbe.drsf~en. Ir, W. L Hmnqn, @huar$ IS72 t 3,-

If: R. ~lmpi;dukt4e in €flgeland, Vershg van mn studk~r& vasi 24 m1.9usU %t 3 sepwmer 3870. Ir. FaC, L H w t m v

m

Jr. CL M. M,pkm, jmudrj Istl, uttmk&t

hlr, 5. 6ipoeblng win mhltlkvcre in ds weid@. Lher~tuurstudle van praevew in de

periade l ~ l l m l . Tj, Bomrn,m! @?2. uiîuy -M Nr, 62 Ptltr&atvtrrgiftigIng bi ruhdvee aks gw&g van h*@ nitraatgetìaf+@n In gras-

bdpdukt!n, % Wilbì~is5r1 b%,~fleninber 11b7272 ujW6rCtoch~ #r. 7, t&4a& &m herinzaai en siksto$ op de,ep&rengst en de iie.batknimhe sa- '

mai-ns~elling wan grasland. G. Krist, o k t a h .1'9TS. , uttve&ocht

Nr. 8. DefhvloeSf q het stattype op degrbtlt wn sti~ren. Werstag Man onderzoek '

sp üe Y4ierd. H. 6. Harrnmn en A. C. 5nS&, vktobxjr 1972, f 4,-

&r. 9, ' He4 effe@ m maat~welon Zqen hst,raltjb Trichadirww bres in graslani3,

J. J. ~ o l d f i & g , , ~ k ~ e r

..

. j 1971. f 4- ' Nr.

10. EPi)Mwen van ktaokhroer +n mi- 'meikwee .in het najaat. 3 van

Gmifgén, ing., otr;2crbw 19T2, h i~ihre&o*ht

r.

1 I . ' ~ o ~ s t , r>p84% en trsetbsring Iran soijmaia i* ~~iord-~taiie, v\Iersíag wan een

stor6ieMs;. 01. Ir. D S . M. Eloónmn %a,, maait 1959.

PI-

Nr.

ri

~~nd\rl"*rduk.rirt in pbprd-4tzwli+& Veiarlag vebn een studlwerils. Ir. W. I,

- Hsimenm !r. H. be Boer, haart 1337% d 4,-

Nr. 19. Melkvse irj nhomeran herfst's n w p b o p a l . J. W. F. Hijinkm

6

Nxern, L

.

m m

7 Sf3. I

Nrv'14. t+gt geimll* y w qmputer b h t u n d v i m ~ ~ d e r i j . Verslag van een stu-

' - d~~@sn.aar,rerCe~entr8.. i?. N. Bwwct.us,s,a., j&@ 1973. , f

~ f ; li. 9iwhtrijp d i e " vao jonae &ier9rr. Ver@Mjkiia4j van drM systemen 'op ctcl

C. FZ. lfMaiWarhoave in 19f l en 1972, +j. E, kambn, ju11 1679. , utîwwkecht HF. f.6. lavleed w6 mbrenguur op de bpnnm van kullwoer door pinken. li. S.

S Schukklng en In$.A. 6. Heqguerld, w#u$tt~s 1973. f af--

NL 17. Verliezen br) het'lnkuiten Mn' bierenszatipa. Vetslag van &n proef .op

,,W Vllwd"'injXYFi. Ing. b. O. Wempvefd, septamtxir 1973. t 4,-

Nr. T& SlxijnWs tn de r u n d w ~ m l n g ' i n FraqkrIjk. Vamlag wn-een studIersis, Ir.

a Qoafentiorp e s , december 19B. uttw?r-t

Nr. 19, 'Vleespwuktfe met ~Tgekalfde vaafzeb. Ir. W. L. tfwmsen erl H, E, H a m

m, februari 19P4. uiitrerkacht

Nri B. tlwding van melkwee met weinig r i i & e r . sing. Ti, m e m , februari 1914. uibferkaht

I .

WF. 21. Ooglat, opslag en voegering van mij,msfs. Werkgroep QOQS~, opslsg en

-voedering van snijrna%, aprllISf4. u M r k w h t

Nr. 22, Gohapenh~udsrq ln Graat-Brittanni&. Vwstrlg wan een swdt&reSs. &L R Vtd.

Tal, Ir. J. A. M. V m a n s m Ir. H. J.W*ids, april 1974, uibmkn%ht

M;. 23. Muwibestrijding met herbiciden in jong grasland pj lage WnperaluPen. \Ing. L. b o r e b w m Ir. W. L&bh,april1@74. f 4-

Nr. 24. Dndefzoek rundulwpiduktie in & t ~ l t 8 ~ a n d ~ Verslag) van een studie-

mis. Ir. W. L fhrrnsen en Ir. C. A. SIZw*tsJeat, funi 19M, f 6- .

Nr. $23. Reactie van melkvee op vci6?deriftg mgt gedroogd eg ~ e p m t t ruwvoer, lng

J. wan Gemeijgen, J. W. F. Hibnk en Drs.. R. Krommeril, juni 1974. f 4,

Mr. 21% ZelSvMeFimg van snljmaîskuil in'vcrr@HjkinQ met aìtMmvoede&pimn.

VmJag van een s t u d i e m m ~ , h g i l s t u s 3Qtrl. ' u t ~ ~ t

Mt, 27. Voedering van jonge rl&ss~e~ain mA WMS gras m k~actthroe?. ing. H. E.

H & W S ~ M Ing. J. W. O ~ t t g W m ~ , & ~ w ~ U $ 1W&. ~ i p t k & t

Mr. ZB, De ~rrdv&ouderij tn tterEad. Verslag var^ ?en st~di;rsi@~ november f 974. uitwwkwht Nr: S. 5edriifssyffth%wn&@oek in de ~nckr@hw&Fij, februari 11975, ~~v&crdrr t

Mr. 30, 'Ruwbeders voor mnrl.vee in Nederland. WWuktte, hgndak, geb~uik. J. D.

Jstnse, *ril 1975, f 10,- Nr. 31, lnvtoad van grandbewerkìng oy) heringeMd bliivefid grgiCland, hg. J. J.

Woldring, fuli 1975. f 5,

Mr. 32, PeriocHeJm herinzaai van pi?ls-land met dkpe en ofidiepe grandöawerktng.

J. J. Wddiin& juli 1915. 1

Nr. 3% ~f~stofbt;ime6tln$6p gfa&lar~id fn het uoqrjMr, V8imta~ w@ sen o n d e m k

in de jaren 1971

urn

1;97% ing. 6.4. WaMring, jufi 't@%. . ' , .uItve~8cnt

i 1 . 2 ,

. .

\ l'

, . J

(27)

Mps f E,-

VerkrlIgbaar bij het Pnbefsmiian vaar @a RundvmOUderjl

RU&- 6,8219 PK 2JelysBd

doar storfing op glm r ; M T U l

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op middelzware en lichte grond werd het ploegwerk vaak beoordeeld als vlak en gesloten, het spitwerk als onregelmatig (ruw) en meer open. Op zandgrond was de grondlegging bij

Het gemiddelde percentage afval is bij de potplanten bij de ruimste plantafstand het laagst, bij de losse planten is dit alleen het geval bij Nummer Vijf. De Breedblad Volhart

De gekozen groepen bedrijven zijn gelegen in de belangrijkste weidestreken en in enkele gebieden met gemengde bedrij- ven; per gebied zijn de groepen voor zover het aantal

Overstap agrarisch beheer SNL naar gebiedsaanvraag agrarisch collectief Agrarisch natuurbeheerders met een SNL-beheersubsidie die doorloopt na 1 januari 2016 en binnen de

Vanaf november neemt de kwaliteit echter af, waardoor ook het prijspeilverschil met het glas- produkt groter wordt.' In oktober en november vindt er ook aanvoer plaats van

[r]

The geometric γ-ray models used in this study assume, as the basis for their basic topology, the retarded dipole model for the magnetic field (see Section 3.1).. In this section

In the chapter on architecture the author has exceeded the litnits of the period indicated on the title page of this history and thus gives himself the opportunity of